KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Artikel 5 Waarde - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsregels
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Planologisch Regime
1.4 Procedure
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische En Planologische Aspecten
4.1 Waterhuishouding
4.2 Natuur
4.3 Cultuurhistorie, Aardkunde En Archeologie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Juridische Achtergrond
5.2 Toelichting Verbeelding
5.3 Toelichting Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inrichtings- En Beheerplan Voor Te Verwerven Gob-gronden
Bijlage 2 Notitie Invoergegevens Aerius-berekening
Bijlage 3 Aerius-berekening Realisatiefase
Bijlage 4 Quick Scan Flora- En Fauna
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Selectiebesluit Archeologie

Wijzigingsplan Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda, Sulkerpad ong.

Wijzigingsplan - gemeente Breda

Vastgesteld op 13-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda, Sulkerpad ong.'.

1.2 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (nummer NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01) met bijbehorende regels en bijlagen van de gemeente Breda.

1.3 Verbeelding

De verbeelding van het wijzigingsplan 'Natuurontwikkeling Sulkerpad ongenummerd, Ulvenhout'. Voor het overige zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda', zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 28-11-2019, overeenkomstig van toepassing.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 2 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 6 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 10 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 5 Waarde - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 11 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.1 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.2 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.3 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.4 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.5 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.6 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.7 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 13 Overige Regels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 13.8 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsregels

Hiervoor blijven de regels behorende van artikel 14 van het moederplan: bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda' van de gemeente Breda op dit plan voor zover revelevant van toepassing.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda, Sulkerpad ong.'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de aanleiding en het doel, ligging plangebied, het geldend planologisch regime en de procedure aan bod. Daarnaast is in dit hoofdstuk een leeswijzer opgenomen.

1.1 Aanleiding En Doel

Aan het Sulkerpad, 4851 te Ulvenhout liggen een tweetal percelen landbouwgrond. Het plangebied is gesitueerd in een cultuurlandschap dat rijk is aan landschapselementen zoals houtwallen, solitaire bomen en watergangen. Daarnaast ligt het in een bosrijk gebied tussen het Mastbos en het Ulvenhoutse Voorbos. De twee percelen aan het Sulkerpad scheiden het Markdal met Ulvenhout. De provincie Noord-Brabant heeft in het Natuurbeheerplan omschreven wat haar ambities zijn voor de realisatie van het Natuur Netwerk Brabant. Er zijn 2 kaarten: de beheertypekaart en de ambitiekaart. De beheertypekaart laat zien hoe natuur en landschap in Noord-Brabant er nu voor staan. De ambitiekaart geeft aan hoe de natuur en het landschap eruit moeten gaan zien in de toekomst. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies die gaan over het beheer en de inrichting van het Natuurnetwerk. De percelen landbouwgrond aan het Sulkerpad te Ulvenhout beschikken over de status 'N00.01 nog om te vormen landbouwgrond naar natuur'. Dat betekent dat de betreffende percelen nog ingericht moeten worden voor natuurontwikkeling. In deze ontwikkeling worden de percelen het Sulkerpad omgevormd tot kruiden- en faunarijk grasland. Ook zal minimaal 5% van het oppervlak worden ingericht met landschapselementen.

Momenteel beschikken de grond aan het Sulkerpad over een agrarische bestemming, het omvormen van de agrarische gronden in een kruiden- en faunarijk grasland is derhalve niet passend binnen deze bestemming. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken dient de agrarische bestemming gewijzigd te worden in een natuurbestemming. Met een natuurbestemming wordt het mogelijk gemaakt om de percelen landbouwgrond om te vormen tot kruiden- en faunarijkgrasland.

1.2 Ligging Plangebied

Zoals hiervoor omschreven bestaat het plangebied uit een tweetal percelen landbouwgrond. Deze gronden zijn gelegen aan het Sulkerpad te Ulvenhout, gemeente Breda en kadastraal bekend als gemeente Nieuw-Ginneken, sectie D, nummers 6289 en 4438. De percelen hebben een totale grootte van 41.826 m2. Het plangebied grenst ten westen aan de kern van Ulvenhout. De ligging van het plangebied is weergegeven op Afbeelding 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0002.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

1.3 Geldend Planologisch Regime

De vigerende planologische regels zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda', dat op 28 november 2011 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Breda. In het genoemde bestemmingsplan heeft de locatie de volgende bestemmingen en aanduidingen (zie Afbeelding 2):

    1. 1. Enkelbestemming: 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden';
  • Dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie';
  • Dubbelbestemming: 'Waarde – Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant';
  • Gebiedsaanduiding: 'overige zone – beperkingen veehouderij';
  • Gebiedsaanduiding: 'wetgevingzone – zoekgebied behoud en herstel van watersystemen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0003.png"

Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda'

In de regels van het vigerende bestemmingsplan is de beoogde ontwikkeling van het realiseren van een kruiden- en faunarijk grasland niet rechtstreeks mogelijk. In het vigerende bestemmingsplan is echter wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de agrarische bestemming in een natuurbestemming, namelijk in artikel 4.4. Hier wordt in paragraaf 3.2.2 van deze toelichting aan getoetst.

1.4 Procedure

Voor het beoogde initiatief dient een wijzigingsplan te worden vastgesteld, conform artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het plan doorloopt als volgt de procedure.

Allereerst wordt er een voorontwerpwijzigingsplan opgesteld waarin onderbouwd wordt dat het initiatief voldoet aan het gemeentelijk en provinciaal beleid en aan alle relevante milieu- en ruimtelijke ordeningsaspecten. In deze fase wordt overleg gevoerd met de gebruikelijke overlegpartners zoals gemeente, provincie en waterschap. Eventuele opmerkingen worden verwerkt in het ontwerpwijzigingsplan.

Volgens artikel 3.8 Wro is op de voorbereiding van een wijzigingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit houdt in dat het ontwerpwijzigingsplan gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage wordt gelegd. Tijdens deze periode van 6 weken kan eenieder zienswijzen kenbaar maken.

Binnen 8 weken nadat het ontwerpwijzigingsplan ter inzage heeft gelegen, moet de gemeente beslissen over de vaststelling van het wijzigingsplan. Hierbij worden eventuele zienswijzen in acht genomen.

Nadat het wijzigingsplan is vastgesteld, wordt deze opnieuw 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze 6 weken kan eenieder die óf tijdig een zienswijze kenbaar heeft gemaakt bij het ontwerp óf belanghebbenden is, beroep indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als er geen beroep wordt ingesteld, dan is het wijzigingsplan daags na afloop van de beroepsperiode onherroepelijk. Zodra het wijzigingsplan in werking is getreden kunnen de benodigde omgevingsvergunningen voor het beoogde initiatief worden aangevraagd.

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting zijn in het eerste hoofdstuk een inleiding op het initiatief gegeven, waarin de aanleiding, het doel, het geldend planologische regime en de te doorlopen procedure zijn beschreven.

In hoofdstuk 2 worden de bestaande en beoogde situatie omschreven. Het van toepassing zijnde provinciaal en gemeentelijk beleid wordt uiteengezet in hoofdstuk 3. Hierna worden in hoofdstuk 4 de milieu-hygiënische en planologische aspecten beschreven.

