Veegplan Buitengebied Pekela 2019
Bestemmingsplan - gemeente Pekela
Vastgesteld op 17-12-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Veegplan Buitengebied Pekela 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0765.01BPBuitengeb2019-0401 van de gemeente Pekela;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft; onder aan huis verbonden bedrijven worden tevens kapsalons en schoonheidssalons begrepen;
1.7 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; hieronder is eveneens een productiegerichte paardenhouderij begrepen;
1.9 agrarisch bedrijfsgebouw:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
1.10 agrarisch bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan;
1.11 agrarisch hulpbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
1.12 agrarisch loonbedrijf:
niet-industrieel bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen;
1.13 ambacht:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of het leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
1.14 archeologisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;
1.15 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek, booronderzoek, gravend onderzoek, begeleiding van bodemingrepen) verricht door een daartoe bevoegde instantie of onderneming;
1.16 archeologisch onderzoeksgebied:
een gebied met een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.17 archeologisch waardevol gebied:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.18 bebouwde oppervlakte:
de som van de oppervlakte van alle gebouwen op een bouwperceel;
1.19 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.20 bebouwingsgebied:
het achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.21 bebouwingspercentage:
een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.22 bedrijf:
een inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid;
1.23 bedrijfsbebouwing:
één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de uitoefening van een bedrijf, waaronder niet wordt begrepen een bedrijfswoning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
1.24 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.25 belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;
1.26 beperkt kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.27 bestaande:
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.28 bestaande situatie als bedoeld in artikel 3.4.2 sub a:
-
de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 19d van de wet is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof of
-
indien een vergunning als bedoeld onder 1 ontbreekt: de bestaande activiteit en de daarbij behorende stikstofdepositie die ten hoogste feitelijk door die bestaande activiteit werd veroorzaakt vóór 1 januari 2015 of
-
ingeval de stikstofdepositie die de activiteit in de periode vóór 1 januari 2015 veroorzaakte hoger was dan de stikstofdepositie waarvoor eerder toestemming was verleend als bedoeld onder 1: de feitelijk veroorzaakte stikstofdepositie als bedoeld onder 2;
1.29 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.30 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.31 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.32 biologische regelgeving:
regelgeving zoals opgenomen in de Landbouwkwaliteitswet, het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en in het bijzonder verordening (EG)834/2007 en de bijbehorende bepalingen in verordening (EG) 889/2008 en verordening (EG) 1235/2008. Specifiek voor dierlijke productie is tevens van toepassing de Wet dieren, het Besluit Diervoeders, de Regeling Diervoeders 2012, het Besluit Dierlijke producten en de Regeling Dierlijke producten 2012;
1.33 bos:
vlakvormig element met bosbeplanting van minimaal 1 ha;
1.34 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.35 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.40 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:
een bouwwerk dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie en een plaatsgebonden karakter, hiertoe worden gerekend stacaravans, trekkershutten, yurts en dergelijke;
1.41 centrale voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van de verblijfsrecreatie, zoals sanitaire voorzieningen, opslag en beheer, alsmede een kantine met horecavoorziening, met dien verstande dat laatstgenoemde voorziening ook voor passanten mag worden gebruikt;
1.42 chalet:
een demontabel bouwwerk, ten behoeve van recreatief verblijf; bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond;
1.43 (co)vergisting van mest:
het produceren van duurzame energie door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichts-procenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen, inclusief installaties voor opslag en bewerking van het biogas, en voor- tussen- en na opslag van mest en digestaat;
1.44 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- of tuingronden (waaronder de houtteelt), met uitzondering van bos;
1.45 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
1.46 dagrecreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; de inrichting van de gronden is beperkt tot voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.47 delfstof:
uit de aardkorst gewonnen nuttige stof waaronder fossiele brandstof, zout, zand, grind en klei;
1.48 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.49 dienstverlening:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten;
1.50 digestaat:
een stabiel restproduct dat overblijft na het vergisten van ten minste 50% dierlijke uitwerpselen met als nevenbestanddeel uitsluitend producten die krachtens artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet zijn aangewezen;
1.51 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;
1.52 erfinrichtingsplan:
een plan waarin met toepassing van de maatwerkmethode in overleg met het betrokken bedrijf de omvang, situering en ruimtelijke inrichting van het bouwperceel en de landschappelijke inpassing van de bebouwing en opslag of andere voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, zijn vastgelegd
plan waarin met toepassing van de maatwerkmethode in overleg met de betrokken belanghebbende de omvang, situering en ruimtelijke inrichting en de landschappelijke inpassing van een project binnen een plangebied zijn vastgelegd;
1.53 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.54 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden en het geven van instructies aan derden; hiertoe behoren onder andere maneges en pensionstallen;
1.55 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
1.57 glastuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij de teelt van gewassen in een kas plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden;
1.58 grondgebonden agrarisch bedrijf:
agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
1.59 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.60 horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.61 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 6, tweede lid van de Boswet;
1.62 intensieve veehouderij:
agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en vleesstieren, alsmede pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de geldende biologische regelgeving en met uitzondering van het houden van leghennen volgens het 'vrije-uitloopsysteem';
1.63 kampeermiddel (mobiel):
een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter; hiertoe worden gerekend tenten, toercaravans en campers;
1.64 kampeerplaats:
