HOV-baan Huizingalaan (zuidelijk deel)
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 25-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan HOV-baan Huizingalaan (zuidelijk deel) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80033-0301 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft..
1.5 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 beeldbepalende boom
Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.
1.9 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
- d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- f. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.10 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.11 bestaande situatie
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.20 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.21 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.22 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.23 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.24 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.25 gevoelige functies
als gevoelige functies worden aangemerkt woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.
1.26 GR (groepsrisico)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.27 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.28 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.29 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.30 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde:
- 1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- 2. bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. sociale werkplaatsen, of;
- 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.
1.31 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.32 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.33 PR (plaatsgebonden risico)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.34 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.35 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.36 rijstrook
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.37 risicovolle inrichting
- 1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheidinrichtingen) (Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Regeling externeveiligheid inrichtingen, artikel 1b van de regels);
- 2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Regelingprovinciale risicokaart, Bijlage I van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid (Revi);
- 3. inrichtingen met toxische gassen;
- 4. inrichtingen met een brandbaar gas in een drukhouder met een inhoud van meer dan 1 m3.
1.38 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.39 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.40 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.41 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
1.42 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.43 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, reclameaanduidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, busstroken en busbanen, bestaande uit maximaal 4 rijstroken;
- b. voet- en fietspaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- i. voorzieningen ten behoeve van het hoogwaardige openbaar vervoer zoals onder andere bushokjes, abri's en fietsenstallingen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Leiding - Hoogspanningsverbinding´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. hoogspanningsleiding;
met daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
- d. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 100 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 5 meter.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
Binnen de aanduiding "veiligheidszone - hoogspanningsverbinding" zijn geen gevoelige functies toegestaan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.2 Afwijken
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10%.
8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan HOV-baan Huizingalaan (zuidelijk deel).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de realisatie van een gedeelte van het tracé van de HOV-lijn. Het betreft het gedeelte Huizingalaan, vanaf de kruising met de 1e Lieven de Keylaan tot en met huisnummer 76 van de Dordognelaan (na de kruising met de Marathonloop). De realisatie van het totale HOV-netwerk vindt fasegewijs plaats. De HOV-baan Huizingalaan is onderdeel van de HOV-lijn die gaat lopen van WC Woensel naar Ekkersrijt en van WC Woensel naar Eindhoven Airport.
Het bestemmingsplan "HOV-baan Huizingalaan (zuidelijk deel)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er ook een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in het noordelijk deel van het stedelijke gebied van Eindhoven. Het plangebied omvat het gedeelte van de Huizingalaan vanaf de kruising met de 1e Lieven de Keylaan tot en met huisnummer 76 Dordognelaan, net na de kruising met de Marathonloop in stadsdeel Woensel-Noord.
Luchtfoto plangebied (rood omlijnd)
1.3 Voorgaande Plannen
Het voorliggende bestemmingsplan "HOV-baan Huizingalaan (zuidelijk deel)" ziet op de realisatie van een hoogwaardige openbaar vervoer verbinding in de vorm van een busbaan. Het tracé van deze busbaan loopt door meerdere bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan voor dit gedeelte van het tracé vervangt een deel van de volgende bestemmingsplannen:
- Woensel buiten de Ring I 2004
- Centraal Woensel 2007
- Achtse Barrier 2004
In de geldende bestemmingsplannen staat dat het bestaande wegprofiel gehandhaafd moet worden. Door de aanleg van de HOV-baan verandert het wegprofiel, waardoor strijdigheid met de bestemmingsplannen ontstaat. Het geplande tracé past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen, waardoor dit nieuwe bestemmingsplan noodzakelijk is.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 is aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Stedenbouwkundige Structuur
In de laatste decennia van de twintigste eeuw veranderde het Eindhovens stadsbeeld in snel tempo. Met name in Woensel, waar de Huizingalaan in ligt, verrezen in de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig veel nieuwe woonwijken.
In deze wederopbouwplannen stond de wijkgedachte centraal, waarbij de woonwijken die in de jaren '60 en '70 gerealiseerd zijn zich sterk kenmerken door de functiescheiding tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer.
De structuur van stadsdeel Woensel wordt bepaald door de radiale- en tangentstructuur van Eindhoven. De radialen verdelen Woensel als het ware in 'taartpunten' en worden gevormd door de toegangswegen naar het centrum van Eindhoven zoals John F. Kennedylaan, de Huizingalaan-Dr. Kuyperslaan en de Boschdijk. De taartpunten worden doorsneden door zogenaamde ringwegen zoals de Ring, Marathonloop-Hondsruglaan-Tempel en de Sterrenlaan-Winston Churchilllaan.
De Huizingalaan is een 3,8 km lange hoofdontsluitingsweg voor Eindhoven Noord en heeft een hoge verkeersintensiteit. Deze weg is primair bedoeld voor de afwikkeling van verkeer. De Huizingalaan heeft een aantal grote bouwmassa's, zoals flatwoningen. Ook liggen er aan de Huizingalaan enkele rijwoningen, bedrijven, maatschappelijke- en detailhandelvoorzieningen en een tankstation.
De Huizingalaan bestaat uit een breed wegprofiel dat bestaat uit twee gescheiden wegen met elk twee rijbanen en twee vrijliggende fietspaden. De scheiding tussen deze verhardingen wordt gecreëerd door groenstroken. De middenberm is vrij breed en beplant met bomen.
2.2 De Buurten
Het plangebied omvat het gedeelte van de Huizingalaan vanaf de kruising met de 1e Lieven de Keylaan tot en met huisnummer 76 Dordognelaan, net na de kruising met de Marathonloop in stadsdeel Woensel-Noord. De Huizingalaan vormt in dit gedeelte van het tracé de grens tussen de buurten Prinsejagt, Driehoeksbos, Jagershoef, Woenselse Heide en het zuidoostelijke deel van Achtse Barrier.
De HOV-baan Huizingalaan wordt aangelegd op het tracé van de bestaande weg. De karakteristiek van de buurten verandert hierdoor niet.
