Vossenweg 15-17, Liessel
Bestemmingsplan - Gemeente Deurne
Vastgesteld op 26-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan “Vossenweg 15-17, Liessel” met identificatienummer
NL.IMRO.0762.BP202320-C001 van de gemeente Deurne.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijbehorende bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aaneengebouwde woningen
een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen
1.6 Achterste perceelsgrens
de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de
weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
1.7 Afhankelijke woonruimte
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een
vrijstaand bijgebouw bij een hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest
uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt
met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt.
Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier
uitdrukkelijk niet onder;
1.8 Ambachtelijk bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen,
bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren, als
ondergeschikte activiteit, van ter plaatse vervaardigde goederen verband houdend met het ambacht.
1.9 Arbeidsmigranten
personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben maar die tijdelijk (maximaal
één jaar), in Nederland verblijven, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.
1.10 Archeologische waarden
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken
die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun
cultuurhistorische waarde.
1.11 Bebouwing
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 Bebouwingspercentage
een aangegeven gedeelte van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd
1.13 Bed & Breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen;
1.14 Bedrijf aan huis
Een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend
door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.15 Beroep aan huis
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied,
dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die
met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel;
1.16 Bestaand
- bij bebouwing: bouwwerken zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel gebruik dat is toegestaan krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning.
1.17 Bestaande woning
een woning die op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan bestond of in
uitvoering was krachtens een onherroepelijke bouwvergunning, thans omgevingsvergunning
geheten, of een woning die nog gebouwd kan worden krachtens een onherroepelijke
bouwvergunning of waarvoor de verleende bouwvergunning nog onherroepelijk wordt.
1.18 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een
omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.21 Bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging,
constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.22 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats;
1.23 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.25 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.26 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 Dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak
bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in
het dakvlak is geplaatst;
1.30 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen,
verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 Eigen bedrijf
hoofdvestiging inclusief eventuele nevenvestigingen en kan dus verschillende locaties betreffen.
1.32 Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een
bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet
verbieden(definitie volgens artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)).
1.33 Escortbedrijf
een natuurlijk persoon, groep van personen en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die
uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning;
1.34 Evenement
voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling,
ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen,
optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten of daarmee gelijk te stellen activiteiten.
1.35 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.36 gestapeld
woningen in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;
1.37 GSM-/UMTS-installatie
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van
telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes,
panelen en technische installatie(s);
1.38 GSM-/UMTS-mast
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM-installaties kan (kunnen)
worden geplaatst;
1.39 Grootschalige huisvesting
huisvesting van meer dan 10 personen.
1.40 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken;
1.41 Huishouden
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke
huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van
onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder
niet begrepen); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het éénpersoons)
huishouden.
1.42 Huisvesting arbeidsmigranten
- Structurele huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten over een aaneengesloten periode van zes maanden of meer per kalenderjaar.
- Tijdelijke huisvesting: het huisvesten van arbeidsmigranten voor een periode van maximaal zes maanden per kalenderjaar ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.
1.43 Internetwinkel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen via internethandel, met dien verstande dat producten
per post aan de koper worden verzonden en ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact
1.44 Kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf
heeft.
1.45 Logies
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.46 Lijst van bedrijfsactiviteiten
De lijst van de bedrijven, bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals deze is opgenomen als bijlage 1, behorende bij deze regels;
1.47 Mantelzorg
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die
hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.48 Nevenactiviteit
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van
de totale bedrijfsactiviteiten op een bouwperceel.
1.49 Nieuwe woning
een woning / wooneenheid die wordt toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad.
verduidelijking:
de herbouw van een woning valt hier niet onder; wel een woning die ontstaat door woningsplitsing.
1.50 Nok
het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken
elkander snijden;
1.51 Normenset Keurmerk SNF
de door Stichting Normering Flexwonen vastgestelde norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten
(versie 8.0, d.d. 1 september 2019) met dien verstande dat indien voornoemde normenset wordt
gewijzigd, een aanvraag moet voldoen aan de nieuwe normen.
