KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - 3
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel

Gemeentenweg 3, Dongen

Bestemmingsplan - Gemeente Dongen

Vastgesteld op 27-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Gemeentenweg 3, Dongen’ met identificatienummerNL.IMRO.0766.BP2023000091-VG01 van de gemeente Dongen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (nummer NL.IMRO. 0766.BP2018000052-GC01) met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd, ondergeschikt gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
grondgebonden agrarisch bedrijf: akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen; fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond en waarbij de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;
sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
intensieve kwekerij: de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, of dieren anders dan genoemd onder b3 of c.; intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen.
1.9 agrarische deskundige
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
1.10 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het opslaan van en leveren van goederen aan uitsluitend of overwegend agrarische bedrijven en / of het opslaan en verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie; een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur (zoals loonbedrijven).
1.11 archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 bebouwing
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.16 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.17 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen en voorgevelrooilijnen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen alsmede voorgevelrooilijnen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.22 blauwe diensten
inspanningen die grondeigenaren en grondgebruikers kunnen leveren ten behoeve van waterbeheer, natuur- en / of landschapsontwikkeling in, nabij of in relatie tot water.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.30 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar / dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.31 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.32 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.
1.33 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.34 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
tuincentra;
grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
bouwmarkten.
1.37 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.38 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.39 emissiepunt of emmissiekoker bij intensieve veehouderij
een bouwwerk ten behoeve van het op één centraal punt mechanisch of via natuurlijke trek afvoeren van emissie (ammoniak, geur, fijnstof) uit een of meerdere dierenverblijven.
1.40 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.44 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.45 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.46 indicatie-orgaan
een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van zorg en indicatiestelling.
1.47 kampeermiddelen
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.48 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.49 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.50 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.51 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.52 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.53 logeergebouw
een gebouw, bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.
1.54 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en / of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en / of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.55 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.56 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.57 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen gebruik wordt gemaakt.
1.58 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.59 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.60 paardrijactiviteiten
het houden van paarden en / of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden.
1.61 peil
de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwvlak en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.62 permanente standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.
1.63 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.64 schoorsteen bij glastuinbouwbedrijven
een bouwwerk ten behoeve van het op mechanische wijze of via natuurlijke trek afvoeren van gassen afkomstig van een warmtekracht koppeling (WKK), verwarming- en/of stookinstallatie.
1.65 seizoensgebonden standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.
1.66 seksinrichting
het bedrijfsmatig- of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.
1.67 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.68 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.69 standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.70 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen of constructies die bij agrarische bedrijven worden toegepast om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te bevorderen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van producten te verbeteren, nader te onderscheiden in:
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst, te onderscheiden in:
lage tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals afdekfolies, acryldoek, insectengaas, tunnels met een bouwhoogte van niet meer dan 1.50 m;
hoge tijdelijke voorzieningen: voorzieningen zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen en regenkappen;
permanente teeltondersteunende voorzieningen, te onderscheiden in: lage permanente voorzieningen zoals containervelden;
hoge permanente voorzieningen zoals kassen, tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, stellingen en regenkappen;
overige teeltondersteunende voorzieningen zoals boomteelthekken.
1.71 verblijfsmiddelen
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.
1.72 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw; indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel) bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.
1.73 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel.
1.74 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2- opslagtanks;
geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken of foliebassins.
1.75 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.76 woning
een hoofdgebouw met daarbij behorende aan- of uitbouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.77 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.78 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzenworden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de(schotel)antenne-installatie;
ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet vande (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van overige bouwwerken
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar deaard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk testellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen oververschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;Pagina 10 van 16
  2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen peil, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde vandaken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaartsgeprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van hetbouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen -3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1 Hoofdgebouwen
  1. het totale aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven middels de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
  2. hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  3. hoofdgebouwen mogen zowel aaneen als vrijstaand worden gebouwd waarbij de afstand tussen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
  4. de afstand van de zijgevels van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  5. de goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw, bedragen ten hoogste:
Bouwwerk Goothoogte Bouwhoogte
Hoofdgebouw (inclusief aanen uitbouwen)

6 meter

Maximaal 4 meter meer dan de maximaal toelaatbare goothoogte

Bouwlagen onder peil

Maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw

  1. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
3.2.2 Aan- en uitbouwen
  1. aan- en uitbouwen worden binnen een bouwvlak of op de gronden met de aanduiding 'erf' gebouwd;
  2. de afstand van aan- en uitbouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bedragen ten hoogste:
Bouwwerk Goothoogte Bouwhoogte
Aan- en uitbouwen in het bouwvlak

De toelaatbare goothoogte van het hoofdgebouw

De toelaatbare bouwhoogte van het hoofdgebouw

Aan- en uitbouwen op gronden met de aanduiding ‘erf’