De juridische achtergrond van het wijzigingsplan, een toelichting op de verbeelding en een toelichting op de regels wordt gegeven in hoofdstuk 5. De financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het initiatief wordt verantwoord in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de bestaande en beoogde situatie beschreven. Hierin komt naar voren welke veranderingen er plaatsvinden binnen de planlocatie.

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Ulvenhout, tegen de kern van Ulvenhout en is kadastraal bekend als gemeente Nieuw-Ginneken, sectie D, nummers 6289 en 4438. De locatie is gesitueerd in een cultuurlandschap dat rijk is aan landschapselementen zoals houtwallen, solitaire bomen en watergangen. Daarnaast ligt het in een bosrijk gebied tussen het Mastbos en het Ulvenhoutse Voorbos. In de omgeving zijn de volgende bostypen te vinden: droog productiebos, dennen­, eiken- en beukenbos, vochtig productiebos en beekbegeleidend bos. Het plangebied scheidt het Markdal met de kern van Ulvenhout. Op historische kaarten is te zien dat het plangebied voornamelijk bestond uit tuin- en bouwgrond. Het plangebied kende wat structuurelementen zoals een bomenrij en een hogere wal aan de noordzijde van het gebied.

Het gebied ligt in de overgang van hoog en droog gelegen bosrijk landschap naar een laag gelegen en nat beekdal. In natte perioden varieert de grondwaterstand van 80 tot 0 centimeter tot het maaiveld. In droge perioden ligt het grondwater meer dan 250 centimeter beneden het maaiveld. Deze fluctuaties bevorderen de biodiversiteit. Qua bodem valt het gebied onder de eerdgronden. Het gaat om hoge zwarte enkeerdgrond, leemarm en zwak lemig fijn zand. Het gaat om een dekzand- of terrasrug met een klein stuk dalvormige laagte, beek- of rivierdalbodem (in de linkerbovenhoek). Het gebied ligt tegen een natte natuurparel (Markdal) en overstroomt eens in de 10 tot 100 jaar.

Het plangebied bestaat uit twee percelen landbouwgrond. De percelen worden doorkruist door het Sulkerpad, zoals weergegeven op Afbeelding 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0004.png"

Afbeelding 3: Zicht op het plangebied (links en rechts van de weg) vanuit het dorp Ulvenhout

2.2 Beoogde Situatie

Gezien de geschikte ligging van het plangebied tegen bestaande natuurgronden is het wenselijk om de agrarische percelen te herbestemmen in natuurgronden ten behoeve van de realisatie van nieuwe natuur. Zoals in de aanleiding omschreven zijn de percelen gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant. De percelen beschikken over de status 'N00.01 nog om te vormen landbouwgrond naar natuur', zie Afbeelding 4. Dit betekent dat hier ontwikkeling tot een gewenst beheertype uit de ambitiekaart nodig is. Landbouwgronden die voorkomen op de ambitiekaart, en op de beheertypenkaart beheertype N00.01 hebben, kunnen definitief worden omgezet in natuur, waarbij de waardevermindering van de grond wordt vergoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0005.png"

Afbeelding 4: Uitsnede ambitiekaart Natuurbeheerplan Noord-Brabant

Het plangebied wordt in de beoogde situatie omgevormd tot kruiden- en faunarijk grasland. Hierbij is de eis dat minimaal 5% van het oppervlak wordt ingericht met landschapselementen. De landschapselementen zullen bestaan uit een eiken-, dennen- en beukenbos, een bomenrij en twee solitaire bomen. Deze landschapselementen zijn zorgvuldig gekozen en gepositioneerd. Daardoor versterken zij de landschappelijke en historische identiteit van de omgeving. Ze bevorderen bovendien de biodiversiteit van zowel het om te vormen terrein als de omliggende percelen. Daarnaast wordt ook voorzien in een laarzenpad en een wandelpad. Op Afbeelding 5 is de beoogde situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0006.png"

Afbeelding 5: Situatieschets beoogde situatie

Door Orbis is een inrichtings- en beheerplan opgesteld voor de gronden nabij het Sulkerpad te Ulvenhout. Dit plan is bijgevoegd als Bijlage 1.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid uiteengezet. Het initiatief wordt getoetst aan het provinciaal en gemeentelijk beleid. Gezien het initiatief dusdanig klein van aard is dat het geen invloed heeft op nationaal beleid, wordt dit beleidskader niet beschreven.

3.1 Provinciaal Beleid

Het geldende ruimtelijke beleid van de provincie Noord-Brabant is omschreven in de Omgevingsvisie en de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

3.1.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant heeft op 14 december 2018 de omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. De omgevingsvisie vindt zijn legitimatie in de Omgevingswet. Vanzelfsprekend staan de achterliggende doelen van de Omgevingswet dan ook centraal in de positiebepaling van de Brabantse Omgevingsvisie. Onder het motto 'eenvoudig beter', doelt de Omgevingswet op meer inzichtelijkheid, en een grotere voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het Omgevingsrecht. Ook beoogt de wet meer bestuurlijke afwegingsruimte en een meer samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving. Het doel van de omgevingsvisie is om de kwaliteit van de leefomgeving voor alle Brabanders te verbeteren.

In de visie is voor verschillende programma's de ambitie geformuleerd hoe de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit moet zien. Daarbij zijn mobiliserende tussendoelen gesteld voor 2030 om het einddoel te kunnen bereiken. De uitwerking in programma's is een opgave die de visie volgt en die in opeenvolgende bestuursperiodes de opdracht en ruimte geeft om dat met eigen accenten in te vullen.

Het belangrijkste programma dat hier een rol speelt is 'omgevingskwaliteit'. Het Brabantse doel voor 2050 in dit programma is:

'Brabant heeft een goede leefomgevingskwaliteit doordat wij op alle aspecten beter presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald. Brabant staat met zijn TOP-landschap van oude en nieuwe landschappen in de top 5 van Europa. De biodiversiteit binnen en buiten de natuurgebieden is op orde, de lucht- en waterkwaliteit voldoet en de bodem is vitaal.'

Het tussendoel voor 2030 in dit programma is:

'Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Natuurgebieden zijn ingericht, de afname van biodiversiteit is naar een positieve trend omgebogen, waardevolle cultuurhistorische landschappen zijn behouden en er is breed draagvlak voor de nieuwe energie- en klimaatadaptieve landschappen door de ontwerpende aanpak.'

Deze basisopgave is veelomvattend en gaat over milieuaspecten zoals een schone bodem, schoon water (ondergrond) en schone lucht. Maar ook om landschappelijke- en cultuurhistorische aantrekkelijkheid, een goede woon- en werkomgeving met een aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen, stilte en een natuurrijke omgeving, waarin biodiversiteit en recreatie hand in hand gaan. In de omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant wordt omschreven dat het realiseren van het Natuur Netwerk Brabant gunstig is voor de biodiversiteit.

Conclusie

De herontwikkeling van de percelen landbouwgrond nabij het Sulkerpad in de bestemming 'Natuur' zal een bijdrage leveren aan een goede leefomgevingskwaliteit. De ontwikkeling zal bijdragen aan de realisatie van nieuwe natuur en de biodiversiteit van het natuurgebied. De kwaliteit van het buitengebied en de leefomgevingskwaliteit neemt met dit plan toe. Er kan dus worden geconcludeerd dat het initiatief past binnen de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

3.1.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim omgevingsverordening (Iov) betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Iov is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de op handen zijnde Omgevingswet moet worden vastgesteld en die verplicht is voor provincies.

