KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planvoornemen
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.3 Verkeer En Parkeren
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Geluid
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Bodem
4.12 Water
4.13 Ecologie
4.14 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Opbouw Van De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Vo Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 2 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Klic-inmeting Plangebied
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend Onderzoek Asbest In Bodem
Bijlage 7 Quickscan Ecologie
Bijlage 8 Stikstofmemo
Bijlage 9 Rekenbladen Stikstof Realisatie- En Gebruiksfase 2023
Bijlage 10 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 11 Nota Van Zienswijzen

Bolkensteeg 33-35

Bestemmingsplan - Gemeente Dongen

Vastgesteld op 06-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01 met de bijbehorende regels.

1.2 plan

Het bestemmingsplan Bolkensteeg 33 - 35 met identificatienummer NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01 van de gemeente Dongen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.21 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.

1.22 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.23 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.24 mantelzorg

de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.25 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals bijvoorbeeld transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.28 peil

  1. a. de kruin van een weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.29 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.

1.30 voorgevelrooilijn

een virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van de woning of een hoofdgebouw en het bouwvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt en die doorloopt tot de zijdelingse perceelsgrens.

1.31 woning

een (gedeelte van een) hoofdgebouw met daarbij behorende aan- of uitbouwen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  1. a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. b. indien zich - in geval van een lessenaarsdak - aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. paden;
  3. c. beeldende kunstwerken;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals in- en uitritten, ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': uitsluitend voor erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel.
  3. c. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, achterpaden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.
  2. b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' ten minste 1,5 m bedraagt.
  3. c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Gebruik

  1. a. het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming;
  2. b. onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
    1. 1. het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart- en headshop, alsmede een groothandel in smart- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting;
    2. 2. het gebruik van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of huisvesting in verband met mantelzorg;
    3. 3. het gebruik van bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit;
    4. 4. het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast;
    5. 5. het gebruik van een woning voor kamerverhuur.
  3. c. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a. en b., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Parkeergelegenheid

  1. a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
  2. b. Voor de in lid a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de parkeernormen zoals bedoeld in het 'Parapluplan Parkeren Dongen' (onherroepelijk op 2 juli 2020) en eventuele opvolgende documenten in acht genomen te worden;
  3. c. Indien deze beleidsregels en/of de bijlagen worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
  4. d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien aangetoond wordt dat de parkeerdruk niet onevenredig toeneemt en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

10.2 Afvoer hemel- en grondwater

  1. a. Het is verboden om zonder hemelwatervoorziening vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater van meer dan 20 m2 te lozen op de riolering of openbaar terrein; dit moet op het eigen perceel worden verwerkt.
  2. b. Voor de in lid a genoemde hemelwatervoorziening dienen de regels zoals bedoeld in de 'Verordening afvoer hemel- en grondwater Dongen' (vastgesteld op 14 december 2023) en eventuele opvolgende documenten in acht genomen te worden;
  3. c. Indien deze beleidsregels en/of de bijlagen worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De regels uit de verordening en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
  4. d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid a en kan worden toegestaan dat een minder dan voldoende kwalitatieve hemelwatervoorziening wordt gerealiseerd, indien aangetoond wordt dat er hiervoor geen mogelijkheden zijn en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan overige milieuaspecten.

10.3 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot.
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstrip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dat gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder naam 'Regels van het bestemmingsplan Bolkensteeg 33 - 35'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Initiatiefnemer De Bunte Vastgoed Zuid B.V. is voornemens op een onbebouwd perceel aan de Bolkensteeg te Dongen een tweetal appartementenblokken met in totaal 25 woningen te realiseren.

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Beljaart' (vastgesteld op 24 februari 2009), waarbij de gronden bestemd zijn als 'Tuin'.

Het beoogde woningbouwinitiatief is in strijd met het geldende bestemmingsplan, aangezien er binnen de bestemming 'Tuin' geen woningbouw mogelijk is. De gemeente Dongen staat echter positief tegenover de ontwikkeling en heeft besloten principe-medewerking te verlenen aan de planvorming. In het kader van de beoogde ontwikkeling is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft het onbebouwde perceel gelegen tussen de Bolkensteeg 31 en 37 in Dongen. Dit perceel is kadastraal aangeduid als DGN01-B-2170. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van circa 3.160 m2.

In de directe omgeving van het plangebied komt overwegend een woonfunctie voor, maar zuidwestelijk langs de Bolkensteeg liggen net voorbij het plangebied ook meerdere kantoorpanden en praktijken (o.a. huisartsenpraktijken). In figuur 1.1 en 1.2 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: AHN-viewer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Begrenzing plangebied (Bron: Cier Architecten)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Beljaart' (vastgelegd op 24 februari 2009), waarbij de gronden bestemd zijn als 'Tuin' ten behoeve van tuin bij de gebouwen op hetzelfde bouwperceel. Op de als tuin bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van voorgenoemde doeleinden worden gebouwd.

Een uitsnede van de verbeelding met aanduiding van het plangebied is weergegeven in figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'De Beljaart' met aanduiding plangebied (Bron: Ruimtelijkeplannen)

De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op grond van de geldende tuinbestemming zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan. Om de gewenste planologische medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief is daarom het voorliggend bestemmingsplan 'Bolkensteeg 33 - 35' opgesteld.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in en rond het plangebied en geeft inzicht in de beoogde ontwikkeling. In Hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Dongen. Hoofdstuk 4 omvat de toets aan de sectorale milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de procedure.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Huidige Situatie

Momenteel is het plangebied onbebouwd en geheel groen door bomen, struiken en andere vegetatie. Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat de locatie in de afgelopen jaren ook onbebouwd is geweest. Wat betreft de ligging aan de Bolkensteeg wordt opgemerkt dat dit een oude route betreft, die terug te herleiden is naar een route door het landschap vanaf de 19e eeuw.

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de bebouwing aan de Schoolsticht en aan de zuidzijde door de Bolkensteeg. In de directe omgeving van het plangebied komt overwegend een woonfunctie voor. Aan de kant van het centrum van Dongen, aan de straatzijde van het plangebied, staan verschillende bedrijfspanden en kantoren met een vergelijkbare schaal en positie ten opzichte van de weg. Samen met de bomenrij bepalen deze het straatbeeld aan de Bolkensteeg.

De woningen in de direct omgeving van het plangebied zijn overwegend grondgebonden, hebben een dorpse uitstraling en kennen veel diversiteit wat betreft situering, kapvorm en architectonische uitstraling. De kantoorpanden en praktijken langs de Bolkensteeg kennen overwegend 2 tot 3 bouwlagen, zijn plat afgedekt en stemmen qua architectonische uitstraling meer overeen.

In de figuren 2.1 t/m 2.3 is de huidige situatie van het plangebied in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0004.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Plangebied gezien vanaf de Bolkensteeg

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0006.png"

Figuur 2.3 Bebouwing in omgeving van het plangebied (Bron: CIER Architecten)

2.2 Toekomstige Situatie

Algemeen

Initiatiefnemer De Bunte Vastgoed Zuid B.V. is voornemens op het onbebouwde perceel tussen de Bolkensteeg 31 en 37 te Dongen een tweetal appartementenblokken met in totaal 25 woningen te realiseren. Naast de benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein ook diverse bergingen gerealiseerd. Figuur 2.4 t/m 2.9 tonen de betreffende situatietekeningen en impressies. Het VO-stedenbouwkundig plan is opgenomen als bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0007.png"

Figuur 2.4 Situatietekening schaal 1:500 (Bron: CIER Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0008.png"

Figuur 2.5 Situatietekening schaal 1:200 met aanduiding afstandsmaten (Bron: CIER Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0009.png"

Figuur 2.6 Impressie vogelvlucht beoogde ontwikkeling voorzijde (Bron: CIER Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0010.png"

Figuur 2.7 Impressie vogelvlucht beoogde ontwikkeling achterzijde (Bron: CIER Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0011.png"

Figuur 2.8 Principedoorsnede schaal 1:200 (Bron: CIER Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0012.png"

Figuur 2.9 Straatbeeld schaal 1:200 (Bron: CIER Architecten)

Stedenbouw en programma

Met de stedenbouwkundige opzet zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. 1. behoud bestaande bomen aan Bolkensteeg;
  2. 2. één in/uitrit aan Bolkensteeg;
  3. 3. twee geparcelleerde bouwblokken met een bouwdiepte afgestemd op de omgeving;
  4. 4. bergingen als privacybuffer met achterburen;
  5. 5. groen omzoomde parkeerkoffer in grasbeton uit het zicht vanaf de Bolkensteeg;
  6. 6. entree appartementengebouwen aan achterzijde;
  7. 7. bouwblokken in een groene omgeving;
  8. 8. alle appartementen gericht naar de Bolkensteeg.

