KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Diverse Locaties In Breda Zuid-oost
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Hoofdstuk 3 Beleid
Hoofdstuk 4 Doelstellingen Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Milieu En Landschap
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Communicatie

Herziening diverse locaties in Breda 2016

Bestemmingsplan - gemeente Breda

Vastgesteld op 02-02-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Herziening diverse locaties in Breda 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2016101003-0401 van de gemeente Breda.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Archeologische waarden

Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.5 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een bedrijventerrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.6 Bevi-inrichting

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.7 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.8 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.9 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.10 Plattelandswoning

Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarische bedrijf c.q. inrichting, die beschouwd wordt als onderdeel van dat agrarische bedrijf c.q. die inrichting maar die door derden, die niet functioneel zijn verbonden met het agrarische bedrijf c.q. de inrichting, mag worden bewoond;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Waarde - Archeologie

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

2.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’.

  2. In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen:

  1. gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m².

  1. Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.

2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 2.2 indien:

  1. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of

  2. passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;

  4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

  6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  1. Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  2. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 3 Algemene Aanduidingsregels

3.1 overige zone - 01

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 01" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Steenakker, Stadionstraat e.o.’, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009039002-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 3 juni 2010 en onherroepelijk geworden op 18 januari 2012, onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 01":

  1. op een deel van de gronden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is toegevoegd en artikel 2 uit onderhavig plan eveneens van toepassing is;

  2. de aanduiding ‘bouwvlak’ is toegevoegd en de gebiedsaanduiding “geluidszone – industrie” is vervallen.

3.2 overige zone - 02

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 02" zijn de regels uit het bestemmingsplan 'Ginneken', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009029001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 15 maart 2012 en onherroepelijk geworden op 6 februari 2013 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 02":

  1. de bestemming "Bedrijf" is gewijzigd naar de bestemming "Wonen";

  2. in afwijking van artikel 17.2.1 onder c. uit het bestemmingsplan 'Ginneken', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009029001-0501 het aantal woningen maximaal 7 mag bedragen;

  3. de ligging van de aanduiding 'bouwvlak' is gewijzigd;

  4. in afwijking van artikel 17.2.2 onder a. uit het bestemmingsplan 'Ginneken', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009029001-0501 andere bouwhoogten zijn toegestaan, hiertoe is de aanduiding "maximum bouwhoogte (m): 4" en de aanduiding "maximum bouwhoogte (m): 7" toegevoegd.

3.3 overige zone - 03A

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 03A" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'IJpelaar’, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009027001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 29 april 2010 en onherroepelijk geworden op 15 juni 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 03A" de aanduiding 'bedrijfswoning' is toegevoegd.

3.4 overige zone - 03B

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 03B" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'IJpelaar’, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009027001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 29 april 2010 en onherroepelijk geworden op 15 juni 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 03B" de aanduiding 'bedrijfswoning' en de aanduiding "maximum bebouwingspercentage ( %): 100%" is toegevoegd.

3.5 overige zone - 03C

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 03C" zijn de regels uit het bestemmingsplan 'IJpelaar’, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009027001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 29 april 2010 en onherroepelijk geworden op 15 juni 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 03C":

  1. de bestemming "Gemengd" is gewijzigd naar de bestemming "Wonen";

  2. de aanduidingen "maximum bouwhoogte (m): 7" en "maximum bebouwingspercentage terrein (%): 50" zijn vervallen.

3.6 overige zone - 04

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 04" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'IJpelaar’, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009027001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 29 april 2010 en onherroepelijk geworden op 15 juni 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 04" de bestemming "Verkeer" is gewijzigd naar de bestemming "Wonen".

3.7 overige zone - 05

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 05" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Brabantpark', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2010006001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 26 september 2011 en onherroepelijk geworden op 6 februari 2013 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 05":

  1. de functie 'detailhandel' niet is beperkt tot uitsluitend op de begane grond;

  2. de aanduiding ‘bouwvlak’ is toegevoegd.

3.8 overige zone - 06

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 06" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Ruitersbos', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.07580000B043- met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 14 februari 2008 en onherroepelijk geworden op 16 september 2008 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 06":

  1. de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is toegevoegd en artikel 2 uit onderhavig plan eveneens van toepassing is;

  2. de aanduiding ‘bouwvlak’ is toegevoegd.

3.9 overige zone - 07

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 07" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Ruitersbos', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.07580000B043- met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 14 februari 2008 en onherroepelijk geworden op 16 september 2008 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 07":

  1. de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is toegevoegd en artikel 2 uit onderhavig plan eveneens van toepassing is;

  2. de gronden in het geheel de bestemming "Woondoeleinden" hebben;

  3. de aanduiding ‘bouwvlak’ is toegevoegd.

3.10 overige zone - 08

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 08" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Ulvenhout', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009060001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 11 februari 2010 en onherroepelijk geworden op 24 augustus 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 08" de ligging van de aanduiding ‘bouwvlak’ en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - erfbebouwing" is gewijzigd.

3.11 overige zone - 09

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 09" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Ulvenhout', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009060001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 11 februari 2010 en onherroepelijk geworden op 24 augustus 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 09":

  1. de bestemming "Wonen" voor een deel van de gronden is aangepast naar "Verkeer";

  2. de aanduiding ‘bouwvlak’ is toegevoegd.

3.12 overige zone - 10

Ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 10" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Overakker - Blauwe Kei’, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2011028001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 3 juni 2010 en onherroepelijk geworden op 18 januari 2012 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 10":

  1. het aantal woningen maximaal 8 mag bedragen;

  2. de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is toegevoegd;

  3. de aanduiding "nokrichting" is vervallen.

3.13 overige zone - 11

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 11" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Heusdenhout', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2009024001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 29 april 2010 en onherroepelijk geworden op 16 februari 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 11":

  1. de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg" is vervallen;

  2. de aanduidingen "veiligheidszone - bevi lpg afleverzuil", "veiligheidszone - bevi lpg reservoir", "veiligheidszone - bevi lpg reservoir invloedsgebied GR contour", "veiligheidszone - bevi lpg vulpunt" en "veiligheidszone - bevi lpg vulpunt invloedsgebied GR contour" zijn toegevoegd en artikel 3.17 tot en met 3.21 uit onderhavig plan van toepassing zijn.

