KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Aanvullende Regels
Artikel 7 Overige Bepalingen
Artikel 8 Overgangsregels
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Aanleiding
1.1 Inleiding
1.2 Bestaande Toestand
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Doelstellingen Van Het Wijzigingsplan
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Regelgeving
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 4 Procedure

Buitengebied Noord, wijzigingsplan Korenpad 4 te Prinsenbeek

Wijzigingsplan - Breda

Vastgesteld op 08-07-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Het plan

het wijzigingsplan Buitengebied Noord, wijzigingsplan Korenpad 4 van de gemeente Breda;

1.2 Bestemmingsplan

de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Buitengebied Noord, wijzigingsplan Korenpad 4 bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BW2014065011-0301 met bijbehorende regels en toelichting;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aan-huis-gebonden-beroepen

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een zodanige ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en waarbij degene die de activiteiten uitoefent tevens de (hoofd)bewoner is;

1.6 Afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van intensieve veehouderijen welke alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';

1.8 Ambachtelijke bedrijvigheid

een activiteit waarbij de werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel met de hand worden uitgevoerd;

1.9 Archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.10 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage

een verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van agrarische en niet-agrarische functies;

1.12 Bebouwingspercentage:

een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 Bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestaande bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.15 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met bijbehorende regels en bijlagen;

1.17 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Boerderij met geïntegreerde bedrijfsruimte

een authentieke agrarische bedrijfswoning waarbij de bedrijfsruimte (vroeger meestal de veestal) zodanig is geïntegreerd in de bouwmassa dat woning en bedrijfsruimte als een architectonische eenheid moet worden beschouwd.

1.19 Bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

alle gebouwen welke zijn aangewezen als gemeentelijke- en/of rijksmonument en de in bijlage 1 opgenomen panden alsmede die bebouwing waarbij na bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat deze als cultuurhistorisch waardevol kan worden aangemerkt;

1.27 Dagrecreatie

een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is;

1.28 Extensief recreatief medegebruik

vormen van recreatie zoals wandelen, fietsen en paardrijden waarvoor gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructurele voorzieningen zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

1.29 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 Glastuinbouw:

een agrarische activiteit waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen of tunnels;

1.31 Hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.32 legale bebouwing:

bebouwing dat op grond van een onherroepelijke bouwvergunning is gebouwd of gebouwd kan worden dan wel bebouwing dat niet langer kan worden gewraakt;

1.33 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.34 Peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. indien in of op het water wordt gebouwd het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

  3. in alle overige gevallen het afgewerkte maaiveld.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening die is afgestemd op behoud van landschappelijke en natuurlijke waarden in samenhang met de waterhuishouding;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en abiotische waarden ;

  3. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

Op of in de tot Agrarisch met waarden- Natuur- en landschapswaarden bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd noodzakelijk voor en ten dienste van de genoemde bestemming, waaronder terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1,50 meter en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief gebruik.

3.3 Omgevingsverguning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7 lid 7.7.1 van toepassing.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 lid 7.6 van deze bestemmingsregels het bestemmingsplan te wijzigen:voor wijziging van de bestemming in de bestemming 'Natuur' voor de realisatie van een ecologische verbinding of het vastleggen van een landschapsinvestering.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op of in de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste vande bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bouwvlak maximaal één woning aanwezig mag zijn c.q. mag worden gebouwd;

  2. de woning mag worden verbouwd, uitgebreid en vervangen met dien verstande dat de inhoud van de woning, de bebouwing onder peil niet meegerekend, nooit meer zal mogen bedragen dan 750 m³ met uitzondering van boerderijen met geïntegreerde bedrijfsruimte waarvan de inhoud gelijk mag zijn aan het bestaande bouwvolume onder de voorwaarde dat de boerderij in zijn oorspronkelijke karakter wordt gehandhaafd en met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' waar de inhoud van de woning maximaal de inhoud mag bedragen als aangegeven;

  3. de goothoogte niet meer dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter mag bedragen met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' waar de betreffende hoogtematen maximaal mogen bedragen als aangegeven;

  4. bijgebouwen zowel vrijstaand als aangebouwd, mogen worden opgericht met dien verstande dat het gezamenlijke grondoppervlak maximaal 100 m² bedraagt en de goothoogte maximaal 3 meter en bouwhoogte maximaal 5 meter mag bedragen, tenzij reeds een gebouw met minimaal deze maatvoering aanwezig is;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 6 meter mogen bedragen met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:

