Buitengebied Noord, wijzigingsplan Vianendreef 91
Wijzigingsplan - gemeente Breda
Vastgesteld op 12-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Het plan
het wijzigingsplan Buitengebied Noord, wijzigingsplan Vianendreef 91 van de gemeente Breda;
1.2 Bestemmingsplan
de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Buitengebied Noord, wijzigingsplanVianendreef 91 bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.WP2018231008-VG02 met bijbehorende regels en toelichting;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aan-huis-gebonden-beroepen
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een zodanige ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en waarbij degene die de activiteiten uitoefent tevens de (hoofd)bewoner is;
1.6 Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.7 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van intensieve veehouderijen welke alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
1.8 Ambachtelijke bedrijvigheid
een activiteit waarbij de werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel met de hand worden uitgevoerd;
1.9 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.10 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 Bebouwingspercentage:
een in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 Bedrijfswoning
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.13 bestaande bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.14 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met bijbehorende regels en bijlagen;
1.16 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Boerderij met geïntegreerde bedrijfsruimte
een authentieke agrarische bedrijfswoning waarbij de bedrijfsruimte (vroeger meestal de veestal) zodanig is geïntegreerd in de bouwmassa dat woning en bedrijfsruimte als een architectonische eenheid moet worden beschouwd.
1.18 Bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.19 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.23 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
alle gebouwen welke zijn aangewezen als gemeentelijke- en/of rijksmonument en de in bijlage 1 opgenomen panden alsmede die bebouwing waarbij na bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat deze als cultuurhistorisch waardevol kan worden aangemerkt;
1.26 Dagrecreatie
een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is;
1.27 Extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatie zoals wandelen, fietsen en paardrijden waarvoor gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructurele voorzieningen zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;
1.28 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 Glastuinbouw:
een agrarische activiteit waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen of tunnels;
1.30 Hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.31 legale bebouwing:
bebouwing dat op grond van een onherroepelijke bouw- of omgevingsvergunning is gebouwd of gebouwd kan worden dan wel bebouwing dat niet langer kan worden gewraakt;
1.32 Mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.33 Peil
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
indien in of op het water wordt gebouwd het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
-
in alle overige gevallen het afgewerkte maaiveld.
1.34 Relatie
Een figuur op de verbeelding die afzonderlijke aanduidingen 'bouwvlak' met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één aanduidingen 'bouwvlak'.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,50 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
-
verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan voor zover die niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' tevens daarvoor;
-
water;
-
extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op of in de tot Agrarisch bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemming met dien verstande dat:
-
alle bebouwing uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik met dien verstande dat niet gebouwd mag worden ten behoeve van de uitbreiding van de aantallen dieren of de uitbreiding van glasopstanden;
-
De aanduidingen 'bouwvlak' die middels de figuur 'relatie' aan elkaar zijn gekoppeld gelden als één aanduiding 'bouwvlak'.
-
per aanduiding 'bouwvlak' maximaal één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn;
-
de goothoogte van gebouwen maximaal 7 meter mag bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen maximaal 10 meter mag bedragen met uitzondering van kassen, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen, en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
-
de bebouwing als bedoeld in 3.1 onder b mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen;
-
intensieve veehouderijen, in één bouwlaag, overige veehouderijen en glastuinbouwbedrijven respectievelijk uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' of 'glastuinbouw' zijn toegestaan;
-
per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning aanwezig mag zijn c.q. gebouwd mag worden met een maximale inhoud van 750 m³, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' waar geen bedrijfwoning is toegestaan;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wat betreft terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter en buiten deze aanduiding maximaal 1,50 meter, voor wat betreft bouwwerken voor voerkuilen maximaal 2,5 meter, voor diverse soorten silo's, biovergistingsinstallatie en windmolens maximaal 16 meter en voor het overige 4 meter mag bedragen;
-
voor het bouwen van een bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen, die groter worden dan 500 m², wordt voorafgaand aan de beslissing over de omgevingsvergunning advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzakelijkheid van het betreffende bouwwerk ter plaatse.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 of 3.2 mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
-
voor het plaatsen en gebruiken van stacaravans en/of woonunits of de verbouwing en gebruik van een bedrijfsgebouw voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders met dien verstande dat:
-
het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar, hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewoningsregistratie;
-
deze bouwwerken dienen te worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' van het betreffende bedrijf;
-
per bedrijf maximaal 40 seizoensarbeiders mogen worden gehuisvest;
-
deze huisvesting mag worden opgericht of ingericht voor werknemers die uitsluitend werkzaam zijn op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
-
de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoensarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is vereist;
-
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven.
