KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden – Landschapswaarden
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Plangrenzen
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Positionering Plangebied
2.2 Functionele Structuur
2.3 Archeologie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
Hoofdstuk 4 Doelstellingen Van Het Bestemmingsplan
4.1 Inleiding
4.2 Beschrijving Op Onderdelen
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Inleiding
5.2 Geluid
5.3 Externe Veiligheid
5.4 Water
5.5 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Hoofdopzet
6.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Toepassing Grondexploitatiewet
7.3 Financiële Haalbaarheid
Hoofdstuk 8 Communicatie
8.1 Inleiding
8.2 Vooroverleg
8.3 Inspraak

Buitengebied Teteringen, Geluidwering nabij Galgestraat

Bestemmingsplan - gemeente Breda

Vastgesteld op 24-09-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied Teteringen, geluidwering nabij Galgestraat' van de gemeente Breda;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2012051007-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 Extensief recreatief medegebruik

ongeorganiseerd recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving;

1.12 Landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk, cultuurhistorisch, ecologisch of geomorfologisch opzicht.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 Peil

de bovenkant van de spoorstaaf.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden – Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' tevens voor geluidwerende voorzieningen in de vorm van een geluidwal of -scherm of een combinatie daarvan;

  3. extensief recreatief medegebruik.

met daarbij behorend(e):

  1. verhardingen;

  2. groen.

3.2 Bouwregels

Op of in de tot 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' bestemde gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de noodzakelijke geluidwerende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 meter ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal'.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,50 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m² en de grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,50 meter;

  3. met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.

Deze bouwbeperking geldt niet voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 indien:

  1. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn;

  2. dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;

  2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,50 meter wordt ontgraven;

  4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

  6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  1. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Teteringen, geluidwering nabij Galgestraat".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Middels het bestemmingsplan Meulenspie-Valkenstraat is het mogelijk gemaakt binnen het betreffende plangebied woningen te bouwen. Vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van het nabijgelegen spoor is het in het kader van de geluidsbelasting op de gevels van de te bouwen woningen noodzakelijk om langs een deel van het spoor een geluidwerende voorziening aan te leggen. Nu deze voorziening niet binnen de (verkeers)bestemming van het spoor kan worden aangelegd maar aangelegd zal moeten worden in het aangrenzende gebied en de betreffende gronden een agrarische bestemming hebben is een aanpassing van de bestemming noodzakelijk. Het onderhavige plan regelt dit.

1.2 Ligging En Plangrenzen

Het plangebied blijft beperkt tot de strook waarbinnen de geluidwerende voorzieningen dienen te worden aangelegd en wordt aan de noordzijde begrensd door agrarische gronden binnen het bestemmingsplan Buitengebied Teteringen en aan de zuidzijde door het spoor.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied Teteringen zoals dat is vastgesteld op 21 oktober 2004, is goedgekeurd op 31 mei 2005 en onherroepelijk is geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2006.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

2.1 Positionering Plangebied

Het plangebied ligt langs het spoor Breda-Roosendaal en maakt onderdeel in feite onderdeel uit van agrarische gronden aan de noordzijde van het plangebied. De gronden worden thans nog voor al voor agrarische doeleinden gebruikt dan wel als achtertuin van een aangrenzende woning.

2.2 Functionele Structuur

De gronden zijn thans in gebruik bij de eigenaren voor of agrarische doeleinden of als achtertuin bij wonen.

2.3 Archeologie

Cultureel Erfgoed

In de nota Erfgoed in context ErfgoedVisie Breda 2008-2015 is vastgesteld dat het Bredase erfgoed de basis vormt van de Bredase identiteit en tevens de basis vormt van ruimtelijke ontwikkelingen in Breda. Om het erfgoed in brede zin op herkenbare wijze te kunnen inpassen in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprocessen is een goede inventarisatie noodzakelijk. In deze toelichting op het bestemmingsplan wordt het aanwezige cultureel erfgoed globaal in beeld gebracht en wordt aangegeven hoe deze waarden beschermd worden.

Archeologie wordt in het bestemmingsplan vertaald middels de Waarde Archeologie.

