Buitengebied Noord, wijzigingsplan Rietdijk 2A
Wijzigingsplan - gemeente Breda
Vastgesteld op 13-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Buitengebied Noord van de gemeente Breda;
1.2 verbeelding (plankaart):
de verbeelding (plankaart) van het plan Buitengebied Noord, wijzigingsplan Rietdijk 2a' zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BW2016231004-0401 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aardkundige waarden
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen, dan wel anderszins vanwege en natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een zodanige ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en waarbij degene die de activiteiten uitoefent tevens de (hoofd)bewoner is;
1.7 abiotische waarden:
waarden in verband met het abiotische milieu (niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige en/of hydrologische kenmerken en eventueel op basis daarvan aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van specifieke natuurwaarden;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.10 agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk voor land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden met uitzondering van mestbewerking;
Voorbeelden van dit soort bedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
1.11 ambachtelijk bedrijf en/of activiteit:
een activiteit waarbij de werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel met de hand worden uitgevoerd;
1.12 agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen , het houden van dieren of de toepassing van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden met uitzondering van mestbewerking;
Voorbeelden zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, paardenhouderijen niet zijnde fokkerijen, instelling voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.
1.13 archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.14 attentiegebied ecologische hoofdstructuur
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingsconcentratie:
een verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van agrarische en niet-agrarische functies;
1.17 Bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.19 bedrijfsmatige activiteit:
bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang en /of beperkte milieuhinder in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.20 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.21 bestaande bebouwing:
legaal tot stand gekomen bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met bijbehorende regels en bijlagen;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 boerderij met geïntegreerde bedrijfsruimte:
een authentieke agrarische bedrijfswoning waarbij de bedrijfsruimte (vroeger meestal de veestal) zodanig is geïntegreerd in de bouwmassa dat woning en bedrijfsruimte als een architectonische eenheid moet worden beschouwd.
1.26 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.28 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
alle gebouwen welke zijn aangewezen als gemeentelijke- en/of rijksmonument en de in bijlage 2 bij de regels opgenomen panden alsmede die bebouwing waarbij na bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat deze als cultuurhistorisch waardevol kan worden aangemerkt;
1.34 dagrecreatie:
een recreatieve activiteit op een aaneengesloten terrein ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van diensten op het gebied van recreatie, sport, educatie of cultuur welke geheel of in overwegende mate in de open lucht wordt aangeboden met de daarbij behorende voorzieningen;
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 extensief recreatief medegebruik:
ongeorganiseerd recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving;
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 Glastuinbouw:
een agrarische activiteit waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen;
1.39 groepsrisico
het groepsrisico geeft de cumulatieve kansen aan per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke (afval)stof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.40 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarische bedrijf waarvan de bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.41 hervestiging:
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarische bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;
1.42 Hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.43 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
1.44 integrale zonering:
een gebiedsdekkende indeling van het reconstructiegebied in drie zones te weten landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied;
1.45 Intensieve veehouderij
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, schapen-, geiten- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
1.46 Kampeermiddel:
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.47 Kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.48 Kamperen bij de boer
het naast het exploiteren van een agrarisch bedrijf tevens hebben van een beperkt kampeerterrein als ondergeschikte nevenactiviteit op of in de onmiddellijke nabijheid van het ten behoeve van het agrarisch bedrijf toegekende bouwvlak;
1.49 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel of boogkas hoger dan 1,50 meter;
1.50 kwaliteitsverbetering van het landschap
de in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling uit te voeren aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in hoofdlijnen heeft beschreven en zoals vastgelegd in de Landschapsinvesteringsregeling Breda;