-
voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in de bedrijfswoning of een bestaand bijgebouw in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen met dien verstande dat:
-
de bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt.
-
voor het bouwen of verbouwen en gebruiken van een bijgebouw tot afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg met dien verstande dat:
-
maximaal 75 m² van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
-
het te bouwen of te verbouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
er geen strijd mag ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en het gebruik van de tijdelijke woonruimte geen belemmering mag opleveren in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd;
-
vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
-
van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van gebouwen tot een maximale hoogte van respectievelijk 9 en 15 meter indien dit is ingegeven vanuit dierwelzijnseisen of andere milieuaspecten met dien verstande dat deze afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing is bij de bouw van kassen en in dit kader niet voldaan hoeft te worden aan de in de aanhef van dit lid genoemde Landschapsinvesteringsregeling Breda;
-
voor de bouw en het gebruik van een tijdelijk bouwwerk ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat:
-
deze ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 30 meter aansluitend aan een aanduiding bouwvlak of een bestemmingsvlak 'Bedrijf' of 'Wonen' moet worden geplaatst;
-
deze geen grotere bouwhoogte heeft dan 10 meter;
-
deze geen grotere oppervlakte heeft dan 400 m²;
-
deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar aanwezig mag zijn en na afloop van die termijn dient te worden verwijderd;
-
vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
-
voor het bouwen ten behoeve van de omschakeling naar veehouderij, niet zijnde een intensieve veehouderij en geiten- en schapenhouderij, uitbreiding van het aantal dieren, de uitbreiding van kassen of de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' met dien verstande dat:
-
aangetoond wordt dat stikstofneutraal wordt gebouwd;
-
indien het permanent teeltondersteunende kassen betreft deze niet groter mogen zijn dan 5000 m²;
-
ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' de bouw van kassen uitsluitend is toegestaan tot een netto glasoppervlak van 3 ha en voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - glastuinbouw' tot een netto glasoppervlak van 4 ha;
-
voldaan wordt aan het bepaalde in 3.2.
-
voor het bouwen van voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen, niet zijnde gebouwen met dien verstande dat:
-
deze aansluitend aan het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
-
de oppervlakte maximaal 0,5 ha mag bedragen;
-
dit noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 7.3 , mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
-
voor het kamperen bij de boer met dien verstande dat:
-
de kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 50 meter aansluitend aan deze aanduiding, moeten worden geplaatst;
-
het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan 15 voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'WRO-zone - wijzigingsgebied 1' en maximaal 25 in het overige gebied;
-
de kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode gelegen tussen 15 maart en 31 oktober;
-
de nabijgelegen agrarische bedrijven hierdoor niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt;
-
de kampeeractiviteit(en) na beëindiging van de agrarische functie ter plaatse niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd.
-
voor het toestaan van nevenactiviteiten en/of activiteiten in het kader van de verbrede landbouw met dien verstande dat:
-
uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven welke niet zijn opgenomen maar die qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst opgenomen bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn opgenomen en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2;
-
ter plaatse een agrarisch bedrijf als hoofdfunctie aanwezig is en wordt gehandhaafd;
-
de activiteit(en) na beëindiging van de agrarische functie niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
-
voor de activiteit(en) maximaal 400 m² bebouwing mag worden aangewend waarvan voor huisverkoop van streekeigen producten maximaal 200 m² mag worden gebruikt en voor ondergeschikte horeca-activiteiten maximaal 100 m² en/of maximaal 30 zitplaatsen op het onbebouwde buitenterrein;
-
buitenopslag ten behoeve van de gewenste functie niet is toegestaan;
-
de uitoefening van de activiteiten) geen uitbreiding van de bebouwing of uitbreiding van het bouwvlak tot gevolg mag hebben;
-
de te ontwikkelen activiteit(en) geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt.
