's Gravenmoer Dorp
Bestemmingsplan - Gemeente Dongen
Vastgesteld op 21-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BP2013000014-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond en waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- 5. paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
- 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- b. niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- 2. intensieve kwekerij: de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, of dieren anders dan genoemd onder b3 of c.;
- 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
- c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen.
1.7 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.18 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.19 bijzondere woonvormen
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.
1.20 blauwe diensten
inspanningen die grondeigenaren en grondgebruikers kunnen leveren ten behoeve van waterbeheer, natuur- en / of landschapsontwikkeling in, nabij of in relatie tot water.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.28 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.
1.29 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.32 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 grootschalige detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.35 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.37 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.
1.38 indicatie-orgaan
een indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
1.39 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder te plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.40 kantoor (ruimte)
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.42 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.
1.43 mantelzorg
de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.
1.44 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.45 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.46 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.47 peil
- a. De kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt.
- b. Bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water.
- c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 seizoensgebonden standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.
1.49 seksinrichting
het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.
1.50 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.51 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.
1.52 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), worden beide zijden als voorgevel beschouwd.
1.53 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.54 woning
een (gedeelte van een) hoofdgebouw met daarbij behorende aan- of uitbouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.55 zorgboerderij
(voormalig agrarisch) bedrijf dat educatie, recreatie en zorgactiviteiten aanbiedt aan bezoekers.
1.56 zorghotel
een hotel waarbij vakantiefaciliteiten met speciale (zorg)voorzieningen aanwezig zijn ten behoeve van het huisvesten van mensen met een zorgvraag.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. Indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde.
- b. Indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. De uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven.
- b. De uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf.
- c. Aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen.
- d. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan:
- 1. Op of grenzend aan het bouwvlak.
- 2. Grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is.
Waarbij het gebruik van verlichting bij een paardenbak buiten het bouwvlak niet is toegestaan.
- b. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
- c. Het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
- d. Fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bestemming Wonen is niet toegestaan.
- e. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar.
- f. Voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan.
- g. De opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan.
- h. Met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in lid 3.1 onder b, is tabel 3.1 van toepassing, met dien verstande dat:
- 1. Uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 3.1.
- 2. Nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan.
- 3. Nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan.
- 4. Bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties aangegeven in tabel 3.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met andere nevenfuncties ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.
- i. Het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan.
Tabel 3.1.
nevenfunctie | op de bouwvlakken met de bestemming Agrarisch | maximale omvang binnen bestaande bebouwing |
verbrede landbouw | ||
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten | + | 100 m² |
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten | + | 100 m² |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | + | - |
blauwe diensten | + | - |
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij) | O | 100 m2 |
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten | ||
vis-, escargots- of wormenkwekerij | + | 400 m² |
agrarisch handels- en exportbedrijf vergelijkbaar met categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' | - | - |
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' | - | - |
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing | + | 1.000 m² |
agrarische loonbedrijven | O | 1.000 m² |
veehandelsbedrijven, foeragehandel | O | 400 m² |
veearts, hoefsmederij | O | 400 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | O | 400 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan | O | 400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten | ||
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf | O | 400 m2 |
tuincentrum | - | - |
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' in de bestaande bebouwing | O | 1.000 m² |
overige bedrijven in de categorieën A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' | O | 400 m2 |
recreatieve functies | ||
kinderboerderij / speelboerderij | - | - |
paardrijactiviteiten | + | 400 m² |
manege / rijschool | O | 400 m² |
fietsenverhuur | O | 100 m2 |
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein | + | - |
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras) | O | 100 m2 |
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers) | + | 100 m² |
verblijfsrecreatieve eenheden in (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing | O | 100 m2 |
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf) | + | 400 m² |
kampeerboerderij | - | - |
kleinschalig kamperen | O | - |
overige dienstverlening: | ||
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon) | O | 60 m2 |
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen | + | 100 m² |
museum / tentoonstellingsruimte | O | 100 m2 |
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel) | O | 100 m2 |
dierenpension, hondenfokkerij | O | 400 m² |
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Cultuurhistorie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden – Landschap en cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. De uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven.
- b. Behoud en versterking van de aanwezige en ontwikkeling van landschaps- en cultuurhistorische waarden.
- c. De uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het agrarische bedrijf.
- d. Aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets- en wandelpaden en voorzieningen.
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': glastuinbouw als hoofdtak.
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag': agrarische opslag ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden.
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan op bouwvlakken.
- b. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
- c. Het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
- d. Fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bestemming Wonen is niet toegestaan.
- e. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar.
- f. Voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan.
- g. De opslag van bagger en grondspecie is op de onbebouwde gronden niet toegestaan.
- h. Met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 4.1 onder c, is het bepaalde in tabel 4.1 van toepassing, met dien verstande dat:
- 1. Uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 4.1.
- 2. Nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan.
- 3. Nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan.
- 4. Bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties aangegeven in tabel 4.1, tot een maximum van 500 m², met dien verstande dat bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met andere nevenfuncties ten hoogste 1.000 m² van de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties mag worden benut.
- i. Het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan.
Tabel 4.1.
nevenfunctie | op de bouwvlakken met de bestemming AW-LC | maximale omvang binnen bestaande bebouwing |
verbrede landbouw | ||
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten | + | 100 m² |
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten | + | 100 m² |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | + | - |
blauwe diensten | + | - |
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij) | O | 100 m2 |
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten | ||
vis-, escargots- of wormenkwekerij | + | 400 m² |
agrarisch handels- en exportbedrijf vergelijkbaar met categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' | - | - |
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' | - | - |
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing | + | 1.000 m² |
agrarische loonbedrijven | O | 1.000 m² |
veehandelsbedrijven, foeragehandel | O | 400 m² |
veearts, hoefsmederij | O | 400 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | O | 400 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervan | O | 400 m², met maximaal 100 m² vloeroppervlakte voor verkoop |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten | ||
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijf | O | 400 m2 |
-tuincentrum | - | - |
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' in de bestaande bebouwing | O | 1.000 m² |
overige bedrijven in de categorieën A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging' | O | 400 m2 |
recreatieve functies | ||
kinderboerderij / speelboerderij | - | - |
paardrijactiviteiten | + | 400 m² |
manege / rijschool | O | 400 m² |
fietsenverhuur | O | 100 m2 |
wandel,- fiets,- of ruiterpaden over het terrein | + | - |
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras) | O | 100 m2 |
-verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers) | + | 100 m² |
verblijfsrecreatieve eenheden in (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing | O | 100 m2 |
-georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf) | + | 400 m² |
kampeerboerderij | - | - |
kleinschalig kamperen | O | - |
overige dienstverlening: | ||
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon) | O | 60 m2 |
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen | + | 100 m² |
museum / tentoonstellingsruimte | O | 100 m2 |
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel) | O | 100 m2 |
dierenpension, hondenfokkerij | O | 400 m² |
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B2': Bedrijven uit ten hoogste categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
- b. Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf – 1, - 2, - 4': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd:
aanduiding | bedrijfsactiviteit | SBI-code |
specifieke vorm van bedrijf - 1 | goederenvervoer | 60242 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 | gemeentewerf | 0144 |
specifieke vorm van bedrijf - 4 | hovenier/tuincentrum | 0144 |
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg.
- e. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen.
- g. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
- b. Opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- c. Activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
- d. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
- e. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
- f. Opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer en/of Verkeer - Verblijfsgebied is niet toegestaan.
- g. Het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van goederen met een stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan.
- h. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Bos en natuur.
- b. Behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
- c. Extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen.
- d. Bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- c. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond.
- b. De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- c. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- d. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschaligebedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
- e. Bijbehorende horeca is toegestaan voorzover:
- 1. dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
- 2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- 3. het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak, met een maximum van 60 m².
- f. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging'.
- b. detailhandel.
- c. dienstverlening.
- d. Horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.
- e. Kantoren.
- f. Wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatigeactiviteiten,
- g. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a. De bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m.
- b. De bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.
- c. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
- d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
- b. De opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- c. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
- d. Grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
- e. Een hotel is niet toegestaan.
- f. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
- g. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Beplantingen.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden': tevens voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur en landschapswaarden.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': tevens voor een inrichting voor de zuivering van grondwater.
- d. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins, speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, nutsvoorzieningen, geluidswallen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- 1. gebouwen voor nutsvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen;
- 2. gebouwen voor een waterzuivering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie'
- 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. De oppervlakte van een gebouw als bedoeld onder a sub 1 bedraagt ten hoogste 15 m².
- c. De bouwhoogte van een gebouw als bedoeld onder a sub 1 bedraagt ten hoogste 3 m.
- d. De bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van de in lid 9.1 onder c bedoelde waterzuiveringsinstallatie bedraagt ten hoogste 6 m.
- e. De bouwhoogte van speelvoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
- f. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
- g. De bouwhoogte van erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': bedraagt ten hoogste 2 m.
- h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Groen te wijzigen in de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' om hiermee de verkeersstructuur te verbeteren, het woon- en leefklimaat in het algemeen te verbeteren of aanpassing en/of uitbreiding van parkeergelegenheid mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende regels:
- a. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van structureel groen.
- b. Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1': tevens voor een café uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- d. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Een hotel is niet toegestaan.
- b. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.5 Wijzigingsregels
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Kantoren.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven.
- b. Religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats.
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': uitsluitend een zorgboerderij.
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorghotel': uitsluitend een zorghotel behorende bij een zorgboerderij.
- g. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bijbehorende horeca bij een zorghotel is toegestaan voor zover:
- 1. Dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
- 2. Voorkomend in maximaal categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- 3. Het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale vloeroppervlak, met een maximum van 100 m2;
- 4. Deze enkel wordt gebruikt door personen die verblijven in het zorghotel of gebruik maken van dagactiviteiten van de zorgboerderij.
- b. Het gebruiken van een zorghotel als feestzaal of groepsaccommodatie is niet toegestaan.
- c. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Sportvoorzieningen.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 1': een fitness-/schoonheidscentrum.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een vrachtwagenparkeerterrein.
- d. Zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie.
- e. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
13.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bijbehorende horeca is toegestaan voor zover:
- 1. Dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening.
- 2. Voorkomend in categorie 1a van de staat van horeca-activiteiten.
- 3. Het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het totale vloeroppervlak, met een maximum van 100 m².
- b. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud en versterking van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle tuinen met bijbehorende voorzieningen zoals wandelpaden.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
- c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, informatievoorziening, reclame-uitingen, evenementen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen, gedenktekens, water, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en –transportvoorzieningen, afval(water)inzameling en ondergrondse bergbezinkbassins.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- 1. Gebouwen voor nutsvoorzieningen en abri's.
- 2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
- c. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.
- d. De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m.
- e. De bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
- f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen.
- b. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding, voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, informatievoorziening, reclame-uitingen, evenementen, water, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied, zoals waterinfiltratie en – transportvoorzieningen, afval(water)inzameling en ondergrondse bergbezinkbassins.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd.
- 1. Gebouwen voor nutsvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen en abri's.
- 2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. De oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 15 m².
- c. De bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 3 m.
- d. De bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.
- e. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m.
- f. De bouwhoogte van voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens bedraagt ten hoogste 6 m.
- g. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Water ten behoeve van de waterhuishouding.
- b. Wateraanvoer en -afvoer en de waterberging.
- c. Extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen zoals paden.
- d. Ecologische verbindingsfunctie.
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor de ontsluiting van aangrenzende percelen.
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden.
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' tevens voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
- h. Bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, extensieve dagrecreatieve voorzieningen en speelvoorzieningen .
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
- b. Een brug mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
- c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 onder b ten behoeve van de bouw van een brug, mits de bouw van een brug noodzakelijk is voor een goede verbinding van de oevers en de afwijking niet leidt tot onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatigeactiviteiten.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': uitsluitend voor erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': een fourniturenhandel.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens een bed & breakfast.
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor.
- f. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, achterpaden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan.
- b. Het is niet toegestaan om:
- 1. onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een hoogte van meer dan 1 m;
- 2. bijgebouwen te gebruiken als woon- en werkruimten.
- c. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
- d. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
- e. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van objecten als aanhangwagens, boten, caravans en andere kampeermiddelen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van een toegang tot een garage/berging of carport.
- f. Bij (het oprichten van) een vrijstaande woning in woongebied Elzenweide (voormalig Cebeco-terrein) dient de inrichting van een perceel en de aangrenzende openbare ruimte zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om in ten minste 2 parkeerplaatsen per woning te voorzien.
- g. Bij (het oprichten van) een woning in woongebied Elzenweide (voormalig Cebeco-terrein) die niet volgens de bouwwijze vrijstaand is gebouwd dient de inrichting van een perceel en de aangrenzende openbare ruimte zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om in ten minste 1,8 parkeerplaatsen per woning te voorzien.
- h. Bij (het oprichten van) een woning aan de Emmalaan op de percelen GVM B 3309 en B 3310 die volgens de bouwwijze vrijstaand worden gebouwd dient de inrichting van een perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om in ten minste 2 parkeerplaatsen per woning te voorzien.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
- b. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. Het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4 Wijziging voor verwijdering van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Waarde-Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
- b. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
- c. Alvorens omtrent wijziging te beslissen winnen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies in van een archeologisch deskundige.
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
- b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer-Verblijfsgebied' ten minste 1,5 m bedraagt.
- c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
22.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en opppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 23 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen.
- b. Brandweeringang.
- c. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
- d. De ruimte tussen bouwwerken.
- e. Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 Veiligheidszone - leiding
Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-leiding' geldt dat het aantal bouwwerken dat moet worden aangemerkt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, niet mag toenemen.
24.2 Milieuzone - bodembeschermingsgebied
De gronden met de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' zijn tevens bestemd voor behoud en bescherming van de afscheiding tussen de verontreinigde gronden en de bovenste leeflaag.
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
- b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
26.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
26.2 Ontwikkelingslocaties
Artikel 27 Overige Regels
27.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op de woning Waspikseweg 22 die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig was.
28.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan
's Gravenmoer Dorp'.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente Dongen. Een belangrijke aanleiding voor herziening van de vigerende bestemmingsplannen is gelegen in de wens van het gemeentebestuur om te beschikken over actuele, toekomstgerichte bestemmingsplannen, met eenzelfde systematiek en inhoud van regeling. De actualiseringsopgave heeft tot doel:
- Uniformering van bestemmingsplannen, dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden.
- Het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel en toekomstig beleid, wet- en regelgeving en met name op de Wet ruimtelijke ordening en milieubeleid.
- Het vergroten van rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen.
- Het reduceren van het aantal bestemmingsplannen.
1.2 Planopgave: In Hoofdzaak Een Consoliderend Bestemmingsplan
De opgave van het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp omvat:
- Het opnemen van de kern 's Gravenmoer, de bebouwingslinten en het bijbehorende buitengebied in één bestemmingsplan.
- Het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling.
- Het verwerken van bouwplannen waar vrijstellingsprocedures ex artikel 19 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zijn gevoerd.
- Het verwerken van recent verleende omgevingsvergunningen of postzegelbestemmingsplannen.
- Het bestendigen van de woningbouwmogelijkheid op een perceel ten oosten van de Lange Veertel en ten zuiden van 't Bieslant (zie paragrafen 2.1 en 2.2)
- Het opnemen van de uitbreidingslocatie op het voormalige Cebeco-terrein. Voor deze locatie geldt het bestemmingsplan 'Voormalig Cebeco-terrein', vastgesteld 11 juni 2009. De reeds gerealiseerde woningen zijn verwerkt in voorliggend bestemmingsplan. Voor de nog niet gerealiseerde woningen is het verkavelingsplan opgenomen.
- Het wijzigen van de voorheen agrarische bestemming van het perceel Hoofdstraat 72 in een woonbestemming inclusief een bouwmogelijkheid van één nieuwe burgerwoning op het perceel.
- Het opnemen van een mogelijkheid voor de uitbreiding van de huidige begraafplaats aan de Julianalaan.
- Het opnemen van een bouwmogelijkheid voor de realisatie van 3 grondgebonden vrijstaande woningen aan de Emmalaan.
Met uitzondering van twee nieuwe woningbouwlocaties en de uitbreiding van de begraafplaats bestaat voor dit bestemmingsplan geen noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. In het plan worden namelijk alleen het bestaande gebruik en bestaande functies vastgelegd. Aanwezige waarden binnen het plangebied moeten worden benoemd (zoals onder andere archeologische waarden, cultuurhistorische waarden), maar er behoeven geen ontwikkelingen te worden getoetst op mogelijke gevolgen voor deze waarden. Wel zal overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting de watertoets plaatsvinden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld.
1.3 Plangebied
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de gehele kern 's Gravenmoer, de bebouwingslinten van de Hoofdstraat en de Vaartweg en het daarbij behorende buitengebied.
Het plangebied wordt grofweg begrensd door het buitengebied - aan de noord en zuidzijde en de gemeente grens Oosterhout (westzijde) en Waalwijk (oostzijde). De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven in figuur 1.1 en figuur 2.1.
Figuur 1.1. Globale ligging van het plangebied
Het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp vervangt (geheel) de volgende vastgestelde bestemmingsplannen, die daarmee komen te vervallen.
Tabel 1.1. Overzicht vigerende bestemmingsplannen 's Gravenmoer Dorp
naam bestemmingsplan | datum vaststelling |
's Gravenmoer Dorp | 17 april 2003 |
Voormalig Cebeco-terrein | 11 juni 2009 |
Hoofdstraat 29 | 26 mei 2011 |
1.4 Opzet Plantoelichting
1.4 Opzet plantoelichting
De toelichting is afgestemd op het overwegend consoliderende karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling uitvoerig is.
De toelichting is als volgt opgebouwd.
- In hoofdstuk 2 wordt een korte analyse van het plangebied gegeven en aansluitend de beschrijving van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
- Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van een aantal voor de bestemmingsregeling relevante milieuaspecten en de waterparagraaf.
- In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de wettelijke eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
- In hoofdstuk 5 wordt het handhavingsbeleid in relatie tot het bestemmingsplan toegelicht.
- De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt behandeld in hoofdstuk 6.
- In hoofdstuk 7 worden de resultaten van de gevoerde inspraakprocedure en het vooroverleg met instanties opgenomen. Ook worden eventuele ambtshalve aanpassingen hier vermeld.
- In hoofdstuk 8 worden de bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen opgenomen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Analyse Plangebied
In dit hoofdstuk wordt een beknopte ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied gegeven. In paragraaf 2.2 zijn de belangrijkste beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden benoemd die bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn gehanteerd.
Historische ontwikkeling plangebied
Het plangebied bestaat in ruimtelijk-functioneel opzicht uit vier deelgebieden (zie figuur 2.1):
- bebouwingslinten;
- woonstraten en -gebieden;
- sportpark;
- landelijk gebied.
Dit onderscheid komt voort uit de ontstaansgeschiedenis van het plangebied. De ontginning van het oorspronkelijke veengebied is bepalend geweest voor de ontwikkeling en structuur van de kern. De systematische ontginning van het veen dateert van het eind van de 13e eeuw tot begin 19e eeuw.