1.51 landschapselementen:
landschappelijk, cultuurhistorische en natuurlijk waardevolle elementen in het landschap zoals houtopstanden, houtwallen en singels of andere natuurlijke elementen zoals moerasjes, poelen en steilranden welke geen agrarische productiefunctie hebben;
1.52 legale bebouwing:
bebouwing dat op grond van een onherroepelijke bouwvergunning is gebouwd of gebouwd kan worden dan wel bebouwing die niet langer kan worden gewraakt;
1.53 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake openbaar bestuur, welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen;
1.54 manege:
een bedrijf waarbij de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden (pensionactiviteiten);
1.55 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.56 nachtverblijf:
een (deel) van een gebouw waarin slaapgelegenheid wordt geboden en waarbij sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van sanitair, kookgelegenheid en dergelijke;
1.57 nevenactiviteiten:
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen zoals kleinschalige recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische hulpfuncties en statische opslag;
1.58 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt;
1.59 ondergeschikte horeca:
een niet zelfstandige horecafunctie welke onderdeel uitmaakt van een recreatieve of andersoortige voorziening en uitsluitend is bedoeld voor gebruikers of bezoekers van de betreffende voorziening;
1.60 paardenhouderij:
allerlei vormen van bedrijvigheid, niet zijnde maneges, waar hoofdzakelijk met paarden wordt gewerkt zoals paardenfokkerijen, africhtingsstallen, handelsstallen en paardenpensions;
1.61 permanente bewoning:
het anders dan voor recreatieve bewoning aanwenden van een kampeermiddel of recreatiewoning voor bewoning;
1.62 permanente teeltondersteunende voorziening:
voorzieningen ter ondersteuning van de diverse teelten op de bedrijven die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
1.63 Plaatsgebonden risico
het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een onbeschermd individu op een bepaalde locatie naar aanleiding van een incident met gevaarlijke stoffen;
1.64 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.65 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatieverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.66 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.67 recreatieve bewoning:
bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.68 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.69 stacaravan:
een caravan, die, als een gebouw valt aan te merken en als zodanig bedoeld is om permanent te worden geplaatst;
1.70 statische opslag:
opslag van goederen in een gebouw die geen regelmatige verplaatsing behoeven en niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet agrarisch bedrijf;
1.71 stikstofneutraal
een uitbreiding van een bedrijfsgebouw zonder extra depositie van stikstof op een nabijgelegen Natura 2000-gebied middels maatregelen op de locatie zelf of via externe saldering en er daardoor geen significante negatieve effecten op het betreffende gebied ontstaan;
1.72 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen, zoals kassen, tunnels, afdekfolies, containervelden en dergelijke die dienen ter ondersteuning van een agrarisch bedrijf;
1.73 tijdelijk teeltondersteunende voorziening:
voorzieningen die dienen ter ondersteuning van de diverse teelten in de grond en gedurende maximaal 6 maanden van het jaar noodzakelijk zijn en worden opgericht, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
1.74 tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering tot een maximum van 6 maanden;
1.75 tuincentrum:
een bedrijf, dat planten en een volledig assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren aanbiedt, alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen.
Onder volledig assortiment worden begrepen:
-
basisassortiment: direct voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen;
-
randassortiment: indirect voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen benodigde artikelen.
-
gelegenheidsassortiment: artikelen ten behoeve van bepaalde festiviteiten, zoals bijvoorbeeld pasen en kerstmis;
-
vuurwerk.
1.76 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie waarbij ook nachtverblijf wordt geboden zoals campings, hotels en pensions;
1.77 verbrede landbouw:
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering zoals bijvoorbeeld minicampings en maisdoolhoven, agrarisch natuurbeheer, educatieve activiteiten, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten. de verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen;
1.78 voormalige agrarische bedrijfslocatie:
een bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan;
1.79 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.80 woninginrichting:
een bedrijf dat zich bezighoud met de verkoop van artikelen voor de inrichting van woningen zoals meubels en woonaccessoires;
1.81 woonunit:
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit een bouwlaag, alsmede een stacaravan die gelet op de feitelijke omstandigheden als bouwwerk wordt aangemerkt, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning;
1.82 zorgboerderij:
een agrarisch bedrijf waar naast agrarische activiteiten ook zorg wordt verleend aan mindervaliden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.