een afgeschermd terrein van circa 100 m2, waarop één tot ten hoogste drie kampeermiddelen voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;
1.65 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.66 kampeerterrein met een kleinschalig karakter:
een verblijfsrecreatieterrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 25 kampeerplaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, hieronder niet begrepen stacaravans;
1.67 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.68 landschappelijke waarde:
essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, beschreven in bijlage 12 van de provinciale verordening;
1.69 logies:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf bieden aan een recreant of tijdelijke werknemer, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.70 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.71 maatwerkmethode:
methode van overleg via keukentafelgesprekken met als doel om op bedrijfsniveau overeenstemming te bereiken over omvang, situering en inrichting van een project binnen een plangebiedhet bouwperceel;
1.72 mestbassin:
een voorziening, niet zijnde een opslagtank of verpakking, die bestemd en geschikt is voor het bewaren van drijfmest, waaronder begrepen digestaat van (co)vergisting van dierlijke mest (of mestvergistingsinstallatie);
1.73 mestopslag:
het opslaan van dierlijke mest in mestbassins, niet zijnde mestsilo's, ten behoeve van de aanwending op bouw- of grasland;
1.74 mestsilo:
een opslagplaats voor dierlijke mest, niet zijnde mestbassin, mestzak of mestkelder en geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein;
1.75 mestzak:
een opslagplaats voor dierlijke mest, geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein, voornamelijk opgebouwd uit kunststoffolies, waarvan de bodemafdichting en afdekking één geheel vormen;
1.76 Natura 2000-gebied:
een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het Europese netwerk van natuurgebieden 'Natura 2000';
1.77 natuurlijke waarden:
biotische en abiotische waarden van een gebied;
1.78 nevenactiviteiten:
aan de hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
1.79 neventak agrarisch bedrijf:
een agrarisch gerelateerde activiteit op een agrarisch bedrijf die qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik ondergeschikt of nevengeschikt is aan de agrarische hoofdactiviteit, hierbij kan gedacht worden aan glastuinbouw, intensieve veehouderij, (co-)vergisting van mest;
1.80 normaal (agrarisch) gebruik:
gebruikswerkzaamheden die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem of verstoring van het reliëf;
1.81 normaal onderhoud:
onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;
1.82 openbaar toegankelijk gebied:
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.83 permanente bewoning:
het gebruik van een recreatiewoning als feitelijk hoofdverblijf;
1.84 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf;
1.85 productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht, die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden; hiertoe behoren onder andere hengstenstations, KI-stations, opfokbedrijven en stoeterijen;
1.86 recreatiewoning:
woonverblijf bestemd voor recreatief gebruik door gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.87 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.88 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.89 slopen:
het afbreken of weghalen van gebouwen of onderdelen van gebouwen;
1.90 stacaravan:
een caravan, die als een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf dient te worden aangemerkt;
1.91 stalvloeroppervlakte:
de gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimte waarin dieren worden gehouden, alsmede de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden;
1.92 stikstofdepositie:
het neerslaan van stikstof uit de lucht op een oppervlakte. De depositie wordt uitgedrukt in mol per jaar (mol/ha/jaar);
1.93 toeristisch kamperen:
het kortdurend verblijven in een eigen meegebracht mobiel kampeermiddel of in een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, dit in tegenstelling tot een seizoens- of jaarstandplaats;
1.94 trekkershut:
een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf van eenvoudige (houten) constructie met slaap- en kookgelegenheid, maar zonder verwarming of sanitaire voorzieningen, dat dienst doet in plaats van een zelf meegenomen tent of caravan;
1.95 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.96 vervangende nieuwbouw:
het vervangen van een op hetzelfde perceel aanwezig bestaand gebouw voor een gebouw van gelijke aard, omvang en karakter;
1.97 volwaardig agrarisch bedrijf:
duurzaam agrarisch bedrijf waarvan het aannemelijk is dat het aan ten minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid biedt of op termijn zal bieden;
1.98 voorkeurgrenswaarde:
de in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.99 vrijgekomen of vrijkomende gebouwen:
gebouwen die blijvend zijn of worden onttrokken aan het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht en/of bestemd;
1.100 windmolen:
een molen die door de wind aangedreven wordt anders dan een windturbine;
1.101 windturbine:
een door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van electriciteit;
1.102 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.103 zorgboerderij:
een voorziening waar mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, psychiatrische cliënten of zorgbehoevende ouderen met een zorg- of hulpvraag terechtkunnen voor dagbesteding, dagopvang of arbeidstraining;
een voorziening waarbij dagbesteding, dagopvang, arbeidstraining en/of onzelfstandige woonruimte wordt geboden aan mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, psychiatrische cliënten en/of zorgbehoevende ouderen met een zorg- of hulpvraag;
1.104 zonnepark:
een ruimtelijk samenhangende, grondgebonden of drijvende installatie voor het opwekken van zonne-energie, groter dan 200 m2.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
de tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) gemeten oppervlakte van een bouwwerk;
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens;
2.7 de ashoogte van een windturbine:
vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat aansluit op de dichtstbijzijnde weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994;
2.8 de wieklengte van een windturbine:
de afstand tussen de uiterste punt van een wiek en de naaf.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor :
-
grondgebonden agrarische bedrijven;
-
intensieve veehouderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
cultuurgrond;
-
paardrijbakken, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.1;
-
erfbeplanting, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
-
een kleinschalig kampeerterrein, met maximaal 16 kampeerplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
-
een manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege';
-
mestbassins en mestzakken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestbassin';
-
mestsilo's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestsilo';
-
een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
-
een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
-
kassen;
-
windturbines;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.1;
-
bed and breakfastvoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.2;
-
zonnepark, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zonnepark' met inachtneming van het bepaalde in 3.4.1;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
