Kom Vessem
Bestemmingsplan - Gemeente Eersel
Vastgesteld op 23-03-2021 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kom Vessem met identificatienummer NL.IMRO.0770.BPV5013-VAST van de gemeenteEersel.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.7 achtergevelrooilijn:
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder bijbehorende bouwwerken - alsmede het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
- het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
- het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
nader te onderscheiden in:
- grondgebonden bedrijf;
- kassenbedrijf;
- niet-grondgebonden bedrijf.
1.9 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage:
een in de regels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast:
een voorziening met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.13 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.14 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.17 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.
1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.19 Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.
1.20 bestaand:
- a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.24 bos:
één of meer bomen, hakhout, boomvormers of andere houtachtige gewassen die onderdeel uitmaken van een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen, inclusief de daarbij behorende kruid- en struiklaag, waarbij wordt verstaan onder:
- a. kruidlaag: de laag planten tot 135 cm hoog;
- b. struiklaag: de laag van 135 tot 800 cm hoog;
- c. boomlaag: de laag vanaf 800 cm hoog.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.34 dak:
een gesloten bovenbeëndiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 discotheek:
een gebouw ten behoeve van horeca met dansmogelijkheid waar voor muziek wordt gezorgd.
1.37 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.38 dunning:
een onderhoudsmaatregel in bossen waarbij de beste bomen worden bevoordeeld door het verwijderen van concurrerende bomen, waarbij de kroonsluiting van een bos na de onderhoudsmaatregel niet minder dan 60% bedraagt.
1.39 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.40 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.41 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.
1.42 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden/tradities.
1.43 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.44 galerie:
tentoonstellingsruimte voor kunstwerken.
1.45 garagebedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, alsmede voor verkoop van olie, smeermiddelen en motorbrandstoffen.
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 gesloten bebouwing:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.48 gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.49 geomorfologisch:
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen.
1.50 huishouden:
één persoon of meerdere personen die een gezamenlijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.51 gestapeld:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.52 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.
1.53 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een ander bedrijf.
1.54 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.55 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.56 horeca:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
- a. horecabedrijf categorie A
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
- b. horecabedrijf categorie B
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
- c. horecabedrijf categorie C
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
- d. horecabedrijf categorie D
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
- e. horecabedrijf categorie E
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek.
1.57 kantoor:
kantoor met baliefunctie: een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
kantoor zonder baliefunctie: een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een kantoor in assurantiën en verzekeringen.
1.58 laanstructuur:
een weg die aan beide zijden wordt begeleid door bomen.
1.59 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.60 landschapselement:
groenelementen met landschappelijke waarden die bepalend zijn voor het om liggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit met name inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag.
1.61 lichte bedrijvigheid:
het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Staat vanbedrijfsactiviteiten, functiemenging.
1.62 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.63 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.64 nevengeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.65 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.66 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.67 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.
1.68 overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.69 parkeerbeleidsplan:
parkeerbeleidsplan gemeente Eersel, vastgesteld op 27 februari 2014, dan wel de rechtsopvolger hiervan.
1.70 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse wordt vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
1.71 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.72 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
1.73 recreatie:
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.
1.74 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.75 recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
1.76 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.77 standplaats:
een locatie die is bedoeld voor het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.78 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.79 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen, gevormde ruimte(n).
1.80 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen en voedingsmiddelen – inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht.
1.81 terras:
een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
1.82 twee-aaneen
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.83 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.84 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.85 vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
1.86 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.87 water:
het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.88 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.89 wonen:
het bewonen van een woning/wooneenheid.
1.90 woning/wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden vormen.
1.91 zorginstelling:
instelling waar niet zelfstandige bewoning plaatsvindt, waarbij sprake is van 24-uurs begeleiding en zorg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.6 de verticale diepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.12 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding nvan de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijke Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Bedrijf - Garagebedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Bos
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Bos - Woonbos
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen -Woonbos' ten behoeve van vergroting van het bouwvlak binnen het aangrenzende bestemmingsvlak 'Wonen -Woonbos'. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. de vergroting is noodzakelijk in verband met een doelmatige uitbreiding van de daarbinnen gelegen bestaande woning;
- b. de breedte c.q. diepte van het bouwvlak mag niet meer gaat bedragen dan 30 m;
- c. de afstand van het bouwvlak tot de perceelsgrenzen mag niet minder dan 5 m;
- d. de afstand van het bouwvlak tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder dan 10 m. bedragen.
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. in- en uitritten;
- c. bermen en beplanting;
- d. paden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. voorzieningen voor langzaam verkeer;
- i. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
alsmede voor:
- j. landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 6 bij deze regels, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing;
- k. afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’;
- l. instandhouding en bescherming van de laanstructuur;
- m. de instandhouding en bescherming van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’.
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats;
- b. groenvoorzieningen;
- c. columbaria;
- d. bermen en beplantingen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Maatschappelijk - Zorginstelling
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- b. uitsluitend een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. terrassen;
alsmede voor:
- i. de instandhouding en bescherming van de laanstructuur.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- a. van de bouwregels voor de bouw van één praktijkruimte aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5 onder a. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- 1. De vloeroppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande, dat ten hoogste 50% van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen worden bebouwd.
- 2. Bebouwing dient op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd.
- 3. De bebouwing dient te zijn georiënteerd op en rechtstreeks bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.
- 4. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
- 5. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
- b. van het bepaalde in artikel 18.2.1 voor overschrijding van de achtergevelrooilijn, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning tot een maximale diepte van 15 m, voor zover de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- a. van het bepaalde in 18.4.1 onder a voor één praktijkruimte met een maximale oppervlakte van 100 m2 aansluitend aan een woning, in samenhang met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels als bedoeld in artikel 18.3 onder a, mits het gebruik geen nadelige invloed zal hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
- b. van het bepaalde in lid 18.1.1 onder c juncto het bepaalde in lid 18.4.1 onder f voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet wordt genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging, met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten bedrijfsactiviteiten.
Artikel 19 Wonen - Woonbos
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- a. van de bouwregels voor de bouw van één praktijkruimte aansluitend aan een woning, in samenhang met omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.5 onder a. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- 1. De vloeroppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen, met dien verstande, dat ten hoogste 50% van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen worden bebouwd.
- 2. Bebouwing dient op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de woning te worden gebouwd.
- 3. De bebouwing dient te zijn georiënteerd op en rechtstreeks bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.
- 4. De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
- 5. De bouwhoogte mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
- b. van het bepaalde in artikel 19.2.1 voor overschrijding van de achtergevelrooilijn, ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning tot een maximale diepte van 15 m, voor zover de afstand van de achtergevel tot de achterste perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- a. van het bepaalde in 19.4.1 onder a voor één praktijkruimte met een maximale oppervlakte van 100 m2 aansluitend aan een woning, in samenhang met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels als bedoeld in artikel 19.3 onder a, mits het gebruik geen nadelige invloed zal hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
- b. van het bepaalde in lid 19.1.1 onder c juncto het bepaalde in lid 19.4.1 onder f voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in 'Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging', met dien verstande, dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten bedrijfsactiviteiten.
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een rioolwatertransportleiding met bijbehorende beschermingszone;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 2,5 m ten behoeve van deze dubbelbestemming toegestaan.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 teneinde het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits:
- a. geen onevenredige aantasting van de onder 20.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone plaatsvindt;
- b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 20.1 genoemde leiding.
- c. de betrokken leidingbeheerder wordt geraadpleegd.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Leiding - Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een watertransportleiding;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
21.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
22.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- c. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 30 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 100 m².
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 23 Waarde - Archeologie 3
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
23.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- c. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 30 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 250 m².
23.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 24 Waarde - Archeologie 4.1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
24.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- c. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 30 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 500 m².
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 25 Waarde - Archeologie 4.2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 4.2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
25.2 Bouwregels
Binnen de voor Waarde - Archeologie 4.2 aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- c. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 50 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 500 m².
25.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 26 Waarde - Archeologie 5.1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
26.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- c. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 30 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 2.500 m².
26.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 27 Waarde - Archeologie 5.2
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
27.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5.2' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- c. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 50 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 2.500 m².
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 28 Waarde - Archeologie 6
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
28.2 Bouwregels
Binnen de voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- c. de bodemverstoring als gevolg van het bouwen niet dieper is dan 40 cm onder het bestaande maaiveld én de omvang van de bodemingreep niet groter is dan 25.000 m².
28.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie
29.1 Bestemmingsomschrijving
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.6 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
31.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- b. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als een zelfstandige woning.
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
32.1 luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebieden
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebieden', is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogten (uitgedrukt in meters boven NAP) zoals aangegeven op de Kaarten Obstakelbeheergebieden (Bijlage 5) in verband met de Vliegfunnel, IHCS en ILS, uitsluitend toegestaan indien voorafgaand aan de vergunningverlening uit een schriftelijk advies van het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, blijkt dat de bouwhoogte geen gevaar vormt voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven.
32.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt als aanvullend doeleind de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
32.3 overige zone - attentiezone waterhuishouding
32.4 overige zone - houtwal
32.5 overige zone - plein
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - plein' zijn de gronden mede bestemd voor een plein, standplaatsen en evenementen.
32.6 veiligheidszone - lpg
Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw van (beperkt)kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen toegestaan.
32.7 vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
33.1 Afwijkende goothoogte
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
- a. van het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van gebouwen en toestaan dat de goothoogte van gebouwen plaatselijk wordt verhoogd, mits:
- 1. de maximale lengte van de verhoging van de goot niet meer dan 20% van de lengte van de desbetreffende goot bedraagt;
- 2. de goothoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale goothoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
- b. de onder a genoemde omgevingsvergunning voor afwijking kan uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
34.1 veiligheidszone - lpg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te veranderen of te verwijderen indien de lpg-cirkel wijzigt of indien het aanwezige vulpunt wordt beëindigd.
34.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 1' het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Gemengd'. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- b. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- c. De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
- d. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
- e. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
- f. Er dient te worden aangetoond dat geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn, dan wel dat bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.
- g. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.
- h. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat de regels ter plaatse van de aanduidig 'vrijwaringszone - molenbiotoop' als bedoeld in artikel 32.7 in acht worden genomen.
- i. De gevels van de bebouwing dienen op minimaal 12 meter uit de as van de omliggende wegen te worden gesitueerd.
34.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 2' het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van uitbreiding van het bouwvlak. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- b. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- c. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
- d. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
- e. Er dient te worden aangetoond dat geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn, dan wel dat bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.
- f. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.
- g. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
34.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 3' het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de nieuwbouw van een koelschip. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- b. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- c. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
- d. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
- e. Er dient te worden aangetoond dat geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn, dan wel dat bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.
- f. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.
- g. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 14 meter.
34.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 4' het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de realisering van een hotel met maximaal 10 kamers. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. Uitsluitend horeca die tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (horecabedrijf categorie A) is toegestaan.
- b. De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en de toename van de parkeerbehoefte dient ter plaatse op eigen terrein te worden opgelost.
- c. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- d. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
- e. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
- f. Er dient te worden aangetoond dat geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn, dan wel dat bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.
- g. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat de regels ter plaatse van de aanduidig 'vrijwaringszone - molenbiotoop' als bedoeld in artikel 32.7 in acht worden genomen.
- h. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.
34.6 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen ‘Groen’ en 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Tuin', ‘Wonen’ ‘Wonen - Woonbos’ en 'Bos - Woonbos', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. er moet worden voldaan aan het beleidsplan Groen Loont!, vastgesteld door de raad d.d. 26 september 2017, dan wel de groene uitstraling van de openbare ruimte moet worden gehandhaafd;
- b. indien het beleidsplan Groen Loont!, vastgesteld door de raad d.d. 26 september 2017, zoals bedoeld onder a., wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel herziening;
- c. de functionaliteit van het water(bergings)systeem mag niet worden aangetast;
- d. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - afschermend groen’ en 'overige zone - houtwal'.
Artikel 35 Overige Regels
35.1 Parkeren en laden/lossen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
36.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
36.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' is het gebruik van het gebouw als burgerwoning in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik mag worden voortgezet door de bestaande gebruikers, zijnde de persoon/personen die op het moment van het van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan volgens de Basisregistratie Personen van de gemeente Eersel als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres. Zodra het gebruik als burgerwoning door de bestaande gebruikers wordt beëindigd, vervalt het recht op gebruik van het gebouw als burgerwoning.
Artikel 37 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kom Vessem.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het bestemmingsplan 'Kom Vessem', op 6 oktober 2009 door de gemeenteraad van Eersel vastgesteld, verliest in 2019 zijn werking. Bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening mogen immers niet ouder zijn dan 10 jaar. Deze actualiseringsplicht komt met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet echter te vervallen. Omdat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet de gemeente Eersel wil beschikken over een up-to-date bestemmingsplannen, vindt deze actualisering toch plaats. Om de werking van het bestemmingsplan te behouden is derhalve hernieuwde vaststelling van het plan nodig.
Inmiddels is ook de wetgeving gewijzigd en moet voldaan worden aan de nieuwe digitale eisen en moet het bestemmingsplan aansluiten bij de geldende Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit zal leiden tot enkele aanpassingen in de regels van het bestemmingsplan. Inhoudelijk zullen de regelingen echter niet wijzigen.
Het doel is te komen tot een actueel en werkbaar bestemmingsplan 'Kom Vessem'. In het plan wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het beschermen van de cultuurhistorische waarden van de historische linten van Vessem en aan het beschermen van de groenstructuren in Vessem.
Verder dient het plan te worden aangepast om enkele eerdere omissies te repareren. Het betreft zaken die op foutieve wijze in de regelgeving en/of verbeelding van het geldende bestemmingsplan zijn verwerkt.
Ten slotte hebben sinds de inwerkingtreding van het geldende bestemmingsplan verschillende ontwikkelingen in het plangebied plaatsgevonden. Deze zijn mogelijk gemaakt via afzonderlijke bestemmingsplannen of wijzigingsplannen. Ook is een aantal afwijkingen/ontheffingen verleend. Deze reeds afgeronde procedures worden in voorliggend bestemmingsplan opgenomen.
1.2 Plangebied
Het plangebied voor het nieuwe bestemmingsplan voor de kern Vessem is aangegeven op onderstaande afbeelding. Vessem behoort tot de drie noordelijke dorpen van de gemeente Eersel en heeft een landelijke ligging.
De grenzen van het plangebied hebben door de ligging van het dorp langs het beekdal, bolle akkers en bossen een grillig verloop. De noordgrens wordt gevormd door de bebouwing langs het Heike, de Braak en de Kuilenhurk. De oostgrens wordt gevormd door de Kuilenhurk, D’n Grote Aard, de Jan Smuldersstraat en het Postels Huufke. De zuidgrens bestaat uit de Katerstraat, de Servatiusstraat en de bebouwing langs de Leeuwerik, de Kerkberg en de Jan Smuldersstraat. De bebouwing langs de Putterstraat, Hooge Akker, Wilhelminalaan, Domineeshof en de Predikant vormt de westgrens van het plangebied.
Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Het geldende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan 'Kom Vessem' dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 6 oktober 2009. Verder worden in voorliggend bestemmingsplan diverse kleinere bestemmingsplannen (postzegelplannen), wijzigingsplannen en verleende omgevingsvergunningen opgenomen.
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de plannen dieworden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Kom Vessem'.
Plannaam | Datum vaststelling |
Bestemmingsplan Kom Vessem | 6 oktober 2009 |
Bestemmingsplan Jan Smuldersstraat 5a, b, c en d Vessem | 24 februari 2011 |
Wijzigingsplan Braak 2a, Vessem | 21 augustus 2012 |
Wijzigingsplan Kuilenhurk 33, Vessem | 16 augustus 2011 |
Wijzigingsplan Jacobushoeve | 23 juli 2010 |
Wijzigingsplan Mr. de la Courtstraat 2 | 15 augustus 2011 |
Bestemmingsplan Flinkert-West | 28 juni 2012 |
Bestemmingsplan Flinkert-Zuid | 6 oktober 2009 |
Bestemmingsplan Herontwikkeling Heike 16, Vessem | 12 februari 2013 |
Bestemmingsplan Kom Vessem, eerste herziening | 24 oktober 2013 |
Bestemmingsplan Kom Vessem, tweede herziening | 24 oktober 2013 |
Wijzigingsplan Flinkert 3 te Vessem | 16 juni 2014 |
Wijzigingsplan 't Smidje, Jan Smuldersstraat 31/Flinkert 2a | 26 september 2014 |
Kom Vessem, Kuilenhurk 12 | 15 januari 2018 |
Kom Vessem, wijziging hoek Costerij-Pastorij | 7 augustus 2018 |
Wijzigingsplan Putterstraat 56, Vessem | 2 december 2020 |
Wijzigingsplan Kom Vessem, Kuilenhurk (ong.) | 19 januari 2021 |
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan ‘Kom Vessem' bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het geldende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk worden eerst de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet (Hoofdstuk 2). Daarna wordt een beschrijving gegeven van het plan, inclusief ruimtelijke en functionele structuur (Hoofdstuk 3). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, geluidhinder, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, alsmede flora en fauna (Hoofdstuk4. Dan volgt Hoofdstuk 5 met onder andere de opzet van de regels en een korte beschrijving van de verschillende bestemmingen. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de financiële uitvoerbaarheid (Hoofdstuk6) en de voor deze bestemmingsplanactualisatie te doorlopen procedure (Hoofdstuk 7).