De ontginning is vanaf de hoge oeverwal van de Donge gestart. Toen de eerste bebouwing nabij de Donge in verval raakte, heeft zich, ter plaatse van de huidige Hoofdstraat, evenwijdig aan de rivier een nederzetting gevormd als een lang lint met tweezijdige agrarische bebouwing. Voor het bereiken van de drassige moergronden en voor het vervoer van de gestoken turf is vervolgens de Molenvaart aangelegd, die evenwijdig aan en naast de Dwarsdijk heeft gelegen. Later heeft zich evenwijdig aan de Hoofdstraat en de Molenvaart een tweede ontginningsbasis gevormd. De 's Gravenmoersche Vaart, waaraan deze tweede nederzetting is ontstaan, en de Vaartweg zijn vóór het midden van de 16e eeuw gegraven c.q. aangelegd. De beide nederzettingen en de Donge werden in oost-westelijke richting verbonden door de Kerkdijk, Molendijk en Julianalaan.
De voor veenontginningen zo kenmerkende slagenstructuur van smalle, langgerekte percelen is voor een groot deel nog onveranderd. Het oorspronkelijke watersysteem is daarentegen aangepast. De watergang in de Hoofdstraat is in de 17e eeuw gedempt. Ook de Molenvaart, waaraan de vroegere haven lag, is gedempt. Alleen de 's Gravenmoersche Vaart met zijn vele bruggetjes toont nog het karakteristieke beeld. In de 2e helft van de vorige eeuw zijn in de kern aan de oost-west-as planmatige uitbreidingen en een sportpark toegevoegd.
De bebouwingslinten en de kern worden omgeven door landbouwgronden. Met name voor het karakter van de bebouwingslinten is de visueel-ruimtelijke relatie met de agrarische percelen van groot belang. Ook is de agrarische oorsprong van de bebouwing in de linten kenmerkend.
Het landbouwkundig gebruik in 's Gravenmoer bestaat vooral uit grondgebonden veehouderij, open grondtuinbouw (fruitteelt en boomteelt) en glastuinbouw.
Figuur 2.1. Ruimtelijke opbouw met deelgebieden
Ruimtelijk-functionele analyse deelgebieden
Hierna worden de stedenbouwkundige opzet en de ruimtelijke karakteristiek van de verschillende deelgebieden beknopt en puntsgewijs beschreven. In de beschrijvingen wordt ingegaan op de ontsluitingsstructuur, de groenstructuur, bebouwingskenmerken en specifieke kwaliteiten en knelpunten.
Deelgebied | Beschrijving ruimtelijke karakteristiek |
Bebouwingslinten | |
Algemeen | In de bebouwingslinten is de ontstaansgeschiedenis van 's Gravenmoer nog duidelijk herkenbaar. Dit komt onder meer tot uiting in het bebouwingspatroon, de functies, het veelal beeldbepalend karakter van de bebouwing, de monumentale beplanting, de profielopbouw en de contrastrijke overgang naar het aangrenzende landelijk gebied. Tussen beide linten (Hoofdstraat en Vaartweg-Waspikse weg) zijn verschillen die vooral worden bepaald door de mate van samenhang van de karakteristieke elementen en de profielopbouw. Hierna worden beide linten afzonderlijk beschreven. |
Hoofdstraat | De Hoofdstraat vormt het oudste deel van de kern. Kenmerkend voor het bebouwingspatroon zijn: - het vrijstaand karakter van de bebouwing op relatief smalle maar diepe percelen; - de afwisselende rooilijn; - de verdichting bij de oude dwarsverbindingen Molendijk en Wilhelminalaan; - de variatie in de hoogte, vorm en bouwstijl; - de overheersende nokrichting haaks op de weg; - de grote onbebouwde ruimtes bij de agrarische functies (voorerf, agrarische percelen tot aan de weg) met name in het middelste gedeelte; - de cultuurhistorische waarde van vele panden; - het groene karakter door de monumentale laanbeplanting, erfbeplanting en tuinaanleg; - het voorkomen van sloten/vaarten in de bebouwde kom. De Hoofdstraat heeft een gemengd functiepatroon. De woonfunctie overheerst, maar wordt afgewisseld met agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven, detailhandel, kantoren, horeca en maatschappelijke functies (dorpshuis en dergelijke). Er is sprake van een concentratie van functies bij het knooppunt met de Molendijk. Behalve door bebouwing wordt het ruimtelijk beeld in de Hoofdstraat ook bepaald door het laankarakter en de erfbeplanting. De traditionele erfbeplanting met heggen, leilinden en boomgaard is nog volop aanwezig. Bij sommige oudere panden is sprake van een monumentale tuinaanleg met diverse oude bomen. De cultuurhistorische waarde van de panden in de bebouwingslinten komt tot uiting in het grote aantal gemeentelijke en rijksmonumenten. Door de sterke onderlinge samenhang en de relatie met de omgeving zijn deze panden van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. |
Vaartweg-Waspikse weg | Dit bebouwingslint heeft in hoofdzaak dezelfde kenmerken als de Hoofdstraat, zoals een open bebouwingswijze, smalle en diepe percelen, variatie in maat en schaal, de nokrichting (veelal haaks op de weg), de cultuurhistorische waarde van veel panden en het groene karakter. Er zijn echter ook duidelijke verschillen. - Het functiepatroon is minder afwisselend. Wonen en agrarische bedrijfsfuncties (met name fruitteelt, potplantkwekerij en grootschalige kassenbedrijven) overheersen in grotere mate en zijn meer gemengd dan in de Hoofdstraat. Andere functies komen nauwelijks voor. - De 's Gravenmoersche Vaart aan de oostzijde van de weg is van groot belang uit cultuurhistorisch (een turfvaart uit de 15e en 16e eeuw) en ruimtelijk-visueel (profielopbouw, laanbeplanting, bruggetjes per perceel) oogpunt. - Het aantal cultuurhistorisch waardevolle panden is geringer dan aan de Hoofdstraat. Door de spreiding en de relatie met de 's Gravenmoersche Vaart is echter sprake van een zeer sterke samenhang. |
Woonstraten en -gebieden | |
Algemeen | De woongebieden en woonstraten worden gekenmerkt door een overwegende woonfunctie en zijn doorgaans tot stand gekomen door een planmatige woningbouwontwikkeling. |
Kerkwijk | Dit gebied omvat het woongebied Kerkwijk, gelegen tussen de Hoofdstraat-Wielstraat en de Donge. Het betreft een woongebied dat voor het overgrote gedeelte in de jaren '70 is gerealiseerd. In de jaren '80 en '90 is de buurt planmatig verder ontwikkeld. Bijzonder is de ligging van de Nederlands Hervormde Kerk en het Kerkebos, centraal in de buurt. Kenmerkend voor het gebied is de aanwezigheid van verschillende woningtypes. Naast bejaardenwoningen zijn patiobungalows, vrijstaande bungalows en vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde eengezinswoningen gerealiseerd. De bungalows zijn gesitueerd op relatief kleine percelen (350 m2 - 400 m2) aan de rand van het Kerkebos en aan de Donge. De bejaardenwoningen zijn geconcentreerd op twee locaties, namelijk aan de Kerkebosdreef (zuidrand van de buurt) en aan de Zwaanstraat tegenover het kerkplein. Bijzonder is het groene karakter van Kerkwijk. Anders dan bij de bebouwingslinten is niet zozeer de erfbeplanting van bijzondere waarde als wel het boomrijke openbaar groen. |
Wielstraat | De Wielstraat wordt gekenmerkt door vrijstaande woonhuizen met een beperkte variatie in vorm en perceelsbreedte. De woningen zijn van recentere datum en hebben niet het karakter van de woningen in de Hoofdstraat. Daarom is de Wielstraat niet als onderdeel van het bebouwingslint Hoofdstraat meegenomen. |
Den Bieselaar | Het woongebied Den Bieselaar is gerealiseerd in de jaren '80. Het betreft een planmatig opgezet woongebied met woningen in laagbouw (goothoogte 4 tot 6 meter). In de stedenbouwkundige structuur en het stratenpatroon is aansluiting gezocht bij de overwegend oostwest gerichte watergangen en kavelgrenzen van het oorspronkelijke slagenlandschap en -patroon. Behalve de woonfunctie zijn er in het gebied ook enkele maatschappelijke voorzieningen (scholen) aanwezig. Met uitbreiding van het woongebied Den Bieselaar eind jaren '80 (Den Bieselaar II) en midden jaren '90 (Den Bieselaar II, 2e fase) is de stedenbouwkundige ontwikkeling aan de noord- en noordoostkant van de kern nagenoeg afgerond. Alleen op een perceel ten oosten van de Lange Veertel en ten zuiden van 't Bieslant is nog woningbouw mogelijk. In het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp uit 2003 is woningbouw mogelijk gemaakt, in combinatie met de realisatie van een groene zone langs het oude Vaartje. Hoewel er nog geen concrete plannen voor de locatie zijn opgesteld, valt de ontwikkeling daarvan wel binnen de planperiode te verwachten. Het woongebied wordt aan de noordzijde afgerond door het wandelgebied 't Bieslant. |
Elzenweide - Oude Vaartje | Ten oosten van het woongebied Den Bieselaar, aan de waterloop Oude Vaartje ligt de meest recente uitbreiding van de kern: Elzenweide. De voormalige paardenweide ten westen van Oude Vaartje en het voormalige Cebeco-terrein, ten oosten van het Oude Vaartje zijn getransformeerd tot woningbouw. Het oostelijk deel bestaat voornamelijk uit aaneengebouwde woningen en halfvrijstaande woningen. Deze uitbreiding sluit stedenbouwkundig aan bij de bestaande stedenbouwkundige structuur van de wijk. Op deze manier vindt een duidelijke afronding plaats van de bestaande wijk. De transformatie van dit gebied krijgt een landelijk karakter. Centraal in dit plandeel zal een openbaar gebied worden gerealiseerd, dat aan de noordelijke zijde grenst aan het buitengebied. Het openbaar gebied is, samen met het Oude Vaartje, een belangrijk 'venster' naar het buitengebied. Doorzichten naar het open landschap richting het noorden worden in dit plandeel zo veel mogelijk behouden en versterkt, waardoor de beoogde landelijke sfeer wordt versterkt. De randen grenzend aan het buitengebied worden zoveel mogelijk ingevuld met groenvoorzieningen, zodat een 'zachte' overgang met het buitengebied wordt gevormd. |
Wilhelminalaan-Capelseweg | De Wilhelminalaan ligt ten zuiden van de bebouwde kom, tussen de Hoofdstraat en de gemeentegrens. In westelijke richting, op de overgang van de Donge in de Onkelsloot, eindigt de Wilhelminalaan op de gemeentegrens. Het bebouwingslint echter loopt in westelijke richting door in de kern Oosteind (gemeente Oosterhout). De Capelseweg ligt, voor zover behorend tot de gemeente Dongen, in het noordoosten van het plangebied. Beide bebouwingslinten liggen enigszins geïsoleerd ten opzichte van de bebouwde kom. De Wilhelminalaan is over het algemeen enkelzijdig bebouwd. In oostelijke richting, nabij de Hoofdstraat, is het bebouwingslint over een beperkte lengte tweezijdig. In westelijke richting, nabij de gemeentegrens, is de Wilhelminalaan nagenoeg onbebouwd. De Capelseweg is een kort dubbelzijdig bebouwingslint. Aan de overzijde van de gemeentegrens (de gemeente Waalwijk) is de Capelseweg nagenoeg onbebouwd. Beide bebouwingslinten hebben uitsluitend een woonfunctie. Het betreft met name vrijstaande en halfvrijstaande woningen op grote kavels met beperkte variatie in vorm en perceelsbreedte. |
Emmalaan- Julianalaan | De Emmalaan is een nagenoeg enkelzijdig bebouwingslint dat onderdeel uitmaakt van de bebouwde kom. Ten behoeve van de verkeersveiligheid is eenrichtingsverkeer ingesteld. De Emmalaan staat in rechtstreekse verbinding met de Molendijk en indirect met de Dwarsdijk die uitsluitend voor fietsers en voetgangers toegankelijk is en het buitengebied ten zuiden van de bebouwde kom tussen de Hoofdstraat en Vaartweg in twee delen splitst. Aan de Emmalaan wordt uitsluitend gewoond. Met de Molendijk vormt de Julianalaan de verbinding tussen de Hoofdstraat-Wielstraat en de Vaartweg-Waspikse weg, de belangrijkste toegangswegen tot de kern 's Gravenmoer. De Julianalaan is een tweezijdig bebouwingslint waaraan vrijwel uitsluitend wordt gewoond. Het betreft voornamelijk vrijstaande woonbebouwing op ruime percelen. |
Molendijk- Havenkade | De Molendijk en de Havenkade zijn woonstraten in de bebouwde kom van 's Gravenmoer. De Molendijk vormt evenals de Julianalaan een schakel in de verbinding tussen de Hoofdstraat-Wielstraat en de Vaartweg-Waspikse weg. Deze woonstraten hebben duidelijk een ander karakter dan de woonstraten Emmalaan en Julianalaan. Aan de Molendijk zijn enkele bedrijven, commerciële en maatschappelijke voorzieningen gevestigd. Aan de Molendijk bevinden zich enkele cultuurhistorisch waardevolle panden. De zichtbare kenmerken van de oude turfhaven en het Oude Vaartje, zijn eveneens van cultuurhistorisch belang. |
Sportpark | |
Sportpark 't Wiel | Dit deelgebied is voor een belangrijk gedeelte in recreatief gebruik. In het gebied is grofweg een zonering aanwezig van intensief naar extensief, van zuidoost naar noordwest, zowel naar inrichting als naar gebruik. De sportzaal, de kleedruimte voor de tennisvereniging en de tennisvelden worden gekenmerkt door de meest intensieve inrichting en gebruik, gevolgd door de kleedruimte van de voetbalvereniging en de voetbalvelden. De inrichting van het sportpark in de richting van de Donge (trainingsveld) is extensief. |
Landelijk gebied | |
Algemeen | Dit deelgebied wordt gekenmerkt door een overwegend agrarisch grondgebruik met een kleinschalig open graslandkarakter. Het oude ontginningspatroon is nog goed herkenbaar (slagenverkaveling) en leidt, in combinatie met de bebouwingslinten, de oude dijken en de beplantingsstructuur, tot een hoge waardering in cultuurhistorisch en landschappelijk opzicht. De combinatie van deze oorspronkelijke elementen die de typerende ontginningsgeschiedenis van de omgeving van 's Gravenmoer illustreren is van grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde. De oude dijken (langs de Donge, de Dwarsdijk, Brouwersdijk en de Lage Dijk) zijn daarin naast de bebouwingslinten zeer kenmerkend, door de begeleidende beplanting en de onverharde paden. |
Landelijk gebied Donge-Hoofd- straat | Het gebied tussen de Donge/Kerkdijk en de Hoofdstraat is, afgezien van de bebouwing aan de Wilhelminalaan nagenoeg onbebouwd. Het gebied heeft in hoofdzaak een agrarische functie. De verkavelingsstructuur (gekoppeld aan de bebouwingsstructuur) is van cultuurhistorische betekenis en als zodanig waardevol. De Wilhelminalaan doorkruist het deelgebied en verdeelt het in twee delen. Het gebied ten noorden van de Wilhelminalaan heeft door de begrenzing die wordt gevormd door het woongebied Kerkwijk, de Donge/Kerkdijk, de Wilhelminalaan en de Hoofdstraat een besloten karakter. Het gebied ten zuiden van de Wilhelminalaan is kleinschalig en wordt begrensd door de Wilhelminalaan, Hoofdstraat, Brouwersdijk en de Donge. In het gebied is sprake van verschillende vormen van grondgebruik zoals grasland en fruitteelt. De huiskavels van de agrarische bedrijven zijn gelegen in het bebouwingslint van de Hoofdstraat. De Donge, evenals de in het plangebied gelegen dijken en de waterlopen langs de dijken (boezemsloten) zijn landschappelijk en ecologisch waardevol. |
Landelijk gebied Hoofdstraat- Vaartweg | Het relatief open gebied tussen de Hoofdstraat en de Vaartweg, ten zuiden van de Julianalaan en Emmalaan, heeft in hoofdzaak een agrarische functie. In het deelgebied is sprake van verschillende vormen van grondgebruik zoals grasland, kassen en boomgaarden. Het gebied is grotendeels ingeklemd door bebouwing. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de Emmalaan en de Julianalaan, aan de oostzijde door de Vaartweg en aan de westzijde door de Hoofdstraat. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan de Hoge Dijk en Lage Dijk en het agrarisch gebied ten zuiden daarvan. Het gebied wordt door de Dwarsdijk en de bijbehorende beplanting in twee compartimenten verdeeld. Het gebied heeft daardoor een relatief besloten karakter. De vorm (splitsing door de Dwarsdijk) en omvang van het gebied alsmede de geïsoleerde ligging ten opzichte van het noordelijk gelegen buitengebied beperken de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden. De aan de Vaartweg gelegen glastuinbouwbedrijven zijn sterk bepalend voor het karakter van het gebied ten oosten van de Dwarsdijk. Het fietspad op de Dwarsdijk is van recreatieve betekenis. De verkavelingsstructuur (gekoppeld aan de bebouwingsstructuur) is cultuurhistorisch waardevol. De Hoge Dijk en Lage Dijk en de Dwarsdijk hebben een landschappelijke en ecologische waarde. Dit deelgebied behoort tot het gebied dat in de Provinciale Verordening ruimte is aangeduid als Verwevingsgebied. Voor een dergelijk gebied is sprake van een menging van functies. Er gelden beperkingen voor de uitoefening van agrarische bedrijven. Binnen het gebied zijn geen intensieve veehouderijen aanwezig. |
Landelijk gebied Vaartweg- gemeentegrens | De gronden ten oosten van de Vaartweg-Waspikse weg worden door de aanwezige waterloop op de grens met de gemeente Waalwijk begrensd en beperkt tot een smalle strook agrarisch gebied. Hierdoor is sprake van een zekere geïsoleerde ligging ten opzichte van het overige buitengebied hetgeen beperkingen oplegt aan de agrarische gebruiksmogelijkheden mede gelet op de nabijheid van woonbebouwing. De gronden gelegen binnen het gebied zijn met name in gebruik door agrarische bedrijven gelegen in het bebouwingslint Vaartweg-Waspikse weg. In het gebied is met name sprake van grondgebruik in de vorm van grasland. Binnen het gebied zijn geen intensieve veehouderijen aanwezig. |
Landelijk gebied ten noorden van sportpark 't Wiel | De zone direct ten noorden van de kern (ten zuiden van de Slapende Dijk) heeft een geheel eigen karakter. Het gebied wordt gekenmerkt door een kleinschalig landschap, smalle kavels met kavelgrensbeplanting en een afwisselend bodemgebruik. Het betreft een waardevol restant van het slagenlandschap. De gronden zijn cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol door de opstrekkende verkaveling en de kavelgrensbeplanting. Het gebied is in hoofdzaak in gebruik als grasland. Dit deelgebied behoort tot het gebied dat in de Provinciale Verordening ruimte is aangeduid als groenblauwe mantel (zie paragraaf 2.2). Voor de groenblauwe mantel wordt ingezet op behoud en herstel van watersystemen en ambities op het vlak van ecologie. Er gelden beperkingen voor de uitoefening van agrarische bedrijven. Binnen het gebied zijn geen intensieve veehouderijen aanwezig. |
Ruimtelijke ontwikkelingen blijven de komende jaren naar verwachting vooral beperkt tot vervangende woningbouw en aanpassingen (uitbreiding, beëindiging) van maatschappelijke functies en bedrijven. Op beheersniveau zullen ontwikkelingen aan de orde zijn, gericht op het inspelen op actuele eisen en wensen met betrekking tot de woonomgeving (onder andere groen- en verkeersstructuur) en de woningvoorraad (bouw- en woontechnische aanpassingen).
