Buitengebied Zuid 2013, wijzigingsplan Jagerpad 21-23
Wijzigingsplan - Breda
Vastgesteld op 18-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Het plan
het wijzigingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013, wijzigingsplan Jagerpad 21-23’ van de gemeente Breda;
1.2 Bestemmingsplan
het wijzigingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013, wijzigingsplan Jagerpad 21-23’ bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.WP2019227008-ON01 met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aan-huis-gebonden-beroepen
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een zodanige ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en waarbij degene die de activiteiten uitoefent tevens de (hoofd)bewoner is;
1.6 Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.7 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van intensieve veehouderijen welke alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
1.8 Archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.9 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 Bed & breakfast
Een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf al dan niet met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning;
1.11 Bedrijfswoning
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12 Bestaande bebouwing
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.13 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 Boerderij met geïntegreerde bedrijfsruimte
een authentieke agrarische bedrijfswoning waarbij de bedrijfsruimte (vroeger meestal de veestal) zodanig is geïntegreerd in de bouwmassa dat woning en bedrijfsruimte als een architectonische eenheid moet worden beschouwd.
1.16 Bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.21 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
alle gebouwen welke zijn aangewezen als gemeentelijke- en/of rijksmonument en de in bijlage 1 opgenomen panden alsmede die bebouwing waarbij na bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat deze als cultuurhistorisch waardevol kan worden aangemerkt;
1.24 Dagrecreatie
een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is;
1.25 Extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatie zoals wandelen, fietsen en paardrijden waarvoor gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructurele voorzieningen zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;
1.26 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 Glastuinbouw
een agrarische activiteit waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen of tunnels;
1.28 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29 Kampeermiddel
- Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- Enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.30 Kamperen bij de boer
Het naast het exploiteren van een agrarisch bedrijf tevens hebben van een beperkt kampeerterrein op of aangrenzend aan het betreffende bouwvlak;
1.31 Legale bebouwing
bebouwing dat op grond van een onherroepelijke bouw- of omgevingsvergunning is gebouwd of gebouwd kan worden dan wel bebouwing dat niet langer kan worden gewraakt;
1.32 Mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.33 Teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen, zoals kassen, tunnels, afdekfolies, containervelden en dergelijke die dienen ter ondersteuning van een agrarisch bedrijf;
1.34 Tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders
Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering tot een maximum van 6 maanden per kalenderjaar;
1.35 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen die dienen ter tijdelijke ondersteuning van de diverse teelten in de grond en gedurende maximaal 6 maanden van het jaar noodzakelijk zijn en worden opgericht, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 Bebouwingspercentage
Het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 Diepte van een gebouw
De lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
2.5 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat voor de meest voorkomende dakvormen in onderstaande afbeelding is aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald.
2.6 Hoogte van een kap
Vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.7 Hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.8 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
2.11 Peil
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
- Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
- verspreid liggende legale bebouwing zoals die aanwezig is ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van dit plan voor zover die niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-beperkingen veehouderij' tevens daarvoor;
- water;
- extensief recreatief medegebruik
3.2 bouwregels
Op of in de tot Agrarisch bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemming met dien verstande dat:
- alle bebouwing uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is toegestaan met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terreinafscheidingen en voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik met dien verstande dat niet gebouwd mag worden ten behoeve van de uitbreiding van de aantallen dieren of de uitbreiding van glasopstanden;
- per aanduiding 'bouwvlak' maximaal één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, zijn toegestaan;
- de goothoogte van gebouwen maximaal 7 meter mag bedragen;
- de bouwhoogte van gebouwen maximaal 10 meter mag bedragen met uitzondering van kassen, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen, en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
- de bebouwing als bedoeld in 3.1 onder b mag worden gehandhaafd in zijn huidige omvang en als zodanig ook geheel worden vervangen;
- glastuinbouwbedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn toegestaan;
- per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning aanwezig mag zijn c.q. gebouwd mag worden met een maximale inhoud van 750 m³, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wat betreft terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 2 meter en buiten deze aanduiding maximaal 1,50 meter, voor wat betreft bouwwerken voor voerkuilen maximaal 2,5 meter, voor diverse soorten silo's, biovergistingsinstallatie en windturbines maximaal 16 meter en voor het overige 4 meter mag bedragen;
- voor het bouwen van een bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen, die groter worden dan 500 m², wordt voorafgaand aan de beslissing over de omgevingsvergunning advies ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de noodzakelijkheid van het betreffende bouwwerk ter plaatse.
