Steenovenweg (ong.), Deurne
Bestemmingsplan - Gemeente Deurne
Vastgesteld op 05-02-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Steenovenweg (ong.), Deurne met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201809-C001 van de gemeente Deurne
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.5 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde
1.6 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd
1.7 bedrijf aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend
1.8 beroep aan huis
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is
1.9 bestaand
- bij bouwwerken: op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
1.10 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning
1.11 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
1.12 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.15 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt is of geschikt te maken is
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
1.17 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond
1.20 carport
een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande (bedrijfs)woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de (bedrijfs)woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping
1.21 detailhandel
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
1.22 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.24 gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, welke niet door gebouwen mag worden overschreden
1.25 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken
1.26 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband
1.27 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak
1.29 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de lijst van de bedrijven, bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals deze is opgenomen als bijlage, behorende bij deze regels
1.30 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
1.31 verkoopvloeroppervlak
in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m2 op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;
1.32 voorgevel
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel)
1.33 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen
1.34 voorgevelrooilijn
de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd.
1.35 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie-en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen en gemalen
1.36 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden
1.37 zelfstandige woonruimte
zie woning
1.38 zijdelingse-/achterperceelgrens
een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
verticaal vanaf de laagst gelegen snijlijn van elk dakvlak, met elk daaronder staand buitenwerks gevelvlak, tot aan het peil
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)
2.8 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk
2.9 het peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
- b. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water.
3.2 Bouwregels
Toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van erfafscheidingen. De maximale hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1 meter.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan-huis-verbonden beroepen;
- c. erven en tuinen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. wegen, paden en parkeren
- f. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 4.2.2 onder e met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
- 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
- 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. het bepaalde in 4.2.3 onder b voor het bouwen van een carport, mits:
- 1. de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
- 2. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
- 3. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- c. het bepaalde in 4.2.3 onder b voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
- 1. deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
- 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
- 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
- 4. de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
- 5. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- d. het bepaalde in 4.2.3 onder c voor het bouwen van een erker, entreeportaal of een ander vergelijkbaar bouwwerk op een afstand tot niet meer dan 2 meter voor de voorgevel, mits:
- 1. de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder bedraagt dan 3 meter;
- 2. de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- e. het bepaalde in 4.2.3 onder d voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie Gematigd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Gematigd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of besluit(sub)vlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of besluit(sub)vlakgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
7.2 Bestaande afstanden en maten
- a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
- a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
- b. het gebruik van woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
- c. het gebruik van bestaande woningen anders dan voor permanente bewoning;
- d. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
- e. enige vorm van handel, behoudens voor zover dit op grond van de regels in hoofdstuk 2 is toegestaan.
8.2 Afwijken van de gebruiksregels
8.3 Parkeren
Voor het parkeren gelden de volgende regels:
a. er dienen 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden;
b. de afmeting van een parkeerplaats is ten minste 2,5 meter breed en 5 meter lang;
c. een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van de verordening voor:
- a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bouwen van nutsvoorzieningen en voor religieuze doeleinden zoals kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- c. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
- d. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
- e. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 5,5 meter;
- f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
- g. het in geringe mate afwijken van de grens van een besluitvlak, van de vorm van een bouwperceel, voor zover zulks noodzakelijk of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- h. het gebruik van gronden en opstallen voor GSM- en UMTS-installaties en -masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht genomen dienen te worden :
- i. inpassing in het landschap: bij de plaatsing van GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk de beginsels van site-sharing en roaming worden gehanteerd, tenzij dit blijkens een voldoende onderbouwde motivering technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
- j. inpassing in stedenbouwkundig opzicht: GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
- k. de hoogte van GSM- en UMTS-installaties mag niet meer bedragen dan 5 meter; de hoogte van GSM- en UMTS-masten mag niet meer bedragen dan 40 meter.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 11 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Steenovenweg (ong.), Deurne'
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Steenovenweg (ong.), Deurne" van de gemeente Deurne.