2.2 Beleidsuitgangspunten Bestemmingsplan
Nationaal beleid: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap en agenda Vitaal, Platteland. Met de Structuurvisie zet het rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen zijn:
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
- Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast externe veiligheidsrisico's.
- Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals de Waterwet en de toekomstige Omgevingswet.
Relevantie voor plangebied
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat direct van belang is voor het voorliggende bestemmingsplan. Met onderhavig conserverend plan zijn de relevante nationale belangen geborgd.
Provinciaal beleid: Provinciale Verordening ruimte
Groenblauwe mantel
De gronden ten noorden van het sportpark zijn aangewezen als groenblauwe mantel en de rivier de Donge als zoekgebied voor ecologische verbindingszone.
Het beleid in de groenblauwe structuur is gericht op behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in en buiten natuurgebieden. Daarnaast is de ontwikkeling van een natuurlijk en robuust watersysteem van belang. Dit kan door ontwikkelingsmogelijkheden voor functies te bieden die daaraan bijdragen. De groenblauwe structuur bestaat uit drie perspectieven:
- 1. het kerngebied groenblauw;
- 2. de groenblauwe mantel;
- 3. de gebieden voor waterberging.
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen enerzijds het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld met gebieden om de kernen te versterken en te verbinden.
De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit grondgebonden agrarisch gebied, met belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en (niet-bezoekersintensieve) recreatie. Door in de groenblauwe mantel in te zetten op het behoud en ontwikkeling van natuur en water(beheer) wordt bijgedragen aan de bescherming van de waarden in het aanliggende kerngebied groenblauw. De groenblauwe mantel ondersteunt dus het beleid van het kerngebied groenblauw, maar heeft ook eigenstandige betekenis voor water, biodiversiteit en landschap.
Verwevingsgebied
Het agrarisch gebied tussen en achter de linten Hoofdstraat en Vaartweg is aangewezen als verwevingsgebied.
In de verwevingsgebieden is sprake van een menging van functies van onder meer landbouw, wonen en natuur. In deze gebieden is vanuit reconstructiedoelstellingen nieuwvestiging van intensieve veehouderijen niet wenselijk maar moet hervestiging en uitbreiding wel mogelijk zijn op die plaatsen waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daartegen niet verzetten.
Gemeentelijk beleid
Op basis van voornoemde constateringen en de ambities die in de gemeentelijke Structuurvisie Dongen 2020 (vastgesteld 10 december 2009) zijn aangegeven, gelden voor de ruimtelijke-functionele ontwikkeling van het plangebied de volgende beleidsdoelstellingen:
- consolideren;
- behoud en versterking woonfunctie;
- versterking beplantings- en verkavelingspatroon;
- versterken karakter bebouwingslinten - kwaliteit 1;
- behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- behoud van de ruimtelijke kwaliteit.
Deze doelstellingen worden als volgt ingevuld.
- Consolideren. Voor de in het plangebied aanwezige ruimtelijk-functionele situatie betekent dat het bestemmingsplan in belangrijke mate is gericht op het vastleggen van bestaande functies en waarden (voor zover relevant). Tevens is het bestemmingsplan afgestemd op de reeds toegestane planologische ontwikkelingsmogelijkheden van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding). Deze ontwikkelingsmogelijkheden blijven beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen. Daarnaast is het ruimtelijk-stedenbouwkundig en uit oogpunt van rechtszekerheid van belang om bepaalde woningtypologieën vast te leggen.
- Behoud en versterking woonfunctie. Behoud en versterking van de woonfunctie en de ruimtelijke kwaliteit in het algemeen is gewenst. Dat vergt een actief beleid om de kwaliteit van de woonomgeving op peil te houden. Hieraan wordt invulling gegeven door actief beheer en onderhoud, zoals beschreven in het 'Dorpsplan 2010-2013'. De kwaliteit van de woongebieden dient te voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld. Daarnaast wordt/worden in verband hiermee:
- 1. de in het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp uit 2003 opgenomen woningbouwmogelijkheid op een perceel ten oosten van de Lange Veertel en ten zuiden van 't Bieslant en de nog niet benutte woningbouwmogelijkheden op het voormalige Cebeco-terrein gecontinueerd (zie paragraaf 2.1);
- 2. planologische medewerking verleend aan de bouw van één nieuwe burgerwoning op het perceel Hoofdstraat 72 in ruil voor het saneren van de voormalige agrarische bedrijfsopstallen .
- Versterking beplantings- en verkavelingspatroon. Naast behoud wordt ook de versterking van het beplantings- en verkavelingspatroon nagestreefd van de agrarische gronden ten noorden van het sportpark 't Wiel (groenblauwe mantel; zie paragraaf 2.1). Op basis van vrijwilligheid en zonder dat hierdoor planologische schaduwwerking ontstaat, wordt de aanleg van nieuwe landschapselementen en eventuele aanpassing van het verkavelingspatroon nagestreefd.
- Versterken karakter bebouwingslinten - kwaliteit 1. De Hoofdstraat en de Vaartweg hebben een zeer hoge waardering (kwaliteit 1) gekregen met betrekking tot cultuurhistorische waarden. De karakteristiek van de bebouwing aan deze linten dient bewaard te blijven en te worden versterkt.
- Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Activiteiten die een onevenredige hinder voor het woonmilieu en onevenredige afbreuk van het woonkarakter van de kern veroorzaken zijn niet toegestaan. Voor zover niet-woonfuncties niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, zijn deze voor een aantrekkelijk en levendig woon- en verblijfsklimaat wel gewenst. Gedacht kan onder meer worden aan traditionele vrije beroepen (arts, notaris, advocaat) en andere bedrijfsmatige activiteiten (kapsalons, pedicures, makelaars, kinderopvang). Deze functies komen vaak in combinatie met de woonfunctie voor. Bij de beoordeling van deze functies is onder meer van belang of de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit, de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft en er geen onevenredige nadelige invloed op de verkeersafwikkeling en parkeerbalans ontstaat.
- Behoud van de ruimtelijke kwaliteit.
Het beleid is gericht op het voorkomen van leegstand en verkrotting en eventueel sanering van verouderde woon- en bedrijfsbebouwing.
Vrijkomende locaties kunnen benut worden voor woningbouw. In voorkomend geval zal hiervoor een afzonderlijke procedure worden gevoerd. Ook omzetting naar kantoorfuncties is denkbaar indien en voor zover sprake is van voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
Gestreefd wordt naar het behoud van beeldkwaliteit en van structurele groengebieden, waaronder de ecologische zone langs de Donge als ecologische verbindingszone. Voor zover de beeldkwaliteit ruimtelijk-stedenbouwkundig van belang is, wordt dit in het voorliggend bestemmingsplan geregeld (bevestigd).
2.3 Toelichting Op Het Inbreidingsplan 'Hoofdstraat 72'
Het perceel Hoofdstraat 72 heeft in het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp uit 2003 de bestemming Agrarische doeleinden met de subbestemming cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Op het perceel staat een monumentale woonboerderij die georiënteerd is op de Hoofdstraat. Aan de achterzijde van het perceel zijn diverse agrarische opstallen gesitueerd. Er is nu een initiatief om de woonboerderij te transformeren naar een burgerwoning, de huidige agrarische opstallen te slopen en op het perceel, ten noorden van de woonboerderij, één extra woning te realiseren. De beoogde ontwikkeling is meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Om dat te kunnen, is een goede ruimtelijke onderbouwing (RO) opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke situatie aangezien het agrarisch bedrijf wordt gesaneerd en alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt Daarmee verbetert ook de milieuhygiënische situatie voor de aangrenzende woningen. Daarnaast zijn er geen planologische en milieubelemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
Figuur 2.2. Beoogde situatie Hoofdstraat 72
2.4 Toelichting Uitbreiding Begraafplaats
Het dorp ´s Gravenmoer beschikt over een algemene begraafplaats. Deze begraafplaats ligt aan zuidoostzijde van de kern, achter de woningen aan de Julianalaan en heeft naar verwachting nog tot omstreeks 2014 voldoende grafcapaciteit. Om ook daarna te kunnen blijven voldoen aan de behoefte is uitbreiding van het aantal grafplaatsen urgent. Gekozen is voor een uitbreiding van de bestaande begraafplaats in oostelijke richting, ten zuiden van de woningen Julianalaan 10 tot en met 18. Het aansluiten op de bestaande begraafplaats ligt namelijk voor de hand omdat hiermee van de bestaande faciliteiten gebruik kan worden gemaakt. Een andere locatie heeft grotere consequenties voor de omgeving en is bovendien niet op korte termijn te realiseren.
De beoogde ontwikkeling past niet in het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp uit 2003 aangezien de gronden daarin zijn bestemd voor Agrarische doeleinden met de subbestemming cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is ervoor gekozen de ontwikkeling mee te nemen in voorliggend bestemmingsplan. Hiervoor is een goede ruimtelijke onderbouwing (RO) opgesteld die is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. Daaruit blijkt dat de beoogde uitbreiding ruimtelijk en landschappelijk aanvaardbaar is en dat er geen planologische- en milieubelemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling. Ook de financiële uitvoerbaarheid is gewaarborgd.
2.5 Toelichting Op Het Inbreidingsplan 'Emmalaan'
Aan de zuidzijde van de kern 's Gravenmoer aan de Emmalaan ligt een onbebouwd perceel. Er is een plan ingediend om woningen op het perceel te realiseren. Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp uit 2003 de bestemming Tuin. De beoogde ontwikkeling op het perceel voorziet in de realisatie van 3 grondgebonden vrijstaande woningen. Het perceel wordt hierbij in drie kavels verdeeld. De woningen worden gebouwd in de rooilijn van de naastgelegen woningen aan de Emmalaan 10-14. Met de bouw van de woningen wordt de bestaande bebouwingsstructuur van de Emmalaan versterkt en voorgezet.
De beoogde ontwikkeling is meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Om dat te kunnen, is een goede ruimtelijke onderbouwing (RO) opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat door de woningbouw een kwalitatieve verbetering plaatsvindt van de ruimtelijke situatie aan de Emmalaan. De beoogde woningen zorgen voor een stedenbouwkundige afronding van het enkelzijdige bebouwingslint aan de Emmalaan. Daarnaast zijn er geen planologische en milieubelemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. Ook de financiële uitvoerbaarheid is gewaarborgd.
Hoofdstuk 3 Milieu- En Andere Aspecten
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende (milieu)toetsen die voor dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd.
Voor de toetsing van het woningbouwplan aan de Hoofdstraat 72 (zie paragraaf 2.3) wordt verwezen naar bijlage 1.
Voor de toetsing van het uitbreidingsplan voor de begraafplaats (zie paragraaf 2.4) wordt verwezen naar bijlage 2.
Voor de toetsing van het woningbouwplan aan de Emmalaan (zie paragraaf 2.5) wordt verwezen naar bijlage 6.
3.1 Milieuhinder
3.1.1 Inleiding
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in:
- bedrijven (paragraaf 3.1.2 Milieuhinder bedrijven);
- horeca (paragraaf 3.1.3 Milieuhinder horeca);
- sportpark (paragraaf 3.1.4 Milieuhinder sportvoorzieningen).
3.1.2 Milieuhinder bedrijven
Beleid en normstelling
Milieuzonering
Ter beperking van milieuhinder voor de omgeving worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Dit gebeurt aan de hand van een milieuzonering. Deze milieuzonering geeft aan:
- welke activiteiten voor de huidige en toekomstige bedrijven mogelijk zijn;
- welke bedrijven in de toekomst binnen het plangebied uit milieuoogpunt toelaatbaar zijn, indien bestaande bedrijvigheid verdwijnt.
Het is algemeen gebruik om te zoneren op basis van richtafstanden voor de verschillende milieuaspecten (geluid, geur, stof, risico). Deze richtafstanden kunnen worden ontleend aan de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 2009.
Basisreferentie rustige woonwijk
Het uitgangspunt bij de bepalingen van de afstanden volgens de VNG systematiek is dat het gaat om woningen gelegen in het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een basisreferentietype woonwijk, zonder functiemenging en met weinig verkeer.
Niet elke omgeving is te typeren als rustige woonwijk. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feitelijke omgeving (plangebied en omgeving) nodig is.
Indien de omgeving in de specifieke situatie dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. In het bestemmingsplan wordt dit onderbouwd. Beoordeeld wordt van welke omgeving sprake is en voor welke milieuaspecten die correctie aanvaardbaar wordt geacht.
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Gelet op het karakter van het plangebied, een historische woonkern met traditionele functiemenging is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" (SvB) (Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", oktober 2010). Voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 4. Deze staat is afgestemd op de genoemde VNG-publicatie (De in dit bestemmingsplan gehanteerde SvB 'functiemenging' is niet exact gelijk aan de SvB functiemenging uit de VNG-publicatie. Voor een nadere uitleg hierover wordt verwezen naar bijlage 4) en gekoppeld aan de planregels van het bestemmingsplan. Het is daarmee een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend.
Uitgangspunten
- Randvoorwaarde is dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt.
- Voor de bedrijven in het plangebied, die voornamelijk te midden van woningen zijn gevestigd, wordt de bestaande situatie bevestigd.
De in het plangebied gevestigde bedrijven zijn met name geconcentreerd in de oude bebouwingslinten, buiten de woonkern, en op de kruising van de Hoofdstraat-Wielstraat en Molendijk. Hier is sprake van een historisch gegroeide situatie van functiemenging. Op de bedrijfspercelen kunnen bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B2 worden toegestaan.
Toetsing / beoordeling
Aanbod en situering
Bedrijvigheid
In het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. De bedrijven zijn voor het merendeel lokaal van karakter. Daarnaast zijn buiten het plangebied, ook enkele bedrijven gevestigd. Deze bedrijven zijn in deze paragraaf niet beschouwd, aangezien het een bestaande situatie betreft, die door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet zal wijzigen.
Inschaling van bedrijven
Niet-agrarische bedrijven
De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de SvB 'functiemenging'. Hieruit blijkt dat niet alle bedrijven voldoen aan de regel dat maximaal bedrijven uit categorie B2 zijn toegestaan. Een transportbedrijf aan de Hoofdstraat 24 is ingeschaald in categorie C. Dit bedrijf is echter reeds lange tijd in het plangebied gevestigd, er zijn geen problemen bekend. Voor dit bedrijf worden dan ook de bestaande planologische rechten gerespecteerd via een maatwerkbestemming. Daarnaast is de gemeentewerf ingeschaald als categorie C. Op de gemeentewerf vinden echter slechts beperkte hinderveroorzakende activiteiten plaats. Aan de Vaartweg 45 is verder nog een categorie C bedrijf gevestigd. Het gaat hierbij om een hoveniersbedrijf/tuincentrum. Ook het garagebedrijf/benzineverkooppunt aan de Molendijk 1A is een categorie C bedrijf. Zowel de gemeentewerf, het hoveniersbedrijf/tuincentrum en het garagebedrijf zijn voorzien van een maatwerkbestemming.
Nieuwvestiging van bedrijven is buiten de opgenomen bedrijfsbestemmingen en de bestemming gemengd (voor zover wordt voldaan aan de toelaatbaarheid) in het plangebied niet mogelijk.
Voor zover bedrijven niet aan milieuwetgeving kunnen voldoen, is verplaatsing gewenst naar een bedrijventerrein (bijvoorbeeld Tichelrijt) waar ook op langere termijn kan worden voldaan aan de (veranderende) milieuwetgeving en waar ook voldoende ruimte kan worden geboden voor een gezonde bedrijfsontwikkeling. Op dit moment zijn dergelijke bedrijven niet bekend.
Agrarische en overige bedrijvigheid
In het plangebied zijn agrarische bedrijven aanwezig (glastuinbouw, fruitteelt en veehouderij) aan de Vaartweg, Waspikseweg en de Hoofdstraat-Wielstraat. Het gaat om glastuinbouwbedrijven, kwekerijen (fruit, potplanten en bloemen) en een aantal veehouderijen. De bedrijven liggen ingeklemd tussen de (woon)bebouwing en hebben in het algemeen slechts beperkte ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden.
Ook bevinden zich binnen het plangebied diverse (maatschappelijke) voorzieningen. Voorliggend plan voorziet niet in ontwikkelingen, de huidige situatie zal door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet wijzigen.
Klachten over bedrijven
Bij de gemeente zijn geen structurele klachten van omwonenden over de aanwezige bedrijven bekend.
Conclusie
Met betrekking tot de huidige situatie ten aanzien van bedrijven in het plangebied zijn er geen belemmeringen aanwezig.
3.1.3 Milieuhinder horeca-bedrijven
Beleid en normstelling
Staat van Horeca-activiteiten
Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten (SvH) beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de SvB wordt bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de SvH drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca. Voor een uitgebreide toelichting op de SvH wordt verwezen naar bijlage 5.
Inschaling en toelaatbaarheid
Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden.
Dit betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvH geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. In bepaalde gevallen kan onder voorwaarden worden meegewerkt aan de vestiging van een zwaardere categorie. Dit is het geval als het bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de SvH is verondersteld.
Toetsing / beoordeling
Aanbod en situering
Binnen het plangebied zijn drie horecabedrijven gevestigd. Het gaat om twee restaurants aan de Hoofdstraat en een café/cafetaria aan de Molendijk.
Inschaling van horecabedrijven
De horecabedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de SvH. Uit de inschaling in bijlage 3 blijkt dat beide restaurants passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Het café (een snackbar maakt ook onderdeel uit van de inrichting) aan de Molendijk 24 past daar niet in.
In het plangebied zijn de horecabedrijven overeenkomstig het huidige gebruik bestemd en ingedeeld in de daarmee corresponderende horeca-categorie. Dit is ook mogelijk omdat de (eventuele) milieuhinder voor de omgeving kan worden beperkt met milieuwetgeving en met handhaving van de openbare orde. Nieuwe horeca-activiteiten worden in dit plan niet mogelijk gemaakt.
Klachten over horecabedrijven
Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden over de aanwezige horecabedrijven bekend.
Conclusie
Met betrekking tot de huidige situatie ten aanzien van horecafuncties in het plangebied zijn er geen belemmeringen aanwezig.
3.1.4 Milieuhinder sportvoorzieningen
Beleid en normstelling
Voor het sportpark 't Wiel aan de Wielstraat 29A, aan de noordwestzijde van de kern, is het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (het 'Activiteitenbesluit') van kracht. Belangrijke milieuaspecten zijn geluid, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder afkomstig van lichtmasten.
Voor nieuwe situaties dient op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) tussen sportvoorzieningen (met verlichting) en nieuwe milieugevoelige functies (waaronder wonen) een richtafstand van circa 50 meter te worden aangehouden. Voor eventuele gemengde gebieden kan mogelijk een kleinere afstand worden aangehouden.