3.3 afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 of 3.2, uitgezonderd lid 3.2 onder c, mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
- voor het plaatsen en gebruiken van stacaravans en/of woonunits of de verbouwing en gebruik van een bedrijfsgebouw voor de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders met dien verstande dat:
1. het gebruik als tijdelijke huisvesting slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar, hetgeen dient te worden aangetoond aan de hand van een bewoningsregistratie;
2. deze bouwwerken dienen te worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' van het betreffende bedrijf;
3. per bedrijf maximaal 40 seizoenarbeiders mogen worden gehuisvest;
4. deze huisvesting mag worden opgericht of ingericht voor werknemers die uitsluitend werkzaam zijn op het bedrijf waar zij worden gehuisvest;
5. de noodzaak tot het hebben en huisvesten van seizoenarbeiders op het bedrijf afdoende is aangetoond waartoe een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is vereist;
6. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen voor de omliggende bedrijven. - voor het toestaan en inrichten van een verblijfsrecreatieve voorziening in de bedrijfswoning of een bestaand bijgebouw in de vorm van een bed & breakfast voor maximaal 10 personen met dien verstande dat:
1. de bedrijfswoning geschikt blijft voor bewoning door de ondernemer;
2. maximaal 200 m² bedrijfsbebouwing voor deze functie mag worden gebruikt;
3. de agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven niet worden beperkt;
4. de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat er in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt. - voor het bouwen of verbouwen en gebruiken van een bijgebouw tot afhankelijke woonruimte in het kader van de mantelzorg met dien verstande dat:
1. maximaal 75 m² van het bijgebouw hiervoor mag worden aangewend;
2. het te bouwen of te verbouwen bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
3. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;
4. er geen strijd mag ontstaan met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en het gebruik van de tijdelijke woonruimte geen belemmering mag opleveren in het kader van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven;
5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd;
6. vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda. - van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van gebouwen tot een maximale hoogte van respectievelijk 9 en 15 meter indien dit is ingegeven vanuit dierwelzijnseisen of andere milieuaspecten met dien verstande dat deze afwijkingsmogelijkheid niet van toepassing is bij de bouw van kassen en in dit kader niet voldaan hoeft te worden aan de in de aanhef van dit lid genoemde Landschapsinvesteringsregeling Breda;
- voor de bouw en het gebruik van een tijdelijk bouwwerk ten behoeve van het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat:
1. deze ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 30 meter aansluitend aan een aanduiding bouwvlak of een bestemmingsvlak 'Bedrijf' of 'Wonen' moet worden geplaatst;
2. deze geen grotere bouwhoogte heeft dan 10 meter;
3. deze geen grotere oppervlakte heeft dan 400 m²;
4. deze maximaal gedurende 6 maanden per jaar aanwezig mag zijn en na afloop van die termijn dient te worden verwijderd;
5. vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda. - voor het bouwen van voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen, niet zijnde gebouwen met dien verstande dat:
1.deze aansluitend aan het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
2. de oppervlakte maximaal 0,5 ha mag bedragen;
3. dit noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
3.4 afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 mits wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda, zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd:
- voor het kamperen bij de boer met dien verstande dat:
1. de kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of binnen een straal van 50 meter aansluitend aan deze aanduiding, moeten worden geplaatst;
2. het aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan maximaal 25;
3. de kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode gelegen tussen 15 maart en 31 oktober;
4. de nabijgelegen agrarische bedrijven hierdoor niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt;
5. de te ontwikkelen activiteiten geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt;
6. de kampeeractiviteit(en) na beëindiging van de agrarische functie ter plaatse niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd. - voor het toestaan van nevenactiviteiten en/of activiteiten in het kader van de verbrede landbouw met dien verstande dat:
1. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een milieucategorie 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven welke niet zijn opgenomen maar die qua aard en milieubelasting zijn gelijk te stellen met de in de lijst opgenomen bedrijven binnen de categorieën 1 en 2 , niet zijnde detailhandelsbedrijven, horecabedrijven of zelfstandige kantoren, en voor bedrijven die niet zijn opgenomen en/of uit een hogere categorie mits het betrokken bedrijf naar omvang, aard en invloed op de omgeving is gelijk te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2;
2. ter plaatse een agrarisch bedrijf als hoofdfunctie aanwezig is en wordt gehandhaafd;
3. de activiteit(en) na beëindiging van de agrarische functie niet meer is(zijn) toegestaan en moet(en) worden beëindigd;
4. voor de activiteit(en) maximaal 400 m² bebouwing mag worden aangewend waarvan voor huisverkoop van streekeigen producten maximaal 200 m² mag worden gebruikt en voor ondergeschikte horeca-activiteiten maximaal 100 m² en/of maximaal 30 zitplaatsen op het onbebouwde buitenterrein;
5. buitenopslag ten behoeve van de gewenste functie niet is toegestaan;
6. de uitoefening van de activiteiten) geen uitbreiding van de bebouwing of uitbreiding van het bouwvlak tot gevolg mag hebben;
7. de te ontwikkelen activiteit(en) geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben in die zin dat in de openbare ruimte aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn dan wel de verkeersveiligheid ter plaatse in het gedrang komt. - voor het toestaan van statische opslag in gebouwen tot een oppervlakte van maximaal 1000 m² met dien verstande dat indien geen sprake meer is van agrarische activiteiten de resterende bedrijfsgebouwen, waaronder ook kassen, worden gesloopt en overtollige verharding wordt verwijderd.
- voor het gebruik van een gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen met dien verstande dat het gebruik slechts is toegestaan gedurende maximaal 6 maanden per jaar met dien verstande dat vanwege de tijdelijkheid niet hoeft te worden voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.
3.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 13 lid 13.1 van toepassing.
Artikel 4 Natuur
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de duurzame instandhouding van natuurgebieden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur- en hydrologische waarden;
- behoud of versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- extensief recreatief medegebruik.
4.2 bouwregels
Op of in de tot Natuur bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de hoogte niet meer dan 1.50 meter mag bedragen en in de vorm van voorzieningen voor het extensief recreatief medegebruik zoals zitgelegenheden.
4.3 specifieke gebruiksregels
- Voor het gebruik van de gronden en gebouwen is het bepaalde in artikel 10 van toepassing.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapsinvesteringsregeling' dient voor deze ruimtelijke ontwikkeling de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap te worden aangelegd, conform bijgevoegd inrichtingsplan, en in stand gehouden, die voldoet aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda en met dien verstande dat de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap gelijktijdig met het oprichten van de bebouwing wordt uitgevoerd.
4.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 13 lid 13.1 van toepassing.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden ter plaatse.
5.2 bouwregels
Binnen de tot Waarde - Archeologie bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
- gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;
- voorzover het betreft het oprichten of uitbreiden van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
- de gebieden die zijn vrijgegeven middels een door of namens burgemeester en wethouders afgegeven selectiebesluit.
5.3 afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn met dien verstande dat daarnaast ook voldaan moet worden aan het bepaalde in de basisbestemming.
5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 13 lid 13.1 van toepassing met dien verstande dat aan een vergunning als bedoeld in lid 13.1 onder a voorwaarden kunnen worden verbonden indien uit voorafgaand adequaat archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. Voorts is geen omgevingsvergunning vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en door het aanleggen of het uitvoeren van de vergunningplichtige werken of werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden worden aangetast.
Artikel 6 Waarde - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.