3.14 overige zone - 12

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 12" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Hoge Vucht, Biesdonkweg 31', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2013043004-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 26 september 2013 en onherroepelijk geworden op 16 februari 2011 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 12":

  1. de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg" is vervallen;

  2. de aanduidingen "veiligheidszone - bevi lpg afleverzuil", "veiligheidszone - bevi lpg reservoir", "veiligheidszone - bevi lpg reservoir invloedsgebied GR contour", "veiligheidszone - bevi lpg vulpunt" en "veiligheidszone - bevi lpg vulpunt invloedsgebied GR contour" zijn toegevoegd en artikel 3.17 tot en met 3.21 uit onderhavig plan van toepassing zijn;.

3.15 overige zone - 13

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 13" zijn de regels uit en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Brabantpark', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2010006001-0501 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 26 september 2011 en onherroepelijk geworden op 6 februari 2013 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 13":

  1. de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is toegevoegd;

  2. de bepalingen uit artikel 15 Wonen van toepassing zijn.

3.16 overige zone - 14

ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 14" zijn de regels uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013’, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2012059001-0403 onverkort van toepassing, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - 14" de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - plattelandswoning’ is opgenomen.

3.17 veiligheidszone - bevi lpg afleverzuil

  1. Het is verboden om binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg afleverzuil' kwetsbare objecten, zoals genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen op te richten of te vestigen.

  2. Voor wat betreft het oprichten of vestigen van beperkt kwetsbare objecten binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg afleverzuil' moet rekening worden gehouden met de richtwaarde zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.18 veiligheidszone - bevi lpg reservoir

  1. Het is verboden om binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg reservoir' kwetsbare objecten, zoals genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen op te richten of te vestigen.

  2. Voor wat betreft het oprichten of vestigen van beperkt kwetsbare objecten binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg reservoir' moet rekening worden gehouden met de richtwaarde zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.19 veiligheidszone - bevi lpg reservoir invloedsgebied GR contour

Voor iedere ontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg reservoir invloedsgebied GR contour' moet het groepsrisico te worden berekend en verantwoord.

3.20 veiligheidszone - bevi lpg vulpunt

  1. Het is verboden om binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg vulpunt' kwetsbare objecten, zoals genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen op te richten of te vestigen.

  2. Voor wat betreft het oprichten of vestigen van beperkt kwetsbare objecten binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg vulpunt' moet rekening worden gehouden met de richtwaarde zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.21 veiligheidszone - bevi lpg vulpunt invloedsgebied GR contour

Voor iedere ontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi lpg vulpunt invloedsgebied GR contour' moet het groepsrisico te worden berekend en verantwoord.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan "Herziening diverse locaties in Breda 2016".

Diverse Locaties In Breda Zuid-oost

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op diverse locaties welke verspreid in Breda gelegen zijn. Het betreft de volgende locaties:

  1. Tramsingel 74 / Lunetstraat 1;

  2. Fatimastraat 146 en 146 A t/m F;

  3. Mathenessestraat 45 – 45A, Mathenessestraat 49 en Mathenessestraat 53;

  4. Doornenburgstraat 1;

  5. Tilburgseweg 16-16A;

  6. Händellaan-Brahmslaan;

  7. Schrauwenhof;

  8. Slotlaan-Markdal-Dorpstraat;

  9. Hoogsteen-Steenland-Smidsheining;

  10. Bavelselaan 131-143;

  11. Heerbaan 190;

  12. Biesdonkweg 31;

  13. Heusdenhoutsestraat 16-16A;

  14. Liesboslaan 125.

Voor ieder van deze locaties kan geconstateerd worden dat het vigerende bestemmingsplan niet in overeenstemming is met de feitelijke situatie of met de juridische situatie.

Dit bestemmingsplan is er op gericht om aan die discrepantie een einde te maken en om de juridisch - planologische situatie in overeenstemming te brengen met de juridisch correcte situatie.

1.2 Ligging en plangrenzen

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan voorziet in een aanvullende regeling ten aanzien van de volgende vigerende bestemmingsplannen: Locatie Bestemmingsplan Datum onherroepelijk

Tramsingel 74 / Lunetstraat 1 : Steenakker, Stadionstraat e.o. 18.01.2012

Fatimastraat 146 en 146 A t/m F : Ginneken 06.02.2013

Mathenessestraat, 45 – 45A, 49 en 53 : IJpelaar 15.06.2009

Doornenburgstraat 1 : IJpelaar 15.06.2009

Tilburgseweg 16-16A : Brabantpark 06.02.2013

Händellaan-Brahmslaan : Ruitersbos 06.01.2009

Schrauwenhof e.o. : Ruitersbos 06.01.2009

Slotlaan-Markdal-Dorpstraat : Ulvenhout 06.08.2011

Hoogsteen-Steenland-Smidsheining : Ulvenhout 06.08.2011

Bavelselaan 131-141 : Overakker - Blauwe Kei 19.09.2013

Heerbaan 190 : Heusdenhout 16.02.2011

Biesdonkweg 31 : Hoge Vucht, Biesdonkweg 31 21.11.2013

Heusenhoutsestraat 16-16A : Brabantpark 06.02.2013

Liesboslaan 125 : Buitengebied Zuid 2013

Voor alle locaties, met uitzondering van de locatie Bavelselaan 131-141, geldt bovendien het paraplu-bestemmingsplan "Smart-, Grow- en Headshops en Belwinkels" (15.10.2009).

Voor de locaties Mathenessestraat, 45 – 45A, 49 en 53 en Fatimalaan 146 en 146 A t/m F geldt bovendien het paraplu-bestemmingsplan 'Parkeernormen' (25.09.2006).

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’ voorziet in een aanvullende bestemmingsplanregeling voor diverse locaties binnen Breda. Het plan is erop gericht om de vigerende bestemmingsplannen aan te vullen met een correctie. Per locatie blijft het vigerende bestemmingsplan onverkort van toepassing, met inachtneming van de correctie uit het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

2.1 Inleiding

De planlocaties liggen verspreid door de gemeente Breda. Het betreft de volgende locaties:

  1. Tramsingel 74 / Lunetstraat 1;

  2. Fatimastraat 146 en 146 A t/m F;

  3. Mathenessestraat 45 – 45A, Mathenessestraat 49 en Mathenessestraat 53;

  4. Doornenburgstraat 1;

  5. Tilburgseweg 16-16A;

  6. Händellaan-Brahmslaan;

  7. Schrauwenhof;

  8. Slotlaan-Markdal-Dorpstraat;

  9. Hoogsteen-Steenland-Smidsheining;

  10. Bavelselaan 131-143;

  11. Heerbaan 190;

  12. Biesdonkweg 31.

  13. Heusdenhoutsestraat 16-16A;

  14. Liesboslaan 125.

Hieronder wordt per locatie een korte beschrijving van de ligging gegeven en daarbij wordt tevens aangegeven wat de reden voor de herzien is.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages.