Toetsing / beoordeling
Het sportpark bestaat uit een sport-/gymzaal en speel- en trainingsvelden en kleedruimtes voor respectievelijk de voetbal en de tennisvereniging. De verkeersontsluiting van het park en de daarbij behorende parkeervoorzieningen vindt plaats vanaf de Wielstraat, die in verbinding staat met de Hoofdstraat. Het sportpark is voorzien van verlichting. De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich aan de Stevenshof en de Dokter Koekkoeklaan. Tussen de woningen en de sportvelden is een groenstrook aanwezig. Aan de richtafstand van 50 meter wordt niet voldaan. De VNG-publicatie is voor het bestemmingsplan niet relevant, aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Conclusie
Een aantal woningen ligt op redelijk korte afstand van de sportvelden. De gemeente acht deze situatie aanvaardbaar omdat het gaat om een bestaande situatie die afdoende wordt geregeld met milieuwetgeving.
3.2 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed.
- Bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
Toetsing / beoordeling
In het plangebied en omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig (bron: www.risicokaart.nl). In het plangebied is geen transportroute gevaarlijke stoffen ingesteld.
Voor het plangebied is alleen de aanwezige veiligheidzone relevant ten gevolge van drie leidingen voor het vervoer van brandbare vloeistoffen. Deze zone ligt ten westen van de Wilhelminalaan. De leidingen lopen niet in het plangebied maar de veiligheidszone hiervan wel. Ter plaatse zijn op grond van de bestemming geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk. Het invloedsgebied van deze leidingen ligt op circa 200 meter vanaf de leidingen, over het plangebied. Gelet op het consoliderend karakter van het bestemmingsplan vormt het invloedsgebied geen belemmering, er is geen sprake van een toename van het groepsrisico.
Volgens de risicokaart is aan de Ravenbosweg een risicovol bedrijf met een propaantank aanwezig. Deze vormt echter geen probleem voor het plangebied.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.
3.3 Leidingen En Hoogspanningsverbindingen
Beleid en normstelling
Leidingen
Voor hoofdtransportleidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour en hoogspanningsverbindingen, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen worden aangemerkt (buis)leidingen en verbindingen voor het transport van:
- elektriciteit met een hoogspanningspanning van 50 kV en hoger;
- brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
- brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger;
- buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.
Toetsing / beoordeling
Afgaande op de hiervoor genoemde criteria bevinden zich in het plangebied geen solitaire planologisch relevante hoofdtransportleidingen of hoogspanningsverbindingen. Direct ten zuiden van het plangebied zijn wel planologisch relevante leidingen aanwezig, waarvan de veiligheidszone in het plangebied ligt. Dit is behandeld in paragraaf 3.2 Externe veiligheid.
Conclusie
Het aspect leidingen en hoogspanningsverbindingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
3.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Beleid en normstelling
Cultuurhistorie
De "Cultuurhistorische waardenkaart" (vastgesteld 26 september 2006, aangevuld 1 februari 2011) van de provincie Noord Brabant vormt het toetsingskader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid. Op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).
Archeologie
Met de ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht er op toe te zien dat met archeologische vindplaatsen rekening wordt gehouden bij ruimtelijke ordening, milieueffectrapportage, bouwactiviteiten en andere ingrepen in een gebied.
Het verdrag heeft inmiddels zijn weerslag verkregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, die op 1 september 2007 in werking is getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt in het archeologisch beleid is dat ingrepen die tot de aantasting van de verwachte archeologische resten leiden, zoveel mogelijk worden vermeden. Het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) gaat voor op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling, dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m2; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen.
Om ervoor te zorgen dat het archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, zijn de volgende instrumenten beschikbaar.
- de Archeologische Monumenten Kaart (AMK),
- de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW),
- het Nationaal Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS).
Op de AMK staat informatie van bekende en vastgestelde archeologische waarden, waaronder archeologische monumenten. Het betreft onder andere historische stads- en dorpskernen en clusters oude bebouwing. Deze zijn aangeduid als gebieden van hoge archeologische waarden. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn.
De IKAW gaat uit van een verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten. In ARCHIS zijn alle bekende archeologische waarden opgenomen waaronder gegevens over bekende vindplaatsen. Deze instrumenten vormen de ruggengraat van het inhoudelijk archeologisch beleid met behulp waarvan het beleid getoetst en ontwikkeld kan worden.
Erfgoedverordening van de gemeente Dongen 2010
Deze verordening is op 30 september 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn uitzonderingen mogelijk, zoals voor een verstoring in een gebied:
- met een lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50.000 m2;
- met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2 (hiermee wordt aangesloten op de oppervlaktemaat uit de Monumentenwet 1988);
- waarvoor in het bestemmingsplan reeds bepalingen zijn opgenomen voor archeologische monumentenzorg.
Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Dongen 2011
De archeologische beleidsadvieskaart is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 februari 2011 en moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. In figuur 3.1 is een fragment van deze kaart opgenomen. De lichtgele gebieden zijn gebieden met een lage verwachtingswaarde en de gebieden met lichtoranje kleur zijn gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. Voor de gebieden met een lichtoranje kleur is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Archeologisch onderzoek is nodig bij gebieden groter dan 100 m2 en bij een diepte van meer dan 50 cm.
Figuur 3.1. Fragment archeologische beleidskaart
Toetsing / beoordeling
Cultuurhistorie
Voor het plangebied zijn de volgende aanduidingen uit de CHW van belang:
Historische bouwkunst
Op de CHW zijn de rijksmonumenten en de cultuurhistorisch waardevolle panden uit een provinciale inventarisatie (MIP-panden) weergegeven. In het plangebied zijn verscheidene panden aangemerkt als rijksmonument en MIP-panden. De waardevolle bouwwerken zijn voornamelijk gevestigd aan de bebouwingslinten Hoofdstraat en de Vaartweg. Historische bouwwerken zijn beschermd in de Monumentenwet.
Historische Stedenbouw
Binnen het plangebied hebben de historische, herkenbare ruimtelijke structuren van de Hoofdstraat, Molendijk, Julianalaan Vaartweg geleid tot aanwijzing van deze straten als historische stedenbouw met zeer hoge waarden. In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze straten en aanliggende bebouwing overeenkomstig de huidige situatie bestemd.
Historische Geografie
Met de historische geografie wordt bedoeld de ruimtelijke neerslag van de aanpassingen die de mens in de loop der eeuwen heeft gedaan aan de natuurlijke omgeving. Het betreft zowel lijnelementen (zoals wegen en waterlopen) als grotere vlakelementen. In het plangebied zijn de Waspikse weg/Vaartweg, het kanaal naar het Oude Vaartje en de Hoge Dijk aangeduid als elementen met hoge waarden (lijn-elementen). Daarnaast is ook vrijwel het gehele plangebied inclusief de linten (met uitzondering van de kern) aangeduid als een gebied met hoge waarden (vlak-elementen).
Deze elementen wordt in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.
Historisch groen
Met de historische groenelementen en structuren zijn veelal door ingrepen van de mens ontstaan. Het betreft zowel groenstructuren (vlakken) en monumentale bomen (punten).
In het plangebied zijn de Vaartweg, Hoofdstraat, de oever langs de Donge en het landelijk gebied ten noorden van sportpark 't Wiel aangewezen als historisch groen (vlak-elementen). Deze elementen worden in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.
Historische zichtrelaties
De cultuurhistorische waarde van elementen kan mede bepaald worden door hun onderlinge visuele relatie of de visuele relatie met de omgeving. Het agrarische gebied tussen de Donge, Hoofdstraat en Vaartweg is aangeduid als gebied met een visuele relatie.
Deze elementen wordt in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd.
Archeologie
In het plangebied komen geen (beschermde) archeologische monumenten voor. Op de CHW, IKAW en de archeologische beleidsadvieskaart heeft het grootste deel van het plangebied een lage verwachtingswaarde. De westzijde van het plangebied, het gebied gelegen tussen de Donge, de Kerkwijk, de Hoofdstraat en de Hoge Dijk en een zone aan weerszijden van de Julianalaan en de Vaartweg hebben een hoge tot middelhoge verwachtingswaarde.
Conclusie
De cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied worden in het voorliggende bestemmingsplan gerespecteerd. Een specifieke regeling is niet nodig. De bescherming van de rijksmonumenten is geregeld in de 'Monumentenwet 1988' en die van het gemeentelijke monumenten is geregeld in de 'Erfgoedverordening van de Gemeente Dongen 2010'.
Een deel van het plangebied heeft een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen in dit gebied die dieper gaan dan 0,5 meter en een oppervlakte beslaan van 100 m2 of meer is archeologisch onderzoek nodig. Dit is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd.
Voor de wijze waarop met de ontwikkeling aan de Hoofdstraat 72 wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar bijlage 1.
Voor de wijze waarop met de uitbreiding van de begraafplaats aan de Julianalaan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar bijlage 2.
Voor de wijze waarop met de ontwikkeling Emmalaan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar bijlage 6.
3.5 Bodem
Beleid en normstelling
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in het bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect bodemkwaliteit. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Hiermee wordt aangesloten op het provinciaal beleid.
In de Wet bodembescherming is voorts bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Het gemeentelijk beleid inzake bodemkwaliteit is gericht op het handhaven en herstellen van de multifunctionaliteit van de bodem. Dat wil zeggen dat de bodem geschikt dient te zijn voor alle doeleinden. Nieuwe bestemmingen dienen in beginsel op schone grond te worden gerealiseerd. Van dit uitgangspunt kan in bijzondere gevallen worden afgeweken.
Toetsing / beoordeling
Binnen het plangebied wordt op één locatie, ten oosten van de Lange Veertel, een functieverandering/herinrichting voorgestaan via een wijzigingsbevoegdheid (artikel 26.2.1). Voor deze locatie zijn nog geen gegevens over de bodemkwaliteit beschikbaar/bekend. Als voorwaarde voor de gewenste functieverandering is in de wijzigingsregels opgenomen dat de bouw van woningen milieuhygiënisch aanvaardbaar is. Hieronder wordt ook verstaan dat (uit bodemonderzoek moet blijken dat) de bodemkwaliteit geschikt is voor de bouw van woningen.
Voor de wijze waarop met de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling aan de Hoofdstraat 72 wordt omgegaan met het aspect bodem wordt verwezen naar bijlage 1.
Voor de wijze waarop met de uitbreiding van de begraafplaats aan de Julianalaan wordt omgegaan met het aspect bodem wordt verwezen naar bijlage 2.
Voor de wijze waarop bij de ontwikkeling Emmalaan wordt omgegaan met het aspect bodem wordt verwezen naar bijlage 6.
Conclusie
Voor zover het bestemmingsplan consoliderend van karakter is, is het aspect bodem niet relevant. Dit is wel het geval bij functie- of bestemmingwijziging. Voor de woningbouwlocatie ten oosten van de Lange Veertel is een goede bodemkwaliteit een randvoorwaarde voor ontwikkeling/planwijzigingen. Uit de bodemonderzoeken die voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de Hoofdstraat 72 en de uitbreiding van de begraafplaats aan de Julianalaan zijn uitgevoerd blijkt dat het aspect bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
3.6 Water
Beleid en normstelling
Waterbeheer en watertoets
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan (waaronder een bestemmingsplan) overleg te plegen met de besturen van de betrokken waterbeheerder(s). In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient een waterparagraaf te worden opgenomen die een beschrijving bevat van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding. Deze waterparagraaf vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op het duurzame waterbeheer.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met deze instantie over deze waterparagraaf. Het ontwerpbestemmingsplan wordt namelijk gelijktijdig met de overlegprocedure voorgelegd aan het waterschap. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens behandeld en voor zover nodig verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).
Europa | Nationaal | Provinciaal |
Kaderrichtlijn Water (KRW) | Nationaal Waterplan (NW) | Provinciaal Waterplan |
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21) | Provinciale Structuurvisie | |
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) | Verordening Ruimte | |
Waterwet |
Deze nota's zijn sturend voor het beleid van het waterschap en de gemeente.
Waterschapsbeleid
Het waterschap werkt aan een beter watersysteem, voor mensen en voor flora en fauna. Het watersysteem moet robuuster worden: veiliger, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Deze thema's pakt het waterschap in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde oplevert voor het resultaat. In het waterbeheerplan (2010-2015) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen. Bij de keuze daarvan heeft het waterschap een afweging gemaakt tussen belangen van boeren, bedrijven, burgers, natuurbeheerders en andere partijen.
Het waterschap wil het beheergebied minder kwetsbaar maken voor wateroverlast, zoals afgesproken in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Speerpunten daarvoor blijven het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De Keur Waterschap Brabantse Delta (2009) maakt het mogelijk dat het waterschap haar taken als waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met regelgeving (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. In het algemeen geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer (HWA) op het oppervlaktewater, het graven van nieuwe watergangen, werkzaamheden binnen de keurzone van de waterkering etc.
Hiervan kan een vergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit toch te mogen uitvoeren.
Gemeentelijk beleid
In 2008 heeft de raad van de gemeente Dongen het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2008-2012 voor het gehele grondgebied vastgesteld. Voor de planperiode zijn voor voorliggend plan de volgende speerpunten relevant:
- 1. Reduceren wateroverlast. In deze planperiode ligt er een hoge prioriteit bij het uitvoeren van de maatregelen om de wateroverlast op te heffen. Voor de lange termijn wordt geanticipeerd op de mogelijke klimaatswijzigingen door het opstellen van een structuurvisie, waarin wordt aangegeven hoe om te gaan met extra veel regenwater in het stedelijk gebied. Het afkoppelen speelt hierin een belangrijke rol. Beheer en onderhoud riolering.
- 2. In 2008 wordt de beheerachterstand weggewerkt en gedurende de planperiode wordt meer inzicht verkregen in de kwaliteit en het functioneren van de riolering. De achterstand met betrekking tot de inspecties is in 2015 weggewerkt.
- 3. Verbeteren waterkwaliteit vijvers.
Er komt een baggerplan en een onderhoudsplan voor de vijvers en een analyse van de herkomst van de vervuiling. De vijvers worden gebaggerd. Verder wordt onderzocht of de doorstroming kan worden verbeterd in relatie tot het afkoppelen en een heldere voorlichting naar de omwonenden.
Toetsing / beoordeling
Huidige situatie
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Donge. De afwatering vindt plaats via het gemaal Keizersveer bij Raamsdonk op de Bergsche Maas.
's Gravenmoer ligt op de grens van de zuidelijk gelegen hogere zandgronden en de noordelijk gelegen lagere veengronden. Deze grens is in grote lijnen ook de grens van het intermediaire gebied (waar kwel en infiltratie elkaar afhankelijk van het seizoen en de klimatologische omstandigheden afwisselen) en het noordelijk gelegen kwelgebied. De kwel bestaat grotendeels uit regenwater dat op hoger gelegen zandgronden is geïnfiltreerd. Met name de kwel ten noorden 's Gravenmoer heeft een zeer hoge kwaliteit. De grondwaterstanden zijn in het gehele overgangsgebied van nature hoog.
De omgeving van 's Gravenmoer heeft een venige bodem. Om inklinking van het veen zoveel mogelijk te voorkomen worden relatief hoge (grond)waterstanden aangehouden.
In het westen wordt 's Gravenmoer begrensd door de Donge. Deze heeft de functie van multifunctionele beek (aan- en afvoer van water en kanowater). Daarnaast is de Donge van een ecologische verbindingszone.
In het oosten is de 's Gravenmoersche Vaart een belangrijke waterloop. Andere kenmerkende waterlopen zijn het Oude Vaartje, de waterlopen langs de Dwarsdijk en de waterloop aan de noordzijde van 's Gravenmoer. Het Kerkebos is met het daarin gelegen Wiel en enkele sloten relatief waterrijk.
Om (grond)wateroverlast in het bebouwd gebied van 's Gravenmoer te voorkomen, wordt de grondwaterstand in de kern aangepast aan de bebouwing. Hiertoe worden vaste waterpeilen gehandhaafd door middel van bemaling bij wateroverschot en waterinlaat bij watertekorten. Om voor de landbouw geschikte waterhuishoudkundige omstandigheden te realiseren is in het gebied rondom de kern van 's Gravenmoer een zeer fijn netwerk van af- en ontwateringsloten aanwezig.
In de woonbuurt Elzenweide is een inrichting aanwezig voor het water dat vrijkomt bij de grondwatersanering en -beheersing. De hoogte van de inrichting bedraagt maximaal 10 m + NAP, ofwel ten hoogste 6 meter ten opzichte van het maaiveld.
Toekomstige situatie
Toepassen duurzaam stedelijk waterbeheer bij ontwikkelingen
In het plangebied vinden geen grootschalige ontwikkelingen plaats, het bestemmingsplan is overwegend consoliderend. Het biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en – beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het waterschap, daar waar mogelijk toe te passen. Het aspect water bij de ruimtelijke ontwikkeling aan de Hoofdstraat 72 is toegelicht in bijlage 1. Het aspect water bij de uitbreiding van de begraafplaats is toegelicht in bijlage 2. Voor de wijze waarop bij de ontwikkeling Emmalaan wordt omgegaan met het aspect water wordt verwezen naar bijlage 6.
Concreet is het belangrijk om bij eventuele ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Ook dienen eventuele toenames in het verhard oppervlak gecompenseerd te worden door de aanleg van retentie. Daarnaast is het van belang dat er bouwbeperkingen gelden binnen de onderhoudsstroken langs categorie A oppervlaktewaterlichamen.
Bij ontwikkelingen waarbij de oppervlakteverharding toeneemt en er in de nieuwe situatie meer hemelwater geloosd gaat worden op het oppervlaktewater dient er advies gevraagd te worden aan de waterbeheerder (Waterschap Brabantse Delta). Bij een toename van de lozing van verhard oppervlak groter dan 2000 m2 dienen er compenserende maatregelen te worden genomen.
Verder dient afstromend hemelwater van schone oppervlakken te worden gescheiden van afvalwater en afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. Het afvoeren van afgekoppeld hemelwater naar het oppervlaktewater zal per riolering(deel)gebied nader bekeken worden om wateroverlast te voorkomen.'
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.
3.7 Ecologie
Beleid en normstelling
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de bescherming van ecologisch waardevolle gebieden in bestemmingsplannen zijn de (in 2005 gewijzigde) Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) en de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS) van belang. Eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen deze gebieden niet aantasten.
Soortbescherming
De Flora- en faunawet (FF-wet) bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Toetsing / beoordeling
Het aspect gebiedsbescherming is niet van belang. In het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn geen gebieden aanwezen of aangemeld die vallen onder de Nb-wet of de EHS.
Conclusie
Voor de wijze waarop met de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de Hoofdstraat 72 wordt omgegaan met het aspect ecologie wordt verwezen naar bijlage 1. Voor de wijze waarop met de uitbreiding van de begraafplaats aan de Julianalaan wordt omgegaan met het aspect ecologie wordt verwezen naar bijlage 2. Voor de wijze waarop bij de ontwikkeling Emmalaan wordt omgegaan met het aspect ecologie wordt verwezen naar bijlage 6.
Het aspect ecologie is voor het overige niet relevant voor voorliggend bestemmingsplan. Reguliere activiteiten zoals bouwen, slopen van bebouwing en kappen of rooien van beplanting dienen wel te worden getoetst aan de FF-wet. Deze zijn gekoppeld aan het omgevingsvergunningenstelsel uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en vallen buiten het kader van het bestemmingsplan.
3.8 Geluid En Wet Geluidhinder
Beleid en normstelling
Woningen en onderwijsgebouwen/ scholen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg of indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een bedrijventerrein. In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Wegen in het buitenstedelijk gebied met 1 of 2 rijstroken hebben een geluidszone van 250 meter. Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen.