Impressie Huizingalaan (huidig)
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveau's. Alleen de meest relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf. Beleid met betrekking tot het aspect water staat in de waterparagraaf.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Dit plan past binnen de uitgangspunten van de SVIR. Het gaat immers om de verbetering van de infrastructuur binnen het stedelijke netwerk en de HOV-baan draagt bij aan de Brainport Zuid-Oost Nederland. De hoogwaardige OV-lijn verbindt de High Tech Campus met Eindhoven Airport, Nuenen, Ekkersrijt en Son en Breugel.
3.2.2 Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden.
De zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet onder andere met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (kantoorlocaties, woningbouwlocaties) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:
1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een actuele regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
Toets aan ladder voor duurzame verstedelijking
Het initiatief is getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op de HOV-baan, omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied.
Toets van dit initiatief aan SVIR
De ontwikkeling waar onderhavig bestemmingsplan in voorziet, heeft betrekking op de infrastructuur. De HOV-baan zorgt voor verbetering van de bestaande infrastructuur. De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een beperkt aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen over rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en defensieterreinen. Voor de regio Eindhoven is de zone van de 380 Kv hoogspanningsleiding van toepassing. Dit is de bestaande hoogspanningsleiding gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Artikel 2.8.7 (bestemmingen hoogspanningsverbindingen) van het Barro is hierbij van toepassing.
Er is geen sprake van een 380 Kv hoogspanningsleiding binnen onderhavig plangebied. Het plangebied wordt wel doorkruist door een 'gewone' hoogspanningsleiding, welke is bestemd als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
Verder zijn de belangen van luchthaven Eindhoven geborgd. In het Barro en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn algemene regels gegeven voor het militaire luchtvaartterrein en voor het daarbij behorende beperkingengebied. Onderhavig plangebied ligt binnen het obstakelbeheergebied, de ILS en het radarverstoringsgebied van luchthaven Eindhoven. Deze gebieden geven hoogtebeperkingen voor bouwwerken. Voor het obstakelbeheergebied geldt een hoogtebeperking vanaf 125 meter +NAP binnen onderhavig plangebied. Voor de ILS geldt een hoogtebeperking vanaf 80 meter +NAP binnen onderhavig plangebied. Voor het radarverstoringsgebied geldt een hoogtebeperking vanaf 65 meter +NAP binnen onderhavig plangebied.
Deze hoogtebeperkingen werken voor dit bestemmingsplan niet belemmerend omdat dit bestemmingsplan uitsluitend de wijziging van de infrastructuur ergo het wegprofiel betreft.
Binnen onderhavig plangebied mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gerealiseerd. Verder zijn lichtmasten met een maximum bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Ook zijn - met een binnenplanse afwijking - bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten van maximaal 20 meter toegestaan.
3.2.4 Bakens burgerluchtvaart
In verband met de veiligheid van de (burger)luchtvaart worden er op en nabij luchthavens systemen geplaatst ter ondersteuning van de vertrek-, naderings- en landingsoperaties. De apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de luchtverkeersleiding en de piloot te onderhouden, navigatie van en naar luchthavens en op luchtverkeerswegen mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. Om de diverse systemen tegen verstorende obstakels te beschermen zijn toetsingsvlakken aangeduid. De Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) beoordeelt of bouwplannen c.q. bestemmingsplannen een mogelijke verstoring op kunnen leveren voor de apparatuur op en rond een luchthaven.
Binnen onderhavig plangebied geldt een hoogtebeperking vanaf 130 meter +NAP door het baken VDF Veldhoven Deze hoogtebeperking werkt voor dit bestemmingsplan niet belemmerend omdat dit bestemmingsplan uitsluitend de wijziging van de infrastructuur ergo het wegprofiel betreft en de mogelijke bouwwerken binnen het plangebied niet zo hoog zijn.
3.2.5 Crisis-en herstelwet
Met de Crisis- en herstelwet (Chw) wil het kabinet de procedures voor grote projecten versnellen. Hiermee wordt een stap gezet om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden.
Brainport Eindhoven/A2-zone is opgenomen als project in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Brainport Eindhoven bestaat uit Brainport Avenue (A2-zone vanaf knooppunt Leenderheide tot en met Ekkersrijt) en de Westcorridor (de stedelijke as vanaf het stationsgebied via Strijp S naar Eindhoven Airport). Onderdeel van deze Brainport Avenue (zie afbeelding Brainport Avenue) is de HOV-verbinding van Nuenen via het station naar de High Tech Campus Eindhoven. De Crisis- en herstelwet is van toepassing op voorliggend bestemmingsplan omdat dit moet worden aangemerkt als een besluit dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een ruimtelijk project zoals genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet (art. 1.1 Chw). De regels uit de Chw betreffen in deze met name het bestuursprocesrecht waardoor de doorlooptijd van procedures voor het aangewezen project kan worden verkort.
Figuur: Brainport Avenue, weergave van het project Brainport Eindhoven/A2-zone zoals opgenomen in het Nota Ruimte budget en de Crisis- en herstelwet
3.2.6 MIRT-verkenning Zuidoostvleugel Brabantstad
Het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport Zuidoostvleugel Brabantstad, 02-10-2008, is een onderdeel van de begrotingen van de (voormalige) ministeries van V&W, VROM, EZ en LNV. Het Kabinet brengt hiermee meer samenhang aan rijksinvesteringen in ruimte, economie en bereikbaarheid.
De kenniseconomie is niet alleen gevestigd in de centrale steden Eindhoven en Helmond, maar over de gehele regio verspreid. Veel van deze over het stedelijke en landelijk gebied verspreide, kleinere terreinen behoeven een kwaliteitsimpuls om te voorkomen dat onnodige vraag naar nieuwe locaties ontstaat. De A2-zone vormt een zwaartepunt aan de westzijde van het gebied. Hier ligt de uitdaging om nieuwe en te renoveren locaties een zodanige onderscheidende kwaliteit en "Brainport allure" te geven dat de internationale concurrentie ook in de toekomst goed kan worden aangegaan.
