KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Wonen - 1
Artikel 8 Wonen - 2
Artikel 9 Waarde – Archeologie 5.1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel

Buitengebied, herziening Boksheidsedijk 10

Bestemmingsplan - Gemeente Eersel

Vastgesteld op 22-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening Boksheidsedijk 10’ met identificatienummer
NL.IMRO.0770.BPBbh100072-VAST van de gemeente Eersel.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Agrarisch bedrijf:
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie
behoort en die is gericht op:
  1. het voortbrengen van producten door het telen van gewassen;
  2. het houden van dieren,
nader te onderscheiden in:
  1. een (vollegronds)teeltbedrijf;
  2. een veehouderij;
  3. een glastuinbouwbedrijf;
  4. een overig agrarisch bedrijf.
1.6 Archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van
vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed
vertegenwoordigd.
1.7 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 Bebouwingspercentage
een in de regels opgenomen of aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een terrein
(bouwvlak, bestemmingsvlak, bouwperceel etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.9 Bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek,
dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed &
breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of
seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.10 Bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis
verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.11 Bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.12 Bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.13 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q.
een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en
administratieruimten en dergelijke.
1.14 Bestaand:
  1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.15 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak.
1.18 Boomteelt:
de tak van tuinbouw die zich bezig houdt met het telen van houtige gewassen en planten hoger dan
1,5 m voor tuinen en groenvoorzieningen.
1.19 Bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en
activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen
ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu
(waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
1.20 Bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en
ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies)
natuur, houtproductie, landschap en recreatie.
1.21 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
1.22 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 Bouwperceel:
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen
worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met
de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en
vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
1.24 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.25 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.27 Caravan:
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of
in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die
bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als
een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit
voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer
geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.28 Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door
het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat
gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het
sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.29 Dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet
is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen.
1.30 Dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.31 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of
leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 Erfbeplanting:
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel
van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning.
1.33 Erftoegangsweg:
een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als het meest lokale wegtype,
waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en
meestal zonder gescheiden fietspaden.
1.34 Extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en
landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte
recreatie zoals vogelobservatie.
1.35 Extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij de natuur- en
landschapsbeleving van het landelijk gebied.
1.36 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.37 Glastuinbouwbedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.38 Groepsaccommodatie/logeergebouw:
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief
nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.
1.39 Hoge tunnels:
gebouwen en/of bouwwerken, met een hoogte tot maximaal 4 m, waarvan de wanden en het dak of
de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het
kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen,
bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving
en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.
1.40 Hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.41 Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en indien meer panden of bouwwerken op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.42 Houtproductie:
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam
beheer van bos.
1.43 Kampeermiddel:
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.44 Kampeerplaats:
standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen.
1.45 Kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander
lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde
klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of
boogkas hoger dan 1,5 meter.
1.46 Lage tunnels:
bouwwerken of andere werken, met een hoogte van maximaal 1,5 m, overwegend voorzien van een
bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken,
vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of
bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen
milieubelastende stoffen.
1.47 Landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse
voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een
landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van
het landschap.
1.48 Landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het
aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en
niet-levende natuur.
1.49 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op
kleine schaal in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling
heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.50 Overig agrarisch bedrijf:
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of
glastuinbouwbedrijf valt.
1.51 Overkapping/ carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de
gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.52 Pension:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken
van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.53 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht
zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende
woonomgeving en derhalve in een woning en/of bijbehorende bouwwerken, met behoud van de
woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.54 Recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve
hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
1.55 Recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.56 Teeltondersteunende kassen:
teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of
boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen, permanente tunnel- of boogkassen begrepen.
1.57 Teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden
gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te
onderscheiden zijn de volgende categorieën:
  1. laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  2. laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  3. hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  4. hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  5. overig: vraatnetten, boomteelthekken.
1.58 Trekkershut:
een klein vrijstaand gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verhuur voor
recreatieve doeleinden in de vorm van verblijfsrecreatie aan steeds wisselende wandelaars, fietsers,
ruiters, kanoërs of autogebruikers, waarbij verhuur aan dezelfde personen maximaal 3 dagen/nachten
mag zijn.