De Iov is opgesteld vanuit een doelgroepenbenadering. Dit is ook het systeem dat de Omgevingswet, en de daaronder liggende wetgeving, hanteert. Dit betekent dat de regels in de Iov zijn gegroepeerd in hoofdstukken waarbij de doelgroep van de regel, de zogenaamde normadressaat, leidend is. Regels waar gemeenten bij vaststelling van een wijzigingsplan rekening mee moeten houden zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Deze regels zijn in de vorm van instructieregels opgenomen waarbij de verschillende niveaus zijn opgedeeld in meerdere afdelingen.

Voor elke ruimtelijke ontwikkeling geldt dat toepassing moet worden gegeven aan de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies zoals deze zijn opgenomen in paragraaf 3.1.2. Voor het overige dient getoetst te worden aan de regels die van toepassing zijn op het werkingsgebied waarin de planlocatie ligt. In dit geval ligt de planlocatie in de werkingsgebieden 'Attentiezone waterhuishouding', 'Natuur Netwerk Brabant' en 'Beperkingen veehouderij', zie Afbeelding 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0007.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0008.png"

Afbeelding 6: Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

In artikel 3.15 zijn regels opgenomen ten aanzien van een wijzigingsplan wat van toepassing is op het Natuur Netwerk Brabant. Aangezien het plangebied is gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant zal hierna getoetst worden aan voornoemd artikel.

In artikel 3.26 zijn regels opgenomen ten aanzien van een wijzigingsplan wat van toepassing is op het gebied 'Attentiezone waterhuishouding'. Aangezien het plangebied is gelegen binnen het gebied 'Attentiezone waterhuishouding' zal hierna getoetst worden aan voornoemd artikel.

In artikel 3.51 zijn de afwijkende regels ten aanzien van de aanduiding 'beperkingen veehouderij' opgenomen. Deze regels beperken de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen. Met het initiatief worden twee percelen landbouwgrond herbestemd in de bestemming 'Natuur', waardoor er geen bedrijfsmatige veehouderijactiviteiten zullen plaatsvinden binnen de planlocatie. Het artikel is derhalve niet van toepassing op het initiatief.

Aan de relevante artikelen zal hierna worden getoetst.

Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies (paragraaf 3.1.2)

Onder een evenwichtige toedeling van functies wordt verstaan dat invulling wordt gegeven aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving. Hiervoor moet rekening worden gehouden met:

  • zorgvuldig ruimtegebruik;
  • de waarden in een gebied door toepassing van de lagenbenadering;
  • meerwaardecreatie.

Deze aspecten zijn in de Iov nader uitgewerkt in de artikel 3.6 t/m 3.8. Daarnaast geldt voor ontwikkelingen in het landelijk gebied ook dat er sprake moet zijn van kwaliteitsverbetering (zie artikel 3.9). Deze artikelen worden hieronder nader toegelicht.

Zorgvuldig ruimtegebruik (artikel. 3.6)

Conform artikel 3.6 houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat in beginsel gebruik wordt gemaakt van een bestaand ruimtebeslag. Een bestaand ruimtebeslag ligt binnen het werkingsgebied 'Stedelijk gebied' of een bestaand bouwperceel. Wanneer er sprake is van een stedelijke ontwikkeling dient toepassing te worden gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking). Alle gebouwen, bijbehorende bouwwerken en ander permanente voorzieningen dienen te worden geconcentreerd binnen een bouwperceel.

Het initiatief ziet op de herbestemming van de percelen landbouwgrond in de bestemming 'Natuur'. De percelen worden omgevormd tot kruiden- en faunarijkgrasland. Er zullen in de beoogde situatie dus geen nieuwe gebouwen worden gerealiseerd, waardoor het aantal vierkante meters aan bouwwerken niet zal toenemen. Hierdoor is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling heeft geen betrekking op een stedelijke ontwikkeling die voorziet in een regionale behoefte. Toepassing van de ladder is daarom niet nodig.

Toepassing van de lagenbenadering (artikel 3.7)

De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op verschillende lagen. Hierbij dient onderzocht te worden wat de effecten zijn op:

  • de ondergrond
  • de netwerklaag
  • de bovenste laag

Met het effect op de ondergrond worden o.a. de aspecten bodem, grondwater en archeologische waarden bedoeld. De netwerklaag omvat aspecten zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer. In de beschouwing van de bovenste laag dienen aspecten zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu aan bod te komen.

Hierbij dient te worden gekeken naar het verleden, heden en toekomst. De beoogde ontwikkeling mag geen negatieve effecten hebben op de waarden in de omgeving en dient ook in de toekomst geen beperkingen op te leveren voor de omgeving.

De toetsing van de gevolgen van het initiatief op bovengenoemde aspecten is uitgebreid uiteengezet in hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Meerwaardecreatie (artikel 3.8)

Het aspect meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken. Het biedt de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren, waardoor er meerwaarde ontstaat. Daarnaast ontstaat een bijdrage aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.

In dit wijzigingsplan wordt meerwaarde gecreëerd door de herbestemming van de percelen landbouwgrond in de bestemming 'Natuur' voor de realisatie van een kruiden- en faunarijk grasland en de realisatie van landschapselementen.

Kwaliteitsverbetering (artikel 3.9)

Een wijzigingsplan in landelijk gebied moet gepaard gaan met een fysieke verbetering van het landschap. Daarnaast moet worden aangetoond hoe deze fysieke verbetering financieel, juridisch en feitelijk wordt verzekerd. Een verbetering kan o.a. bestaan uit een landschappelijke inpassing, behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen, het slopen van bebouwing of aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden. Deze vormen van kwaliteitsverbetering moeten worden geborgd in het wijzigingsplan.

Over de exacte invulling van de kwaliteitsverbetering zijn in het regionaal ruimtelijk overleg tussen gemeenten en provincie afspraken gemaakt. Binnen de gemeente Breda zijn de regels van de landschapsinvesteringsregeling Breda van toepassing. Hierin is de ontwikkeling aangemerkt als een categorie 1 ontwikkeling wat betekent dat er geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist.

Bescherming Natuur Netwerk Brabant (artikel 3.15)

In artikel 3.15 van de Iov zijn voorwaarden opgenomen voor de bescherming van het Natuur Netwerk Brabant. Zie onderstaande toetsing aan deze voorwaarden:

Artikel 3.15 Bescherming Natuur Netwerk Brabant

Lid 1

Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:

  1. a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

De ontwikkeling op het plangebied ziet op de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken aangezien de landbouwgronden worden herbestemd in de bestemming 'Natuur' voor de ontwikkeling van een kruiden- en faunarijk grasland. Ook wordt het plangebied ingericht met landschapselementen. Volgens de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan betreft het natuurdoeltype voor het plangebied kruiden- en faunarijk grasland, zie Afbeelding 7. Zoals blijkt uit het inrichtings- en beheerplan, zoals opgenomen als Bijlage 1, zal het overgrote deel van de percelen worden ingericht als kruiden- en faunarijk grasland. Volgens planning komt het plangebied in januari 2024 ter beschikking. Deze periode is niet geschikt om te maaien, de aanwezige fauna overwintert in de huidige begroeiing. Het gras wordt daarom gemaaid en afgevoerd in september en oktober. Na het maaien wordt er een kruidenmengsel ingezaaid. Een mengsel van inheemse kruiden met relatief weinig grassen zorgt voor een voorspoedige start. Het mengsel is geschikt voor vochtige, leemhoudende grond, zoals G3 bloemrijk grasland - natte grond van Cruydthoeck. Dit mengsel is tevens geschikt voor de koeien. Door het omvormen van het plangebied in een kruiden- en faunarijk grasland wordt derhalve voldaan aan deze voorwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0009.png"Afbeelding 7: Uitsnede ambitiekaart Natuurbeheerplan

  1. b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;

Aangezien de agrarische gronden zullen worden herbestemd in de bestemming 'Natuur' zijn de regels behorende bij dit wijzigingsplan gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en wordt daarbij ook rekening gehouden met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte en cultuurhistorische waarden en kenmerken.