Zowel kwantitatief maar zeker ook kwalitatief dient de regio Zuidoost Brabant voldoende diversiteit in bedrijfslocaties te bieden in een breed segment. De regio moet daarbij het aanbod in bedrijfslocaties, in relatie tot Brainport, afstemmen op de speerpunten door passende werklocaties en een imago te ontwikkelen dat gericht is op de speerpunten sectoren. Het creëren van dé Brainport-site met een fysieke kennisas-A2 en een ontwikkelende kennisas aan de oostkant in combinatie met andere bedrijfslocaties in de regio is daarbij essentieel. Hiertoe worden bestaande bedrijventerreinen geherstructureerd en nieuwe gebieden ontwikkeld.
In de strategiekaart behorende bij de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel Brabantstad is ook een studie naar een hoogwaardig openbaar vervoer tracé opgenomen. Het huidige HOV-project is daarbij als prioritair project benoemd.
Figuur: strategiekaart gebiedsontwikkeling
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Met aandacht voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden).De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden. Ten tweede kernen in het landelijk gebied die zoveel mogelijk worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in Noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.
Uitwerking structuurvisie
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
BrabantStad ontwikkelt zich tot een onderscheidend netwerk binnen de Noordwest-Europese stedelijke agglomeratie. Een voorwaarde daarvoor is een goede bereikbaarheid van de steden onderling en met andere omliggende stedelijke netwerken. Daarom kiest de provincie voor het versterken van de verbinding met nabijgelegen stedelijke netwerken, met name met het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, het Ruhrgebied en Maastricht- Heerlen-Aken-Luik. Het OV-netwerk BrabantStad en het hoofdwegennet worden verder ontwikkeld. De HOV-baan draagt bij aan een goede bereikbaarheid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden op dit netwerk afgestemd, zoals bij knooppunten (personen en goederen) of in hoogstedelijke zones.
Eindhoven is gelegen binnen de stedelijke regio Eindhoven-Helmond dat is aangeduid als een samenhangend en verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu moeten bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis, en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.
3.3.2 Deelstructuurvisie Brainport Oost
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Voor Eindhoven is daarvoor de deelstructuurvisie Brainport Oost van belang. Het oostelijk deel van de Brainportregio is het gebied ten oosten van Eindhoven, tot en met Helmond en Veghel. De betrokken twaalf gemeenten zijn Eindhoven, Helmond, Son en Breugel, Nuenen, Geldrop-Mierlo, Laarbeek, Sint-Oedenrode, Veghel, Asten, Someren, Deurne en Gemert-Bakel.
Brainport Oost is een gebied met een combinatie van steden en dorpen. De natuur en recreatie spelen een belangrijke rol. Daarnaast kent de regio een grote bedrijvigheid met een innovatief karakter. Het gebied behoort tot de Europese top van (industriële) kennis- en innovatieregio's.
Om de regio bereikbaar, leefbaar en economisch aantrekkelijk te houden is Brainport Oost een van de negen gebieden in Brabant waarin de provincie samen met haar partners investeert.
De HOV-baan draagt bij aan de bereikbaarheid van de regio en past daarmee binnen deze deelstructuurvisie.
3.3.3 Verordening ruimte
Op 7 februari 2014 is de Verordening ruimte 2014 vastgesteld en op 19 maart 2014 in werking getreden. De Verordening ruimte 2014 vervangt de Verordening ruimte 2012 en de sindsdien vastgestelde wijzigingsverordeningen.
In de verordening zijn regels opgenomen voor verschillende onderwerpen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn vervolgens de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Onderdeel van de verordening ruimte is een kaart die bestaat uit de volgende vijf lagen:
- 1. Stedelijke ontwikkeling
- 2. Agrarische ontwikkeling en windturbines
- 3. Water
- 4. Natuur en Landschap
- 5. Cultuurhistorie
Gezien de locatie en de ontwikkeling van het onderhavige bestemmingsplan is voornamelijk het punt 'stedelijke ontwikkelingen' van belang voor het plangebied.
Themakaart stedelijke ontwikkeling, Verordening ruimte 2014
Onderhavig plan voorziet in een HOV-baan binnen een stedelijk concentratiegebied. Deze ontwikkeling voldoet aan de Verordening ruimte 2014.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
Thema 'Bereikbaarheid: multimodaal en gericht op doorstroming'
De rol van Eindhoven in het (inter)nationale wegennet is belangrijk. Daarnaast is - parallel aan de economische groei - de stad zelf steeds vaker de eindbestemming van de automobilist. Naast het vervoer per auto speelt het openbaar vervoer een grote rol. Bij het verbeteren van de bereikbaarheid in Eindhoven wordt een breed pakket van maatregelen voorgesteld volgens de 'Zevensprong van Verdaas'. Dit is een methode die uitgaat van een breed pakket van optimale verkeersmaatregelen, zowel fysiek (o.a. aanleg van wegen) als niet-fysiek (o.a. dynamisch verkeersmanagement). De aanleg van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) is voor Eindhoven van majeur belang. Het HOV-netwerk heeft een regionale en stedelijke functie in het verbinden van de belangrijkste stedelijke zwaartepunten en de verbinding met omliggende dorpen (Geldrop, Nuenen, Veldhoven).
Ruimtelijke hoofdstructuur Interimstructuurvisie Eindhoven
Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven
Onderhavig plangebied is op de kaart aangeduid als 'HOV zoekgebied'. Ook is zichtbaar dat de HOV-baan door stedelijk gebied ('wonen') loopt. Dit bestemmingsplan ziet op de realisatie van een gedeelte van de HOV-baan, over een gedeelte van de Huizingalaan. Dit past binnen de uitgangspunten van de Interimstructuurvisie.