Het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’ is erop gericht om de vigerende bestemmingsplannen aan te vullen met een correctie. Per locatie blijft het vigerende bestemmingsplan onverkort van toepassing, met inachtneming van de correctie uit het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’.

In dit hoofdstuk is het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat en van een conclusie voorzien, doch enkel voor zover de aard van de correctie hiertoe aanleiding geeft. Voor het andere beleid wordt daarom kortheidshalve verwezen naar de vigerende bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 4 Doelstellingen Van Het Bestemmingsplan

4.1 Doelstelling

Voor alle locaties geldt een zelfde doel; het in overeenstemming brengen van het planologische regiem met de feitelijke of juridische situatie, danwel de bestuurlijke besluitvorming.

Locatie

Aanpassing

Locatie 1

Tramsingel 74 / Lunetstraat 1

Aanduiding ‘bouwvlak‘ toevoegen

Aanduiding ‘geluidszone – industrie’ verwijderen.

Dubbelbestemming 'Waarde Archeologie' toevoegen.

Locatie 2

Fatimastraat 146 en 146 A t/m F

Het gebruik van het bedrijfspand voor bewoning in het verleden legaal tot stand gekomen en valt onder het overgangsrecht. Planologisch verankeren, omzetten bestemming naar Wonen.

Locatie 3A

Mathenessestraat 45 – 45A

Aanduiding 'bedrijfswoning' opnemen.

Locatie 3B

Mathenessestraat 53

Aanduiding 'bedrijfswoning' opnemen.

Locatie 3C

Mathenessestraat 49

Omzetten bestemming naar wonen.

Locatie 4

Doornebrugstraat 1

Omzetten bestemming naar wonen.

Locatie 5

Tilburgseweg 16-16A

Aanduiding ‘bouwvlak‘ toevoegen.

Detailhandel ook toestaan op de verdieping.

Locatie 6

Händellaan-Brahmslaan

Dubbelbestemming 'Waarde Archeologie' toevoegen.

Aanduiding ‘bouwvlak‘ toevoegen

Locatie 7

Schrauwenhof

Dubbelbestemming 'Waarde Archeologie' toevoegen.

Gehele vlak bestemming Woondoeleinden

Aanduiding ‘bouwvlak‘ toevoegen

Locatie 8

Slotlaan-Markdal-Dorpstraat

Ligging aanduiding ‘bouwvlak' en aanduiding "specifieke bouwaanduiding - erfbebouwing" wijzigen

Locatie 9

Hoogsteen-Steenland-Smidsheining

Deel gronden bestemmen als Verkeer

Aanduiding ‘bouwvlak‘ toevoegen

Locatie 10

Bavelselaan 131-143

de bouw van 8 woningen was in het verleden al planologisch mogelijk gemaakt, repareren.

Locatie 11

Heerbaan 190

de veiligheidszones vanwege de LPG afleverzuil, het LPG vulpunt en het LPG reservoir volledig opnemen op de verbeelding

Locatie 12

Biesdonkweg 31

de veiligheidszones vanwege de LPG afleverzuil, het LPG vulpunt en het LPG reservoir volledig opnemen op de verbeelding

Heusenhoutsestraat 16-16A

Aanduiding 'bedrijfswoning' opnemen.

Liesboslaan 125 Aanduiding 'plattelandswoning'

Hoofdstuk 5 Milieu En Landschap

5.1 Inleiding

Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam Breda dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.

Het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’ is erop gericht om de vigerende bestemmingsplannen aan te vullen met een correctie. Per locatie blijft het vigerende bestemmingsplan onverkort van toepassing, met inachtneming van de correctie uit het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’.

In dit hoofdstuk zijn de milieuaspecten besproken voor zover de aard van de correctie hiertoe aanleiding geeft. Voor het overige wordt daarom kortheidshalve verwezen naar de vigerende bestemmingsplannen.

5.2 Milieueffectrapport

Het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’ voorziet niet in een dusdanige ontwikkeling dat het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is. In de navolgende paragrafen worden de milieuaspecten beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Het uitvoeren van een milieueffect rapportage is voor dit plan niet aan de orde. In de navolgende paragrafen worden de relevante milieuaspecten beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

5.3 Bodem

Algemeen

De algemene doelstelling van het Rijk is dat in 2030 alle ernstige verontreinigingen van de (water)bodem zijn gesaneerd en /of onder controle zijn. De doelstelling ten aanzien van bodem in de milieuvisie van de gemeente Breda is: In 2015 is Breda een eind op weg richting de landelijke doelstelling: een stad op een stevige, leefbare en duurzame bodem, die geschikt is voor een breed gebruik. Alle historische bodemverontreinigingen zijn gesaneerd of beheersbaar geworden.

Door het (industriële) verleden van Breda, kunnen er lokaal in meer of minder mate verontreinigingen aanwezig zijn. De gemeente Breda heeft de betreffende locaties geïnventariseerd en combineert deze informatie met de vele bodemonderzoeken die zijn of worden uitgevoerd bij bv bouw, aan/verkoop en grondverzet. Al deze zaken zijn bij de gemeente beschikbaar in bodeminformatiesystemen en worden gebruikt bij beoordelingen en advisering. Locaties met daarop een zogeheten wettelijke beoordeling (beschikking) zijn bovendien kadastraal geregistreerd.

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico’s voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico’s te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico’s (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten “ernstige vervuilingen” in meer of minder mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Beoordeling bodemkwaliteit

Om kansen te benutten en problemen te voorkomen is het van belang dat er bij (ver)bouw en ontwikkelingen tijdig kennis is van de bodemkwaliteit. De gemeente bewaakt dit door in voorkomende gevallen een bodemonderzoek uit te voeren of te verlangen. De uitkomsten hiervan toetst de gemeente aan de regels die gesteld zijn in de Wet bodembescherming (Wbb). Op basis van deze wet, landelijke circulaires en het Bredase bodembeleid wordt bepaald waaraan de kwaliteit van de bodem wordt getoetst en of er maatregelen (bv beheer of sanering nodig is). De uiteindelijke bodemkwaliteit moet voldoen aan de functie.