1.59 Tunnel(kas):
een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het
kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of
bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende
stoffen.
1.60 Veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten,
pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.61 Verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een
recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of
trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.62 Vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;
1.63 (vollegronds)teeltbedrijf:
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een
bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.64 Voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van
de weg die:
  1. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  2. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
1.65 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere
waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn
ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en
waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen,
inlaten etcetera.
1.66 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van
geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.67 Wet milieubeheer:
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regels met betrekking tot een aantal algemene
onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de
terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.68 Woning/ wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw,
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
1.69 Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde
op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.70 (woon)boerderij:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige)
agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en
bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op
dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.2 Bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
2.3 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel;
2.5 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
2.8 Peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.9 Ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van
bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving 3.1.1 Algemeen
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch gebruik;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. extensief recreatief medegebruik;
  4. doeleinden van openbaar nut;
  5. erfbeplanting.
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en
overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
a Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. uitsluitend tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.
b Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief
recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte
recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels,
bewegwijzering e.d.
c Paardenbak
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’ is één paardenbak
toegestaan ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of hobbymatig gebruik van
een bestemmingsvlak ten behoeve van wonen. Hierbij gelden de volgende bepalingen:
  1. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  2. een hekwerk rondom de paardenbak is toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 1,5 m;
  3. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m².
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  1. Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
  2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het volgende:
  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    2. het oprichten van sleufsilo’s niet is toegestaan;
    3. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, (indien en voor zover er sprake is van een bouwwerk);
    4. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  2. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
  3. Paardenbakken buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’ zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken bouwregels 3.3.1 Afwijken hogere erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
3.2.2 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal
2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  2. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
3.4 Specifieke gebruiksregels 3.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval
verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden 3.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.5.4 opgenomen werken,
geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
3.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd;
  2. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten
behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.5.4 Schema omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Vergunningplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de
omgevingsvergunning
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen
groter dan 200 m2
het aanbrengen van verhardingen dient
noodzakelijk te zijn in het kader van de
agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik

Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving 4.1.1 Algemeen
De voor ‘Groen – Landschappelijke inpassing’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen, een en ander overeenkomstig het landschappelijk inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals doorgangen.
4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen
Gebouwen zijn niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de
vorm van erfafscheidingen en afrasteringen.
4.2.2 Erfafscheidingen en afrasteringen
Voor erfafscheidingen en afrasteringen gelden de volgende bepalingen:
  1. de erfafscheiding en afrastering mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen en afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels 4.3.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval
verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 4.4.4.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden 4.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 4.4.4
opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren.
4.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  2. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
  3. welke worden uitgevoerd overeenkomstig het landschappelijk inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3.
4.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten
behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
4.4.4 Schema omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
Vergunningplichtige werken / werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang
de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang
het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin met hoofdzakelijk gras en landschappelijke beplantingen;
  2. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  3. paden, oprit en wegen;
  4. paardenbak;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. extensief recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor erfafscheidingen maximaal 1,5 meter.
5.2.3 Schuilvoorziening
Voor het bouwen van een schuilvoorziening geldt dat in afwijking van artikel 5.2.1 binnen de
bestemming ‘Tuin’, achter de achtergevellijn van de woning, één schuilvoorziening wordt toegestaan,
waarvoor de volgende maximale maatvoeringseisen gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  2. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m².
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of
werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van poelen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- oftelecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. het vellen en/of rooien van houtgewas, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
  5. het aanleggen van een paardenbak, waarbij voor vergunningverlening de volgende voorwaarden gelden:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de achtergevellijn van de woning;
    2. de paardenbak wordt uitsluitend hobbymatig gebruikt;
    3. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt;
    4. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
    5. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m²;
    6. er is maximaal één paardenbak toegestaan en uitsluitend in samenhang met het eigen bouwvlak respectievelijk de eigen woning;
    7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast (minimaal 25 meter afstand tot woningen van derden);
    8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap.