2.6 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,50 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan voor zover die niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' tevens daarvoor;
-
water;
-
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op of in de tot Agrarisch bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemming met dien verstande dat:
-
alle bebouwing uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik met dien verstande dat niet gebouwd mag worden ten behoeve van de uitbreiding van de aantallen dieren of de uitbreiding van glasopstanden;
-
per aanduiding 'bouwvlak' maximaal één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn;
-
de goothoogte van gebouwen maximaal 7 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen maximaal 10 meter mag bedragen met uitzondering van kassen, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen, en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
-
de bebouwing als bedoeld in 3.1 onder b mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen;
-
intensieve veehouderijen, in één bouwlaag, overige veehouderijen en glastuinbouwbedrijven respectievelijk uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'glastuinbouw' zijn toegestaan;
-
per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning aanwezig mag zijn c.q. gebouwd mag worden met een maximale inhoud van 750 m³, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' waar geen bedrijfwoning is toegestaan;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wat betreft terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter en buiten deze aanduiding maximaal 1,50 meter, voor wat betreft bouwwerken voor voerkuilen maximaal 2,5 meter, voor diverse soorten silo's, biovergistingsinstallatie en windmolens maximaal 16 meter en voor het overige 4 meter mag bedragen;
-
voor het bouwen van een bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen, die groter worden dan 500 m², wordt voorafgaand aan de beslissing over de omgevingsvergunning advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzakelijkheid van het betreffende bouwwerk ter plaatse.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 of 3.2 mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
-
voor het plaatsen en gebruiken van stacaravans en/of woonunits of de verbouwing en gebruik van een bedrijfsgebouw voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
-
het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar, hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewoningsregistratie;
-
deze bouwwerken dienen te worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' van het betreffende bedrijf;
-
per bedrijf maximaal 40 seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest;
-
deze huisvesting mag worden opgericht of ingericht voor werknemers die uitsluitend werkzaam zijn op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is vereist;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in de bedrijfswoning of een bestaand bijgebouw in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen met dien verstande dat:
-
de bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt.
-
voor het bouwen of verbouwen en gebruiken van een bijgebouw tot afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg met dien verstande dat:
-
maximaal 75 m² van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
-
het te bouwen of te verbouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
er geen strijd mag ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en het gebruik van de tijdelijke woonruimte geen belemmering mag opleveren in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd;
-
vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
-
van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van gebouwen tot een maximale hoogte van respectievelijk 9 en 15 meter indien dit is ingegeven vanuit dierwelzijnseisen of andere milieuaspecten met dien verstande dat deze afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing is bij de bouw van kassen en in dit kader niet voldaan hoeft te worden aan de in de aanhef van dit lid genoemde Landschapsinvesteringsregeling Breda;
-
voor de bouw en het gebruik van een tijdelijk bouwwerk ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat:
-
deze ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 30 meter aansluitend aan een aanduiding bouwvlak of een bestemmingsvlak 'Bedrijf' of 'Wonen' moet worden geplaatst;
-
deze geen grotere bouwhoogte heeft dan 10 meter;
-
deze geen grotere oppervlakte heeft dan 400 m²;
-
deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar aanwezig mag zijn en na afloop van die termijn dient te worden verwijder;d
-
vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
-
voor het bouwen ten behoeve van de omschakeling naar veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij en geiten- en schapenhouderij, uitbreiding van het aantal dieren, de uitbreiding van kassen of de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' met dien verstande dat:
-
aangetoond wordt dat stikstofneutraal wordt gebouwd;
-
indien het permanent teeltondersteunende kassen betreft deze niet groter mogen zijn dan 5000 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' de bouw van kassen uitsluitend is toegestaan tot een netto glasoppervlak van 3 ha en voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - glastuinbouw' tot een netto glasoppervlak van 4 ha;
-
voldaan wordt aan het bepaalde in 3.2.
-
voor het bouwen van voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen, niet zijnde gebouwen met dien verstande dat:
-
deze aansluitend aan het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
-
de oppervlakte maximaal 0,5 ha mag bedragen;
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7, lid 7.3, mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
-
voor het kamperen bij de boer met dien verstande dat:
-
de kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 50 meter aansluitend aan deze aanduiding, moeten worden geplaatst;
-
het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan 15 voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'WRO-zone - wijzigingsgebied 1' en maximaal 25 in het overige gebied;
-
de kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode gelegen tussen 15 maart en 31 oktober;
-
de nabijgelegen agrarische bedrijven hierdoor niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt;
-
de kampeeractiviteit(en) na beëindiging van de agrarische functie ter plaatse niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd.