  1. voor de splitsing van een woning in twee woningen of de verbouw van een bijgebouw tot woning met dien verstande dat:

  1. dit slechts mogelijk is voor bebouwing die is aangewezen als rijksmonument of gemeentelijke monument dan wel kan worden aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en is opgenomen in de bij deze regels als bijlage 1 gevoegde lijst;

  2. binnen het bestemmingsvlak maximaal twee woningen aanwezig mogen zijn;

  3. de splitsing niet mag leiden tot vergroting van de bestaande inhoud van de bebouwing;

  4. het cultuurhistorische karakter van de bebouwing hersteld dan wel behouden moet blijven;

  5. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woonmilieu met dien verstande dat de splitsing of toevoeging niet binnen de hindercirkels van een aangrenzend bedrijf mag plaatsvinden;

  6. bestaande agrarische bedrijven in de naaste omgeving hierdoor niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;

  7. bebouwing die reeds eerder op basis van een soortgelijke regeling is gesplitst niet nogmaals op basis van deze afwijkingsbevoegdheid mag worden gesplitst en/of verbouwd ten behoeve van een extra woning.

  1. voor uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen of de maximaal toegestane inhoud van de woning met maximaal 20% van respectievelijk het oppervlak dan wel de inhoud van te slopen bijgebouwen met dien verstande dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet groter wordt dan 250 m²;

  2. de totale uitbreiding van de woning op basis hiervan niet meer mag bedragen dan 150 m³ met dien verstande dat de woning geen grotere inhoud mag krijgen dan 900 m³;

  3. vanwege het feit dat in dit geval via de sloop van bijgebouwen reeds een bijdrage wordt geleverd aan de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit is hierop de landschapsinvesteringsregel Breda niet van toepassing.

  1. voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in een bestaande woning of een bestaand bijgebouw bij een woning in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen met dien verstande dat:

  1. de woning geschikt blijft voor zelfstandige bewoning;

  2. maximaal 200 m² bebouwing voor deze functie mag worden gebruikt met dien verstande dat de resterende bijgebouwen dienen te worden gesloopt voor zover dit geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft;

  3. de woning of het bijgebouw ten behoeve van deze functie niet mag worden uitgebreid;

  4. de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;

  5. de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.

  1. voor het verbouwen van een bijgebouw tot afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg met dien verstande dat:

  1. maximaal 75 m2 van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;

  2. het te verbouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

  3. de zorgvraag dient afgeleid te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en dient beperkt te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  4. de afhankelijke woonruimte mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  5. er mag geen strijd ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en mag geen belemmering opleveren in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;

  6. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd;

  7. vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling gemeente Breda.

  1. voor de bouw van tijdelijke bouwwerken ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat:

  1. deze binnen het bestemmingsvlak worden geplaatst;

  2. deze geen grotere hoogte hebben dan 10 meter;

  3. deze geen grotere oppervlakte hebben dan 400 m2;

  4. deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar mogen worden geplaatst en na afloop van die termijn dienen te worden verwijderd;

  5. vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan Landschapsinvesteringsregeling Breda.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen is het bepaalde in artikel 7 lid 7.3 van toepassing. Ter plaatse van de aanduiding 'wellness' wordt als strijdig gebruik in ieder geval begrepen uitoefening van de activiteiten buiten de bestaande bebouwing met uitzondering van de eventuele buitenactiviteiten welke op het bijbehorende erf mogen plaatsvinden en overnachtingen voor groepen van maximaal 25 personen welke in de gebouwen of in tenten op het erf mogen plaatsvinden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 7.3 mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:

  1. voor het gebruik van een bijgebouw voor een aan huis verbonden beroep met dien verstande dat:

  1. voor deze functie te gebruiken oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m2 tenzij een groter aantal m² aan bijgebouwen aanwezig is dan de maximaal toegestane 100 m2 in welk geval 10 % van het meerdere tevens voor het aan huis gebonden beroep mag worden aangewend;

  2. de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen, zoals de aanleg van extra parkeerruimte, noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.