-
voor het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - doolhof' toestaan van een dagrecreatieve voorziening, in het kader van de verbrede landbouw in de vorm van een doolhof van tijdelijke gewassen zoals maïs of gras, met dien verstande dat:
-
de activiteit aansluitend aan het agrarisch bouwvlak wordt gesitueerd;
-
de totale oppervlakte voor de activiteit niet meer bedraagt dan 3,5 ha;
-
de te ontwikkelen activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt.
-
voor het toestaan van statische opslag in gebouwen tot een oppervlakte van maximaal 1000 m² met dien verstande dat indien geen sprake meer is van agrarische activiteiten de resterende bedrijfsgebouwen, waaronder ook kassen, worden gesloopt en overtollige verharding wordt verwijderd.
-
voor het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar met dien verstande dat vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7, lid 7.7.1 van toepassing.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 lid 7.6 van dit plan en wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
-
voor het vergroten en/of veranderen van de vorm van de aanduiding 'bouwvlak', met uitzondering van de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'wonen niet toegestaan', met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha met uitzondering van de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', waarvan de oppervlakte maximaal 3,5 ha mag gaan bedragen waarbinnen maximaal 3 ha netto glasoppervlak is toegestaan en de bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' waarvan de oppervlakte maximaal 4,5 ha mag gaan bedragen waarbinnen maximaal 4 ha netto glasoppervlak is toegestaan en het vergroten van bouwvlakken ten behoeve van het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen of tunnels, tot maximaal 3 ha;
-
uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
-
indien de vergroting of vormverandering van het bouwvlak is bedoeld voor de bouw van bouwwerken voor de uitbreiding van het aantal dieren ter plaatse of de uitbreiding van kassen dient aangetoond te worden dat stikstofneutraal gebouwd wordt;
-
uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische oogpunt;
-
deze mogelijkheid tot vergroting of vormverandering van het bouwvlak voor bestaande intensieve veehouderijen alleen mogelijk is voor zover deze zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - verwevingsgebied';
-
vooraf over de noodzakelijkheid van de vergroting of vormverandering en de continuïteit van het bedrijf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
-
voor het ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' toekennen van een aanduiding 'bouwvlak' met de aanduiding 'glastuinbouw' voor de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf of toekennen van een aanduiding 'glastuinbouw' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' voor de omschakeling naar glastuinbouw met dien verstande dat:
-
het bouwvlak ter vestiging dient van een volwaardig glastuinbouwbedrijf waarvan de continuïteit is gewaarborgd;
-
aangetoond moet worden dat stikstofneutraal gebouwd wordt;
-
het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgestane bedrijfsvoering maar maximaal 4,5 ha groot mag zijn;
-
binnen het bouwvlak maximaal 4 ha netto glasoppervlak aanwezig mag zijn;
-
vooraf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
-
de nieuwvestiging of omschakeling noodzakelijk is in verband met de sanering van een glastuinbouwbedrijf in de regio Breda dan wel voortvloeit uit de herschikking van glastuinbouwbedrijven binnen het glastuinbouwgebied en dat verzekerd is dat elders het glastuinbouwbedrijf planologisch en juridisch opgeheven wordt.
-
voor het deels wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, in de bestemming 'Wonen' en het restant van de aanduiding 'bouwvlak' te verwijderen met dien verstande dat:
-
de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven niet worden beperkt;
-
aan cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en milieuhygiënische en water- en bodemhuishoudkundige aspecten geen onevenredige schade wordt toegebracht ;
-
de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voor het merendeel worden gesloopt, en deze sloop afdoende is verzekerd, waarbij maximaal 500 m² mag worden gehandhaafd als bijgebouw alsmede overtollige verharding wordt verwijderd.