3.4.2 HOV Strategie Eindhoven
De HOV Strategie - 'Eindhoven (ver)bindt, Eindhoven beweegt!' is begin 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Volgens de visie sorteert hoogwaardig openbaar vervoer (HOV), als onderdeel van een samenhangend beleidspakket, een duidelijk mobiliteitseffect. De groei van het aantal autoritten kan structureel worden beperkt ten gunste van het openbaar vervoer en de fiets. Het aantal fietsritten in Eindhoven groeit stevig, terwijl het aantal ritten in het openbaar vervoer (trein en/of bus) zeer sterk groeit.
Voor 2020 wordt gestreefd naar een HOV-netwerk met snelle verbindingen naar Nuenen,Geldrop, Aalst/Waalre/Valkenswaard, Veldhoven, Eindhoven Airport, Ekkersrijt/Son, WC Woensel, en High Tech Campus/City Centrum Veldhoven. Daarnaast onderzoekt de gemeente met het SRE hoe het onderliggende busnet optimaal op het HOV-net kan aansluiten, zodat de verbindingen optimaal zijn.
Naast het uitbreiden en verbeteren van de verbindingen, zet de gemeente ook in op de kwaliteit van het openbaar vervoer. Voorbeelden hiervan zijn doorstroming (ongelijkvloerse kruisingen met de Ring), Nachtnet (treinverbinding tussen Brabant en de Randstad 's nachts en in het weekend) en reisinformatie.
De gemeente richt zich bij de OV-projecten niet alleen op het beter bereikbaar maken van belangrijke locaties in de stad, maar ook op sociaal-maatschappelijke aspecten, zoals toegankelijkheid en doelgroepenbeleid. Zo worden de komende jaren de bushaltes verhoogd waardoor het instappen gemakkelijker is. Verder wordt de prijs ingezet als middel voor specifieke doelgroepen.
3.4.3 HOV-netwerk in de regio Zuidoost-Brabant
Het eindrapport 'HOV-netwerk in de regio Zuidoost-Brabant - Doorstart kwaliteitssprong in het openbaar vervoer' is door de Regioraad Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) op 25 februari 2010 vastgesteld.
Over dit tracégedeelte van de HOV bevat het rapport onder andere de volgende passage.
Eindhoven Huizingalaan – station Eindhoven Noordwest – Eindhoven Airport
Deze nieuwe HOV-as koppelt een aantal grote ontwikkelingen rond de A2 (station Eindhoven Noordwest, bedrijventerrein Acht, de BeA2-zone, Eindhoven Airport en Flight Forum) en vormt daarmee een tangent (deel van een ringlijn, haaks op de radiale structuur) aan de westzijde van Eindhoven. Voor de bestaande HOV-lijn 401 naar Meerhoven en Eindhoven Airport is het effect groot. Doordat Eindhoven Airport nu een tweede HOV-verbindig krijgt via station Eindhoven Noordwest en winkelcentrum Woensel, verliest de HOV-route door Meerhoven -1.200 reizigers. De nieuwe verbinding trekt echter +3.300 reizigers, vooral naar het nieuwe station Eindhoven Noordwest. Totaal is de reizigerswinst dus ruim +2.100 reizigers.
3.4.4 Mobiliteitsvisie 'Eindhoven op weg'
De gemeenteraad heeft op 19 november 2013 de visie 'Eindhoven op weg' vastgesteld.
'Eindhoven op Weg' versterkt de ambities van de stad: Brainport met een uitstekende (inter)nationale bereikbaarheid, een aantrekkelijk centrum, een duurzame, leefbare en innovatieve stad waar bewoners, bezoekers en werknemers prettig verblijven. Eindhoven op Weg bestaat uit een stadsbrede visie op mobiliteit en ruimte voor 2040 (als stip op de horizon) en, gebaseerd op die visie, een set van richtinggevende keuzes als kader voor de concrete uitwerking in projecten die dat flexibele wensbeeld dichterbij brengen. Eindhoven op Weg geeft de primaire verkeersfunctie(s) en prioriteiten in tijd en ruimte voor vervoerwijzen. Met Eindhoven op Weg wordt gewerkt aan het realiseren van ruimtelijke- en duurzaamheidsdoelen én aan het oplossen en voorkomen van knelpunten die met mobiliteit samenhangen. Eindhoven op Weg zet in op:
- Aantrekkelijk vestigingsklimaat voor Brainport: multimodale bereikbaarheid van de
- economische toplocaties draagt bij aan een uitstekend vestigingsklimaat voor bedrijven en instellingen in de stad en regio.
- Aantrekkelijk leefklimaat: het centrum, woon- en verblijfsgebieden zijn vrij van hinder en overlast van het verkeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het groen is goed.
- Gezond, schoon, groen en sociaal: de lucht is schoon en het geluid van een aangenaam niveau. Sociale cohesie is gegroeid door meer en aantrekkelijkere ruimtes voor ontmoeten en ontspannen en het gebruik van gedeelde voorzieningen in het vervoer.
- Energieneutraal in 2040: energiebesparing in het verkeer en een transitie naar het
- gebruik van duurzame brandstoffen.
- Veilig: een stad met zo min mogelijk verkeersslachtoffers.
- Duurzame mobiliteit: een stad, met waar het kan meer lopen, fietsen en gebruik van het openbaar vervoer en waar het moet prioriteit voor de auto.
3.5 Volkshuisvesting
Dit bestemmingsplan ziet op de realisatie van een busbaan en heeft derhalve geen invloed op de woningvoorraad/volkshuisvesting. Uiteraard is de HOV-baan wel van belang voor de bereikbaarheid van de stad en de woningen.
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart.
Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart van Eindhoven is het plangebied niet opgenomen als archeologisch (waardevol of verwachtings-)gebied. Er hoeft dus geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden in onderliggend bestemmingsplan.
Toevalsvondsten
Als tijdens de werkzaamheden onverhoopt archeologische resten of sporen aangetroffen worden, moet hiervan volgens artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 terstond melding worden gemaakt. Als blijkt dat de aangetroffen resten of sporen gedocumenteerd dienen te worden, zal overleg plaatsvinden waarin besproken wordt welke tijd en ruimte beschikbaar is om op een gedegen manier waarnemingen te verrichten.