Voor de bouwvolumes wordt de voorgevellijn van de kantoren aangehouden en de achtergevellijn van de woning ten zuidwesten van het plangebied. Achter de bouwvolumes is plaats voor een rij bergingen voor de bewoners en een parkeerkoffer. Hierdoor ontstaat er aan de kant van de Bolkensteeg ruimte voor twee bouwvolumes ingebed in een groene omgeving.

Alle appartementen in dit project zijn georiënteerd aan de Bolkensteeg en worden per bouwblok ontsloten door middel van een compacte verkeersruimte met trap en lift die vanaf de achterzijde te bereiken is. In de gebouwen is een mix aanwezig van kleine, middelgrote en grote appartementen.

De bouwvolumes zijn geparcelleerd en aan de zijkanten in hoogte getrapt ontworpen zodat ze goed aansluiten op de aangrenzende woningen. Binnen het bouwblok zijn kleinere volumes van elkaar te onderscheiden door middel van een lichte verspringing in hoogte en gevelpositie. Deze geparcelleerde gevelvlakken worden gematerialiseerd met drie op elkaar afgestemde baksteensorteringen. De gemeenschappelijke ruimte aan de achterzijde van het bouwblok is gematerialiseerd in hout en komt door de aangrenzende puien visueel los van het bouwblok. Door de glazen balustrades, betonkaders, betonnen balkons en verticaal metselwerk ter plaatse van de plint en dakrand ontstaat er een rijk gevelbeeld.

Het beoogde programma bestaat uit 25 koopappartementen verdeeld over een tweetal blokken:

Blok 1

9x goedkoop (49 m2)

6x midden (2x 69 m2 / 4x 83 m2)

Blok 2

4x goedkoop (49 m2)

4x midden (78 m2)

2x duur (112 m2)

De plattegrondstekeningen van de twee appartementengebouwen zijn weergegeven in figuur 2.10. De doorsendes van de gebouwen zijn weergegeven in figuur 2.11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0015.png"

Figuur 2.10 Plattegrondtekening appartementengebouwen (Bron: CIER Architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0016.png"

Figuur 2.11 Doorsnede appartementengebouwen (Bron: CIER Architecten)

Ontsluiting en parkeren

Het plangebied zal worden worden ontsloten middels een nieuwe in/uitrit op de Bolkensteeg. In het ontwerp zijn binnen een omzoomde parkeerkoffer 50 parkeerplaatsen voorzien. De parkeerplaatsen worden uitgevoerd in grasbeton.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?

Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit plan relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit;
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie;
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden;
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Wonen is voor dit plan het meest relevant. Tot 2030 moeten er in Nederland ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Net zoals in grote delen van Nederland is er op dit moment in de regio en in de gemeente Dongen sprake van een schaarste aan geschikte woningen, met als gevolg een overspannen woningmarkt. Er is behoefte aan nieuwe woningbouwlocaties, te beginnen in het bestaand bebouwd gebied. De locatie aan de Bolkensteeg biedt hiervoor nadrukkelijk kansen.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in de NOVI. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de NOVI wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.

Toetsing

Op het plangebied zijn geen voorwaarden van toepassing op basis van het Barro.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De grens van een stedelijke ontwikkeling ligt bij woningen op basis van jurisprudentie op circa 11-14 woningen.

De ladder voor duurzame verstedelijking bestaat uit twee stappen: de eerste stap bestaat uit het aantonen van de behoefte voor de beoogde ontwikkeling. Voor de tweede stap wordt er in beginsel vanuit gegaan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dit nadrukkelijk gemotiveerd te worden in de toelichting van het bestemmingsplan.

Toetsing

Algemeen

Uitgangspunt voor de woningbouwontwikkeling aan de Bolkensteeg 33-35 is het toevoegen van 25 woningen. Er is een gedifferentieerde bouw op het oog en deze woningbouw is opgenomen in het woningbouwprogramma dat vanuit de provinciale prognose naar boven is bijgesteld. Het planvoornemen is berust op een vrije kavel met een totaal oppervlak van 3.160 m². Hierop zullen twee bouwblokken komen die bij elkaar 25 appartementen omvatten met woningen in verschillende prijsklassen.

Bestaand stedelijk gebied

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip bestaand stedelijk gebied vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Het plangebied aan de Bolkensteeg 33-35 ligt in bestaand stedelijk gebied.

Stedelijke ontwikkeling

Het geldende bestemmingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Het geldend bestemmingsplan maakt, zoals beschreven in paragraaf 1.3, geen woningen mogelijk. In dit geval worden in totaal maximaal 25 woningen mogelijk gemaakt. Het toevoegen van meer dan 11 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.

Relevante woonregio

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor wonen is dat de gemeente Dongen, binnen de regio Hart van Brabant (figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0018.png"

Figuur 3.1 Regionale woningmarktgebieden (Bron: Brabantse Agenda wonen)

De kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan de beoogde ontwikkeling blijkt uit diverse bronnen die hierna worden behandeld.

Kwantitatieve behoefte

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020)

Voor het woningbouwprogramma van de gemeente Dongen is de provinciale 'Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020) van de provincie Noord-Brabant richtinggevend. Hierin wordt de kwantitatieve woningbehoefte geraamd op het toevoegen van 1.130 woningen in de periode tot en met 2030 (113 per jaar). In de periode daarna zijn nog eens circa 500 woningen nodig (ongeveer 50 per jaar). Tabel 3.1 is richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.

Tabel 3.1 Indicatie toename woningvoorraad gemeente Dongen 2020-2040

(Bron: Provincie Noord-Brabant)

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0019.png"

Er zijn in 2031 naar verwachting ongeveer 12.470 woningen nodig. De actuele woningvoorraad in de gemeente Dongen per 1 januari 2021 is 11.456 woningen. Dat betekent dat de resterende opgave tot 2031 1.014 woningen is.

Regionale afspraken

De gemeente Dongen heeft op 9 maart 2023 met gemeenten van de subregio's Breda en Hart van Brabant de landelijke Woondeal met minister De Jonge en de provincie ondertekend. Daarin ligt onder andere vast dat de minimale bouwopgave tot en met 2030 bestaat uit een netto toevoeging van 1.118 woningen. Het accent voor de nieuwbouw ligt bij plannen in het stedelijk gebied. Wat praktisch in ieder geval betekent dat alle plannen die al in 2023 onderdeel uitmaakten van het bouwprogramma zeker moeten worden gerealiseerd. Het plan aan de Bolkensteeg maakt deel uit van dat programma.

Qua plancapaciteit is opgenomen dat iedere gemeente streeft naar een totale (jaarlijkse) planvoorraad (zachte en harde plancapaciteit) van minimaal 130%. Met de betrekking tot de programmering is vastgelegd dat voor nieuwe woningbouwplannen de volgende verdeling (conform voorgeschreven rijksbeleid) uitgangspunt is: 30% sociale huur, 40% overig betaalbaar (middeldure huur en/of betaalbare koop) en 30% vrije sector (huur en/of koop). Voor de zachte planvoorraad ligt de focus op (snelle) realisatie.