Grondverzet

Grondverzet moet overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit geschieden. Als gevolg van dit Besluit, heeft de gemeente Breda op basis van lokaal geldende bodemkwaliteiten een Bodemkwaliteits- en functiekaart vastgesteld. Op deze bodemfunctiekaart is de gemeente ingedeeld in de functies ‘wonen’, ‘industrie’ en ‘niet ingedeeld’. De kwaliteit van de grond die op een locatie wordt gebruikt moet voldoen aan de vastgelegde functie en bodemkwaliteit. Het gaat hierbij om de ‘natuurlijke’ achtergrondkwaliteit, verontreinigde locaties zijn van deze kaart uitgesloten. Hiervoor geldt het gebruikelijke onderzoeks- en saneringstraject.

Ondergrond

Naast de (milieukundige) bodemkwaliteit speelt er steeds meer in de ondergrond. Denk aan installaties voor Koude- Warmte Opslag (KWO), kabels en leidingen, archeologie, etc. Het meenemen van de ondergrond in de planvorming, geeft ruimtelijke, milieukundige en financiële voordelen (lagenbenadering). Door de ondergrond efficiënt in te richten, kan een gemeente functies als waterberging en Koude- Warmte Opslag zo goed mogelijk bereiken. Alleen door slim gebruik van de ondergrond , blijft deze schatkamer voor biodiversiteit, milieukwaliteit, schoon water, cultuurhistorie en geologie beschermd. m.b.t. de ondergrond vraagt de gemeente dan ook aandacht voor:

  1. grondwateronttrekkingen: bijvoorbeeld bronnering bij bouwwerkzaamheden. Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren en de Lozingsregeling riolering meldingen c.q. aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.

  2. Plaatsing Koude- Warmte Opslag (KWO) installaties. Deze kunnen niet overal geïnstalleerd worden: mogelijk is er ongewenste beïnvloeding van een andere KWO installatie of een grootschalige grondwaterverontreiniging. De gemeente wil alle installaties registreren (dus zowel open als gesloten systemen). Voor een open systeem is bovendien vergunning van de provincie nodig.

Plangebied

Het plangebied omvat de volgende locaties.

Nummer

Locatie

Bodeminformatie algemeen

Onderzoek nodig

1

Tramsingel 74 / Lunetstraat 1

2

Fatimastraat 146 en 146 A t/m F

Op een gedeelte van het terrein is een verontreiniging aanwezig in het middeldiep grondwater.

3A

Mathenessestraat 45 – 45A

Locatie voldoende onderzocht

3B

Mathenessestraat 53

Locatie voldoende onderzocht

3C

Mathenessestraat 49

Locatie voldoende onderzocht

4

Doornenburgstraat 1

Geen onderzoek geregistreerd

5

Tilburgseweg 16-16A

De boven- en ondergrond is licht verontreinigd met kobalt, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink en PAK. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en nikkel.

6

Händellaan-Brahmslaan

Ter plaatse van Willem van Oranje laan is een met zand afgevulde ondergrondse tank aanwezig

7

Schrauwenhof

Locatie voldoende onderzocht

8

Slotlaan-Markdal-Dorpstraat

Geen onderzoek geregistreerd

9

Hoogsteen-Steenland-Smidsheining

10

Bavelselaan 131-143

Geen onderzoek geregistreerd

11

Heerbaan 190

12

Biesdonkweg 31

13

Heusenhoutsestraat 16-16A

14 Liesboslaan 125

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de meeste gevallen betreft de locatie bestaande (woning)bouw waar een bouwvlak niet is getekend op de verbeelding of het toegestaan aantal woningen ten onrechte niet is genoemd. De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Conclusies onderzoek

Indien een locatie bebouwd gaat worden of indien meer dan 25m² grond verplaatst gaat worden is een bodemonderzoek noodzakelijk. Onderhavig plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De bebouwing is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

5.4 Geluid

Inleiding

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot klachten, in een aantal gevallen wordt zelfs de gezondheid beïnvloed door geluid.

Om de negatieve effecten van geluid te beperken zijn normen opgenomen in wetten. Met name de Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in dit kader van belang. Deze normen ondervangen echter slechts voor een deel de problemen. Zo richt de wetgeving zich op zogenaamde gevoelige objecten zoals woningen, scholen en ziekenhuizen. Om de leefbaarheid te verbeteren of ten minste te handhaven, zal het beleid zich in de toekomst vooral richten op de bron van het geluid.

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht worden. De geluidsniveaus op de gevel van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Vier bronnen van geluid zijn van belang, namelijk wegverkeerslawaai, spoorverkeerslawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai.

Het plangebied heeft zowel wegverkeerslawaai als spoorverkeerslawaai als relevante bronnen, overige brontypen hebben geen zone die het plangebied doorkruisen.

Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder staat dat de voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten ten gevolge van het wegverkeer ten hoogste 48 dB bedraagt. Indien de gevoelige objecten buiten de bovengenoemde zones liggen, kan er vanuit gegaan worden dat aan de voorkeursgrenswaarde voldaan wordt. Indien ze binnen deze zones liggen is akoestisch onderzoek noodzakelijk. In dit akoestisch onderzoek wordt de geluidbelasting op de gevel van de geluidgevoelige objecten bepaald.

Railverkeerslawaai

De meeste spoorwegen zijn geplaatst op de geluidproductieplafond kaart en vallen onder hoofdstuk 11 van de Wet Milieubeheer. Voor geluidsgevoelige objecten langs spoorwegen blijven de regels van de wet gelden. Deze regels gelden voor geluidsgevoelige objecten die worden geprojecteerd binnen de zone van een spoorweg geplaatst op de geluidplafondkaart of binnen de zone van een spoorweg aangegeven op de zonekaart.

In de Wet geluidhinder staat dat de voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten ten gevolge van het Railverkeer ten hoogste 55 dB bedraagt.

Plangebied

Het plangebied omvat de volgende locaties.

Nummer

Locatie

Gezoneerde weg

Onderzoek nodig

1

Tramsingel 74 / Lunetstraat 1

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Plan ziet op verwijderen aanduiding 'geluidszone-industrie'

2

Fatimastraat 146 en 146 A t/m F

Fatimastraat

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Bewoning bedrijfspand was ten tijde van het ontstaan planologisch mogelijk. Bewoning is onder het overgangsrecht gebracht en wordt met onderhavig bestemmingsplan planologisch (weer) mogelijk.

De locatie Fatimastraat 146 en 146 A t/m F is voorzien van voldoende afscherming door bestaande bebouwing.

3A

Mathenessestraat 45 – 45A

geen

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan, in voorgaande planologie was woning wel opgenomen.

3B

Mathenessestraat 53

geen

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan, in voorgaande planologie was woning wel opgenomen.

3C

Mathenessestraat 49

geen

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan, in voorgaande planologie was woning wel opgenomen.