  1. c. staat, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe.

Het vigerende bestemmingsplan staat in de huidige situatie de agrarische planologische gebruiksactiviteiten toe, maar met de wijziging van de agrarische gronden in een natuurbestemming wordt het plangebied ingericht als natuur en wordt planologisch geborgd dat er geen bebouwing of strijdig gebruik mogelijk is in de beoogde situatie.

Attentiezone waterhuishouding (artikel 3.26)

In artikel 3.26 van de Iov zijn regels opgenomen met betrekking tot bestemmingsplannen die betrekking hebben op de attentiezone waterhuishouding. De aanduiding 'attentiezone waterhuishouding' is tevens opgenomen in het moederplan, waardoor de regels met betrekking tot de 'attentiezone waterhuishouding' ook in de regels van het wijzigingsplan worden opgenomen.

Artikel 3.26 Attentiezone waterhuishouding

Lid 1

Een bestemmingsplan van toepassing op Attentiezone waterhuishouding strekt tot bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

Bij de herontwikkeling van de agrarische gronden in de bestemming 'Natuur' wordt bescherming van de waterhuishouding geborgd. De functie natuur zal een positief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen, aangezien het kruiden- en faunarijk grasland een meer open en gezondere bodemstructuur heeft dan het huidige bodembeeld. De beoogde bodem is hierdoor beter waterdoorlatend wat positief bijdraagt aan de hydrologische doelstellingen in deze natte natuurparel. De beoogde natuurontwikkeling bevordert het vasthouden van de hoeveelheid water in het gebied.

Lid 2

Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt in ieder geval regels over:

  1. a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  2. b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
  3. c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  4. d. het beperken van het buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten.

In het wijzigingsplan zullen de regels met betrekking tot de 'attentiezone waterhuishouding' worden overgenomen uit het moederplan.

Conclusie

Gelet op bovenstaande voldoet de ontwikkeling aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Het gemeentelijk beleid is omschreven in de gemeentelijke omgevingsvisie en het bestemmingsplan.

3.2.1 Omgevingsvisie Breda 2040

De gemeente Breda heeft de 'Omgevingsvisie Breda 2040 vastgesteld. Uit de omgevingsvisie blijkt dat de gemeente inzet op een groen, aantrekkelijk en vitaal buitengebied. Ook ziet de gemeente op de versterking van natuur, landschap en cultuurhistorie. In het programma groen en water stuurt de gemeente op de realisatie van een robuust ecologisch en recreatief netwerk, een aantrekkelijk en klimaat adaptief landschap en een klimaat adaptieve openbare ruimte met een hoge biodiversiteit.

De gemeente wenst allereerst het Natuur Netwerk Brabant vóór 2027 te realiseren. Er dient nog 305 hectare natuurgebied te worden aangelegd. Deze opgave wordt met name door de partners opgepakt (o.a. provincie, waterschap, Staatsbosbeheer en Vereniging Markdal), de gemeente springt bij waar nodig. Het plangebied betreft een tweetal percelen landbouwgrond gelegen in het Natuur Netwerk Brabant.

Conclusie

Door het omvormen van de percelen in natuur wordt aangesloten bij de wensen van de gemeente zoals omschreven in de Omgevingsvisie 2040.

3.2.2 Bestemmingsplan

Zoals al in de inleiding van deze toelichting beschreven is voor de planlocatie het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda', dat op 28 november 2011 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Breda, vigerend. In het genoemde bestemmingsplan heeft de locatie de volgende bestemmingen en aanduidingen (zie Afbeelding 2):

  • Enkelbestemming: 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden';
  • Dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie';
  • Dubbelbestemming: 'Waarde – Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant';
  • Gebiedsaanduiding: 'overige zone – beperkingen veehouderij';
  • Gebiedsaanduiding: 'wetgevingzone – zoekgebied behoud en herstel van watersystemen'.

In de regels van het vigerende bestemmingsplan is de beoogde ontwikkeling van het realiseren van een kruiden- en faunarijk grasland niet rechtstreeks passend. In dit bestemmingsplan is echter wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de agrarische bestemming in een natuurbestemming, namelijk in artikel 4.4. Hier wordt getoetst aan genoemde wijzigingsbevoegdheid.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 lid 13.7 van dit plan voor wijziging van de bestemming in de bestemming 'Natuur' voor het behoud van een kwaliteitsverbetering van het landschap, de realisatie van een ecologische verbinding of de realisatie van Natuur Netwerk Brabant.

De ontwikkeling ziet op het herontwikkelen van een tweetal percelen landbouwgrond in een natuurbestemming voor de realisatie van Natuur Netwerk Brabant.

13.7 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Een ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken, gedurende 6 weken op het ter inzage.
  2. b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van de voren in één of meer dag- ofnieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
  3. c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot naar voren brengen van zienswijzen door belanghebbenden.
  4. d. Gedurende de in lid a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerpbesluit.

De agrarische bestemming van het plangebied zal middels een wijzigingsplan worden gewijzigd in een natuurbestemming met in achtneming van het bepaalde in artikel 13.7.

Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische En Planologische Aspecten

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het verplicht om inzicht te bieden in de relevante milieu-hygiënische en planologische aspecten. In dit hoofdstuk worden deze aspecten beschreven.

4.1 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is het verplicht om bij ruimtelijke ingrepen de watertoets toe te passen. Deze verplichting is wettelijk geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Door middel van deze watertoets moet inzicht worden geboden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente voorafgaand aan de procedure het voornemen van de ruimtelijke ingreep aan het waterschap te verzenden. De gemeente en het waterschap kunnen afspraken maken over de wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan is opgenomen. In deze waterparagraaf komen de volgende onderdelen aan bod:

  • Beschrijving waterrelevant beleid;
  • Bestaande waterhuishoudkundige situatie;
  • Beoogde waterhuishoudkundige situatie.

4.1.1 Waterrelevant beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is vanaf 22 december 2000 van kracht. De KRW heeft als doel om te komen tot schone, ecologisch gezonde stroomgebieden, waarin water op een duurzame manier wordt gebruikt. Om dit doel te bereiken is een systematiek opgesteld die alle Europese lidstaten in de nationale wetgeving moeten implementeren en uitvoeren. De Nederlandse regering heeft invulling aan de KRW gegeven door middel van de Waterwet, die in werking is getreden op 22 december 2009. De Waterwet regelt het beheer van het oppervlakte- en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening. De visies met betrekking tot het waterbeleid worden door de verschillende bestuurslagen in diverse plannen beschreven.