Er is een inspanningsverplichting voor gemeenten (en daarmee ook de betreffende ontwikkelende partijen) om voor de bestaande zachte planvoorraad, waar mogelijk en noodzakelijk de betreffende plannen om te vormen naar de 30-40-30 afspraak. Gemeenten motiveren bij deze projecten waarom (o.a. specifieke lokale behoefte, het belang van een snelle realisatie), een zacht plan niet aan de 30-40-30 regel hoeft te voldoen.

Ten aanzien van het programma voorliggende ontwikkeling aan Bolkensteeg heeft afstemming met de wethouder en projectleider van de gemeente Dongen plaatsgevonden, waarbij is bepaald dat twee plannen binnen de kern Dongen samen één programma zouden vormen. Dit zijn de plannen aan de Oude Baan en voorliggend plan aan de Bolkensteeg. Beide locaties zijn in eigendom van initiatiefnemer De Bunte Vastgoed Zuid B.V. en voor beide plannen wordt een (aparte) planprocedure doorlopen.

Gemeente heeft hierbij nadrukelijk aangegeven dat hierbij nadrukkelijk aandacht dient te worden besteed aan de specifieke vraaag naar woningen in het goedkope koopsegment, gebaseerd op de Woonvisie 'Dongen Woont 2017 – 2027' en het uitgevoerde Woningbehoefteonderzoek (welke verderop in deze onderbouwing aan bod komen).

Het programma ziet er als volgt uit:

Oude Baan 11 woningen in het dure koop segment (waarbij sprake is van een vervanging van 1 bestaande dure koopwoning en toevoeging van 10 dure koopwoningen)
Bolkensteeg 13 woningen goedkope koop segment
10 woningen middel dure koop segment
2 woningen dure koop segment

Het totale programma ziet er dus als volgt uit met prijspeil 2023:

Goedkope koop t/m € 225.000,-- V.O.N. 13 eenheden 36%
Middel dure koop Tot € 355.000,-- V.O.N. 10 eenheden 28%
Dure koop vanaf € 355.000,-- V.O.N. 13 eenheden 36%

Kwalitatieve behoefte

Woonvisie 'Dongen Woont 2017 – 2027'

De woonvisie 'Dongen Woont 2017 – 2027' is begin 2017 vastgesteld. De woonvisie benoemt de thema's: betaalbaar wonen, samenwerken aan wonen en zorg, verduurzaming van de woningvoorraad en de nieuwbouwprogrammering. De woonvisie vormt de basis voor de jaarlijkse prestatieafspraken met corporaties.

Volgens de woonvisie gaan noodzakelijke nieuwe woningen grotendeels gebouwd worden op uitbreidingslocaties, maar er wordt ook aandacht gegeven aan de herontwikkeling en/of transformatie van bestaand en verouderd vastgoed. Om in te kunnen spelen op een veranderende behoefte moet er planologisch zo veel mogelijk flexibiliteit ingebouwd worden (globale eindplannen die snel en flexibel in kunnen spelen op de kwalitatieve behoefte die er op dat moment speelt). De woonvisie wijst op het belang om in nieuwbouwplannen rekening te houden met de relatief sterke groei van het aantal éénpersoonshuishoudens, die voor een groot deel bestaat uit oudere inwoners. Ook wordt gewezen op de behoefte aan een meer gevarieerd woningaanbod, gelet op de tamelijk eenzijdige woningvoorraad. Bij het plan Bolkensteeg wordt ingespeeld op de behoefte aan woonruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Voor een deel kan hiermee ingespeeld worden op zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve behoefte.

Woningbehoefteonderzoek

Op verzoek van de gemeenteraad is in 2021 een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek moet een antwoord geven op de vraag wat de huidige woningbehoefte is in de verhouding huur / koop, woningtypologieën en prijsklassen en welke potentiële tekorten en overschotten er zijn in de woningvoorraad. Onderzocht is of er belangstelling en / of behoefte is aan alternatieve woonconcepten en woonvormen, speciale doelgroepen, en aan kavels voor zelfbouw (kleine, middelgrote en grote kavels). Het onderzoek is in december 2021 afgerond. In de door de raad vastgestelde uitgangspuntennotitie is nog geen definitieve invulling opgenomen van de typologieën van te bouwen woningen. Dat gebeurt op een later moment, bij de verdere uitwerking van de plannen.

In het onderzoek komt naar voren dat de gemeente Dongen een dorpse woongemeente is, waar de vergrijzing op dit moment nog niet zo groot is en waar veel gezinnen met wat oudere kinderen wonen. De vergrijzing zal de komende jaren wel toenemen met het ouder worden van de generatie babyboomers. Ook wonen in Dongen veel emptynesters (ouders van wie de kinderen niet meer thuis wonen). Kenmerk van deze groep is dat zij vrij weinig verhuizen en vaak nog woonachtig zijn in de (eengezins)woning waar men sinds lange tijd woont. Overige aspecten die uit het onderzoek naar voren komen zijn hierna opgesomd.

  • In Dongen wonen jongeren lang thuis. Er is een stijgend aantal jongeren dat na z'n 25e nog thuis woont. Dit heeft direct te maken met de krapte op de woningmarkt en de gestegen woningmarktprijzen. Die maken het voor starters moeilijk toe te treden tot de koopwoningmarkt.
  • De traditioneel vrij gesloten woningmarkt in Dongen is in de laatste jaren steeds meer 'open' geworden. In de afgelopen jaren was gemiddeld 41% van de nieuwe bewoners afkomstig van buiten de gemeente.
  • Vestiging vanuit Tilburg neemt jaarlijks toe, maar ook de vestiging vanuit Breda, Gilze-Rijen en andere gemeenten uit de directe regio vertonen een stijgende trend. Hierbij vestigen vooral gezinnen zich in de gemeente Dongen.
  • Inwoners van Dongen met verhuisgedachten hebben een warme voorkeur voor het doorverhuizen binnen de gemeentegrenzen (gemiddeld 72% bij starters en 77% bij huishoudens). In de praktijk doet een kleiner deel dat (54%). Het duidt enerzijds op de weerbarstigheid van de praktijk, waarbij woonlocatiekeuzes vaak samenhangen met min of meer toevallige factoren. Te denken valt aan een andere herkomst van de partner, de locatie van het werk of het beschikbaar komen van een fijne woning elders. Anderzijds kan het ook duiden op een onvervulde woonvraag en een tekort aan beschikbare woningen in de eigen gemeente.
  • Door de gestegen woningmarktprijzen worden koopwoningen vaker verkocht aan doorstromers uit een koopwoning. Zij kunnen profiteren van de overwaarde van hun oude woning. Een algemene trend is dat woningen in het middensegment vaker gaan naar doorstromers uit stedelijke woningmarktgebieden, die vanwege de krapte hun zoektocht hebben verlegd naar de regio.
  • Uit het onderzoek komt naar voren dat een groot deel van de huishoudens en starters verhuisgedachten en -plannen heeft. Van de deelnemers aan het woonwensenonderzoek is 26% verhuisgeneigd, waarvan 8% actief en/of urgent woningzoekend is. Bij thuiswonende jongeren is dit laatste percentage veel hoger (27%). Verhuiswensen hangen erg samen met leeftijd. Jonge mensen en -huishoudens willen vaak verhuizen, ouderen minder vaak. Op hoge leeftijd neemt de concrete verhuiswens weer toe, meestal in verband met de gezondheid of het wegvallen van een partner.
  • De woningzoekenden in Dongen hebben zeer uiteenlopende wensen voor huren of kopen en hebben ook sterk uiteenlopende budgetten. Hierbij geldt dat de koopwens dominant is bij thuiswonende jongeren, gezinnen en huishoudens tot zo'n 55 jaar. Bij ouderen is de huurwens groter dan de koopwens. Bij huishoudens is naast het inkomen vooral het al hebben van een koopwoning bepalend of men bij een volgende verhuizing wil kopen of niet. De kans dat huurders nog naar een koopwoning willen verhuizen neemt met het vorderen van de jaren af. Tot 35 jaar is de koopwens onder huurders nog 42%, na het 55e levensjaar nog maar enkelen (6%). Woning-eigenaren 'treden nauwelijks terug naar een huurwoning', tenzij dit uit nood is geboren. Op late leeftijd wil echter bijna de helft van de woning-eigenaren bij verhuizing weer terug naar een (comfortabele) huurwoning.
  • De gewenste prijs van de toekomstige woning varieert ook sterk per huis-houdensgroep. Naast inkomen en het onderscheid één-/tweeverdiener-huishoudens is de prijscategorie sterk afhankelijk van de vraag of men al in een koopwoning woont. Veel woningeigenaren zoeken woningen in een duurdere klasse. Zo'n één op de drie heeft een budget van meer dan €400.000 en zit iets meer dan de helft op een budget tussen €250.000 en €400.000. Bij starters en huurders met een koopwens is het budget echter fors lager. Hier heeft de meerderheid een koopbudget van minder dan €200.000 of €250.000. Vaak is bij hen de ruimte bepaald door de financieringsmogelijkheden op basis van inkomen. Extra ruimte door spaargeld en/of door schenkingen (van ouders) is vaak maar voor een deel van de starters/huurders aan de orde.
  • Door de gestegen woningmarktprijzen in Dongen en de beperkte budgetten van veel (koop)starters is er een tekort aan goedkope en middeldure koopwoningen. Door de koopwens van kleinere huishoudens (en het kleine aandeel koopappartementen in Dongen) is er in omvang het grootste tekort aan koopappartementen (eerste koopwoning). Voor de groep ouderen geldt overigens dat er een behoefte is aan zowel betaalbare als duurdere koopappartementen (doorstroming). In de huursector is er voor de komende tien jaar ook een grote behoefte aan nieuwbouw. Vooral huurappartementen zijn daarbij nodig, zowel in de sociale huur als in de middenhuur. Deze worden vooral gevraagd door starters, kleine huishoudens (ook na relatiebreuk) en ouderen.
  • Met de demografische ontwikkelingen in Dongen wordt verwacht dat Dongen de komende tien jaar verder doorgroeit. Het aantal eenpersoonshuishoudens groeit naar verhouding het sterkst. Tot 2031 zijn naar schatting 1.055 extra woningen nodig. Vergrijzing (met langer zelfstandig wonende ouderen en een lage verhuismobiliteit als gevolg), een positief vestigingssaldo, grote belangstelling voor het blijven wonen in Dongen en een in te halen tekort aan woonmogelijkheden voor thuiswonende jongeren zorgen hiervoor. Uit de kwalitatieve woningbehoefte komt naar voren dat in nagenoeg alle woningmarktsegmenten een woningbouwbehoefte ontstaat. Alleen in het segment grondgebonden huurwoningen in de vrije sector lijkt sprake te zijn van een potentieel overschot. Het woningbehoeftemodel is weergegeven in figuur 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0020.png"