-
voor het toestaan van nevenactiviteiten en/of activiteiten in het kader van de verbrede landbouw met dien verstande dat:
-
uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven welke niet zijn opgenomen maar die qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst opgenomen bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn opgenomen en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2;
-
ter plaatse een agrarisch bedrijf als hoofdfunctie aanwezig is en wordt gehandhaafd;
-
de activiteit(en) na beëindiging van de agrarische functie niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
-
voor de activiteit(en) maximaal 400 m² bebouwing mag worden aangewend waarvan voor huisverkoop van streekeigen producten maximaal 200 m² mag worden gebruikt en voor ondergeschikte horeca-activiteiten maximaal 100 m² en/of maximaal 30 zitplaatsen op het onbebouwde buitenterrein;
-
buitenopslag ten behoeve van de gewenste functie niet is toegestaan;
-
de uitoefening van de activiteiten) geen uitbreiding van de bebouwing of uitbreiding van het bouwvlak tot gevolg mag hebben;
-
de te ontwikkelen activiteit(en) geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt.
-
voor het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - doolhof' toestaan van een dagrecreatieve voorziening, in het kader van de verbrede landbouw in de vorm van een doolhof van tijdelijke gewassen zoals maïs of gras, met dien verstande dat:
-
de activiteit aansluitend aan het agrarisch bouwvlak wordt gesitueerd;
-
de totale oppervlakte voor de activiteit niet meer bedraagt dan 3,5 ha;
-
de te ontwikkelen activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt.
-
voor het toestaan van statische opslag in gebouwen tot een oppervlakte van maximaal 1000 m² met dien verstande dat indien geen sprake meer is van agrarische activiteiten de resterende bedrijfsgebouwen, waaronder ook kassen, worden gesloopt en overtollige verharding wordt verwijderd.
-
voor het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar met dien verstande dat vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7, lid 7.8.1 van toepassing.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.7 van dit plan en wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
-
voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding 'bouwvlak', met uitzondering van de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'wonen niet toegestaan', met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha met uitzondering van de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', waarvan de oppervlakte maximaal 3,5 ha mag gaan bedragen waarbinnen maximaal 3 ha netto glasoppervlak is toegestaan en de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' waarvan de oppervlakte maximaal 4,5 ha mag gaan bedragen waarbinnen maximaal 4 ha netto glasoppervlak is toegestaan en het vergroten van bouwvlakken ten behoeve van het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen of tunnels, tot maximaal 3 ha;
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
indien de vergroting of vormverandering van het bouwvlak is bedoeld voor de bouw van bouwwerken voor de uitbreiding van het aantal dieren ter plaatse of de uitbreiding van kassen dient aangetoond te worden dat stikstofneutraal gebouwd wordt;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische oogpunt;
-
deze mogelijkheid tot vergroting of vormverandering van het bouwvlak voor bestaande intensieve veehouderijen alleen mogelijk is voor zover deze zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - verwevingsgebied';
-
vooraf over de noodzakelijkheid van de vergroting of vormverandering en de continuïteit van het bedrijf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
-
voor het ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' toekennen van een aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'glastuinbouw' voor de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf of toekennen van een aanduiding 'glastuinbouw' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voor de omschakeling naar glastuinbouw met dien verstande dat:
-
het bouwvlak ter vestiging dient van een volwaardig glastuinbouwbedrijf waarvan de continuïteit is gewaarborgd;
-
aangetoond moet worden dat stikstofneutraal gebouwd wordt;
-
het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgestane bedrijfsvoering maar maximaal 4,5 ha groot mag zijn;
-
binnen het bouwvlak maximaal 4 ha netto glasoppervlak aanwezig mag zijn;
-
vooraf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
-
de nieuwvestiging of omschakeling noodzakelijk is in verband met de sanering van een glastuinbouwbedrijf in de regio Breda dan wel voortvloeit uit de herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen het glastuinbouwgebied en dat verzekerd is dat elders het glastuinbouwbedrijf planologisch en juridisch opgeheven wordt.
-
voor het deels wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, in de bestemming 'Wonen' en het restant van de aanduiding 'bouwvlak' te verwijderen met dien verstande dat:
-
de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet worden beperkt;
-
aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht ;
-
de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor het merendeel worden gesloopt, en deze sloop afdoende is verzekerd, waarbij maximaal 500 m² mag worden gehandhaafd als bijgebouw alsmede overtollige verharding wordt verwijderd.