1.52 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor
telecommunicatie;
1.53 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en voorzien van een dak;
1.54 Operator/provider
aanbieder van een mobiel netwerk;
1.55 Perceelgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.56 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
1.57 Roaming
het gebruik van (delen van) het mobiele netwerk van een andere operator/provider;
1.58 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: eenprostitutiebedrijf, erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 Site sharing
het gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een GSM-mast;
1.60 Standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden,
verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals
een kraam, een wagen of een tafel. Een standplaats wordt dagelijks verwijderd en is geen bouwwerk
waarvoor een omgevingsvergunning bouwen nodig is;
1.61 Verbeelding
de digitale of analoge weergave van het bestemmingsplan;
1.62 Voorgevel
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het
bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één
voorgevel).
1.63 Voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.64 Voorste perceelsgrens
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg
zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan;
1.65 Waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging
en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en
voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;
1.66 Wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen
e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de
tervisielegging van het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald;
1.67 Wonen
huisvesting in een woning;
1.68 Woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden
of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;
1.69 Woonunit
een zelfstandig verplaatsbaar gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste
van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen;
1.70 Zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een bestemmingsvlak
de oppervlakte van alle op het bouwperceel/bestemmingsvlak gelegen bouwwerken tezamen;
2.3 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.4 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.8 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
2.9 Ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.10 Peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, het oorspronkelijke maaiveld.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Wonen in woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden': nieuwe woningen tot een maximum van het aangegeven aantal;
- ter plaatse van de aanduiding ‘bergingen’ uitsluitend bergingen ten behoeve van appartementen;
- beroepen aan huis;
- erven en tuinen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- wegen, paden en parkeren;
- bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
3.2.1 Algemeen
- Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60%;
- In afwijking van het gestelde onder a geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘gestapeld’ het maximale bebouwingspercentage het bestaande bebouwingspercentage bedraagt;
- het hoofdgebouw, bijgebouw of de overkapping moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘bergingen’ de bebouwing buiten het bouwvlak mag worden gebouwd.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels;
- het bouwen van nieuwe woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' tot maximaal het genoemde aantal;
- Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend rijwoningen gebouwd worden;
- Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘twee-aaneen’ mogen uitsluitend halfvrijstaande woningen gebouwd worden;
- Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘vrijstaand’ en ‘vrijstaand-1’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd worden;
- Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen gebouwd worden;
- Herbouw van woningen is toegestaan indien dit gebeurt ter plaatse van de bestaande woning of indien voldaan wordt aan de navolgende regels.
- de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
- in afwijking van het bepaalde onder g geldt dat ter plaatse van de aanduidingen ‘gestapeld’ en ‘bestaand’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- de voorgevel van het hoofdgebouw wordt in danwel maximaal 0,5 meter achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak gebouwd;
- de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter, en voor een halfvrijstaand hoofdgebouw, een geschakeld hoofdgebouw en de eindwoning van aaneengebouwde hoofdgebouwen, aan één zijde niet minder bedragen dan 1 meter;
- in afwijking van het gestelde onder j mag ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand-1’ de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrens aan één zijde niet minder dan 2 meter bedragen;
- in afwijking van het gestelde onder j. mag de eindwoning van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot het naastgelegen hoofdgebouw minimaal 4 meter bedraagt;
- de horizontale diepte van aaneengebouwde en halfvrijstaande hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 meter en de horizontale diepte van vrijstaande hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 meter;
- De nokrichting van de hoofdgebouwen dient ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ evenwijdig te zijn aan de gevellijn.
- Hoofdgebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden, met dien verstande dat:
- tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
- overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis;
- ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ ook platte afdekkingen zijn toegestaan.
3.2.3 Bijgebouwen
- Bijgebouwen mogen in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd.
- De voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het op de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan;
- Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel tot de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
- Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
- De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen die zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet mag worden overschreden, niet meer bedragen dan:
- 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
- 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
- 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1000 m2;
- 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1000 m2.