Archeologie

Het plangebied is gelegen op de lage dekzandrug Heusdenhout. Omdat dekzandruggen, vanwege de hogere ligging in het landschap, de hoogste kans hebben op het aantreffen van bewoningssporen heeft het plangebied grotendeels een middelhoge archeologische verwachting gekregen. Daarnaast vallen er binnen het plangebied ook een aantal lijnelementen met een hoge archeologische verwachting omdat daar sporen van de buitenwallen uit het beleg van Breda in 1624-25 en 1637, de dreef Lacoerdenstede en het Heininghoefstraatje worden verwacht. In het plangebied zijn, voor zover bekend, nog geen archeologische onderzoeken uitgevoerd.

Om de archeologische waarden in het gebied te beschermen conform het vastgestelde gemeentelijk beleid, de Monumentenwet 1988, waarin besloten ligt de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007, is de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen voor de gebieden die conform de Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed, deel 1. Archeologie zijn gekenmerkt als gebieden met een archeologische verwachting anders dan laag. Hetzelfde geldt voor de gebieden van archeologische waarden en gemeentelijke archeologische monumenten. Ter plaatse van gronden met een dubbelbestemming dient voorafgaand aan ontwikkelingen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd voor zover dieper dan 0,30 meter de grond ion wordt gegaan. De resultaten van het archeologisch onderzoek wordt door bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vervolgens vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Gelet op de beperktheid van het plangebied en de functiewijziging is in dit kader geen beleidskader beschreven.

Hoofdstuk 4 Doelstellingen Van Het Bestemmingsplan

4.1 Inleiding

Binnen het plangebied wordt het mogelijk gemaakt een geluidwerende voorzieningen te realiseren ten behoeve van de te bouwen woningen in het plan Meulenspie-Valkenstraat.

4.2 Beschrijving Op Onderdelen

De geluidwerende voorziening zal worden uitgevoerd in de vorm van een geluidswal. Hoe de geluidswal wordt vormgegeven is nog niet definitief ontworpen en is mede afhankelijk van de (toekomstige) technieken en de kosten. In overleg met de huidige grondeigenaren wordt gezocht naar een zo oprtimaal mogelijke invulling. Uitgangspunt is een natuurlijk ogende geluidsvoorziening die kan bestaan uit een scherm of een grondlichaam met daarop een scherm. In het ontwerp wordt gestreefd naar een zo gunstig mogelijke oplossing van het ruimtegebruik waarbij de geluidsvoorziening zo zuidelijk als mogelijk op het kavel wordt gerealiseerd.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Inleiding

Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam Breda dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht. Aangezien hier slechts een beperkt aantal milieubelangen betrokken zijn, zijn ook alleen deze belangen nader beschreven.

5.2 Geluid

5.2.1 Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid.

5.2.2 Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Deze normen ondervangen echter slechts voor een deel de problemen. Zo richt de wetgeving zich op zogenaamde gevoelige objecten zoals woningen, scholen en ziekenhuizen. Over het geluid in natuur- en of buitengebieden zijn geen normen in wetten opgenomen, terwijl ook dit geluid als storend wordt ervaren. Om de leefbaarheid te verbeteren of ten minste te handhaven, zal het beleid zich in de toekomst vooral richten op de bron van het geluid. De doelstelling ten aanzien van geluid in de Bredase milieuvisie is:

‘In 2015 is de geluidkwaliteit inzichtelijk bekend en aanvaardbaar. Een dynamische stad met stille plekken, zonder hinder en met voldoende rust.’

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk:

  1. wegverkeerlawaai;

  2. railverkeerlawaai;

  3. industrielawaai;

  4. vliegtuiglawaai.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai tijdens een ruimtelijke ordeningsprocedure wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er ligt geen geluidzone voor het vliegverkeer over het plangebied, waardoor deze vorm van geluid hier niet nader beschouwd wordt. In dit bestemmingsplan is enkel sprake van geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. De gemeente Breda heeft een ontheffingenbeleid Wet geluidhinder opgesteld in 2007 waarin onder andere is vastgelegd dat in uitbreidingsgebieden gebouwd moet worden binnen de normering van de Wet geluidhinder en dat geen ontheffing hoegere waarden kan worden verleend.