Provincie

Het beleid van de provincie Noord-Brabant richt zich op het bereiken en in stand houden van watersystemen die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een randvoorwaarde. Dit beleid is vertaald in de Omgevingsvisie en Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De belangrijkste aspecten zijn:

  • Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem;
  • Een betere waterveiligheid door preventie;
  • Koppeling van waterberging en droogtebestrijding.

In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn ook instructieregels opgenomen voor waterschappen. Op de kaart behorende bij deze instructieregels ligt de planlocatie in de 'attentiezone waterhuishouding'. Zoals reeds uiteengezet in paragraaf 3.1.2 wordt er voldaan aan de instructieregels voor de 'attentiezone waterhuishouding zoals opgenomen in de Iov.

De wijze waarop de provincie omgaat met water is beschreven in het Regionaal Water en Bodem Programma (2022-2027). Provinciale Staten hebben op 3 december 2021 het Regionaal Water en Bodem Programma (2022-2027) vastgesteld (RWP). Hiermee is de RWP de opvolger van het Provinciaal Milieu en waterplan (PMWP). Het RWP is op 22 december 2021 inwerking getreden. Door middel van het RWP wordt beleid vastgesteld om te komen tot een klimaat robuust water en bodemsysteem in 2050 en zorg te dragen voor veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem in de provincie Noord-Brabant. Belangrijk uitgangspunt van het RWP is de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) als een mijlpaal op weg naar een klimaatrobuust en veerkrachtig water- en bodemsysteem in 2050. In dit programma ligt de focus op zuinig zijn op water en de bodem, en het water- en bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden (systeemgericht). Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels weten we dat het moet worden gewijzigd; we moeten zuinig zijn op ons water en de bodem. Doel van RWP:

  • Voldoende water
  • Schoon water
  • Veilig water
  • Vitale bodem
  • Klimaatadaptatie

Gemeenten en waterschappen dienen hun waterbeleid te baseren op de uitgangspunten die de provincie in haar RWP stelt. De RWP is enkel voor de provincie Noord-Brabant zelf bindend.

Waterschap Brabantse Delta

Waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. De doelstelling van het waterprogramma luidt als volgt; Met het Waterbeheerprogramma werkt het waterschap samen met andere organisaties aan een klimaatbestendig en veerkrachtig waterbeheer. Dat waterbeheer draagt bij aan een duurzame ontwikkeling van het werkgebied en daarbuiten. In 2050 is Nederland aangepast om de negatieve gevolgen van klimaatverandering op te vangen.


De ambitie van het waterschap is samen met de omgeving te werken aan een klimaatbestendig en veerkrachtig waterlandschap voor de regio Midden- en West-Brabant. Het realiseren van deze ambitie wordt bereikt aan de had van zes beleidskeuzes;

  1. 1. Water als drager voor een vitale regio
  2. 2. Evenwicht in het water- en bodemsysteem
  3. 3. We werken samen
  4. 4. We werken duurzaam
  5. 5. We werken veerkrachtig en vernieuwend
  6. 6. We prioriteren op basis van verplichtingen en mogelijkheden


Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

Door middel van de Keur van Waterschap Brabantse Delta, die in werking is getreden op 1 maart 2015, kan worden bepaald bij welke ontwikkelingen mitigerende maatregen getroffen moeten worden. Deze mitigerende maatregelen kunnen onder andere bestaan uit het realiseren van een retentievoorziening. De Keur van Waterschap Brabantse Delta schrijft per 1 april 2021 voor dat voor een toename van minder dan 500 m2 verhard oppervlak geen mitigerende maatregelen nodig zijn.

Zoals blijkt uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, zie Afbeelding 6, is de planlocatie gelegen in een attentiegebied. Hierdoor zal het waterschap eventuele inrichtingsmaatregelen die de waterhuishouding kunnen beïnvloeden streng toetsen, zoals blijkt uit het beleid van het waterschap. De attentiegebieden vormen de buffer tussen de natte natuurparels en hun omgeving. Binnen deze zones dienen hydrologische verschillen tussen natte natuurparels en omgeving opgevangen te worden. De attentiegebieden zijn in eerste instantie gericht op bescherming van de hydrologisch toestand binnen de natte natuurparels. Daarnaast kunnen in deze gebieden, waar nodig, compenserende maatregelen worden getroffen om uitstralingseffecten vanuit de natte natuurparels naar de omgeving te voorkomen. Het totaal aan maatregelen wordt tenminste getoetst op stand-still op de rand van de natte natuurparel. Bij voorkeur heeft het totaal aan maatregelen binnen deze zone een positief effect op de gewenste natuurontwikkeling binnen de beschermde gebieden.

Uit de vooroverlegreactie van waterschap Brabantse Delta blijkt dat het waterschap op basis van het inrichtingsplan inschat dat de inrichting niet vergunningsplichtig is op basis van de Waterwet, of dat er negatieve effecten op de hydrologische situatie zullen optreden.

Gemeentelijk beleid

De Omgevingsvisie 2040, het Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan en het Hemel- en grondwaterbeleid vormen het beleidskader voor water op gemeentelijke niveau. De zorgplichten hemel- en grondwater zijn in het door de gemeenteraad vastgestelde Hemel- en grondwaterbeleidsplan uitgewerkt. Het hemel- en grondwaterbeleid is gericht op het nastreven van de oorspronkelijke natuurlijke situatie. Hiervoor gelden eisen ter voorkoming van (hemel- of grond)wateroverlast (veiligheidseisen) en eisen ter voorkoming van achteruitgang van het natuurlijk (hemel- en grond)watersysteem (duurzaamheidseisen). In alle gevallen geldt zuiveren waar het moet vanuit de gewenste waterkwaliteit.

Het hemel- en grondwaterbeleid van de gemeente Breda kort samengevat:

  1. 1. Dit beleid is van toepassing voor lozing op de riolering én oppervlaktewater. Bij lozing op oppervlaktewater is ook het beleid van Waterschap Brabantse Delta van toepassing;
  2. 2. Bij elke (her)ontwikkeling dient het water van kleine buien plaatselijk te worden verwerkt (in plaats van directe afvoer naar de riolering) in het kader van het duurzaamheidsprincipe; Voor een toename van verhard oppervlak gelden zwaardere eisen, ook extreem zware buien moeten ter plaatse kunnen worden opgevangen om wateroverlast te beperken, het veiligheidsprincipe;
  3. 3. Grondwater leidt niet tot structurele grondwateroverlast en vormt geen belemmering voor het grondgebruik;
  4. 4. (Geo)hydrologisch onderzoek is nodig en geeft inzicht in de mogelijkheden en beperkingen; De systeemkeuze en uitgangspunten worden in een rapportage vastgelegd en onderbouwd.

4.1.2 Bestaande waterhuishoudkundige situatie

In de directe nabijheid van de planlocatie is een watergang aanwezig. Tussen de twee percelen is een B-watergang gelegen, zie onderstaande uitsnede van de legger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0010.png"

Afbeelding 8: Uitsnede legger Brabantse Delta

Het plangebied bestaat uit een tweetal percelen grond, welke gebruikt worden voor landbouwdoeleinden. Neerslag kan op deze gronden dus direct infiltreren in de bodem.