Figuur 3.2 Woningbehoefte (Bron: Companen)

  • Voor nieuwbouwwoningen is er in Dongen een substantiële belangstelling. Gemiddeld geeft 20% van de woningzoekenden in Dongen de voorkeur aan nieuwbouw boven bestaande bouw. Gelet op de woningmarktomvang van Dongen van jaarlijks zo'n: 850-900 woningtransacties/verhuizingen geeft dit een indicatie voor de omvang van de warme animo op jaarbasis.

In het onderzoek zijn de huidige en verwachte woningbehoefte richting 2032 blootgelegd. Op basis daarvan zijn de tekorten, de kwalitatieve vraag en de knelpunten op de huidige markt geschetst. Het zou echter niet verstandig zijn om de berekende tekorten zo maar één-op-één te vertalen naar het woningbouwprogramma op twee aangewezen specifieke nieuwbouwlocaties (Noorderbunder en Waspikse weg). Daarvoor zijn nog veel meer invalshoeken van invloed. Die invalshoeken zijn niet alleen maar ingegeven vanuit de woningbehoefte, maar zijn nadrukkelijk context- en locatieafhankelijk. Het verdient daarom een aanbeveling om het woningbouwprogramma bij herontwikkelingen zoals aan de Bolkensteeg op te stellen:

  1. 1. naar rato van de verwachte kwalitatieve tekorten;
  2. 2. met accent op woningen voor huishoudens die niet mee kunnen in de hoge prijsniveaus en prijsstijgingen;
  3. 3. met accent op de producten voor (lokale) doorstroming;
  4. 4. met accent op het aanvullen van missende/kleine woningmarktsegmenten;
  5. 5. richten op de locatie-specifieke kwaliteiten van de omgeving.

Het Woningbehoeftenonderzoek geeft in lijn met het actuele rijksbeleid en landelijke (prestatie)afspraken aan dat er een duidelijke opgave ligt voor diverse groepen doorstromers en (semi)starters. Dit vertaalt zich voor Dongen nadrukkelijk in een urgentie voor het realiseren van huisvesting van betaalbare woningen.

De behoefte is regionaal afgestemd. In paragraaf 3.3.2 wordt het initiatief verder getoetst aan de Interim omgevingsverordening.

3.2.4 Conclusie

De beoode ontwikkeling is aan te merken als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' binnen bestaand stedelijk gebied. De woningbouwplannen zijn afgestemd op de provinciale en regionale behoeften. De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het Rijksbeleid.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

Stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herbestemmen wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren. De beoogde ontwikkeling, waarbij bestaande gronden worden herbestemd naar een nieuw woongebied ten behoeve van de realisatie van elf extra woningen, draagt hieraan bij.

3.3.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 1 januari 2024 treedt naar verwachting de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de Omgevingsvisie Nood-Brabant. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.


In hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening zijn zogenaamde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.


Het volgende artikel is relevant voor de beoogde ontwikkeling.

Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling

Lid 1

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen 'stedelijk gebied' en bevat een onderbouwing dat:

  1. a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  2. b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.

Lid 2

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  1. a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  2. b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  3. c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  4. d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  5. e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  6. f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Toetsing

Het 'stedelijk gebied' zoals gehanteerd door de provincie bestaat uit het 'stedelijk concentratiegebied' en de 'landelijke kern'. Het plangebied ligt binnen het 'stedelijk concentratiegebied' zoals gehanteerd binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (figuur 3.3). Binnen deze gebieden kan worden voorzien in de ruimte voor wonen, werken en andere voorzieningen om zo de verstedelijking zo veel mogelijk te bundelen. Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik. Voorliggend plan speelt in op deze mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0021.png" Figuur 3.3 Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabantmet plangebied rood aangegeven (Bron: Provincie Noord-Brabant)

3.3.3 Omgevingsverordening Noord-Brabant

De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Provinciale Staten hebben vervolgens op 11 maart 2022 de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De verordening treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking. In de definitieve verordening zijn, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt.


De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.
  • Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
  • De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
  • De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
  • Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.


In de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.

3.3.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders en randvoorwaarden van het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Dongen 2040

Per 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking. Deze wet verplicht gemeenten uiterlijk 2024 een omgevingsvisie te hebben vastgesteld. In de omgevingsvisie legt de gemeente haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn vast. De omgevingsvisie is integraal en heeft daarmee betrekking op alle terreinen van de fysieke leefomgeving. De gemeente stelt één omgevingsvisie voor het hele grondgebied vast.

Op 25 mei 2023 heeft de gemeente Dongen haar Omgevingsvisie voor 2040 vastgesteld. Een uitsnede van de Omgevingsvisiekaart is weergegeven in figuur 3.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0022.png"

Figuur 3.4 Uitsnede Omgevingsvisiekaart gemeente Dongen met plangebied rood omcirkeld (Bron: Gemeente Dongen)

Toetsing

Er wordt met het initiatief ingezet op de toevoeging van woningen binnen bestaand bebouwd gebied op een locatie waar het perceel momenteel onbebouwd is en als tuin wordt gebruikt. Door de realisatie van woningbouw wordt een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst behaald. De ontwikkeling versterkt hiermee het gebied en is gekoppeld aan de ambities ten aanzien van een gezonde leefomgeving, waar met name de ambitie duurzame woningvoorraad in terug komt. Tevens zorgt de ontwikkeling voor behoud van het gebiedstypen 'woonkernen' met bijbehorend karakter.