5.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor:
  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  5. zover vergunningverlening reeds plaats heeft gevonden door een Waterschap in het kader van de waterhuishoudkundige toetsing op basis van het Keur.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving 6.1.1 Algemeen
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersdoeleinden in de vorm van verharde of semi-verharde paden en in- en uitritten ter ontsluiting van de aangelegen woonerven, bestaande uit maximaal 1 rijstrook;
  2. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, geluidswerende
voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, wandel- en/of fietspaden,
nutsvoorzieningen, bermen, beplantingen en sloten.
6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van
de bestemming.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving 7.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen;
  2. recreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in
7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
In een woning en bijbehorende bouwwerken mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden
beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie,
waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 150 m².
  2. De bed & breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
  3. Wanneer bed & breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
  4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  6. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  7. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.
  8. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  9. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  10. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
b Aantal woningen
Voor het aantal woningen geldt het volgende:
  1. Per bestemmingsvlak is maximaal één vrijstaande woning toegestaan.
c Bed & breakfast
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang dan
genoemd onder a, is uitsluitend toegestaan via afwijking als bedoeld in 7.6.2.
7.2 Bouwregels 7.2.1 Toegestane bebouwing
Met betrekking tot de op te richten bebouwing gelden de volgende regels:
  1. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen
hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in de
regels anders is bepaald.
7.2.3 Inhoud woning
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een woning mag maximaal 650 m³ bedragen, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  2. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 650 m³, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
  3. in afwijking van het voorgaande: indien het een bestaande (woon)boerderij betreft, dan geldt de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum.
7.2.4 Maatvoering en situering
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Gebouwen algemeen
Minimaal
afstand tot bouwperceelgrens
3 m
afstand tot de as van de weg Boksheidsedijk
15 m
bestaande kleinere afstanden zijn toegestaan
Woning
Minimaal
Maximaal
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot
n.v.t.
3,5 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum
bouwhoogte
n.v.t.
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum
inhoud
Zie 7.2.3
dakhelling
0⁰
60⁰
Bijbehorende bouwwerken bij woning
Minimaal
Maximaal
gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel
n.v.t.
150 m2 inclusief overkappingen, tenzij:
- de bestaande oppervlakte meer bedraagt, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum.
goothoogte
n.v.t.
3,2 m
bouwhoogte
n.v.t.
6 m
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot woning
n.v.t.
15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum
dakhelling
0⁰
45⁰
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Maximaal
bouwhoogte erfafscheidingen
2 m
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4 m, tenzij de bestaande hoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum
situering overkappingen
op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, tenzij:
- de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als minimum.
7.2.5 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
  1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving
en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de
bestaande ruimtelijke karakteristiek.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijking bebouwde oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
7.2.4 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken te vergroten.
Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
  1. er kan een bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden toegestaan tot een totaal maximum van 200 m²;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. kan indien sprake is van sloop van voormalige, legale (bedrijfs)gebouwen elders, een bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken worden toegestaan tot een totaal maximum van 250 m²;
  3. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan;
  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  6. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  7. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist;
  8. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
7.4.2 Afwijking m.b.t. herbouw
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder
7.2.5 teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  2. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  3. herbouw van gesplitste boerderij(woningen) is niet toegestaan;
  4. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  5. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  6. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  7. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  9. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
7.4.3 Afwijking minimum afstand van gebouwen tot de as van de weg
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
7.2.4 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de as van de weg te
verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  2. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  3. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  4. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  5. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  7. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
7.4.4 Afwijking minimum afstand bouwperceelgrens woningen en/of bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
7.2.4 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens te verkleinen voor
woningen en/of bijbehorende bouwwerken. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
  1. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast;
  3. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  4. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  5. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist;
  6. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
7.5 Specifieke gebruiksregels 7.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval
verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  2. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels 7.6.1 Afwijking vergelijkbare activiteit aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
7.1.2 onder a teneinde bedrijven aan huis toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het
milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 7.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet
zijn genoemd in de in de Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
  1. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
7.6.2 Afwijking bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 7.1.2
teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang
toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. deze nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  2. wanneer bed & breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
  3. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  4. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  5. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 300 m²;
  6. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  7. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  10. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.