5.2.3 Onderzoek

Het onderhavige bestemmingsplan is bedoeld om de aanleg/bouw van een geluidwerende voorziening mogelijk te maken voor de te bouwen woningen in het bestemmingsplan Meulenspie-Valkenstraat. Het gaat hier om een geluidwerende voorziening tegen railverkeerslawaai.

Teneinde de best mogelijke oplossing te verkrijgen zijn een aantal varianten doorgerekend. De onderstaande varianten zijn doorgerekend op het effect ter plaats van de nieuwbouwlocaties. In de vergelijking zijn de noodzakelijke hoogtes van de afscherming weergegeven en de berekende geluidbelastingen op bouwplan Hoge Gouw.

Tabel 1 Rekenresultaten varianten Hoge Gouw

Variant

Omschrijving

Hoogte voorziening (aantal meter +bs)

Berekende Lden in dB

Hoge Gouw (maximaal)

2

inclusief bebouwing in dB Lden

-

59

3

groen scherm+ raildempers

1,5

53

4

groen scherm zonder raildempers

3,5

54

5

aarden wal + raildempers

2,0

55

6

aarden wal zonder raildempers*

5,0

55

7

spoorscherm + raildempers**

1,5

54

8

spoorscherm zonder raildempers

2,5

55

9

aarden wal + topscherm

3,5

55

10

alleen raildemper

-

55 (begane grond)

56 (verdieping)

Bovenstaande oplossingen genereren allen een oplossing die acceptabel is op akoestische gronden.

  1. Een aarden wal van 5 meter hoogte (variant 6) is zwaar bemeten in het landschap en heeft een flinke ‘basis’ nodig (footprint 10-15 meter breed). Hierdoor neemt deze aarden wal veel ruimte in.

  2. Groene schermen zijn momenteel slechts leverbaar tot 3 meter hoogte, dat betekent dat variant 4 niet uitvoerbaar is. Alternatief hiervoor is een relatief lage aarden wal realiseren als basis, en daar bovenop het groene scherm

  3. Er zijn twee varianten met het spoorscherm (7 en 8). Deze varianten zijn effectief op het gebied van geluidreductie, maar kennen een zware afhankelijkheid van een derde partij, Prorail.

  4. De varianten met raildempers betekenen even afhankelijkheid naar prorail toe en zijn dan ook niet eenvoudig uitvoerbaar.

De dimensionering van de voorziening wordt in de bestekken nader uitgewerkt. In onderstaandefiguur staat de akoestische situatie weergegeven en de indicatieve lengte van het scherm.

Figuur 1 variant 4 contouren groen scherm op aarden wal

[image]


Figuur 2 variant 4 Dimensionering voorziening

[image]

5.3 Externe Veiligheid

5.3.1 Algemeen

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Externe veiligheid gaat nadrukkelijk niet over de veiligheid van de mensen die werkzaam zijn binnen het bedrijf of de betreffende transportroute.

De doelstelling ten aanzien van externe veiligheid in de Bredase milieuvisie is: ‘In 2015 zijn de risico’s inzichtelijk, bekend en aanvaardbaar. Waar noodzakelijk liggen rampenplannen en vluchtroutes klaar. De hulpverleningsdiensten zijn opgeleid en de Bredanaars weten wat ze moeten doen bij gevaarlijke situaties’.

5.3.2 Regelgeving

Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico’s vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste regelingen zijn:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Staatsblad 2004 nr. 250;

  2. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Staatsblad 2010 nr. 686;

  3. Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen, Staatscourant 4/8/2004 nr. 147 (Basisnet weg en spoor).