Toetsing / beoordeling
In de gehele bebouwde kom van 's Gravenmoer geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Als gevolg daarvan zijn de wegen binnen de bebouwde kom gedezoneerd. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is volgens de Wgh niet verplicht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de akoestische situatie echter wel inzichtelijk te worden gemaakt. De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid maakt bouwen niet rechtstreeks mogelijk. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient het aspect wegverkeerlawaai inzichtelijk te worden gemaakt.
Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de Hoofdstraat 72 en de Emmalaan is akoestisch onderzoek verplicht en uitgevoerd. Voor de wijze waarop met het aspect geluidhinder wordt omgegaan en de resultaten van het onderzoek, wordt verwezen naar bijlage 1 en bijlage 6.
In het bestemmingsplan worden geen overige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij het aantal geluidsgevoelige functies kan uitbreiden. Verder akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai is voor voorliggend bestemmingsplan niet relevant.
Voor de wijze waarop met de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling aan de Hoofdstraat 72 wordt omgegaan met het aspect wegverkeerslawaai wordt verwezen naar bijlage 1.
Voor de wijze waarop met de ontwikkeling Emmalaan wordt omgegaan met het aspect wegverkeerslawaai wordt verwezen naar bijlage 6.
3.9 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in amvb's en ministeriële regelingen.
Toetsing / beoordeling
Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied onder de betreffende grenswaarden liggen.
In het plangebied is gelet op het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan geen sprake van een significante toename van het verkeer. Berekeningen zijn daarom niet nodig en achterwege gelaten.
Voor de wijze waarop met de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de Hoofdstraat 72 en de Emmalaan wordt omgegaan met het aspect luchtkwaliteit wordt verwezen naar bijlage 1 en bijlage 6.
Conclusie
De Wlk staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling
In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de Wet ruimtelijke ordening en de andere wettelijke eisen die bij het opstellen van bestemmingsplannen van belang zijn (paragraaf 4.1). Daarna (paragraaf 4.2) wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan en vervolgens wordt per bestemming een toelichting gegeven (paragraaf 4.3). Ten slotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotbepalingen toegelicht (paragrafen 4.4 en 4.5).
4.1 Wettelijke Eisen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat (vanaf 1 januari 2010) alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (SVBP2008, IMRO2008, STRI2008). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 worden op 1 oktober 2012 vervangen door de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Deze Rsro 2012 regelt de verplichte toepassing van de standaarden 2012 (IMRO2012, STRI2012, SVBP2012 en IMROPT2012). Op grond van het formuleerde overgangsrecht mogen de RO standaarden 2008 nog worden toegepast als het ontwerpplan voor 1 juli 2013 ter inzage is gelegd. Het voorliggende bestemmingsplan wordt voor deze datum ter inzage gelegd. Er is daarom niet gekozen voor het afstemmen van het bestemmingsplan op de Rsro 2012. |
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling. Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen. In deze wet zijn circa oude 25 regelingen die samen de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, flora & fauna en water, gebundeld in één omgevingsvergunning. De Wabo introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die na 1 oktober 2010 worden vastgesteld aan deze nieuwe terminologie moeten voldoen.
In de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP2008) zijn bindende afspraken voor de opbouw en de verbeelding van bestemmingsplannen vastgelegd, zowel voor het digitale als het analoge bestemmingsplan. De SVBP2008 heeft (alleen) betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling. De inhoud blijft een zaak van het bevoegd gezag. De standaarden hebben evenmin betrekking op de toelichting op het bestemmingsplan, omdat deze geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan.
4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling (Planvorm En Methodiek)
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Planvorm
Het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp kan grotendeels gekarakteriseerd worden als een zogenaamd 'beheersplan'. In een dergelijk plan ligt het accent van de juridische regeling vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en opstallen. Alle bestaande functies (wonen, werken, verkeer, recreëren, etc.) worden gerespecteerd; ingrijpende functieveranderingen zijn niet voorzien. Het plan biedt wel de mogelijkheid om op een flexibele wijze op mogelijke functieveranderingen en veranderende woonbehoeften in te spelen. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders voor woningbouw aan de Lange Veertel (zie artikel 26.2.1).
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels en is voorzien van een plantoelichting. Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding met regels.
Opzet verbeelding
De verbeelding dient helder en duidelijk leesbaar te zijn. De verbeelding bevat daarom alleen informatie die juridisch relevant is. Wat op de verbeelding staat, moet terugkomen in de planregels. Bij de verbeelding wordt het volgende opgemerkt.
Bestemmingen en dubbelbestemmingen
De naam van een op te nemen bestemming begint altijd met de naam van een hoofdgroep uit SVBP2008, zoals bijvoorbeeld 'Horeca', 'Detailhandel' en 'Wonen'. De bestemmingen worden op de verbeelding door middel van hoofdletters en kleur aangeduid. Naast bestemmingen kunnen er ook dubbelbestemmingen voorkomen. Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen. Dubbelbestemmingen worden op de verbeelding aangeduid met hoofdletters en een arcering.
Aanduidingen
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis waardoor zij niet alleen voorkomen in de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de planregels.
Gebiedsaanduidingen
Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend en om gebieden met een wijzigingsbevoegdheid. In dit bestemmingsplan zijn drie gebiedsaanduidingen gehanteerd: Veiligheidszone – leiding, Milieuzone - bodembeschermingsgebied en Wro-zone wijzigingsgebied.
Functie- en bouwaanduidingen
Kleine letters tussen haakjes bij de bestemming hebben betrekking op een functie- of een bouwaanduiding. Hiermee worden specifieke functies aangegeven (zoals (bw) voor een bedrijfswoning) of specifieke bouwregels aangeduid (zoals [vrij] vrijstaand voor gronden waar woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd). In SVBP2008 zijn voor veelgebruikte functies aanduidingen vastgelegd. Soms is maatwerk echter nodig omdat niet in alle gevallen een standaardaanduiding beschikbaar is. Deze aanduidingen wordt voorzien van een specifieke lettercode (bijvoorbeeld (sb - 1): 'specifieke vorm van bedrijf - 1').
Bouwvlak
De insteek van de gemeente Dongen is zoveel mogelijk door gebruik van bouwvlakken aan te geven waar de belangrijkste gebouwen binnen een bepaalde bestemming liggen c.q. moeten komen te liggen. Bouwvlakken behoren altijd bij een bestemmingsvlak. Bij gedetailleerde bestemmingen, waaronder de voor dit bestemmingsplan belangrijkste bestemming 'Wonen', is de maximum diepte van de bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan zoveel mogelijk vastgelegd op 12 meter, meestal enkele meters meer dan de bestaande diepte van het hoofdgebouw.
Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van bestuurders en inwoners voor meer flexibiliteit in bestemmingsplannen. In theorie is het mogelijk dat een bestaand hoofdgebouw, dat een diepte heeft van 10 meter, over de volle breedte in twee bouwlagen 2 meter naar achteren wordt gebouwd. In de praktijk zal dit niet of nauwelijks voorkomen. In de meeste gevallen zal de uitbreiding beperkt blijven tot één bouwlaag.
Enkele bestemmingen worden globaler bestemd, zoals Bedrijf, Maatschappelijk of Sport. Hiervoor wordt veelal één bouwvlak opgenomen waarbinnen alle gebouwen worden gerealiseerd. Daarbuiten zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Door middel van matrixen bij het bouwvlak worden maximum goot- of boeibordhoogte en een bebouwingspercentage aangegeven.
Figuur
Ten slotte kunnen er aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren zoals een hartlijn van een leiding. Deze komen in het bestemmingsplan echter niet voor.
Met uitzondering van de aanduiding figuur, zijn de hiervoor genoemde aanduidingen geometrisch begrensd en hebben zij altijd betrekking op een vlak.
Figuur 4.1. Bestemmingsmethodiek
De verbeelding
De verbeelding bevat naast (soms wettelijk verplichte) verklaringen met een verduidelijkende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een verbeelding staan vermeld, zijn daarom terug te vinden in de regels.
De meest recente Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN) dient als basis voor de plankaart. De GBKN geeft de topografische kenmerken van het plangebied weer (bebouwing, wegen, water, etc.) en ligt met dunne zwarte lijnen onder alle bestemmingen, aanvullende regelingen en aanduidingen op de verbeelding.
Voor het weergeven van plangegevens bestaat een verschil in de digitale verbeelding en analoge plankaart.
De verbeelding (digitale plankaart)
De wettelijk geldende, digitale verbeelding zal op het eerste oog minder informatie gaan bevatten dan men gewend is. Verdere planinformatie zal middels klikken op objecten kunnen worden verkregen.
Analoge plankaart
De analoge plankaart bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen. Bestemmingen moeten voorts worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond.
Op de plankaart komt een groot aantal kleuren, lijnen, arceringen en symbolen voor. Om een duidelijk onderscheid te laten zien, is voor verschillende lijnsoorten, lijndiktes, arceringen en symbolen gekozen.
Legenda
Bij de verbeelding en de analoge plankaart van het bestemmingsplan hoort een legenda. Dit is een verklaring van de gebruikte bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, lijnen, vlakken, kleuren, arceringen, coderingen en symbolen. In de legenda is de volgorde van de bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen alfabetisch.
De regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
- In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregelsworden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de plankaart voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is, dan wel bepalingen die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkings- of wijzigingsregels).
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het bestemmingsplan.
Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
4.3 Toelichting Bestemmingen
In deze paragraaf worden deze bestemmingen in alfabetische volgorde toegelicht conform de voorgeschreven volgorde op de legenda van de plankaart.
Agrarisch (Artikel 3) en Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie (Artikel 4)
Twee agrarische bestemmingen
Het bestemmingsplan bevat twee agrarische bestemmingen: 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie'. Laatst genoemde bestemming is opgenomen voor het behoud en de ontwikkeling van de huidige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van de agrarische gronden.
De basisregeling (bouwvlakken, grondgebonden bedrijven en neventakken, opslagvoorzieningen, neven- en vervolgactiviteiten) voor deze gronden is voor beide bestemmingen grotendeels gelijk, met dien verstande dat voor de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie bij afwijken van het bestemmingsplan en wijzigingen steeds de belangen van natuur, landschap en cultuurhistorie worden meegewogen.
Gebruik van gronden
De aanwezige agrarische bedrijven zijn onderverdeeld in grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven. Bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijven (bijvoorbeeld glastuinbouw) zijn voorzien van speciale aanduidingen (in dit voorbeeld: (gt)).
Nieuwe niet-grondgebonden agrarische activiteiten zijn uitsluitend toegestaan als neventak op een agrarisch bedrijf. Bij bestaande neventakken is doorgroei van de neventak slechts mogelijk tot de omvang die conform het provinciaal beleid is toegestaan. De ontwikkeling van een neventak intensieve veehouderij is niet toegestaan. Op de regeling van neven- en vervolgactiviteiten wordt hierna verder ingegaan.
Neven- en vervolgactiviteiten
In de bestemmingsomschrijving van de agrarische artikelen is opgenomen dat nevenactiviteiten onderdeel mogen uitmaken van een agrarische bedrijfsvoering. Dit algemene uitgangspunt wordt verbijzonderd in de gebruiksregels.
In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat een aantal neven- en vervolgactiviteiten op agrarische bedrijven, binnen de bestaande bebouwing en tot een bepaalde omvang, direct toelaatbaar wordt geacht. Andere activiteiten kunnen met toepassing van een afwijking van de gebruiksregels worden toegelaten, indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden. Belangrijke voorwaarden zijn een goede landschappelijke inpassing en het behalen van ruimtelijke kwaliteitswinst. Dit kan worden omschreven als de ruimtelijke meerwaarde die ontstaat door een verbetering en opwaardering van de inrichting van het erf, landschaps- of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie. De gevraagde ruimtelijke kwaliteitswinst zal daarbij in een redelijke (kosten)verhouding moeten staan tot de toelaatbare neven- en vervolgactiviteiten. Ten behoeve van kleinschalig kamperen is er een aparte afwijkingsbevoegdheid opgenomen omdat hier ook afwijking verleend wordt voor het gebruik van de onbebouwde gronden.
Belangrijke voorwaarden voor de ontwikkeling van nevenactiviteiten zijn landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst. Het verlenen van medewerking aan nevenactiviteiten is afhankelijk van de mate waarin aan deze criteria wordt voldaan en om die reden wil het gemeentebestuur met de initiatiefnemer overeenkomen dat de afgesproken landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd (privaatrechtelijke overeenkomst).
Omgevingsvergunning in verband met te beschermen waarden
Voor de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap en cultuurhistorie geldt voor bepaalde werkzaamheden de verplichting van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden (voorheen 'aanlegvergunning' genoemd). Deze verplichting is opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Een soortgelijke verplichting is opgenomen voor de gronden behorende tot de groen-blauwe mantel (zie paragraaf 2.1 onder Ruimtelijk-functionele analyse deelgebieden, beschrijving deelgebied Landelijk gebied ten noorden van sportpark 't Wiel en paragraaf 2.2 onder Provinciale ruimtelijke verordening). Voor deze gronden, aangeduid 'natuurwaarden', kan een een dergelijke omgevingsvergunning alleen worden verleend indien de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Situering van bebouwing
Aan de agrarische bedrijven is een zogenaamd bouwvlak toegekend waarbinnen de bebouwing dient te worden geconcentreerd. In de regels is bepaald welke bebouwing binnen een bouwvlak kan worden opgericht, alsmede de locatie van deze bebouwing. Nieuwe bebouwing dient in of achter de voorgevel van het hoofdgebouw (het bedrijfsgebouw dat gelet op omvang en functie als belangrijkste gebouw kan worden aangemerkt) te worden gebouwd. Indien de bedrijfswoning voor het hoofdgebouw is gebouwd, mag tot op 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.
Bepaalde voorzieningen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om verharding kuilvoerplaten, kavelpaden, erfverharding en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan. De maximuminhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 750 m³, de maximum oppervlaktemaat 200 m².
Er is enige flexibliteit in de regels ingebouwd voor het bouwen binnen of buiten het bouwvlak. In lid 3.6.4 is namelijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor vormverandering en vergroting van het bouwvlak. Overigens kan de omgevingsvergunning alleen verleend worden, indien dit noodzakelijk is uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en / of op basis van toepassing van milieuvoorschriften en dierwelzijnseisen. Daarnaast is in artikel 22.1 van de regels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak.
Voorzieningen voor de opslag van mest, water, voer of CO2
De voorzieningen die op agrarische bedrijven worden getroffen voor de opslag van (kunst)mest, voedermiddelen, water of CO2 dienen bij voorkeur ook op het bouwvlak te worden gerealiseerd.
Voor zover deze voorzieningen aan te merken zijn als bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals sleufsilo's, mestsilo's, CO2-opslagtanks), is in de bouwregels opgenomen dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan. Met toepassing van een omgevingsvergunning mogen deze opslagvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden, de grenzen van het bouwvlak met maximaal 15 meter overschrijden.
Voor zover opslagvoorzieningen niet zijn aan te merken als een bouwwerk (zoals een mestzak of foliebassin voor water) is in de 'Specifieke gebruiksregels' bepaald dat de gronden buiten het bouwvlak niet voor deze opslagvoorzieningen mogen worden gebruikt. Met toepassing van een omgevingsvergunning is plaatsing van deze voorzieningen, in aansluiting op het bouwvlak, onder voorwaarden alsnog mogelijk.
Paardenbakken
In de gebruiksregels is opgenomen dat paardenbakken op of aansluitend aan het bouwvlak zijn toegestaan. Ten behoeve van burgerwoningen of niet-agrarische bedrijfswoningen kunnen paardenbakken ook grenzend aan andere bestemmingen worden gerealiseerd. Verlichte paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet mogelijk.
Afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden
In artikel 3 en 4 zijn verschillende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hiermee wordt enige flexilibiteit geboden. Het soort bevoegdheden en de inhoud daarvan is afgestemd op het bestemmingsplan Buitengebied. Zo kunnen bijvoorbeeld met een wijzigingsbevoegdheid:
- permanente teeltondersteunende voorzieningen mogelijk worden gemaakt waarbij de betreffende vlakken van een specifieke aanduiding zullen worden voorzien;
- tweede bedrijfswoningen onder strikte voorwaarden mogelijk worden gemaakt;
- bouwvlakken worden aangepast (zie hiervoor onder 'Situering van bebouwing').
Watertoets
Als algemene voorwaarde is in relatie tot wijzigingsbevoegdheden in de regels als voorwaarde opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen geen onevenredige negatieve gevolgen mogen hebben voor het waterbeheer.
Bij ontwikkelingen waarbij de oppervlakte verharding toeneemt en er in de nieuwe situatie meer hemelwater geloosd gaat worden op het oppervlaktewater dient er advies gevraagd te worden aan de waterbeheerder (Waterschap Brabantse Delta). Bij een toename van de lozing van verhard oppervlak groter dan 2000 m2 dienen er compenserende maatregelen te worden genomen.
Bedrijf (Artikel 5)
Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) en de grotere nutsvoorzieningen (>15 m²) in het plangebied zijn bestemd tot 'Bedrijf'. De kleinere nutsvoorzieningen behoeven geen specifieke regeling aangezien deze in nagenoeg alle bestemmingen algemeen mogelijk zijn gemaakt.
Om eventuele hinder van bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten'functiemenging'. De Staat maakt deel uit van de regels. Zoals in paragraaf 3.1.2. al uiteen is gezet, kunnen in het plangebied, afhankelijk van de specifieke situering van de bedrijfslocaties, bedrijven tot categorie B2 worden toegestaan. Het is toegestaan dat de gevestigde bedrijven worden vervangen door andere bedrijven uit dezelfde categorie of lager.
Bedrijven die door hun aard en invloed op de woonomgeving zijn ingeschaald in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar (namelijk categorie C), zijn voorzien van specifieke nummeraanduidingen. In het plangebied heeft een aantal bedrijven een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' gekregen. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging zich hier uitsluitend een bedrijf kan vestigen met dezelfde bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat wel past binnen de in het plan aangegeven toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. De bestaande rechten van het aanwezige bedrijf worden hiermee gerespecteerd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" voorkomen. Concreet betekent dit dat daar waar nu bedrijven uit categorie A zijn toegestaan, bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor bedrijven uit categorie B1 en B2 mogelijk kunnen worden gemaakt.
Geluidshinderlijke (Wgh-inrichtingen) en risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn daarentegen niet toegestaan. In artikel 1 zijn hiervan begripsbepalingen opgenomen. Evenmin is de (ondergeschikte) verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan voor zover deze meer bedraagt dan 10.000 kg toegestaan. Bij 10.000 kg consumentenvuurwerk kan in de meeste gevallen worden voldaan aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit.
Op een aantal locaties is de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) opgenomen. Andere bedrijfswoningen zijn niet mogelijk gemaakt.
In lid 5.6.1 van het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee na de beëindiging van een bedrijfsactiviteit in beginsel andere activiteiten kunnen worden gevestigd. Een zekere mate van flexibiliteit acht het gemeentebestuur namelijk gewenst.
Bos (Artikel 6)
Het Kerkebos in de Kerkwijk heeft de bestemming Bos. De bestemmingsomschrijving van Bos is ruim omschreven (bos en natuur, behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, extensieve dagrecreatie en water). Voor de gronden geldt een verbod om zonder een omgevingsvergunning beplanting te verwijderen, (weg)verharding aan te leggen en grondbewerkingen uit te voeren.