houtteelt en de aanleg van bos, met uitzondering van bestaand productiebos;
-
(co-)vergisting van mest.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 3.2.1 sub a, voor de bouw van schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee tot een oppervlakte van maximaal 25 m2 per hobbyboer en een hoogte van niet meer dan 3 m;
-
lid 3.2.1 sub b, voor een vergroting van de stalvloeroppervlakte van een intensief veehouderijbedrijf om daarmee tegemoet te komen aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en/of om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten, met dien verstande dat het aantal te houden dieren zoals vergund niet mag toenemen;
-
lid 3.2.1 sub b, voor een vergroting van de stalvloeroppervlakte van een bestaand intensief veehouderijbedrijf (volwaardig of neventak) tot een oppervlakte van maximaal 7.500 m2, mits:
-
de intensieve veehouderij is aangegeven op de als bijlage bij deze regels opgenomen 'lijst intensieve veehouderijbedrijven groene gebieden' behorende bij de regels; -
door middel van geurberekeningen van het achtergrondniveau is aangetoond dat de milieusituatie na de vergroting van de stalvloeroppervlakte, al dan niet in combinatie met een uitbreiding van het aantal te houden dierenr; -
sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de dichtstbijzijnde, zwaarst belaste (bedrijfs)woning(en), niet zijnde van een veehouderij. Van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is sprake als de achtergrondbelasting maximaal 6,5 OU/m3bedraagt (zie Classificatie achtergrondbelasting in Handreiking geurhinder en veehouderij 2014 van RIVM);
-
lid 3.2.1 sub e, ten behoeve van een grotere oppervlakte van kassen binnen het bouwperceel tot een maximum van 2.000 m2, uitsluitend in combinatie met de afwijking van de gebruiksregels ten behoeve van glastuinbouw als neventak, zoals genoemd in lid 3.5.2;
-
lid 3.2.1 sub h, voor het verhogen van de goothoogte van bedrijfsgebouwen naar 6 m;
-
lid 3.2.1 sub j en lid 3.2.2 sub g, voor een platte afdekking voor zover dit betreft gebouwen waarvan de afstand tot de naar de weg gekeerde bouwgrens groter is dan 15 m;
-
lid 3.2.1 sub j, voor de afdekking van bedrijfsgebouwen met een kleinere dakhelling dan 22º of met een gebogen dakvlak;
-
lid 3.2.2 sub f, voor de bouw van vrijstaande bedrijfswoningen met een goot- en bouwhoogte van maximaal respectievelijk 6 m en 9,5 m voor zover dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is;
-
lid 3.2.4 sub a, voor de bouw van voorzieningen voor mestopslag en veevoer
buiten het bouwvlakaansluitend aan de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, mits:
-
objectief wordt aangetoond dat de voorzieningen voor me
tstopslag en voor opslag van veevoer buiten het bouwvlak op grond van ruimtelijke of milieuhygiënische belemmeringen noodzakelijk is, en; -
de voorzieningen voor mestopslag en voor opslag van veevoer zoveel mogelijk aansluiten op bebouwing binnen het bouwvlak, waarbij een afstand van 25 m van de grens van het agrarisch bouwvlak niet mag worden overschreden, en;
-
andere ruimtelijk relevante belangen niet onevenredig worden geschaad, en;
-
over de landschappelijke aanvaardbaarheid en de wijze van inpassing van de voorzieningen voor mestopslag en voor opslag van veevoer advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke dan wel een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur, en;
-
de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing wordt geborgd in de vorm van een voorwaarde bij de omgevingsvergunning;
-
lid 3.2.4 sub a, voor de bouw van mestopslagplaatsen in de vorm van foliemestbassins buiten het bouwvlak op de veldkavel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied mestbassins', mits wordt aangetoond dat:
-
de mestopslag op grond van milieuhygiënische belemmeringen binnen het bouwperceel of daarop aansluitend niet mogelijk is; of;
er door milieuhygiënische knelpunten, dan wel planologische of logistieke belemmeringen, op of direct aansluitend aan het bouwvlak onvoldoende ruimte is -
de voorzieningen noodzakelijk zijn om aantoonbare structurele verkeersoverlast door transportbewegingen in kernen te voorkomen of te beperken als reële alternatieve ontsluitingsroutes ontbreken, en;
-
andere ruimtelijk relevante belangen niet onevenredig worden geschaad, en;
-
de mestopslagplaats in hoofdzaak bestemd is voor gebruik binnen de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, en;
-
de inhoud van het mestbassin niet meer bedraagt dan 3.000m3, en;
-
de milieuregelgeving zich niet tegen de aanleg verzet, en;
-
rekening is gehouden met de archeologische verwachtingswaarde;
met dien verstande de situering en inrichting van het mestbassin op de veldkavel worden bepaald door middel van de maatwerkmethode en de onderstaande kwaliteitscriteria:
-
er wordt een locatie gezocht langs de bestaande infrastructuur, bij voorkeur agrarisch gebruikte infrastructuur en niet zijnde recreatieve fietspaden of langeafstandswandelroutes;
-
de minimale onderlinge afstand van bassinlocaties bedraagt 500 m. Er mogen maximaal twee bassins vlak bij elkaar worden gelegd. Dat wordt beschouwd als één bassinlocatie. Deze twee bassins dienen aan één zijde van de weg te worden gesitueerd, zodat vrij uitzicht aan de andere wegzijde gewaarborgd blijft;
-
mestbassins bevinden zich niet in prominente zichtassen van sloten, wegen, dijken of nabij visueel opvallende kruisingen of kavelknikken. Mestbassins zijn alleen langs rechtstanden toegestaan;
-
er kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b en/of c indien er sprake is van onevenredige benadeling wegens bijzondere omstandigheden;
-
de afstand van het mestbassin tot oppervlaktewater bedraagt ten minste 5 m;
-
qua landschappelijke inpassing wordt waar mogelijk op een verantwoorde wijze aansluiting gezocht bij bestaande verdichtingen in het landschap zoals bosschages zonder natuur- en/of recreatieve waarden;
-
een mestbassin wordt omgeven door een grondwal die aan de buitenkant bedekt is met gras. Gebruik van folie of matten aan de buitenkant is niet toegestaan. De grondwal is maximaal 2 m hoog, gerekend vanaf de teen van de grondwal;
-
de grastaluds van het mestbassin worden regelmatig gemaaid. Het bassin wordt zodanig ruim gesitueerd dat er geen rommelhoeken kunnen ontstaan. De directe omgeving moet met gangbare machines regelmatig worden onderhouden;
-
hekwerken moeten zijn uitgevoerd in een donkere kleurstelling. Ze mogen het doorzicht niet in belangrijke mate belemmeren. Het hekwerk staat onderaan de voet van de grondwal;
-
bouwwerken en installaties zijn in terughoudende kleuren uitgevoerd (donkergrijs, zwart, donkergroen);
-
reclame-uitingen en verlichting zijn niet toegestaan. De verharding moet tot een minimum zijn beperkt;
-
de afstand tussen het mestbassin en de ontsluitingswegen bedraagt minimaal 20 m.
Over de landschappelijke aanvaardbaarheid van de locatie en de wijze van inpassing van de mestopslag advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke, dan wel bij een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur. Aan de omgevingsvergunning wordt een voorwaarde verbonden die ertoe strekt dat een foliemestbassin alleen mag worden opgericht of aangelegd indien de erfbeplanting vóór een nader te bepalen datum na het verlenen van de omgevingsvergunning overeenkomstig het bij de vergunning gevoegde erfinrichtingsplan wordt aangelegd en vervolgens in stand wordt gehouden gedurende de periode dat hetgeen gebouwd of aangelegd is feitelijk aanwezig is.