De normen in de besluiten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. De externe veiligheidsrisico’s worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door te stellen dat een (fictief) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door het aantal transporten van gevaarlijke stoffen en de ongevalfrequentie en wordt uitgedrukt als een kans per jaar. De plaatsgebonden risicocontour is een contour waarbij alle punten met een gelijk risico met elkaar verbonden worden. Deze punten worden bepaald door de kans van optreden van diverse ongevalscenario’s. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is 10-6 per jaar en geldt voor nieuwe situaties. Hierbinnen mogen geen kwetsbare objecten worden toegevoegd en ook nieuwe beperkt kwetsbare objecten, zijn in beginsel niet toegestaan. Als het plaatsgebonden risico 10-8 per jaar is, wordt het als verwaarloosbaar beschouwd.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico wordt, behalve de ongevalfrequentie en het aantal transporten van gevaarlijke stoffen, tevens bepaald door de hoeveelheid aanwezige mensen in de nabijheid van een mogelijk ongeval. Bij het aangeven van representatieve hoeveelheden personen wordt gewerkt vanuit zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de hoeveelheid aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Bij het bepalen van het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan bovengenoemde normen. Ontwikkelingen zijn niet toegestaan indien deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Van de richtwaarden kan gemotiveerd worden afgeweken.

5.3.3 Onderzoek

Aan de zuidzijde van het plangebied, loopt het spoortraject Breda – Tilburg. Over dit spoortraject vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen.

Nu er binnen het plangebied geen ontwikkelingen mogelijk zijn die een toets aan de regelgeving in dit kader noodzakelijk maken is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor in het plan geen veligheidszone en derhalve ook geen regels hiervoor opgenomen.

5.4 Water

Het Waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het waterschap handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van Waterschap Brabantse Delta.

5.5 Duurzaamheid

Bij het (ver)bouwen wordt het milieu op verschillende wijzen belast. Hierbij dient zowel naar de bouwfase als naar het gebruik en het onderhoud gekeken te worden. De milieubelasting kan worden verminderd door bijvoorbeeld verantwoord materiaalgebruik, energie- en waterbesparing en afvalpreventie.

Uitgangspunt is dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van duurzamere bouwmaterialen. Duurzame bouwmaterialen zijn in principe bouwmaterialen die het milieu niet belasten en geen aanslag doen op uitputbare bronnen. Het uitgangspunt dient de volgende drie-stappen-strategie te zijn:

  1. Voorkom onnodig gebruik van grondstoffen.

  2. Gebruik eindeloze bronnen zoals hout, vlas, cellulose, leem, e.d.

  3. Gebruik eindige bronnen effectief

Omdat het afkoppelen van regenwater een doelstelling van het beleid is moeten enkel niet uitloogbare materialen worden toegepast.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

De voorgenomen ontwikkeling, dient - voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk - juridisch vertaald te worden. Het aangewezen planologische instrument hiervoor is het bestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, waarbij allereerst de hoofdopzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en daarna de inleidende regels en de bestemmingsregels aan bod komen.

6.2 Hoofdopzet

Het bestemmingsplan bestaat uit planregels (vóór 1 juli 2008 werden dit voorschriften genoemd), een verbeelding (voorheen de plankaart), vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In Nederland zijn sinds kort regels afgesproken over de naamgeving, de opbouw van de planregels en hoe deze worden verbeeld. Dit wordt de zogenoemde Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) genoemd. Dit alles om alle bestemmingsplannen in Nederland beter te kunnen vergelijken en ze ook digitaal uitwisselbaar te maken. Per 1 januari 2010 is deze digitalisering verplicht. Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld volgens deze landelijke richtlijnen en standaarden.

Indeling planregels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:

  1. Inleidende regels;

  2. Bestemmingsregels;

  3. Algemene regels;

  4. Overgangs- en slotregels.

Deze volgorde is gebaseerd op in indeling zoals deze is voorgeschreven in de SVBP.

In hoofdstuk 1 ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Daarnaast staat in dit hoofdstuk de wijze van meten, die aangeeft hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

In het volgende hoofdstuk ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de bestemmingen en hun gebruik (zie paragraaf 6.3). Daarna volgt het hoofdstuk ('Algemene regels') waar wordt ingegaan op de algemene regels, zoals algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en procedureregels die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. Hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bouwwerken en de citeertitel van het plan, zoals die overgenomen moeten worden uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.3 Bestemmingen

Agrarisch met waarden - landschapswaarden

Met deze bestemming is aansluiting gezocht bij de bestemming van de gronden in het vigerende bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is vanwege het specifieke doel van het plan binnen het plangebied geen bebouwing toegestaan. Uitzondering is gemaakt voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan.