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in deze situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zullen zijn.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit.
In de Structuurvisie is een drietal doelen voor Nederland in 2040 geformuleerd:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:
- 1. Rijksvaarwegen;
- 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 3. Kustfundament;
- 4. Grote rivieren;
- 5. Waddenzee en waddengebied;
- 6. Defensie;
- 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- 8. Elektriciteitsvoorziening;
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- 10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Als gevolg van de actualisatie van het geldende bestemmingsplan wijzigen de standpunten voor dit beleidskader niet. Voorliggend bestemmingsplan is overwegend opgesteld om het geldende bestemmingsplan te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd, die van ondergeschikte aard zijn.
2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) wordt voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels ter bescherming van de 14 nationale belangen. De keuze voor deze belangen is al gemaakt in de SVIR en wordt met het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) juridisch verankerd.
In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd. Dit draagt bij aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht, dan wel de mogelijkheid aan provincies om met een provinciale verordening regels te stellen.
Vanuit het Barro zijn geen nationale belangen op het plangebied van toepassing waarmee rekening moet worden gehouden in het bestemmingsplan.
2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig 'bouwen in de wei'. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.
Een toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet gezien het voorgaande een beschrijving bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro.
Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld om de geldende bestemmingsplannen te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het betreffen hier dermate marginale aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn. Dit bestemmingsplan maakt enkel de feitelijke situatie met daarin vergunde ontwikkelingen mogelijk. Zodoende hoeft niet verder te worden getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant
Vooruitlopend en anticiperend op de inwerkingtreding van de nationale Omgevingswet in 2021 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Noord-Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.
De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Voorliggend bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
2.3.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.
Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.
Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Gezocht moet worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.
Uitsnede structuurvisie Noord-Brabant
De provincie heeft in de structuurvisie een aantal structuren opgenomen, te weten de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren is een aantal perspectieven onderscheiden.
Het plangebied valt met name binnen de stedelijke structuur, binnen het perspectief kernen in het landelijk gebied. Een deel van het noordelijke plangebied ligt binnen de structuur landelijk gebied en binnen de perspectieven perspectief gemengd landelijk gebied en zoekgebied voor verstedelijking. Aan de randen aan de oost- en westzijde van het plangebied vallen enkele percelen binnen de groenblauwe structuur, binnen de perspectieven groenblauwe mantel en kerngebied groenblauw.
Hierna zijn de belangrijkste beleidspunten ten aanzien van genoemde perspectieven weergegeven.
Kernen in het landelijk gebied
Het verschil in ontwikkeling van grotere en kleinere kernen heeft geleid tot de meer suburbane kernen, de dorpen en de plattelandskernen. In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedeljking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen).
De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten in hun structuurvisies aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).
De provincie wil buiten het stedelijk concentratiegebied geen verdere groei van verstedelijking langs hoofdwegen. Daar is het doel juist de identiteit van het landschap dat de (hoofd)weg doorsnijdt optimaal beleefbaar te maken. Het gaat daarbij zowel om de inrichting van de (hoofd)weg zelf als het landschap dat aan de (hoofd)weg grenst.
De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen.
In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat alleen bedrijven worden gevestigd die qua aard, schaal en functie in de omgeving passen. Gemeenten hebben ruimte voor vestiging van kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Als doorgroei van bedrijven er toe leidt dat deze qua aard, schaal of functie niet meer passen in de omgeving, wil de provincie dat deze worden opgevangen op een daarvoor geschikt terrein in het stedelijk concentratiegebied. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de regio De Kempen. Vanwege de grote afstand tot het stedelijk concentratiegebied wordt aan de ruimtebehoefte van bedrijven uit deze regio tegemoetgekomen op een nieuw te ontwikkelen regionaal bedrijventerrein.
Verder hanteert de provincie in de kernen in het landelijk gebied als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied.
Gemengd landelijk gebied
Binnen het gemengd landelijk gebied is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. Uitzondering hierop zijn de primair agrarische gebieden, die door de gemeente zijn vastgelegd. Binnen die gebieden, waartoe in ieder geval de vestigingsgebieden glastuinbouw behoren, worden (stedelijke) functies die de ruimte voor agrarische ontwikkeling beperken of functies die strijdig zijn met de landbouwfunctie geweerd.
Buiten de primair agrarische gebieden ontwikkelen functies zich in evenwicht met elkaar en de omgeving. In de kernrandzones is een toenemende menging van wonen, voorzieningen en kleinschalige bedrijvigheid mogelijk. Rondom natuurgebieden vinden ontwikkelingen plaats op vrijkomende locaties die passen in een groene omgeving. Bestaande ontwikkelingsmogelijkheden van in het gebied voorkomende functies worden gerespecteerd. Ontwikkelingen houden rekening met hun omgeving en dragen bij aan een versterking van de gebiedskwaliteiten. Dit geldt in het bijzonder voor ontwikkelingen binnen de Landschappen van Allure of cultuurhistorisch waardevol landschap.
Zoekgebied voor verstedelijking
Zolang in deze gebieden nog geen verstedelijking heeft plaatsgevonden, is daar feitelijk het perspectief van gemengd landelijk gebied van toepassing. In deze gebieden wordt extra aandacht gevraagd voor (het beperken van) de ontwikkelingsmogelijkheden van functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling kunnen bemoeilijken.
Kerngebied groenblauw
De kern bestaat uit natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur inclusief de ecologische verbindingszones Ook belangrijke waterstructuren in Noord-Brabant zoals de Maas, de Brabantse beken en de Westbrabantse kreken horen tot het kerngebied. De hoofdfunctie is hier behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem.
Voor de ontwikkeling van functies binnen de groenblauwe kern gelden de EHS-spelregels, zoals die door het Rijk/IPO zijn afgesproken: het 'nee, tenzij'-principe met toepassing van het compensatiebeginsel en met mogelijkheden voor de zogenaamde herbegrenzing en saldobenadering. De ontwikkeling van extensieve recreatie die zich richt op de beleving van natuurgebieden, is goed mogelijk. De ontwikkeling moet wel passen binnen de natuurdoelstellingen van het gebied en bijdragen aan de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
Groenblauwe mantel
De mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is in de groenblauwe mantel een belangrijke opgave. Vormen van grondgebonden agrarisch grondgebruik zijn van blijvend belang voor de ontwikkeling van groene en blauwe waarden. Binnen het gebied liggen kansen voor recreatie en toerisme.
Voorliggend bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de Structuurvisie ruimtelijke ordening.
2.3.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening vastgesteld. De Interim omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de Omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt.
Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit door bijvoorbeeld sanering van leegstaand vastgoed elders. De nadruk op omgevingskwaliteit komt ook tot uitdrukking bij de kwalitatieve benadering voor hergebruik van leegstaand vastgoed in het landelijk gebied en duurzame verstedelijking.
Uitsnede Interimomgevingsverordening Noord-Brabant
Het grootste deel van het plangebied is op basis van de Interimomgevingsverordening Noord-Brabant gelegen binnen het 'Stedelijk gebied', 'Landelijke kern'. Een deel van het noordelijke plangebied ligt binnen het 'Landelijk gebied', 'Gemengd landelijk gebied'. Aan de randen aan de oost- en westzijde van het plangebied vallen enkele percelen binnen de structuur 'Landelijk gebied', 'Groenblauwe mantel' dan wel 'Natuur Netwerk Brabant'.
Verder geldt voor vrijwel het gehele plangebied de aanduiding 'Grondwaterbeschermingsgebied'. Het gehele plangebied ligt binnen het 'Stalderingsgebied'. Ter plaatse van de Gemengd landelijk gebied' geldt bovendien de aanduiding 'Verstedelijking afweegbaar'. Tot slot geldt voor delen van het plangebied de aanduiding 'Beperkingen veehouderij'.
Landelijk gebied
Landelijk gebied omvat een onderverdeling in de subzones:
- Gemengd landelijk gebied
- Groenblauwe mantel
In veel gevallen bestaan er voor beide zones gelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Het beleid in de 'Groenblauwe mantel' is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. In de 'Groenblauwe mantel’ gelden voorwaarden ten aanzien van de omgevingskwaliteiten.
Stedelijk gebied (landelijke kern) en verstedelijking afweegbaar
In de Interimomgevingsverordening Noord Brabant is een basisregeling geformuleerd voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is dat eerst de mogelijkheden in Stedelijk gebied (onderverdeeld in: stedelijk concentratiegebied en kernen in landelijk gebied) worden benut of de mogelijkheden in leegkomend of leegstaand erfgoed elders in de gemeente. Als daarbinnen vanuit kwalitatieve- of kwantitatieve overwegingen geen ruimte beschikbaar is, kan een afweging worden gemaakt voor nieuw ruimtebeslag in Verstedelijking afweegbaar.
Natuur Netwerk Brabant
Het Natuur Netwerk Brabant (NNB) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang. Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten.
Grondwaterbeschermingsgebied
Voor de grondwaterbeschermingsgebieden geldt dat de kwaliteit van de bodem en het zich daarin bevindende grondwater bescherming vraagt. Daarom geldt dat er bij (het toelaten van een) ruimtelijke ontwikkeling een zorgvuldige afweging plaatsvindt dat de risico's voor de kwaliteit van het grondwater niet toenemen.
Stalderingsgebied
Binnen Stalderingsgebied gelden extra voorwaarden voor de ontwikkeling van veehouderijen gericht op het voorkomen van een verdere regionale concentratie van vee en het tegengaan van (verdere) leegstand. De toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwperceel is alleen mogelijk als er elders dierenverblijven verdwijnen; het zogenaamde stalderen.
Beperkingen veehouderij
In deze gebieden gelden sinds 1 oktober 2010 (vergaande) beperkingen voor intensieve veehouderijen, ook wel bekend als het 'slot op de muur'. Doel van de aanduiding is om een verdere intensivering vanwege ontwikkelingen in de veehouderij in de aangeduide gebieden tegen te gaan.
Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de Interimomgevingsverordening Noord-Brabant.
2.3.4 Brabantse Agenda Wonen
In 2017 heeft de Provincie Noord-Brabant de Brabantse Agenda Wonen uitgebracht. Inzet is om de regio specifieke kwaliteiten van Brabant te behouden en te versterken. Met als uitgangspunt de motie 'Versnellen en verduurzamen woningbouwproductie' van Provinciale Staten en vanuit de urgentie het wonen en het woningbouwprogramma, nu het nog kan, nu er een flinke bouwopgave ligt, in te zetten voor deze bredere, met omgevingskwaliteit samenhangende doelen, is de Brabantse Agenda Wonen opgesteld.
De Brabantse Agenda Wonen geeft vier actielijnen en zes richtinggevende principes.
Actielijnen
- 1. Accent op duurzame verstedelijking.
- 2. Meer nadruk op de bestaande woningvoorraad.
- 3. Inzetten op een vraaggericht, flexibel planaanbod met ruimte voor nieuwe woonvormen.
- 4. Versterken van de regionale samenwerking en vernieuwen van regionale woningbouwafspraken.
Richtinggevende principes
- 1. Het woningbouwprogramma zet optimaal in op (toekomstige) binnenstedelijke locaties – inbreiden, herstructureren, transformeren – en op het herbestemmen van leegstaand en leegkomend kantoor-, winkel- en ander vastgoed, met als uitgangspunt dat zorgvuldig ruimtegebruik voor zuinig ruimtegebruik gaat.
- 2. We geven ruim baan voor ' goede woningbouwplannen' binnen het bestaand stedelijk gebied van steden en dorpen: woningbouw op geschikte inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en in leegstaand vastgoed, die aansluit op een actuele vraag en snel in aanbouw genomen kan worden.
- 3. We leggen in Brabant meer nadruk op de bestaande woningvoorraad, met specifieke aandacht voor herstructurerings- en transformatieopgaven, verduurzaming van de voorraad en het geschikt maken van woningen en de woonomgeving voor mensen met een zorgvraag.
- 4. We ontwikkelen in Brabant vraaggerichte woningbouwplannen, die aansluiten op de vraag van huishoudens en met oog voor nieuwe flexibele en tijdelijke woonvormen en strategische toevoegingen aan de bestaande woningvoorraad.
- 5. Om tijdig en adequaat in te kunnen spelen op de dynamiek op de woningmarkt, veranderende woonwensen en onvoorziene ruimtelijke ontwikkelingen zorgen we voor realisme en flexibiliteit in de regionale en gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering.
- 6. We versterken in Brabant de samenwerking op de regionale woningmarkt, met de gemeenten als eerste aan zet. We vernieuwen de regionale woningbouwafspraken, met een groter accent op de kwalitatieve samenstelling van het planaanbod en de inzet van het woningbouwprogramma voor bredere, vaak ruimtelijk-kwalitatieve doelen en met specifiek aandacht voor de regionale afweging van de meer grootschalige gebiedsontwikkelingen en uitbreidingslocaties.
2.3.5 Bevolkings- en woningbehoefteprognose 2017
De provincie Noord-Brabant heeft in 2017 de bevolkings- en woningbehoefteprognose geactualiseerd. Vergeleken met de vorige prognose uit 2014 ligt de bevolkingsgroei in Brabant iets hoger, wordt ook een hoger 'bevolkingsmaximum' bereikt en ligt het omslagpunt van groei naar krimp wat later in de tijd. De naar boven toe bijgestelde buitenlandse migratiesaldi vormt hiervoor de belangrijkste verklaring.
Naast de bevolkingsomvang zijn vooral de sterke veranderingen in leeftijds- en huishoudenssamenstelling van belang, waarbij vooral de vergrijzing en de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens in het oog springen
In lijn met het provinciale verstedelijkingsbeleid concentreert de groei van de woningvoorraad zich in de stedelijke gebieden. Voor de gemeenten in het landelijk gebied gaat de provinciale prognose uit van het principe dat die gemeenten bouwen voor de eigen natuurlijke bevolkingsaanwas (migratiesaldo-nul). In de bevolkings- en woningbehoefteprognose is per gemeente een indicatie gegeven van de benodigde toename van de woningvoorraad. Deze programmeringsindicatie is richtinggevend voor de regionale woningbouwafspraken. Voor de gemeente Eersel wordt voor de periode 2017-2029 uitgegaan van een indicatieve toename van de woningvoorraad met 570 woningen.
2.4 Regionaal Beleid
2.4.1 Woonvisie Regio Eindhoven
Op 28 juni 2012 heeft de Regioraad de Regionale Woonvisie 2012-2020 vastgesteld. In deze visie wordt gefocust op drie punten:
- 1. oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten en kenniswerkers;
- 2. naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied;
- 3. duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande woningvoorraad.
In de Regionale Woonvisie wordt aangegeven dat er binnen de woningmarkt in Zuidoost- Brabant te weinig woningen zijn, het aanbod niet goed aansluit op de vraag (te weinig woningen in de sociale sector in de dorpen) en er zijn te weinig kavels beschikbaar voor mensen die zelf willen bouwen.
In de Regionale Woonvisie is een zevental ambities voor het wonen in Zuidoost Brabant geformuleerd:
Meer keuzevrijheid en zeggenschap voor de burger, met meer inzicht in (de kansen)op de woningmarkt.
- Meer evenwicht in de koop-huur-verhouding, tussen steden en dorpen.
- Meer capaciteit en kwaliteit in Wonen, Welzijn en Zorg
- Meer samenwerking tussen alle woningmarktpartijen.
- Meer aandacht voor doelgroepen en betaalbaarheid van woningen.
- Meer zorg voor kwaliteit van woning en woonomgeving.
- Monitoren van wat er gebeurt op de woningmarkt.