-
lid 3.2.4 sub b, voor een bouwhoogte (de kap niet meegerekend) van (ruw)voedersilo's van ten hoogste 25 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch Hulpbedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een agrarisch hulpbedrijf;
-
wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.1;
-
bed and breakfastvoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.2;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
-
in de bestemming niet zijn begrepen:
-
inrichtingen aangewezen in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 4.2.1 sub a, voor een eenmalige uitbreiding van de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsbebouwing tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing, mits:
-
is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Delfstof
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Delfstof’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
terreinen en bouwwerken ten behoeve van de winning, verwerking, opslag en/of distributie van aardgas en/of olie;
-
munitieopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'munitiedepot';
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gasdrukmeet- en regelstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation';
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden, parkeervoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat:
-
in de bestemming niet zijn begrepen:
-
inrichtingen aangewezen in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Bedrijf - Zandwinning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Zandwinning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de winning van zand;
-
de opslag van zand en grond;
-
water en oevers;
met daaraan ondergeschikt:
-
productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
parkeervoorzieningen, wegen en paden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
-
in de bestemming niet zijn begrepen:
-
inrichtingen aangewezen in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van zand en grond over een hoogte van meer dan 15 m.
Artikel 8 Bedrijventerrein
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven behorende tot en met milieucategorie 3.2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
-
bestaande bedrijven voor zover deze niet vallen onder a;
met daaraan ondergeschikt:
-
groenvoorzieningen;
-
kantoren;
-
nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsdoeleinden;
-
water;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
met dien verstande dat:
-
in de bestemming niet zijn begrepen:
-
inrichtingen aangewezen in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken);
-
risicovolle inrichtingen;
-
onder de bedrijfsactiviteiten detailhandel uitsluitend is begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen en/of bos;
-
wandel- en fietspaden;
-
water;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
multifunctionele welzijnsvoorzieningen; -
maatschappelijke voorzieningen;
-
uitsluitend scouting, ter plaatse van de aanduiding 'scouting';
-
ondergeschikte horeca-activiteiten;
-
wonen ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend overeenkomstig bestaand;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1:
-
ten behoeve van het wonen met zorg, indien de behoefte is aangetoond en mits is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 10.2.1sub a, voor een eenmalige uitbreiding van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing, mits:
-
is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van één woning, mits deze past binnen het woningcontingent. Na wijziging zijn de bepalingen van de bestemming 'Wonen' van toepassing.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud en/of herstel, alsmede de opbouw van de aan deze gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
cultuurgrond;
-
dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
paden, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
dagrecreatie;
-
volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
met de daarbij behorende
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een kampeerterrein met maximaal 65 kampeerplaatsen, met dien verstande dat:
-
ten minste 40 kampeerplaatsen voor mobiele kampeermiddelen, zoals tenten, toercaravans en campers, beschikbaar zijn ;
-
op de overige kampeerplaatsen, met een maximum van 25 kampeerplaatsen, mogen bouwwerken voor recreatief nachtverblijf worden geplaatst in de vorm van stacaravans, trekkershutten en dergelijke; deze kampeerplaatsen mogen worden gebruikt voor vaste plaatsen (seizoen- of jaarplaatsen);
-
recreatiewoningen;
-
wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.1;
-
bed and breakfastvoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.2;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verblijfsrecreatieve voorzieningen, waar tevens logies kan worden verstrekt aan tijdelijke werknemers, in de vorm van:
-
recreatieappartementen;
-
een kampeerterrein met een kleinschalig karakter, met plaats voor vijf kampeerplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
-
ontsluitingen ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' met dien verstande dat de zuidelijke ontsluiting slechts is bestemd als toegang tot de bedrijfswoning;
-
parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
-
tuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
-
wonen ten behoeve van het bedrijf;
met de daarbij behorende
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Alle voorzieningen (sanitair en dergelijke) ten behoeve van het kampeerterrein moeten in het hoofdgebouw zijn gevestigd.
Als afscheiding tussen de kampeerplaatsen dient een afscherming te worden geplaatst in de vorm van beplanting.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 14.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
permanente bewoning anders dan van de bedrijfswoning;
-
recreatieve bewoning van de bijbehorende bouwwerken;
-
het verstrekken van logies in de recreatieappartementen aan meer dan het maximaal toegestane aantal van tien personen per nacht;
-
het plaatsen of geplaatst houden van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf, zoals stacaravans, chalets en/of trekkershutten;
-
het gebruik van de tuin als kampeerterrein of voor andere verblijfsrecreatieve activiteiten;
-
het verwijderen van afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
schietsport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietterrein';
-
wonen ten behoeve van het bedrijf, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.1;
-
bed and breakfastvoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.2;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Verkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bestaande wegen, voet- en fietspaden;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
-
parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Verkeer - Fiets- En Wandelpad
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Fiets- en wandelpad aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
fiets- en wandelpaden;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
-
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de regulering van de waterhuishouding en meer specifiek voor:
-
watergangen;
-
een recreatieplas, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - diepe waterplas';
-
gemalen;
-
kaden en oeverstroken;
-
kunstwerken;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, loopplanken, bruggen, sluizen, dammen en duikers;
-
groenvoorzieningen, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
het dempen en het geheel of gedeeltelijk verondiepen van de recreatieplas ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - diepe waterplas'.