4.1.3 Beoogde waterhuishoudkundige situatie

De beschermingszones ten opzichte van de omliggende watergangen zullen in acht worden genomen. Binnen 5 meter van de naastgelegen B-watergang worden geen nieuwe obstakels, zijnde bebouwing dan wel landschapselementen, mogelijk gemaakt.

Het kruidenrijk grasland heeft een meer open en gezondere bodemstructuur dan het huidige bodem beeld. De beoogde bodem is hierdoor beter waterdoorlatend wat positief bijdraagt aan de hydrologische doelstellingen in deze natte natuurparel. De beoogde situatie zal daarom een positief effect hebben op de waterhuishouding. In de beoogde situatie zal geen erfverharding gerealiseerd worden. Neerslag kan op deze gronden dus direct infiltreren in de bodem, zoals in de huidige situatie ook gebeurd.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat er ten aanzien van het aspect water geen belemmeringen zijn voor het initiatief.

4.2 Natuur

Voorafgaand aan de beoogde wijziging dient onderzocht te worden of er sprake is van een aantasting van wettelijk beschermde natuurwaarden op basis van de groene wet- en regelgeving. Onderstaand zijn de diverse aspecten ten aanzien van natuurwaarden beschreven.

4.2.1 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

In de twintigste eeuw is veel Nederlandse natuur verdwenen. De overgebleven gebieden zijn vaak klein en liggen veelal ver uit elkaar. Hierdoor hebben bepaalde organismen moeite om gebieden te bereiken en zich er te handhaven, waardoor de diversiteit van planten, dieren en micro-organismen (de biodiversiteit) ook sterk achteruit gaat. Om de biodiversiteit te behouden en te versterken is het Natuurnetwerk Nederland opgericht.

Het Natuurnetwerk Nederland is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. In het NNN liggen:

  • Bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;
  • Gebieden waar nieuwe natuur aangelegd wordt;
  • Landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • Ruim 6 miljoen hectare grote wateren: meren, rivieren, de kustzone van Noordzee en de Waddenzee;
  • Alle Natura 2000-gebieden.

Het Rijk heeft het algemene NNN-beleid in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd. Op grond van artikel 2.10.2 van het Barro moeten provincies bij provinciale verordening de NNN-gebieden aanwijzen en nauwkeurig begrenzen. Op grond van artikel 2.10.3 Barro moeten zij ook de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden vastleggen. Daarnaast wijzen de provincies de natuurdoelen in de NNN aan. Elk NNN-gebied heeft een zogenaamd natuurdoel. Een natuurdoel beschrijft een bepaalde natuurkwaliteit en wordt gebruikt als een toetsbare doelstelling voor een natuurgebied.

Natuur Netwerk Brabant (NNB)

Vanaf 2014 zijn de provincies verantwoordelijke voor de begrenzing en de ontwikkeling van het NNN. De provincie Noord-Brabant heeft in zijn Interim omgevingsverordening (Iov) de gebieden opgenomen als Natuur Netwerk Brabant. Men wil in 2027 alle gaten in het netwerk hebben gedicht met nieuwe natuur. Ongeveer 90% van het Natuur Netwerk Brabant wordt gevormd door bestaande natuurgebieden. Tussen deze gebieden is men voornemens om verbindingen te leggen in de vorm van Ecologische verbindingszones. Door deze verbindingen tussen natuurgebieden kunnen dieren van het ene gebied naar het andere foerageren.

De concrete ambities van de provincie Noord-Brabant staan in het Natuurbeheerplan Noord-Brabant. De begrenzing van het netwerk is daarnaast ook opgenomen in de Iov. Het NNB kent geen specifiek beschermingsregime, anders dan via het ruimtelijke spoor. Conform de kaart 'Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden' van de Iov is binnen de planlocatie NNB aanwezig, zie Afbeelding 9. De beoogde ontwikkelingen hebben een positieve invloed op de concrete ambities uit het Natuurbeheerplan, aangezien het plangebied zal worden herbestemd en ingericht als natuur. Zoals blijkt uit Afbeelding 4 is het gebiedstype 'kruiden- en faunarijk grasland' gewenst ter plaatse van het plangebied. Het overgrote deel van het plangebied wordt ingericht als kruiden- en faunarijk grasland. Het kruidenrijk grasland heeft een meer open en gezondere bodemstructuur dan het huidige bodem beeld. De beoogde bodem is hierdoor beter waterdoorlatend wat positief bijdraagt aan de hydrologische doelstellingen in deze natte natuurparel. Daarnaast biedt het grasland een grotere soortenrijkdom dan het perceel nu heeft. Verschillende fauna heeft hier profijt van, zoals haas, ree en patrijs. Het micro-reliëf geeft samen met de solitaire bomen, enig bloemrijke ruigte en wat wilgenstruweel verschillende microklimaten. Verschillende insecten en amfibieën hebben hier baat bij, zoals de levendbarende hagedis en de koninginnenpage. Deze dieren warmen zichzelf op aan de zon, dit doen ze het liefst in de windstille luwte. Het micro-reliëf creëert dit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0011.png"

Afbeelding 9: Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

4.2.2 Wet natuurbescherming

In de Wet natuurbescherming zijn regels gesteld met betrekking tot gebiedsbescherming, soortenbescherming en bescherming van houtopstanden. In deze paragraaf wordt getoetst of de ontwikkeling invloed heeft op de beschermde gebieden en soorten die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming is beperkt tot de Natura 2000-gebieden en eventueel buiten het Natuur Netwerk liggende bijzondere provinciale natuurgebieden. De bescherming van het Natuur Netwerk Nederland is al beschermd in het Barro en de provinciale verordening. In Nederland zijn 161 Natura 2000-gebieden aangewezen. Een voorbeeld van een Natura 2000-gebied is het 'Ulvenhoutse Bos'. De provincie Noord-Brabant heeft geen bijzondere provinciale natuurgebieden vastgesteld.

Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming (Wnb) wordt aangevraagd. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van de beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.

Het dichtstbij liggende Natura 2000-gebied betreft het Ulvenhoutse Bos, dat op een afstand van circa 600 meter ligt.

Elke ruimtelijke ontwikkeling kan negatieve effecten hebben op de Natura 2000-gebieden. Er zijn namelijk verschillende factoren die kunnen leiden tot de verstoring van beschermde vogel- en habitattypen en soorten. Vooral de storingsfactoren verzuring en vermesting door stikstof uit de lucht spelen hierbij een belangrijke rol, omdat deze ook op grote afstand van een gebied voor effecten kunnen zorgen. Daarnaast kunnen andere factoren eveneens leiden tot een verstoring van habitattypen en soorten, indien een ontwikkeling op korte afstand van een gebied plaatsvindt.

Verzuring en vermesting door stikstof uit de lucht

Middels het rekenprogramma AERIUS kan de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden worden berekend. Hiermee wordt het effect op verzuring en vermesting in beeld gebracht. Wanneer met het rekenprogramma AERIUS kan worden aangetoond dat een initiatief geen toename in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft, kan de ontwikkeling doorgang vinden. Indien er wel sprake is van een toename in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden moet onderbouwd worden hoe deze toename in depositie ongedaan wordt gemaakt (door het treffen van maatregelen of extern salderen).