De Regionale Woonvisie streeft er naar zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de woonwensen van de burgers. Samen met de regionale marktpartijen worden de ambities zoveel mogelijk concreet uitgewerkt. De Regionale Woonvisie is het kwalitatieve kader voor het afstemmen van ontwikkelingen op de woningmarkt en voor het uitwerken van de woningbouwprogramma’s. Voor de landelijke regio Groot Kempen betekent dit concreet dat gestreefd wordt naar een goede huisvesting van de eigen bevolking. Hiervoor is zowel (zorgvuldig ingepaste) inbreiding als uitbreiding noodzakelijk.
Het regionaal beleid biedt geen concrete uitgangspunten voor dit in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.
2.4.2 Regionaal woningbouwprogramma
Het huidige Regionaal woningbouwprogramma is door voormalig SRE-gemeenten vastgesteld op 17 december 2009 en daarna elk jaar geactualiseerd. De Verordening Ruimte geeft aan dat jaarlijks afspraken gemaakt dienen te worden in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) over het woningbouwprogramma voor de eerste tienjaarsperiode. Bij deze kwantitatieve afspraken (programma) hoort een aantal uitgangspunten op basis waarvan de afspraken worden geactualiseerd.
Eén van de uitgangspunten is dat de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose het uitgangspunt vormt. De meest actuele prognose is uit 2017, waarbij voor Eersel wordt uitgegaan van een toename van de woningvoorraad met 570 woningen in de periode 2017 t/m 2029 (zie ook paragraaf 2.3.4).
Het woningbouwprogramma biedt geen concrete uitgangspunten voor dit in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.
2.4.3 Regionale visie detailhandel De Kempen
Op 25 februari 2015 is de “Regionale visie detailhandel De Kempen” door de 4 Kempengemeenten vastgesteld. Winkels in De Kempen worden geraakt door grote veranderingen in de detailhandel. Deze gezamenlijke visie is opgesteld omdat ontwikkelingen in de detailhandel gemeentegrens-overstijgend zijn en deze gemeente de ambitie hebben om een aantrekkelijk winkelaanbod, leefbaarheid en economie gunstige regio te behouden.
De opgave waar de detailhandel in De Kempen de komende jaren voor staat is het kwalitatief versterken van de verzorgingsstructuur, zodat de leefbaarheid op orde blijft. In een krimpende markt betekent dit dat er winkellocaties zijn waarvan het perspectief zwak is (kansarm/-loos) en ontwikkelingen in kansrijke kernwinkelgebieden ondermijnen. De opgave voor de toekomst is dus niet meer het afstemmen van groei en nieuwbouwontwikkelingen, maar ervoor te zorgen dat de regionale winkelstructuur geborgd blijft (en daarmee de leefbaarheid). We kiezen ervoor om een tweesporenbeleid te hanteren:
- 1. Kwalitatief versterken van de kernwinkelgebieden.
- 2. De lokale verzorgingsstructuur in de kleine kernen behouden om de leefbaarheid in buurten en kerkdorpen in De Kempen op peil te houden.
Het brandpunt van ontwikkelingen en initiatieven (zoals nieuwbouw, herstructurering, kwalitatieve versterking, uitbreiding, etc.) ligt in de vijf kernwinkelgebieden (Bergeijk Centrum, Bladel Centrum, Eersel Centrum, Hapert Centrum en Reusel Centrum). Voor deze locaties worden de winkels en overige voorzieningen geclusterd in kernwinkelgebieden.
Voor de locaties die vallen binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe detailhandelsfuncties mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan past zodoende binnen de opgaven van de regionale detailhandelsvisie.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Toekomstvisie 2030
In juni 2013 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie 2030 'Kempisch wonen in een wereldregio' vastgesteld. Deze visie geeft het gewenste beeld van de gemeente in 2030 weer en biedt het kader waarin de gemeente haar beleid kan richten. De gemeente heeft drie kernambities geformuleerd die voortbouwen op de sterke kwaliteiten van de gemeente:
- kempisch wonen: in 2030 is de gemeente een excellente woongemeente die de Kempische identiteit koestert, waarin groen wonen met een evenwichtig opgebouwde bevolking in een groeiende economische omgeving uitgangspunten zijn;
- aangesloten zijn op een wereldregio: de gemeente Eersel is in 2030 goed aangesloten op de Brainport, Eindhoven en de Kempen;
- in een 21e-eeuwse cultuur: in 2030 weet de gemeente Eersel ruimte te geven aan de netwerksamenleving en stimuleert zij samen met partners een duurzame, dynamische, innovatieve cultuur waarin initiatieven uit de kernen en de regio leidend zijn.
Voor de kern Vessem ligt de nadruk op het behoud van de cultuurhistorische en groene waarden van het dorp. Verder wil de gemeente zich profileren op het gebied van toerisme en recreatie en zoekt de gemeente naar passend hergebruik van vrijkomende bebouwing. Herbestemming heeft de voorkeur boven nieuwbouw. Ook staan duurzaamheid en het streven naar een energie neutrale gemeente hoog op de agenda.
2.5.2 Structuurvisie 2011 Gemeente Eersel
Op 3 april 2012 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2011 vastgesteld. In de structuurvisie is het bestaande ruimtelijke beleid bijeengebracht en zijn de sectorale visies met elkaar verbonden, zodat ze in onderlinge samenhang tot uitvoer kunnen worden gebracht. Een belangrijk onderdeel van de structuurvisie is de bijdrage van nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan de landschappelijke kwaliteit, doordat de structuurvisie een relatie legt tussen de stedelijke ontwikkelingsmogelijkheden en de voorgenomen ruimtelijke verbeteringsprojecten in het buitengebied. De StructuurvisiePlus, die is vastgesteld op 17 december 2002, maakt integraal deel uit van de Structuurvisie 2011. Ook het Landschapsontwikkelingsplan, dat is vastgesteld op 15 mei 2007, maakt deel uit van de nieuwe structuurvisie. De ruimtelijke visie zoals vastgelegd in de StructuurvisiePlus en het Landschapsontwikkelingsplan blijft daardoor richtinggevend voor de komende jaren.
In de StructuurvisiePlus (2002) heeft het gemeentebestuur haar integrale visie heeft weergegeven voor de meest wenselijke ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie heeft als doel de ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente te behouden, maar tegelijkertijd ook ruimte te bieden voor nieuwe duurzame ontwikkelingen. De volgende items zijn verder uitgewerkt en onderbouwd in de StructuurvisiePlus:
- Voor de realisering van nieuwe woningbouw in de kernen ter voorziening in de behoefte voor eigen aanwas tot 2015 bestaan in alle kernen voldoende mogelijkheden.
- Voorzieningen spelen een belangrijke rol in de leefbaarheid van de kernen.
- Realiseren van voorzieningen voor intramurale zorg in de kernen Eersel en Vessem.
- Uitbreiding van de bedrijventerreinen Meerheide in Eersel en Hoefseweg in Vessem. (Nader bepaald dat van ontwikkeling Hoefseweg wordt afgezien).
- Ontwikkeling van gebied Eersel-West voor maatschappelijke en dienstverlenende functies.
- Voldoende mogelijkheden voor landbouw.
- Ontwikkeling van een landschappelijk raamwerk in delen van de gemeente en inzetten op de realisatie van natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.
- Recreatieve voorzieningen mogen kwalitatief worden verbeterd.
- Er zijn voldoende locaties voorhanden voor de ontwikkeling van Ruimte-voor-Ruimte-locaties voor extra woningbouw op grotere kavels.
- Veel zorg voor water.
2.5.3 Woonvisie Eersel 2015
De gemeentelijke woonvisie, zoals vastgesteld op 28 april 2015, gaat zowel in op de kwantitatieve als de kwalitatieve woningbouwopgave. Ten aanzien van de kwantitatieve opgave zijn de cijfers zoals opgenomen in de woonvisie inmiddels niet meer actueel en wordt verwezen naar de meest actuele regionale woningbouwcijfers.
Ten aanzien van de kwalitatieve behoefte kan het volgende worden gesteld: Juist omdat nu voor het eerst de samenstelling van de bevolking duidelijk gaat veranderen in de toekomst, is het erg lastig om te bouwen voor de wensen van nu, maar ook voor de wensen van de toekomst. Daarom is van belang om bij nieuwbouw zoveel mogelijk flexibiliteit in proberen te bouwen. Dit kan bestaan uit het bouwen van woningen waarbij de indeling ook later nog eenvoudig aan te passen is. Daarnaast is wordt in de woonvisie benoemd dat de gemeente mee moet denken met ontwikkelaars die bestaande plannen om willen zetten naar woningen die beter aansluiten bij de vraag. Tevens dient de gemeente plannen in de harde plancapaciteit die stilliggen vlot te trekken. Hiervoor moeten ze ontwikkelaars en particulieren actief benaderen om te kijken waar de knelpunten zitten en of het programma aangepast kan/moet worden.
Waar mogelijk verdient het aanbeveling om flexibel te bouwen zoals de bouw van woningen die om te zetten zijn naar appartementen of omgekeerd. Het kan ook minder ingrijpend: er voor zorgen dat een woning qua ruimtes flexibel in te delen is en ook in de toekomst aan te passen is. Het is van belang om ontwikkelaars en particulieren hierover bij de ontwikkeling van bouwplannen nadrukkelijk op te wijzen en dit te stimuleren.
Het onderhavige plan gaat niet uit van woningvermeerdering ten opzichte van de vigerende planologische situatie. Daarmee bestaat in kwantitatief opzicht niet de noodzaak om het plan af te stemmen op de regionale woningbouwafspraken. Er wordt immers geen beroep gedaan op het contingent.
Het planvoornemen is passend binnen de uitgangspunten van de woonvisie, aangezien alleen de mogelijkheden uit het huidige plan worden overgenomen.
2.5.4 Woningbouwprioritering 2011-2020
Op 29 maart 2012 heeft de gemeenteraad de woningbouwprioritering voor de periode 1 januari 2011 t/m 1 januari 2020 vastgesteld. Door middel van deze prioritering van woningbouwplannen wordt de plancapaciteit afgestemd op de provinciale prognoses. In de provinciale prognose (januari 2012) is voor de gemeente Eersel in de periode van 1-1-2011 tot en met 1-1-2020 een totaal van 806 woningen opgenomen. Afgezet tegen de harde plancapaciteit van 516 woningen (zijnde de woningbouw in vastgestelde bestemmingsplannen), is nog ruimte voor de toevoeging van 290 woningen. Gezien de totale zachte plancapaciteit van 496 woningen is prioritering noodzakelijk. Op basis van een Multi Criteria Analyse (MCA) zijn de projecten in de zachte plancapaciteit geprioriteerd. De gehanteerde criteria hebben betrekking op locatie, programma, volkshuisvesting, financiën en ruimtelijke kwaliteit. Om te komen tot een definitieve prioritering zijn de resultaten van de MCA afgezet tegen de woningbehoefte per kern.
Op basis hiervan zijn de beschikbare woningen verdeeld over de zachte plannen in de gemeente. In totaal zijn 187 woningen toegewezen. De overige 103 woningen kunnen worden gebruikt om knelpunten in de kernen op te lossen of om contingent beschikbaar te stellen indien daar vanwege ruimtelijke kwaliteit om gevraagd wordt.
2.5.5 Gebiedsontwikkeling Kleine Beerze
Het gebied ten westen en noorden van Vessem maakt onderdeel uit van de robuuste verbinding de Beerze, die loopt van de Belgische grens in de gemeente Bergeijk tot aan 's-Hertogenbosch. Onder de noemer ‘Levende Beerze leeft, bruist en werkt’ wordt een programma uitgevoerd waarmee een sterke impuls wordt gegeven aan de natuurlijke, sociaaleconomische en ruimtelijke kwaliteiten van het beekdal en het omliggend gebied. Het project is geen nieuw project, maar de herstart van een gebiedsproject dat enkele jaren stil lag. Door forse bezuinigingen moesten de betrokken organisaties in 2010 een pas op de plaats maken. In 2013 sloten de gemeenten Eersel en Oirschot, Waterschap De Dommel, Provincie, Brabants Landschap en de ZLTO een overeenkomst om samen de gebiedsontwikkeling rond de Kleine Beerze aan te pakken. De ‘oude’ afspraken zijn daarbij in een soberder jasje gegoten, die beter passen bij de mogelijkheden van nu.
Het plan ‘Dorp aan de beek’ van de gemeente Eersel is één van de plannen in het kader van het project 'Levende Beerze leeft, bruist en werkt' en hangt nauw samen met de plannen van het waterschap voor beekherstel. Gemeente Eersel en Waterschap De Dommel trekken dan ook zoveel mogelijk samen op, waarbij ieder zijn eigen verantwoordelijkheid houdt. Eersel wil met haar plan de relatie tussen het dorp Vessem en de Kleine Beerze versterken door het beekdal aantrekkelijker te maken. Denk aan het aanplanten van boomgaarden, singels en heggen en het leggen van paden en het ecologisch verantwoord gebruik van de gronden. In hetzelfde gebied neemt het waterschap de Beerze ‘onder handen’.
2.5.6 Groen Loont! - Het integrale beleidsplan Landschap, Natuur & Groen
Op 26 september 2017 is de beleidsnota 'Groen Loont! - Het integrale beleidsplan Landschap, Natuur & Groen' vastgesteld. De basiskwaliteit van de gemeente Eersel is groen. Groen heeft een positieve betekenis voor gezondheid, welbevinden, economie en klimaat. Groen komt voor in publieke en private omgeving. De nota geeft de gemeentelijke visie op het gebied van groen weer en stelt richtinggevende beleidsdoelen voor de thema's landschap, natuur en groen.
Structurenkaart Vessem
Voor de kernen, waaronder Vessem, is het belangrijk om voldoende ruimte te creëren voor de inrichting en het beheer van cultuurgroen. In de beleidsnota zijn richtlijnen opgenomen over hoe om te gaan met groen in bestemmingsplannen. Zo dient al het structureel groen de bestemming 'Groen' te krijgen. Daarnaast is voor de aanleg van bomen geen aanlegvergunningsplicht gewenst binnen deze bestemming.
2.5.7 Handhavingsbeleid
Handhaving is nodig omdat naleving van regels niet vanzelfsprekend is. Onze samenleving kan echter alleen functioneren indien democratisch geformuleerde regels op een verantwoord niveau worden nageleefd. Dit kan alleen worden bereikt indien zij door de overheid ook consequent worden gehandhaafd.
Integraal handhavingsbeleid is wenselijk om een aantal redenen. Zo moet er een ambitieniveau voor handhaving worden geformuleerd. Daarnaast moet worden vastgelegd hoe dit ambitieniveau kan worden gerealiseerd en wel op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze. Het gaat dan vooral om de organisatie en toedeling van middelen. Ook moeten er inhoudelijke beleidsregels worden vastgelegd die aangeven hoe de gemeente op de verschillende handhavingsgebieden concreet optreedt. Tenslotte dient dit alles te worden gecommuniceerd zodat voor iedereen duidelijk is wat de gemeente Eersel op het gebied van handhaving wil realiseren.
Op 31 januari 2017 heeft de gemeenteraad de nota 'Uitvoeringsbeleid Kwaliteit Vergunningen, Toezicht en Handhaving Gemeente Eersel’ vastgesteld. Dit beleid maakt inzichtelijk op welke wijze de gemeente omgaat met de uitvoering van haar wettelijke taken voor deze vakgebieden.
2.5.8 Relatie bestemmingsplan - Welstandsnota 2013 / Beeldkwaliteitsplan
In het bestemmingsplan ‘Kom Vessem’ worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt daarmee de basis voor de stedenbouwkundige opzet van het dorp. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van de gemeentelijke welstandsnota, die op 1 mei 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad.
De gemeente Eersel hecht grote waarde aan de beeldkwaliteit van de leefomgeving. Bij de vaststelling van de voorgaande welstandsnota (2009) was het volgende uitgangspunt de basis: ‘Vrijheid waar kan, bescherming waar nodig en ambitie waar gewenst’. De vrijheid is vormgegeven door het welstandsvrij maken van veel gebieden en het formuleren van sneltoetscriteria voor veel voorkomende bouwwerken.
De ambitie van de gemeente ten aanzien van de ontwikkeling en bescherming van diverse gebieden is vastgelegd in beeldkwaliteitsplannen. Deze beeldkwaliteitsplannen prevaleren boven de gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota. De beeldkwaliteitsplannen hebben betrekking op zowel de bebouwde als onbebouwde omgeving en dienen als een integrale toekomstvisie voor het ruimtelijk beleid. In Vessem is voor het dorpshart en voor de historische structuren in de kern en bebouwingslinten een beeldkwaliteitsplan van toepassing.