- De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
- De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6,50 meter bedragen.
- De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of mogen vanaf de maximaal toegestane goothoogte worden voorzien van een kap met minimaal twee hellende dakvlakken met een nok, waarvan de dakhelling niet meer dan 45 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
- tussen de (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 45 graden en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte van 6,50 meter, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 45 graden en rechtopstaande gevelconstructies zijn toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte dat tegen de zijgevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
- de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens en
- de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
- in afwijking van het bepaalde in de aanhef ten aanzien van twee hellende dakvlakken een bijgebouw of een gedeelte van een bijgebouw dat tegen de achtergevel van een hoofdgebouw wordt aangebouwd, mag worden voorzien van één hellend dakvlak met een dakhelling van niet meer dan 45 graden, mits:
- de goothoogte van maximaal 3,20 meter is gelegen aan de zijde van en evenwijdig aan de achterperceelsgrens en
- de hoogte ter plaatse van de aansluiting van het dakvlak tegen de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 6,50 meter bedraagt;
- overschrijding van de (denkbeeldige) 45 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.
- ter plaatse van de aanduiding ‘bergingen’ is uitsluitend bebouwing toegestaan ten behoeve van bergingen met een maximale bouwhoogte van 3,20 meter en met platte afdekking.
3.2.4 Ondergronds bouwen
- Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
- De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer dan 1 meter mag bedragen.
- De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
- De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
- De bouw van een zwembad is toegestaan.
3.2.6 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m² bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.
3.2.7 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in 3.2.2 onder n. met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
- het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
- geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- het bepaalde in 3.2.3 onder b. voor het bouwen van een carport, mits:
- de denkbeeldige lijn door de voorgevel niet meer dan 2 meter wordt overschreden;
- de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder dan 3 meter bedraagt;
- de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- het bepaalde in 3.2.3 onder b. voor het bouwen van een bijgebouw tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en gelegen voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mits:
- deze niet minder dan 3 meter en niet meer dan 12 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd, is gelegen;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,5 meter;
- de breedte niet meer bedraagt dan 4 meter;
- de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- het bepaalde in 3.2.3 onder c. voor het bouwen van een erker, entreeportaal of ander bouwwerk op een afstand tot niet meer dan 2 meter voor de voorgevel, mits:
- de afstand tot een perceelgrens langs de openbare weg niet minder bedraagt dan 3 meter;
- de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
- het bepaalde in 3.2.3 onder d. voor de bouw van bijgebouwen aan beide zijgevels, mits de afstand van één bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
- het bepaalde in 3.2.5 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag maximaal 2 meter bedragen;
- de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting hemelwaterberging
Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van een woning conform de in artikel 3.1 opgenomen
bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan als binnen het plangebied voldoende water
compenserende maatregelen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden, conform het
Gemeentelijk Rioleringsplan 2019-2023.
3.3.3 Beroep aan huis
Beroepen aan huis zijn toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
- de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
- de woning hierdoor niet het karakter van een woning verliest;
- deze geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat;
- eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
- de bewoner(s) van het pand het beroep uitoefenen.
3.3.4 Internetwinkels
Het uitoefenen van een internetwinkel is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie,
mits:
- de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
- er alleen internetverkoop plaatsvindt;
- er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat;
- er geen sprake is van uitstalling en het bezichtigen van goederen;
- er geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
- er geen opslag en verkoop van vuurwerk, motorbrandstoffen, chemische en brandgevaarlijke stoffen en goederen e.d. plaatsvindt;
- er geen inloop- of kijkdagen plaatsvinden;
- de omvang van de activiteiten mag niet meer dan 30 m2 bedragen;
- de activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;
- eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de levering van goederen de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;
- er geen reclame uitingen en/of etalage wordt gerealiseerd.
3.3.5 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gebouwen en gronden wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
- permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis.