De herinrichting van de percelen landbouwgrond aan het Sulkerpad zullen niet voor een negatief effect leiden met betrekking tot de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden. Voor de daadwerkelijke herinrichting van het plangebied, en met name voor de maatregelen in het kader van de Kader Richtlijn Water, wordt een projectplan Waterwet opgesteld. Hierin worden de maatregelen onderzocht en uitgewerkt die nodig zijn voor de herinrichting van het plangebied. In het kader van het projectplan Waterwet dient te worden onderzocht wat de effecten zijn van de aanleg van de betreffende maatregelen met betrekking tot stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Indien sprake is van stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar, wordt een ecologische toets uitgevoerd om de daadwerkelijke effecten op Natura 2000-gebieden in beeld te brengen. Van belang hierbij is dat het gaat om tijdelijke maatregelen en eventueel een tijdelijke verhoging van stikstofdepositie. Na realisatie van natuur zal de daadwerkelijke stikstofdepositie van het gebied vele malen lager zijn dan nu het geval is.

Om aan te tonen dat er als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen toename in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden plaatsvindt is middels het rekenprogramma AERIUS een berekening gemaakt voor de realisatiefase van het initiatief. Het uitgangspunt van deze berekening is uiteengezet in Bijlage 2. In Bijlage 3 zijn de rekenresultaten van de berekening opgenomen. Hieruit blijkt dat de stikstofdepositie in de realisatiefase van het plan niet groter is dan 0,00 mol/ha/jaar. Het aspect stikstofdepositie vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling en uitvoering van het plan.

Overige storingsfactoren

Vanwege de afstand van de planlocatie tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied het Ulvenhoutse Bos en de beoogde natuurontwikkeling leidt het initiatief verder niet tot andere voorkomende storende factoren op omliggende Natura 2000-gebieden zoals oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, optische verstoring, verstoring door mechanische effecten en bewuste verandering soortensamenstelling.

Conclusie

Gezien het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat negatieve effecten op soorten en habitattypen in beschermde Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Er is derhalve op grond van de Wet natuurbescherming geen omgevingsvergunning in het kader van gebiedsbescherming noodzakelijk.

Bescherming van soorten

De soortenbeschermende werking is rechtstreeks opgenomen in de Wnb. In hoofdstuk 3 van de Wnb zijn de beschermingsregimes in drie aparte paragrafen neergelegd. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Hieronder zijn de drie beschermingsregimes weergegeven:

  1. 1. Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn; Dit zijn alle van nature in Nederland in het wild levende vogels (zoals bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn).
  2. 2. Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn; Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Bijlage I en II van het Verdrag van Bern en Bijlage II van het Verdrag van Bonn. In de bijlagen van de Verdragen van Bern en Bonn worden ook vogels genoemd.
  3. 3. Beschermingsregime andere soorten. Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage onderdeel A en B van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.

In Nederland komen ongeveer 30.000 soorten dieren en planten voor. De Wnb regelt de bescherming van circa 300 in het wild voorkomende soorten inheemse planten en dieren.

In de Wnb is onder meer bepaald dat beschermde diersoorten niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en plantensoorten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende dieren en planten. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.

Bij het beoordelen van de in de planlocatie voorkomende beschermde soorten gaat het primair om soorten die door de ingreep direct beïnvloed worden, doordat:

  • Zij fysiek aangetast worden (doden/verwonden van dieren, verwijderen van planten);
  • Zij verstoord worden (toename van geluid of licht);
  • Hun vaste verblijfplaatsen c.q. groeiplaatsen aangetast of verstoord worden.

Gelet op de aard van het initiatief aan het Sulkerpad te Ulvenhout, dient met name bepaald te worden of ter plaatse van de nieuw te realiseren natuur, beschermde natuurwaarden voorkomen, die verstoord zouden kunnen worden. Verboden handelingen dienen te worden voorkomen en handelingen mogen niet leiden tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding. Het (onopzettelijk) doden, verwonden of verontrusten van deze soorten is zonder ontheffing niet toegestaan. Gezien het huidige intensieve gebruik van de landbouwgronden is de aanwezigheid van beschermde of bijzondere soorten echter niet te verwachten.

Op 25 augustus 2023 is een QuickScan flora- en fauna uitgevoerd door Brabant Eco, zie Bijlage 4. Op basis van de uitgevoerde QuickScan wordt geconcludeerd dat er geen beschermde flora in het plangebied voorkomen. Het is mogelijk dat de bomenrij tussen de percelen dient als vliegroute van vleermuizen en schuilplaats voor kleine marterachtige. Gezien de bomenrij in de beoogde herontwikkeling blijft behouden blijft ook de eventuele vliegroute en schuilplaats behouden. Met de beoogde herontwikkeling wordt de ecologische waarde van de percelen sterk verbeterd en zullen het mogelijke leefgebied van bijvoorbeeld marterachtige sterk verbeteren. Er worden geen overtredingen verwacht ten aanzien van de Wet natuurbescherming

Bescherming van houtopstanden

De bescherming van houtopstanden zoals die is vastgelegd in de Wnb vloeit voort uit de voormalige Boswet. Voorwaarden zijn gericht op de instandhouding van het bosareaal. Bij houtopstanden groter dan 10 are of 20 rijbomen en liggend buiten de bebouwde kom geldt een meldplicht, herplantplicht en mogelijke oplegging van een kapverbod. Met het initiatief is geen sprake van het vellen van houtopstanden.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat er op grond van de Wet natuurbescherming geen omgevingsvergunning in het kader van de bescherming van houtopstanden noodzakelijk is.

4.3 Cultuurhistorie, Aardkunde En Archeologie

Voorafgaand aan de realisatie van de beoogde woonbestemming moet onderzocht worden of er sprake is van aantasting van archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.3.1 Cultureel erfgoed

In Grondstof voor de toekomst, programma erfgoed 2019-2025 is vastgesteld dat erfgoed wordt benut als onderlegger voor de (her)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. De erfgoedkaarten vormen nu letterlijk de onderlegger voor het handelen van de gemeente. Archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed vormen hierbij een belangrijk uitganspunt voor ontwikkelingen. Archeologie is vastgelegd in de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 1 Archeologie, historische geografie en gebouwd erfgoed zijn vastgelegd in de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 2 Historische geografie en gebouwd erfgoed. De kaarten dienen, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening, als leidraad voor de erfgoedadvisering bij het opstellen of afwijken van bestemmingsplannen/wijzigingsplannen.

4.3.2 Archeologie

Om de archeologische waarden in het gebied te beschermen conform het vastgestelde beleid, is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen voor de gebieden die conform de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 1, Archeologie zijn gekenmerkt als gebieden met een archeologische verwachting anders dan laag. Hetzelfde geldt voor de gebieden van archeologische waarden en gemeentelijke archeologische monumenten. Ter plaatse van gronden met een dubbelbestemming dient voorafgaand aan ontwikkelingen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De resultaten van het archeologisch onderzoek worden door het bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vervolgens vastgesteld.

In het vigerende bestemmingsplan is op een deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' opgenomen. Daarbij geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte van 100 m² of meer die de bodem dieper dan 50 cm beneden maaiveld gaan verstoren. Conform de Archeologische Beleidskaart Breda, zie Afbeelding 10, is het plangebied aangewezen als beschermd archeologisch monument, waarbij geen bodemingrepen zijn toegestaan.