3,5 meter

7 meter

Bouwlagen onder peil

Maximaal 1 bouwlaag uitsluitend onder het hoofdgebouw

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 40% van de gronden met de aanduiding 'erf' met een maximum van 100 m² per woning;
  2. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)’ de met deze aanduiding aangegeven oppervlakte als maximum.
3.2.3 Bijgebouwen
  1. bijgebouwen worden binnen een bouwvlak of op de gronden met de aanduiding 'erf' gebouwd;
  2. de afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw bedraagt ten minste 3 m;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bedragen ten hoogste:
Bouwwerk Goothoogte Bouwhoogte
Bijgebouwen in het bouwvlak

3,5 meter

7 meter

Bijgebouwen op gronden met de aanduiding ‘erf’

3,5 meter

7 meter

Bouwlagen onder peil

Niet toegestaan

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingenbedraagt ten hoogste 40% van de gronden met de aanduiding 'erf' met een maximum van100 m² per woning;Pagina 12 van 16
  2. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)’ de met deze aanduiding aangegeven oppervlakte als maximum.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 60 m².
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding bouwvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de bouw van een hoofdgebouw opde gronden met de aanduiding 'erf' waarbij de overschrijding van de grens van het bouwvlak nietmeer mag bedragen dan 20 % van de op de kaart aangegeven diepte van bouwvlakken.
3.3.2 Vermindering onderlinge afstand
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b voorvermindering van de minimale onderlinge afstand tussen bijgebouwen en hoofdgebouw tot 1 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 60 m²;
  2. het gebruik van de onbebouwde gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn ten behoeve van de stalling van voertuigen, aanhangwagens, caravans, boten en dergelijke is niet toegestaan tenzij het onbebouwde gronden betreft die toegang geven tot garage, carport of een niet overdekte parkeerplaats op het desbetreffende perceel;
  3. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  4. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder c voorhet bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw, met in achtneming vanhet volgende:
  1. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  2. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak,onderschreven door een indicatie-orgaan;
  3. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² isals mantelzorgruimte toegestaan;Pagina 13 van 16
  4. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoeringis gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen,waarvoor bouwvergunning is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Overschrijding bouwgrenzen
5.1.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart enbestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
5.1.2 Overschrijding ten behoeve van aan- of uitbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 35.1.1. tenbehoeve van de overschrijding van bouwgrenzen door een aan- of uitbouw aan een woning:
  1. tot een maximum oppervlakte van 6 m² indien de diepte van de voortuin kleiner of gelijk is aan 2m;
  2. tot een maximum oppervlakte van 15 m² indien de diepte van de voortuin groter is dan 2 m; met dien verstande dat:
  3. de goothoogte van de aan- of uitbouw maximaal 3 m mag bedragen;
  4. de afstand van de aan- of uitbouw tot de bestemming Verkeer ten minste 0,5 m dient te bedragen;
  5. er geen onevenredige beperkingen voor de omringende bestemmingen mogen optreden.
5.2 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen alsten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen alsten minste toelaatbaar worden aangehouden;Pagina 14 van 16
  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
5.3 Afstanden van woningen tot wegen en Wgh-inrichtingen
5.3.1 Aan te houden afstanden tot wegen
  1. ingeval van nieuwe woningen, aan- en uitbouwen en andere geluidsgevoelige objecten ingevolge planwijziging of ontheffing, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en andere geluidsgevoelige objecten tot de as van de weg – ter beperking van geluidhinder – niet minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstanden;
  2. ingeval de herbouw van een bestaande woning en andere geluidsgevoelige objecten, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de andere geluidsgevoelige objecten tot de as van de weg niet minder bedragen dan de bestaande maat.
5.3.2 Verkleining van de afstand tot wegen bij planwijziging of ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.3.1 teneindenieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten ingevolge planwijziging of ontheffing op eenkleinere afstand tot de weg toe te staan dan in de tabel van lid 5.3.1 is aangegeven, indien:
  1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.
5.3.3 Verkleining van de afstand tot wegen bij herbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.3.1 teneindeherbouw van woningen en andere geluidsgevoelige objecten toe te staan op een kleinere afstand,indien:
  1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

  1. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
  2. burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan wordenverleend - ontheffing verlenen van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulksPagina 15 van 16 noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingenmogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% wordenvergroot.
Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan deingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden enbouwwerken.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen tenbehoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor eentechnisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulksnoodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogenechter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% wordenvergroot.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbarevoorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
9.2 Procedure bij toepassing ontheffingsbevoegdheid
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienende navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
  1. het vastgesteldbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage;
  2. burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag- ,nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen naar voren brengen tegen het vastgesteldbesluit.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;Pagina 16 van 16
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
10.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid vanoverwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethoudersten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Gemeentenweg 3, Dongen’.