1.1 Aanleiding En Doel
Aansluitend op het woonperceel aan de Jan van Goijenstraat 9 te Deurne hebben de initiatiefnemers extra gronden die nu in gebruik zijn als paardenweide. Jaren geleden hadden zij de wens om het perceel te splitsen en een extra woning te realiseren. Daarvoor is een bestemmingsplan opgesteld dat op 8 februari 2000 door de gemeenteraad van Deurne is vastgesteld. Omdat er geen directe noodzaak was, is er op dat moment niet direct gebruik gemaakt van de bouwmogelijkheid. Echter, sinds vorig jaar is de wens om een extra woning te realiseren weer concreet geworden. Na overleg met de gemeente bleek dat er van een vastgestelde extra bouwmogelijkheid geen sprake meer was. Bij de actualisatie van het bestemmingsplan ''Sint Jozefparochie'' in 2004 is de bouwtitel abusievelijk niet opgenomen op de verbeelding, waardoor ook in de vigerende beheersverordening geen bouwtitel meer is opgenomen. Om deze bouwtitel weer te verkrijgen dient er een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Onderhavig bestemmingsplan voorziet daar in.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie N, nummer 535. Deze gronden horen bij de woning op het adres Jan van Goijenstraat 9. Dit perceel wordt gesplitst zodat het perceel van de nieuwe woning en het plangebied voor onderhavig plan 417 m² bedraagt.
1.3 Vigerend Beheersverordening
Ter plaatse van het plangebied vigeert de beheersverordening "Sint Jozefparochie", vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 2015. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VIGERENDE VERBEELDING
Voor onderhavig plangebied geldt de bestemming 'Woongebied'. Hierbinnen is uitsluitend het wonen in bestaande woningen toegestaan. Nieuwe woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Tevens vigeert binnen onderhavig plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Gematigd''. Ter bescherming van eventuele archeologische waarden zijn bodemingrepen dieper dan 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1.000 m² niet toegestaan, mits er middels een onderzoek wordt aangetoond dat er geen sprake is van aantasting van archeologische waarden.
Het toevoegen van een extra woning past dus niet direct in de vigerende beheersverordening. Mede omdat de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan uit februari 2000 niet zijn overgenomen in de vigerende beheersverordening, is een herziening nodig.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Onderstaande afbeelding en geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied ligt in de spoorzone nabij het station in het centrum van Deurne. Het gebied ten noorden van de Steenovenweg was voorheen een gebied met bedrijven en kleine industrie. In de afgelopen jaren heeft deze bebouwing plaats gemaakt voor het nieuwe woningbouwplan 'Facade' in het gebied Spoorzone - Middengebied. De zwart gestippelde lijnen geven de nieuwe voorgevels weer.
Direct tegenover onderhavig plangebied worden woningen gebouwd in het kader van fase 5. Dit is de laatste fase en laat qua realisatie nog even op zich wachten. De bedrijfsbebouwing is inmiddels wel gesloopt. Het betreffen aan de zijde Steenovenweg voornamelijk twee-onder-een-kapwoningen. Dit sluit aan op het straatbeeld van de Steenovenweg waar veel vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen staan. De ruime voortuinen bij deze woningen zorgen voor een groene uitstraling van de straat.
Het plangebied hoort bij het perceel van Jan van Goijenstraat 9. Het gebied bestaat uit gras en is afgezet met een hek en wordt momenteel gebruikt als paardenweide. Het betreft op dit moment een lege plek met weinig kwaliteit in het ritme van de straat. Het opvullen van deze lege plek met een nieuwe woning zal het stedenbouwkundige beeld versterken. Het groene schuurtje zal worden gesloopt ten behoeve van onderhavige ontwikkeling.
PLANGEBIED VANAF DE STEENOVENWEG (LINKS JAN VAN GOIJENSTRAAT 9)
Hoofdstuk 3 Plan
3.1 Woning
Het plan voorziet in de bouw van een nieuwe vrijstaande woning. Momenteel is er nog geen concreet bouwplan. Conform de vigerende beheersverordening "Sint Jozefparochie" zijn de bouwregels in dit bestemmingsplan overgenomen. Wel is op basis van de stedenbouwkundige randvoorwaarden een tuin bestemming opgenomen om de stedenbouwkundige randvoorwaarden duidelijk vast te leggen.
De voorgevelrooilijn van de nieuwe woning komt tussen de voorgevelrooilijn van Jan van Goijenstraat 9 en Steenovenweg 44 te liggen, op circa 5 meter uit de voorste perceelgrens. De ruimte voor de woning krijgt de bestemming 'Tuin' waardoor de structuur van voortuinen in de Steenovenweg wordt doorgetrokken.