3.6.2 Cultuurhistorische waarden
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
In onderhavig plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden. Bovendien ziet onderhavig bestemmingsplan op de realisatie van een busbaan. Een busbaan zal de cultuurhistorie niet aantasten.
3.7 Verkeer En Parkeren
Phileas bus op bestaande traject HOV
HOV-busbaan
Onderliggend bestemmingsplan ziet op de realisatie van een gedeelte van het tracé van de HOV-baan. Het betreft het gedeelte Huizingalaan vanaf de kruising met de 1e Lieven de Keylaan tot en met huisnummer 76 van de Dordognelaan (na de kruising met de Marathonloop). De middelste banen van de Huizingalaan, grenzend aan de middenberm, zullen dienst doen als busbaan. In het plangebied zijn drie bushaltes gepland. Deze zijn in overleg met de buurtbewoners tot stand gekomen. De busbaan zal iets hoger komen te liggen dan de rijbaan voor het autoverkeer en er zal, rekening houdend met duurzaamheid, milieu en minimale geluidsbelasting, gebruik worden gemaakt van conventioneel asfalt met een bepaalde samenstelling waardoor het stiller is.
Autoverkeer
De huidige structuur van het autoverkeer voor de Huizingalaan bestaat uit 2 x 2 rijstroken. De kruisingen van de Huizingalaan met de Ferdinand Huyckstraat / Gerretsonplein, Roelantlaan / Fakkellaan en met de Ellertsveldstraat / Marathonloop zijn met verkeerslichten beveiligde kruisingen.
Door de aanleg van de hoogwaardig openbaar vervoerlijn (HOV) zal de inrichting van de huidige rijbanen en kruisingen wijzigen. Om de ruimtelijke inrichting zo efficiënt mogelijk vorm te geven met zo veel mogelijk behoud voor de overige ruimtelijke aspecten wordt de autostructuur gewijzigd in 2 x 1 rijstroken.
Feitelijk betekent deze ingreep een verlies aan autocapaciteit ten faveure van het openbaar vervoer. Van belang is evenwel dat de doorstroom van het autoverkeer ook in de toekomst op een acceptabele wijze kan blijven plaatsvinden. In deze paragraaf is de onderbouwing beschreven die ten grondslag ligt aan de gemaakte keuzes en de daartoe strekkende waarborgen.
Goudappel Coffeng BV heeft geconcludeerd dat het mogelijk is de Huizingalaan terug te brengen naar 2x1 rijstroken. De vrijgekomen ruimte komt dan beschikbaar voor de HOV-baan. In verkennende sfeer is, aan de hand van de cijfers uit het verkeersmodel, bepaald hoe de geregelde kruispunten in de toekomst moeten worden vormgegeven. Op basis hiervan zijn door de gemeente Eindhoven drie vormgevingsvarianten voor de Huizingalaan uitgewerkt. Om uiteindelijk toe te werken naar een definitief ontwerp was het van belang de regelingen verder te optimaliseren.
Om te komen tot een definitief ontwerp is het noodzakelijk om betrouwbare cijfers te gebruiken. Daarom zijn door Goudappel Coffeng BV in 2009 verkeerstellingen uitgevoerd en zijn de ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van de Huizingalaan met het regionale verkeersmodel doorgerekend. De tellingen zijn omgerekend naar een verwachtte intensiteit voor 2020.
Op de volgende kruispunten, relevant voor dit bestemmingsplan, zijn verkeerstellingen uitgevoerd:
- Huizingalaan – Gerretsonplein – Ferdinand Huyckstraat
- Huizingalaan – Fakkellaan – Roelantlaan
- Huizingalaan – Marathonloop - Ellertsveldstraat
De tellingen zijn uitgevoerd op 3 en 5 maart 2009 gedurende twee uren tijdens de ochtendspits (7.00-9.00 uur) en de avondspitsperiode (16.00-18.00 uur). Deze tellingen zijn verwerkt in een verkeersmodel. Vanuit het verkeersmodel zijn vervolgens de toekomstige kruispuntstromen in beeld gebracht. Deze kruispuntstromen vormden de basis voor het optimaliseren van de verkeersregelingen en de vormgeving van kruispunten. Het kruispuntenonderzoek maakt als bijlage deel uit van deze toelichting.
In het definitieve ontwerp is gekozen voor een autostructuur met 2 x 1 rijstrook. Dit houdt in dat de middelste rijbanen grenzend aan de middenberm in de toekomst dienst doen als busbaan voor het hoogwaardig openbaar vervoer. Gelet op de wens van de bewoners en de minimale geluidsbelasting op de omgeving is voor deze structuur (middelste banen busbaan) gekozen. Door deze structuur kan het verkeer in de nieuwe situatie alle bewegingen maken die het in de bestaande situatie ook kan en blijven alle voorzieningen aan beide zijden van de Huizingalaan bereikbaar. Middels 'slimme' verkeerslichten en voldoende opstelruimte wordt een goede doorstroming van het autoverkeer gegarandeerd.
De verwachting is dat de groei van het autoverkeer niet zal toenemen op de Huizingalaan mede door de reductie van het aantal rijstroken.
De conclusie van deze doorrekening levert een acceptabel verkeersbeeld. Daarbij is sprake van een in voldoende mate doorstroming van het autoverkeer zonder dat de buurtontsluitingswegen onevenredig zwaar worden belast.
Fietsverkeer / Voetgangerspaden
Als gevolg van de herinrichting van de Huizingalaan zullen zowel de fietsstructuur als de voetgangerspaden vrijwel ongewijzigd blijven. Op een paar plekken zullen fiets- en voetgangerspaden verlegd worden.
Parkeren/parkeerbeleid
Als gevolg van de herinrichting van de Huizingalaan vindt vrijwel geen wijziging plaats op het gebied van parkeren en het parkeerbeleid.
3.8 Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.
Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Groen en recreatievoorzieningen
Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als Stad, rood beeldbepalend. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:
Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
Bij het ontwerp van de HOV-baan is rekening gehouden met de uitgangspunten van het Groenbeleidsplan.