Detailhandel (Artikel 7)
De gronden met de bestemming Detailhandel (DH) mogen worden gebruikt voor detailhandel. De detailhandelsactiviteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend op de begane grond (het 'stedelijk plint'). Op de verdiepingen zijn ondergeschikte functies als opslag van goederen of kantoor toegestaan. De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is een detailhandelsactiviteit die past binnen de bestemming. Uit oogpunt van veiligheid is de opslag beperkt tot ten hoogste 10.000 kg.
Daarnaast is ondergeschikte horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan (koffiehoekje) mits dit niet meer dan 25% van de verkoopvloeroppervlakte beslaat met een maximum van 60 m².
Alleen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w) is een woning mogelijk.
Door middel van het aanwijzen van een bouwvlak is tot uitdrukking gebracht waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan.
Gemengd (Artikel 8)
Voor de supermarkt met bovenwoningen aan de Molendijk is de bestemming Gemengd opgenomen. Hierbinnen zijn uiteenlopende functies toegestaan: detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven en horeca en wonen.
Om eventuele hinder van horecabedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. De Staat maakt daarmee deel uit van de regels. Horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten zijn rechtstreeks toegestaan, met uitzondering van een hotel. Voor deze functie zal in voorkomend geval een planologische afweging worden gemaakt. Tevens zijn lichte vormen van bedrijven rechtstreeks toegestaan (categorie A en B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging').
Beroepsmatige en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Groen (Artikel 9)
Groenvoorzieningen zijn binnen vrijwel alle bestemmingen mogelijk. Vooral de gronden die in het gemeentelijke Groenstructuurplan (1999) zijn aangemerkt als structureel groen, zijn bestemd als groen. Kleinere groenpercelen in de openbare ruimte zijn daarentegen veelal bestemd tot Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied. De bestemming Groen is een globale bestemming waarbinnen onder andere ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voet- en fietspaden zijn toegestaan. Deze andere functies dienen ondergeschikt te zijn aan de functie groen.
Voor de waterzuivering in het park van woonbuurt de Elzenweide is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen omdat deze functie te groot is om te worden beschouwd als een normale bij de groenbestemming behorende nutsvoorziening en omdat er een gebouw moet worden geregeld.
Horeca (Artikel 10)
Restaurant 't Trefpunt (Hoofdstraat 91), restaurant SED (Hoofdstraat 75) en Bestaria De Warme Hap (Molendijk 24) zijn voorzien van de bestemming Horeca. Bestaria De Warme Hap is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1'. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt, vergelijkbaar met de regeling voor bedrijven en evenals binnen de bestemming Gemengd, gebruikgemaakt van een (in dit geval) Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten:
- 1. lichte horeca (onderverdeeld in 3 subcategorieën);
- 2. middelzware horeca;
- 3. zware horeca.
De indeling is gebaseerd op milieuhygiënische en niet op sectorale overwegingen (overlast, etc.) Gelet op de aard van het gebied is gekozen voor het rechtstreeks toestaan in de bestemmingsomschrijving van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1b.
Ook binnen de bestemming Horeca is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak de indeling van het bestemmingsvlak tot uitdrukking gebracht. Op de Hoofdstraat 91 en Molendijk 24 is de aanduiding 'wonen' (w) opgenomen. Andere woningen zijn niet mogelijk gemaakt.
Kantoor (Artikel 11)
Wat onder een (zelfstandig) kantoor wordt verstaan is vermeld in artikel 1 van de regels. Het enige kantoorgebouw in het plangebied is globaal bestemd: alleen het bestemmings- en bouwvlak zijn aangegeven.
Maatschappelijk (Artikel 12)
Alle grotere locaties met maatschappelijke functies zijn bestemd tot Maatschappelijk (M). De gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, kerken, overheidsvoorzieningen en zorgvoorzieningen. Daarnaast zijn rechtstreeks met de maatschappelijke voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandels- en / of horeca-activiteiten toegestaan. Er is geen onderscheid gemaakt naar het soort maatschappelijke voorziening.
Sport (Artikel 13)
Deze bestemming is gehanteerd voor het sportpark 't Wiel en het fitness-/schoonheidscentrum aan de Dokter Koekkoeklaan. Voor het sportveldencomplex is een bouwvlak vastgelegd met hierin een bebouwingspercentage.
Tuin (Artikel 14)
Zelfstandige of grotere tuinen zijn bestemd tot 'Tuin'. De bestemming Tuin moet waarborgen dat deze percelen onbebouwd en overwegend onverhard blijven. Voor de gronden geldt een verbod om zonder een omgevingsvergunning beplanting te verwijderen of (weg)verharding aan te leggen.
Verkeer (Artikel 15) en Verkeer – Verblijfsgebied (Artikel 16)
De doorgaande wegen in het plangebied (wegen die in het Verkeersbeleidsplan 2000 een stroomfunctie hebben) zijn bestemd tot Verkeer. Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor wegen, voet- en fietspaden en de bij de bestemming behorende voorzieningen. In verband met de Wet geluidhinder is het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer vastgelegd op ten hoogste 2. Bus- en opstelstroken worden hierin niet meegerekend. De wegen met een belangrijke verblijfs- en erftoegangsfunctie zijn bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen beide bestemmingen zijn bestaande, niet-structurele groenvoorzieningen opgenomen.
De inrichting is niet gedetailleerd vastgelegd. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.
Water (Artikel 17)
De bestemming Water is toegekend aan de Donge, de watergang langs het bebouwingslint Vaartweg-Waspikse weg en enkele waterpartijen verspreid in de kern. De oever van De Donge, ten westen van 's Gravenmoer is aangeduid als natuur en landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol. De 's Gravenmoersche Vaart is aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Aan de aanduidingen is een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld.
Wonen (Artikel 18)
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor wonen en de bijbehorende tuinen en erven. Aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.
Met een afwijkingsbevoegdheid (lid 18.5.2) wordt de mogelijkheid geboden om een deel van de woning, of een bijgebouw, te gebruiken voor het verlenen van mantelzorg. Het gaat hier uitsluitend om een afwijking van het gebruik. Er mag niet extra worden gebouwd ten behoeve van mantelzorg. Na beëindiging van de mantelzorg kan tegen 'gewone' bewoning van een bijgebouw worden opgetreden omdat in de gebruiksbepalingen is opgenomen dat bewoning van bijgebouwen niet is toegestaan.
Eveneens met een afwijkingsbevoegdheid (lid 18.5.3) wordt de mogelijkheid geboden om in de bebouwingslinten Hoofdstraat, Vaartweg en Waspikse weg bijgebouwen te gebruiken voor aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen
Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan en de functieaanduiding 'erf' de indeling van het woonperceel tot uitdrukking gebracht. Woningen behoeven niet geheel binnen bouwvlakken voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook op vlakken met de aanduiding 'erf' mogen bijgebouwen en aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.
De bouwvlakken zijn grotendeels overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen.
De gronden zonder aanduiding, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hoofdzakelijk om gronden vóór de voorgevel van hoofdgebouwen (woningen). In gevallen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen (hoekpercelen) zijn de gronden zonder nadere aanduiding merendeels aan twee zijden gelegd. Dit is gedaan omdat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de voortuin de kwaliteit van de openbare ruimte onder druk kunnen zetten (achterkantsituaties aan de voorzijde van woningen). Kleinschalige aan- of uitbouwen vóór de voorgevellijn – zoals erkers – zijn wel mogelijk.
In een aantal situaties wordt in de bouwregels de afstand van hoofdgebouwen geregeld ten opzichte van perceelsgrenzen (zie verder:'Bouwwijze van woningen').
Om voldoende parkeerplaatsen voor de woningen in woongebied Elzenweide ('voormalig Cebeco-terrein') te borgen, zijn parkeernormen opgenomen. In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat per vrijstaande woning ten minste 2 opstelplaatsen voor een auto dienen te worden gerealiseerd en voor een niet vrijstaande woning ten minste 1,8 opstelplaatsen op het perceel of in de aangrenzende openbare ruimte.
Oppervlakte bebouwing
De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen. Wel dienen de in de bouwregels opgenomen minimumafstandsmaten tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel en minimumafstandsmaten tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen. Om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit wordt gecreëerd, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.
De gronden met de functieaanduiding 'erf' mogen voor ten hoogste 40% en 100 m² worden bebouwd met aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Voor de bebouwingslinten Hoofdstraat, Vaartweg en Waspikse weg wordt met een afwijkingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om maximaal 150 m² bijgebouwen op het erf te realiseren.
De bebouwingsmogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen worden daarmee fors verruimd.
Bouwwijze van woningen
In beginsel is de bouwwijze van woningen vrij gelaten. Uit stedenbouwkundige oogpunt en uit oogpunt van rechtszekerheid, is in bepaalde situaties de bouwwijze met behulp van bouwaanduidingen vastgelegd. De volgende bouwaanduidingen zijn gehanteerd:
[gs] Voor gestapelde woningen.
[tae] Voor woningen die met een maximum van twee aaneen mogen worden gebouwd. Deze regeling is afgestemd op de voorheen geldende bestemmingsplannen. De twee-onder-één-kapwoningen kunnen (in rijen) worden geschakeld, door bijgebouwen. Deze bijgebouwen dienen 3 meter achter de voorgevel te worden gebouwd.
[vrij] Voor woningen die uitsluitend geheel vrijstaand mogen worden gebouwd. Voor het behoud van een open bebouwingsstructuur moet de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedragen.
Waarde - Archeologie – 1 (Artikel 19)
De in dit artikel aangegeven bestemming betreft een zogenoemde dubbelbestemming. De dubbelbestemming is met een arcering op de kaart weergegeven. De bestemming valt samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 3.4 leidend.
Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.
Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
In lid 19.4 van het artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verwijderen van de bestemming als (door middel van archeologisch onderzoek) is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Waterstaat-Waterkering (Artikel 20)
Hoewel de Keur Waterschap Brabantse Delta (zie paragraaf 3.6) naar het oordeel van de gemeente voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering is - op verzoek van het waterschap - voor de waterkerende kade langs de Waspikseweg, ten oosten van de 's Gravenmoersche Vaart en de bijbehorende beschermingszone de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. De begrenzing van de bestemming is afgestemd op het in de Keur aangewezen waterstaatswerk (zie paragraaf 7.2.). Dat betekent dat voor werken in en op de waterkering naast een ontheffing van de Keur, i.c. een watervergunning ook een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan nodig is.
Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Onder voorwaarden is het bij een omgevingsvergunning mogelijk hier vanaf te wijken. Één van de voorwaarden is dat de waterstaatkundige belangen door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.
4.4 Toelichting Op De Algemene Regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelbepaling (Artikel 21)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (Artikel 22)
Overschrijding bouwgrenzen lid 22.1)
Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten (lid 22.2)
Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande legale bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht komen te vallen.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 23)
Dit artikel is vooral van belang voor globale bestemmingen. Het is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 24)
Veiligheidszone - leiding (lid 24.1)
In dit artikel zijn regels opgenomen die samenhangen met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone'. Deze gebiedsaanduiding valt samen met drie bestemmingen maar is niet aan te merken als dubbelbestemming.
Milieuzone - Bodembeschermingsgebied (lid 24.2)
In dit artikel zijn regels opgenomen die samenhangen met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied'. Deze gebiedsaanduiding geldt voor woongebied Elzenweide en valt samen met de bestemmingen Groen, Verkeer – Verblijfsgebied en Wonen maar is niet aan te merken als dubbelbestemming.
Voor de gronden geldt een omgevingsvergunningstelsel voor grondwerkzaamheden.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 25)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 26
Overschrijding bestemmingsgrenzen (lid 26.1)
In lid 26.1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:
- open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
- een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
- een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;
- een detailhandelsbestemming moet worden aangepast om een betere entree van een of meer winkels mogelijk te maken;
Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening /in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
Ontwikkeling woningbouwlocatie (26.2)
In het bestemmingsplan is één locatie opgenomen waar met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid nieuwe woningbouw kan worden gerealiseerd. Dit betreft de locatie aan de Lange Veertel. In deze wijzigingsbevoegdheid (lid 26.2.1) zijn diverse voorwaarden opgenomen die een goede stedenbouwkundige en milieuhygiënische inpassing waarborgen.
Overige regels (Artikel 27)
Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling (artikel 27.1)" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard (Onder andere naar artikelen van de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Bouwverordening, het Vuurwerkbesluit, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en naar de Algemene wet bestuursrecht). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Overgangsrecht (Artikel 28)
Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 27 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 28.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.
In lid 28.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.
Hoofdstuk 5 Handhaving
5.1 Algemeen
Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Afwijkingsmogelijkheden zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen afwijkingen meer mogelijk zijn begint de handhaving.
Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.
5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Dongen
Handhavingsbeleid
De gemeente Dongen is voornemens handhaving structureel toe te passen en te komen tot een beleidsmatige aanpak. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Het handhavingsbeleid zal zich primair richten op het voorkomen van nieuwe illegale situaties. Als belangrijke prioritaire handhavingssituaties kunnen worden genoemd:
- het bouwen zonder omgevingsvergunning, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is;
- grove afwijking van reeds verleende omgevingsvergunningen.
Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en / of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd, het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.
Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Handhaving is namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en daarin inzicht verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden.
Ook de ontwikkeling van een afwijkingenbeleid is een doelstelling voor een goed handhavingsbeleid. In eerste instantie zal de opstelling van een dergelijk beleid plaatsvinden door middel van "leren door te doen". Na enige tijd ervaring zal het beleid worden opgetekend in een beleidsdocument en volgens de daarvoor bestaande regels van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld.
Handhaving van bestaande situaties
Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde "oude" gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt nagegaan welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden.
Daarbij dient in acht te worden genomen dat het dikwijls om situaties gaat, waarbij sprake is van een groot tijdsverloop. Dat betekent dat een groot aantal situaties niet is gewraakt. De meeste gevallen zullen dan ook voor legalisatie in aanmerking komen en bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief bestemd worden. Daarbij wordt ook uitdrukkelijk in acht genomen dat een groot aantal bouwactiviteiten vergunningvrij is. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit. Planologische excessen worden aangepakt. In de gevallen waarbij het om langer bestaande situaties gaat, zal een overgangsregeling worden geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is, dat voorkomen wordt dat er een gedoogsituatie ontstaat. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er gaat gebeuren en wanneer, zodat er geen sprake is van rechtsongelijkheid.
Ontwikkeling gestructureerd toezicht
De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het "piepsysteem" en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Dongen is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Daarvoor zullen afspraken gemaakt worden tussen de verschillende ambtelijke diensten. Niet alleen intern, zoals tussen de bouwinspecteurs, milieu-inspecteurs en dergelijke, maar ook extern, zoals met politie en Waterschap. De afspraken zullen zich niet alleen moeten richten op praktische werkafspraken, maar ook afstemming en coördinatie van beleidsdoelstellingen. Een gestructureerde vorm van oog-en-oor functie sluit rechtsongelijkheid in hoge mate uit, maar heeft tevens een preventieve werking. Geconstateerde overtredingen zullen worden geplaatst op een handhavingslijst, waarvan bestuurlijk de prioriteit van uitvoering zal worden vastgesteld.
Uitvoering handhaving
Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het voornemen bestaat om het proces van bestuursrechtelijke handhaving vast te leggen in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.
Gezien het repertoire karakter van bestuursrechtelijke handhaving, gaat de voorkeur uit naar het toepassen van bestuursdwang, zeker in die gevallen waarbij sprake is van illegale bouwwerken. Illegaal gebruik blijkt in de praktijk dikwijls moeilijk door middel van bestuursdwang te kunnen worden beëindigd, zodat in die situaties een lastgeving onder verbeurdverklaring van een dwangsom voor de hand ligt.
Het bewust niet handhavend optreden tegen een illegale situatie zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld in die situaties waarbij wegens gewijzigde beleidsinzichten aanpassing van de regelgeving daarop nog niet heeft plaatsgevonden en in redelijkheid niet verlangd kan worden dat nog voldaan wordt aan de geldende regels. Uiteraard dienen in dergelijke situaties de belangen van derden-belanghebbenden te worden afgewogen.
Verantwoording
De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 6 Financiële Aspecten
6.1 Wet Ruimtelijke Ordening En Grondexploitatie
Wettelijk kader
In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. Doel hiervan is om bij de ontwikkeling van bouwlocaties een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. De kosten worden verhaald via de omgevingsvergunning voor bouwen. Het exploitatieplan is in feite een publiekrechtelijke terugvaloptie; privaatrechtelijk kan meer geregeld worden.
Kostenverhaal dient te worden verzekerd bij onder andere een bestemmingsplan dat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt (niet via wijzigingsbevoegdheid).
Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. Welke kosten verhaalbaar zijn (kostensoortenlijst) is ook in het Bro geregeld (artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5).
Een exploitatieplan moet gelijktijdig met het vaststellen van het daarbij behorende bestemmingsplan worden vastgesteld. Dit betekent dat het ontwerp van een exploitatieplan gelijktijdig met een ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage moet worden gelegd.
Nieuwe ontwikkelingen en grondexploitatie
In het voorliggende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp worden drie nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks geregeld (dus zonder wijzigingsbevoegdheid):
- het realiseren van een woning aan de Hoofdstraat 72.
- het uitbreiden van de begraafplaats aan de Julianalaan.
- het realiseren van drie woningen aan de Emmalaan.
De bouw van een woning aan de Hoofdstraat 72 en drie woningen aan de Emmalaan wordt aangemerkt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Voor deze locaties heeft de gemeente met de grondeigenaren een zogeheten 'anterieure' overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat kosten van de kostensoortenlijst uit het Bro en alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemers. Het uitbreiden van de begraafplaats valt niet onder artikel 6.2.1 van Bro. Voor het overige worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor zover het bestemmingsplan consoliderend van aard is, is afgezien van een onderzoek als bedoeld in artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening.
Voor de ontwikkelingen die rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk wordt gemaakt hebben de initiatiefnemers gegevens overlegd aan de gemeente waaruit blijkt dat deze investering financieel uitvoerbaar is. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente heeft inzicht gehad in de financiële gegevens en is tot de conclusie gekomen dat de ontwikkelingen financieel uitvoerbaar zijn.
De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.
Hoofdstuk 7 Resultaten Inspraak En Overleg En Ambtshalve Aanpassingen
7.1 Inleiding
Vooraankondiging
Overeenkomstig artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is de vooraankondiging van het voorontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in de Informatiekrant van 2 februari 2012 en op de gemeentelijke website.
Vooroverleg
Via een brief en/of formulieren op de betreffende websites zijn diverse instanties verzocht om uiterlijk donderdag 21 juni 2012 op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren.
Inspraak
De inspraakprocedure is gepubliceerd in de Informatiekrant van 10 mei 2012 en op de gemeentelijke website. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf vrijdag 11 mei 2012 tot en met donderdag 21 juni 2012 ter inzage gelegen bij de balie Bouwen en Milieu in de hal van het gemeentehuis, Hoge Ham 62 in Dongen. Het bestemmingsplan kon tevens digitaal worden ingezien via www.dongen.nl / Plannen en projecten / Bestemmingsplannen / 's Gravenmoer / bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp.