  1. ten behoeve van het toestaan van statische opslag in de bijgebouwen tot maximaal 1000 m2 met dien verstande dat het meerdere aan bedrijfsgebouwen waaronder ook kassen, wordt gesloopt, tenzij er sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de duurzame instandhouding van natuurgebieden;

  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur- en hydrologische waarden;

  3. behoud of versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;

  4. ter plaatse van de aanduidingen 'wro-zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' , 'wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' tevens daarvoor;

  5. verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan;

  6. extensief recreatief medegebruik.

5.2 Bouwregels

Op of in de tot Natuur bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd, waarbij de hoogte niet meer dan 1.50 meter mag bedragen en in de vorm van voorzieningen voor het extensief recreatief gebruik zoals zitgelegenheden met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren' waar een uitkijktoren gebouwd mag worden c.q. aanwezig mag zijn met een bouwhoogte van maximaal 30 meter.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7.7.1 van toepassing.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden ter plaatse.

6.2 Bouwregels

Binnen de tot Waarde - Archeologie bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;

  2. voorzover het betreft het oprichten of uitbreiden van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m²;

  3. voldaan wordt aan het bepaalde hieromtrent in de basisbestemming;

  4. de gebieden die zijn vrijgegeven middels een door of namens burgemeester en wethouders afgegeven selectiebesluit.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn met dien verstande dat daarnaast ook voldaan moet worden aan het bepaalde in de basisbestemming.

6.4 Omgevingsverguning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7 lid 7.7.1 van toepassing met dien verstande dat aan een vergunning als bedoeld in 7.7.1 onder a voorwaarden kunnen worden verbonden indien uit voorafgaand adequaat archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.Voorts is geen omgevingsvergunning vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en door het aanleggen of het uitvoeren van de vergunningplichtige werken of werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Aanvullende Regels

Artikel 7 Overige Bepalingen

7.1 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

7.2 Algemene bouwregels

  1. Indien het gebruik van gronden en bebouwing of de maatvoering van de bebouwing of het aantal woningen dat bestaat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag dit legaal afwijkende gebruik, maatvoering c.q aantal woningen te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.

  2. Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;

  2. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.

7.3 Algemene gebruiksregels

  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen gebruik van gebouwen en gronden voor een seksinrichting of gebruik van gebouwen voor smart-, head- en growshops of een combinatie daarvan.

  2. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

7.4 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en gelet op het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen op de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

7.5 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bestemmingen worden gewijzigd in de bestemming Bedrijfs-Nutsvoorziening ten behoeve van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, kunnen worden geplaatst tot een maximale hoogte van 50.00 meter voorzover de locatie niet is gelegen binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden-natuur- en landschapswaarden, Bos of Natuur.

7.6 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:

  1. Een ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken, gedurende 6 weken op het ter inzage.

  2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van de voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.

  3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot naar voren brengen van zienswijzen door belanghebbenden.

  4. Gedurende de in lid a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerpbesluit.

7.7 Overige regels

Artikel 8 Overgangsregels

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10%.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.

  3. In het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze planregels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Planregels deel uitmakende van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord, wijzigingsplan Korenpad 4' van de gemeente Breda.

Hoofdstuk 1 Aanleiding

1.1 Inleiding

Namens de heer Van Rijen, Brielsedreef 57 te Prinsenbeek is verzocht de agrarische bestemming van de locatie Koprenpad 4 te Prinsenbeek te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Wijziging van het bestemmingsplan is nodig omdat de heer Van Rijen het object wil kopen en daar geen agrarische activiteiten wil ontplooien maar het object als reguliere woning wil gebruiken. Ter plaatse zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten inmiddels beëindigd.

1.2 Bestaande Toestand

Op de betreffende locatie is jarenlang een agrarisch bedrijf geëxploiteerd. De bedrijfsactiviteiten zijn al langere tijd geleden beëindigd en aanvrager wil nu de bedrijfswoning kopen en omzetten naar woondoeleinden om er zelf te kunnen gaan wonen. Belanghebbende zal ter plaatse geen agarisch bedrijf gaan exploiteren. Op de bijbehorende gronden bevinden zich een bedrijfswoning met een daarbij behorende schuur. Voorts is op het perceel een grote hoeveelheid aanplant aanwezig die is ontstaan op basis van een door de huidige eigenaar afgesloten beheersovereenkomst met het voormalige Ministerie van Landbouw, natuur en Visserij op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Van kracht is het bestemmingsplan "Buitengebied Noord” vastgesteld door de gemeenteraad op 7 november 2013. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan lopen nog wel beroepen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State maar deze zijn niet specifiek gericht tegen deze locatie.