-
voor het ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' deels wijzigen van de bestemming 'Agrarisch', in de bestemming 'Bedrijf', en verwijdering van het restant van het 'bouwvlak', met dien verstande dat:
-
uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven welke niet zijn genoemd maar welke qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst genoemde bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn genoemd en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2;
-
het bestemmingsvlak een oppervlakte mag hebben van maximaal 5000 m² en maximaal 800 m² bebouwing, bedrijfswoning niet inbegrepen, voor deze bestemming mag worden gebouwd/gebruikt en de eventueel overige aanwezige bebouwing, niet zijnde de woning of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt gesloopt, welke sloop afdoende verzekerd is, alsmede overtollige verharding wordt verwijderd;
-
de nieuwe functie geen belemmering op gaat leveren voor de in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden.;
-
deze bevoegdheid niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied glastuinbouwontwikkeling';
-
per locatie slechts één zelfstandig bedrijf mag worden gevestigd.
-
voor het wijzigen van deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de vestiging van een agrarisch technisch hulpbedrijf of een aan de agrarische sector verwant bedrijf met dien verstande dat:
-
het bouwvlak een maximale oppervlakte mag hebben van 1,5 ha en een op de omgeving afgestemd bebouwingspercentage;
-
voor paardenhouderijen een rijhal aanwezig mag zijn met een oppervlakte van maximaal 1200 m²;
-
de nieuwe functie geen belemmering op gaat leveren voor de in de omgeving reeds aanwezige (agrarische) bedrijvigheid;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt.
-
wordt aangetoond dat stikstofneutraal wordt gewerkt.
-
voor het uitbreiden van de bestemmingsvlakken 'Wonen' en 'Bedrijf' ten behoeve van het oprichten van paardenbakken met dien verstande dat:
-
per bedrijf of woning één paardenbak is toegestaan;
-
deze ontwikkeling redelijkerwijs niet binnen de bestemmingsvlakken 'Wonen' of 'Bedrijf' kan worden gesitueerd;
-
deze uitbreiding wordt gesitueerd direct aansluitend en binnen een straal van maximaal 50 meter van het uit te breiden bestemmingsvlak;
-
deze uitbreiding maximaal 1200 m² bedraagt;
-
de paardenbakken geen grotere bouwhoogte mag hebben dan 1,5 meter en worden uitgevoerd als open constructie.
-
voor wijziging van de bestemming in de bestemming 'Natuur' voor het behoud van een kwaliteitsverbetering van het landschap.
-
voor het huisvesten van meer seizoensarbeiders dan is aangegeven in lid 3.3 onder a punt 3 met een maximum van 120 met dien verstande dat aannemelijk gemaakt wordt dat dit groter aantal werknemers nodig is in verband met de grootte of de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf en verder voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3.3 onder a.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsdoeleinden, anders dan agrarische activiteiten, in de milieubelastingcategorieën 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
-
ter plaatse van de aanduidingen 'windturbine', ''waterzuiveringsinstallatie', 'paardenhouderij', 'hovenier' en 'agrarisch loonbedrijf' uitsluitend daarvoor;
-
ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' tevens daarvoor.