Informatieavond
Op dinsdag 22 mei 2012 is een informatieavond over het voorontwerpbestemmingsplan gehouden in dorpshuis De Geubel in 's Gravenmoer. Ambtenaren van de gemeente en adviseurs van stedenbouwkundig adviesbureau RBOI waren aanwezig om vragen te beantwoorden. Bij aanvang is een korte presentatie gehouden over het plan. Er waren circa 50 belangstellenden aanwezig. Van de informatieavond is geen afzonderlijk verslag gemaakt.
7.2 Reacties Vooroverleg
Gedurende de overleg- en inspraaktermijn is door zes instanties een schriftelijke reactie ingediend. Hierna worden de overlegreacties kort samengevat weergegeven. Dit betekent overigens niet dat die onderdelen van de reactie, die niet expliciet worden genoemd, niet in de beoordeling zijn betrokken. De reacties zijn in hun geheel beoordeeld. Bij iedere reactie is aangegeven of de reactie aanleiding geeft tot het aanpassen van het bestemmingsplan en welke aanpassing, indien noodzakelijk, is doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan.
1. Provincie Noord-Brabant - directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving (ROH), Postbus 90151, 5200 MC 's-HERTOGENBOSCH
Reactie
De provincie heeft zich beperkt tot de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Antwoord
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2. Gemeente Oosterhout, Postbus 10150, 4900 GB OOSTERHOUT
Reactie
Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Antwoord
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3. Waterschap Brabantse Delta, Postbus 5520, 4801DZ BREDA
Reactie A
Langs de Waspikseweg, ten oosten van de 's Gravenmoersche Vaart ligt vanaf perceel GVM-B-2637 richting het noorden een kade met een beschermingszone. De kade dient opgenomen te worden in de bestemming water van de 's Gravenmoersche Vaart. De beschermingszone langs de kade dient gevrijwaard te blijven van leidingen, explosiegevaar en af- en uitgravingen.
Antwoord A
Voor de kade wordt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen.
Reactie B
De hoofdpersleiding die loopt richting de RWZI Kaatsheuvel ligt met 2 gedeelten door het plangebied. De persleiding dient op de plankaart aangegeven te worden met een dubbelbestemming. In de planregels dient verwezen te worden naar VUW 2004. Hierbij is het belangrijkste artikel dat er in geval van activiteiten contact opgenomen moet worden met de leidingeigenaar.
Antwoord B
Uit overleg met het waterschap blijkt dat het geen persleiding, maar een afvalwatertransportleiding betreft. De diameter van de leiding is kleiner dan 400 mm. Dit betekent dat de leiding planologisch gezien niet relevant is en derhalve niet op de verbeelding wordt opgenomen.
Reactie C
Op het nieuw ontwikkelde gebied op het voormalig Cebeco-terrein liggen in de wijk ten westen van het Oude Vaartje aan de noordkant en de zuidkant van de nieuwe wijk wadi's. Deze zijn nu bestemd als Verkeer. Het waterschap adviseert om de bestemming op de plaats van de wadi's aan te passen in de bestemming Groen. Hierdoor zijn de wadi's beter beschermd. De wadi's dienen vrijgehouden te worden van bouwwerken en andere obstakels die de werking van de wadi's kunnen belemmeren.
Antwoord C
De wadi's worden overeenkomstig de feitelijke situatie bestemd als Groen.
Reactie D
In paragraaf 3.6 van toelichting onder het kopje "toekomstige situatie" (pagina 31) adviseert het waterschap om ook de bouwbeperking op de onderhoudsstroken langs categorie A oppervlaktewaterlichamen (ook die niet met water bestemd zijn op de verbeelding) te benoemen.
Antwoord D
De tekst van de toelichting wordt aangepast.
Reactie E
In paragraaf 4.3 van de toelichting onder het kopje "watertoets" (pagina) 39 staat "Bij ontwikkelingen waarbij de oppervlakteverharding met meer dan 1000 m2 toeneemt of kan toenemen". Dit is niet juist. Indien in een nieuwe situatie er meer hemelwater geloosd gaat worden op het oppervlaktewater dient er advies gevraagd te worden aan de waterbeheerder. Bij een toename van de lozing van verhard oppervlak groter dan 2000 m2 dienen er compenserende maatregelen te worden genomen. Deze wettelijke eis geldt niet alleen bij de bestemming Agrarisch, maar geldt voor alle bestemmingen. Het waterschap adviseert om deze tekst te laten gelden voor alle bestemmingen.
Antwoord E
De tekst van de toelichting en regels worden aangepast.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De toelichting, regels en verbeelding worden overeenkomstig antwoord A, C, D en E aangepast.
4. Gemeente Waalwijk, Postbus 10150, 5140 GB WAALWIJK
Reactie
Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.
Antwoord
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5. Heemkundekring “Des Graven Moer”, p/a Stevenshof 32, 5109 TZ 's GRAVENMOER
Reactie
Een afvaardiging van het bestuur heeft op 22 mei 2012 de informatieavond bezocht en heeft kennis genomen van het bestemmingsplan. Behalve de constatering dat het is opgevallen dat op de kaart geen monumentale panden meer worden aangegeven, heeft de heemkundekring inhoudelijk geen opmerkingen.
Antwoord
De bescherming van monumentale panden is via de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening van de gemeente Dongen 2010 gewaarborgd. Een afzonderlijke regeling via het bestemmingsplan is derhalve niet meer noodzakelijk. In de huidige systematiek van de bestemmingsplannen worden alleen nog aanduidingen op de verbeelding opgenomen, wanneer deze een relatie hebben met de regels van het plan. Nu dat bij de monumenten niet aan de orde is, is er geen reden om hiervoor nog een aanduiding op de verbeelding op te nemen.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6. Rotterdam-Rijn Pijpleiding, Postbus 490, 3190 AK HOOGVLIET
Reactie
Aangegeven wordt dat het bedrijf geen betrokkenheid heeft bij het bestemmingsplan.
Antwoord
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
7.3 Resultaten Inspraak
Gedurende de overleg- en inspraaktermijn is door 16 personen/instanties een schriftelijke reactie ingediend. Hierna worden de inspraakreacties kort samengevat weergegeven. Dit betekent overigens niet dat die onderdelen van de inspraakreactie, die niet expliciet worden genoemd, niet in de beoordeling zijn betrokken. De reacties zijn in hun geheel beoordeeld. Bij iedere reactie is aangegeven of de reactie aanleiding geeft tot het aanpassen van het bestemmingsplan en welke aanpassing, indien noodzakelijk, is doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan.
1. De heer A.P.M. Trommelen, Vaartweg 48, 5109 RD 's GRAVENMOER
Reactie A
Inspreker verzoekt om de bestemming Wonen naar achteren toe uit te breiden, zodat de bestaande bijgebouwen binnen de bestemming Wonen vallen.
Antwoord A
Gezien de feitelijke situatie bestaat er geen bezwaar tegen de gevraagde uitbreiding. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de diepte van het bestemmingsvlak met de functieaanduiding erf hier op aangepast.
Reactie B
Inspreker verzoekt het bouwvlak van de woning te vergroten, zodat de totale hoofdmassa binnen het bouwvlak valt.
Antwoord B
Gezien de feitelijke situatie bestaat er geen bezwaar tegen de gevraagde aanpassing. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de totale hoofdmassa binnen het bouwvlak van de woning opgenomen.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig antwoord A en B aangepast.
2. Mevrouw A. Sigtermans-Prins, Hoofdstraat 47, 5109 AB 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreekster verzoekt om de bestemming Wonen te verruimen, zodat de bestaande kas binnen het bestemmingsvlak met de functieaanduiding erf valt.
Antwoord
In het geldende bestemmingsplan heeft het desbetreffende perceelsgedeelte de bestemming Erf. Gelet hierop en gezien de feitelijke situatie bestaat er geen bezwaar tegen de gevraagde aanpassing. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de diepte van het bestemmingsvlak met de functieaanduiding erf hier op aangepast.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig bovenstaande beantwoording aangepast.
3. De heer G. van Eersel, Vaartweg 56, 5109 RD 's GRAVENMOER
Reactie A
Inspreker verzoekt om aan te geven of de bed & breakfast in het bestemmingsplan is opgenomen.
Antwoord A
De bed & breakfast is in het bestemmingsplan opgenomen door middel van een functieaanduiding bed & breakfast. Aanpassing van de bestemming is derhalve niet nodig.
Reactie B
Inspreker verzoekt of hij op zijn perceel een mini-camping mag beginnen en aan welke eisen daarbij moet worden voldaan.
Antwoord B
Het vestigen van een mini-camping is onder voorwaarden mogelijk binnen de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden – Landschap en cultuurhistorie. Het perceel van inspreker heeft de bestemming Wonen. Vestiging van een mini-camping is derhalve niet mogelijk. Er is bewust voor gekozen om binnen de bestemming Wonen geen mini-campings mogelijk te maken. Een minicamping kan leiden tot overlast voor de omgeving. Daarom wordt een ruimtelijke scheiding tussen een mini-camping en woningen van derden voorgestaan. In het bestemmingsplan is bepaald dat de afstand tussen een mini-camping en de meest nabij gelegen woning van derden minimaal 50 meter dient te bedragen. Gelet op de gewenste ruimtelijke scheiding en de dichtheid van de bebouwing aan de bebouwingslinten is er voor gekozen om een mini-camping, onder voorwaarden, alleen mogelijk te maken binnen de bestemming Agrarisch en Agrarisch met waarden – Landschap en cultuurhistorie.
Reactie C
Inspreker vraagt of de bed & breakfast mag worden uitgebreid door bij het bakhuis een tuinhuis te plaatsen.
Antwoord C
Een bed & breakfast dient op grond van het bestemmingsplan plaats te vinden in de woning. Voor het bakhuis is een uitzondering gemaakt vanwege de bijzondere uitstraling en cultuurhistorische waarde van dit pandje.
Uitbreiding van de bed & breakfast is mogelijk, echter alleen binnen het bouwvlak van de woning, tot een oppervlakte van maximaal 100 m2. Hiervoor is op grond van artikel 18.5.1 van de regels van het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist.
Reactie D
Inspreker verzoekt het bouwvlak van de woning te vergroten, zodat de totale hoofdmassa binnen het bouwvlak valt.
Antwoord D
Gezien de feitelijke situatie bestaat er geen bezwaar tegen de gevraagde aanpassing. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de totale hoofdmassa binnen het bouwvlak van de woning opgenomen.
Reactie E
Inspreker merkt op dat de carport achter de woning niet op de kaart staat ingetekend.
Antwoord E
Voor het opbouwen van de kaart van het bestemmingsplan wordt een kadastrale ondergrond gebruikt. Het is juist dat niet alle bebouwing op de ondergrond is ingetekend. Dit komt bijvoorbeeld doordat bepaalde bebouwing niet is ingemeten door het Kadaster. De kadastrale ondergrond heeft echter geen juridische status. Van belang is of de bestemming van het perceelsgedeelte de bebouwing toelaat. Dit is hier het geval. De carport is namelijk gesitueerd op grond met de bestemming Wonen, functieaanduiding erf. Op deze bestemming zijn bijgebouwen toegestaan. De carport is derhalve in overeenstemming met de bestemming.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig antwoord D aangepast.
4. De heer J.J. Kuipers, Lange Veertel 45, 5109 BE 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreker vindt het onderhoud aan het openbaar groen in de Lange Veertel minimaal. Hij verzoekt om in het bestemmingsplan op te nemen dat er frequenter onderhoud wordt gepleegd aan het openbaar groen in de Lange Veertel.
Antwoord
Een bestemmingsplan is niet het instrument om het door inspreker aangedragen aspect te regelen. In een bestemmingsplan wordt niet vastgelegd hoe het onderhoud aan het groen plaatsvindt. Een bestemmingsplan legt wel vast wat belangrijke groenelementen zijn, zonder daarbij de wijze van onderhoud te benoemen. Het groenstructuurplan doet wel een uitspraak over onderhoudsniveaus. Bij de aanleg van deze woonwijk is ervoor gekozen een link te leggen naar het omringende landschap. Vandaar dat er een waterloop langs de Lange Veertel loopt met in de bermen streekeigen beplanting zoals knotwilgen en elzen. Een uitstraling van een berm past hier prima bij. Om deze reden is ervoor gekozen de berm vier maal per jaar te maaien en niet als een gazon te onderhouden.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5. Mevrouw J. de Weerd-Hermsen, Hoofdstraat 33A, 5109 AA 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreekster vraagt waarom de snelheidsmetingen in de Hoofdstraat vlak voor de wegversmallingen plaatsvinden. Voor een goed beeld zou het beter zijn om de metingen te laten plaatsvinden in het traject tussen de wegversmallingen.
Antwoord
Een bestemmingsplan is niet het instrument om het door inspreker aangedragen aspect te regelen. In een bestemmingsplan wordt niet vastgelegd op welke wijze snelheidsmetingen worden uitgevoerd. Hoewel de reactie ruimtelijk gezien niet relevant is, volgt hierna een korte inhoudelijke reactie. In een aaneengesloten periode van twee maanden wordt de Hoofdstraat een keer per jaar voorzien van een zogeheten speedvisor. De speedvisor geeft de snelheid aan van het naderende voertuig.
Aan de hand van meetgegevens en de inrichting van de openbare ruimte is de huidige locatie van de speedvisor in de Hoofdstraat bepaald. Hierbij is de dorpsraad betrokken geweest. Voor de bevestiging van de speedvisor aan de lichtmast dient de lichtmast hierop technisch aangepast te worden. Op basis van de onderbouwing van de locatiekeuze en de technische aanpassing aan de lichtmast voor de bevestiging ervan wordt de huidige locatie in de Hoofdstraat gehandhaafd.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6. De heer C.P.W.M. van Beek en mevrouw J.A.M. van Dijck, Julianalaan 29A, 5109 RH 's GRAVENMOER
Reactie A
Inspreker verzoekt om op de verbeelding een duidelijke lijn te plaatsen tussen de panden Julianalaan 33 en 35, zodat duidelijk is dat voor de panden Julianalaan 29 t/m 33 de maximale goothoogte 4 meter bedraagt.
Antwoord A
De verbeelding is opgesteld volgens de wettelijke vereisten waaraan een dergelijke bestemmingsplankaart moet voldoen. De grens tussen de maatvoeringsvlakken tussen de panden Julianalaan 33 en 35 is aanwezig. Daarbij is de wettelijk voorgeschreven tekensystematiek gevolgd. Opgemerkt wordt dat de maatvoeringsgrens tussen beide goothoogten digitaal (via het gml bestand dat in de planfase van het ontwerpbestemmingsplan zichtbaar is via ruimtelijkeplannen.nl) duidelijker zichtbaar is dan analoog (via het pfd bestand). Wettelijk gezien is het digitale bestemmingsplan leidend ten opzichte van de analoge versie.
Reactie B
Inspreker verzoekt het bouwvlak voor het pand Julianalaan 29 te verkleinen teneinde te voorkomen dat het perceel in zijn geheel wordt bebouwd, conform artikel 11.2.1.b van de regels. Inspreker wil voorkomen dat op de perceelsgrens bebouwing met een hoogte van 8 meter kan worden gebouwd.
Antwoord B
Inspreker gaat er abusievelijk van uit dat artikel 11 van de regels van toepassing is. Dit is echter niet het geval. Het perceel Julianalaan 29 heeft de bestemming Wonen, met functieaanduiding kantoor en bouwaanduiding vrijstaand. Niet artikel 11, maar artikel 18 is derhalve van toepassing. Op basis van artikel 18.2.2.e.3 dient de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 meter te bedragen. Gelet op het feit dat er vrijstaand dient te worden gebouwd en het pand aan de linkerzijde op de perceelsgrens is gebouwd, kan op basis van artikel 18.2.3.a aan de rechterzijde van het pand geen bebouwing meer binnen 3 meter van de perceelsgrens worden opgericht. Aanpassing van het bouwvlak is niet nodig.
Reactie C
Inspreker verzoekt om de mogelijkheden voor lichtmasten en antennes, zoals opgenomen in artikel 11.2.2.c, te schrappen voor de locatie Julianalaan 29.
Antwoord C
Inspreker gaat er abusievelijk van uit dat artikel 11 van de regels van toepassing is. Dit is echter niet het geval. Het perceel Julianalaan 29 heeft de bestemming Wonen, met functieaanduiding kantoor en bouwaanduiding vrijstaand. Niet artikel 11, maar artikel 18 is derhalve van toepassing. Op basis van dit artikel is het niet mogelijk om lichtmasten en antennes te bouwen. Aanpassing van de regels is niet nodig.
Reactie D
Inspreker verzoekt om de bestemming glastuinbouw achter de woningen aan de Julianalaan 13A tot en met 35 van de plankaart te verwijderen.
Antwoord D
Het glastuinbouwbedrijf, dat op deze locatie aanwezig was, is beëindigd en de opstallen zijn in 2008 gesloopt. In de Structuurvisie Dongen 2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 december 2009, is het gebied ten noorden van de Julianalaan aangewezen als potentiële woningbouwlocatie. Ontwikkeling van deze locatie is op korte termijn echter niet aan de orde.
Gezien de feitelijke situatie en de voorgestane toekomstige bestemming is gebruik van de gronden ten behoeve van glastuinbouw niet reëel. In het ontwerpbestemmingsplan worden derhalve het bouwvlak en de functieaanduiding glastuinbouw van de verbeelding verwijderd.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig antwoord D aangepast.
7. De heer M.C. de Roon, Hoge Ham 77A, 5104 JC DONGEN
Reactie
Inspreker verzoekt om de bestemming van de percelen kadastraal bekend GVM B 3309 en B 1836 te wijzigen, zodat ter plaatse woningbouw kan worden gerealiseerd.
Antwoord
Het perceel GVM B 1836 bestaat niet. Aangenomen wordt dat inspreker het perceel B 3310 bedoelt. In het vigerende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp is voor de genoemde percelen en het perceel B 2402 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor woningbouw. In de afgelopen planperiode is van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid geen gebruik gemaakt. In een gesprek met de betrokken grondeigenaren op 30 augustus 2012 is duidelijk geworden dat een gezamenlijke ontwikkeling van de locatie niet meer aan de orde is. De eigenaar van het perceel B 2402 heeft daarbij te kennen gegeven af te zien van participatie in de ontwikkeling. Dit betekent dat een nieuwe afweging ten aanzien van de locatie dient te worden gemaakt. Daarbij is de vraag of de locatie die resteert zich leent voor een ontwikkeling met woningbouw.
Om het perceel als bouwperceel op te kunnen nemen in het bestemmingsplan dient aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het verzoek dient voorzien te worden van een ruimtelijke onderbouwing inclusief de daarbij behorende onderzoeken (waaronder een bodemonderzoek), teneinde aan te tonen dat de locatie ook daadwerkelijk voor woningbouw in aanmerking komt. Wanneer deze onderbouwing in het kader van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan door inspreker wordt aangeleverd en akkoord bevonden, kan de gevraagde bestemming alsnog in het bestemmingsplan worden opgenomen, met dien verstande dat met inspreker dan ook een anterieure overeenkomst dient te worden gesloten.
Conclusie
De reactie geeft op dit moment geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
8. De heer A. van der Dussen, Hoofdstraat 9, 5109 AA 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreker verzoekt om de bestemming van het perceel kadastraal bekend GVM B 1836 te wijzigen, zodat ter plaatse woningbouw kan worden gerealiseerd.
