KadastraleKaart.com

Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Conferentiecentrum
3.1 Omschrijving Besluitvlak
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
3.2.2 Gebouwen
3.2.3 Ondergronds Bouwen
3.2.4 Bouwwerken, Geen Gebouwen Zijnde
3.3 Afwijken Van De Bouwregels
3.4 Specifieke Gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk
Artikel 4 Waarde - Archeologie Gematigd
4.1 Omschrijving Besluitvlak
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie Hoog
5.1 Omschrijving Besluitvlak
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere Eisen
5.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Uitzondering Ondergeschikte Bouwdelen
7.2 Bestaande Maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig Gebruik
8.2 Parkeren
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht Bouwwerken
10.2 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 11 Slotregel

Willibrordhaeghe

Beheersverordening - gemeente Deurne

Vastgesteld op 18-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Voorschriften/regels

Artikel 1 Begrippen

plan

de beheersverordening Willibrordhaeghe van de gemeente Deurne.

beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0762.BV201601-C001 met de bijbehorende regels en bijlagen.

archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bebouwingspercentage

een in de verordening aangegeven percentage dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

besluit(sub)vlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

bestaand

  1. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachten een reeds verleende omgevingsvergunning;

  2. bij gebruik: gebruik zoals bestaand op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening.

bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

bijzondere woonvormen

woongebouw met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van meerdere huishoudens.

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens begrepen een internetwinkel met fysieke bezoekmogelijkheid (al dan niet zijnde en afhaalpunt).

cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

discotheek

een vorm van horeca, die gericht is op het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen.

escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of de woning wordt uitgeoefend.

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

GSM-installatie / UMTS-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s).


GSM-mast / UMTS-mast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM of UMTS-installatie(s) kan (kunnen) worden geplaatst.

hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

horeca

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  1. het verstrekken van nachtverblijf;

  2. het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);

  3. het exploiteren van zaalaccommodatie.

huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkaar snijden.

nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie

overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam-) prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, of parenclub, al dan niet gecombineerd met elkaar.

voorgevel

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel).


voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

voorgevelrooilijn

de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd.

water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

zijdelingse-/ achterperceelsgrens

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

verticaal vanaf de laagst gelegen snijlijn van elk dakvlak, met elk daaronder staand buitenwerks gevelvlak, tot aan het peil.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Artikel 3 Conferentiecentrum

3.1 Omschrijving Besluitvlak

De voor 'Conferentiecentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een conferentiecentrum en congresaccommodatie met daarbij behorende horeca, met uitzondering van discotheken, gokhallen, nachtclubs en seksinrichtingen;

  2. ter plaatse van het besluitsubvlak 'wonen': bijzondere woonvormen;

  3. ter plaatse van het besluitsubvlak 'cultuurhistorische waarden': de bescherming en instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle panden;

  4. wegen, paden en parkeren;

  5. tuinen, erven en terreinen;

  6. bos;

  7. waterlopen en waterpartijen;

  8. bij het besluitvlak behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage'.

3.2.2 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak.

  2. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte'.

  3. De helling van het dak van een gebouw, dat is gelegen boven de maximaal toegestane goothoogte, mag niet meer mag bedragen dan 60 graden.

3.2.3 Ondergronds Bouwen

  1. Ondergronds bouwen is toegestaan onder gebouwen en in gronden aansluitend aan deze gebouwen.

  2. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.4 Bouwwerken, Geen Gebouwen Zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter.

  2. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 12 meter.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

3.3 Afwijken Van De Bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, mits:

  1. niet meer dan 5 gebouwen worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 30 m2;

  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,20 meter.

3.4 Specifieke Gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning, met uitzondering van de gebouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'wonen'.

3.5 Omgevingsvergunning Voor Het Slopen Van Een Bouwwerk

3.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van het besluitsubvlak 'cultuurhistorische waarden' geheel of gedeeltelijk te slopen.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, architectonische en/of stedenbouwkundige waarden van het pand;

  2. In afwijking van het bepaalde onder a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 4 Waarde - Archeologie Gematigd

4.1 Omschrijving Besluitvlak

De voor 'Waarde - Archeologie Gematigd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlakken, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor archeologisch onderzoek

Op deze gronden mogen ten behoeve van het in 4.1 bedoelde besluitvlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

4.2.2 Overige bouwwerken

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende besluitvlakken mag - met inachtneming van de voor de betrokken besluitvlakken geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op:

  1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

4.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 4.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk dat niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 1000 m², met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 4.3 wordt meegerekend.