Hoofdstuk 2 Doelstellingen Van Het Wijzigingsplan

2.1 Huidige Situatie

Op deze locatie is thans een bedrijfswonig aanwezig met een vrijstaande schuur/berging. De locatie heeft in het vigerende bestemmingsplan nog een agrarische bestemming. Een groot deel van het perceel is ingeplant met bosplantsoen. De woning en de gronden zijn al langere tijd niet meer voor agrarische doeleinden in gebruik geweest en de oorspronkelijke ondernemer is inmiddels op deze locatie vertrokken. De woning wordt tijdelijk verhuurd.

2.2 Toekomstige Situatie

De heer Van Rijen wenst de woning met bijgebouwen te kopen en is voornemens hier als burger in te gaan wonen. Hiertoe zal de aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur en landschapswaarden' moeten vervallen en deels moeten worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. De landschappelijke inpassing i.c. het bosperceel zal worden opgenomen in de bestemming Natuur.

2.3 Regelgeving

2.3.1 Inleiding

Van kracht is het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord'

De gronden en opstallen aan de Korenpad 4 te Prinsenbeek zijn in het bestemmingsplan Buitengebied

Noord bestemd tot 'Agrarisch met waarden - natuur en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' voor de gebouwen. Op grond van het bepaalde in artikel 5, lid 5.7 van dit bestemmingsplan zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen, mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, ten behoeve van het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden - natuur en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' in de bestemming 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  1. de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet worden beknot;

  2. aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht;

  3. de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, behoudens cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en deze sloop afdoende is verzekerd, waarbij maximaal 500 m² mag worden gehandhaafd als bijgebouw, alsmede overtollige verharding wordt verwijderd.

2.3.2 Onderzoek

Het verzoek is getoetst aan de voorwaarden uit het vigerende bestemmingsplan en hierbij is het

volgende geconcludeerd.

In het kader van de Landschapsinvesteringsregeling Breda valt deze ruimtelijke ontwikkeling in categorie 2 en dient een landschappelijke inpassing te worden gealiseerd. Op het perceel is een grote hoeveelheid bos aangeplant en afgsproken is dat deze aanplant in totaal (20.000 m2) als Natuur zal worden bestemd zodat ruimschoots aan de voornoemde regeling is voldaan.

Hier is sprake van een voormalige bedrijfswoning die niet langer als zodanig in gebruik is nu de

agrarische activiteiten zijn beëindigd. In de naaste omgeving zit nog één agrarisch bedrijf die door deze bestemmingswijziging niet zal worden belemmerd nu op dit bedrijf bedrijfsmatig geen dieren worden gehouden en de woning Korenpad 4 meer dan 100 meter van het betreffende bouwvlak af staat. Voorts zullen de aanwezige waarden door deze wijziging niet worden aangetast nu de situatie ter plaatse zodanig wijzigt dat het bouwvlak voor de agrariasche bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd naar een woonbestemming en een groot gedeelte van de agrarische gronden, aansluitend aan een naastgelegen natuurgebied, worden gewijzigd naar een natuurbestemming. Er hoeft verder niet gesloopt te worden nu op het perceel een bijgebouw aanwezig is dat kleiner is dan de toegestane 500 m2.

2.3.3 Conclusie

Uit het voorgaande mag worden geconcludeerd dat het verzoek voldoet aan de voorwaarden uit het

bestemmingsplan Buitengebied Noord.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, toelichting en planregels.

De verbeelding volstaat met het aangeven van de nieuwe bestemming ‘Wonen’ en het gedeelte van de aanduiding 'bouwvlak' dat niet in de bestemming wonen wordt meegenomen is verwijderd of heeft de bestemming natuur gekregen. De planregels betreffen de ongewijzigde regels welke behoren bij de in het plangebied opgenomen bestemmingen en de op alle bestemmingen betrekking hebbende artikelen uit het bestemmingsplan Buitengebied Noord.

Hoofdstuk 4 Procedure

Het onderhavige plan is een plan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van de procedure is het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht van kracht. Een en ander betekent dat het ontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage zal worden gelegd tijdens welke termijn door belanghebbenden zienswijzen tegen dit wijzigingsplan kunnen worden ingediend waarna het plan kan worden vastgesteld door het college. Tegen het besluit van het college staat beroep open