Hiermee sluit de beoogde ontwikkeling aan op de Omgevingsvisie van de gemeente Dongen.

3.4.2 Woonvisie Dongen 2017 - 2027

De woonvisie geldt voor een lange termijn en is op onderdelen wat gedateerd geraakt. De strekking van de visie is echter nog altijd actueel en bruikbaar voor de uitvoeringspraktijk.

Dongen kent een woningvoorraad van ruim 11.000 woningen die grotendeels bestaat uit eengezinswoningen. Dat is historisch zo gegroeid. Met nieuwbouw voegen we daar jaarlijks ongeveer 100 woningen aan toe. Nog steeds zijn dat veelal eengezinswoningen, terwijl de groei vooral zit in éénpersoonshuishoudens. De bestaande woningvoorraad blijft volgens de woonvisie grotendeels gehandhaafd Er worden beperkt woningen toegevoegd, voor het overgrote deel gebeurt dat in de vorm van nieuwbouw. Uitgangspunt is verder hergebruik en/of transformatie van vrijkomend vastgoed (o.a. zorgvastgoed, religieus vastgoed en kantoor- en schoolgebouwen).

De visie gaat nog uit van de provinciale bevolkingsprognoses van 2014 en de woningbehoefte die daarop is gestoeld. Dongen blijkt sterker te groeien dan in die prognoses werd voorzien. Medio 2020 zijn geactualiseerde prognose verschenen, met een doorberekening naar de benodigde woningvoorraad. Die moet uiteindelijk groeien naar zo’n 12.900 woningen in 2040, In de periode 2020 – 2030 zijn de meeste woningen nodig: een uitbreiding met circa 120 woningen per jaar is gewenst. Na 2030 vlakt de groei af en zijn er minder woningen nodig.

Toetsing

Volgens de woonvisie gaan noodzakelijke nieuwe woningen grotendeels gebouwd worden op uitbreidingslocaties (Beljaart, Noorderbunder, Waspikse Weg), maar er wordt ook aandacht gegeven aan de herontwikkeling en/of transformatie van bestaand en verouderd vastgoed. Ook wil de gemeente Dongen het voor jongeren en gezinnen mogelijk maken om in de gemeente te blijven wonen. Door het herontwikkelen binnen stedelijk gebied door middel van de realisatie van 25 woningen wordt ingspeeld op de ambities vanuit de woonvisie.

Momenteel is tevens een nieuwe woonzorgvisie in de maak, welke naar verwachting in december 2023 door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Zodra deze visie is vastgesteld, zal het initiatief hieraan getoetst worden.

3.4.3 Woningbouwplanning

De gemeente beschikt over een door de provincie goedgekeurd woningbouwprogramma, dat in de periode 2021-2040 voorziet in de bouw van in totaal 1.610 woningen. De ontwikkeling van de woningen past in het gemeentelijk woningbouwprogramma.

3.4.4 Welstandsnota Gemeente Dongen (2008)

De bebouwde omgeving bestaat uit verschillende woon- en werkgebieden zoals: historische dorpscentra, individuele woningen en kleinschalige woningbouwprojecten van voor de tweede wereldoorlog, naoorlogse woonwijken en bedrijventerreinen. Voor de gebiedsgerichte criteria is Dongen onderverdeeld in de deelgebieden:

  • Historische lintbebouwing;
  • Dorpswonen;
  • Woongebieden;
  • Bedrijventerreinen.

Het plangebied bevindt zich in het deelgebied 'Woongebieden' zoals weergegeven in figuur 3.5. In deze paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0023.png" Figuur 3.5 Deelgebieden Dongen met aanduiding plangebied (Bron: Gemeente Dongen)

Woongebieden

Binnen het deelgebied 'woongebieden' valt een bonte verzameling van kleinere woongebieden uit sterk uiteenlopende bouwperioden en met sterk uiteenlopende verschijningsvormen. Overeenkomst tussen deze gebieden is het informele, groene en meestal rustige karakter van deze gebieden.

Beschrijving woongebieden

De bebouwing binnen dit deelgebied is zeer uiteenlopend. De secundaire structuren met lintbebouwing van begin vorige eeuw en de jaren 1920-30, maar ook de individuele woningbouw uit de periode tussen 1950 en 1980 vallen binnen dit deelgebied. Daarnaast zijn er projectmatig gerealiseerde woningen zoals de arbeidshuisjes aan de Wilhelminastraat en woningen die sterke invloeden vertonen van de tuindorp gedachte aan de Julianastraat - Emmastraat. De villa's op ruimte groene kavels aan de Mgr. Schaepmanlaan vallen ook binnen dit deelgebied alsmede de twee-onder-een-kap woningen aan de Deken Batenburgstraat: een rustig groen straatje met bebouwing uit 1960-70.

Opvallend in deze deelgebieden zijn de zorgvuldig ontworpen stedenbouwkunidge ensembles zoals de driekhoekige groene hoven aan de Julianastraat - Emmastraat, Julianastraat - Kanaalstraat en het Oranjeplein, maar ook de brede groene laan van de Mgr. Schaepmanlaan en de besloten intieme opzet van het Kloostercomplex aan de Hoge Ham.

Karakteristieken en kwaliteiten dorpswonen

De belangrijkste kwaliteiten van deze gebieden zijn enerzijds de diversiteit in de individuele panden en anderzijds de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. Bebouwing, groen en openbare tuimtes zijn in samenhang tot stand gekomen. Een deel van deze gebieden kent een opbouw met individuele panden langs straten op hofjes. Hier is juist de diversiteit een pré. Door de uiteenlopende bouwperioden en verschijningsvormen is hier veel mogelijk., zowel traditioneel, historiserend als modern. Contrasten kunnen het karakter van deze gebieden versterken. Een klein deel bestaat uit seriematige woningbouw van voor WOll. De bebouwing is eenvoudig en bestaat veelal uit identieke woningen. Zeer belangrijk zijn de bindende elementen in het beeld als: Dakvlakken/kappen, dakgoten samen met elementen die de gevel of op het dak herhaald worden.

Gebiedsgerichte criteria dorpswonen

Doelstelling:

Voor de deelgebieden met dorpswonen geldt een regulier welstandsregime. Het beleid voor deze gebieden is gericht op het versterken van diversiteit en contrasten en het behouden van stedenbouwkundige ensembles. Bij individuele panden is het versterken van de diversiteit in bebouwing en de verschijningsvorm van belang. Eigentijdse vormgeving is toegestaan passend binnen de gegeven hoofdopzet. Bij de stedenbouwkundige eenheden is verwantschap in architectuur, maatvoering, materiaalgebruik en de verbindende werking van dakvlakken, gevelindeling, gootlijnen, schoorstenen e.d.

Toetsing

Er zal in maat en schaal van de nieuw te bouwen woningen worden aangesloten bij de directe omgeving van het plangebied. Hierdoor past de beoogde ontwikkeling binnen het welstandsbeleid. Met de aanvraag omgevingsvergunning bouwen zal sowieso nog (nader) worden getoetst aan het welstandsbeleid.

3.4.5 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

4.2.1 Normstelling en beleid

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

4.2.2 Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit het mogelijk maken van maximaal 25 woningen in het plangebied. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenoemde vormvrije m.e.r.-beoordeling, welke als bijlage 2 is opgenomen. Het bevoegd gezag neemt op basis hiervan een m.e.r.-beoordelingsbeslissing.

4.3 Verkeer En Parkeren

4.3.1 Normstelling en beleid

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.


Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren). Hierbij wordt uitgegaan van een ligging in schil centrum. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit het 'Parapluplan Parkeren Dongen'. Voor het juiste kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in zone C 'Rest bebouwde kom incl. 's-Gravenmoer' aangehouden. De gemeente heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.

4.3.2 Toetsing

4.3.3 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de planrealisatie.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

4.4.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

4.4.2 Toetsing

In de beoogde situatie worden 25 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In de directe omgeving van het plangebied komt overwegend een woonfunctie voor, maar zuidwestelijk langs de Bolkensteeg liggen net voorbij het plangebied ook meerdere kantoorpanden en praktijken (o.a. huisartsenpraktijken). De omgeving van het plangebied kan gelet op de beperkte functiemenging worden getypeerd als 'rustig gebied'.

Ten zuidoosten van het plangebied ligt op circa 25 een bedrijfsbestemming met de functieaanduiding 'nutsvoorziening'. Een dergelijke nutsvoorziening is niet opgenomen in de voorgenoemde VNG-brochure. Momenteel staat op de locatie een trafohuisje, welke op circa 5 meter van een bestaande woning is gelegen. Gezien de onderlinge afstand tot onderhavig plangebied een veelvoud hiervan bedraagt, mag worden aangenomen dat er geen relevante milieuhinder optreedt.

Tenslotte liggen zuidwestelijk langs de Bolkensteeg meerdere kantoorpanden en praktijken (o.a. huisartsenpraktijken). Binnen de hier geldende bedrijfsbestemming zijn bedrijven t/m milieucategorie 2 toegestaan. De bijbehorende richtafstand bedraagt 30 meter. Gezien de kortste afstand tot het plangebied circa 35 meter bedraagt ontstaat ook hier geen relevante milieuhinder. Voorts worden de bedrijven niet belemmerd, temeer omdat op kortere afstand reeds bestaande woningen liggen.

4.4.3 Conclusie

Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en er worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Archeologie

4.5.1 Normstelling en beleid

Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)

De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgelegd op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.

De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder andere het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.

Erfgoedverordening gemeente Dongen 2016

De erfgoedverordening is op 13 oktober 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Centrale beleidsregel daarin is dat het verboden is om in een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. Op het verbod zijn verstoringen uitgezonderd in een gebied:

met een lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50.000 m2;

  • met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2;
  • waarvoor in het bestemmingsplan reeds bepalingen zijn opgenomen voor archeologische monumentenzorg.

Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

4.5.2 Toetsing

De gemeenteraad heeft op 10 februari 2011 de archeologische beleidskaart vastgesteld (figuur 4.1). Deze kaart moet gelezen worden in relatie tot de vastgestelde Erfgoedverordening. Voor gebieden met op de AMK en IKAW een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0024.png"

Figuur 4.1 Archeologische beleidsadvieskaart met aanduiding plangebied (Bron: gemeente Dongen)

Het plangebied aan de Bolkensteeg heeft conform de beleidsadvieskaart een lage verwachtingswaarde toegekend gekregen. Hier geldt inzake het gemeentelijk archeologisch beleid dat bodemingrepen in principe zijn toegestaan. Archeologisch onderzoek is uitsluitend noodzakelijk bij MER-plichtige projecten en/of een planoppervlak behelzen van 5 hectare of meer. Hier is met onderhavige ontwikkeling geen sprake van; onderzoek is niet benodigd.

Wel geldt voor deze gebieden de meldingsplicht bij het aantreffen van eventuele toevalsvondsten conform art. 5.10 van de Erfgoedwet, die vanaf 1 juli 2016 van kracht is. Dit kan telefonisch bij het Meldpunt Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant.

4.5.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Cultuurhistorie

4.6.1 Normstelling en beleid

Nota Cultureel Erfgoed Dongen (2016-2018)

De Nota Cultureel Erfgoed Dongen is vastgesteld op 10 maart 2016. De nota bundelt het huidige en nieuwe beleid omtrent cultureel erfgoed in één erfgoednota. Hierbij is de basis gelegd voor een brede, integrale basis voor behoud en versterking van cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Dongen.

De gemeente Dongen maakt in de nota haar beleid en ambities op het gebied omtrent cultureel erfgoed kenbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder ander het provinciaal beleid, dat is vertaald naar gemeentelijk beleid, de Cultuurhistorische Waardenkaart en de Archeologische beleidsadvieskaart.

Cultuurhistorische waardenkaart (CHW)

De 'Cultuurhistorische waardenkaart' (vastgesteld 26 september 2006) van de provincie Noord-Brabant vormt het kader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid met behulp waarvan dat beleid getoetst en ontwikkeld kan worden. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn meerdere aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden).

De Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie is in de gemeente doorvertaald naar de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen (vastgesteld op 15 januari 2014).

4.6.2 Toetsing

In figuur 4.2 is het plangebied weergegeven in de uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Dongen. Hieruit blijkt dat het plangebied in een gebied met een cultuurhistorisch landschap ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0025.png"

Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart met plangebied rood omcirkeld (Bron: Gemeente Dongen)

In dit gebied gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing met het aanwezige groen en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn reeds beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst van identiteitsbepalende objecten.

Het plangebied is gelegen aansluitend op cultuurhistorisch waardevolle gebieden. De omgeving als geheel is uniek omdat het een gegroeide historische structuur is waarin uit alle ontwikkelingsperiodes sporen zichtbaar zijn gebleven.

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 25 woningen op het terrein dat onbebouwd is. Bij het ontwerp en de realisatie van de nieuwe woningen zullen aanwezige historische (lijn)elementen (bomenrij en straatpatroon Bolkensteeg) behouden blijven en de omliggende bebouwing niet worden aangetast. Er zal op een acceptabele manier rekening gehouden worden met omliggende cultuurhistorische waarden.

4.6.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het aspect cultuurhistorie.

4.7 Geluid

4.7.1 Normstelling en beleid (algemeen)

De Wet geluidhinder en het Activiteitenbesluit vormen het wettelijk kader voor de beoordeling van geluid voor wegen, windturbines en bedrijven. In de Wet geluidhinder zijn normen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai (industrieterreinen) opgenomen. In het Activiteitenbesluit zijn normen voor individuele inrichtingen en windturbines opgenomen. Daarnaast heeft de gemeente nog beleid ten aanzien van evenementen.

4.7.2 Wegverkeerslawaai

4.7.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt buiten de richtafstanden van bedrijven in de omgeving en er ligt geen gezoneerd industrieterrein of windturbine in de buurt. De geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit zullen niet worden overschreden. Industrielawaai vormt geen belemmering voor het plan.

4.7.4 Railverkeerslawaai

Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een spoorweg. Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor het plan.

4.7.5 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanpocedure. In het kader van de nadere uitwerking is in artikel 4.2.5 een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

4.8 Externe Veiligheid

4.8.1 Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • Bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

4.8.2 Toetsing

Uit de risicokaart (figuur 4.3) blijkt dat in (de nabije omgeving) van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Voorts blijkt dat in (de nabije omgeving) van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook worden met de beoogde ontwikkeling geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0027.png"

Figuur 4.3 Risicokaart met plangebied rood omcirkeld (Bron: Atlas leefomgeving)

4.8.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij een ruimtelijke ontwikkeling uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.

Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

4.9.2 Toetsing

Initiatiefnemer is voornemens 25 woningen mogelijk te maken op de locatie aan de Bolkensteeg te Dongen. Door de ontwikkeling is er sprake een toename van verkeer van 148,86 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Uit de berekening met de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,23 ug/m³ en van fijnstof 0,03 ug/m³ (tabel 4.5). Hierbij is 2024 als jaar van planrealisatie aangehouden. Geconcludeerd kan worden dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate bijdraagt aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Nader onderzoek is hierdoor niet noodzakelijk.

