KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Landschappelijke En Natuurwetenschappelijke Waarden
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Bijlage 1 Te Slopen Glasopstand
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Architectuurhistorische Stijlengids
Bijlage 2 Landschapsverkenning Voor De Ontwikkeling Van Twee Woningen Op Landgoed Velder
Bijlage 3 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek En Historisch Veldonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Railverkeerslawaai
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Nota Van Zienswijzen

Partiële herziening Landgoed Velder 2007

Bestemmingsplan - Gemeente Boxtel

Vastgesteld op 17-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Partiële herziening Landgoed Velder 2007' met identificatienummer NL.IMRO.0757.BP01herzvelder-vst1 van de gemeente Boxtel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikt, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan een beperkt aantal personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.8 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.23 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 25° en ten hoogste 60°;

1.24 landgoed:

eem functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel omvat minimaal 10 hectaren grond en is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Als ruimtelijk kenmerk geldt dat er een raamwek van wegen, waterlopen, lanen en singels is, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;

1.25 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de verschijningsvorm van dat gebied;

1.26 natuurwetenschappelijke waarde:

aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.27 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.28 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, ten dienste van de bestemming;

1.29 uitbouw:

(grondgebonden) vergroting van een bestaande ruimte van een gebouw, meestal van één bouwlaag;

1.30 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.31 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.32 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.33 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.34 WUBBB:

de werkgroepuitvoering bestemmingsplan buitengebied 'Boxtel';

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.6 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.11 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Landschappelijke En Natuurwetenschappelijke Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen, niet in een volkstuincomplex;
  2. b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  3. c. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige ecologische en cultuurhistorische waarden;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. een samenhangend beheer van de gronden met daarbij behorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - landgoed'.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de tot 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    1. 1. Het verwijderen van de bovenste bodemlaag/bodemlagen;
    2. 2. Het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag;
    3. 3. Het verwijderen van een of meerdere bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
    4. 4. Het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel, eventueel tot in de diepere ondergrond (eenmalige ingreep met blijvend effect);
    5. 5. Het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
    6. 6. Diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
    7. 7. Het aanbrengen van drainagebuizen in de grond, in het algemeen op een diepte van 80-110 cm onder maaiveld;
    8. 8. Bemalen van een of meerdere percelen, waardoor de grondwaterspiegel er lager staat dan in het omringende gebied;
    9. 9. Aanbrengen van permanent, stuwend obstakel over de gehele breedte van een watergang. Hoogte zodanig dat waterloop ten dele of volledig geblokkeerd wordt;
    10. 10. Aanbrengen van een stuwend obstakel waarvan de werking tijdelijk geheel of gedeeltelijk opgeheven kan worden;
    11. 11. Aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen bestaande sloten en greppels;
    12. 12. Dichten van sloten of greppels met van elders aangevoerde grond;
    13. 13. Dichten van kleine wateren (poelen, vennen, wielen, afgesneden meanders) met van elders aangevoerde grond;
    14. 14. Het aanbrengen van houten of betonnen versteviging op of voor een oever;
    15. 15. Het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels. houtwallen)
    16. 16. Het planten van bomen en/of struiken;
    17. 17. Verwijderen gras en aanplanten of inzaaien van andere gewassen;
    18. 18. Het vernietigen en onderploegen van de graszode (doodspuiten, scheuren en/of onderploegen) op de gronden die reeds in gebruik zijn als bouwland of tuinbouwgrond en aanplanten van gewassen of jonge bomen, die permanent een bepaalde hoogte (soms meer dan 1 meter) hebben;
    19. 19. Het vernietigen en onderploegen van graszode doodspuiten, scheuren en/of onderploegen ten behoeve van de graszodenteelt of het aanplanten van bloembollen;
    20. 20. Het bestraten of asfalteren van de bodem;
    21. 21. Vergraven en eventueel plaatselijk rooien van houtgewas;
    22. 22. Voorzieningen die op of nabij de grond worden aangebracht en die na (een deel) van het teeltseizoen worden verwijderd, hieronder worden in ieder geval verstaan insectengaas, acryldoek, vlakveldfolie, folie en lage tunnels. Lage tunnels bestaan uit halfronde bogen tot maximaal 50 cm hoogte waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen;
    23. 23. Voorzieningen die op of nabij de grond worden aangebracht in de vorm van zogenaamde containervelden, deze kunnen bestaan uit een geheel verharde ondergrond van beton of uit omkeerbare voorzieningen waarbij gebruik wordt gemaakt van anti-worteldoek met daartussen opneembare verhardingen;
    24. 24. Voorzieningen die rond boom/sierteelt worden aangebracht in de vorm van boomteelthekken;
    25. 25. Wijzigen in vorm of omvang van aanwezige perceelsgrenzen of het verwijderen van aanwezige perceelsgrenzen zoals sloten, greppels of landschapselementen.
    26. 26. Het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,60 meter onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
    27. 27. Het aanleggen van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    28. 28. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
    29. 29. Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en /of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
  2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    2. 2. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
  3. c. De onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroep, in de hoofdgebouwen en bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 50 m² per woning;
  3. c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  4. d. een samenhangend beheer van de gronden met daarbij behorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - landgoed'.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels

6.1 Overige zone - Attentiegebied EHS

6.2 Overige zone - Behoud en herstel watersystemen

6.3 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied herstel watersystemen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - Wijzigingsgebied herstel watersystemen' wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijziging geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  2. b. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  3. c. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  4. d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  5. e. advies dient te worden ingewonnen bij het betrokken waterschap.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Landgoed Velder 2007'.

Bijlage 1 Te Slopen Glasopstand

Bijlage 1 Te slopen glasopstand

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Architectuurhistorische Stijlengids

Bijlage 1 Architectuurhistorische stijlengids

Bijlage 2 Landschapsverkenning Voor De Ontwikkeling Van Twee Woningen Op Landgoed Velder

Bijlage 2 Landschapsverkenning voor de ontwikkeling van twee woningen op Landgoed Velder

Bijlage 3 Quick Scan Flora En Fauna

Bijlage 3 Quick scan flora en fauna

Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek En Historisch Veldonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek en historisch veldonderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Railverkeerslawaai

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek railverkeerslawaai

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 7 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 7 Nota van zienswijzen