4

Doornenburgstraat 1

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten

5

Tilburgseweg 16-16A

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten

6

Händellaan-Brahmslaan

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

7

Schrauwenhof

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

8

Slotlaan-Markdal-Dorpstraat

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

9

Hoogsteen-Steenland-Smidsheining

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

10

Bavelselaan 131-143

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

11

Heerbaan 190

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

12

Biesdonkweg 31

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

13

Heusdenhoutsestraat 16-16A

n.v.t.

nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten. Herstel omissie in vigerend plan ziet niet op het planologisch mogelijk maken nieuwe woningen.

14 Liesboslaan 125 n.v.t. nee, plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige objecten.

Conclusies

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningen mogelijk. In de meeste gevallen betreft de locatie bestaande (woning)bouw waar een bouwvlak niet is getekend op de verbeelding of het toegestaan aantal woningen ten onrechte niet is genoemd. De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd. Geluid is geen belemmering.

5.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Regelgeving

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in titel 2 van hoofdstuk 5 Wet milieubeheer) in in werking getreden. De Wet Luchtkwaliteit is een implementatie van de Europese regelgeving uit 1996, en bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden en stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof (PM10)), lood, koolmonoxide en benzeen. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de grenswaarden. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden. Behalve voor zwevende deeltjes (PM10) stikstofdioxide voldoet de luchtkwaliteit overal in Breda aan de gestelde grenswaarden. Mede door de relatief hoge achtergrondconcentraties overschrijden de concentraties zwevende deeltjes en stikstofdioxide plaatselijk de grenswaarden. De overschrijdingen hangen in de meeste gevallen samen met het drukke verkeer.

Nieuwe ontwikkelingen mogen er niet toe leiden dat de grenswaarden worden overschreden. Indien blijkt dat dit toch het geval is, kan onderzocht worden of het mogelijk is om met maatregelen toch te voldoen aan de normen. Hierbij hebben bronmaatregelen de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is kunnen overdrachtsmaatregelen of in het uiterste geval maatregelen bij de ontvanger worden genomen.

In geheel Breda zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit.

Plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de meeste gevallen betreft de locatie bestaande (woning)bouw waar een bouwvlak niet is getekend op de verbeelding of het toegestaan aantal woningen ten onrechte niet is genoemd. De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Op de locatie Fatimastraat 146 en 146 A t/m F worden de 7 woningen gelegaliseerd. Howel dit geen nieuwe ontwikkeling is wordt inzaichtelijk gemaakt wat deze woningen voor invloed hebben op de luchtkwaliteit. Uitgaande van gemiddels 6 motorvoertuigen per etmaal en per woning betekent dit 42 motorvoertuigen per etmaal. Deze extra voertuigbewegingen dragen niet in betekenende mate bij aan de concentratie fijnstof, nader onderzoek is dan ook niet nodig.

[image]

Conclusie

Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.

5.6 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Externe veiligheid gaat nadrukkelijk niet over de veiligheid van de mensen die werkzaam zijn binnen het bedrijf of de betreffende transportroute.

Regelgeving

Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico’s vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste regelingen zijn:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Staatsblad 2004 nr. 250;

  • Circulaire 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen', Staatscourant 4/8/2004 nr. 147 (Basisnet weg en spoor; ontwerp Besluit externe veiligheid transportroutes);

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Staatsblad 2010 nr. 686.

De normen in de besluiten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan normen vermeld in bovengenoemde regelgeving. Ontwikkelingen zijn niet toegestaan indien deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Van de richtwaarden kan gemotiveerd worden afgeweken.

Externe veiligheidsrisico's

De externe veiligheidsrisico’s worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) binnen het invloedsgebied:

Plaatsgebonden risico (PR)

Binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn (grenswaarde). Voor nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en mag er gemotiveerd van worden afgeweken.

Groepsrisico (GR)

Een LPG tankstation heeft, ingevolge het Revi, een invloedsgebied van 150 meter. Binnen dit invloedsgebied moet het groepsrisico overeenkomstig artikel 13 van het Bevi worden verantwoord:

  1. de aanwezige en de te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaak of veroorzaken.

Binnen het plangebied zijn woningen aanwezig die zijn gelegen in het invloedsgebied van 150 meter van het vulpunt. Binnen het plangebied zijn twee bedrijven en een school gelegen in het invloedsgebied van 150 meter van het tankreservoir. Het gaat in totaal om 180 personen. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden.

  1. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10–9 per jaar;

De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden.

  1. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Door de maatregelen uit het LPG convenant (afleveren door tankauto met een coating en verbeterde vulslang) neemt het risico af. Het landelijke Besluit LPG tankstations wordt aangepast en zal deze afspraken formaliseren.

  1. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in dat besluit zijn opgenomen;

Niet van toepassing.

  1. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting, die behoort tot een categorie van inrichtingen ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Niet van toepassing.

  1. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;

Er is sprake van een consoliderend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt.

  1. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;

Niet relevant, er is sprake van een consoliderend bestemmingsplan.

  1. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting;

De brandweer is op de hoogte van de situatie.

  1. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp voordoet.

Binnen het invloedsgebied bevinden zich geen groepen van minder zelfredzame mensen, welke extra aandacht behoeven.

[image]

Plangebied

Het onderhavige bestemmingsplan omvat twee locaties waar(bij) zich een tankstation met LPG bevindt, te weten Heerbaan 190 en Biesdonkweg 31. Een LPG tankstation is een categoriale inrichting. Dat betekent dat ingevolge het Bevi de in het Revi opgenomen vaste veiligheidsafstanden gelden. De veiligheidszones vanwege de LPG afleverzuil, het LPG vulpunt en het LPG reservoir zijn voor beide locaties niet volledig opgenomen op de verbeelding van de vigerende plannen. Hierdoor vindt er geen nadere toetsing plaats aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) als er binnen deze veiligheidszone een (beperkt) kwetsbaar object wordt gerealiseerd.

Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen is het mogelijk om (beperkt) kwetsbare objecten op te richten binnen de 10-6 risicocontouren aan de Heerbaan 190 en aan de Biesdonkweg 31. Met het aanvullende van de vigerende bestemmingsplannen met de aanduidingen "veiligheidszone - bevi lpg afleverzuil", "veiligheidszone - bevi lpg reservoir", "veiligheidszone - bevi lpg reservoir invloedsgebied GR contour", "veiligheidszone - bevi lpg vulpunt" en "veiligheidszone - bevi lpg vulpunt invloedsgebied GR contour" wordt een nadere toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geborgd als er binnen deze veiligheidszone een (beperkt) kwetsbaar object wordt gerealiseerd.