2.5.9 Beeldkwaliteitsplan Eersel
Vessem is één van de grotere dorpen binnen de gemeente Eersel met een rijke historie. De beeldkwaliteit in dit dorp is hoog en het dorp is recreatief geliefd. De kaart met de verschillende dorpsruimte hierna laat het ruimtelijk beeld van Vessem zien. De ruggengraat van het dorp wordt gevormd door de Wilhelminalaan en de Jan Smuldersstraat die in het hart samenkomen. De overige aangegeven straten zijn van een andere orde met elk zijn specifieke kwaliteiten.
Soorten dorpsruimten Vessem
Linten:
Dit zijn de belangrijkste straten in een dorp, die in de Kempen vaak linten worden genoemd. Veelal liggen deze straten er al vele eeuwen en vormen de doorgaande wegen van dorp naar dorp. Deze wegen kruisen of eindigen ook altijd in het hart van het dorp. Deze straten met veelal laanbeplanting bepalen voor een groot deel het (groene) karakter van het dorp.
Kerkpad:
Vroeger lag er tussen elk buurtschap en de kerk een kerkpad. Veel van deze paden zijn nog aanwezig en zijn tot op de dag van vandaag onderdeel van het wegennet. Soms zijn de paden nog smal en liggen in het landschap en soms zijn ze onderdeel van het wegenstelsel van het dorp.
Akkerrandweg:
Sterk historische wegen. Dit waren de wegen die langs de akkers lagen en die vroeg geoccupeerd zijn (tijdens de grote transitie na 1200). Aan deze wegen lagen veel langgevelboerderijen, met hun achterkant aan de es. De wegen hoeven naar niets te leiden, kunnen eindigen in het land, maar zijn veelal gelust aan andere wegen en buurtschappen.
Nieuwe weg:
Deze wegen zijn qua belijning oud en lopen meestal over de akkers heen. De term nieuwe wegen duidt op de late bebouwing. Langs deze wegen is nauwelijks historische bebouwing te vinden. Veel van deze wegen zijn na 1900 bebouwd geraakt. Daardoor hebben deze wegen onderling vaak een sterk wisselend karakter, terwijl de weg zelf vaak een grote eenduidigheid kent.
Hierna wordt per straat de visie uit het Beelkwaliteitsplan weergegeven.
Heike en Wilhelminalaan
Visie
Jan Smuldersstraat vormt samen met Heike en Wilhelminalaan het hart van het dorp. De straten hebben een belangrijke ontsluitende functie en zijn daarom een belangrijk beeldkenmerk voor het dorp. De straat ligt haaks op het beekdal en verbindt het dorp met de bossen, en de voormalige heidevelden. Deze twee landschapstypes zijn zeer bepalend en dus kenmerkend voor de straat. Tussen deze uiteinden in, op de kruising met de Wilhelminalaan ligt het hart van Vessem. De straat heeft een constant (dorps)profiel met een robuuste groenstructuur. De bebouwing in het lint bestaat uit karakteristieke bebouwing van voornamelijk één bouwlaag met kap. De erven vormen een belangrijk onderdeel van het ontwerp. Richting Wintelre nemen de bossen het beeld over. De dorpsweide en het pleintje voor de brouwerij vormen als open ruimte de blikvanger van het centrum. Richting Wintelre nemen de bossen het beeld over.
Servatiusstraat
Visie
De kerk lag vroeger tussen de verschillende buurtschappen in, verbonden met verschillende kerkpaden. Dit kerkpad van Vessem is uitgegroeid tot een straat. Aan deze straat liggen verschillende (maatschappelijke) functies die elk een eigen beeld hebben. Zoals de brouwerij, (oude en nieuwe) school met schoolplein, MFA, voormalige pastorie en de kerk met begraafplaats. De Servatiusstraat zelf is een smalle straat met een enkele bomenrij.
Kerkberg
Visie
Kerkberg is een smalle weg aan de rand van de vroegere es. Het beeld wordt bepaald door de smalle toegang tussen de met hagen omlijste kavels met daarna het ruime zicht op de voormalige es. Het profiel is asymmetrisch met aan één zijde de open ruimte met zicht op de begraafplaats en kerk. De andere zijde is gesloten met kavels, haag en beplanting. De weg is zeer smal.
Kuilenhurk
Visie
Het is nog goed te zien dat Kuilenhurk vroeger aan de rand van de akkers lag. De vele langgevelboerderijen en het bijna landelijke profiel van de weg zijn daar getuigen van. Dit landelijke beeld wordt vastgehouden tot bijna in het hart van het dorp. Net voor de kruising met de Flinkert verandert het profiel er komt een wandelpad bij en na de kruising versmalt de weg tot een smal dorpsstraatje. De straat heeft geen sterke ontwikkeling doorgemaakt, het beeld is landelijk gebleven. Door de jaren heen zijn veel tussenliggende kavels bebouwd geraakt. Verbindingen en zichten met de achterliggende es zijn essentieel.
Flinkert
Visie
Flinkert is een dorpse woonstraat met veel groen. Karakteristieke dorpswoningen staan op regelmatige afstand van elkaar en hebben voortuinen. Dit is duidelijk een weggetje over de es die de afgelopen decennia bebouwd is geraakt. De bebouwing is hier dorps en ingetogen, ook de meest recente bebouwing doet mee in dit beeld.
Mr de la Courtstraat
Visie
De straat ligt door de bosrand van Vessem en kruist de Hazenloop met verschillende buurtschappen (Maaskant, Driehuizen). Het bos met een royale laan vormen daar hoofdzakelijk het beeld. Aan de westzijde liggen op afstand woningen met ruime tuinen, de oostzijde het bos met verschillende villa’s. De weg met laan loopt verder door het landelijke gebied in.
2.5.10 Parkeerbeleidsplan gemeente Eersel
In januari 2014 heeft de gemeente Eersel het parkeerbeleidsplan vastgesteld. Dit plan vormt een toetsingskader voor vraagstukken omtrent parkeren en bevat de volgende aspecten:
- parkeernormen voor nieuwe ontwikkelingen;
- beoordelingskader voor klachten en meldingen;
- instrumenten om specifieke parkeervraagstukken te benaderen.
Indien nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient dus aan de parkeernormen uit het parkeerbeleidsplan te worden getoetst.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele structuur van Vessem. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan de historische ontwikkeling van de kern en de aanwezige cultuurhistorische waarden. Gezien de cultuurhistorisch waardevolle structuur van het dorp en het grote aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen dat in Vessem nog herkenbaar aanwezig is, is als Bijlage 1 een cultuurhistorische toelichting opgenomen. In deze cultuurhistorische toelichting wordt uitgebreid ingegaan op de ontwikkeling van het dorp en de uitgangspunten die hieruit volgen voor voorliggend bestemmingsplan.
3.1 Ruimtelijke Structuur
3.1.1 Historische ontwikkeling
Vessem heeft zich ontwikkeld vanuit een oorspronkelijke Frankische plaats. Deze oorspronkelijke plaatse is aanwezig geweest nabij de splitsing van de huidige Wilhelminastraat en de Putterstraat. De kern heeft zich vervolgens ontwikkeld als akkerdorpnederzetting, tussen de oostelijk gelegen bosgebieden en de lager gelegen natte gronden rond de Kleine Beerze.
Met de ontwikkeling van Vessem verplaatst de dorpskern zich in zuidelijke richting. In het begin van de 19e eeuw is een concentratie van bebouwing aanwezig rond het huidige dorpsplein, op de kruising van twee historische routes: de Wilhelminalaan richting Middelbeers en de Jan Smuldersstraat richting Wintelre en Hapert. Rondom deze dorpskern zijn uitbreidingen en kleine buurtschappen ontstaan. Onder andere het Heike, de Kuilenhurk, het Vondereind en de Maaskant verwijzen tegenwoordig nog naar de elementen uit deze historische bebouwingsstructuur. Vessem ontwikkelt zich als centraal dorp tussen deze bebouwingslinten en buurtschappen en biedt onder meer ruimte aan de centraal gelegen kerk.
Vessem rond 1900
Dankzij de centrale ligging van Vessem ontwikkelt het dorp zich tot verzorgingskern, waar naast agrarische functies al snel niet-agrarische bedrijvigheid aanwezig is. In de periode tot 1950 ontwikkelt Vessem zich nagenoeg uitsluitend langs de van oudsher bestaande doorgaande wegen. De linten Jan Smuldersstraat, Kuilenhurk, Wilhelminalaan-Heike worden bebouwd met lintbebouwing. Door de uitbreiding van de kern langs deze linten wordt een aantal van de voormalige buurtschappen opgenomen in de bebouwingsstructuur van Vessem. Naast Vessem vinden met name ontwikkelingen plaats in de buurtschappen Heike en Kuilenhurk.
Rond 1920 wordt de ruimtelijke structuur bepaald door de drie doorgaande wegen, die nog een vrij open karakter hebben, met lintbebouwing die over het algemeen slechts aan één zijde van de weg staat.
De kruising van deze wegen ligt in het oude dorp Vessem, ter plaatse van het huidige dorpsplein. Rond deze dorpskern en langs de historische linten vindt geleidelijk verdichting van de bebouwing plaats. Ook langs de Mr. De la Courtstraat, de route van Vessem richting Knegsel en Steensel, wordt (lint)bebouwing gerealiseerd. In de huidige situatie vormen deze vier wegen nog altijd de hoofdstructuur van de kern Vessem.
In de periode tot de Tweede Wereldoorlog vindt slechts incidenteel verdere verdichting en uitbreiding plaats. In de periode na 1950 krijgt Vessem een betekenis als forenzendorp. Naar aanleiding hiervan vindt een versnelde ontwikkeling plaats, die in eerste instantie met name zichtbaar is door een verdere verdichting van de dorpslinten. Daarnaast worden in deze periode de eerste kleinschalige uitbreidingsbuurten gerealiseerd. Op de akkercomplexen aan weerszijden van de dorpslinten worden woongebieden gerealiseerd met een semi-planmatig karakter. Hiermee wordt voor het eerst afgeweken van de historische bebouwingsprincipes.
Na 1960 neemt de vraag naar nieuwe woningen verder toe. Dit leidt tot verdere uitbreiding van Vessem met planmatige woonbuurten. Het bosgebied ten zuidoosten van de kern wordt ontwikkeld als ‘woonbos’, terwijl in de agrarische gebieden tussen de linten en aan de zuid- en westzijde van het dorp nieuwe woonbuurten worden gerealiseerd. De huidige ruimtelijke structuur van Vessem wordt in sterke mate bepaald door de tweedeling van de kern in de historische lintstructuur (met het dorpshart) en de planmatig opgezette woonbuurten. Daarnaast speelt de ligging van het dorp in het omringende landschap een grote rol in de beleving van Vessem.
3.1.2 Ruimtelijke structuur
Landschap
Naast de interne structuur van de kern Vessem is met name de ligging van het dorp in het omringende landschap van belang voor de huidige ruimtelijke structuur en de karakteristieke waarden van de kern. De natuurlijke omstandigheden en de karakteristieken van het landschap zijn in belangrijke mate bepalend geweest voor de ontwikkeling van Vessem op deze locatie. Historisch gezien zijn juist de locaties op de grens tussen hoger gelegen (drogere) gronden en lager gelegen (natte) gronden geschikte vestigingsplaatsen gebleken.
Ten westen van Vessem ligt het beekdal van de Kleine Beerze. Tussen het beekdal en de Wilhelminalaan bevindt zich van oudsher een strook middelhoge achtergronden. Tezamen vormen het beekdal en de akkergronden (die in de huidige situatie ook in gebruik zijn als weidegrond) een relatief open gebied ten westen van de kern, dat vanuit de Verordening Ruimte 2014 is aangewezen als ecologische verbindingszone.
Ten noordoosten en zuidoosten van de kern zijn nog overblijfselen van het oude stroomgebied van de Hazenloop aanwezig.
Ten noorden en zuiden van Vessem bevinden zich nog twee uitgestrekte hoger gelegen akkercomplexen. Met name de akker ter plaatse van de Flinkert speelt een belangrijke rol in de ruimtelijke structuur van de kern. Het agrarisch gebied tussen de Wilhelminalaan en de Kuilenhurk is hier nog grotendeels onbebouwd, waardoor de akker nog ver doordringt in de kern. Slechts op het westelijk deel van het oorspronkelijke agrarische gebied (tussen de Flinkert en de Wilhelminalaan) hebben planmatige uitbreidingen plaatsgevonden. Verder bestaat bebouwing op en langs deze akker uit lintbebouwing.
Landschap/bodemopbouw rondom Vessem
Samen met het noordelijk van de Braak gelegen heide-ontginningsgebied vormt de akker een zeer open gebied, met enkele houtwallen. Het akkergebied ten zuiden van Vessem bestaat uit een halfopen gebied met verspreide houtopstanden (bosjes, houtwallen) en een karakteristiek golvend oppervlak, bestaande uit bolle akkers.
Ten zuiden van de eigenlijke kern bevindt zich een voormalig productiebos dat is ontwikkeld als ‘woonbos’. Deze strook bos sluit aan op de uitgestrekte bosgebieden tussen Vessem en Wintelre.
Overgang kern-landschap
Door de vele doorzichten in en het grillige verloop van de bebouwingsranden bestaat er in de huidige situatie nog een sterke relatie tussen de kern en het buitengebied. De kerk van Vessem ligt aan de zuidelijke bebouwingsrand en vormt met de begraafplaats en het omliggende groen een waardevol ensemble, met een zichtrelatie met het buitengebied.
De bebouwingsrand aan de zuidgrens van het plangebied heeft een authentiek dorps karakter. De kern grenst hier aan een oud bolle-akkercomplex met een weids zicht over de verder gelegen nieuwe ontginningen. De rand wordt overwegend gevormd door opgaande begroeiing en weilandjes, waarboven de kerktoren zichtbaar is. De bosgebieden aan deze zijde van de kern vervullen een belangrijke rol: ze vormen een rand met opgaande beplanting tussen het overwegend open buitengebied ten zuiden van Vessem en het dorp, waardoor een scherpe overgang tussen landschap en dorpsbebouwing wordt voorkomen.
De oostrand van Vessem is niet duidelijk definieerbaar doordat de bebouwing in het ‘woonbos’ en aan de rand van de kern overloopt in de oostelijk gelegen bosgebieden. De noordgrens van Vessem is zeer grillig en heeft door de diepe kavels een zacht en groen karakter. De akker op de Flinkert vormt een groene overgang tussen het buitengebied en het dorp, met incidenteel bebouwing aan de randen. In het westen grenst de bebouwingsrand aan het beekdal van de Kleine Beerze. Ook deze grens heeft een zacht en groen karakter. Door de ligging van achtertuinen en stroken met afschermend groen tussen de kern en het buitengebied is hier sprake van een typisch dorpse overgang naar het landschap.
De entrees van de kern zijn overwegend duidelijk. Alleen de oostelijke entree van de Jan Smuldersstraat is minder definieerbaar, door de geleidelijke overgang van bos naar bebouwing.
Bebouwingsstructuur
In de huidige situatie in Vessem twee verschillende structuren te zien: enerzijds de historische bebouwingslinten, die worden gekenmerkt door individuele lintbebouwing en een mix van functies; anderzijds de woongebieden, die een monofunctioneel karakter hebben en veel minder gevarieerd zijn qua bebouwingstypologie en architectuur. De woongebieden hebben een relatief hoge bebouwingsdichtheid, terwijl de linten over het algemeen nog een open structuur hebben met minder dicht opeen staande bebouwing.
Bebouwingstypologie en goothoogte
Evenals in de andere kernen van de gemeente Eersel bestaat in Vessem de bebouwing bijna uitsluitend uit laagbouw. Langs de linten ligt open en zeer open bebouwing op diepe kavels. Het betreft vrijwel uitsluitende vrijstaande en halfvrijstaande woningen, op een aantal locaties afgewisseld met de grootschaliger bebouwing van bedrijven of andere niet-woonfuncties.
Kenmerkend voor de bebouwing langs de linten is de afwisseling in situering en architectuur. Dankzij de verspringende rooilijn en de grote variatie in woningen (cultuurhistorisch waardevolle panden naast meer recente woningen) hebben de linten een bijzonder gevarieerd straatbeeld. Aan de historische linten is een groot aantal oude boerderijen en andere dorpsbebouwing gesitueerd. De woningen zijn over het algemeen voorzien van diepe achtertuinen. (Vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bevinden zich in veel gevallen aan de achterzijde van de woningen. Hierdoor zijn tussen de woningen open plekken aanwezig en is de bebouwingsstructuur open.