- kamerbewoning.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in 3.3.3 onder a tot maximaal 75 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel;
- het bepaalde in 3.3.3 onder b voor het aan huis uitoefenen van een bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
- de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
- de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
- de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met de categorieën 1 of 2;
- er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
- eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Artikel 4 Waarde - Archeologie Hoog
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van
archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor archeologisch onderzoek
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 4.1 bedoelde dubbelbestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek
noodzakelijk zijn.
4.2.2 Overige bouwwerken
Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming
van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd
indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
4.2.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in 4.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer
van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 250 m², met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 5.4 wordt meegerekend;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch
onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische
monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden
zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld en/of groter zijn dan 250 m2, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage en verwijderen van funderingen, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 4.2 wordt meegerekend;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het aanleggen van leidingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld;
4.4.2 Toelaatbaarheid
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
4.4.3 Uitzonderingen
Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Uitzondering ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of
bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of
bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
6.2 Bestaande maten
- De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
6.3 Ondergronds bouwen
6.3.1 Algemeen
- Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
- De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen
Het is verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of
laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond
gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
7.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor afhankelijke woonruimte;
- het gebruik van woningen voor bed & breakfast voorzieningen;
- het gebruik voor een seksinrichting, prostitutie of escortbedrijf;
- het gebruik van woningen anders dan voor permanente bewoning;
- het gebruiken van bouwwerken voor de huisvesting van arbeidsmigranten met uitzondering van maximaal vier arbeidsmigranten in één woning;
- het gebruik van gronden voor evenementen;
- het gebruik van gronden als standplaats.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
7.3.1 Afhankelijke woonruimte
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 onder a om een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
- een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
- het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemmingsvlak waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
- de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
- Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
- De omgevingsvergunning zoals genoemd onder a wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
7.3.2 Bed & breakfastvoorzieningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 onder b. teneinde als
verruimde gebruiksmogelijkheid van een voor wonen bestemd hoofdgebouw, bed &
breakfastvoorzieningen, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
- deze nevenactiviteit is enkel in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen - niet zijnde bedrijfsgebouwen - toegestaan;
- de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
- er vindt geen uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
- de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 250 m²;
- ten behoeve van bed & breakfastvoorziening zijn niet meer dan 9 bedden of 15 personen toegestaan. Permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
- de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- eventueel extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
7.3.3 Huisvesting arbeidsmigranten
Met een omgevingsvergunning kan, in afwijking van het bepaalde in 7.2 onder e, de huisvesting van
arbeidsmigranten worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- ter plaatse van de huisvesting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- er geen belemmeringen voor (ontwikkelingen van) omliggende (agrarische) bedrijven ontstaan;
- de huisvesting voldoet aan het normenset Keurmerk SNF;
- er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar of realiseerbaar is. Uitgangspunt is de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals die op het moment van de aanvraag geldt. Maar het is ook mogelijk dit aantoonbaar anders te regelen. Dit dient dan nader aangetoond en onderbouwd te worden.
- de huisvesting mag niet leiden tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van de omliggende weg(en);
- tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten is niet toegestaan;
- het maximale aantal te huisvesten personen is afgestemd op de omvang van de locatie, de ligging in zijn omgeving, de grootte van een bestaand pand, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen;
- de afstand, gemeten vanuit het erf, tot andere grootschalige huisvesting voor arbeidsmigranten bedraagt:
- tot 100 personen ten minste 250 meter;
- bij 100 personen of meer ten minste 500 meter.
- beheer en toezicht dient op een adequate wijze geregeld te zijn met bij meer dan 10 personen in ieder geval één aanspreekpunt en 24 uur per dag bereikbaarheidsdienst;
- de bebouwing, met uitzondering van een bedrijfswoning, niet is gelegen op een bedrijventerrein met uitzondering van een bestaand op zichzelf stand kantoorpand;
- de omgevingsvergunning voor maximaal 10 jaar wordt verleend.
- huisvesting van arbeidsmigranten niet plaatsvindt in een caravan of een recreatiewoning.