De nieuwe woning dient aan te sluiten bij de woningen in de directe omgeving. Het nieuwe bouwvlak wordt daarom 7 meter breed en 10 meter diep waarbij er een afstand van minimaal 3 meter tot de zijdelingse percelen wordt aangehouden. De vrijstaande uitstraling van zowel de nieuwe woning als direct aanliggende woningen wordt hiermee gewaarborgd. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 6 en 11 meter en sluiten daarmee aan op het stedenbouwkundig beeld van de Steenovenweg.
CONCEPT INRICHTINGSSCHETS
3.2 Verkeer En Parkeren
De verkeersaantrekkende werking voor een vrijstaande woning bedraagt gemiddeld 8,1 motorvoertuigbewegingen per etmaal, op basis van de omgevingskenmerken matig stedelijk en schil centrum/rest bebouwde kom. De beperkte toename kan zonder meer via de bestaande wegen worden afgewikkeld.
De gemeente Deurne heeft aangegeven dat er 2 parkeerplaatsen op het eigen terrein moeten worden gerealiseerd. In de bestemmingsplanregels is dit vastgelegd. De inrichtingschets toont aan dat er voldoende plaats is om een garage en een inrit met twee parkeerplaatsen te realiseren.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Voorliggend plan betreft de bouw van één woning. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
4.2 Provinciaal Niveau
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
- Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
- Verordening ruimte 2014.
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.
Analyse
Het plangebied ligt binnen Deurne dat een 'kern in het landelijk gebied' betreft. Confrom het structuurvisiebeleid moeten deze kernen voorzien in de lokale verstedelijkingsbehoefte voor wonen, werken en voorzieningen. Hierbij moet zoveel mogelijk gezocht worden naar locaties binnen het bestaande ruimtebeslag van de betreffende kern.
Het plan omvat het toevoegen van één woning als een vorm van inbreiding (binnen het bestaande ruimtebeslag). De lokale behoefte wordt aangetoond op basis van het gemeentelijke woningbouwprogramma, toegelicht in paragraaf 4.3.2.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant
4.3 Gemeentelijk Niveau
4.3.1 Structuurvisie
Op 13 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Deurne de 'Structuurvisie Deurne 2030' vastgesteld. Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Deurne van belang zijn. In deze structuurvisie ligt de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.
De structuurvisie richt zich op de volgende thema's: 'Gezond wonen en leven', 'Een gezonde lokale economie', 'Een sociale en zorgzame gemeente', Betaalbaar en divers wonen', Goede bereikbaarheid en 'Passende voorzieningen'. De gemeente streeft een prettige woon- en leefomgeving en wil in 2050 energieneutraal zijn. De gemeente wil daarnaast de woningbouwopgave binnen het bestaande stedelijk gebied oplossen.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
Onderhavig plan ligt in het gebied 'Woonkernen'. Uitgangspunt binnen deze kernen is het toevoegen van passende kwaliteit en een beperkte kwantitatieve uitbreiding van de woningvoorraad. Voor wonen zijn geen zoekgebieden voor uitbreiding van de kernen (meer) opgenomen. Er ligt een nadrukkelijke keuze voor inbreiding in de bestaande kernen, waarbij een goede ontsluiting en de nabijheid van faciliteiten van belang zijn.
Onderhavig plan voorziet in één vrijstaande woning op een inbreidingslocatie. Door de herontwikkeling van de spoorzone betreft het een locatie die goed is ontsloten en in de buurt ligt van voorzieningen. Het is daarmee een gewilde en geschikte woonlocatie.Omdat de leegstaande locatie wordt herontwikkelt, ligt er tevens een kans om het straatbeeld te verbeteren. Dit ligt ook in lijn met de hele herontwikkeling van de spoorzone. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de uitbreiding van de woningvoorraad.
4.3.2 Woonvisie 2015 - 2030
In 2015 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie gemeente Deurne 2015-2030' vastgesteld. In de woonvisie staat dat de gemeente Deurne haar positie als aantrekkelijke woongemeente voor alle doelgroepen wil versterken met behoud van de Deurnese identiteit. De gemeente richt zich op het realiseren van een woningvoorraad die past bij de kwantitatieve (voldoende woningen) en kwalitatieve (juiste woningen) behoeften van de Deurnese bevolking. Prioriteit is gelegd bij starters / jonge gezinnen en senioren.