Centraal in de kern, op de kruising van de Jan Smuldersstraat en Wilhelminalaan, ligt het centrum van Vessem. In dit deel van de kern zijn wat grotere bebouwingsmassa’s aanwezig, waaronder de school, het cultureel centrum en een oude brouwerij. Het samenspel tussen bebouwing, openbare ruimte en groen is typerend voor de dorpskern. Het gebied fungeert, zowel historisch gezien als in de huidige situatie, als hart van het dorp: er is ruimte voor (kleinschalige) evenementen en de locatie fungeert als ontmoetingsplaats. Het centrumgebied loopt ruimtelijk en functioneel gezien door in zuidelijke richting, richting de kerk.
De recentere uitbreidingen zijn veelal compacter en hebben een meer gesloten karakter. In tegenstelling tot de dorpslinten, die van grote waarde zijn voor de identiteit en het karakter van Vessem, heeft de structuur van de uitbreidingen geen of slechts een zeer beperkte relatie met de historische bebouwingsstructuur en het omliggende landschap. De kavels in het zuidoosten van de kern zijn groot en bebost. De bebouwingstypologie sluit qua korrel en architectuur overwegend aan bij het de historische dorpslinten.
3.1.3 Ontsluiting en parkeren
Straatnamenkaart Vessem (bron: Google Maps)
Autoverkeer
Vessem ligt op de kruising van enkele interlokale verbindingswegen. De Jan Smuldersstraat verbindt Vessem met Wintelre en Hapert. De Wilhelminalaan loopt in noordelijke richting naar Middelbeers. Via de Mr. de la Courtstraat en de Grootakker zijn Eersel, de N284 en de A67 bereikbaar.
Binnen de kern wordt de verkeersontsluiting gevormd door de oude linten, de Jan Smuldersstraat en de Wilhelminalaan. Hierop ontsluiten de verschillende uitbreidingen. Door de kleinschaligheid van de uitbreidingen hebben deze geen interne hiërarchie in wegen, maar zijn alle wegen te typeren als woonstraten. In het zuidelijk deel van de kern, rond de dorpskern en in het bosgebied, is de aanwezigheid van (zand)paden kenmerkend. Deze paden lopen door de akkercomplexen en bosgebieden en maken de woonpercelen in het woonbos bereikbaar.
Fietsverbindingen
In het oosten van het plangebied, aan de zuidzijde van de Jan Smuldersstraat, ligt een vrijliggend fietspad. In het kader van ‘shared spaces’ en het behoud van het dorpse karakter zijn in de kern van Vessem geen aparte fietspaden aanwezig.
Parkeren
Door het geringe aantal voorzieningen en het veel voorkomen van parkeren op eigen erf bestaat er in de woongebieden van Vessem over het algemeen slechts een beperkte behoefte aan parkeergelegenheden. Deze parkeerbehoefte wordt veelal opgevangen in het straatprofiel. Aan de Leeuwerik en de Servatiusstraat zijn parkeergelegenheden aanwezig.
In en rond het centrumgebied van Vessem is sprake van een hogere parkeerdruk. Een aantal van de aanwezige niet-woonfucties kent een relatief grote parkeerbehoefte, waardoor hier niet zonder meer kan worden volstaan met een parkeeroplossing in het straatprofiel. Mede gezien de gewenste dorpse uitstraling en verblijfskwaliteit van de openbare ruimte zijn hier de afgelopen jaren op verschillende percelen grotere parkeergelegenheden gerealiseerd. Zo is onder meer bij het gemeenschapshuis, de horecagelegenheden en op een aantal bedrijfspercelen voorzien in parkeerplaatsen op eigen terrein. Hierdoor kunnen de straten voor een belangrijk deel vrij blijven van geparkeerde auto’s.
Openbaar vervoer
In de kern Vessem komen geen reguliere busverbindingen voor. Wel zijn er door de week twee buurtbusdiensten. Het betreft een lijn tussen Eersel, Vessem en Veldhoven en een lijn tussen Oirschot, Vessem en Reusel.
3.1.4 Groen en water
Vessem ligt op hoge zandgronden, waardoor er geen waterlopen in de kern aanwezig zijn. Ten westen van de kern loopt de Kleine Beerze. Ook aan de oostkant van de kern ligt een waterloop. Deze waterlopen hebben geen directe invloed op de ruimtelijke structuur van Vessem.
De groenstructuur van Vessem wordt voornamelijk bepaald door historische groenelementen. De laanbeplanting langs de linten, in combinatie met enkele groene driehoekige ruimtes ter plaatse van splitsingen, volgt de historische stedenbouwkundige structuur van de kern. De aanwezigheid van laanbeplanting langs de linten versterkt het historische karakter van deze straten en draagt in belangrijke mate bij aan het straatbeeld. De typerende driehoekige ruimtes zijn onder andere gelegen op de hoek Jan Smuldersstraat/Kuilenhurk en op de splitsing tussen de Wilhelminalaan en de Putterstraat. Daarnaast zorgen de vele groenstroken en groen ingevulde hoeken langs de wegen voor een groene dooradering van de kern. Het zuidoostelijk deel van Vessem is bebost en vormt een uitloper van het oostelijk gelegen bosperceel. Hierdoor heeft dit deel van de kern een bijzonder groen karakter.
Op een aantal locaties in het centrum van Vessem zijn grotere groene plekken aanwezig aan de achterzijde van de woningen. Deze plekken zijn veelal in gebruik als achtertuin en zijn niet openbaar toegankelijk, maar ze geven ‘lucht’ en ruimte in de kern en zijn als zodanig medebepalend voor de dorpse uitstraling van Vessem. Dergelijke groene plekken zijn onder meer aanwezig rond de molen. Op andere locaties maken groen ingerichte achtertuinen deel uit van de overgang van de kernrandbebouwing naar het buitengebied. Door de aanwezigheid van de achtertuinen, al dan niet in combinatie met stroken afschermend groen, is hier op veel plaatsen sprake van een zachte overgang tussen kern en buitengebied.
Ook in de recentere uitbreidingsgebieden zijn op een aantal locaties groene plekken aanwezig. Deze zijn in een aantal gevallen ingericht als speelvoorziening of vormen, met name in het uitbreidingsgebied Lange Ekker (ten westen van de Wilhelminalaan) groene verbindingen richting het buitengebied.
3.1.5 Cultuurhistorie
In de huidige ruimtelijke structuur van Vessem is de historische ontwikkeling van de kern nog duidelijk afleesbaar. De historische bebouwingslinten zijn nog altijd de dragers van de ruimtelijke structuur.
De aanwezigheid van laanbeplanting, de ongelede straatprofielen in klinkerbestrating en de grote diversiteit aan cultuurhistorisch waardevolle panden versterken het historische karakter van deze wegen. Het centrum van Vessem ligt op het kruispunt van de bebouwingslinten en heeft in zuidelijke richting nog een verbinding met het landschap.
Binnen de grenzen van het dorp is een groot aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig, zowel in landschappelijke als gebouwde zin. Landschappelijk zijn met name de aanwezigheid van zachte (groene) kernranden, het akkercomplex op de Flinkert en het bosgebied in het zuidoosten van de kern van belang. Houtsingels en stroken afschermend groen breken het open landschap.
Qua bebouwing is met name de grote hoeveelheid historische panden (al dan niet met een monumentale status) langs de dorpslinten van belang. Ook de kenmerkende open structuur van de linten, met overwegend vrijstaande en halfvrijstaande bebouwing, is karakteristiek. Opvallende elementen zijn de kerk in het zuidelijk deel van Vessem en de molen aan de Wilhelminalaan. In paragraaf 4.12.3 van de toelichting is een overzicht van de rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied opgenomen. Als Bijlage 3 bij de regels is een lijst met cultuurhistorisch waardevolle panden toegevoegd. Daarnaast is de aanwezigheid van groene elementen in de kern van belang. De combinatie van laanbeplanting, karakteristieke groene ruimtes op een aantal kruispunten, diepe achtertuinen en bosgebieden geven Vessem een eigen identiteit en versterken het dorpse karakter van de kern. Tenslotte is de inrichting van de openbare ruimte zeer bepalend voor de cultuurhistorische identiteit van het dorp Vessem. De openbare ruimte, met de karakteristieke dorpse uitstraling, vormt als het ware het cement van het dorp.
3.2 Functionele Structuur
Vessem is een klein forensendorp. Derhalve heeft de bebouwing in Vessem overwegend een woonfunctie. De niet-woonfuncties bevinden zich vooral aan de Jan Smuldersstraat en Wilhelminalaan. Daarnaast komen verspreid over de kern nog enkele niet-woonfuncties voor.
De niet-woonfuncties die in Vessem voorkomen zijn de volgende:
- bedrijven;
- detailhandel (dagelijks en niet-dagelijks);
- horeca;
- (commerciële) dienstverlening;
- maatschappelijke voorzieningen.
3.2.1 Bedrijven
In Vessem zijn enkele kleinschalige bedrijven te vinden. Deze bevinden zich aan de Putterstraat-Wilhelminalaan-Heike en Jan Smuldersstraat. Daarnaast is op bedrijventerrein Hoefseweg en omgeving een concentratie van bedrijvigheid aanwezig. De bedrijvigheid op het bedrijventerrein heeft hierbij over het algemeen een wat zwaardere milieucategorie, terwijl de bedrijvigheid in de kern over het algemeen goed inpasbaar is in de woonomgeving. Het bedrijventerrein Hoefseweg zal vanwege zijn ligging in het waterwingebied niet verder worden uitgebreid.
In de paragrafen 5.3.2, 5.3.3, 5.3.4 en 5.3.5 worden de verschillende bedrijfsbestemmingen ('Bedrijf - 1', 'Bedrijf - 2', 'Bedrijf - Garagebedrijf' en 'Bedrijf- Nutsvoorziening') nader toegelicht. Daarnaast zijn binnen de bestemming 'Gemengd' diverse functies, waaronder bedrijven, onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.8.
3.2.2 Detailhandel (dagelijks en niet-dagelijks)
Aan de Jan Smuldersstraat, Wilhelminalaan en Kuilenhurk is een aantal winkels gevestigd, waaronder een bakker, een supermarkt, een wereldwinkel, een drogist en een winkel met huishoudelijke artikelen en gereedschap.
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn diverse functies, waaronder detailhandel, onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.8.
3.2.3 Horeca
De horecagelegenheden zijn geconcentreerd in de dorpskern, rond de kruising van de Jan Smuldersstraat en de Wilhelminalaan. Hier bevinden zich restaurant/hotel De Gouden Leeuw, een café en een cafetaria.
In paragraaf 5.3.10 wordt de bestemming 'Horeca' nader toegelicht. Daarnaast zijn binnen de bestemming 'Gemengd' diverse functies, waaronder horeca, onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.8.
3.2.4 (Commerciële) dienstverlening
In Vessem bevinden zich meerdere vestingen met commerciële dienstverlening. Een makelaar, twee banken en een notaris zijn hiervan de opvallendste. De dienstverlening ligt verspreid over de kern en is voor het grootste deel aan te merken als aan huis verbonden beroep.
Voor (commerciële) dienstverlening is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. Deze bestemming wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.8.
3.2.5 Maatschappelijke voorzieningen
De basisschool St. Lambertus aan de Servatiusstraat, cultureel centrum Jacobushoeve, het verzorgingshuis Groenendaal, zorgboerderij D'n Bolle Akker en de St. Lambertus kerk zijn de belangrijkste maatschappelijke voorzieningen in Vessem. De overige maatschappelijke voorzieningen liggen langs de Mr. de la Courtstraat, Wilhelminalaan en Kerkberg.
Voor de maatschappelijke voorzieningen zijn de bestemming 'Maatschappelijk', 'Maatschappelijk - Begraafplaats' en 'Maatschappelijk - Zorginstelling' opgenomen. Deze bestemmingen worden nader toegelicht in de paragrafen 5.3.11, 5.3.12 en 5.3.13
3.2.6 Verkeer
In paragraaf 3.1.3 is aandacht besteed aan de ontsluitingsstructuur van het plangebied. Alle wegen en parkeervoorzieningen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Ook de niet-structurele groenelementen en de aanwezige laanbeplanting zijn opgenomen binnen deze bestemming. In paragraaf 5.3.15 wordt deze bestemming nader toegelicht.
3.2.7 Groen en water
In paragraaf 3.1.4 is aandacht besteed aan de groen- en waterstructuur. De structurele groenelementen zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. In paragraaf 5.3.9 wordt deze bestemming nader toegelicht.
3.3 Planwijzigingen
3.3.1 Algemeen
In dit bestemmingsplan worden naast het geldende bestemmingsplan 'Kom Vessem' diverse kleinere bestemmingsplannen (postzegelplannen), wijzigingsplannen opgenomen, zoals benoemd in paragraaf 1.3. Tevens worden de omgevingsvergunningen opgenomen die zijn verleend na vaststelling van bestemmingsplan 'Kom Vessem' in 2009.
Daarnaast wordt het bestemmingsplan op een aantal punten gewijzigd:
- een beschermende regeling voor de cultuurhistorische waardevolle elementen in het plangebied;
- een beschermende regeling voor de groenstructuren binnen het plangebied;
- het opnemen van een drietal nieuwe ontwikkelingen;
- herstellen van omissies en planverbeteringen.
3.3.2 Bescherming cultuurhistorische waarden
In paragraaf 3.1 van de toelichting en in Bijlage 1 bij de toelichting is reeds uitgebreid aandacht besteed aan de historische ontwikkeling van Vessem en de algemeen aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen. In paragraaf 4.12.3 van de toelichting wordt bovendien ingegaan op de meer specifieke cultuurhistorische elementen (de rijks- en gemeentelijke monumenten, de cultuurhistorische waardevolle gebouwen en de molenbiotoop).
Binnen dit bestemmingsplan worden de gemeentelijke- en rijksmonumenten, cultuurhistorische waardevolle gebouwen en monumentale bomen specifiek aangeduid.
De delen waarop extra bescherming wenselijk is, krijgen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie'. Binnen deze dubbelbestemming wordt verandering of vergroting van bestaande gebouwen niet zondermeer toegestaan. Iedere omgevingsvergunning voor het bouwen moet in dit gebied ook getoetst worden aan de vraag of het bouwplan een aantasting van de cultuurhistorische waarde betekent.
Deze dubbelbestemming wordt opgenomen op de percelen gelegen aan de historische linten en daar waar monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden zijn aangeduid.
Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken en overkappingen wordt een extra beperkende maatregel opgenomen te bescherming van de aanwezige beeldbepalende waarden. Bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn bij de bebouwing aan het historische lint niet zondermeer toegestaan. Waar bij woonbestemmingen deze gesitueerd mogen worden vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn, wordt hier een bepaling opgenomen dat dit 5 meter dient te zijn. Bij gemeentelijke en rijksmonumenten mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen pas achter de achtergevelrooilijn worden gebouwd. Naast de bescherming van de beeldbepalende waarden van de linten en de historische bebouwing zorgt deze maatregel voor de bescherming van de openheid. Het doel van deze regeling is om vergunningvrij bouwen als bedoeld in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht in te perken, door de betreffende delen van de percelen niet als 'erf' aan te merken.
3.3.3 Bescherming groenstructuren
In paragraaf 3.1 van de toelichting is reeds aandacht besteed aan het groen binnen de ruimtelijke structuur.
In voorliggend bestemmingsplan is de bestemming 'Groen' opgenomen voor het bestaande hoofdgroen, waarbij voor het afschermende groen een specifieke aanduiding wordt opgenomen ('specifieke vorm van groen - afschermend groen'). De aanwezige houtwallen, houtsingels en hagen krijgen de aanduiding 'overige zone - houtwal'. Binnen deze aanduidingen zijn geen verhardingen, bebouwing etc. toegestaan. Ter bescherming van de bestaande laanbeplanting (houtwallen, houtsingels en hagen) en afschermend groen is daarnaast een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
De aanlegvergunning voor nieuwe bomen en tevens het rooien van bomen is - conform het beleidsplan Groen Loont! (zie ook paragraaf 2.5.6 van de toelichting hiervoor) - uit o.a. de bestemmingen 'Groen', 'Bos' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' verwijderd. Dit wordt nu namelijk centraal op één plek geregeld, namelijk in de APV. Hierin is ook de kapvergunning voor monumentale bomen opgenomen.
Het verwijderen van deze aanlegvergunning maakt het makkelijker om het bestaande groen in stand te houden en waar nodig te versterken, zoals middels dunning. Deze onderhoudsmaatregel stimuleert de groei van de beste bomen en maakt het mogelijk concurrerende bomen te verwijderen.
Ten behoeve van de bescherming van de openheid zijn aan de historische linten geen nieuwe bouwmogelijkheden toegestaan. De bouw van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woningen is pas mogelijk op een ruime afstand van de voorgevel. Ter bescherming van de openheid zijn daarnaast binnen de bestemming 'Tuin' slechts beperkte bouwmogelijkheden toegestaan.