4.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

4.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld en groter zijn dan 1000 m2, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage en verwijderen van funderingen, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 4.2 wordt meegerekend;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, indien de grondwerkzaamheden een oppervlakte groter dan 1000 m2 beslaan;

  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld, indien de grondwerkzaamheden een oppervlakte groter dan 1000 m2 beslaan.

4.3.2 Toelaatbaarheid

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

4.3.3 Uitzonderingen

Het in 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie Hoog

5.1 Omschrijving Besluitvlak

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlakken, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor archeologisch onderzoek

Op deze gronden mogen ten behoeve van het in 5.1 bedoelde besluitvlak uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

5.2.2 Overige bouwwerken

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende besluitvlakken mag - met inachtneming van de voor de betrokken besluitvlakken geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op:

  1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

5.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in 5.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk dat niet dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 250 m², met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 5.4 wordt meegerekend.

5.3 Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

5.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. grondwerkzaamheden die dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld en groter zijn dan 250 m2, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage en verwijderen van funderingen, met dien verstande dat in deze oppervlakte een ingreep overeenkomstig het bepaalde in 5.2 wordt meegerekend;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, indien de grondwerkzaamheden een oppervlakte groter dan 250 m2 beslaan;

  3. het aanleggen van leidingen dieper dan 50 cm onder het maaiveld, indien de grondwerkzaamheden een oppervlakte groter dan 250 m2 beslaan.

5.4.2 Toelaatbaarheid

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, dan wel verwijst naar een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch onderzoek, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

  3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

5.4.3 Uitzonderingen

Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Uitzondering Ondergeschikte Bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of besluit(sub)vlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of besluit(sub)vlakgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

7.2 Bestaande Maten

  1. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

  2. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, en zijn gerealiseerd op basis van rechtsgeldige vergunningen, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

  3. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig Gebruik

Tot een gebruik strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van woningen anders dan voor permanente bewoning;

  2. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;

  3. enige vorm van handel, behoudens voor zover dit op grond van de regels in hoofdstuk 2 is toegestaan.

8.2 Parkeren

8.2.1 Bestaande parkeerplaatsen

Tot een gebruik strijdig met de beheersverordening wordt in ieder geval begrepen het gebruik van aangelegde parkeerplaatsen voor andere gebruiksdoeleinden dan parkeren.

8.2.2 Parkeernormen

Bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de ‘Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013’ (bijlage bij deze regels), inclusief later vastgestelde aanvullingen, dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen.

8.2.3 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 mits de afwijking in overeenstemming is met het vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid zoals weergegeven in de ‘Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013’, inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van de verordening voor:

  1. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. het bouwen van nutsvoorzieningen en voor religieuze doeleinden zoals kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

  1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;

  2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter;

  3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 5,5 meter;

  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,2 meter;

  1. het in geringe mate afwijken van de grens van een besluitvlak, van de vorm van een bouwperceel, voor zover zulks noodzakelijk of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

  2. het gebruik van gronden en opstallen voor GSM- en UMTS-installaties en -masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht genomen dienen te worden :

  1. inpassing in het landschap: bij de plaatsing van GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk de beginsels van site-sharing en roaming worden gehanteerd, tenzij dit blijkens een voldoende onderbouwde motivering technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;

  2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht: GSM- en UMTS-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;

  3. de hoogte van GSM- en UMTS-installaties mag niet meer bedragen dan 5 meter; de hoogte van GSM- en UMTS-masten mag niet meer bedragen dan 40 meter.

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht Bouwwerken

10.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met niet meer dan 10%.

10.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht Gebruik

10.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Verbod

  1. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, zoals bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  2. Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.3 Uitzondering

Het in 10.2.1 bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels beheersverordening Willibrordhaeghe.

Vastgesteld: 18 april 2017