3.8.2 Kapbeleid Eindhoven: "Niet kappen tenzij"
Voor de aanleg van de HOV-baan zal het wegprofiel op een aantal stukken van de Huizingalaan worden gewijzigd. De herinrichting heeft gevolgen voor de bomen. Ondanks het feit dat er bomen zullen moeten wijken, kan door de keuze in nieuwe aanplant de kwaliteit van het beeld van de laan worden behouden of verbeterd. De door Van den Berk Kennis & Advies uitgevoerde boom effect analyse is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Uit de boom effect analyse is de volgende conclusie voortgekomen. (Voor de precieze details wordt verwezen naar deze analyse.)
Niet behouden bomen
Een aantal bomen staat in het toekomstige wegprofiel en kunnen niet behouden blijven. Het betreft esdoorns en iepen (zijbermen), populieren (middenberm), moeraseiken (Roelantlaan) en berken (middenberm Marathonloop). De kwaliteit van het merendeel van de overige bomen in de zijbermen is sterk verminderd. Het betreft esdoorns en iepen. Geadviseerd wordt deze te verwijderen. Ook in de middenberm is het advies om een aantal bomen te verwijderen.
Een alternatief zou kunnen zijn om sommige bomen te verplanten, maar met de huidige conditie, kwaliteit en omstandigheden is het niet haalbaar deze bomen met succes te verplanten.
Behouden bomen
Bij een aantal iepen in de zijbermen en het merendeel van de bomen in de middenberm is de conditie en kwaliteit voldoende. Deze bomen kunnen behouden blijven. Ook de zomereiken tussen Fakkellaan en Marathonloop, die sterk beeldbepalend zijn, blijven behouden.
De benodigde maatregelen zullen worden getroffen om de bomen tijdens de reconstructie te beschermen.
3.8.3 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen
Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven.
Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.
In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.Voor de resultaten van de boom effect analyse wordt verwezen naar paragraaf 3.8.2.
3.9 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Er is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige kabels en leidingen. Deze vormen geen belemmering voor dit plan omdat alle eventuele knelpunten op te lossen zijn door leidingen te verleggen of aan te passen.
Alleen voor de hoogspanningsverbinding zijn aparte regels in dit bestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Het plan ziet op de realisatie van een HOV-baan op het tracé waar nu ook al een weg loopt. De vestiging van nieuwe bedrijven is niet aan de orde. Ook zijn er geen bedrijven in de omgeving aanwezig die een belemmering vormen voor dit plan. Wel ligt direct grenzend aan het plangebied een tankstation. Dit vormt echter geen belemmering, omdat de HOV-baan, op het gebied van externe veiligheid, geen gevoelige functie is.
4.2 Geluid
4.2.1 Algemeen
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte in een aantal gevallen mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
Akoestisch onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (opgenomen als bijlage bij deze toelichting) is de volgende conclusie voortgekomen. Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder indien een of meer fysieke wijzigingen op of aan een aanwezige weg, zonder het treffen van maatregelen, tot gevolg heeft dat de geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstige jaar tot een significante verhoging leidt van 2 dB of meer ten opzichte van de huidige situatie.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de aanleg van de HOV-baan ter hoogte van de Huizingalaan niet leidt tot een toename van 2 dB of meer ten opzichte van de huidige situatie. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Dit heeft tot gevolg dat er geen toetsing van de geluidsbelasting op de woningen hoeft plaats te vinden.
4.2.2 Railverkeerslawaai
Het plangebied is niet gelegen in de zone van een spoorweg.
4.2.3 Industrielawaai
Het plangebied is niet gelegen in de zone van een industrieterrein.
4.2.4 Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt op ruime afstand van Eindhoven Airport waardoor luchtvaartlawaai geen rol speelt in dit plan.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Wet luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de Wet luchtkwaliteit wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Tot 1 januari 2015 geldt een tijdelijk verhoogde grenswaarden voor NO2 : een jaargemiddelde van 60 microgram/m3.
Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM) verlegd naar 3% van de grenswaarde. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Voor beide stoffen bedraagt de grenswaarde voor het jaargemiddelde 40 microgram/m3. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen. Voor nieuwe kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte (van alle binnenruimten) omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de Wet luchtkwaliteit c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Planbeschrijving en toetsing
Het plan omvat de aanleg van Hoogwaardig Openbaar Vervoer op het traject rond de Huizingalaan. Ten behoeve van het HOV wordt een aparte busbaan aangelegd. Deze busbaan wordt aan de binnenzijde van de huidige rijbanen gesitueerd. De ligging van de rijbanen verandert niet relevant. De hoeveelheid autoverkeer neemt niet relevant toe.
Wanneer in 2015 of daarna de HOV-baan op de Huizingalaan in gebruik wordt genomen is het huidige NSL niet meer van kracht en gelden voor zowel PM10 als NO2 de “standaard” grenswaarden. Voor NO2 en PM10 moet dan worden voldaan aan de norm voor een jaargemiddelde van 40 microgram/m3. Voor PM10 bovendien de norm voor een daggemiddelde van 50 microgram/m3, die jaarlijks maximaal 35 keer mag worden overschreden.
De Monitoringstool is het voorgeschreven rekenmodel waarmee prognoses in concentraties (kunnen) worden bepaald. Uit de prognosejaren 2015 en 2020 van de Monitoringstool 2013 blijkt dat rond de Huizingalaan ruimschoots wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde voor PM10 als NO2.
Voor NO2 bedragen de concentraties in 2015 ten hoogste 29 microgram/m3. Voor PM10 is de norm voor het aantal overschrijdingsdagen maatgevend. Het aantal overschrijdingdagen bedraagt in 2015 ten hoogste 17.
Voor NO2 bedragen de concentraties in 2020 ten hoogste 22 microgram/m3. Voor PM10 is de norm voor het aantal overschrijdingsdagen maatgevend. Het aantal overschrijdingdagen bedraagt in 2020 ten hoogste 14.
Het plan voor de HOV-lijn Huizingalaan heeft geen effect op concentraties. Zodat ook na ingebruikname van de HOV-lijn geen sprake zal zijn van overschrijdingen van de grenswaarden.
Conclusie
Gezien het voorgaande kan gesteld worden dat de realisatie van het HOV-lijn traject Huizingalaan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
4.3.2 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Onderhavige ontwikkeling betreft geen gevoelige bestemming, waardoor het Besluit gevoelige bestemmingen niet van toepassing is.
4.3.3 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg.
Planbeschrijving en toetsing
Onderliggend bestemmingsplan richt zich voornamelijk op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Er is geen sprake van nieuwe gevoelige bestemmingen langs drukke wegen en/of woningbouw nabij snelwegen.
Gesteld kan worden dat de ontwikkelingen in het plan niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.
In het programma Luchtkwaliteit en Mobiliteit zal de gemeente nader ingaan op de middelen die met betrekking tot luchtkwaliteit, in het kader van het programma verbeteren luchtkwaliteit, voor dit project beschikbaar zijn gesteld.
4.4 Externe Veiligheid
Externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en op het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs) van toepassing. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.
- Inrichtingen
Direct grenzend aan het plangebied ligt een tankstation met LPG-vulpunt (Huizingalaan 2). Omdat het onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft op de realisatie van een busbaan, hetgeen geen (beperkt) kwetsbaar object is, heeft dit tankstation daarop geen invloed.
- Transport
In of nabij het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ook ligt het plangebied niet in de zone van een spoorweg.
- Buisleidingen
In of nabij het plangebied zijn geen risicovolle buisleidingen aanwezig.
Visie Externe Veiligheid
De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan door de gemeenteraad dient het groepsrisico te worden verantwoord. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg vaneen ramp of incident met gevaarlijke stoffen. Voor de verantwoording wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio.
Het groepsrisico moet conform artikel 13 van het Bevi en paragraaf 4.3 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen worden verantwoord. In artikel 13 van het Bevi zijn de aspecten opgenomen die in ieder geval in de verantwoording aan de orde moeten komen.
Omdat in dit bestemmingsplangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten worden mogelijk gemaakt, of aanwezig zijn, is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist.
4.5 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Dit programma wordt uitgevoerd vanuit een overkoepelende filosofie, gebaseerd op de methodiek van "The Natural Step". Het programma kent vier pijlers zoals weergegeven in onderstaande figuur.
In het kader van het bestemmingsplan zijn vooral de pijlers 'Energie' en "Bouwen en Wonen" van belang.
Pijler 1: Energie
De gemeente heeft zich de ambitie gesteld om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045) , dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt. Vanuit die ambitie worden initiatieven voor de opwekking van duurzame energie ondersteund. Voor wat betreft de ruimtelijke impact van lokale duurzame energietechnieken kunnen de volgende aspecten onderscheiden worden:
1) Zonne-energie (elektriciteit via PV panelen en warmte via zonneboilers)
De ruimtelijke impact van het gebruik van zonne-energie is in Nederland beperkt. De PV-panelen respectievelijk zonneboilers worden over het algemeen op de daken van de gebouwen van afnemers geplaatst en zijn dan (meestal) ook niet vergunningsplichtig in het kader van de Wabo. Voor PV panelen (waarmee elektriciteit opgewekt wordt) bestaan echter ook mogelijkheden om deze los van bebouwing te plaatsen op braakliggende percelen. In dat geval is er uiteraard wel sprake van een ruimtelijke impact. Tot op dit moment wordt hier in Nederland weinig gebruik van gemaakt maar in een aantal steden worden de mogelijkheden onderzocht en dit zou ook in Eindhoven actueel kunnen worden. Een dergelijk 'solar park' past niet in het bestemmingsplan. Indien deze ontwikkeling wel wenselijk is, kan op grond artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Gezien de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van zonne-energie is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken en dient een eventueel besluit hiertoe te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening en moet het vergezeld gaan van een ruimtelijke onderbouwing. Hiertoe dient een uitgebreide procedure gevolgd te worden van maximaal 26 weken.
2) Windturbines
In tegenstelling tot bij zonne-energie is de ruimtelijke impact van windturbines groot. Voor windturbines van enige omvang is de ruimte in Eindhoven dus beperkt. Toch zullen in bepaalde gevallen de mogelijkheden interessant zijn. Dit zal altijd locatie-specifiek onderzocht moeten worden. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen grote windinstallaties en kleine windinstallaties. Van een kleine windinstallatie is sprake als:
- De diameter van de rotor maximaal 7 meter is;
- De maximale hoogte vanaf het maaiveld 15 m of de ashoogte maximaal 8 meter op de bebouwing is;
- Het vermogensbereik ligt tussen 0,5 kW en 6 kW.
De toepassing van kleine windinstallaties kan op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo als afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Dit is een uitgebreide procedure van maximaal 26 weken. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt aan een plan om deze installaties op te nemen in de "lijst van kruimelgevallen" waardoor direct de omgevingsvergunning voor het afwijken van bestemmingsplan kan worden verleend. De procedure wordt dan verkort tot maximaal 8 weken. Aangezien deze wijziging van de lijst van kruimelgevallen op korte termijn wordt verwacht, worden nu geen specifieke afwijkingsregels in het bestemmingsplan opgenomen.
Voor grote windinstallaties kan afwijking van het bestemmingsplan ook worden toegestaan door middel van de afwijkingsprocedure op grond van artikel 2.12, lid 1, a, onder 3, Wabo. Gezien de relatief grote ruimtelijke impact van deze vorm van windenergie is het belangrijk om daarbij een goede afweging te maken en daarom wordt deze niet rechtstreeks toegestaan in het bestemmingsplan.