5.7 Water

Algemeen

Het overheidsbeleid is er op gericht om het watersysteem op orde te brengen en vervolgens op orde te houden. Dit betekent dat zo min mogelijk wateroverlast ontstaat en dat de waterkwaliteit voldoende is. Provincies en gemeenten dragen zorg voor een integrale afweging van de ruimtebehoefte en leggen deze vast in beleidsplannen, structuur- en/of bestemmingsplannen.

Regelgeving

De Europese en nationale richtlijnen op het gebied van water zijn door de provincie Noord-Brabant doorvertaald in een regionaal waterplan “Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2010-2015”. Hierin staan op hoofdlijnen de doelen die de provincie wil bereiken op het gebied van water en op welke wijze zij deze wil realiseren. Op punten waar de provincie meer in detail wil regelen hoe met water om te gaan, is dit vastgelegd in de provinciale verordeningen: de Verordening water, Verordening ruimte en de Provinciale Milieuverordening.

Het Provinciaal Waterhuishoudingsplan is door het Waterschap Brabantse Delta geconcretiseerd in een Waterbeheerplan, de Beleidsregel toepassing Waterwet en de waterschapsverordening (Keur en de legger). Binnen het Waterbeheerplan wordt aandacht gevraagd voor de reductie van wateroverlast in de stad.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de ‘natuurlijke’ waterhuishoudkundige situatie. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de ‘beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009’. Het Waterschap stelt op basis van de Beleidsregel toepassing Waterwet en de Keur onder andere hydraulische randvoorwaarden aan het lozen, onttrekken, aan- en afvoeren van water van en naar het oppervlaktewater.

Het gebruik van uitlogende (bouw)materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC wordt ten zeerste afgeraden in verband met de negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.

De Structuurvisie Breda 2030, het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan en het Hemelwater- en grondwaterbeleid vormen het beleidskader voor water op gemeentelijk niveau. De zorgplichten hemel- en grondwater zijn in het door de gemeenteraad vastgestelde Hemel- en grondwaterbeleidsplan uitgewerkt. Het hemel- en grondwaterbeleid is gericht op het nastreven van de oorspronkelijk natuurlijke situatie. Hiervoor gelden eisen ter voorkoming van (hemel- of grond) wateroverlast (veiligheidseisen) en eisen ter voorkoming van achteruitgang van het natuurlijk (hemel- of grond) watersysteem (duurzaamheidseisen). In alle gevallen geldt; zuiveren waar het moet vanuit de gewenste waterkwaliteit.

Het hemel- en grondwaterbeleid van de gemeente Breda in een notendop:

  1. Dit beleid is van toepassing voor lozing op de riolering én op oppervlaktewater. Bij lozing op oppervlaktewater is ook het beleid van Waterschap Brabantse Delta van toepassing.

  2. Bij elke (her)ontwikkeling dient het water van kleine buien plaatselijk te worden verwerkt (in plaats van directe afvoer naar de riolering) in het kader van het duurzaamheidsprincipe.

  3. Voor een toename van verhard oppervlak gelden zwaardere eisen, ook extreem zware buien moeten ter plaatse kunnen worden opgevangen om wateroverlast te beperken, het veiligheidsprincipe.

  4. Grondwater leidt niet tot structurele grondwateroverlast en vormt geen belemmering voor het grondgebruik.

  5. (Geo)hydrologisch onderzoek is nodig en geeft inzicht in mogelijkheden en beperkingen.

  6. De systeemkeuze en uitgangspunten worden in een rapportage vastgelegd en onderbouwd.

Plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de meeste gevallen betreft de locatie bestaande (woning)bouw waar een bouwvlak niet is getekend op de verbeelding of het toegestaan aantal woningen ten onrechte niet is genoemd. De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Conclusie

Geen nieuwe ontwikkelingen, geen toename bebouwingsmogelijkheden die van invloed zijn op de waterhuishouding.

5.8 Ecologie

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Natuur is een vast onderdeel van de kwaliteit van de stad. Natuur kent een grote diversiteit, wat blijkt uit een toename van de soortenrijkdom van zowel planten als dieren.

Natuur heeft verschillende functies: van voetbalveldje in de straat tot leefgebied van de das. Ook in de woonwijken is natuur dichtbij huis te vinden. Op loopafstand (zo’n 200 meter) zijn er groen-rustplaatsen.

Plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de meeste gevallen betreft de locatie bestaande (woning)bouw waar een bouwvlak niet is getekend op de verbeelding of het toegestaan aantal woningen ten onrechte niet is genoemd. De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Conclusie

Geen nieuwe ontwikkelingen, geen toename gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden die van invloed zijn op ecologie.

5.9 Bedrijven

Algemeen

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Regelgeving

De mate en de ernst van de invloed van een bedrijf is mede afhankelijk van het type en de omvang van het bedrijf. In de uitgave “Bedrijven en milieuzonering” uitgegeven door de VNG is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld.

Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter

Categorie 2 grootste afstand 30 meter

Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter

Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter

Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de meeste gevallen betreft de locatie bestaande (woning)bouw waar een bouwvlak niet is getekend op de verbeelding of het toegestaan aantal woningen ten onrechte niet is genoemd. De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

nummer

Locatie

Aanpassing op de locatie t.o.v. vastgelegde

Bedrijven in de nabijheid

1

Bavelselaan 131-143

de bouw van 8 woningen op het binnenterrein

Detaihandel - supermarkt Aldi

2

Fatimastraat 146 en 146 A t/m F

7 woningen in bedrijfsbebouwing, legaliseren illegale situatie

Bedrijven categorieën 1 en 2

Fatimastraat 144 Antonissen cat 3.2

Prins Hendrikstraat 167 Vishandel Noordzee cat 1

3

Mathenessestraat 49

aanwezige (bedrijfs)woning is ten onrechte niet opgenomen in het plan

Bedrijven categorieën 1 en 2

Mathenessestraat 47A Houtzagerij cat 3.2.