Tabel 4.5 Resultaten NIBM-tool 2022

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0028.png"

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit. De Beljaartlaan is de maatgevende weg. Uit de tool (figuur 4.4 en bijbehorende tabellen 4.6 t/m 4.8) blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied als gevolg van de ontwikkeling (met bijbehorende toename van het benoemde gehalte stikstof en fijnstof in de lucht) sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0029.png"

Figuur 4.4 Toetspunt directe omgeving plangebied (Bron: Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit)

Tabel 4.6 Concentraties NO2

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0030.png"

Tabel 4.7 Concentraties PM10

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0031.png"

Tabel 4.8 Concentraties PM2,5

afbeelding "i_NL.IMRO.0766.BP2024000094-VG01_0032.png"

4.9.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Kabels En Leidingen

4.10.1 Normstelling en beleid

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Voor het aspect externe veiligheid ten aanzien van leidingen wordt verwezen naar paragraaf 4.8.

4.10.2 Toetsing en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. De KLIC inmeting van het plangebied is opgenomen als bijlage 4. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Bodem

4.11.1 Normstelling en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.11.2 Toetsing

4.11.3 Conclusie en advies

De verkregen resultaten uit het verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

De resultaten van het verkennend onderzoek asbest in bodem vormen, met in acht name van het verhoogde restrisico, geen belemmering om de bestemming van de locatie te wijzigen. Wel wordt geadviseerd om, bij daadwerkelijke herontwikkeling (met graafwerkzaamheden) het terrein te ontdoen van de materialen op het maaiveld en de aanwezige begroeiing, waarna een maaiveldinspectie en een onderzoek naar asbest binnen de verdachte terreindelen uitgevoerd kan worden, waarbij extra aandacht gegeven dient te worden aan de het plaatselijk aangetroffen puin in de grond en het gebied met het hoger liggend maaiveld.

4.12 Water

4.12.1 Normstelling en beleid

Waterbeheer en watertoets

Voor alle ruimtelijke plannen zal een watertoets moeten worden uitgevoerd. In deze watertoets wordt aangegeven hoe in het betreffende plan met water wordt omgegaan. Daarbij wordt allereerst sterk ingezet op preventie van verontreiniging en nuttig hergebruik van water op lokaal niveau. Daarnaast is voor de retentiebehoefte de voorkeurvolgorde infiltreren, retentie binnen het plangebied, retentie buiten het plangebied of berging in bestaand watersysteem. Aspecten als oppervlaktewater, grondwater, hemelwater, afvalwater, waterkwaliteit en -kwantiteit, omgevingsfactoren en waterberging komen hierin aan de orde. Met de watertoets wordt de waterbeheerder tijdig betrokken in het ontwerpproces. Opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

Waterschapsbeleid

Het waterschap Brabantse Delta is onder andere verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Dongen. Het gaat hierbij om de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij (nieuwe) ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.

Gemeentelijk beleid

Water- en Rioleringsplan Dongen

Het Water- en Rioleringsplan Dongen geeft het beleid van de gemeente Dongen weer op het gebied van rioleringszorg (afvalwater en hemelwater) en haar gemeentelijke zorgtaken ten aanzien van grondwater. In het plan komt ook het stedelijke oppervlaktewater aan de orde, omdat hemelwater, grondwater en zelfs afvalwater relaties hebben met het oppervlaktewater. De zorgplichten zijn zodanig geformuleerd dat iedere gemeente een zekere mate van beleidsvrijheid houdt om een eigen invulling te kiezen voor de lokale situatie. Dit Water- en Rioleringsplan Dongen geldt voor onbepaalde tijd en wordt indien nodig geactualiseerd. Momenteel geldt de versie 2022.

Verordening afvoer hemel- en grondwater Dongen

In raadsvergadering van 14 december 2023 heeft de gemeenteraad van Dongen de 'Verordening afvoer hemel- en grondwater Dongen' vastgesteld. Door klimaatverandering neemt de kans op onder andere hittestress, wateroverlast en droogte toe. Dit vraagt om maatregelen waarbij niet alleen de gemeente de verantwoordelijkheid draagt, maar ook inwoners en bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen. Enerzijds streven we naar invoering van een subsidieregeling die inwoners en bedrijven zal stimuleren om in bestaande situaties zelf maatregelen te treffen. Anderzijds is het nodig dat in nieuwbouwsituaties regels ervoor gaan zorgen dat regenwater in eerste instantie wordt opgevangen op eigen terrein en grondwater niet meer vanzelfsprekend wordt afgevoerd op de riolering. In het door uw raad vastgestelde Water- en Rioleringsplan Dongen 2022 (WRP) is vastgelegd hoe we als gemeente omgaan met de wettelijke zorgplichten voor het afval-, hemel- en grondwater. Hierin heeft u opdracht gegeven te onderzoeken op welke wijze aanvullende regels gesteld kunnen worden ten aanzien van afvoer van hemel- en grondwater. Daartoe is bijgaande verordening opgesteld.

4.12.2 Toetsing

4.12.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect water geen belemmering voor dit planvoornemen. De waterbergingsopgave zal middels een voorwaardelijke verplichting nader worden geborgd in de regels, zie artikel 4.3.3.

4.13 Ecologie

4.13.1 Normstelling en beleid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.


Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.


Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

a. Natura-2000 gebieden;

b. Bijzondere nationale natuurgebieden;

c. Natuurnetwerk Nederland (NNN).


Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).


Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  3. 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.


De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.


Bijzondere nationale natuurgebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. De provincie Noord Brabant hanteert daarvoor het begrip Natuurnetwerk Brabant (NNB). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.


Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en

c. de bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.


Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant

In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.

4.13.2 Toetsing

4.13.3 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.14 Duurzaamheid

4.14.1 Normstelling en beleid

Duurzaamheid gaat over de balans tussen mens, milieu en financiën en kan op verschillende niveaus worden bezien. Op het niveau van gebiedsontwikkeling gaat het naast technische maatregelen bij gebouwen om het functioneren van het gehele gebied. De kracht zit in het zoeken naar goede combinaties voor een specifieke locatie waardoor een prettige leefomgeving kan worden ontwikkeld. Bepaalde randvoorwaarden en/of de ruimtelijke omgeving van een plan kunnen kansen voor duurzaamheid opleveren.

Duurzaam bouwen gaat dus verder dan alleen energie. Het gaat ook over duurzaam materiaalgebruik, comfort, binnenmilieu, bouwen voor de toekomst en slim bouwen. Duurzaam bouwen wordt vaak afgekort als 'dubo' en beoogt naast vermindering van de uitstoot van CO2 ook zaken als:

  • bij te dragen aan het welzijn van gebruikers (kwaliteitsbevordering);
  • uitputting van grondstoffen te verminderen;
  • vervuiling van bodem, water en lucht tegen te gaan.

Energieneutraal (BENG)

Vanaf 1 januari 2020 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. De vastgestelde niveaus voor woningen gelden als volgt:

  • Een maximaal energiebehoefte van 25 kWh/m2/jr gebruiksoppervlak;
  • Een maximaal primair fossiel energiegebruik, eveneens in 25 kWh/m2/jr gebruiksoppervlak;
  • Een minimaal aandeel hernieuwbare energie van 50%.
  • Het voorgaande houdt concreet een EPC tussen 0 en 0,2 in.

Aardgasvrij (Wet VET)

In de Wet voortgang energietransitie (VET) is bepaald dat per 1 juli 2018 nieuw te bouwen bouwwerken niet meer aangesloten worden op het gasnet. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente, bij zwaarwegende redenen van algemeen belang, een ontheffing verlenen. De omgevingsvergunning voor nieuwe bouwwerken wordt afgekeurd als in de bouwaanvraag geen rekening is gehouden met aardgasvrij bouwen.

Milieuprestatie Gebouwen (MPG)

Voor nieuwbouwwoningen en nieuwe kantoorgebouwen die groter zijn dan 100 m² is bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning een Milieuprestatie Gebouwen (MPG) verplicht. De MPG geeft aan wat de milieubelasting is van de materialen die in een gebouw worden toegepast. Per 1 januari 2018 geldt voor de MPG een maximum schaduwprijs van 1,00 euro per m2 BVO per jaar. Voor een MPG berekening kan het instrument GPR Gebouw gebruikt worden. GPR Gebouw is opgebouwd uit vijf verschillende thema’s: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Scores variëren van 0 t/m 10. Het is gebruikelijk om uit te gaan van een gemiddelde GPR Gebouw score van 8. GPR Gebouw is een bruikbaar instrument om tot een duurzaam ontwerp te komen voor onder andere woningbouw.