Artikel 19 Water – Karakteristieke Waterloop
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water – Karakteristieke waterloop' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kanalen en wijken en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en de (recreatie)vaart;
-
gemalen;
-
kaden en oeverstroken;
-
kunstwerken;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, loopplanken, bruggen, sluizen, dammen en duikers
-
groenvoorzieningen, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
het aanleggen van woonboten;
-
het verleggen van de waterloop;
-
het wijzigen van het profiel van de waterloop.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.1;
-
bed and breakfastvoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.2;
-
een bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
-
een seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
-
een antiek- en curiosazaak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - brocanterie';
-
een stoffeerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - stoffeerderij';
-
een theeschenkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theeschenkerij';
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
De in sub c tot en met f genoemde bedrijvigheid dient te voldoen aan de regels zoals genoemd in lid 32.1 sub h.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
lid 20.2.2 sub a, voor de bouw van een twee onder-een-kap-woningen ter plaatse van een vrijstaande woning, met dien verstande dat het totaal aantal woningen niet mag worden vergroot;
-
lid 20.2.2 sub f, voor een verhoging van de goot- en bouwhoogte tot maximaal 6 respectievelijk 9 m;
-
lid 20.2.2 sub
ji, met dien verstande dat de onderlinge afstand tussen de (niet-aangebouwde zijden van de) woningen niet minder dan 4 m mag bedragen.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 21 Wonen - Voormalige Boerderij
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Voormalige boerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.1;
-
bed and breakfastvoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in lid 32.1.2;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen en overkappingen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
tuinen en erven, parkeervoorzieningen, wegen en paden, water, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 22 Leiding - Gas
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor:
-
de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen
met de daarbij behorende:
-
belemmeringenstrook;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
op of in de lid 22.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
-
op of in de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
-
het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de gastransportleiding.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding‘ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding;
met de daarbij behorende:
-
belemmeringenstrook;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.1 ten behoeve van de bouw van in andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, na voorafgaand schriftelijk advies van de betrokken leidingbeheerder en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden van archeologische en cultuurhistorische waarde zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
-
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
-
Indien uit het sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
-
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
-
aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor gebieden van archeologisch belang ('Waarde - Archeologie 2') aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
-
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
-
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m2;
-
het mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m;
-
het graven of dempen van watergangen;
-
het aanbrengen van drainage dieper dan 0,4 m;
-
het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het permanent verlagen van het waterpeil.
-
Een vergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
-
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
-
één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
-
een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
-
een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
-
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
aanvaardbaar zijn op basis van eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
-
de dubbelbestemming gebieden van archeologisch belang ('Waarde - Archeologie 2') te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologisch belang ('Waarde - Archeologie 2') toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 3
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen archeologische onderzoeksgebieden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.
26.2 Bouwregels
-
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m2 moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
-
Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
-
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
-
aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorisch Waardevolle Lijnen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
-
cultuurhistorisch waardevolle wegen, dijken en dijkrestanten;
-
het behoud van de archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
27.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bestaande bebouwing.
27.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
-
het diepploegen, egaliseren, ophogen en afschuiven van de gronden;
-
het aanbrengen van boom- en struikbeplanting met een oppervlakte van meer dan 100 m2.
27.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 27.3 sub a, indien de aanpassing van het profiel van de wegen, dijken en/of dijkrestanten nodig is ter versterking van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden of ter voorkoming van evenredig grote hinder voor de landbouw, mits tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.5 is verkregen.
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Landschap
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Hieronder wordt het behoud herstel en ontwikkeling van de volgende essentiële ruimtelijke kenmerken begrepen:
-
het reliëf.
28.2 Specifieke gebruiksregels
Artikel 29 Waarde - Landschap Verkaveling
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap verkaveling' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de historische strokenverkaveling..
29.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor bouwen afwijken van het bepaalde in lid 29.2, mits de cultuurhistorische waarde niet onevenredig wordt aangetast. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een deskundige op het gebied van cultuurhistorie.
29.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 31 Algemene Bouwregels
31.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
31.2 Vrijgekomen en vrijkomende bebouwing
Voor na 14 december 1994 vrijgekomen en vrijkomende (voormalige agrarische) bebouwing gelden de volgende bouwregels:
-
vrijgekomen en vrijkomende bebouwing mag niet worden vergroot;
-
er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht, anders dan vervangende nieuwbouw.
31.3 Reclamemasten
De bouw van reclamemasten hoger dan 6 m is niet toegestaan.
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
32.1 Toegestaan gebruik
32.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
-
het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van voer- en vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin en afval; deze bepaling is niet van toepassing op de opslag van materialen, welke strekken tot realisering van de omschreven bestemmingen;
-
het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning, met uitzondering van (bedrijfs)woningen;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen voor reclamedoeleinden, anders dan voor een ter plaatse gevestigd bedrijf en uitsluitend binnen het bouwperceel;
-
het gebruik van de gronden en gebouwen als seksinrichting, met uitzondering van de seksinrichting ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
-
het gebruik van gronden ten behoeve van een zonnepark, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepark'.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 Geluidzone - industrie
33.2 Overige zone - zoekgebied mestbassin
De voor 'overige zone - zoekgebied mestbassin' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen als zoekgebied voor de bouw van foliemestbassins buiten het agrarische bouwvlak, met inachtneming van de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 3.3 sub j.
33.3 Veiligheidszone - bevi
33.4 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
33.5 Veiligheidszone - munitie a
33.6 Veiligheidszone - munitie b
33.7 Veiligheidszone - munitie c
33.8 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
33.9 Vrijwaringszone - molenbiotoop 2
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
34.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat de goot- en bouwhoogte van (bedrijfs)woningen worden verhoogd tot ten hoogste respectievelijk 6 m en 9 m, voor zover dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk standpunt aanvaardbaar is;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, mits:
-
de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond;
-
de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
-
de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen wordt geplaatst;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan voor de bouw van vrijstaande windturbines met een ashoogte tot 15 m, mits:
-
deze binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
niet meer windturbines worden gebouwd dan noodzakelijk om in het eigen energieverbruik te kunnen voorzien;
-
een afstand van minimaal 15 m + 1/3 wieklengte wordt aangehouden vanaf de belemmeringenstrook van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
-
over de ruimtelijke inpassing advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke of een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer dan 6 m bedraagt;
-
het oprichten van een kleinschalig kampeerterrein bij (bedrijfs)woningen, mits:
-
het perceel behorende bij de (bedrijfs)woning een minimale oppervlakte heeft van 2.000 m²;
-
het perceel niet is gelegen in een omgeving die voor meer dan de helft bestaat uit woningen;
-
het aantal kampeerplaatsen niet meer bedraagt dan 25;
-
de kampeerplaatsen zijn gesitueerd binnen het bouwperceel. Indien dat niet mogelijk is, moeten de kampeerplaatsen direct aansluitend aan het bestaande bouwperceel worden gerealiseerd;
-
er geen chalets en stacaravans worden opgericht;
-
per terrein binnen het bouwvlak maximaal 2 trekkershutten (mits die in mindering komen op het totaal aantal kampeermiddelen) van maximaal 20 m2 per hut worden opgericht;
-
de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en een kampeerplaats minimaal 25 m bedraagt;
-
de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en het hoofdgebouw op het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
-
de afstand van een kampeerplaats tot de erfgrens van het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
-
de onderlinge afstand tussen kleinschalige kampeerterreinen minimaal 500 m bedraagt;
-
sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd. Indien kan worden aangetoond dat dit feitelijk niet mogelijk is, is een zelfstandige sanitaire eenheid, dan wel andere voorzieningen, zoals een kantine, tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m toegestaan;
-
permanente bewoning anders dan van (bedrijfs)woningen niet is toegestaan;
-
het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen ten aanzien van de situering van de kampeerplaatsen en landschappelijke inpassingen, onder andere door het aanbrengen van beplantingen.