4

Doornenburgstraat 1

gronden van een particulier heeft een verkeersbestemming gekregen

(kantoren)

5

Tilburgseweg 16-16A

Ontbreken van een bouwvlak

Bedrijven categorieën 1 en 2

6

Slotlaan 1

11 Ulvenhout: Bouwvlak ligt te ruim

geen

7

Hoogsteen 7

19 Ulvenhout: Bouwvlak ontbreekt

geen

8

Schrauwenhof

Bouwvlak ontbreekt

geen

9

Händellaan-Brahmslaan

Bouwvlak ontbreekt

Nabij maatschappelijke doeleinden

10

Heusdenhoutsestraat 16-16A

Aanwezige (bedrijfs)woning is ten onrechte niet opgenomen in het plan

Nabij maatschappelijke doeleinden

11

Liesboslaan 125

Aanduiding 'plattelandswoning' toegevoegd

Woning blijft deel uitmaken van ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf. In de nabijheid bevinden zich geen andere bedrijven.

Plangebied

Het plangebied omvat woningbouw, welk gevoelig is voor bedrijvigheid.

In de directe omgeving van diverse locaties in het plangebied bevinden zich enkele bedrijven. Het betreft echter bestaande woningbouwlocaties, de bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Liesboslaan 125

Indien een voormalige agrarische bedrijfswoning wordt bestemd als plattelandswoning maakt deze in planologisch opzicht nog steeds deel uit van de inrichting en wordt deze niet beschermd tegen de milieuemissie van deze inrichting. De inrichting wordt op deze manier niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd door het gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning als burgerwoning. Dit betekent echter niet zonder meer dat ter plaatse van die woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd.

De Liesboslaan 125 is een bedrijfswoning bij een (voormalig) kassencomplex. De beperkte omvang van dit kassencomplex maakt dat de locatie niet meer geschikt is voor de herstart van een toekomstbestendig glastuinbouwbedrijf. Er is geen sprake (meer) van agrarische bedrijfsvoering die van negatieve invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de Liesboslaan 125.

Conclusie

Het onderhavige plan ziet op de reparatie van ommissies in de vigerende plannen, deze reparaties worden niet gezien als nieuwe ontwikkelingen.

De locatie Fatimastraat 146 en 146 A t/m F ligt binnen de invloedsfeer van categorie 2 bedrijven. Gelet op de voorgeschiedenis en de herhaaldelijk gedane toezeggingen om deze 7 woningen planologisch te verankeren wordt niet afgezien van het opnemen van deze locatie in onderhavig plan.

De locatie aan de Liesboslaan 125 ligt binnen de invloedsfeer van het (voormalige) glastuinbouwbedrijf. De woning maakt deel uit van dit bedrijf en wordt niet beschermd tegen de milieuemissie van dit bedrijf. Ter plaatse is geen sprake van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat ter plaatse van de Liesboslaan 125 niet kan worden voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.10 Geur

Algemeen

De geur kan de beleving van de leefomgeving zowel positief als negatief beïnvloeden. De waardering van geur verschilt echter ook per persoon: wat de een vindt stinken, vindt de ander lekker ruiken. Hoewel de stoffen die de geur veroorzaken geen invloed hebben op de gezondheid, kan de hinder van geur toch een negatieve invloed hebben op de volksgezondheid.

Regelgeving

Behalve voor veehouderijen is er is voor geur geen op een wet gebaseerd normenstelsel van kracht. Beleid kan zich baseren op de Herziene nota stankbeleid uit 1994, plus de aanpassingen daarop verwoord in een brief van de Minister van VROM uit 1995. Uitgangspunt is het voorkomen van (nieuwe) hinder. In het kort komt één en ander erop neer dat in het kader van de milieuvergunning het bevoegd gezag het acceptabel hinderniveau rond een bedrijf bepaalt. Planologische ontwikkelingen worden momenteel ook getoetst op het aspect geurhinder: zowel de toetsende overheid (provincie) door het vertalen van geuremissie in afstandseisen, als de industrie door het eisen van afstand aan oprukkende woonbebouwing.

Plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In de meeste gevallen betreft de locatie bestaande (woning)bouw waar een bouwvlak niet is getekend op de verbeelding of het toegestaan aantal woningen ten onrechte niet is genoemd. De bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en veelal in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Het plangebied omvat woningbouw, welk gevoelig is voor geur.

In de directe omgeving van diverse locaties in het plangebied bevinden zich enkele bedrijven. Het betreft echter bestaande woningbouwlocaties, de bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Plangebied

Het plangebied omvat woningbouw, welk gevoelig is voor bedrijvigheid.

In de directe omgeving van diverse locaties in het plangebied bevinden zich enkele bedrijven. Het betreft echter bestaande woningbouwlocaties, de bebouwing/het gebruik is feitelijke al lang aanwezig en in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Liesboslaan 125

Indien een voormalige agrarische bedrijfswoning wordt bestemd als plattelandswoning maakt deze in planologisch opzicht nog steeds deel uit van de inrichting en wordt deze niet beschermd tegen de milieuemissie van deze inrichting. De inrichting wordt op deze manier niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd door het gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning als burgerwoning. Dit betekent echter niet zonder meer dat ter plaatse van die woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd.

De Liesboslaan 125 is een bedrijfswoning bij een (voormalig) kassencomplex. De beperkte omvang van dit kassencomplex maakt dat de locatie niet meer geschikt is voor de herstart van een toekomstbestendig glastuinbouwbedrijf. Er is geen sprake (meer) van agrarische bedrijfsvoering die van negatieve invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de Liesboslaan 125.

Conclusie

Het onderhavige plan ziet op de reparatie van ommissies in de vigerende plannen, deze reparaties worden niet gezien als nieuwe ontwikkelingen.

De locatie Fatimastraat 146 en 146 A t/m F ligt binnen de invloedsfeer van categorie 2 bedrijven. Gelet op de voorgeschiedenis en de herhaaldelijk gedane toezeggingen om deze 7 woningen planologisch te verankeren wordt niet afgezien van het opnemen van deze locatie in onderhavig plan.

De locatie aan de Liesboslaan 125 ligt binnen de invloedsfeer van het (voormalige) glastuinbouwbedrijf. De woning maakt deel uit van dit bedrijf en wordt niet beschermd tegen de milieuemissie van dit bedrijf. Ter plaatse is geen sprake van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat ter plaatse van de Liesboslaan 125 niet kan worden voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.11 Duurzaamheid en energie

Duurzaamheid wordt geborgd door gebouwen geschikt te maken voor toekomstige energievoorzieningen. Het borgen van duurzaamheid kan door:

  • Compacte bouwvorm en goede isolatie, oriëntatie op de zon etc.

  • Ruimte in een gebouw reserveren voor installaties en nieuwe technieken zoals warmtepomp en zonnecellen.

  • Ruimte in een gebied reserveren voor collectieve installaties om duurzame energie op te wekken.

  • Flexibele energie-infrastructuur aanleggen die eenvoudig is aan te passen aan nieuwe energiebronnen etc. (al in ontwerpfase).