6.2 bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag binnen deze bestemming slechts worden gebouwd indien direct of indirect door het treffen van maatregelen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de hydrologische waarden hetgeen aangetoond dient te worden middels een watertoetsadvies van het Waterschap Brabantse Delta.
6.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 13 lid 13.1 van toepassing.
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
7.2 bouwregels
In afwijking van de regels opgenomen bij de andere bestemmingen (basisbestemmingen) geldt dat het vergroten en/of veranderen van de bestaande bebouwing, voor zover deze voorkomen op de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing als bijgevoegd in bijlage 1, niet is toegestaan.
7.3 afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning, nadat advies is ingewonnen bij de Commissie Ruimtelijke kwaliteit, afwijken van het bepaalde in lid 7.2, teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand of object gelet op:
- bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
- bouwkundige kenmerken, zoals dakvorm, nokrichting, dakhelling en gevelindeling;
en deze verandering of vergroting in overeenstemming is met de regels opgenomen in de basisbestemming.
7.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 13 lid 13.1 van toepassing.
7.5 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken gelegen binnen deze dubbelbestemming en als aangegeven op de als bijlage 1 bij deze regels gevoegde lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen;
- Over een vergunning wordt niet eerder beslist dan nadat advies is ingewonnen van de commissie ruimtelijke kwaliteit.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Indien het gebruik van gronden en bebouwing of de maatvoering van de bebouwing of het aantal woningen dat bestaat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag dit legaal afwijkende gebruik, maatvoering c.q aantal woningen te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
1. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
2. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
- Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen gebruik van gebouwen en gronden voor een seksinrichting of gebruik van gebouwen voor smart-, head- en growshops of een combinatie daarvan.
- Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 vrijwaringszone - straalpad 1
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de planregels, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad 1', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 28 meter.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en gelet op het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen op de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Artikel 13 Overige Bepalingen
13.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de bestemde of nader aangeduide gebieden, onder verwijzing naar de tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
Overzicht van werken en werkzaamheden
Bodem
1.Het verlagen, vergraven of egaliseren van de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen.
2. Het ophogen van de bodem1.
3. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,30 meter.
4. Het aanleggen en/of verharden van bedrijfswegen, onderhoudspaden, paden voor dagrecreatief medegebruik, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak'.
5. Het aanbrengen van tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen.
Beplanting/grondgebruik
6. Het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten.
7. Het beplanten van gronden met houtgewas (bos heesters) alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen.
8. Het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van sierteelt of boomteelt.
9. Het permanent omzetten van grasland in bouwland.
Water2
10. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van vaarten, waterlopen, sloten en greppels.
11. Het beïnvloeden van de grondwaterstand door de aanleg van een werk voor bemaling, onderbemaling of drainage.
12. Het aanbrengen van kades of het wijzigen daarvan1.
Tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverbodenBestemmingen/aanduidingen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Natuur A A A A S A A S A A A A Waarde - Archeologie A A A A + A A A A A A A
A: omgevingsvergunning vereist
S: strijdig gebruik
1 Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde gezag.
2 Deze werkzaamheden zijn uitsluitend omgevingsvergunningplichtig voor zover daarbij landschappelijke waarden (aardkundig, cultuurhistorisch, visueel-ruimtelijk) en of natuurlijke waarden in het geding zijn. De waterhuishoudkundige aspecten zijn veiliggesteld via de Keur van het Waterbeheerplan. - Voorwaarden voor de omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden op deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het verkeersbelang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd dan wel de in geval van de aanwezigheid van boven- of ondergrondse leidingen de betreffende leidingbeheerder een positief advies heeft afgegeven. - Toegestane werkzaamheden
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
1. werken en/of werkzaamheden van geringe omvang en uit planologisch oogpunt van ondergeschikt belang gericht op en noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden of de instandhouding van het gebied, waaronder begrepen de normale agrarische bedrijfsvoering en de normale beheerwerkzaamheden door natuurbeherende instanties;
2. werken en/of werkzaamheden die onderdeel zijn van een door Gedeputeerde Staten in het kader van de landinrichting goedgekeurd plan van wegen en waterlopen of goedgekeurd landschapsplan;
3. werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied in de zin van de Wet natuurbescherming en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 2.7 lid 2 van die wet een vergunning is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 van die wet;
4. indien voor bedoelde werken en/of werkzaamheden een vergunning/ontheffing op grond van de Keur van het Waterschap Brabantse Delta en/of de Verordening water Noord-Brabant – of latere gewijzigde regelgeving ter zake – noodzakelijk is. - Gebruiksregels
Voor zover in de "Tabel omgevingsvergunningen" werken en/of werkzaamheden zijn aangeduid met de letter S is het verboden de betreffende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren binnen de aangegeven bestemmingen. Het aldaar uitvoeren of laten uitvoeren van de betreffende werken en/of werkzaamheden wordt in elk geval aangemerkt als strijdig gebruik.