4.2 Bouwregels
Op of in de tot Bedrijf bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd noodzakelijk voor en ten dienste van de genoemde bestemming, met dien verstande dat:
-
de bouwwerken uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd ;
-
de bedrijfsbebouwing maximaal 400 m2 mag bedragen met uitzondering ter plaatse van de aanduidingen 'paardenhouderij', 'waterzuiveringsinstallatie' en 'agrarisch loonbedrijf' in welk geval het bouwvlak geheel mag worden volgebouwd met dien verstande dat voor een paardenhouderij maximaal 1200 m2 van de bebouwing uit rijhal mag bestaan;
-
de goothoogte van de gebouwen mag maximaal 7 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 10 meter bedragen;
-
per bedrijf één bedrijfswoning aanwezig mag zijn voor zover deze ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van het plan reeds aanwezig is en de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3 mag bedragen tenzij deze bestaat uit een boerderij met geïntegreerde bedrijfsruimte in welk geval de inhoud gelijk mag zijn aan het bestaande bouwvolume onder de voorwaarde dat de boerderij in zijn oorspronkelijke karakter wordt hersteld en/of gehandhaafd;
-
voor het wonen mogen per bedrijfswoning een of meerdere bijgebouwen aanwezig zijn met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2, een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
-
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6 meter bedragen met uitzondering van terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' is per aanduiding bouwvlak maximaal 1 windturbine toegestaan met een maximale ashoogte van 105 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 :
-
voor het verbouwen van een bijgebouw tot afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg met dien verstande dat:
-
maximaal 75 m2 van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
-
het te verbouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en dient beperkt te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
-
er mag geen strijd ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte mag geen belemmering opleveren in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
-
zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd;
-
vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
-
voor de bouw en het gebruik van tijdelijke bouwwerken ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat:
-
deze binnen het bestemmingsvlak worden geplaatst of aansluitend aan dit vlak binnen een straal van 30 meter daarvan;
-
deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 10 meter;
-
deze geen grotere oppervlakte hebben dan 400 m2;
-
deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar mogen worden geplaatst en na afloop van die termijn dienen te worden verwijderd;
-
vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
-
voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in de bedrijfswoning of een bestaand bijgebouw in de vorm van een bed en breakfast voor maximaal 10 personen met dien verstande dat:
-
de bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
-
maximaal 200 m2 bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
-
de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21 lid 21.3 :
-
voor het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar;
-
voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten welke niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten maar die qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst genoemde bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn opgenomen en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 lid 21.7 van dit plan tot het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf" in de bestemming "Wonen" mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd en met dien verstande dat:
-
aan cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarden geen onevenredige schade wordt toegebracht;
-
de voormalige bedrijfsgebouwen grotendeels worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft, waarbij maximaal 500 m² mag worden gehandhaafd als bijgebouw en de overtollige verharding wordt verwijderd.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden ter plaatse.
5.2 Bouwregels
Binnen de tot Waarde - Archeologie bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
-
gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;
-
voorzover het betreft het oprichten of uitbreiden van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
-
de gebieden die zijn vrijgegeven middels een door of namens burgemeester en wethouders afgegeven selectiebesluit.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn met dien verstande dat daarnaast ook voldaan moet worden aan het bepaalde in de basisbestemming.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 7 lid 7.7.1 van toepassing met dien verstande dat aan een vergunning als bedoeld in 7.7.1 onder a voorwaarden kunnen worden verbonden indien uit voorafgaand adequaat archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. Voorts is geen omgevingsvergunning vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en door het aanleggen of het uitvoeren van de vergunningplichtige werken of werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Aanvullende Regels
Artikel 6 Overige Bepalingen
6.1 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
6.2 Algemene bouwregels
-
Indien het gebruik van gronden en bebouwing of de maatvoering van de bebouwing of het aantal woningen dat bestaat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag dit legaal afwijkende gebruik, maatvoering c.q aantal woningen te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.
-
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
-
het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.
6.3 Algemene gebruiksregels
-
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen gebruik van gebouwen en gronden voor een seksinrichting of gebruik van gebouwen voor smart-, head- en growshops of een combinatie daarvan.
-
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6.4 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en gelet op het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen op de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
6.5 Algemene aanduidingsregels
6.6 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:
-
Een ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken, gedurende 6 weken op het ter inzage.
-
Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van de voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
-
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot naar voren brengen van zienswijzen door belanghebbenden.
-
Gedurende de in lid a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerpbesluit.
6.7 Overige regels
Artikel 7 Overgangsregels
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10%.
