1.1 Plan:

Het wijzigingsplan 'Procureurweg 24 te Dongen'.

1.2 Wijzigingsplan:

De geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BPW202100019-VG01 met de bijbehorende regels;

Op dit plan zijn de regels en eventuele bijlagen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Dongen, aldus vastgesteld op 05-11-2009, voor zover relevant, van toepassing.

De regels van de het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Dongen, aldus vastgesteld op 05-11-2009, worden als volgt aangevuld:

Artikel 1 Begrippen

Aan de begrippen in artikel 1 worden de volgende bepalingen vervangen en/of toegevoegd:

1.8 Agrarisch bedrijf

Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig-agrarisch bedrijf.

1.78 Bestaande oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De oppervlakte die:

• op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
• gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning.

1.78 Dierenverblijf

Hetgeen gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer.

1.79 Glastuinbouwbedrijf

Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

1.80 Grondgebonden veehouderij

Veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de direct omgeving liggen van de bedrijfslocatie conform de door Gedeputeerde Staten meest recente gestelde Nadere regels.

1.81 Hokdierhouderij

Een veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.

1.82 Overig-agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

1.83 Veehouderij

Een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.84 Zorgvuldige veehouderij

Veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving, conform de door Gedeputeerde Staten meest recente gestelde Nadere regels.

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 3.1

Artikel 3.1, sub a, wordt als volgt gewijzigd:

a. de uitoefening van een (vollegronds)teeltbedrijf en/of een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een hokdierhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden veehouderij'.

Aan artikel 3.1 worden de volgende bepalingen toegevoegd:

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boerderijwinkel en opslag' is een boerderijwinkel met een maximale oppervlakte van 100 m² en opslag als nevenactiviteit toegestaan in bestaande bebouwing.

k. Mestbewerking (gescheiden opslag dunne en dikke fractie in mestsilo's) is toegestaan als dit ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is.

Artikel 3.2

Aan de bouwregels binnen het bouwvlak in artikel 3.2.1, sub a, wordt de volgende bepaling toegevoegd:

4. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak voeropslag' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van ruwvoeder toegestaan.

Aan de bouwregels binnen het bouwvlak in artikel 3.2 wordt de volgende bepaling toegevoegd:

k. een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwvlak of een gebruikswijziging van een aanwezig gebouw, gericht op het in gebruik nemen als dierenverblijf is alleen toegestaan indien:

• maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;

• de ontwikkeling vanuit een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving inpasbaar is in de omgeving;

• is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert
• een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.

l. binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn.

m. als geen sprake is van een grongebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels Brabantwse zorgvuldigheisscore veehouderij, zijn de volgende ontwikkelingen niet toegestaan:

• Het uitbreiden van, vestigen van en omschakelen naar een veehouderij;
• Het toenemen in de bestaande oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning;
• Het toenemen in de bestaande oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De bovengenoemde ontwikkelingen zijn wel toegestaan indien er sprake is van een grondgebonden veehouderij die voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Nadere regels Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij.

Artikel 3.4

Aan de specifieke gebruiksregels in artikel 3.4 worden de volgende bepalingen toegevoegd:

j. Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'agrarisch' is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in artikel 10 lid 1, overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan, is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

k. Een toename in de oppervlakte van dierenverblijven ten opzichte van de bestaande, planologische legale situatie is slechts toegestaan indien invulling wordt gegeven aan een zorgvuldige veehouderij en indien wordt voldaan aan de opgenomen voorwaarden in artikel 3.2 sub k, sub l en sub m.

l. Mestbewerking (gescheiden opslag dunne en dikke fractie in mestsilo's) is uitgesloten als het niet ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest is.

m. Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'agrarisch' is uitsluitend toegestaan als het bedrijf blijvend voldoet aan de eis van 'grondgebondenheid' zoals geformuleerd in artikel 8 lid 1 Nadere regels en dat de veebezetting dus niet meer bedraagt dan maximaal 2,75 GVE/ha, berekend over de grond die blijkens de gecombineerde opgave bij het bedrijf in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 kilometer van de bedrijfslocatie.

n. De afstand van een emissiepunt van een dierenverblijf tot een geurgevoelig object van derden bedraagt minimaal 100 meter.

o. De afstand van een gevel van een dierenverblijf tot een geurgevoelig object van derden bedraagt minimaal 50 meter.

Artikel 3.5

Aan de ontheffing van de gebruiksregels in artikel 3.5 wordt de volgende bepaling toegevoegd:

3.5.7 Ontheffing ten behoeve van landschappelijke inpassing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de landschappelijke inpassing zoals bepaald in artikel 3.4 lid j indien in plaats van de in de bijlage opgenomen landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen:

1. minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschapsmaatregelen;

2. voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;

3. zijn afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.

Artikel 10 Groen

Aan de bestemmingsomschrijving in artikel 10.1 wordt de volgende bepaling toegevoegd:

- het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, ter inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in het landschap.

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels van het wijzigingsplan 'Procureurweg 24 te Dongen'.