Artikel 8 Wonen - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving 8.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen;
  2. recreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in
8.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
In een woning en bijbehorende bouwwerken mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden
beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie,
waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 150 m².
  2. De bed & breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
  3. Wanneer bed & breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan.
  4. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  5. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  6. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  7. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.
  8. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  9. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  10. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
b Aantal woningen
Voor het aantal woningen geldt het volgende:
  1. Per bestemmingsvlak is maximaal één vrijstaande woning toegestaan.
c Bed & breakfast
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast in een grotere omvang dan
genoemd onder a, is uitsluitend toegestaan via afwijking als bedoeld in 8.5.2.
8.2 Bouwregels 8.2.1 Toegestane bebouwing
Met betrekking tot de op te richten bebouwing gelden de volgende regels:
  1. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Bouwvlak
Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen
hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in de
regels anders is bepaald.
8.2.3 Zone situering bijgebouwen bij woning
Bijbehorende bouwwerken bij de woning mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ en binnen de aanduiding ‘bijgebouwen’.
8.2.4 Inhoud woning
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een woning mag maximaal 1.500 m³ bedragen, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
8.2.5 Maatvoering en situering
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
Gebouwen algemeen
Minimaal
afstand tot de as van de weg
Boksheidsedijk
15 m
Woning
Minimaal
Maximaal
goothoogte
n.v.t.
3,5 m
goothoogte ter plaatse van ‘specifieke bouwaanduiding - 1’, de maximale goothoogte van 3,5 m geldt voor minimaal 30% van de lengte van de goot, voor het overige deel geldt een goothoogte van maximaal 4,5 m
n.v.t.
3,5 m / 4,5 m
bouwhoogte
n.v.t.
9 m
inhoud
Zie 8.2.4
dakhelling
0⁰
60⁰
Bijbehorende bouwwerken bij woning
Minimaal
Maximaal
afstand tot bouwperceelgrens
1 m
n.v.t.
gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel
n.v.t.
200 m2, inclusief overkappingen
goothoogte
n.v.t.
3,2 m
bouwhoogte
n.v.t.
6 m
afstand vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot woning
n.v.t.
15 m
dakhelling
0⁰
45⁰
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Maximaal
bouwhoogte erfafscheidingen
2 m
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4 m
situering overkappingen
op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw
8.2.6 Beeldkwaliteitplan
De woning en bijbehorende bouwwerken bij de woning dienen te voldoen aan het beeldkwaliteitplan,
als opgenomen in Bijlage 4 van onderhavige regels.
8.3 Afwijken van de bouwregels 8.3.1 Afwijking minimum afstand van gebouwen tot de as van de weg
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
8.2.5 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de as van de weg te
verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  2. er dient voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig te blijven;
  3. de wegbeheerder dient te worden gehoord;
  4. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  5. indien het een woning of ander geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  7. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
8.3.2 Afwijking minimum afstand tot bouwperceelgrens
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
8.2.5 teneinde de minimum afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens te verkleinen. Hierbij
dient aan het volgende te worden voldaan:
  1. de stedenbouwkundige kwaliteit wordt niet onevenredig aangetast;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving.
8.3.3 Afwijking beeldkwaliteitplan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
8.2.6, teneinde een woning en/of bijbehorende bouwwerken te realiseren die niet (volledig) voldoen
aan het beeldkwaliteitplan, zoals opgenomen in Bijlage 4 van deze regels, mits de bebouwing
stedenbouwkundig en architectonisch passend is in het gebied en een vergelijkbare kwalitatieve staat
van gebiedsinrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door de ruimtelijke kwaliteitscommissie goed te
keuren schetsplan van het bouwplan overlegd.