-
Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.
-
In het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze planregels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Planregels deel uitmakende van het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord, wijzigingsplan Vianendreef 91' van de gemeente Breda.
Hoofdstuk 1 Aanleiding
1.1 Inleiding
Door de eigenaar is verzocht de agrarische bestemming van de bedrijfswoning van de locatie Vianendreef 91 te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf'. Wijziging van het bestemmingsplan is nodig omdat de bedrijfswoning verkocht gaat worden en deze niet langer onderdeel uitmaakt van een agrarische bedrijf. De bedrijfsmatige agrarische activiteiten zijn ter plaatse al langere tijd geleden beëindigd en de gronden en opstallen behorende bij het agrarische bedrijf (tuinbouw deels onder glas) zijn verkocht aan de buurman die ter plaatse nog wel een agrarisch bedrijf (glastuinbouwbedrijf) exploiteert.
1.2 Bestaande Toestand
Op de betreffende locatie is jarenlang een agrarisch bedrijf (glastuinbouwbedrijf) geëxploiteerd door verzoeker. Deze heeft de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en heeft alle gronden en opstallen, met uitzondering van de bedrijfswoning met een schuur een klein gedeelte kas, verkocht aan de buurman. De eigenaar van de bedrijfswoning wil deze nu omzetten naar een bedrijfsbestemming. Op de bijbehorende gronden bevinden zich een bedrijfswoning met een daarbij behorende bedrijfsgebouw en een kasje. De kassen welke voorheen tot het bedrijf behoorde zijn verkocht een de buurman die deze nu gebruikt voor zijn bedrijfsvoering.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Van kracht is het bestemmingsplan "Buitengebied Noord” vastgesteld door de gemeenteraad op 7 november 2013. Het plan is onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 september 2015.
Hoofdstuk 2 Doelstellingen Van Het Bestemmingsplan
2.1 Huidige Situatie
Op deze locatie is thans een bedrijfswoning aanwezig met 1 voormalig bedrijfsgebouw bestaande uit een loods en een kleine kas. De locatie heeft in het bestemmingsplan nog een agrarische bestemming. De woning met bijbehorend perceel met opstallen is niet meer voor agrarische doeleinden in gebruik.
2.2 Toekomstige Situatie
De voormalige bedrijfswoning zal worden verkocht en het bijgebouw zal als bedrijfsgebouw kunnen gaan dienen voor de bedrijfsbestemming. Om dit juridisch mogelijk te maken zal via dit wijzigingsplan de agrarische bestemming van de voormalige bedrijfswoning moeten worden omgezet naar een bedrijfsbestemming.
2.3 Regelgeving
2.3.1 Inleiding
Van kracht is het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord'
De gronden en opstallen aan de Vianendreef 91 te Prinsenbeek zijn in het bestemmingsplan Buitengebied Noord bestemd tot 'Agrarisch' met de aanduidingen 'bouwvlak' voor de bebouwing en 'glastuinbouw'. Daarnaast rust op het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 3.6 onder d van dit bestemmingsplan zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen, mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, ten behoeve van het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch ' met de aanduiding 'bouwvlak' in de bestemming 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden:
-
uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven welke niet zijn genoemd maar welke qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst genoemde bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn genoemd en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2;
-
het bestemmingsvlak een oppervlakte mag hebben van maximaal 5000 m² en maximaal 800 m² bebouwing, bedrijfswoning niet inbegrepen, voor deze bestemming mag worden gebouwd/gebruikt en de eventueel overige aanwezige bebouwing, niet zijnde de woning of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt gesloopt, welke sloop afdoende verzekerd is, alsmede overtollige verharding wordt verwijderd;
-
de nieuwe functie geen belemmering op gaat leveren voor de in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven;
-
de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte geen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk mogen zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse niet in het gedrang komt;
-
parkeren voor het bedrijf op eigen terrein dient plaats te vinden.;
-
per locatie slechts één zelfstandig bedrijf mag worden gevestigd.