-
het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat een deel van de (bedrijfs)woning of bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat:
-
de woonfunctie in overwegende mate moet worden gehandhaafd. Dit betekent dat:
-
de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
-
de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
-
maximaal 40% van de aanwezige bebouwing mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 50 m²;
-
degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn;
-
het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, dan wel geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
-
de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang, uitstraling en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
-
bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in de bij deze regels behorende ‘Lijst toegestane bedrijven aan huis’ of daarmee zijn gelijk te stellen;
-
geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf;
-
uitstalling en bezichtigen van goederen is niet toegestaan;
-
buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
-
het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse;
-
het bedrijfsmatig parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein;
-
reclame-uitingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de vergunningsvrije vormen.
-
het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat de gronden bij een (bedrijfs)woning worden gebruikt als paardrijbak, met dien verstande dat:
-
de paardrijbak binnen het bouwperceel, achter de achtergevel van de (bedrijfs)woning wordt gerealiseerd;
-
de oppervlakte niet meer bedraagt dan 800 m2;
-
de afstand tussen de paardrijbak en de bestemmingsgrens van een woning van derden minimaal 30 m bedraagt;
-
het aantal lichtmasten is beperkt tot het aantal dat noodzakelijk is om de gehele paardrijbak te kunnen verlichten, onder voorwaarde dat:
-
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m;
-
de verlichting moet zijn uitgeschakeld:
-
tussen 23.00 en 07.00 uur;
-
als er geen gebruik wordt gemaakt van de paardrijbak;
-
als er geen onderhoud plaatsvindt;
-
de gemiddelde verlichtingssterkte op 1 m hoogte op de buitenzijde van de paardrijbak, verticaal gemeten, ten hoogste 60 lux bedraagt;
-
de verlichtingsarmaturen zodanig zijn uitgericht dat:
-
het uitstralen van licht uit armaturen boven 80o met de verticaal wordt voorkomen;
-
de verlichtingsarmaturen zodanig zijn uitgelijnd dat, onverminderd het gestelde onder 3, op 3 m buiten de paardrijbak de verlichtingssterkte op 1 m hoogte verticaal gemeten niet meer dan 5 lux bedraagt;
-
de verlichtingsarmaturen zodanig zijn uitgericht dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen in gevels of daken van woningen wordt voorkomen;
-
de hoogte van de omheining niet meer dan 2 m bedraagt.
-
het bepaalde in het bestemmingsplan voor het vergroten van vrijgekomen (voormalige agrarische) gebouwen, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte met niet meer dan 20% toeneemt;
-
aan de ruimtelijk relevante kenmerken van de gebouwen geen afbreuk wordt gedaan;de ruimtelijk relevante kenmerken van de gebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van vrijgekomen (voormalige agrarische) gebouwen met een grotere oppervlakte dan 20% van de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, mits:
-
voor deze uitbreiding de maatwerkmethode is gevolgd onder begeleiding van een onafhankelijke of een door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur, waarbij rekening wordt gehouden met:
-
de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande
bebouwinggebouwen; -
een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
-
het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
-
het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
-
in de vorm van een voorwaarde bij de omgevingsvergunning wordt geborgd dat:
-
debebouwing en voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan worden gebouwd en aangelegd;
-
erfbeplanting overeenkomstig het erfinrichtingsplan wordt aangelegd en in stand gehouden;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan voor het oprichten van een of meer nieuwe bijbehorende
bouwwerkengebouwen bij vrijgekomen (voormalige agrarische) gebouwen, mits
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen met niet meer dan 20% toeneemt;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe
bijgebouwengebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld.
-
het bepaalde in het bestemmingsplan voor het oprichten van een of meer nieuwe bijbehorende
bouwwerkengebouwen bij vrijgekomen (voormalige agrarische) gebouwen met een grotere oppervlakte dan 20% van de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, mits:
-
voor deze uitbreiding de maatwerkmethode is gevolgd onder begeleiding van een
onafhankelijke of een door de gemeente aangesteldebij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur, waarbij rekening wordt gehouden met:
-
de historisch gegroeide landschaps- en bebouwingsstructuur;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande
bebouwinggebouwen; -
een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de gebouwen;
-
het woon- en leefklimaat van direct omwonenden, en;
-
het aspect nachtelijke lichtuitstraling;
-
in de vorm van een voorwaarde bij de omgevingsvergunning wordt geborgd dat:
-
de bebouwing en voorzieningen, geen bouwwerken zijnde, overeenkomstig het erfinrichtingsplan worden gebouwd en aangelegd;
-
erfbeplanting overeenkomstig het erfinrichtingsplan wordt aangelegd en in stand gehouden;
n. het bepaalde in het bestemmingsplan voor het gebruiken van een grotere vloeroppervlakte dan 60 m² ten behoeve van detailhandel in vrijgekomen (voormalige agrarische) gebouwen, indien dat voor de bedrjfsvoering of qua indeling van de ruimten nodig is en mits de detailhandel ondergeschikt blijft aan de hoofdbestemming;
o van het bepaalde in het bestemmingsplan/de omgevingsvergunning in de zin dat het erfinrichtingsplan op het punt van de erfbeplanting gewijzigd wordt onder dezelfde aanplant- en instandhoudingsverplichtingen, als dat vanwege onvoorziene omstandigheden nodig is en als deze wijziging getuigt van een goede ruimtelijke ordening.