8.4 Specifieke gebruiksregels 8.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval
verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  2. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis.
8.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inrichting
Het gebruiken van de gronden conform de bestemming ‘Wonen - 2’ is alleen toegestaan, indien de
landschappelijke inpassing binnen maximaal 18 maanden na het onherroepelijk worden van het
bestemmingsplan is aangelegd conform het landschappelijk inrichtingsplan en aldus in stand wordt
gehouden. Onder landschappelijk inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het
landschappelijk inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels 8.5.1 Afwijking vergelijkbare activiteit aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
8.1.2 onder a teneinde bedrijven aan huis toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het
milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 8.1.2 onder a toegestane bedrijven maar die niet
zijn genoemd in de in de Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
  1. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
8.5.2 Afwijking bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 8.1.2
teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., in een grotere omvang
toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. deze nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  2. wanneer bed & breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
  3. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  4. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  5. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 300 m²;
  6. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  7. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  9. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  10. er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van de Afstemmingsnotitie Landschapsinvesteringsregeling De Kempen d.d. 24 augustus 2012 (Bijlage 2) of een vergelijkbaar door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld document.
8.5.3 Afwijken landschappelijk inrichtingsplan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid
8.4.2, teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 3 toe te
staan, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inpassing wordt bereikt. Hiertoe
wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inrichtingsplan overlegd.

Artikel 9 Waarde – Archeologie 5.1

9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle
verwachte archeologische informatie in de bodem.
9.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten
behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
  1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
  2. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
  3. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 30 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 2.500 m².
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien
uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische
monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ)
worden behouden.
9.4 Afwijken van de bouwregels 9.4.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in 9.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten
behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet
onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een
omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te bepalen kwalificaties.
9.4.2 Verplichting rapportage of beleidsadvieskaart
De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport
heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of
getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
9.4.3 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 9.4.1 winnen zij
schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden 9.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de
volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  9. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 9.5.1 vervatte verbod geldt niet:
  1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld én over een maximale oppervlakte van 2.500 m²;
  2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  3. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  4. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  5. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 9.4.1;
  6. voor zover het werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd in het kader van een voorwaardelijke verplichting inzake landschappelijke inrichting.
9.5.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering
de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te
bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden
verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.5.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd
gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid 9.6.1 Vervallen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de
dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 5.1’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis
van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie
geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming
met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar in afwijking van dit
bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.
11.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten of hellingbanen ten behoeve van de ondergrondse gebouwen worden gebouwd.
  2. De ondergrondse bouwdiepte bij ondergrondse gebouwen mag niet meer bedragen dan maximaal 4 m onder peil.
  3. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a voor het bouwen van ondergrondse gebouwen op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, mits:
    1. Dit ruimtelijk aanvaardbaar kan worden geacht;
    2. Hierdoor de in het gebied aanwezige waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
    3. De oorspronkelijke functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;
    4. Er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;
    5. Er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of
laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven
bestemming(en).

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 Overige zone – watergangen
De voor ‘overige zone – watergangen’ aangeduide gronden zijn mede bedoeld voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. water met ecologische waarden;
  3. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  4. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  5. beheer en onderhoud van de watergang.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Parkeren en laden/lossen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het
verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in
voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
Parkeergelegenheid
a) In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto’s te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak.
b) In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto’s te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak.
c) Aan het voorgaande (voorzien in voldoende parkeergelegenheid) wordt voldaan indien wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in het Parkeerbeleidsplan (Bijlage 5).
d) Indien deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels.
e) De parkeervoorzieningen om te voldoen aan het bepaalde onder a en b dienen in stand te worden gehouden.
Ruimte voor laden en lossen van goederen
a) Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
b) De ruimte voor laad- en losvoorzieningen om te voldoen aan het bepaalde onder a dient in stand te worden gehouden.
Afwijkingsmogelijkheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in dit artikel indien:
a) het voldoen hieraan door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
b) voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening Boksheidsedijk 10’.