7.2 Toepassing Grondexploitatiewet

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of omgevingsvergunning met afwijking. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:

  1. de bouw van een of meer woningen;

  2. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;

  3. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bvo of met een of meer woningen;

  4. de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;

  5. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bvo bedraagt;

  6. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 bvo m².

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

Nu geen van de in artikeel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening genoemde bouwplannen aan de orde is, is geen exploitatieplan benodigd.

7.3 Financiële Haalbaarheid

De kosten voor de aankoop van de gronden benodigd voor de geluidwerende voorziening en de aanlegkosten zijn opgenomen in de grondexploitatie voor het gebied Hoge Gouw. Hiermee is de uitvoerbaarheid van dit project gegarandeerd.

Hoofdstuk 8 Communicatie

8.1 Inleiding

Tijdens het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de te volgen wettelijke procedure voor het bestemmingsplan vastgelegd. Voor het onderhavige bestemmingsplan komt de relevante communicatie in dit hoofdstuk aan bod.

8.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  1. provincie Noord-Brabant

  2. Waterschap Brabantse Delta

  3. Prorail.

Er zijn schriftelijke reacties ingekomen van De Directie Ruimteliojke ordening en handhaving van de provincie Noord-Brabant en van Waterschap Brabantse Delta.

Hieronder zijn de beide reacties kort samengevat en van commentaar voorzien.

Directie ruimtelijke ordening en handhaving

Inhoud reactie

De geluidwering is geprojecteerd binnen het gebied dat op grond van de Verordening ruimte is aangewezen als Groenblauwe mantel. Het betreft hier een ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied en op grond van artikel 2.2. van de Verordening ruimte dient hierbij invulling te worden gegeven aan de verplichte kwaliteitsverbetering. In het plan is daar geen invulling aan gegeven. Verzocht wordt inzage te geven in de maatregelen die een positieve bijdrage leveren aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarde en kenmerken in het gebied.

Commentaar

De geluidwerende voorziening zal worden uitgevoerd middels een aarden wal (tot 1.40 meter hoogte) met daarop meen geluidsscherm (3 meter hoog). de aarden wal zal over de hele lengte aan de spoorkant worden beplant overeenkomstig de regels in de Landschapsinvesteringsregeling Breda (inheemse beplanting). Het betreft hier agrarische gronden en een spoorlandschap.Ten behoeve van het onderhoud van deze wijde van de wal zal bij de aanleg van de wal rekening worden gehouden met een onderhoudsstrook van 4 meter langs het spoor. Overigens levert het afschermen van het onderhavige gebied van de naastgelegen (drukke) spoorlijn al een extra verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voor het achterliggende bebouwde en onbebouwde gebied.

Waterschap Brabantse Delta

Inhoud reactie

Verzocht wordt in de toelichting in de waterparagraaf aandacht te schenken aan de eisen en randvoorwaarden die gelden voor oppervlaktewater op basis van de keur van het Waterschap. In hun reactie doen ze een tekstvoorstel.

Verder verzoeken zij in de plantoelichting aandacht te schenken aan het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen.

Commentaar

De aangedragen tekst is in de toelichting op het plan opgenomen.

In de toelichting is een stukje opgenomen over het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen.

8.3 Inspraak

Het voeren van inspraak is sinds de wijziging van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 niet langer verplicht gesteld. Gezien de beperkte impact op de omgeving en het gegeven dat met de aangrenzende eigenaren in het kader van de grondaankoop over dit plan is gesproken, wordt geen aparte inspraak voor dit plan gevolgd. Daar komt nog bij dat bij de procedures rond het bestemmingsplan Meulenspie-Valkenstraat er al gesproken is over een noodzakelijke geluidwerende voorziening ten behoeve van de bouw van de woningen aldaar. Dit plan is indertijd wel onderworpen geweest aan inspraak.