13.2 Parkeren
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen wordt verleend, indien wordt aangetoond dat in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto’s en fietsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw;
- Het parkeren of stallen van auto’s en fietsen dient plaats te vinden in, op of onder het gebouw, danwel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor auto’s en fietsen wordt vastgesteld aan de hand van de Nota parkeer- en stallingsbeleid Breda, de Herijking nota Parkeer- en Stallingsbeleid in 2013;
- De onder a. genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden;
- Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
1. indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingsruimte is voorzien. - Het college kan aan de omgevingsvergunning, als bedoeld onder e, (financiële) voorwaarden verbinden;
- Indien het onder c. genoemde Nota parkeer- en stallingsbeleid, na vaststelling van dit plan wordt gewijzigd, moet bij het bouwen en het uitbreiden of veranderen van activiteiten of functies op grond van deze planregels worden voldaan aan deze gewijzigde nota.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. - Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10%.
- Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij deze verandering de afwijking naar aard en omvang verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze planregels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Planregels deel uitmakende van het wijzigingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, wijzigingsplan Jagerpad 21-23' van de gemeente Breda.
Hoofdstuk 1 Aanleiding
1.1 Inleiding
Door Luijkx Groenteteelt B.V. te Breda verzocht het bestemmingsplan Buitengebied Zuid 2013 te wijzigen door het bouwvlak van het bestaande bedrijf aan het Jagerpad 21-23 te Breda van vorm te veranderen, om zo de bouw van permanente kassen of tunnels mogelijk te maken voor de teelt van groenten op water. Wijziging van het bestemmingsplan – die in dit geval bestaat uit een vormverandering van het bouwvlak – is nodig omdat hierdoor de meest efficiënte exploitatie van de cultuurgronden bij het bedrijf blijft behouden.
1.2 Bestaande Toestand
Op de betreffende locatie is altijd al een tuinbouwbedrijf gevestigd geweest. Op de locatie staan een aantal bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Van kracht is het bestemmingsplan "Buitengebied Zuid 2013” vastgesteld door de gemeenteraad op 8 december 2014 en gewijzigd vastgesteld bij besluit van 5 november 2015 en 3 maart 2016 en gerepareerd bij raadsbesluit van 13 juli 2017. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan waren beroepen ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar geen van deze beroepschriften waren gericht tegen deze locatie of de geldende bestemming van het bedrijf. Bij uitspraak van 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1888, heeft de Afdeling uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen en is het bestemmingsplan grotendeels in stand gebleven en daarmee in rechte onaantastbaar geworden.
Uittreksel verbeelding BP Buitengebied Zuid 2013
Hoofdstuk 2 Doelstellingen Van Het Plan
2.1 Huidige Situatie
Op deze locatie is thans een vollegronds bedrijf aanwezig met verschillende bedrijfsgebouwen, waaronder een bedrijfswoning en twee loodsen. Het bouwvlak is voor het grootste deel in gebruik voor de vollegrondsteelt van onder andere paksoi, spinazie en knolselderij. De locatie heeft in het bestemmingsplan een agrarische bestemming met een aanduiding 'bouwvlak' met de functieaanduiding 'glastuinbouw'. Deze functieaanduiding maakt het oprichten van kassen met een maximale bouwhoogte van 8 meter binnen het gehele bestaande bouwvlak mogelijk. In de huidige situatie zijn geen kassen aanwezig.