Voor de aanleg van natuur zullen bodemingrepen plaatsvinden. Om deze reden is door Transect op 4 september 2023 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5. Er bestaat het voornemen om het plangebied om te vormen tot natuurgebied. Hierbij zullen bomen geplant worden en paden worden aangelegd. De precieze omvang en diepte van de verstoringen die hierdoor worden veroorzaakt zijn ten tijde van het onderzoek niet bekend.

Voor het plangebied geldt een hoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten. Deze resten kunnen vanaf het maaiveld en in de top van het dekzand voorkomen. Het dekzand ligt onder een bouwlanddek. Daarnaast is bij archeologisch onderzoek in de omgeving van het plangebied aangetoond dat de ondergrond verstoord is geraakt door (diep)ploegen. Het is niet bekend of de bodemopbouw in het plangebied intact is. Om een goede inschatting te kunnen maken van de impact van de voorgenomen ontwikkeling op eventueel aanwezige archeologische resten is inzicht nodig in de diepte waarop deze resten aanwezig zijn en de diepte tot waarop de ingrepen zullen plaatsvinden. Transect adviseert daarom om een verkennend booronderzoek te laten uitvoeren. Dit onderzoek heeft als doel het vaststellen van de diepteligging van archeologische niveaus en de intactheid ervan. Er zal vervolgens een vergelijking gemaakt moeten worden met de toekomstige verstoringsdiepten.

Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Breda, om op basis van de resultaten van dit rapport te bepalen of en in welke vorm vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd. Uit het selectiebesluit archeologie van de gemeente Breda blijkt dat het plangebied nog niet wordt vrijgegeven voor wat betreft archeologie, zie Bijlage 6. Aangezien de precieze omvang en diepte van de verstoringen nog niet bekend zijn, is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie opgenomen op het plangebied, wat betekent dat als er bodemingrepen gaan plaatsvinden, daarvoor een verkennend booronderzoek moet plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0012.png"

Afbeelding 10: Uitsnede beleidsadvieskaart Archeologie gemeente Breda, locatie rood omlijnd

4.3.3 Historische geografie

Er dient een beschrijving te worden opgenomen van de historisch geografische waarden (beschermd en onbeschermd) op basis van de Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, deel 2 Historische geografie en gebouwd erfgoed.

Conform de gemeentelijke beleidsadvieskaart is het plangebied gelegen binnen een gebied van hoge cultuurhistorische waarde, zie Afbeelding 11. Op de locatie zijn geen historisch geografisch waardevolle elementen aanwezig. Ook bevindt zich geen gebouwd erfgoed in het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling zal daarmee niet leiden tot een onevenredige aantasting van historisch geografisch waardevolle elementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0758.WP2023227037-VG01_0013.png"

Afbeelding 11: Uitsnede Beleidsadvieskaart Breda's Erfgoed, locatie rood omlijnd

4.3.4 Gebouwd erfgoed

In of nabij het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten of gemeentelijk monumenten, zie Afbeelding 11. De locatie is ook niet aangewezen als beschermd stads-of dorpsgezichten.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit wijzigingsplan.

5.1 Juridische Achtergrond

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten wijzigingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een wijzigingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een wijzigingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. Uitgangspunt is dat het wijzigingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een wijzigingsplan.

Het juridisch bindende onderdeel van het wijzigingsplan bestaat uit de verbeelding en regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen betreffende de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het wijzigingsplan.

Bij wijzigingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meerdere locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Hierbij kan gedacht worden aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling en het monitoren van beleid.

De SVBP maakt het mogelijk om wijzigingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het wijzigingsplan, zo ook voor de regels. Voor wijzigingsplannen, zoals dit plan, is het verplicht de regels van de SVBP te volgen.

5.2 Toelichting Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. Op de verbeelding zijn de volgende bestemmingen en aanduidingen opgenomen:

  • Enkelbestemming: 'Natuur';
  • Dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie';
  • Dubbelbestemming: 'Waarde – Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant';
  • Gebiedsaanduiding: 'overige zone – beperkingen veehouderij';
  • Gebiedsaanduiding: 'wetgevingzone – zoekgebied behoud en herstel van watersystemen'.

Voor de benaming van de bestemmingen en aanduidingen is aangesloten bij het moederplan bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Markdal Breda'. Voor het overige wordt aangesloten bij het SVBP.

5.3 Toelichting Regels

De regels behorende bij dit wijzigingsplan bestaan uit inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

Aangezien de regels van het geldende bestemmingsplan ongewijzigd blijven gelden voor de planlocatie, wordt in de regels behorend bij dit wijzigingsplan slechts verwezen naar de van toepassing zijnde artikelen uit het moederplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan uiteengezet.

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

De voorgestane ontwikkeling op de percelen landbouwgrond nabij het Sulkerpad te Ulvenhout betreft een particulier initiatief. De met de ontwikkeling gepaard gaande kosten worden dan ook gedragen door de desbetreffende particuliere initiatiefnemer. Hiermee is de financiële haalbaarheid voor de gemeente gegarandeerd. Dit plan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Dit kan worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst, waarbij de eventuele planschade voor rekening komt voor de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende aangetoond.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het plan maatschappelijk draagvlak heeft. In dat kader is de gelegenheid tot inspraak geboden (in de vorm van publicatie van het (voor)ontwerpwijzigingsplan). Ook heeft vooroverleg plaatsgevonden met de daartoe aangewezen instanties en heeft er een omgevingsdialoog plaats gevonden.

6.2.1 Vooroverleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is overleg gevoerd over het voorontwerp wijzigingsplan met de gebruikelijke overlegpartners, Waterschap de Brabantse Delta en provincie Noord-Brabant. Naar aanleiding van dit overleg zijn de enkele opmerkingen van de vooroverlegpartners verwerkt in onderhavige toelichting.

6.2.2 Zienswijzen en beroep

De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan vindt plaats volgens artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerp wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijzen kenbaar te maken tegen het plan. De eventueel ingebrachte zienswijzen worden behandeld in de zienswijzenota. De eventuele wijzigingen t.o.v. het ontwerp zullen hierin worden verwoord.

Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kan eenieder die óf tijdig een zienswijze kenbaar heeft gemaakt bij het ontwerp óf belanghebbenden is, beroep instellen tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tevens kan er beroep worden ingesteld tegen de eventueel gewijzigde onderdelen. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Gezien eenieder de mogelijkheid heeft om te reageren op het wijzigingsplan door het kenbaar maken van zienswijzen, wordt na afloop van de hierboven beschreven procedure het plan als maatschappelijk uitvoerbaar beschouwd.

Bijlage 1 Inrichtings- En Beheerplan Voor Te Verwerven Gob-gronden

Bijlage 1 Inrichtings- en Beheerplan voor te verwerven GOB-gronden

Bijlage 2 Notitie Invoergegevens Aerius-berekening

Bijlage 2 Notitie invoergegevens AERIUS-berekening

Bijlage 3 Aerius-berekening Realisatiefase

Bijlage 3 AERIUS-berekening realisatiefase

Bijlage 4 Quick Scan Flora- En Fauna

Bijlage 4 Quick Scan Flora- en fauna

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Selectiebesluit Archeologie

Bijlage 6 Selectiebesluit archeologie