34.2 Voorwaarden
-
De in lid 34.1 toegelaten bouwwerken mogen er niet toe leiden dat in gebieden, waarin geen bebouwing mag worden opgericht, zoals bebouwingsvrije zones, bebouwing wordt opgericht.
-
De in lid 34.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid.
34.3 Uitzonderingen
De in lid 34.1, sub d, f en g bedoelde afwijkingsmogelijkheden gelden niet voor gronden die zijn bestemd als 'Natuur'.
Artikel 35 Overige Regels
35.1 Afstemming welstandstoets
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
-
de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
-
de dakhelling;
-
de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
-
de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte, met uitzondering van:
-
gevallen waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte worden vergroot en de bestaande goot- en bouwhoogten van omliggende bebouwing lager zijn en niet ook worden vergroot;
-
in de welstandsnota specifiek aangegeven karakteristieke panden;
-
de binnen de regels te realiseren oppervlakte van bebouwing wordt verminderd met meer dan 15%.
35.2 Parkeernormen
-
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen van de CROW-publicatie 317. Indien deze normen gedurende de planperiode wordt gewijzigd moet deze wijziging in acht worden genomen;
-
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b dienen na de realisatie in stand te worden gehouden.
-
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
35.3 Van toepassingsverklaring
Dit plan is een aanvulling op het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Pekela, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 november 2016, met dien verstande dat:
-
de regels van bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Pekela, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 november 2016 zijn herzien voor zover is aangeven in onderstreept rood en doorhalingen;
-
de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Pekela, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 november 2016 is herzien op de punten zoals in hoofdstuk 2 van de toelichting is opgenomen;
-
de wijzigingen in de regels tevens van toepassing zijn op de partiële herzieningen, wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen die na de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Pekela, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 november 2016, zijn vastgesteld. Bij strijdigheid in de regeling gaan de regels van het Veegplan vóór.
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
36.1 Vergroting bestemmingsvlak niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het bestemmingsvlak ter plaatse van de bestemmingen Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf en Maatschappelijk eenmalig met maximaal 20% mag worden vergroot, met dien verstande dat:
-
deze bedrijven en maatschappelijke voorzieningen niet gevestigd mogen zijn in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, en;
-
deze vergroting uitsluitend mag plaatsvinden in combinatie met een eenmalige uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met maximaal 20% van de aanwezige bedrijfsbebouwing, en;
-
er rekening wordt gehouden met:
-
de historisch gegroeide landschapsstructuur;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de bestaande bebouwing;
-
de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
-
het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
-
het aspect nachtelijke uitstraling.
36.2 Vervangende woningbouw
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een nieuwe woning wordt gebouwd op een perceel waarop reeds een woning aanwezig is, mits:
-
de nieuwe woning de woning vervangt die vanwege de bouwkundige staat, oppervlakte of inwendige vorm niet geschikt is of redelijkerwijs niet geschikt kan worden gemaakt voor een wijze van gebruik die voldoet aan de geldende bouwkundige voorschriften of aan hedendaagse eisen op het gebied van wooncomfort;
-
de bestaande woning wordt gesloopt alsmede de bijbehorende bouwwerken voor zover deze in visueel landschappelijk opzicht niet bij de nieuwe woning passen;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bebouwing passen in het voor het betrokken gebied kenmerkende bebouwingsbeeld;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een woning en bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 300 m2, tenzij voor de ruimtelijke inpassing van de nieuwe bebouwing een grotere oppervlakte noodzakelijk is in welk geval deze oppervlakte niet meer bedraagt dan die van de te slopen bebouwing als bedoeld in het tweede lid;
-
over de ruimtelijke inpassing van de nieuwe bebouwing advies wordt ingewonnen bij een onafhankelijke- of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur.
36.3 Ruimte-voor-ruimte
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woning wordt gebouwd ter compensatie van de afbraak van 750 m2 voor hergebruik niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing of twee woningen te bouwen ter compensatie van de afbraak van 2.000 m2 voor hergebruik niet geschikte of geschikt te maken niet karakteristieke of beeldbepalende bebouwing, mits:
-
het toevoegen van nieuwe woningen past in een woonvisie;
-
de nieuw te bouwen woning of woningen wordt/worden gebouwd op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt, tenzij gemotiveerd wordt dat het bouwen van (een) woning(en) op deze locatie uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar is in welk geval op een andere locatie (een) woning(en) mag/mogen worden gebouwd;
-
de ruimtelijke kwaliteit door de sloop en vervangende nieuwbouw verbetert;
-
de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe bebouwing en de erfinrichting passen in het landschapsbeeld;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een woning en de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 300 m2, tenzij voor de ruimtelijke inpassing van de nieuwe bebouwing een grotere oppervlakte noodzakelijk is in welk geval deze oppervlakte niet meer bedraagt dan die van de te slopen bebouwing als bedoeld in de aanhef;
-
in het geval een nieuw te bouwen woning wordt gebouwd op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt, de maatwerkmethode wordt toegepast onder begeleiding van een onafhankelijke of een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
-
in het geval een nieuw te bouwen woning wordt gebouwd op een andere locatie dan op het perceel waar de bebouwing wordt gesloopt, de maatwerkmethode wordt toegepast onder begeleiding van een bij provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur;
-
de betreffende gronden niet zijn gelegen binnen door de provincie Groningen aangewezen 'NNN-beheergebieden, 'NNN-natuurgebieden', 'NNN-beheer aanpassingsgebied', 'NNN-natuur aanpassingsgebied', het 'Zoekgebied robuuste verbindingszone' of de 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 37 Overgangsrecht
37.1 Overgangsrecht bestaande bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
37.2 Overgangsrecht bestaand gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.
Artikel 38 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Veegplan Buitengebied Pekela 2019'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 1 november 2016 is het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Pekela vastgesteld. Tegen dit vastgestelde plan is beroep aangetekend. Op 25 april 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Raad van State) uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen en is het bestemmingsplan deels vernietigd.