3.3.4 Nieuwe ontwikkelingen
Heike 9, Vessem
Ter plaatse van Heike 9 te Vessem is een woning gelegen. De woning is gesitueerd aan een 'Plaatse'. Om deze 'Plaatse' te versterken, wenst de initiatiefnemer de bestaande woning te slopen en in plaats daarvan een langgevelboerderij te realiseren, met daarin tevens een zorgpension met maximaal 5 zorgkamers.
Situatietekening beoogde situatie
Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is allereerst een deel van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden' uit het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2017' (vastgesteld d.d. 3 juli 2018) gewijzigd in de bestemming 'Tuin'. Om de benodigde parkeervoorzieningen ten behoeve van het zorgpension te kunnen realiseren is binnen de bestemming 'Tuin' de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen. Ter plaatse van de bestaande houtwal is tevens de aanduiding 'overige zone - houtwal' opgenomen. Ten behoeve van het realiseren van de woning is het bouwvlak binnen de bestemming 'Wonen' uit het vigerende bestemmingsplan 'Kom Vessem' (vastgesteld d.d. 6 oktober 2009) aangepast. Ter plaatse van het nieuwe bouwvlak is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 1' opgenomen. Ten behoeve van het zorgpension is de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgpension' met bijbehorende gebruiksregels opgenomen. Tevens is de aanduiding 'wijzigingsbevoegdheid 5' uit het vigerende bestemmingsplan 'Kom Vessem', vastgesteld d.d. 6 oktober 2009 voor de nieuwbouw van maximaal 2 woningen ter plaatse komen te vervallen.
Om te waarborgen dat de thans bestaande woning uiteindelijk wordt gesloopt, is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te waarborgen dat de benodigde parkeergelegenheid ten behoeve van het zorgpension landschappelijk wordt ingepast.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch-planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.
Hooge Akker 28, Vessem
In het kader van grondverwerving van de gemeente Eersel ten behoeve van het project ‘Dorp aan de beek’ krijgt een deel van de grond van perceel K1140 een woonbestemming, alwaar de realisatie van een schuur/bed & breakfast mogelijk is.
Verwervingskaart
Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is het bestemmingsvlak 'Wonen' uit het bestemmingsplan 'Kom Vessem' (vastgesteld d.d. 6 oktober 2009) ter plaatse van Hooge Akker 28 te Vessem uitgebreid met een deel van het aangrenzende bestemmingsvlak 'Groen' uit het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Kom Vessem' (vastgesteld d.d. 6 oktober 2009).
Ter plaatse van de beoogde schuur/bed & breakfast binnen het nieuwe gedeelte van het bestemmingsvlak 'Wonen', is de aanduiding 'bed & breakfast' en de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Voor de schuur/bed & breakfast (zijnde een bijbehorend bouwwerk) zijn in voorliggend bestemmingsplan bouwregels opgenomen waarmee is geborgd dat de goot- en bouwhoogte maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter bedragen. Voor het gebruik als bed & breakfast zijn bovendien specifieke gebruiksregels opgenomen.
Een uitgebreide toelichting op de ontwikkeling is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting.
Jan Smuldersstraat 36, Vessem
Ter plaatse van Jan Smuldersstraat 36 wordt de realisatie van maximaal 7 woningen binnen de bestaande bouwmassa toegestaan.
Ten behoeve hiervan is binnen het bestaande bouwvlak ter plaatse van de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 7' opgenomen. Ter waarborging dat gevelwering wordt aangebracht om een binnenniveau van 33 dB(A) te garanderen, is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevelwering' met een bijbehorende regeling opgenomen. Om de gewenste bijbehorende bouwwerken (bergingen en stallingsruimte voor auto's) te kunnen realiseren, wordt de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 7' met een bijbehorende regeling opgenomen. Verder zijn de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het splitsen van woningen en de aanduiding 'detailhandel' komen te vervallen.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch-planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.
3.3.5 Herstellen omissies en planverbeteringen
Voor enkele locaties onjuistheden geconstateerd in het geldende bestemmingsplan. Hier is de bestaande, legale situatie niet goed overgenomen. Deze onjuistheden worden in dit bestemmingsplan hersteld. Daarnaast zijn er een aantal verbeterpunten geconstateerd, welke worden doorgevoerd in voorliggend bestemmingsplan.
- Voor bijbehorende bouwwerken op bedrijfspercelen met een (bedrijfs)woning wordt een duidelijke regeling opgenomen.
- In de planregels wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de goothoogte beperkt te doorbreken.
- Op het perceel Heike 4 wordt een mogelijkheid voor opslag en uitstalling voor de voorgevel opgenomen.
- De bestemming 'Groen' op de verkochte gronden ten behoeve van tuinuitbreidingen aan de achterzijde van de Putterstraat en Hooge Akker worden gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
- De regeling voor gebruik en bebouwing van de percelen in de zogenaamde woonbos wordt aangesloten op de werkelijke situatie.
- Op zes percelen wordt de bestemming 'Wonen - Woonbos' gewijzigd in de bestemming 'Wonen'.
- Voor de paardenbak aan de Kerkberg wordt een regeling opgenomen voor 5 m hoge lichtmasten.
- De bouwhoogte voor de hoofdmassa uit het plan Heike 16 wordt verhoogd naar 8 m en de hoofdmassa moet vormgegeven worden als één laag met kap.
- De bestemming 'Groen' ten westen van de Jan Smuldersstraat 2 wordt gewijzigd in 'Agrarisch met waarden'.
- De bestemmingen 'Groen' op particuliere kavels Jan Smuldersstraat 6 en 10, aan de zijde van het Torenpad worden gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
- Ter bescherming van de (gemeentelijke) persdruk waterleiding wordt de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen.
- Het verkochte stuk grond ten oosten van het perceel Jan Smuldersstraat 5 wordt bestemd als 'Wonen'.
- De hagen worden op de digitale verbeelding specifiek aangeduid.
- Voor bedrijvigheid in de woonbestemming wordt bepaald dat alleen de bewoner van de bijbehorende woning de activiteit mag uitoefenen, om te voorkomen dat nieuwe zelfstandige bedrijven bij woningen ontstaan.
- Ter plaatse van Servatiusstraat 4 wordt de aanduiding 'kinderdagverblijf' verwijderd. Een kinderdagverblijf is immers reeds toegestaan binnen de vigerende bestemming 'Maatschappelijk' en is bovendien gevestigd binnen de school.
- Op het perceel Kuilenhurk 22 wordt de bedrijfswoning bewoond door een voormalige werknemer van het ter plaatse gevestigde bedrijf. De bedrijfswoning wordt dus gebruikt als burgerwoning. Dit is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Kom Vessem' (vastgesteld d.d. 6 oktober 2009). In voorliggend bestemmingsplan is ervoor gekozen om voor het gebruik als burgerwoning persoonsgebonden overgangsrecht op te nemen. Hiertoe is de aanduiding ‘wetgevingszone – persoonsgebonden overgangsrecht’ op de verbeelding opgenomen en is in artikel 36.3 van de regels een specifieke overgangsbepaling opgenomen voor deze locatie. Aan de keuze voor persoonsgebonden overgangsrecht liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
De betreffende woning is jaren geleden door het bedrijf verkocht aan de medewerker. Sinds een aantal jaren heeft de medewerker geen binding meer met het bedrijf. De betreffende medewerker woont er al geruime tijd en de gemeente acht het onbillijk c.q. niet opportuun om handhavend op te treden tegen het gebruik als burgerwoning. Gelet op het ter plaatse gevestigde bedrijventerrein en de daarbij behorende milieuzonering, is het bovendien niet mogelijk om het gebruik als burgerwoning positief te bestemmen. Dit zou in strijd met een goede ruimtelijke ordening zijn. Een uitsterfregeling, zijnde een bijzondere vorm van positief bestemmen, is daarmee vanuit een ruimtelijk oogpunt evenmin aanvaardbaar en bovendien onwenselijk. Door het opnemen van een persoonsgebonden overgangsrecht wordt recht gedaan aan de huidige bestaande, feitelijke situatie. De bestaande gebruikers, zijnde de persoon/personen die op het moment van het van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan volgens de Basisregistratie Personen van de gemeente Eersel als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres, mogen het gebruik als burgerwoning voorzetten. Zodra het gebruik als burgerwoning door hen wordt beëindigd, vervalt het recht op gebruik van het gebouw als burgerwoning. Dit betekent dat het gebruik van de woning als burgerwoning niet mag worden voortgezet door een rechtsopvolger. Hiermee is de tijdelijkheid van het gebruik als burgerwoning gewaarborgd. - De bepaling voor reclame-uitingen wordt verwijderd. Reclame-masten komen te vallen onder de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
- De bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd'. De aanduiding 'supermarkt' wordt hierbij overgenomen. Tevens is een begripsbepaling voor 'supermarkt' opgenomen.
- Ter plaatse van Woonzorgboerderij D'n Bolle Akker (Flinkert 20-26, Vessem) wordt de bestemming 'Maatschappelijk - Woonzorgboerderij' gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling'.
- De bestemming van Zorgcentrum Groenendaal (Hofpad 1) wordt gewijzigd van de bestemming 'Maatschappelijk' naar de bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling'. De bestemming van de aanleunwoningen bij het zorgcentrum wordt gewijzigd van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen'.
- Geconstateerd is dat de begrippen met betrekking tot wonen tot onduidelijkheid kunnen leiden. Het begrip 'woning' is daarom aangepast. Daarnaast zijn de begrippen 'wonen' en 'huishouden' toegevoegd.
- In de planregels wordt een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemmingen ‘Groen’ en ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ in de bestemmingen 'Tuin', ‘Wonen’ en/of ‘Wonen -Woonbos’.
- De functieaanduiding 'plein' wordt gewijzigd in gebiedsaanduiding 'overige zone - plein'. Bovendien wordt deze aanduiding over een groter gebied ter plaatse van het kermisterrein Vessem opgenomen dan in het vigerende bestemmingsplan het geval is, zodat deze aansluit bij de feitelijke situatie in de praktijk gedurende evenementen.
- De wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van woningbouw-/splitsing alsmede de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de vestiging van horeca aan de Servatiusstraat 2 te Vessem zijn komen te vervallen. Eventuele verzoeken om medewerking te verlenen aan het juridisch-planologisch mogelijk maken van dergelijke ontwikkelingen, zullen in de toekomst individueel worden beoordeeld.
- De bestemming 'Groen' ten westen van de Wilhelminalaan 25b wordt gewijzigd in 'Tuin'.
- Een gedeelte van het perceel 'Agrarisch met waarden' ten westen van Wilhelminalaan 23-23b wordt gewijzigd in 'Tuin'.
- De groenstroken in het straatprofiel worden bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
- Een deel van de groenstrook gelegen tussen de verschillende bedrijfspercelen aan De Hoefse Weg wordt bestemd als 'Bedrijf'.
- De groenstroken gelegen achter de percelen aan het Domineeshof 1 t/m 15 worden bestemd als 'Tuin'. Voor de percelen Domineeshof 9 t/m 15 wordt bovendien een voorwaardeijke verplichting opgenomen ten behoeve van de realisatie en instandhouding van een beukenhaag.
- De bestemming van het perceel E2297 wordt gewijzigd van 'Groen' naar 'Tuin'.
- Ten behoeve van het beperkt kunnen uitbreiden van de bebouwing van De Gouden Leeuw, gelegen aan de Jan Smuldersstraat, wordt een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bovendien worden bij de Gouden Leeuw terrassen toegestaan. De bestemming 'Groen' op perceel E2014, gelegen ten zuiden van Jan Smuldersstraat 24-24a en 26-26a, wordt gewijzigd in 'Gemengd' met de aanduiding 'Groen'.
- De bestemming 'Wonen' ten oosten van de Jan Smuldersstraat 21-21a wordt gewijzigd naar 'Gemengd'. Ten behoeve van het eventueel kunnen realiseren van een beperkt antal verblijfsrecreatieve voorzieninge (maximaal 6 kamers) aan de locatie Jan Smuldersstraat 21-21a, als onderdeel van De Gouden Leeuw, worden binnenplanse afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Gelet op de bij de afwijkingsbevoegdheden opgenomen voorwaarden zal in beginsel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Voor een verdere motivering wordt verwezen naar de als Bijlage 5 opgenomen Nota inspraak en vooroverleg.
- In de planregels wordt een regeling opgenomen op grond waarvan terrassen onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Naast bovengenoemde wijzigingen zijn op verschillende locaties kleine correcties uitgevoerd ten aanzien van bestemmingsgrenzen en/of situering van de bebouwing. Deze wijzigingen zijn dermate kleinschalig dat hier verder geen uitgebreid onderzoek naar gedaan hoeft te worden.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.2 Mer-beoordeling
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Gezien het in hoofdzaak conserverende karakter van dit bestemmingsplan treden er geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
4.3 Geluid
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde).
Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe woningen binnen de zone van een weg. Uitzonderingen hierop zijn wegen die gedezoneerd zijn in het kader van een geluidsniveaukaart, bestemd zijn als woonerf of opgenomen zijn in een 30 km-zone.
Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is het verrichten van een nieuw akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. In het geval van bestaande situaties waar geen functies zijn voorzien, wordt de geluidbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit, indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren dan wordt via het verlenen van de omgevingsvergunning in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.4 Zoneringen Eindhoven Airport
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de obstakelbeheergebieden van de luchthaven Eindhoven, maar buiten de geluidszones die rondom de luchthaven zijn gelegen. Voor deze obstakelbeheergebieden is de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebieden' opgenomen.
Ligging geluidzones en obstakelbeheergebieden vliegbasis ten opzichte van plangebied
De maximale hoogte voor objecten binnen een obstakelbeheergebied dient op grond artikel 2.6.4, lid 4 van het Barro in overeenstemming te zijn met artikel 16 van het Besluit militaire luchthavens. Dat Besluit strekt ertoe om met betrekking tot militaire luchthavens uitvoering te geven aan de Wet luchtvaart. Dit besluit is in feite primair een herschikking van reeds geldende regels die vanuit diverse regelgeving in dit besluit bijeen zijn gebracht. Het obstakelbeheergebied is een samenstelling van een aantal verschillende obstakelvlakken:
- de invliegfunnel;
- het Inner Horizontal Conical Sufrace (IHCS);
- het Instrument Landing System-gebied (ILS).
Invliegfunnel
De invliegfunnels zijn de start- en landingsvlakken met zijkanten, die zijn vastgesteld in het verlengde van de start- en landingsbaan. Hiervoor gelden beperkingen als het gaat om het oprichten van hoge obstakels variërend van 20 tot 170 meter boven NAP. Deze zone blijkt niet boven het plangebied te liggen.
Inner Horizontal Conical Sufrace (IHCS)
Daarnaast bestaat de zone uit de Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS). Het IHCS bestaat uit een horizontaal vlak dat gelegen is op een hoogte van 65 meter boven NAP met aansluitend een conisch vlak waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5% tot een hoogte van 166 meter boven NAP. Binnen deze vlakken mogen geen objecten worden gerealiseerd die de maximaal toegestane hoogte overschrijden. De hoogtebeperkingen ten gevolge van de IHCS liggen boven de maximale bouwhoogte uit het bestemmingsplan.
Uitsnede kaart obstakelbeheergebied vliegfunnel en ICHS bij Luchthavenbesluit Eindhoven
Instrument Landing System-gebied (ILS)
Tenslotte geldt een obstakelvrije zone ter voorkoming dat de werking van de Instrument Landing System apparatuur (ILS) gestoord wordt. Deze zone bestaat uit meerdere vlakken, zowel horizontaal als oplopend, waarin een maximale bouwhoogte van toepassing is.
Uitsnede kaart obstakelbeheergebied vliegfunnel en IHCS bij Luchthavenbesluit Eindhoven
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
Milieuzonering is een methode om te beoordelen c.q. te borgen dat er voldoende ruimtelijke scheiding plaatsvindt tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) is een zogenoemde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijst is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden, uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf. Milieuzonering kent twee doelen: enerzijds het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies en anderzijds het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten kunnen uitoefenen binnen aanvaardbare voorwaarden, zo volgt uit de VNG-publicatie.
Indien door middel van een plan nieuwe, milieugevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient zodoende te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieugevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met plan mogelijk worden gemaakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.
In en in de directe omgeving van het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig. Zoneringen van een aantal van deze inrichtingen vallen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in de oprichting of uitbreiding van milieugevoelige functies binnen deze zoneringen dan wel in de oprichting of uitbreiding van milieubelastende bedrijven of inrichtingen.