7.3.4 Evenementen
Met een omgevingsvergunning kunnen, in afwijking van het bepaalde in 7.1 onder f, evenementen
worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er vinden op één locatie maximaal 4 evenementen per jaar plaats;
- het maximaal aantal bezoekers per dag bedraagt 5000;
- een evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief minimaal 4 dagen voor op- en afbouw;
- het evenement begint niet eerder dan 9.00 uur en sluit niet later dan 2.00 uur;
- de maximale gevelbelasting op 2 meter uit de gevel van een geluidsgevoelige object bedraagt: PeriodeTijdenMaximale gevelbelastingDag07.00-19.00 u75 dB(A)89 dB(C)Avond (zondag tot en met donderdag)19.00-23.30 u75 dB(A)89 dB(C)Avond (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag)19.00-01.30 u75 dB(A)89 dB(C)Nacht (zondag tot en met donderdag)23.30-07.00 u45 dB(A)59 dB(C)Nacht (vrijdag, zaterdag en op dagen voorafgaand aan een feestdag)01.30-07.00 u45 dB(A)59 dB(C)
- in afwijking van het bepaalde onder e is met in-/afstemming met omwonenden en direct belanghebbenden een verhoging naar 80 dB(A) en 94 dB(C) op 2 meter uit de gevel van geluidgevoelig object aanvaardbaar;
- voor op- en afbouwwerkzaamheden voldaan wordt aan de volgende regels:
- op- en afbouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden tussen 08.00 uur en 20.00 uur;
- afbouw van elektronische apparatuur is toegestaan tot maximaal één uur na de eindtijd;
- het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 50 dB(A);
- het maximale geluidsniveau op de gevel van een geluidsgevoelig object mag niet meer bedragen dan 70 dB(A).
- er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:
- de mate waarin waarden, die de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
- de omgevingsvergunning voor maximaal 5 jaar wordt verleend.
7.3.5 Standplaatsen
Met een omgevingsvergunning kan, in afwijking van het bepaalde in 8.2 onder g, een standplaats
worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- ter plaatse van woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat;
- er ontstaan geen belemmeringen voor (de ontwikkeling van) omliggende bedrijven;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
- de ontwikkeling leidt niet tot een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie en aard van omliggende wegen;
- de verkeersveiligheid komt niet in het geding;
- er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
7.3.6. Voorwaardelijke verplichting archeologie
De gronden binnen het bestemmingsplan mogen pas overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming worden gebruikt zodra middels een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. Deze voorwaardelijke verplichting doet niet af aan de verplichtingen op grond van het bepaalde in artikel 4 (Dubbelbestemming Waarde – Archeologie Hoog).
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de
milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de
desbetreffende regels van het plan voor:
- andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
- de goothoogte niet meer dan 3,20 meter bedraagt;
- de (nok)hoogte van gebouwen niet meer dan 5,50 meter bedraagt;
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
- het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwpercelen, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- inpassing in het landschap; bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd.
- inpassing in stedenbouwkundig opzicht; GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast.
- de hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Parkeren
9.1.1 Bouwregels
- De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein, waaronder wordt verstaan het plangebied, voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede dat voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein.
- Bij omgevingsvergunning om te bouwen wordt aan de hand van de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
9.1.2 Gebruiksregels
- Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het (veranderen van het) gebruik van gronden of bouwwerken, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede voor het laden en lossen van goederen niet voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein, een en ander volgens de 'Regeling parkeernormen Deurne 2019' zoals vastgesteld op 19 november 2019 en opgenomen in Bijlage 2 bij de planregels.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bestaand gebruik.
9.1.3 Binnenplanse afwijkbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen
9.1.1 en 9.1.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op
overwegende bezwaren stuit en mits wordt voldaan aan de in de 'Regeling parkeernormen Deurne
2019' opgenomen voorwaarden voor afwijking, met dien verstande dat indien voornoemde
beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe
beleidsregels.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Vossenweg 15-17, Liessel’.