In de woonvisie zijn daarnaast de volgende uitgangspunten opgenomen voor het vanuit (ruimtelijke) kwaliteit beoordelen van projecten:
- de toevoeging van woningen is aanvullend op de bestaande woningvoorraad. De gemeente Deurne werkt niet mee aan het op de markt brengen van woningen / kavels die:
- 1. niet afzetbaar zijn in de markt, en/of
- 2. tot (verdere) verstoring van de bestaande markt leiden, en/of
- 3. leiden tot leegstand en/of niet passend ander gebruik in de bestaande voorraad.
- de toevoeging van woningen vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied op voor woningbouw gewenste en geschikte locaties met voorrang voor:
- 1. locaties nabij voorzieningen;
- 2. projecten waarbij geen stenen worden toegevoegd (hergebruik panden tenzij sloop tot een substantiële kwalitatieve verbetering van de directe (woon)omgeving leidt).
De nieuwe woning is aanvullend op de bestaande voorraad en betreft een koopwoning voor starters/jonge gezinnen. De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en nabij voorzieningen. Omdat het maar één woning betreft op een goede locatie is de verwachting dat de woning goed in de markt ligt en niet tot verstoring of leegstand van de markt zal leiden.
De regionale woningbouwafspraken zijn voor Deurne (en de overige landelijke gemeenten) gebaseerd op het bouwen voor de eigen behoefte. Uit de provinciale bevolkings- en huishoudensprognose 2017 blijkt dat de groei van het aantal huishoudens in Deurne afneemt, rond 2030 stabiliseert en daarna (op termijn) overgaat in krimp. Verwacht wordt dat in de gemeente Deurne in de periode 2017 – 2030 nog een toevoeging van 900 tot 1200 woningen noodzakelijk is. Onderhavig plan past zowel kwalitatief als kwantitatief bij de Woonvisie 2015-2030.
Conclusie
Het plan past binnen het gemeentelijke woningbouwbeleid.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterparagraaf.
5.1 Milieu
5.1.1 Bodem
De bodemkwaliteit voor de nieuwe woning is reeds aangetoond in het kader van de vigerende beheersverordening, het plangebied heeft reeds de bestemming 'Woongebied'. Op het naastgelegen terrein bevond zich in het verleden de gemeentewerf en daar heeft een bodemsanering plaatsgevonden. Mogelijk strekken de verontreinigingen zich uit tot onderhavige locatie. In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een bodemonderzoek conform NEN 5740 en eventueel NEN 5707 (asbest) worden uitgevoerd. Hieruit zal blijken of er sprake is van verontreiniging. Het aspect bodemkwaliteit vormt echter geen planologische belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
5.1.2 Bedrijven- en milieuzonering
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
- de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
- bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
5.1.3 Externe veiligheid
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan. Het initiatief ligt niet in de omgeving van veehouderijen. Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.1.5 Geluid
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
5.1.6 Luchtkwaliteit
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
5.1.7 Volksgezondheid in relatie tot veehouderijen
5.1.8 Milieueffectrapportage
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Het plangebied ligt in een zone met een gematigde archeologische verwachtingswaarde. Er geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 1.000 m². Het initiatief overschrijdt deze grenzen niet. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Gematigd' blijft echter van kracht voor toekomstige initiatieven. Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.2.2 Cultuurhistorie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving liggen geen cultuurhistorische waarden waarvoor het initiatief een aantasting kan vormen. Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.2.3 Natuurwaarden
Er vinden geen werkzaamheden plaats die mogelijk van negatieve invloed zijn op het foerageer- of verblijfsgebied van beschermde soorten. Ook ligt het plan niet in de buurt van een beschermd natuurgebied. Het uitvoeren van een quickscan is niet nodig. Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
5.3 Waterparagraaf
De behandeling van het hemel- en afvalwater moet plaatsvinden conform de eisen van gemeente en waterschap. Het waterschap Aa en Maas stelt echter geen eisen aan initiatieven waarbij het nieuw verhard oppervlak onder de 2.000 m² blijft en het GPR van de gemeente Deurne stelt geen eisen aan ontwikkelingen waarbij de percelen kleiner zijn dan 500 m². Onderhavig plan ligt in beide gevallen onder de norm, dus hoeft er formeel geen waterbergvoorziening aangelegd te worden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en om wateroverlast te voorkomen wordt beschreven op welke wijze omgegaan kan worden met de waterberging / infiltratievoorziening binnen het plangebied.