Concluderend vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.6 Bodem
Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Indien een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan vervolgens worden nagegaan of er vervolgmaatregelen getroffen moeten worden, zoals een nader onderzoek of eventueel een (functiegerichte) sanering.
Voorliggend bestemmingsplan heeft overwegend een conserverend karakter; het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Verder worden bestaande (bouw)rechten op grond van vigerende bestemmingsplannen in beginsel overgenomen in het nieuwe plan. Omdat het bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Opgemerkt kan worden dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning ten behoeve van bijvoorbeeld woningbouw wel wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.
Concluderend vormt het aspect bodem geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.7 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
- kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
- projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m3.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er treedt dan ook geen verslechtering van de luchtkwaliteit op.
Concluderend vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.8 Water
4.8.1 Beleid en regelgeving Waterschap De Dommel
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. Het beleid van het waterschap is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van schoon en verontreinigd water. Het beleid van het waterschap is opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021 ‘Waardevol Water’. Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap binnen de planperiode. Omdat de wateropgaven feitelijk niet veranderd zijn, zijn de thema’s in het waterbeheerplan hetzelfde als de thema’s in het waterbeheerplan 2010-2015. De vijf waterthema’s zijn:
- Droge voeten: voorkomen van wateroverlast in het beheergebied, onder meer door het aanleggen van waterbergingsgebieden en het op orde brengen van regionale keringen.
- Voldoende water: voor zowel de natuur als de landbouw is het van belang dat er niet te veel en niet te weinig water is. Daarom reguleert het waterschap het gronden oppervlaktewater.
- Natuurlijk water: zorgen voor flora en fauna in en rond beken en sloten door deze waterlopen goed in te richten en te beheren.
- Schoon water: zuiveren van afvalwater en vervuiling van oppervlaktewater aanpakken en voorkomen.
- Mooi water: stimuleren dat mensen de waarde van water beleven, door onder meer recreatief gebruik.
In het bebouwd gebied streeft het waterschap naar een klimaatbestendige en waterrobuuste omgeving. Door klimaat- en wateropgaven op te pakken, kan de stedelijke kwaliteit worden verbeterd en kunnen toekomstige maatschappelijke kosten worden vermeden. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitvoeren van een watertoets verplicht. Het Waterschap heeft de Handreiking Watertoets 2015 opgesteld, waarin is aangegeven welke onderdelen deel kunnen uitmaken van de waterparagraaf. Voor de verwerking van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeursvolgorde: hergebruik – vasthouden/infiltreren - bergen en afvoeren - afvoeren naar oppervlaktewater - afvoeren naar de riolering.
De regels omtrent de waterhuishuishouding zijn opgenomen in de Keur 2015. Samen met de legger vormt de Keur het juridisch instrumentarium van het Waterschap. In de Keur zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot compensatiemaatregelen in het geval van een toename van het verhard oppervlak. Daarnaast zijn in de Keur gebods- en verbodsregelingen opgenomen die betrekking hebben op handelingen in en rond watergangen en waterkeringen die zijn opgenomen in de legger.
Regels voor toename van verhard oppervlak
In het geval van een toename van het verhard oppervlak dient te worden voldaan aan de regels die het waterschap hieraan stelt. Op grond van artikel 3.6 van de Keur van het waterschap is het verboden om zonder vergunning neerslag door toename van het verhard oppervlak of door afkoppeling van bestaand verhard oppervlak tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen.
In de ‘Algemene regels Keur Waterschap De Dommel 2015’ is in artikel 15 een vrijstelling van dit verbod opgenomen: er is geen vergunning nodig als de toename van het verhard oppervlak maximaal 2.000 m2 bedraagt, als minder dan 10.000 m2 bestaand verhard oppervlak wordt afgekoppeld of als de toename van het verhard oppervlak tussen de 2.000 en 10.000 m2 bedraagt en compenserende maatregelen zijn getroffen in de vorm van een bergings-/infiltratievoorziening. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m2 is een vergunning benodigd en geldt de ‘Beleidsregel afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak’ (artikel 13 van de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater Keur waterschap De Dommel 2015’).
Omdat in de Keur en de daarbij behorende beleidsregels is voorzien in een uitputtende regeling, is een aanvullende regeling in de regels van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Het beleid van de gemeente Eersel voor wat betreft de waterhuishouding sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied. Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Nieuwe rioolstelsels van enige omvang dienen als verbeterd gescheiden te worden uitgevoerd. Verder dient bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater, afkomstig van ‘schoon’ afvoerend oppervlak, waar mogelijk, geïnfiltreerd te worden.
4.8.2 Beleid gemeente Eersel
De raad van de gemeente Eersel heeft op 15 december 2015 het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2016-2021 vastgesteld.
In dit plan legt de gemeente het beleid vast voor de inzameling en het transport van overtollig afvalwater en hemelwater. Om de rioleringszorg uit te voeren zijn in het vGRP 2016-2021 ambities benoemd op het gebied van doelmatig beheer, milieu en duurzaamheid, inzameling en transport van afvalwater en hemelwater, het technisch beheer van de rioleringssystemen en financiën. Enkele ambities betreffen het vergroten van de duurzaamheid van de rioleringszorg, het monitoren van wateroverlast, afkoppelen van verhard oppervlak en doelmatig beheer van de riolering. Deze ambities zijn vertaald naar speerpunten en maatregelen die we in de beleidsperiode invullen.
Voor wat betreft de ontwikkelingen die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt, te weten de ontwikkelingen aan Heike 9 en Hooge Akker 28 zoals beschreven in paragraaf 3.3.4 van deze toelichting, wordt voldaan aan het vGRP 2016-2021, gelet op de kleinschaligheid van de ontwikkelingen (waarbij het verhard oppervlak nauwelijks tot niet toeneemt) en de beschikbare ruimte om te voorzien in waterberging.
4.8.3 Bestaande waterhuishoudkundige situatie
Watersysteem
De kern Vessem ligt op twee kruisende breuklijnen van de Feldbissbreuk, waarmee Vessem geologisch gezien in twee zones wordt gesplitst, die elk een verschillende bodemopbouw hebben. De maaiveldhoogte varieert tussen de 22,5 en 25 m+NAP.
Oppervlaktewater
Het beheer van het oppervlaktewater rond Vessem is in handen van Waterschap De Dommel. Voor de afwatering zijn hierbij twee watergangen van belang:
- de Kleine Beerze: ten westen van de kern, onderdeel van een ecologische verbindingszone;
- watergang BZ125: ten oosten van de kern, mondt ten noorden van Vessem uit in de Kleine Beerze.
Grondwater
Het grondwater valt onder de verantwoordelijkheid van de provincie Noord-Brabant. Vessem ligt volledig binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Nieuwe ontwikkelingen mogen geen negatieve invloed hebben op de grondwaterkwaliteit. Infiltratie van hemelwater is toegestaan, mits wordt voldaan aan de eisen van waterleidingbedrijf Brabant Water en de bepalingen die hierover zijn opgenomen in de Interimomgevingsverordening Noord-Brabant.
Kwel en infiltratie
De kern Vessem ligt deels in een kwelzone en deels in een intermediaire zone, waar afhankelijk van het seizoen en de neerslaghoeveelheid zowel infiltratie als kwel plaats kan vinden.
Invloedsgebied Kleine Beerze
In de nabijheid van Vessem ligt de beek de Kleine Beerze. Langs de Kleine Beerze wordt een ecologische verbindingszone aangelegd, waarbij de beek wordt gedekanaliseerd. Daarnaast wordt de Kleine Beerze ingezet voor waterberging door aanleg van een overstromingsvlakte. De Kleine Beerze is aangewezen als ecologische verbinding en heeft een primaire functie als natuur. Het westelijk deel van Vessem ligt in het invloedsgebied van de Kleine Beerze. Vernatting van de beek kan mogelijk invloed hebben op de woningen in dit deel van de kern.
Natte natuurparel Spekdonk
Ten noorden van Vessem ligt de natte natuurparel Spekdonk. Rond de natuurparel ligt een beschermingszone van circa 500 meter, waarbinnen een verplichting geldt tot hydrologisch neutraal bouwen.
Riolering
De riolering in Vessem bestaat in de huidige situatie grotendeels uit een gemengd stelsel. Het stelstel heeft twee overstorten op een gesloten bassin. De primaire overstort bevindt zich nabij de Mister. In zeer extreme situaties vindt ook overstort plaats aan de Hoefse Weg. Voor de toekomst geldt dat de gemeente Eersel de gemengde riolering (wanneer deze aan vervanging toe is) vervangt door een (verbeterd) gescheiden stelsel.
4.8.4 Water in het bestemmingsplan
Binnen alle bestemmingen zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt voorliggend bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor waterberging en infiltratie van hemelwater.
In het plangebied komt geen open water voor. Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de waterhuishoudkundige situatie.
Indien sprake is van de toename van verhard oppervlak, dan gelden de regels van de Keur van het waterschap (zie ook paragraaf 4.8.1). Hierdoor is geborgd dat - in het geval van ontwikkelingen groter dan 2.000 m2 - compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater te voorkomen.
4.8.5 Watertoets
De watertoets een verplicht onderdeel van elke planologische procedure. Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk die een significante impact hebben op de waterhuishouding. Derhalve is er geen reden om aan te nemen dat de huidige waterhuishoudkundige situatie dusdanig verandert dat een verslechtering van het waterkwantiteits- dan wel het waterkwaliteitssysteem waarneembaar is. Het is dan ook niet noodzakelijk om onderhavige paragraaf in het kader van de watertoets voor te leggen aan het verantwoordelijke waterschap. Het plan wordt in het kader van het vooroverleg wel voorgelegd aan het betrokken waterschap De Dommel.
4.9 Externe Veiligheid
4.9.1 Algemeen
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.
4.9.2 Risicovolle inrichtingen
Uitsnede risicokaart
In Vessem is, aan het Heike 4a, een verkooppunt voor motorbrandstoffen aanwezig waar lpg wordt verkocht. De doorzet van het lpg-station is beperkt tot maximaal 500 m3 per jaar. Ingevolge de ‘Regeling externe veiligheid inrichtingen’ (Revi) gelden in dat geval de volgende PR 10-6 contouren:
- 25 meter vanaf het vulpunt;
- 25 meter vanaf het ondergronds reservoir;
- 15 meter vanaf de afleverzuil.
Binnen deze PR 10-6-contouren mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Naast de PR 10-6-contouren, waarbinnen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd, kent het lpg-station een toetsingsafstand voor het GR. Indien binnen een afstand van 150 meter van het vulpunt nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, geldt een verantwoordingsplicht waarbij het huidige en toekomstige groepsrisico in beeld moeten worden gebracht.
Uitsnede risicokaart, met PR 10-6-contouren 15 meter vanaf afleverzuil en 25 meter vanaf ondergronds reservoir.
Binnen de PR 10-6-contouren liggen geen ontwikkelingslocaties. Wel ligt een aantal ontwikkelingslocaties binnen de toetsingsafstand voor het GR. In de planregels is bij alle wijzigingsbevoegdheden opgenomen dat er geen milieuhygiënische belemmeringen mogen zijn. Toetsing van het groepsrisico zal derhalve, indien noodzakelijk, plaatsvinden in het kader van het wijzigingsplan.
De PR 10-6-contouren zijn opgenomen op de verbeelding. Op de verbeelding en in de planregels is door middel van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geregeld dat binnen deze contour de nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten niet is toegestaan. Omdat de contour vanaf het ondergronds reservoir (25 meter) bijna gelijk valt met de contour van het vulpunt (25 meter) valt, is deze niet afzonderlijk zichtbaar op de verbeelding.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename van personendichtheden binnen het invloedgebied van het lpg-station. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
4.9.3 Transport gevaarlijke stoffen
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) die een belemmering vormen voor voorliggend bestemmingsplan. De A67 ten zuiden van het plangebied ligt op een zodanige afstand dat hieruit geen beperkingen voor voorliggend bestemmingsplan voortvloeien.
4.10 Kabels En Leidingen
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen kabels en leidingen die planologisch relevant zijn en een belemmering opleveren voor voorliggend bestemmingsplan.
4.11 Natuur
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.
4.11.1 Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.
Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Uitsnede kaartlaag Natuurnetwerk Brabant (NNB) bij Natuurbeheerplan provincie Noord-Brabant
Ten westen van het plangebied ligt de Kleine Beerze, die deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied Kempenland West. Aan de randen van het plangebied liggen enkele gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Brabant.
Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is en niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet, worden er geen negatieve effecten veroorzaakt op de natuurwaarden in de omgeving. Het aspect gebiedsbescherming vormt dan ook geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan
4.11.2 Soortenbescherming
De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.
In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortenbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In ruimtelijke plannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing zal worden verleend.
Standaard geldt voor het gehele plangebied de algemene zorgplicht zoals die in de Wet natuurbescherming. Dit houdt in dat voorafgaand aan een ingreep alle maatregelen genomen dienen te worden om nadelige gevolgen voor in het wild levende dieren en planten zoveel mogelijk te voorkomen, beperken of ongedaan te maken. Bovendien moeten de handelingen in logisch verband staan met de ontwikkeling en geen doel op zich vormen. Deze zorgplicht geldt te allen tijde, ook indien een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot zwaarwegende effecten op beschermde soorten. Het aspect soortenbescherming vormt dan ook geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.
4.12 Archeologie En Cultuurhistorie
4.12.1 Algemeen
Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.
De erfgoedkaart behorende bij het erfgoedplan bestaat uit drie delen: een inventarisatiekaart (die op zijn beurt is onderverdeeld in kaarten betreffende het archeologisch, historisch en fysisch landschap en een verstoringenkaart), verwachtingen- en waardenkaarten voor archeologie en cultuurhistorie en beleidskaarten voor archeologie en cultuurhistorie. Op de beleidskaarten zijn de inventarisatie en waardering van archeologische en cultuurhistorische elementen samengebracht en geconcretiseerd. De beleidskaarten vormen de basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie.
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Erfgoedverordening gemeente Eersel 2017. De erfgoedverordening is vertaald in dit bestemmingsplan. Dit wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht.
4.12.2 Archeologische waarden
Op de archeologische beleidskaart, die deel uitmaakt van de erfgoedverordening, zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:
- I. categorie 1: archeologisch monument;
- II. categorie 2: gebied van archeologische waarde;
- III. categorie 3: gebied met hoge verwachting (historische kernen en linten);
- IV. categorie 4: gebied met hoge verwachting;
- V. categorie 5: gebied met middelhoge verwachting;
- VI. categorie 6: gebied met lage verwachting;
- VII. categorie 7: gebied zonder archeologische verwachting.
De verschillende gebieden zijn/worden in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in de bestemmingsplannen, waarbij regels gelden om het bodemarchief te beschermen.
Omdat de rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) zijn beschermd via de Erfgoedwet, wordt voor deze monumenten geen beschermende regeling opgenomen in het bestemmingsplan. De monumenten worden wel voorzien van een dubbelbestemming (‘Waarde - Archeologie 1’), maar deze heeft uitsluitend een signalerende functie. Voor gebieden zonder archeologische verwachting (categorie 7) gelden geen beperkingen ten aanzien van archeologie, zodat het opnemen van een dubbelbestemming voor deze categorie niet zinvol is. De dubbelbestemmingen voor de overige categorieën bevatten een beschermende regeling. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeester en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig het erfgoedplan, per dubbelbestemming. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen met de dubbelbestemmingen die in voorliggend bestemmingsplan voorkomen. Per dubbelbestemming is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn. Dus dat betekent dat als er bijvoorbeeld voor een ontwikkeling, gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.1', over een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld de grond wordt geroerd, eerst een archeologisch onderzoek zal moeten uitwijzen dat hierdoor geen archeologische waarden worden verstoord.
In de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie 4.2’ en ‘Waarde - Archeologie 5.2’ is in de regeling rekening gehouden met een ondergronds gelegen esdek.
categorie | dubbelbestemming | ondergrens oppervlakte | ondergrens diepte |
1 archeologisch monument | Waarde - Archeologie 1 | 0 m2 | 0 m-mv |
2 archeologische waarde | Waarde - Archeologie 2 | 100 m2 | 0,3 m-mv |
3 hoge verwachting (historische kernen en linten) | Waarde - Archeologie 3 | 250 m2 | 0,3 m-mv |
4 hoge verwachting (zonder esdek) | Waarde - Archeologie 4.1 | 500 m2 | 0,3 m-mv |
4 hoge verwachting (met esdek) | Waarde - Archeologie 4.2 | 500 m2 | 0,5 m-mv |
5 middelhoge verwachting (zonder esdek) | Waarde - Archeologie 5.1 | 2.500 m2 | 0,3 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv |
5 middelhoge verwachting (met esdek) | Waarde - Archeologie 5.2 | 2.500 m2 | 0,5 m-mv |
6 lage verwachting | Waarde - Archeologie 6 | 25.000 m2 | 0,4 m-mv, agrarische gronden 0,5 m-mv |
Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan komen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4.1', 'Waarde - Archeologie 4.2', 'Waarde - Archeologie 5.1', 'Waarde - Archeologie 5.2 en 'Waarde- Archeologie 6' voor.