2.2 Toekomstige Situatie
Op de onderhavige locatie zal een tuinbouwbedrijf gevestigd blijven. De initiatiefnemer wil in eerste instantie op beperkte schaal gewassen gaan telen die drijven in bakken water die onder plastic tunnels van 2,5 tot 3 meter hoog en circa 6 meter breed zullen staan. Voor deze teelt van groenten op water is het nodig dat het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels mogelijk wordt gemaakt. Hiervoor dient het bouwvlak aangepast te worden en naar de voorzijde van het perceel te worden uitgebreid door een vormverandering. Om de totale omvang van het bouwvlak niet te laten toenemen, zal een deel van het bouwvlak aan de achterzijde van het perceel (de zuidzijde) komen te vervallen. De reden waarom de vorm van het bouwvlak wordt aangepast, is dat aan de voorzijde van het perceel de grond besmet is met bodemziektes zoals knolvoet die het gebruik van die gronden voor vollegrondsteelt bemoeilijken. Ook is het voorzijde van het perceel relatief smal en daardoor minder geschikt voor de vollegrondsteelt, omdat daarbij gebruik wordt gemaakt van een tractor en die dan veel draaibewegingen moet maken. Daarom worden aan de voorzijde teeltondersteunende voorzieningen mogelijk gemaakt voor het telen van groenten op water, zodat de resterende gronden kunnen blijven worden gebruikt voor vollegrondsteelt.
2.3 Regelgeving
2.3.1 Inleiding
De gronden en opstallen aan het Jagerpad 21-23 te Breda zijn in het bestemmingsplan Buitengebied Zuid 2013 bestemd tot 'Agrarisch' met onder meer de aanduiding 'bouwvlak'. Op grond van het bepaalde in artikel 3, lid 3.5 onder a van dit bestemmingsplan zijn burgemeester en wethouders onder voorwaarden onder andere bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het van vorm veranderen van het bouwvlak, mits onder andere wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda. De overige genoemde voorwaarden voor vormverandering van het bouwvlak luiden voor zover van toepassing als volgt:
- de oppervlakte van een bouwvlak niet groter wordt dan 1,5 ha met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' waar de oppervlakte van het bouwvlak maximaal 3,5 ha mag gaan bedragen;
- uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen en/of een ingediend bouwplan daartoe aanleiding geeft;
- indien de vergroting of vormverandering van het bouwvlak is bedoeld voor de bouw van bouwwerken voor de uitbreiding van het aantal dieren ter plaatse of de uitbreiding van kassen dient aangetoond te worden dat stikstofneutraal gebouwd en gebruikt wordt;
- uitbreiding van het bouwvlak verantwoord is vanuit natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënisch oogpunt.
Met het opnemen van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Zuid 2013’ mag de aanvaardbaarheid van de daarmee mogelijk gemaakte ontwikkelingen in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde voorwaarden.
2.3.2 Onderzoek
Het verzoek is getoetst aan de op dit verzoek van toepassing zijnde voorwaarden uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied Zuid 2013 en hierbij is het volgende geconcludeerd.
In het kader van de Landschapsinvesteringsregeling Breda valt deze ruimtelijke ontwikkeling in categorie 2 en dient een kwaliteitsverbetering van het landschap te worden gerealiseerd. Hierover zijn nadere afspraken gemaakt en is een verplichte landschapsinvestering afgesproken op basis van de Landschapsinvesteringsregeling Breda. Aan de Strijpenseweg zal een strook agrarische grond worden ingezet voor landschapsverbetering en die gronden maken ook onderdeel uit van het plangebied van het voorliggende wijzigingsplan (zie onderstaande afbeelding). Deze strook grond is gekozen, omdat die eigendom is van initiatiefnemer en aansluit op een bestaande strook natuur. Teneinde de aanleg te garanderen is dit vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst met de initiatiefnemer.