2.3.2 Onderzoek
Het verzoek is getoetst aan de voorwaarden uit het vigerende bestemmingsplan en hierbij is het
volgende geconcludeerd.
Landschapsinvestering:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied ( Vr 2014: bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologische regime nodig is) bepaalt de Verordening ruimte 2014 dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap. In principe wordt hierbij uitgegaan van bij voorkeur de realisering van een fysieke prestatie op de projectlocatie en/of de directe projectomgeving. Regionaal is in overleg met de provincie een handreiking opgesteld die via het regionaal ruimtelijk overleg is vastgesteld. Deze is in het bestemmingsplan Buitengebied Noord verder vertaald via de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
In het kader van deze Landschapsinvesteringsregeling Breda valt deze ruimtelijke ontwikkeling formeel in categorie 2 en dient een landschappelijke inpassing te worden gerealiseerd. Met belanghebbenden is vastgesteld dat ter plaatse fysiek geen mogelijkheden zijn om een landschappelijke inpassing te realiseren en is afgesproken dat hij in plaats daarvan, en zoals de Landschapsinvesteringsregeling dit ook mogelijk maakt, een storting moet doen in het groenfonds van de gemeente Breda. In principe zou hij een inpassing moeten realiseren ter grootte van 456 m2 (2 x de langste zijde van het bestemmingsvlak en 1 x de kortste zijde hiervan x 3). Omgerekend naar een bijdrage levert dit een bedrag op van € 6.840,-- (456 x €15,--) dat gestort moet worden in het groenfonds. In een anterieure overeenkomst met belanghebbende is de betaling hiervan zeker gesteld.
Maximale milieucategorie:
Het is nog niet bekend wat voor soort bedrijf ter plaatse gevestigd zal worden. Wel zal in de regels worden opgenomen dat het te vestigen bedrijf maximaal tot milieubelastingscategorie 2 mag gaan behoren. Op grond van de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG hoort daar een minimale afstand bij tot een hindergevoelig object van 30 meter. De dichtstbijzijnde woning ligt aan de Vianendreef 93 (bedrijfsbestemming) en deze ligt op ruim 29 meter. Met de wijziging van de bestemming van agrarisch naar bedrijfsbestemming tot maximaal milieucategorie 2 zal er wat milieuhinder betreft voor de naastgelegen woning weinig veranderen. Een agrarische activiteit, welke op basis van het huidige bestemmingsplan ter plaatse nu mogelijk is, en ook altijd gevestigd is geweest, heeft op grond van genoemde brochure een minimale milieucategorie 2. Daarnaast kan door het treffen van maatregelen de hinder op hindergevoelige objecten worden beperkt zodat voldaan wordt aan de eisen die aan een dergelijk bedrijf gesteld kunnen worden vanuit milieuoogpunt.
Bestemmingsvlak en bebouwing:
Het bestemmingsvlak zal niet groter worden dan 5000 m2 (1960 m2) en ook de bedrijfsbebouwing zal de toegestane oppervlakte van 800 m2 niet overschrijden. Het voormalige bijgebouw is ruim 600 m2 groot en is derhalve kleiner dan op grond van de wijzigingsbevoegdheid gebruikt en uitgebreid mag worden. Dit betekent weer dat de wijziging van de bestemming dan ook niet gepaard zal hoeven te gaan met sloop van een gedeelte van het voormalige bedrijfsgebouwen.
Belemmeringen nabij gelegen bedrijvigheid:
Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt op een afstand van slechts 10 meter en het betreft een glastuinbouwbedrijf. Aan de andere zijde ligt een bedrijfsverzamelgebouw en dit grenst, net als het eerder genoemde glastuinbouwbedrijf aan het perceel aan de Vianendreef 91. Het betreft hier een bestaande toestand waarbij de dichtstbijzijnde kassen in het verleden bij deze woning hoorden en zijn verkocht aan de buurman. De beperkingen voor de beide bedrijven worden dan ook niet extra nadelig beïnvloed door het omzetten van de functie van de bedrijfswoning met bijbehorende gronden en opstallen naar een bedrijfsbestemming omdat de mogelijkheden voor dat bedrijf gelijk blijven aan de mogelijkheden op basis van de huidige (agrarische) bestemming.