4.12.3 Cultuurhistorische waarden
In paragraaf 3.1 van de toelichting en in Bijlage 1 bij de toelichting is reeds uitgebreid aandacht besteed aan de historische ontwikkeling van Vessem en de algemeen aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen. In pargraaf 3.3.2 van de toelichting is vervolgens ingegaan op de wijze waarop de cultuurhistorische waarden in voorliggend bestemmingsplan worden beschermd. Hieronder wordt ingegaan op de meer specifieke cultuurhistorische elementen.
De historische bouwkunst in de kern Vessem is geconcentreerd aan de historische linten, met name aan de Wilhelminalaan, de Jan Smuldersstraat en de Kuilenhurk. De historische linten zijn op de Cultuurhistorische Waardenkaart aangeduid als waardevolle historisch-geografische lijnen. De historische bouwkunst valt uiteen in rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten en panden die geen monumentale status hebben, maar cultuurhistorisch gezien van grote betekenis zijn voor de kern.
Rijks- en gemeentelijke monumenten
In Vessem zijn de volgende rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig:
Rijksmonumenten | |
Adres | Omschrijving |
Jan Smuldersstraat 3 | Woonhuis |
Jan Smuldersstraat 4 | Jacobushoeve en tiendschuur |
Jan Smuldersstraat 6 | Langgevelboerderij |
Servatiusstraat bij 8 | Calvarieberg met beeldengroep |
Servatiusstraat 8 | St. Lambertusbasiliek en toren van de R.K. Kerk van St. Lambertus |
Servatiusstraat 9 | Dorpswoning met koetshuis |
Wilhelminalaan 18 | Bergkorenmolen |
Gemeentelijke monumenten | |
Adres | Omschrijving |
Kuilenhurk 12 | Langgevelboerderij |
Jan Smuldersstraat 15 | Voormalig gemeentehuis |
Jan Smuldersstraat 16 | Woonhuis |
Jan Smuldersstraat 24, 24A en 26-2A | (Brouwerij)complex |
Jan Smuldersstraat 34 | Woonhuis |
Servatiusstraat 4 | Oude school |
Wilhelminalaan 25 | Woonhuis en bedrijfsruimte |
Cultuurhistorisch waardevolle panden
Cultuurhistorisch waardevolle panden maken de specifieke dorps- en streekgebonden ontstaansgeschiedenis afleesbaar, zichtbaar en herkenbaar. Het zegt iets over de groei en ontstaansgeschiedenis van het dorp. Cultuurhistorisch waardevolle panden hebben cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarde voor het dorp. In voorliggend bestemmingsplan is een aantal panden uit de wederopbouwperiode aangeduid als cultuurhistorisch waardevol.
In Vessem bevindt zich een groot aantal cultuurhistorisch waardevolle panden. In Bijlage 3 bij de regels is een lijst opgenomen met de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
Molenbiotoop
Door de bergkorenmolen aan de Wilhelminalaan valt een groot deel van de kern binnen een molenbiotoop. De beltmolen Jacobus bevindt zich op een bijna 4 meter hoge belt of berg. De molen is in 1893 gebouwd op deze verhoging zodat hij met zijn wiekenkruis boven de omringende bebouwing zou uitsteken. Tijdens een achterliggende periode van lange stilstand werd vanzelfsprekend niet meer op windvang gelet. Uit een berekening is gebleken dat de omliggende bomen en gebouwen te hoog zijn om de molen goed te laten functioneren. Om toekomstige problemen met betrekking tot de windvang te voorkomen is in het bestemmingsplan een molenbeschermingszone opgenomen. Binnen deze beschermingszone gelden beperkingen aan de hoogte van bebouwing. Bovendien is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor het aanbrengen van bovengrondse constructies en de aanplant van bomen.
Door middel van een biotoopberekening is bepaald tot welke hoogte bebouwing en beplanting geen invloed heeft op de windvang en zonder meer toelaatbaar is.
Tot een afstand van 50 meter vanaf de voet van de molen mag zonder meer worden gebouwd tot maximaal 4,60 meter hoogte. Vanaf hier loopt de toegestane hoogte op tot een hoogte van 11,60 meter op een afstand van 400 meter vanaf de molen.
In een aantal gevallen is het denkbaar dat het niet realistisch is om aan de maximale bouwhoogte conform de molenbiotoop vast te houden. Het gaat dan met name om de reeds aanwezige bebouwing in de (directe) omgeving van de molen die de windvang immers reeds grotendeels belemmerd. De aanwezigheid van beplanting kan meegenomen worden, maar beplanting heeft geen eeuwige levensduur en wordt regelmatig vervangen. Als aannemelijk is dat de belangen van de molen niet onevenredig worden geschaad, kan daarom omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan worden verleend van de planregels van de molenbeschermingszone. Hiervan is niet alleen sprake bij (nieuw)bouwprojecten. Bij het vervangen van de laanbeplanting in de historische linten moet een afweging gemaakt worden tussen het beeld van het lint met laanbomen en de benodigde windvang van de molen. Als na afweging van deze belangen de keuze gemaakt wordt voor hogere laanbomen kan hiervoor een vergunning verleend worden.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Plansystematiek
5.1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan 'Kom Vessem' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.
Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten.
Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering, die per 1 januari 2010 wettelijk verplicht is, voldoet het plan ook aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Dit bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, maar treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid wordt geschaad.
5.2 Opzet Van De Regels
Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van voorliggend bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In Hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
5.2.1 Inleidende regels
Begrippen (art. 1):
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.
Wijze van meten (art. 2):
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.
5.2.2 Bestemmingsregels
Ter verkrijging van een logische opbouw wordt de navolgende volgorde in de bestemmingsregeling aangehouden voor de opgenomen bestemmingen:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen (indien noodzakelijk)
- 4. Afwijken van de bouwregels (indien noodzakelijk)
- 5. Specifieke gebruiksregels (indien noodzakelijk);
- 6. Afwijken van de gebruiksregels (indien noodzakelijk);
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (indien noodzakelijk);
- 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (indien noodzakelijk);
- 9. Wijzigingsbevoegdheid (indien noodzakelijk).
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Vervolgens worden de andere aan de grond toegekende functies genoemd.
In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in (hoofd)gebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is. Van de bouwregels kan tevens afgeweken worden middels een omgevingsvergunning (afwijken van de bouwregels).
In de specifieke gebruiksregels staat aangegeven welke gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Van de gebruiksregels kan tevens afgeweken worden middels een omgevingsvergunning voor meer gebruiksmogelijkheden (afwijken van de gebruiksregels).
In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen onder welke voorwaarden een bestemming omgezet kan worden naar een andere bestemming.
Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden en voor het slopen van bouwwerken is bij een aantal bestemmingen een omgevingsvergunningplicht met bepalingen omtrent de toelaatbaarheid en uitzonderingen opgenomen.
In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Hierbij wordt, conform SVBP2012, een alfabetische volgorde aangehouden.
5.2.3 Algemene regels
In artikel 30, de anti-dubbeltelbepaling, wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 31 en 33 zijn algemene gebruiksregels respectievelijk algemene afwijkingsregels opgenomen. Artikel 32 bevat algemene aanduidingsregels. In artikel 35 zijn de overige regels opgenomen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In de bepaling Overgangsrecht (artikel 36) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (artikel 37 is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
5.3 De Bestemmingen
5.3.1 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
De tot 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor agrarische bodemexploitatie. Verder zijn ter plaatse van de desbetreffende aanduiding op de verbeelding een evenemententerrein, parkeren, zandpaden en een paardenbak toegestaan. De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden en geomorfologische waarden. Om deze waarden te beschermen, is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.2 Bedrijf - 1
De tot 'Bedrijf - 1' bestemde gronden zijn bedoeld voor bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen op de verbeelding zijn detailhandel, een bedrijfswoning respectievelijk een zwembad toegestaan.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd.
Tevens zijn het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het toestaan van bedrijvigheid die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten voorkomt, mits de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de ter plaatse toegelaten milieucategorieën.
5.3.3 Bedrijf - 2
De tot 'Bedrijf - 2' bestemde gronden zijn bedoeld voor bedrijven in de milieucategorieën 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bestaande bedrijven die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen op de verbeelding zijn bedrijfswoningen toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het toestaan van bedrijvigheid die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten voorkomt, mits de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de ter plaatse toegelaten milieucategorieën.
5.3.4 Bedrijf - Garagebedrijf
De tot 'Bedrijf - Garagebedrijf' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor een garagebedrijf. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding op de verbeelding is een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg toegestaan.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.5 Bedrijf - Nutsvoorziening
De tot ‘Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals gebouwen ten behoeve van de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd.
Tevens zijn het bebouwingspercentage en de goot- en bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.6 Bos
De tot 'Bos' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor bos. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In de regels zijn wel bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ter bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
5.3.7 Bos - Woonbos
De tot 'Bos - Woonbos' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor bos. Daarnaast wordt beperkt medegebruik voor woondoeleinden, behorende bij de aangrenzende gronden met de bestemming 'Wonen -Woonbos' toegestaan. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd behorende bij de aangrenzende woning met een beperkte omvang van maximaal 25 m2 in totaal. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waarvoor ook bouwregels zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Ter bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
5.3.8 Gemengd
De tot 'Gemengd' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor bestaand wonen, detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoor en praktijkruimte en maatschappelijk voorzieningen. Ter plaatse van de betreffende aanduiding op de verbeelding is uitsluitend een parkeerterrein toegestaan. Ter plaatse van de aanduidingen ‘horeca’ en ‘horeca categorie A’ is horeca toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - brouwerij’ is een brouwerij toegestaan. Voorts is de aanduiding 'supermarkt' opgenomen, ter plaatse waarvan een supermarkt is toegestaan.
Binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mogen hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de bestaande bebouwingstypologie (aaneengebouwd, twee-aaneen, vrijstaand, gestapeld) dient te worden gehandhaafd. Tevens zijn de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bouwregels gegeven voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.9 Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de gronden bestemd voor afschermend groen.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In de planregels zijn bouwregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ter bescherming van de bestaande laanbeplanting en afschermend groen is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
5.3.10 Horeca
De gronden binnen de bestemming 'Horeca' zijn bestemd voor horecabedrijven in de categorieën B, C en D. Ter plaatse van de betreffende aanduiding is uitsluitend een parkeerterrein toegestaan.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn bouwregels gegeven voor gebouwen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.11 Maatschappelijk
De tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. Ter plaatse van de betreffende aanduiding op de verbeelding is tevens een molen toegestaan.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.12 Maatschappelijk - Begraafplaats
De tot 'Maatschappelijk - Begraafplaats' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor een begraafplaats, groenvoorzieningen en bermen en beplantingen.
Op of in deze gronden mogen slechts zeer beperkt gebouwen worden gebouwd: maximaal 50 m2 tot een hoogte van maximaal 4,5 meter. In de planregels zijn bouwregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.13 Maatschappelijk - Zorginstelling
De gronden binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Zorginstelling' zijn onder andere bestemd voor zorginstellingen met bijbehorende dagbesteding en maatschappelijke voorzieningen.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bouwregels gegeven voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.14 Tuin
De gronden binnen de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor afschermende beplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen'. In de planregels zijn nadere bouwregels gegeven voor terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Overkappingen zijn in beginsel niet toegestaan. Ter bescherming van het afschermend groen is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
5.3.15 Verkeer - Verblijfsgebied
De tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, en nutsvoorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3.16 Wonen
De tot 'Wonen' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor wonen, alsook voor onder meer dienstverlening, detailhandel en kantoren ter plaatse van de betreffende aanduidingen op de verbeelding. Onder stringente voorwaarden zijn aan huis verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid bij de woonfunctie rechtstreeks toegestaan. Ter plaatse van de aanduidingen ‘hoveniersbedrijf’ en ‘specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij’ zijn bedrijven in de vorm van een hoveniersbedrijf respectievelijk een meubelmakerij toegestaan. In de planregels zijn nadere gebruiksregels gegeven.
Binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mogen hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de bestaande bebouwingstypologie (aaneengebouwd, twee-aaneen, vrijstaand, gestapeld) dient te worden gehandhaafd. Tevens zijn de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Binnen de bestemming zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor overschrijding van de achtergevelrooilijn, voor de bouw van één praktijkruimte en voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, die niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 van de regels), maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie 1.
5.3.17 Wonen - Woonbos
De tot 'Wonen - Woonbos' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor woondoeleinden. Onder stringente voorwaarden zijn aan huis verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid bij de woonfunctie rechtstreeks toegestaan. In de planregels zijn nadere gebruiksregels gegeven.
Binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mogen hoofdgebouwen worden gebouwd. Tevens zijn de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Binnen de bestemming zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor overschrijding van de achtergevelrooilijn, voor de bouw van 1 praktijkruimte en voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, die niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 van de regels), maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie 1.
5.3.18 Waarde - Archeologie
Overeenkomstig de gemeentelijke erfgoedverordening zijn dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden. Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4.1', 'Waarde - Archeologie 4.2', 'Waarde - Archeologie 5.1', 'Waarde - Archeologie 5.2' en 'Waarde - Archeologie 6'. De systematiek van elke dubbelbestemming is hetzelfde, alleen de ondergrenzen zijn verschillend.
Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeester en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig de erfgoedverordening, per dubbelbestemming.
5.3.19 Waarde - Cultuurhistorie
De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is opgenomen ter bescherming van de ruimtelijke kwaliteit. Deze dubbelbestemming is gelegen op de percelen gelegen aan de historische linten en tevens op de percelen waar een gemeentelijk monument, Rijksmonument of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing staat. Verandering of vergroting van bestaande gebouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie' is niet zondermeer toegestaan.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan ‘Kom Vessem’ een actualisatie van verouderd bestemmingsplannen, met bijbehorend juridisch-planologisch regime. Het bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Eventuele (binnenplanse) afwijkingen of wijzigingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
6.2 Exploitatieplan
Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan.
Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Het voorziet niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden opgesteld.
Hoofdstuk 7 Procedures
7.1 Inspraak En Vooroverleg
Het bestemmingsplan ‘Kom Vessem’ is in het kader van de inspraakprocedure met ingang van 26 maart 2020 zes weken ter inzage gelegd en is daarnaast digitaal toegankelijk gemaakt. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 18 inspraakreacties ingediend.
Het voorontwerpbestemmingsplan is daarnaast overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel.
Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de inspraak- en vooroverlegreacties wordt verwezen naar de Nota inspraak en vooroverleg (Bijlage 5).
7.2 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan ‘Kom Vessem’ heeft vanaf 19 november 2020 tot en met 30 december 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn vijf zienswijzen ingediend.
In Bijlage 6 van deze toelichting is de Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen opgenomen. In deze nota zijn alle zienswijzen samengevat en beantwoord en zijn de ambtshalve aanpassingen benoemd.
7.3 Vaststelling
Op 23 maart 2021 heeft de gemeenteraad van Eersel het bestemmingsplan 'Kom Vessem' gewijzigd en geamendeerd vastgesteld.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten, Functiemenging
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten, functiemenging
Bijlage 3 Cultuurhistorisch Waardevolle Gebouwen Vessem
Bijlage 3 Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen Vessem
Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan Gemeente Eersel
Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan gemeente Eersel
Bijlage 5 Kaarten Obstakelbeheergebieden
Bijlage 5 Kaarten Obstakelbeheergebieden
Bijlage 6 Landschappelijke Inpassing Heike - Heikesestraat
Bijlage 6 Landschappelijke inpassing Heike - Heikesestraat
Bijlage 7 Landschappelijke Inpassing Parkeergelegenheid Heike 9
Bijlage 7 Landschappelijke inpassing parkeergelegenheid Heike 9
Bijlage 1 Historische Beschrijving
Bijlage 1 Historische beschrijving
Bijlage 2 Heike 9, Vessem
Bijlage 3 Hooge Akker 28, Vessem
Bijlage 3 Hooge Akker 28, Vessem
Bijlage 4 Jan Smuldersstraat 36, Vessem
Bijlage 4 Jan Smuldersstraat 36, Vessem
Bijlage 5 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 5 Nota inspraak en vooroverleg