Ook is na vaststelling van dit bestemmingsplan is gebleken dat het plan enkele omissies bevat. Daarnaast is beleidsmatig het een en ander gewijzigd na de vaststelling, met name door de herziening van de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 op 15 november 2017 deels herzien.
Om de door de Raad van State vernietigde delen en de omissies te herstellen en het beleid te vertalen, is voorliggend 'veegplan' opgesteld.
In voorliggend plan worden ook de bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen, die na vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied zijn vastgesteld of waarover een besluit is genomen, opgenomen.
1.2 Toelichting
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 1 november 2016. Dat wil zeggen dat het bestemmingsplan Buitengebied van kracht blijft, maar dat hierop middels dit veegplan een aanvulling wordt gedaan. De aanvulling bestaat uit een verbeelding en een set regels.
De regels zijn volledig uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen en daar waar aanpassingen hebben plaatsgevonden, is dat onderstreep en in rood of met doorhalingen aangegeven. De wijzigingen in de regels zijn verder toegelicht in hoofdstuk 2 van deze toelichting. De regels zijn van toepassing op het totale gebied van het bestemmingsplan Buitengebied uit 2016. De regels vervangen dus eigenlijk de regels van het bestemmingsplan Buitengebied.
De verbeelding is volledig overgenomen uit bestemmingsplan Buitengebied en waar nodig aangepast. Welke aanpassingen zijn doorgevoerd, is beschreven in hoofdstuk Wijzigingen ten opzichte van vigerend plan van deze toelichting. De toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied blijft raadpleegbaar op ruimtelijkeplannen.nl via deze link:
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de wijzigingen ten opzichte van het geldend bestemmingsplan Buitengebied uit 2016 beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de gevolgen van voorliggend plan op milieuaspecten. Hoofdstuk 4 beschrijft de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Wijzigingen Ten Opzichte Van Vigerend Plan
2.1 Wijzigingen Naar Aanleiding Van De Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State
Het onderscheid tussen systematische drainage en andere drainage is opgeheven. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de locatiegerichte criteria voor het realiseren van mestbassins bij afwijking in het geval van onevenredige benadeling wegens bijzondere omstandigheden.
2.2 Wijzigingen Naar Aanleiding Van Beleidswijzigingen
Na vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied is de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 gewijzigd. In dit Veegplan zijn de wijzigingen die voorvloeien uit de verordening verwerkt. Daarnaast is de nota Mestopslag vastgesteld door de gemeenteraad en verwerkt in dit veegplan.
2.3 Wijzigingen Naar Aanleiding Van Wijzigingsplannen En Omgevingsvergunningen
Imro-nummer | Naam plan | Wijzigingen in het veegplan |
NL.IMRO.0765.BP80639-0401 | Parapluplan ‘Opheffen geluidszone bedrijventerrein Aa-Stroom' | De geluidszones zijn verwijderd uit de verbeelding |
NL.IMRO.9920.IPagrarischebouwpc-VA01 | Agrarische bouwpercelen | De regeling uit het provinciaal inpassingsplan is overgenomen in de regels van de bestemming Agrarisch |
NL.IMRO.0765.01OVZonpekela2efas-0401 | zonnepark Pekela 2e fase | Aanduiding verbeelding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepark'. Regeling toegevoegd in bestemming Agrarisch. |
NL.IMRO.0765.01OVZonpekela-0401 | Zonnepark Pekela | Aanduiding verbeelding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepark'. Regeling toegevoegd in bestemming Agrarisch. |
NL.IMRO.0765.01BPGasN366-0401 | Verlegging gasleiding N366 | Bestemming Leiding - Gas overgenomen in verbeelding. Regels aangepast. |
2.4 Overige Wijzigingen
-
Definitie zorgboerderijen is aangepast zodat duidelijk is dat er ook onzelfstandig gewoond kan worden.
-
De procedure voor het omzetten van een agrarische dienstwoning in een zelfstandige woning dient uitsluitend met een wijzigingsplan te worden toegestaan, afwijkingsbevoegdheid is verwijderd.
-
Foutieve verwijzingen zijn aangepast.
-
De laatste versie van de archeologische beleidsadvieskaart is verwerkt in de verbeelding en de bestemming Waarde - Archeologie 2 is toegevoegd conform het archeologiebeleid.
-
De bestemmingsomschrijving van de bestemming Maatschappelijk is aangepast en er is een definitie 'maatschappelijke voorzieningen' toegevoegd. In de bestemmingsomschrijving is verduidelijkt dat wonen binnen de bestemming Maatschappelijk uitsluitend is toegestaan overeenkomstig bestaand. Er is een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd voor het mogelijk maken van wonen met zorg.
-
De uitzondering voor de toename van veestapel in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is verwijderd gezien de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot dit programma (201600614/3/R2).
Hoofdstuk 3 Milieuaspecten
In een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderdeel hiervan is dat het plan niet in strijd is met een aantal milieuaspecten, zoals bodem en water.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een facetplan. Dit betekent dat het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied slechts op enkele aspecten wordt aangepast. Daarnaast worden bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen, die na vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied zijn vastgesteld of waarover na vaststelling een besluit is genomen, opgenomen in voorliggend plan.
Omdat het plan niet voorziet in het toestaan van nieuwe ontwikkelingen en de huidige functies in het gebied zijn getoetst aan de milieuaspecten, hetzij in het bestemmingsplan Buitengebied hetzij in een besluit/vergunning, is opnieuw toetsen niet noodzakelijk. Voor toetsing aan de milieuaspecten wordt verwezen naar de toelichting van bestemmingsplan Buitengebied uit 2016
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
De aanpassingen die in dit plan worden gedaan op het bestemmingsplan Buitengebied hebben alleen betrekking op het vastleggen van feitelijk bestaande situaties of ontwikkelingsmogelijkheden die reeds middels eerdere planologische herzieningen waren vastgelegd.
De mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen zijn in dit plan niet opgenomen. Hiervoor moeten geen gemeenschapsgelden worden aangesproken. Kostenverhaal in het algemeen en in het kader van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is mede daarom ook niet aan de orde.
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.