-
voor het ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' deels wijzigen van de bestemming 'Agrarisch', in de bestemming 'Bedrijf', en verwijdering van het restant van het 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven welke niet zijn genoemd maar welke qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst genoemde bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn genoemd en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2;
-
het bestemmingsvlak een oppervlakte mag hebben van maximaal 5000 m² en maximaal 800 m² bebouwing, bedrijfswoning niet inbegrepen, voor deze bestemming mag worden gebouwd/gebruikt en de eventueel overige aanwezige bebouwing, niet zijnde de woning of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt gesloopt, welke sloop afdoende verzekerd is, alsmede overtollige verharding wordt verwijderd;
-
de nieuwe functie geen belemmering op gaat leveren voor de in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden.;
-
deze bevoegdheid niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied glastuinbouwontwikkeling';
-
per locatie slechts één zelfstandig bedrijf mag worden gevestigd.
-
voor het wijzigen van deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de vestiging van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een aan de agrarische sector verwant bedrijf met dien verstande dat:
-
het bouwvlak een maximale oppervlakte mag hebben van 1,5 ha en een op de omgeving afgestemd bebouwingspercentage;
-
voor paardenhouderijen een rijhal aanwezig mag zijn met een oppervlakte van maximaal 1200 m²;
-
de nieuwe functie geen belemmering op gaat leveren voor de in de omgeving reeds aanwezige (agrarische) bedrijvigheid;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
wordt aangetoond dat stikstofneutraal wordt gewerkt.
-
voor het uitbreiden van de bestemmingsvlakken 'Wonen' en 'Bedrijf' ten behoeve van het oprichten van paardenbakken met dien verstande dat:
-
per bedrijf of woning één paardenbak is toegestaan;
-
deze ontwikkeling redelijkerwijs niet binnen de bestemmingsvlakken 'Wonen' of 'Bedrijf' kan worden gesitueerd;
-
deze uitbreiding wordt gesitueerd direct aansluitend en binnen een straal van maximaal 50 meter van het uit te breiden bestemmingsvlak;
-
deze uitbreiding maximaal 1200 m² bedraagt;
-
de paardenbakken geen grotere bouwhoogte mag hebben dan 1,5 meter en worden uitgevoerd als open constructie.
-
voor wijziging van de bestemming in de bestemming 'Natuur' voor het behoud van een kwaliteitsverbetering van het landschap.
-
voor het huisvesten van meer seizoensarbeiders dan is aangegeven in lid 3.3 onder a punt 3 met een maximum van 120 met dien verstande dat aannemelijk gemaakt wordt dat dit groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte of de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf en verder voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.3 onder a.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de duurzame instandhouding van natuurgebieden;
-
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur- en hydrologische waarden;
-
behoud of versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
-
ter plaatse van de aanduidingen 'wro-zone - zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen' , 'wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' tevens daarvoor;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan;
-
extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
Op of in de tot Natuur bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd, waarbij de hoogte niet meer dan 1.50 meter mag bedragen en in de vorm van voorzieningen voor het extensief recreatief gebruik zoals zitgelegenheden met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren' waar een uitkijktoren gebouwd mag worden c.q. aanwezig mag zijn met een bouwhoogte van maximaal 30 meter.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7, lid 7.8.1 van toepassing.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
5.2 Bouwregels
In afwijking van de regels opgenomen bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) geldt dat het vergroten en/of veranderen van de bestaande bebouwing, voor zover voorkomend op de in bijlage 1 opgenomen lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, niet is toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 indien door de vergroting of verandering geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk gelet op:
-
de bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
-
de bouwkundige kenmerken, zoals dakvorm, nokrichting, dakhelling en gevelindeling;
en met dien verstande dat;
-
deze verandering of vergroting in overeenstemming is met de regels opgenomen in de basisbestemming;
-
vooraf advies is ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke kwaliteit,
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7, lid 7.8.1 van toepassing.
5.5 Omgevingsvergunning tot sloop
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken gelegen binnen deze dubbelbestemming of als aangegeven op de als bijlage 1 bij deze regels gevoegde lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
-
Over een dergelijke vergunning wordt niet eerder beslist dan nadat advies is ingewonnen van de commissie ruimtelijke kwaliteit.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-archeologie aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden ter plaatse.