Verkeer en parkeren:
Op grond van het bestemmingsplan zal het nieuw te vestigen bedrijf straks zijn parkeercapaciteit op eigen terrein dienen op te lossen. Er zal ook, gezien de huidige bestemming, geen onevenredige toename van het verkeer te verwachten zijn die mogelijk verkeersmaatregelen noodzakelijk zal maken.
Aantel bedrijven:
In de regels zal worden opgenomen dat ter plaatse slechts één bedrijf gevestigd mag worden.
Goede ruimtelijke ordening
Met de ligging van het object op korte afstand van een tweetal bedrijven moet hier in het kader van de beoordeling of sprake is van goede ruimtelijke ordening bezien worden of sprake is en blijft van een goed woon- en leefklimaat. In dat kader wordt overwogen dat hier sprake is van een bestaande situatie waarin sprake is van een woning op korte afstand van deze bedrijven. Een eventuele koper van het onderhavige object is of kan dan op de hoogte zijn van het feit dat dit een verminderd woon- en leefklimaat tot gevolg kan hebben en neemt op het moment van koop dus bewust die keuze. Op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zaaknummer 200909261/1/R3 r.o. 2.9.1) en vanwege het feit dat een goed woon- en leefklimaat wordt nagestreefd voor de bewoners van in de omgeving van een bedrijf staande hindergevoelige objecten, mag in zo'n geval worden aangenomen dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en klimaat.
Resterende gedeelte van het oorspronkelijke bouwvlak
Het oorspronkelijke bouwvlak had betrekking op de bedrijfswoning met een loods en kassen. De huidige eigenaar heeft echter al geruime tijd geleden zijn agrarische activiteiten beëindigd en heeft een gedeelte van het bouwvlak met daarbinnen ook de kassen verkocht aan zijn buurman. Op basis van dit verzoek kunnen we niet het totale bouwvlak omzetten qua bestemming of verwijderen uit het plan. Daarom is het noodzakelijk dat binnen het bouwvlak dat resteert wordt voorkomen dat daar een nieuw bedrijf ontstaat en/of dat er een extra bedrijfswoning gebouwd wordt. Daarom is in het kader van deze wijziging aan dat bouwvlak de aanduiding 'wonen uitgesloten' toegevoegd teneinde te garanderen dat hier geen extra woning gebouwd gaat worden. Ook is een aanduiding (de figuur 'relatie') opgenomen om het bouwvlak waarbinnen de kassen zich bevinden te koppelen aan het bouwvlak van het agrarisch bedrijf van de buurman (Krekelweg 2). In de regels is vervolgens geborgd dat deze gekoppelde bouwvlakken behoren tot maximaal één agrarisch bedrijf.
2.3.3 Conclusie
Uit het voorgaande mag worden geconcludeerd dat het verzoek voldoet aan de voorwaarden uit het
bestemmingsplan Buitengebied Noord tot wijziging van de bestemming.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, toelichting en planregels.
De verbeelding volstaat met het aangeven van de nieuwe bestemming ‘Bedrijf’ met bestemmingsvlak en bouwvlak. De planregels betreffen de ongewijzigde regels welke behoren bij de in het plangebied opgenomen bestemmingen en de op alle bestemmingen betrekking hebbende artikelen uit het bestemmingsplan Buitengebied Noord.
Hoofdstuk 4 Procedure
Het onderhavige plan is een plan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van de procedure is het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht van kracht. Een en ander betekent dat het ontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage zal worden gelegd tijdens welke termijn door belanghebbenden zienswijzen tegen dit wijzigingsplan kunnen worden ingediend waarna het plan kan worden vastgesteld door het college. Tegen het besluit van het college staat rechtstreeks