Ook is langs publiekrechtelijke weg de aanleg en het behoud van de landschapsverbetering verzekerd. De agrarische bestemming van het perceel aan de Strijpensweg waar deze landschapsverbetering moet worden gerealiseerd is gewijzigd in de bestemming “Natuur”, waarbij in artikel 4.3 van de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen voor de aanleg en instandhouding van deze landschapsverbetering.
Er is een vormverandering aangevraagd waardoor het huidige oppervlak van het bouwvlak niet zal worden overschreden. Voor de goede orde wordt hier wel gemeld dat het bestaande bouwvlak al een grotere oppervlakte heeft dan de toegestane 1.5 hectare vanwege het gegeven dat het bouwvlak ook een glastuinbouwaanduiding heeft.
Teneinde de noodzakelijkheid van de vormverandering te kunnen beoordelen is het verzoek voor advies voorgelegd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen en deze commissie heeft bij schrijven van 21 mei 2019 haar advies gegeven. Zij komen tot het oordeel dat de wijziging van de vorm van het bouwvlak noodzakelijk is om de continuïteit van het bedrijf voor langere tijd te waarborgen. Het volledige advies is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Het plan voor vormverandering is gericht op het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen (tunnels) voor bedekte teelt. Deze zullen niet worden verwarmd, zodat er geen sprake zal zijn van emissie van stikstof en stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Voor de nieuwe situatie is een AERIUS-berekening gemaakt en hieruit blijkt dat deze geen extra stikstofdepositie zal genereren op het Natura 2000 gebied “Ulvenhoutse Bos”. Een exemplaar van deze berekening is opgenomen als bijlage bij deze toelichting. Gelet op het feit dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied “Ulvenhoutse Bos” op meer dan 6 kilometer afstand ligt, zijn op voorhand ook andere significante gevolgen uitgesloten. Hiermee voldoet het plan in zoverre aan het bepaalde in de Wet natuurbescherming.
In het kader van de mogelijke aantasting van de diverse in het bestemmingsplan genoemde waarden het volgende. Op grond van het vigerende bestemmingsplan zijn de gronden in de omgeving van het plangebied bestemd tot 'Agrarisch'. De betreffende gronden zijn op grond van het bestemmingsplan dan bestemd voor agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening. Het gebied ligt ingeklemd tussen het Liesbos en rijksweg A58. In het gebied vinden we of intensief beteelde landbouwgronden of glastuinbouwbedrijven. In verband met het voornoemde grondgebruik zijn er weinig waarden binnen het gebied aanwezig.
Aan het bedrijf is binnen het geldende bestemmingsplan een bouwvlak toegekend waarbinnen de bestaande bedrijfsbebouwing is gesitueerd. Via deze vormverandering zal een gedeelte van de cultuurgrond aan het bouwvlak worden toegevoegd terwijl elders op het perceel het bouwvlak met evenzoveel meters worden verkleind. Aangezien alle gronden intensief voor de groenteteelt worden gebruikt, zullen geen van de genoemde waarden door deze vormverandering onevenredig worden aangetast.
Luchtfoto 2018 bestaande situatie
Verder geldt voor het gebied een verwachtingswaarde archeologie. In de regels is een vergunningseis opgenomen dat bij het oprichten van bouwwerken groter dan 100 m2 een onderzoek dient te worden verricht naar de eventuele archeologische waarden in het te bebouwen gebied voor zover ten behoeve van die bebouwing dieper gegraven gaat worden dan 30 cm.