6.2 Bouwregels
Binnen de tot Waarde-archeologie bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
-
gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;
-
voorzover het betreft het oprichten of uitbreiden van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
-
voldaan wordt aan het bepaalde hieromtrent in de basisbestemming;
-
de gebieden die zijn vrijgegeven middels een door of namens burgemeester en wethouders afgegeven selectiebesluit.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn met dien verstande dat daarnaast ook voldaan moet worden aan het bepaalde in de basisbestemming.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7 lid 7.8.1 van toepassing met dien verstande dat aan een vergunning voorwaarden kunnen worden verbonden indien uit voorafgaand adequaat archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. Voorts is geen omgevingsvergunning vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en door het aanleggen of het uitvoeren van de vergunningplichtige werken of werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Aanvullende Regels
Artikel 7 Overige Bepalingen
7.1 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.2 Algemene bouwregels
-
Indien de maatvoering van de bebouwing of het aantal woningen dat bestaat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering c.q aantal woningen te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.
-
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
-
het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.
7.3 Algemene gebruiksregels
-
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen gebruik van gebouwen en gronden voor een seksinrichting of gebruik van gebouwen voor smart-, head- en growshops of een combinatie daarvan.
-
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7.4 Algemene aanduidingsregels
7.5 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en gelet op het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen op de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
7.6 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid 6.8.1 , de bestemmingen wijzigen in de bestemming Bedrijfs-Nutsvoorziening en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, kunnen worden geplaatst tot een maximale hoogte van 50.00 meter voorzover de locatie niet is gelegen binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden-natuur- en landschapswaarden of Natuur en wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd.
7.7 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
-
Een ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken, gedurende 6 weken op het ter inzage.
-
Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van de voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
-
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot naar voren brengen van zienswijzen door belanghebbenden.
-
Gedurende de in lid a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerpbesluit.
7.8 Overige regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a. en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Noord, wijzigingsplan Rietdijk 2a".
Hoofdstuk 1 Aanleiding
1.1 Inleiding
Door de ZLTO is namens C. Poppelaars, Rietdijk 3 te Breda verzocht het bestemmingsplan Buitengebied Noord te wijzigen, i.c. het bouwvlak van zijn bedrijf aan het Rietdijk 2a te Breda te vergroten, om zo de bouw van o.a. een loods mogelijk te maken. Wijziging van het bestemmingsplan is nodig omdat binnen het huidige bouwvlak de bouw van een loods met die omvang niet mogelijk is.
1.2 Bestaande Toestand
Op de betreffende locatie is altijd een vollegronds kwekerijbedrijf gevestigd geweest. Op de locatie staat een woning met een bedrijfsgebouw.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Van kracht is het bestemmingsplan "Buitengebied Noord” vastgesteld door de gemeenteraad op 7 november 2013 en grotendeels onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 september 2015
Hoofdstuk 2 Doelstellingen Van Het Wijzigingsplan
2.1 Huidige Situatie
Op deze locatie wordt een vollegronds kwekerijbedrijf geëxploiteerd met bedrijfsgebouwen waaronder een bedrijfswoning. De locatie heeft in het bestemmingsplan een agrarische bestemming met een aanduiding bouwvlak ten behoeve van de bedrijfsbebouwing.
2.2 Toekomstige Situatie
Op de onderhavige locatie zal het bouwvlak vergroot dienen te worden om de bedrijfsactiviteiten naar de toekomst toe op een adequate manier uit te kunnen blijven voeren. Om dit ook juridisch mogelijk te maken zal via dit wijzigingsplan het bouwvlak worden vergroot.
2.3 Regelgeving
2.3.1 Inleiding
Van kracht is het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord'
De gronden en opstallen aan het Rietdijk 2a te Breda zijn in het bestemmingsplan Buitengebied Noord bestemd tot 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak' voor de bedrijfsbebouwing. Op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 4.6 onder a van dit bestemmingsplan zijn burgemeester en wethouders onder voorwaarden onder andere bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, mits o.a. wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda .
De overige voorwaarden voor vergroting van het bouwvlak luiden voor zover van toepassing als volgt:
-
de oppervlakte van een bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha met uitzondering van;
-
het vergroten van bouwvlakken ten behoeve van het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen of tunnels, waar de oppervlakte van het bouwvlak maximaal 3 ha mag gaan bedragen;
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en/of een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
indien de vergroting of vormverandering van het bouwvlak is bedoeld voor de bouw van bouwwerken voor de uitbreiding van het aantal dieren ter plaatse of de uitbreiding van kassen dient aangetoond te worden dat stikstofneutraal gebouwd en gebruikt wordt;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische oogpunt.