4.14.2 Toetsing en conclusie

De ontwikkeling zal voldoen aan de eisen ten aanzien van milieukwaliteit, gebruikskwaliteit, gezondheid en toekomstgerichtheid. Daarnaast voldoet het initiatief aan de (energie)prestatie eisen uit het bouwbesluit. Ook zijn de maatregelen uit de flyer van de gemeente Dongen (https://www.dongen.nl/fileadmin/Dongen_ bestanden/Documenten/Inwoner/Bouwen_en_wonen/klimaatbestendig_en_duurzaam_bouwen.pdf) geanalyseerd en toegepast in de planvorming. In een later stadium worden aspecten nader uitgewerkt en aanvullende aspecten aangedragen.

Ten aanzien van duurzaamheid worden voor de beoogde woningen in ieder geval de volgende maatregelen beoogd:

  • Aansluiten bij EPC ontwerpuitgangspunten vanuit het gemeentelijk beleid (en de strengere BENG normen);
  • Aanleg van zonnepanelen;
  • Compensatie waterbergingsopgave op eigen terrein (zie paragraaf 4.12);
  • Geen aansluiting op gasnet;

Met de voorgaande maatregelen wordt in ieder geval invulling gegeven aan de geldende eisen ten aanzien van de EPC, de Wet VET en GPR Gebouw. Bij de planuitwerking (fase omgevingsvergunning bouwen) zal hier nadere aandacht aan worden besteed en wordt bekeken op welk vlak duurzaamheid kan worden geïntegreerd.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingsplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. de SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijks als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.

5.2 Opbouw Van De Regels

De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.

  • In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd (niet altijd overal van toepassing):

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning

Artikel 3 Groen

De tot 'Groen' bestemde gronden zijn o.a. bedoeld voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen met bijbehorende verhardingen, beeldende kunstwerken, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Artikel 4 Wonen

De toekomstige appartementen zijn bestemd voor wonen en hierbij behorende tuinen en erven. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn toegestaan.

Op de verbeelding is door middel van bouwvlakken aangegeven waar en in welke typologie de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Ook het maximum aantal woningen en maatvoeringen ten aanzien van maximale bouwhoogtes zijn vastgelegd via aanduidingen op de verbeelding.

5.2.3 Algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, regels.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Artikel 6 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is opgenomen dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld stoepen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt genoemd welk gebruik van de gronden in ieder geval valt onder strijdig gebruik. Het gaat hierbij om onder andere het gebruik van de gronden ten behoeve van stort- of opslagplaats van goederen en aan het gebruik onttrokken machines of het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in plaats, ligging of afmetingen van bestemmingsgrenzen.

Artikel 10 Overige regels

In dit artikel is een parkeerregeling en de werking van wettelijke regelingen opgenomen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

In artikel 11 wordt omschreven hoe wordt omgegaan met het bestaand gebruik en met de bestaande bebouwing ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Artikel 12 Slotregel

In dit artikel wordt de naam van de regels vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van de ontwikkeling zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond worden. In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Hierin is geregeld dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om kosten van de planontwikkeling te verhalen op grondeigenaren. Het kostenverhaal dient verplicht door de gemeente opgesteld te worden. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt.

De gemeente is van mening dat er geen belemmeringen zijn aangaande de financiële uitvoerbaarheid. Deze ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overlegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk aangezien met een anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente in het kostenverhaal wordt voorzien.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

6.2.1 Participatietraject

Initiatiefnemer wenst graag in een vroeg stadium de omgeving te betrekken bij de planvorming. Dit gebeurt door middel van een digitaal informatieplatform in combinatie met een fysieke informatiebijeenkomst en indien gewenst met persoonlijke gesprekken.

Het digitale informatieplatform is te vinden op projectwebsite www.BolkensteegDongen.nl. Omwonenden en geïnteresseerden kunnen via deze website de plannen inzien op verschillende themapagina's (situatie, parkeren, groen en water, straatprofielen en schetsimpressies). Middels het reactieformulier kan men reageren op onderwerpen die voor hen van belang zijn of op zaken die ze graag aangepast willen hebben.

Op maandag 20 november 2023 heeft tussen 19:00 en 21:00 uur een informatiebijeenkomst plaatsgevonden bij 'Cultureel Centrum De Cammeleur', aan de Hoge Ham 126 te Dongen. Tijdens de informatiebijeenkomst is dezelfde inhoud gepresenteerd als men op het informatieplatform kan terugvinden.

Het verslag van de omgevingsdialoog is opgenomen als bijlage 10. In het verslag wordt het plan nogmaals kort toegelicht en zijn de vragen en aanbevelingen opgenomen zoals deze tijdens de informatiebijeenkomst zijn opgehaald. Op basis van de vragen en aanbevelingen is het plan, zoals beschreven in het verslag, aangepast en/of aangescherpt of wordt informatie meegenomen naar de verdere planuitwerking. Nadat de bijeenkomst had plaatsgevonden zijn persoonlijke gesprekken gevoerd over diverse specifieke onderwerpen zoals privacy, erfafscheidingen en inkijk. Parallel aan en na de bestemmingsplanprocedure loopt dit traject door.

6.2.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan inzichtelijk gemaakt voor de vaste overlegpartners.

Vanuit Waterschap Brabantse Delta is het advies gekomen om de parkeerplaatsen (al dan niet gedeeltelijk) in halfverharding uit te voeren om de hoeveelheid afstromend water te minimaliseren. Hetzelfde geldt voor groene daken. Door gebruik te maken van oppervlakkige afstroming kan de hoeveelheid leidingen worden beperkt. Dit scheelt kosten, beheer en is klimaatrobuuster.

Het aanleggen van waterhuishoudkundige voorzieningen op beide bestemmingen (wonen en groen) is planologisch mogelijk gemaakt. Daarom wordt positief op het plan gereageerd.

Vanuit andere vooroverlegreacties zijn geen opmerkingen ontvangen.

6.2.3 Ontwerp

Op grond van artikel 3.8 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening lagen het ontwerpbesluit en het ontwerpbestemmingsplan met de hierbij behorende stukken vanaf vrijdag 22 december 2023 tot en met donderdag 1 februari 2024 ter inzage. In die periode kon een ieder zijn of haar zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling indienen. Er zijn vier zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn tijdig ontvangen.

In de als bijlage 11 bijgevoegde Nota van zienswijzen wordt een reactie gegeven op de zienswijzen. De zienswijzen zijn uit praktische overwegingen en vanwege de leesbaarheid samengevat weergegeven maar in de reactie komen alle relevante elementen aan de orde. De zienswijzen zijn dus in zijn geheel beoordeeld. Aan het einde van de nota wordt aangegeven of en zo ja in hoeverre de zienswijzen leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan.

6.2.4 Vaststelling

Na vaststelling door de gemeenteraad wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Vo Stedenbouwkundig Plan

Bijlage 1 VO stedenbouwkundig plan

Bijlage 2 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 2 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Klic-inmeting Plangebied

Bijlage 4 KLIC-inmeting plangebied

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 6 Verkennend Onderzoek Asbest In Bodem

Bijlage 6 Verkennend onderzoek asbest in bodem

Bijlage 7 Quickscan Ecologie

Bijlage 7 Quickscan ecologie

Bijlage 8 Stikstofmemo

Bijlage 8 Stikstofmemo

Bijlage 9 Rekenbladen Stikstof Realisatie- En Gebruiksfase 2023

Bijlage 9 Rekenbladen stikstof realisatie- en gebruiksfase 2023

Bijlage 10 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 10 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 11 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 11 Nota van zienswijzen