2.3.3 Ruimtelijke Aspecten
Daarnaast beoordeelt het college in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de planologie gerechtvaardigd is. Hierbij heeft zij in aanmerking genomen dat ter plaatse van het Jagerpad 21-23 sinds lange tijd (planologisch) mogelijk is een agrarisch bedrijf te exploiteren. Luijkx Groenteteelt BV is van oudsher op deze locatie gevestigd en exploiteert hier een vollegronds groenteteeltbedrijf. Daarnaast geeft de locatie op grond van het bestemmingsplan de mogelijkheid ter plaatse een glastuinbouwbedrijf te exploiteren. Het bedrijf is qua teelt afhankelijk van de gronden die om het bedrijf heen liggen. Het bedrijf ligt in een gebied waarin veel glastuinbouwbedrijven zijn gevestigd waardoor het gebied zich kenmerkt en de uitstraling heeft van een glastuinbouwgebied
2.3.4 Milieu
Op korte afstand van het bedrijf liggen een burgerwoning en een bedrijfswoning behorend bij een glastuinbouwbedrijf. Bij de wijziging van de vorm van het bouwvlak is rekening gehouden met de aanwezige burgerwoning aan het Jagerpad 15. Aan de achterzijde van deze woning wordt een afstand aangehouden van 30 meter, omdat binnen dat deel van het bestaande bouwvlak kassen zijn toegestaan. Met die afstand wordt voldaan aan de afstandsnorm van 25 meter zoals die voorheen was opgenomen in het voormalige Besluit glastuinbouw. In het geldende Activiteitenbesluit Milieubeheer is daarvoor geen afstandsnorm meer opgenomen. Aan de zijkant van de woning (oostzijde) wordt een afstand van 18 meter aangehouden. Die afstand is korter, omdat daar uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals tunnels van maximaal 3 meter hoog worden toegestaan en geen kassen.
De gronden waarop de tunnels met daarin waterbassins gebouwd zullen worden zijn in de huidige situatie al in gebruik voor vollegrondsteelt. Het kweken van gewassen (in dit geval paksoi) op water is duurzamer en minder milieubelastend. Duurzamer omdat de benodigde stroom voor de teelt op water met zonnepanelen zal worden opgewekt en omdat minder water wordt verbruikt, want er hoeft niet meer te worden beregend. Verder is het minder milieubelastend dan de huidige vollegrondsteelt, omdat hydrocultuur een gesloten systeem is waarbij geen meststoffen in de bodem en het oppervlaktewater terecht komen en minder gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.
Vanuit water- of bodemhuishoudkundig en milieuhygiënisch oogpunt is de teelt op water dan ook verantwoord en een verbetering ten opzichte van de huidige vollegrondsteelt.
2.3.5 Conclusie
Uit het voorgaande mag worden geconcludeerd dat het verzoek voldoet aan de voorwaarden uit het bestemmingsplan Buitengebied Zuid 2103 tot vormverandering van het bouwvlak aan het Jagerpad 21-23 te Breda. Daarnaast blijkt uit andere omstandigheden niet dat er met het vaststellen van het wijzigingsplan strijd met een goede ruimtelijke ordening plaatsvindt.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Voorliggend wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en bijlagen, met daarbij een toelichting. In de verbeelding is het gewijzigde bouwvlak aangegeven. Daarbij geldt voor het gewijzigde deel van het bouwvlak een functieaanduiding, waardoor die gronden uitsluitend voor permanente teeltondersteunende voorziening mogen worden gebruikt. De vereiste landschapsinvestering heeft de bestemming “Natuur” gekregen. De planregels betreffen de regels behorende bij de onderhavige bestemmingen waarnaar in de regels bij dit wijzigingsplan dan ook is verwezen.
Hoofdstuk 4 Procedure
Algemeen
Het onderhavige plan is een plan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van de procedure is het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht van kracht. Een en ander betekent dat het ontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage zal worden gelegd tijdens welke termijn door belanghebbenden zienswijzen tegen dit wijzigingsplan kunnen worden ingediend waarna het plan kan worden vastgesteld door het college. Tegen het besluit van het college staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Omgevingsdialoog
Op basis van het door de raad vastgestelde Participatieleidraad is door de initiatiefnemer een omgevingsdialoog gevoerd. De hierop betrekking hebbende stukken alsmede het verslag hiervan zijn toegevoegd als bijlage aan deze toelichting.
1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
1 Staat van bedrijfsactiviteiten
2 Landschapsinvesteringsregeling
2 Landschapsinvesteringsregeling
3 Inrichtingsplan Landschappelijke Inpassing
3 Inrichtingsplan landschappelijke inpassing