5.3.1 Hemelwater
Verhard oppervlak
In de huidige situatie is het perceel onverhard. Omdat er nog geen concreet bouwplan ligt, wordt er een aanname gedaan voor de toename van het verhard oppervlak. Uitgangspunt is dat de maximale bouwmogelijkheden worden benut, dit betekent dat het bouwvlak van 70 m² geheel wordt bebouwd en dat er conform het bestemmingsplan maximaal 80 m² aan bijgebouwen bij komen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met nieuwe verharding op het perceel (bijvoorbeeld een terras en oprit). Hiervoor wordt een percentage van 40% van het perceel aangehouden (40% van 416 m² = 166 m²). Het totaal verhard oppervlak betreft daarmee 70 + 80 + 164 = 316 m².
Berekening bergingscapaciteit
Om te bepalen wat de bergingscapaciteit dient te zijn, wordt de rekenregel uit de Keur gehanteerd. De bergingscapaciteit wordt als volgt berekend: benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Voor onderhavig plan geldt er een gevoleigheidsfactor van 1, dat betekent een benodigde bergingscapaciteit van (316 m² x 1 x 0,06 m =) 19 m³.
Ontwerp bergingsvoorziening
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening moeten achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen worden gehanteerd:
- 1. hergebruik;
- 2. infiltratie;
- 3. buffering;
- 4. afvoer.
Voor onderhavig plan moet er bekeken worden of er sprake kan zijn voor hergebruik. Binnen het perceel is er in ieder geval voldoende ruimte om het af te voeren hemelwater vast te houden en te infiltreren of te bufferen en vertraagd af te voeren naar het nieuwe HWA-riool in de Steenovenweg. Op termijn worden er ook eisen aan bestaande woningen gesteld. Hoewel er nu formeel geen waterbergvoorziening aangelegd hoeft te worden, is het om deze reden aan te bevelen nu al de berekende berging aan te leggen.
5.3.2 Vuilwater
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Steenovenweg geloosd worden.
5.3.3 Conclusie
Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
6.1 Behoefte
Het initiatief betreft een nieuwe vrijstaande woning nabij het centrum van Deurne. Dit is een gewilde locatie. Vanwege het nieuwbouwproject Facade aan de overzijde van de Steenovenweg krijgt het gebied een nog grotere aantrekkingskracht. De verwachting is dat er een grote behoefte is aan dit type woning op deze locatie.
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en initiatiefnemer een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
6.3 Conclusie
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
7.2 Planregels
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Tuin (artikel 3)
In dit artikel worden de tuin die bij de woning hoort bestemd.
Wonen (artikel 4)
In dit artikel wordt voorgeschreven hoe en waar hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht. Via een afwijkingsmogelijkheid kunnen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woning worden toegestaan. Er moet dan wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan.
Waarde - Archeologie - Gematigd (artikel 5)
Het besluitvlak 'Waarde - Archeologie Gematigd' is opgenomen voor de gronden die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart zijn aangeduid als 'gematigde archeologische verwachting'. De juridische regeling bevat de mogelijkheid om, op basis van een archeologisch onderzoek, voorwaarden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen te verbinden ter bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Werkzaamheden die minder diep zijn dan 50 centimeter onder maaiveld en/of kleiner dan 1.000 m² zijn niet vergunningplichtig.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 7) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 8) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel 9) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 11) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 8 Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
- 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
- 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
- 3. Vaststelling door gemeenteraad
- 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De provincie Noord-Brabant en het Waterschap Aa en Maas hadden beide geen opmerkingen op het plan. Het ontwerpbestemmingsplan kan ter inzage worden gelegd.
8.2 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 5 oktober 2018 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn binnen de termijn geen zienswijzen ingekomen.
8.3 Vaststelling Door Gemeenteraad
Het bestemmingsplan ''Steenovenweg (ong.), Deurne'' is ongewijzigd vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Deurne, d.d. 5 februari 2019.
8.4 Terinzagelegging Vastgesteld Bestemmingsplan
Na publicatie van het vastgestelde bestemmingsplan start de beroepstermijn van zes weken. Het vaststellingsbesluit staat open voor beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten