Bavel, Dorstseweg 9
Bestemmingsplan - Gemeente Breda
Vastgesteld op 27-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Dorstseweg Bavel met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2022224014-VG01 van de gemeente Breda.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 Aan- en uitbouwen
Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt.
1.5 Aaneengebouwde woning
Een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.6 Archeologische waarden
Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.7 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 Bed & Breakfast
Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf al dan niet met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning.
1.9 Begane grond
De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
1.10 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
- Legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning.
- Het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.11 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.12 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 Bevoegd gezag
Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 Bijgebouw
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.15 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.17 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder.
1.18 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.23 Dakopbouw
Een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw.
1.24 Dove gevel
Een gevel zonder te openen delen, met uitzondering van openingen die toegang bieden naar niet-geluidgevoelige ruimten.
1.25 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 Geluidgevoelig object
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder en in het Besluit geluidhinder.
1.27 Geluidsgevoelige ruimte
Een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van minimaal 11 m.
1.28 Geluidluwe gevel
Een gevel die een geluidbelasting heeft van 48 dB of lager ten gevolge van een weg en waaraan tenminste één verblijfsruimte - met te openen delen – grenst.
1.29 Geluidwerende voorziening
een voorziening ter afscherming van geluid, zoals een geluidswal, een geluidsscherm of een combinatie hiervan.
1.30 Geschakelde woning
Een woning, waarvan het hoofdgebouw aan een zijde op de bouwperceelgrens is gebouwd en door middel van aan- of uitbouwen of een aangebouwd bijgebouw geschakeld is met een ander hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel.
1.31 Groen
Bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en ander daarmee vergelijkbaar groen.
1.32 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.33 Hospitaregeling
Het verhuren van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal twee personen, door de volledige eigenaar/eigenaren van de woning of de hoofdhuurder van de woning van een woningcorporatie, die in dezelfde woning woont/wonen.
1.34 Huishouden
Een samenlevingsvorm van een of meer personen, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.35 Kamerverhuur
Het verschaffen van woonverblijf aan meer dan één huishouden, met dien verstande dat toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt toegestaan.
1.36 Kap
De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°.
1.37 Lessenaarsdak
Een dakvorm waarbij de afdekking van het gehele huis bestaat uit één schuin dakvlak en de afwatering van dit dak plaatsvindt aan één zijde.
1.38 Mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.39 Nok
Het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.40 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie.
1.41 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.42 Risicovolle inrichting
een inrichting, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Bevi, waarvoor een grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico of een risicoafstand moet worden aangehouden dan wel andere inrichtingen, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens de op grond van het Bevi vastgestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar; of een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.
1.43 Seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.44 Sociale koopwoning
Een koopwoning voor sociale koop zoals bedoeld in de Doelgroepenverordening gemeente Breda 2023.
1.45 Twee-aaneenwoning
Een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.46 Voorgevel
De naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.47 Voorgevelrooilijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.48 Vrijstaande woning
Een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen.
1.49 Waterbergingsvoorziening
Bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals wadi's, verlaging in het groen, waterbergende verharding, waterberging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanbrengen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten, watergangen en vijvers.
1.50 Wonen
het voeren van een huishouden in een woning.
1.51 Woning
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens
De kortste afstand tussen de zijdelingse perceelgrens van een bouwperceel.
2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel
De oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.3 Bebouwingspercentage
Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 Diepte van een gebouw
De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat voor de meest voorkomende dakvormen in onderstaande afbeelding is aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald.

2.8 Hoogte van een dakopbouw
Vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.9 Hoogte van een kap
Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.10 Hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.11 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 Lessenaarsdak
In afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een gebouw met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte.
2.13 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.14 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.15 Peil
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
- Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP).
- Indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd: de bovenkant van de spoorstaaf.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- geluidbeperkende voorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- Verharding in de vorm van fiets- en voetpaden;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
- De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- De hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 5 meter.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 4 Verkeer
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, straten en paden, [waaronder viaducten, bruggen en tunnels;]
- groen;
- geluidbeperkende voorzieningen;
- kunstobjecten;
- nutsvoorzieningen;
- parkeren;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 bouwregels
4.2.1 Algemeen
- De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- De hoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 5 meter.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat kamerverhuur niet is toegestaan;
met daarbij behorend(e):
- groen;
- nutsvoorzieningen;
- parkeren;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
- Ter plaatse van de aanduiding maximaal aantal wooneenheden mag het maximaal aantal wooneenheden niet meer bedragen dan is aangegeven;
- Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan;
- Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan, met inachtneming van het bepaalde onder d. en e.;
- Gestapelde woningen zijn niet toegestaan;
- Hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
- Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gesitueerd;
- Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
5.2.2 Hoofdgebouwen
- Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' mag de maximum goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
- Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
- Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van:
- carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd;
- Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd dan wel op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.
- De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag, indien voorgenoemde bouwwerken zijn vastgebouwd aan een hoofdgebouw, niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
- De maximum goot- en bouwhoogte mag maximaal 3 en 5 meter bedragen.
- Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m².
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- Carports en overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd.
- De hoogte van carports en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Sociale koop
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – sociale koop’ dienen minimaal vijf sociale koopwoningen te worden gebouwd en in stand te worden gehouden.
5.3.2 Geluidgevoelig object
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidgevoelig object kan uitsluitend worden verleend als:
- voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of het besluit hogere waarde en de daarin gestelde voorwaarden zoals is opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
- het geluidgevoelige object wordt voorzien van minimaal één geluidluwe gevel indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde op een gevel met meer dan 5 dB wordt overschreden of als er sprake is van een dove gevel;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dove gevel' geldt dat dat de 3e bouwlaag uitgevoerd dient te worden met een dove gevel.
5.3.3 Voorwaardelijke verplichting - waterberging
Het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening met voldoende capaciteit. De capaciteit van de waterbergingsvoorziening wordt als volgt berekend:
- Minimaal 20 liter per m² afwaterend verhard oppervlak bij het vervangen van bestaande afwaterende verharding.
- Minimaal 78 liter per m² afwaterend verhard oppervlak voor de toename in afwaterend verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande situatie.
- In afwijking van het bepaalde onder b mag voor de toename in afwaterend verhard oppervlak worden voorzien in een waterbergingsvoorziening met een capaciteit van minimaal 60 liter per m² wanneer er sprake is van een duurzame invulling van de waterbergingsvoorziening.
- Een groen dak wordt niet als afwaterend verhard oppervlak aangemerkt wanneer de capaciteit van deze waterbergingsvoorziening minimaal 20 liter per m² bedraagt.
5.3.4 Voorwaardelijke verplichting – geluidswerende voorziening
Het gebruik van de gronden met de bestemming ‘wonen’ is alleen toegestaan indien er ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gesloten tuinafscherming’ een geluidwerende voorziening met een hoogte van 2 meter is opgericht en in stand wordt gehouden.
5.3.5 Voorwaardelijke verplichting bodemsanering
De te bouwen woning(en) ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – bodemsanering’ mogen pas gebouwd worden als uit nader bodemonderzoek is gebleken dat er geen verontreiniging aanwezig is dan wel via een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan de aanwezige bodemverontreiniging is verwijderd.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1:
- voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:
- maximaal 60 m² van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;
- het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat;
- de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
- de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn;
- voor het gebruik en/of (ver)bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bestaande woning als huisvesting in verband met mantelzorg, met dien verstande dat:
- maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;
- deze huisvesting niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
- geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmeringen ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;
- zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als huisvesting in verband met mantelzorg moet worden beëindigd.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
6.2 bouwregels
- Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
- In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen:
- gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;
- bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m² en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld.
- Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.
6.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 indien:
- op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of
- passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:
- het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;
- het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
- alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
- Aan een vergunning als bedoeld in lid a, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.
- In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd en/of vernieuwd, met dien verstande dat de afwijking niet mag worden vergroot.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
- Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.
- Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart- en headshop, alsmede een groothandel in smart- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;
- het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of huisvesting in verband met mantelzorg;
- het gebruik van bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
- het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast;
- het gebruik van een woning voor kamerverhuur waarbij toepassing van de hospitaregeling niet als kamerverhuur wordt aangemerkt.
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a en b, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen weg - gr contour
Op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen weg - gr contour' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan het groepsrisico.
10.2 vrijwaringszone - molenbiotoop
- Binnen een afstand van 100 meter vanaf de voet van de molen mogen geen bouwwerken worden opgericht met een grotere bouwhoogte dan 5,2 meter.
- Binnen een afstand van 100 tot 400 meter vanaf de voet van de molen mogen geen bouwwerken worden opgericht met een grotere bouwhoogte dan de maximale bouwhoogte die is berekend volgens de volgende formule:
- maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen (in meters) / 50) + (0,2 * 15,9)
- Het bepaalde onder a en b, is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b, voor de bouw van bouwwerken indien vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;
- de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Parkeren
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen, of het afwijken van de planregels over het toegestane gebruik, wordt getoetst of in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw.
- Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor motorvoertuigen en fietsen wordt vastgesteld aan de hand van de ‘Nota Parkeernormen Breda 2021’. Als de ‘Nota Parkeernormen Breda 2021’ wordt gewijzigd, dan moet worden voldaan aan die gewijzigde beleidsregels of de rechtsopvolgers daarvan;
- De onder a. genoemde parkeergelegenheid moet in stand worden gehouden;
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
- als voldaan wordt aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de Nota Parkeernormen Breda 2021 en wijzigingen of de rechtsopvolgers daarvan; of
- als het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
12.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Dorstseweg Bavel 9’ van de gemeente Breda.