2.3.2 Onderzoek
Het verzoek is getoetst aan de op dit verzoek van toepassing zijnde voorwaarden uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied Noord en hierbij is het volgende geconcludeerd.
In het kader van de Landschapsinvesteringsregeling Breda valt deze ruimtelijke ontwikkeling in categorie 2 en dient een landschappelijke inpassing te worden gerealiseerd. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt en is een verplichte landschapsinvestering afgesproken op basis van de Landschapsinvesteringsregeling Breda. Teneinde de aanleg te garanderen is dit vastgelegd in een overeenkomst met de initiatiefnemer. Teneinde het behoud te garanderen is de locatie, waar deze landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 , lid 4.6 onder f, bestemd tot 'Natuur'. Het inpassingsplan is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Er is een bouwvlakvergroting aangevraagd die de maximaal toegestane oppervlakte van 1,5 ha niet zal overschrijden. het nieuwe bouwvlak krijgt een oppervlakte van maximaal 0.61.69 ha.
Teneinde de noodzakelijkheid van de vergroting te kunnen beoordelen is het verzoek voor advies voorgelegd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen en deze commissie heeft bij schrijven van 7 april 2016 (nummer BA 9164) geadviseerd. Zij komen tot het oordeel dat de vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is vanuit de optiek van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en om de continuïteit van het bedrijf op langere termijn te waarborgen. Het volledige advies is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Het bouwplan betreft het oprichten van een loods ten behoeve van het bedrijf. Er zullen geen (ondersteunede) kassen worden opgericht. De regels m.b.t. stikstofneutraal bouwen zijn hier dus niet van toepassing.
In het kader van de mogelijke aantasting van de diverse in het bestemmingsplan genoemde waarden het volgende.
De locatie Rietdijk 2a maakt onderdeel uit van een gebied dat behoort tot de oude zandlandschappen. Het betreft dan de hogere en drogere delen op het zandgebied die als eerste vestigingsplaatsen voor de mensen fungeerden. Het wegenpatroon volgt het oorspronkelijk reliëf. De gronden zijn hoofdzakelijk in gebruik als landbouwgrond. Door de ruilverkaveling is het verschil tussen de verschillende landschapstypen kleiner geworden en daarmee het landschap uniformer. De oude zandlandschappen hebben nog enige ecologische (flora en fauna), cultuurhistorische (wegenp[atroon en monumenten), gebruiks- (routes en de Kuil) en belevingswaarde (menselijke maat, lanen, erfbeplanting zandwegen etc.).
Aan al die waarden wordt door dit plan geen onevenredige schade toegebracht vanwege het feit dat hierin geen verandering komt. Positief voor de waarden is wel dat in het kader van de verplichte landschappelijke inpassing er erfbeplanting wordt aangelegd die de belevingswaarden zal verhogen en de bedrijfsactiviteiten zal inpassen.
Verder geldt voor het gebied een verwachtingswaarde archeologie. In de regels is een vergunningseis opgenomen dat bij het oprichten van bouwwerken groter dan 100 m2 en werkzaamheden in de grond die dieper gaan dan 30 cm een vergunning dient te worden aangevraagd en in dat kader onderzoek dient te worden verricht naar de eventuele archeologische waarden in het te bebouwen gebied.
2.3.3 Conclusie
Uit het voorgaande mag worden geconcludeerd dat het verzoek voldoet aan de voorwaarden uit het
bestemmingsplan Buitengebied Noord tot vergroting van het bouwvlak aan het Rietdijk 2a te Breda.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, toelichting en planregels.
De verbeelding volstaat met het aangeven van het gewijzigde bouwvlak. De vereiste landschapsinvestering heeft de bestemming 'Natuur'gekregen. De planregels betreffen de vrijwel ongewijzigde regels welke behoren bij de in het plangebied opgenomen bestemmingen en de op alle bestemmingen betrekking hebbende artikelen uit het bestemmingsplan Buitengebied Noord.
Hoofdstuk 4 Procedure
Het onderhavige plan is een plan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van de procedure is het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht van kracht. Een en ander betekent dat het ontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage zal worden gelegd tijdens welke termijn door belanghebbenden zienswijzen tegen dit wijzigingsplan kunnen worden ingediend waarna het plan kan worden vastgesteld door het college. Tegen het besluit van het college staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.