Ook kan een gebouw worden doorgerekend met GPR of en greencalc, waardoor de milieubelasting van het gebouw meetbaar wordt en projecten onderling vergelijkbaar worden.

Een energielabel is verplicht voor onder andere niet industriële gebouwen en voor gebouwen waar geen EPC geldt: De Europese richtlijn Energieprestatie voor Gebouwen EPDB 2002/91/eg stelt dat voor elk gebouw bij verandering van huurder of eigenaar transparantie over de energetische kwaliteit gegeven moet worden (Energiecertificaat, energie index en energielabel).

Bij nieuwe gebouwen van meer dan 1000 m2 moet er een studie gemaakt worden van de haalbaarheid van energiezuinige en duurzame energiesystemen (technische en economische haalbaarheid van systemen als warmtekrachtkoppeling , warmtepompen, biomassa, zonne-energie etc.).

Een duurzame ontwikkeling stelt eisen aan het energiegebruik en de energiebronnen van de locatie. De voorkeurvolgorde voor maatregelen is:

1. beperken energieverbruik;

2. toepassen duurzame energiebronnen;

3. efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen.

De ontwikkelaar wordt gevraagd naar de aanvullende ambities op het gebied van duurzaamheid, zodat in een vroeg stadium meegedacht kan worden over zaken als materialiseren, duurzame grondstoffen en gesloten grondbalans. Tevens wordt geadviseerd tekijken naar de ligging van het dakvlak en de draagkracht van het dakvlak voor eventuele installaties.

Plangebied

Het plangebied betreft bestaande woningbouwlocaties, de bebouwing/het gebruik is veelal feitelijke al lang aanwezig en in voorgaande bestemmingsplannen positief bestemd.

Conclusie

Ter plaatse van Bavelselaan 131-143 is het mogelijk de woningen met een duurzame methode te bouwen en te voorzien van warmte. De overige locaties zijn bestaande bouw. Bij het verbouwen is het raadzaam dit op een duurzame manier te realiseren

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Hoofdopzet

6.2 Bestemmingen

Het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’ voorziet in een aanvullende bestemmingsplanregeling voor diverse locaties binnen Breda. Het plan is erop gericht om het vigerende bestemmingsplan aan te vullen met een correctie. Het bestemmingsplan voorziet enkel ter plaatse van de locatie 1 Tramsingel 74 / Lunetstraat 1, de locatie 6 Händellaan-Brahmslaan, de locatie 7 Schrauwenhof in het toevoegen van een dubbelbestemming. Ter plaatse van de locaties aan de Heerbaan 190 en Biesdonkweg 31 in het toevoegen van diverse aanduidingingen met daarbij een regeling ten aanzien van de aanwezige LPG afleverzuil, het LPG vulpunt en het LPG reservoir.

Dubbelbestemming Waarde-Archeologie (artikel 1)

De dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ is gehanteerd voor de gebieden die conform de archeologische beleidsadvieskaart zijn gekenmerkt als gebieden met een archeologische verwachting anders dan 'laag'. Deze bestemming is er op gericht de archeologische belangen op adequate wijze te beschermen. Bodemingrepen zijn op deze gronden in principe niet toegestaan; indien een ingreep dieper gaat dan 0,30 meter min het maaiveld en een planoppervlak behelst van 100 m² of meer is een aanlegvergunning verplicht. Het college van burgemeester en wethouders stelt de bepalingen in de aanlegvergunning vast. Het principe ‘de verstoorder betaalt’ is van toepassing. Op de gronden met deze dubbelbestemming dient in beginsel een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij dergelijke ingrepen.

De resultaten van het archeologisch onderzoek wordt door het bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vervolgens vastgesteld. Indien uit het onderzoek blijkt dat geen sprake (meer) is van archeologische waarden of voldoende maatregelen zijn genomen om de archeologische waarden te beschermen, dan is geen aanlegvergunning nodig.

Aanduiding 'plattelandswoning'

Met de aanduiding ‘plattelandswoning’ wordt ingestemd met de bewoning van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning door derden, die niet functioneel zijn verbonden met het bedrijf. De woning blijft deel uitmaken van het agrarische bedrijf (de inrichting) waardoor de reguliere bewoning niet belemmerend gaat werken voor dit bedrijf.

Aanduidingen ten aanzien van de LPG afleverzuil, het LPG reservoir en het LPG vulpunt

Met deze aanduidingen worden veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico vastgelegd. Deze afstanden gelden als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast wordt de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, van toepassing binnen het invloedsgebied van 150 meter, vastgelegd.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’ voorziet in een aanvullende bestemmingsplanregeling voor diverse locaties binnen Breda. Het plan is erop gericht om de vigerende bestemmingsplannen aan te vullen met een correctie. Per locatie blijft het vigerende bestemmingsplan onverkort van toepassing, met inachtneming van de correctie uit het bestemmingsplan ‘Herziening diverse locaties in Breda 2016’.

Het onderhavige plan ziet op de reparatie van omissies in de vigerende plannen, deze reparaties worden niet gezien als nieuwe ontwikkelingen. Het reparatieplan maakt 7 woningen aan de Fatimastraat 146 en 146 A t/m F mogelijk. Dit betreft een planologische verankering van een lang bestaande situatie die in het verleden legaal tot stand is gekomen en wordt beschermd door het overgangsrecht.

7.2 Financiële haalbaarheid

De kosten voor het opstellen van onderhavig bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente Breda. Hiermee wordt het bestemmingsplan uitvoerbaar geacht.

Er bestaat op basis van het bovenstaande voor het onderhavige bestemmingsplan geen aanleiding tot

kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting

om tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Enkele omissies hebben al geleid tot planschadeverzoeken. Als gevolg van onderhavig bestemmingsplan kunnen deze aanvragen buiten behandeling worden laten. Bovendien kunnen met het herstellen van de omissies toekomstige planschadeverzoeken worden voorkomen.

Voor wat betreft de plankosten die verbonden zijn aan de locatie Liesboslaan 125 wordt het volgende opgemerkt: De financiën zijn in het kader van het wijzigingsplan geregeld via heffing van leges (plankosten). Het wijzigingsplan wordt weliswaar niet vastgesteld maar het planologisch mogelijk maken van reguliere bewoning wordt opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. Met de heffing van de leges zijn de plankosten voor wat betreft deze locatie afgedekt.

Hoofdstuk 8 Communicatie

8.1 Inleiding

In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. De voor dit voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht.

8.2 Procedure