Antwoord
Het perceel GVM B 1836 bestaat niet. Aangenomen wordt dat inspreker het perceel B 3310 bedoelt. In het vigerende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp is voor het genoemde perceel en de percelen B 3309 en B 2402 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor woningbouw. In de afgelopen planperiode is van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid geen gebruik gemaakt. In een gesprek met de betrokken grondeigenaren op 30 augustus 2012 is duidelijk geworden dat een gezamenlijke ontwikkeling van de locatie niet meer aan de orde is. De eigenaar van het perceel B 2402 heeft daarbij te kennen gegeven af te zien van participatie in de ontwikkeling. Dit betekent dat een nieuwe afweging ten aanzien van de locatie dient te worden gemaakt. Daarbij is de vraag of de locatie die resteert zich leent voor een ontwikkeling met woningbouw.
Om het perceel als bouwperceel op te kunnen nemen in het bestemmingsplan dient aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het verzoek dient voorzien te worden van een ruimtelijke onderbouwing inclusief de daarbij behorende onderzoeken (waaronder een bodemonderzoek), teneinde aan te tonen dat de locatie ook daadwerkelijk voor woningbouw in aanmerking komt. Wanneer deze onderbouwing in het kader van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan door inspreker wordt aangeleverd en akkoord bevonden, kan de gevraagde bestemming alsnog in het bestemmingsplan worden opgenomen, met dien verstande dat met inspreker dan ook een anterieure overeenkomst dient te worden gesloten.
Conclusie
De reactie geeft op dit moment geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
9. De heer W. Kop Jansen, Hoofdstraat 20, 5109 AC 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreker verzoekt om het bouwvlak voor zijn perceel in te tekenen conform het vigerende bestemmingsplan.
Antwoord
Het bouwvlak is abusievelijk niet juist ingetekend. Het bouwvlak wordt alsnog conform het vigerende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp 2003 ingetekend.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig bovenstaande beantwoording aangepast.
10. De heer J.T. Bakermans en mevrouw P.J. Bakermans-Rozenbrand, Julianalaan 31, 5109 RH 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreker verzoekt om de bestemming glastuinbouw achter de woningen aan de Julianalaan 13A tot en met 35 van de plankaart te verwijderen.
Antwoord
Het glastuinbouwbedrijf, dat op deze locatie aanwezig was, is beëindigd en de opstallen zijn in 2008 gesloopt. In de Structuurvisie Dongen 2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 december 2009, is het gebied ten noorden van de Julianalaan aangewezen als potentiële woningbouwlocatie.
Ontwikkeling van deze locatie is op korte termijn echter niet aan de orde. Gezien de feitelijke situatie en de voorgestane toekomstige bestemming is gebruik van de gronden ten behoeve van glastuinbouw niet reëel. In het ontwerpbestemmingsplan worden derhalve het bouwvlak en de functieaanduiding glastuinbouw van de verbeelding verwijderd.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig bovenstaande beantwoording aangepast.
11. De heer J.G.M. van Pelt en mevrouw C. van Pelt-Koster, Julianalaan 27, 5109 RH 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreker verzoekt om de bestemming glastuinbouw achter de woningen aan de Julianalaan 13A tot en met 35 van de plankaart te verwijderen.
Antwoord
Het glastuinbouwbedrijf, dat op deze locatie aanwezig was, is beëindigd en de opstallen zijn in 2008 gesloopt. In de Structuurvisie Dongen 2020, vastgesteld door de gemeenteraad op 10 december 2009, is het gebied ten noorden van de Julianalaan aangewezen als potentiële woningbouwlocatie.
Ontwikkeling van deze locatie is op korte termijn echter niet aan de orde. Gezien de feitelijke situatie en de voorgestane toekomstige bestemming is gebruik van de gronden ten behoeve van glastuinbouw niet reëel. In het ontwerpbestemmingsplan worden derhalve het bouwvlak en de functieaanduiding glastuinbouw van de verbeelding verwijderd.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig bovenstaande beantwoording aangepast.
12. De heer R. van Wijnen, Hoofdstraat 54, 5109 AD 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreker, die eigenaar is van de percelen Hoofdstraat 54 en 54A, constateert dat op beide percelen het bouwvlak is gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Verzocht wordt om de bouwvlakken op te nemen overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan.
Antwoord
De bouwvlakken en erfvlakken wijken inderdaad af van het vigerende bestemmingsplan, terwijl hiertoe niet direct aanleiding bestaat. De bouwvlakken en erfvlakken worden alsnog conform het vigerende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp 2003 ingetekend.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De verbeelding wordt overeenkomstig bovenstaande beantwoording aangepast.
13. De heer R. Crop, Stevenshof 24, 5109 TZ 's GRAVENMOER
Reactie A
Inspreker verzoekt om de afwijkingsmogelijkheid voor zend- of ontvangstmasten voor telecommunicatie tot een hoogte van 40 meter uit het bestemmingsplan te verwijderen, omdat deze masten vanwege de visuele hinder niet passen in een woongebied.
Antwoord A
Een aantal redenen om te komen tot integrale herziening van het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp is de uniformering van bestemmingsplannen en het afstemmen van bestemmingsplannen op actueel en toekomstig beleid en wet- en regelgeving. Met de herziening van alle voor Dongen geldende bestemmingsplannen wordt samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden gecreëerd.
De afwijkingsbevoegdheid voor zend- en ontvangstmasten voor telecommunicatie maakt standaard onderdeel uit van de nieuwe bestemmingsplannen en sluit daarmee aan bij de in artikel 4, vijfde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) opgenomen afwijkingsmogelijkheid voor antenneinstallaties tot 40 meter hoog. De verlening van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, betreft een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het bevoegd gezag bij toepassing van deze bevoegdheid altijd een belangenafweging dient te maken. In dit verband wordt in zijn algemeenheid zwaarwegend gewicht toegekend aan het belang van realisering van landelijke dekking van het mobiele telefonienetwerk en van de mobiele bereikbaarheid in 's Gravenmoer.
Reactie B
Inspreker verzoekt om de volgende regels voor het behoud van ruimtelijke kwaliteit op te nemen: Het perceel of een gedeelte daarvan mag niet worden aangewend, of de aanwending daarvan wordt gedoogd, voor het opslaan van voor handels- en bedrijfsdoeleinden bestemde goederen, voor het opslaan van oude, onbruikbare of aan hun bestemming ontrokken motor- en andere rij- vaar- of voertuigen of onderdelen daarvan, vouwwagens, caravans, campers, mest, oud metaal, glas, afbraak puin, of andere oude materialen.
Antwoord B
In de regels van het bestemmingsplan zijn, waar nodig, per bestemming specifieke gebruiksregels opgenomen. Voor de bestemming Wonen zijn bijvoorbeeld gebruiksregels opgenomen, die bepalen dat het parkeren van voertuigen of het plaatsen van aanhangwagens, boten, caravans en andere kampeermiddelen voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet is toegestaan, behoudens ter plaatse van een toegang tot een garage/berging of carport.
Opslag van goederen ten behoeve van bedrijfsdoeleinden is zonder meer in strijd met de bestemming Wonen. In voorkomende gevallen kan de gemeente derhalve, op basis van het bestemmingsplan, handhavend optreden.
Reactie C
Inspreker heeft een aantal opmerkingen op paragraaf 3.1.4 van de toelichting op het bestemmingsplan. Inspreker stelt vast dat van afschermend groen geen sprake is aangezien de bomen en struiken in het najaar hun blad verliezen.
Antwoord C
In de toelichting wordt het tekst 'afschermend groen' vervangen door 'een groenstrook' .
Reactie D
Inspreker vindt het niet juist dat bij de plaatsing van verlichting op het B-veld de richtafstand van 50 meter tussen de woningen en de sportvoorziening is overschreden.
Antwoord D
In de publicatie Bedrijven en milieuzonering van de VNG wordt een richtafstand tussen veldsportcomplexen en woningen genoemd van 50 meter. Deze richtafstand is gebaseerd op het aspect geluid. Voor het aspect lichthinder geldt geen richtafstand. Aan genoemde richtafstand wordt inderdaad niet voldaan. Er is hier echter sprake van een bestaande situatie. De door inspreker bedoelde verlichting op het B-veld is in een eerdere ruimtelijke procedure mogelijk gemaakt.
Overigens zijn in opdracht van de gemeente in 2008, 2009 en 2010 lichthindermetingen verricht. Voor de woning van inspreker werd in de eerste metingen een overschrijding geconstateerd van de grenswaarden uit de Algemene richtlijn betreffende lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde. Na aanpassingen aan de lichtmasten door de voetbalvereniging is tijdens de laatste meting geconstateerd dat de overschrijding was opgelost. Inspreker is hiervan per brief op de hoogte gesteld.
Conclusie
De reactie geeft aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. De toelichting wordt overeenkomstig antwoord C aangepast.
14. DAS Rechtsbijstand, Postbus 338, 5201 AH 's-HERTOGENBOSCH, namens de heer M.C. de Roon, Hoge Ham 77A, 5104 JC DONGEN
Reactie
Cliënt is eigenaar van de percelen kadastraal bekend B 3309 en B 1836, gelegen aan de Emmalaan. Cliënt wil op deze gronden een woning bouwen en verzoekt derhalve voor de woning een bouwvlak op te nemen en voor de overige gronden de aanduiding erf.
Antwoord
Het perceel GVM B 1836 bestaat niet. Aangenomen wordt dat inspreker het perceel B 3310 bedoelt, hetgeen niet bij zijn cliënt in eigendom is. In het vigerende bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp is voor de genoemde percelen en het perceel B 2402 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor woningbouw. In de afgelopen planperiode is van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid geen gebruik gemaakt. In een gesprek met de betrokken grondeigenaren op 30 augustus 2012 is duidelijk geworden dat een gezamenlijke ontwikkeling van de locatie niet meer aan de orde is. De eigenaar van het perceel B 2402 heeft daarbij te kennen gegeven af te zien van participatie in de ontwikkeling. Dit betekent dat een nieuwe afweging ten aanzien van de locatie dient te worden gemaakt. Daarbij is de vraag of de locatie die resteert zich leent voor een ontwikkeling met woningbouw.
Om het perceel als bouwperceel op te kunnen nemen in het bestemmingsplan dient aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het verzoek dient voorzien te worden van een ruimtelijke onderbouwing inclusief de daarbij behorende onderzoeken (waaronder een bodemonderzoek), teneinde aan te tonen dat de locatie ook daadwerkelijk voor woningbouw in aanmerking komt. Wanneer deze onderbouwing in het kader van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan door inspreker wordt aangeleverd en akkoord bevonden, kan de gevraagde bestemming alsnog in het bestemmingsplan worden opgenomen, met dien verstande dat met inspreker dan ook een anterieure overeenkomst dient te worden gesloten.
Conclusie
De reactie geeft op dit moment geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
15. De familie Paans, Julianalaan 12, de familie Gouda, Julianalaan 14, de familie Colijn, Julianalaan 16, 5109 RJ 's GRAVENMOER
Reactie
Insprekers hebben bezwaar tegen de voorgenomen uitbreiding van de begraafplaats, zoals deze nu op de kaart staat ingetekend en verzoeken om tot een voor alle partijen bevredigende oplossing te komen.
Antwoord
In het voorontwerpbestemmingsplan is voor het perceel gelegen achter de woningen Julianalaan 12, 14 en 16 de gebiedsaanduiding Wro-zone wijzigingsgebied 2 opgenomen. Dit houdt in dat de bestemming van het perceel kan worden gewijzigd, ten behoeve van de uitbreiding van de begraafplaats aan de Julianalaan. Op 3 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om daadwerkelijk tot uitbreiding van de begraafplaats over te gaan. Dit betekent dat in het ontwerpbestemmingsplan deze ontwikkeling rechtstreeks wordt opgenomen. In overleg met de omwonenden wordt een inrichtingstekening vervaardigd, waarbij de gemeente zich maximaal zal inspannen om tot een voor alle partijen bevredigende inrichting te komen.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wel wordt naar aanleiding van het collegebesluit van 3 juli 2012 de bestemming van de locatie gewijzigd van Agrarisch naar Maatschappelijk.
16. De heer P.N. van der Galiën, Lange Veertel 59, 5109 BE 's GRAVENMOER
Reactie
Inspreker reageert mede namens de bewoners van de panden Lange Veertel 57 en 61. Bezwaar bestaat tegen de voorgenomen ontwikkeling van woningbouw achter de woningen Lange Veertel 57, 59 en 61. De hoogte van de woningen en het ontbreken van een noodzaak om het perceel te bebouwen vormen de voornaamste bezwaren. Indien er toch moet worden gebouwd, dan wordt verzocht als goot- en bouwhoogte respectievelijk 4 en 7,5 meter op te nemen. De bewoners zijn bereid om de grond tegen een redelijke vergoeding over te nemen.
Antwoord
In het bestemmingsplan is voor het perceel gelegen achter de woningen Lange Veertel 57, 59 en 61 de gebiedsaanduiding Wro-zone wijzigingsgebied 1 opgenomen. Dit houdt in dat de bestemming van het perceel kan worden gewijzigd naar Wonen, ten behoeve van maximaal vier woningen, met een goot- en nokhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. In het vigerende bestemmingsplan is voor deze locatie eveneens de mogelijkheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar Wonen, echter ten behoeve van maximaal zes woningen, waarbij de goothoogte maximaal 6 meter mag bedragen.
Vastgesteld wordt dat het aantal woningen ten opzichte van de geldende regeling met twee woningen is afgenomen. De toelaatbare goot- en nokhoogte is niet gewijzigd. Deze maten zijn niet uitzonderlijk voor 's Gravenmoer en sluiten aan bij de recent ontwikkelde woonwijk Elzenweide. Hoewel de acute noodzaak om het perceel voor woningbouw te ontwikkelen op dit moment niet aanwezig is, wil de gemeente een ontwikkeling in de toekomst echter niet uitsluiten. Derhalve wordt de bestaande wijzigingsbevoegdheid gehandhaafd.
Met inspreker is gesproken over de mogelijke verwerving van het perceel door de aangrenzende eigenaren. In beginsel staat de gemeente hier niet onwelwillend tegenover. Mocht op dit punt overeenstemming worden bereikt, dan kan de gebiedsaanduiding Wro-zone wijzigingsgebied 1 vervallen en kan eventueel de bestemming Wonen, functieaanduiding erf aan het perceel worden toegekend.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
7.4 Ambtshalve Aanpassingen
Na de inspraak- en overlegprocedure is uit ambtshalve overwegingen besloten het bestemmingsplan op enkele onderdelen te wijzigen.
Aanpassingen toelichting (inclusief bijlagen)
De toelichting is op onderdelen geactualiseerd en aangevuld. De belangrijkste aanpassingen hebben plaatsgevonden in de volgende (sub)paragrafen en bijlagen:
- In paragraaf 2.2. wordt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (vastgesteld 17 maart 2012) toegevoegd en wordt kort de relevantie voor het bestemmingsplan benoemd.
- In bijlage 3 (Inschalingslijst) is de lijst op enkele punten geactualiseerd:
- 1. Het adres Hoofdstraat 17 wordt gewijzigd naar Hoofdstraat 17A, met als bedrijfsactiviteiten: Ontwerpbureau met werkplaats.
- 2. Op het perceel Hoofdstraat 20 is een fruitkwekerij aanwezig.
De aanpassingen van de toelichting hebben geen juridische betekenis.
Aanpassingen regels
Artikel 1 Begrippen
- In lid 1.1. is de uniforme landelijke codering aangepast: nummer NL.IMRO.0766.BP2013000014-OW01. Deze code wordt overigens bij de vaststelling wederom vernummerd.
Artikel 12 Maatschappelijk
- Voor de zorgboerderij op het perceel Hoofdstraat 71 zijn een bestemmingsomschrijving en specifieke gebruiksregels opgenomen.
Artikel 9 Groen
- Voor de waterzuivering in het park bij Elzenweide zijn toepasselijke bouwregels opgenomen.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
- De aanhef Verkeers-Verblijfsgebied is gewijzigd in Verkeer-Verblijfsgebied.
Aanpassingen verbeelding
- Hoofdstraat 17-17A: De bestemming Bedrijf wordt gewijzigd naar Wonen conform de bouwvergunning van 10 oktober 2003.
- Vaartweg 9:
- 1. De bestemming Wonen, erf wordt aan de achterzijde uitgebreid conform de bestemmingsplanwijziging van 2009.
- 2. De bestemming Agrarisch wordt gewijzigd naar Tuin.
- 3. De bestemming Verkeer aan de voorzijde (inrit) wordt gewijzigd naar Wonen.
- Capelseweg 7-7A: de maximale goothoogte wordt, conform de feitelijke situatie, gewijzigd naar 5 meter.
- Hoofdstraat 71: het bebouwingspercentage wordt, conform de feitelijke situatie, gewijzigd van 50% naar 30%. De functieaanduidingen (zbo) en (zho) worden op de verbeelding opgenomen.
- Waspikseweg 10: het bouwvlak en de functieaanduiding erf worden gewijzigd, teneinde sloop en herbouw van de woning mogelijk te maken, waarbij een andere situering van de woning op het perceel mogelijk is.
- Elzenweide: voor de waterzuivering in het park is een functieaanduiding opgenomen.
Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp door de gemeenteraad op 21 februari 2013 zijn de volgende wijzigingen aangebracht.
8.1 Wijzigingen Naar Aanleiding Van Ingebrachte Zienswijzen
Regels
- Aan artikel 18.4 is lid h toegevoegd waarin de parkeernormen zijn opgenomen voor de woningen aan de Emmalaan op de percelen GVM B 3309 en B 3310.
- Er is een nieuw artikel 12.3.1 (Bouwhoogte Kerkebosdreef 2) ingevoegd waarin een afwijkingsbevoegdheid opgenomen is om binnen het bouwvlak van het perceel Kerkebosdreef 2 een maximale goothoogte van 6 meter toe te staan, onder voorwaarde dat het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies inwint van de Monumentencommissie.
Verbeelding
- Het bouwvlak op perceel Vaartweg 29 wordt vergroot waarbij de totale hoofdmassa binnen het bouwvlak is opgenomen.
- Op de percelen GVM B 3309 en B 3310 aan de Emmalaan is een bouwvlak opgenomen met een maximale goothoogte van 4 meter waarmee de bouwmogelijkheid ontstaat voor de bouw van 3 woningen.
Toelichting
- Er is een nieuwe paragraaf 2.5 toegevoegd met een toelichting op de bouwmogelijkheid voor het realiseren van drie woningen aan de Emmalaan.
- De ruimtelijke onderbouwing voor de woningen aan de Emmalaan is als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.
8.2 Ambtshalve Wijzigingen
Algemeen
- Het identificatienummer van het bestemmingsplan 's Gravenmoer Dorp is bij de vaststelling gewijzigd in NL.IMRO.0766.BP2013000014-VG01. Deze wijziging heeft betrekking op de verbeelding en de regels (begripsbepaling 1.1).
Regels
- Aan artikel 4.3.2 lid d is achter het woord 'bevoegd' het woord 'gezag' toegevoegd.
Verbeelding
- Aan het perceel gelegen achter de woningen Lange Veertel 57, 59 en 61 wordt gedeeltelijk de bestemming Wonen met de functieaanduiding erf toegekend.
Toelichting
- De resultaten van het bodemonderzoek zijn toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing voor de locatie Hoofdstraat 70D-72 in bijlage 1.
- De resultaten van het overleg met het waterschap zijn toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing voor de uitbreiding van de begraafplaats in bijlage 2.