3) Warmte Koude Opslag
De gemeente ziet in Warmte Koude Opslag een belangrijke potentiële bijdrage aan het beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen. De gemeente heeft daarom een 'KWO Potentiekaart' voor Warmte Koude Opslag opgesteld. In de daarbij behorende rapportageworden de mogelijkheden en beperkingen voor het gebruik van deze techniek beschreven en in beeld gebracht. Deze rapportage is te downloaden via www.eindhoven.nl(zoek op: KWO). De rapportage geeft door middel van kaarten aan waar er welke mogelijkheden en belemmeringen er voor het gebruik van Warmte Koude Opslag zijn. De toepassing van Warmte Koude Opslag is voor wat betreft de ondergrondse aspecten geregeld in de Waterwet en de AMvB Bodemenergie. Voor de in sommige gevallen noodzakelijke bovengrondse opstallen (bijvoorbeeld een technische ruimte) zal een specifieke afwijkingsregeling in het bestemmingsplan worden opgenomen. Hierbij is voor gebouwen een oppervlakte opgenomen van maximaal 100 m2 en een bouwhoogte van 3 meter.
Pijler 2: Bouwen en Wonen
In de relatie tussen de gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen en het bestemmingsplan, is bij nieuwbouwlocaties met name het 'zongericht bouwen' van belang. Bij nieuwbouwlocaties zal de gemeente eisen dat straten zoveel mogelijk van oost naar west verlopen zodat alle gebouwen over een naar het zuiden gerichte gevel beschikken. Bij conserverende bestemmingsplannen is de bebouwingsoriëntatie grotendeels reeds vastgelegd en is dit aspect minder van belang.
Het plangebied HOV-baan Huizingalaan zal op een duurzame wijze ontwikkeld worden. De bestaande weg wordt gerenoveerd en onderhoudsvriendelijk aangelegd. Ook zal er conventioneel asfalt worden toegepast met een bepaalde samenstelling waardoor het stiller is. Daarnaast wordt de groenstructuur gerenoveerd. Waardevolle bomen blijven bestaan. Het groen wordt opnieuw ingericht, waardoor een betere afwatering wordt gerealiseerd. De ontwikkeling ziet op een vermindering van het aantal rijbanen voor autoverkeer. In plaats van vier rijstroken voor autoverkeer komen er twee rijstroken voor autoverkeer en twee rijstroken voor de busbaan. Tenslotte wordt de bestaande verlichting vervangen door duurzame LED-verlichting. Concluderend zijn deze maatregelen positief voor het milieu en daarmee duurzaam.
4.6 Bodem
Het bodembeleid is gebaseerd op de Wet bodembescherming. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende nieuwe functie. Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als weg en groen. Dit zal het geval blijven, waarbij met name de inrichting en situering zal veranderen.
Uit een analyse van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Eindhoven blijkt of er voor het plangebied bodemverontreinigingen te verwachten zijn.
Op twee locaties (blauwe lijnen) binnen het plangebied heeft een sloot/beekje gelopen. De kans is klein dat hier verontreinigingen aanwezig zijn. Wel worden, in het kader van de funderingsonderzoeken die nodig zijn voor de aanleg van de HOV-baan, nu al vooronderzoeken op deze locaties uitgevoerd.
Onder het voormalige winkelcentrum aan de Gerretsonlaan was een verontreiniging aanwezig met gechloreerde koolwaterstoffen. Ten behoeve van de huidige nieuwbouw op de locatie is de verontreiniging gesaneerd totdat deze geschikt was voor de nieuwbouw. In het diepere grondwater is nog een restverontreiniging aanwezig. Deze levert geen problemen op voor de herinrichting van de weg. (de blauwe vlek)
Direct grenzend aan het plangebied ligt een benzineservice station. De hier aanwezige verontreiniging is gesaneerd. (de roze vlek)
Plangebied bodeminformatie aangeduid met blauwe lijn, blauwe vlek en roze vlek
Onderzoeken
Uit het, als bijlage bij deze toelichting opgenomen, vooronderzoek van Lankelma Geotechniek Zuid B.V. is, behoudens de gedempte watergangen, de saneringslocatie bij het tankstation, mogelijke voormalige sintelwegen en de aangetroffen verhoogde gehalten in boringen 22 en 23 (onderzoek KOAC-NPC van 2009) geen informatie naar voren gekomen waaruit zou kunnen blijken dat op of in de directe nabijheid van de locatie (<25 meter) sprake is, of is geweest van activiteiten welke een bedreiging voor de bodemkwaliteit zouden kunnen vormen.
Ten aanzien van het asfalt is het volgende gebleken. Op enkele delen van het plangebied is sprake van (gedeeltelijk) teerhoudend asfalt. Het teerhoudende asfalt kan niet worden hergebruikt. Op andere delen is sprake van niet teerhoudend asfalt. Dit asfalt kan worden hergebruikt. Het voorgaande vormt geen belemmering voor de doorgang van onderhavig project.
Ten aanzien van de fundering is de volgende conclusie opgenomen. Onder het asfalt werden tijdens het asfaltonderzoek (grondboringen) verschillende funderingslagen aangetroffen. In de mengmonsters van de funderingsmaterialen overschrijden de gemeten gehalten PAK, som-PCB en minerale olie de maximale samenstellingswaarden voor organische parameters niet (kwaliteitsnormen Regeling bodemkwaliteit Bijlage A). De emissiewaarden worden eveneens niet overschreden. Op basis van dit indicatieve onderzoek blijkt dat het genoemde materiaal waarschijnlijk voor hergebruik in aanmerking komt.
Ten aanzien van de grond is het volgende gebleken. Op basis van een indicatieve toetsing aan de kwaliteitsnormen zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, blijkt dat alle grond voor hergebruik in aanmerking komt.
Ten aanzien van asbest is de volgende conclusie opgenomen. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de monsters is daarnaast analytisch geen asbest aangetroffen boven de maximale samenstellingswaarde van 100 mg/kg ds (gewogen). Op basis van het asbestonderzoek kan geconcludeerd worden dat de locatie niet meer als asbestverdacht wordt beschouwd.
Wel wordt opgemerkt dat, gezien de heterogeniteit van asbest in de bodem, het niet uit te sluiten is dat bij de saneringswerkzaamheden of verdere grondwerkzaamheden alsnog asbestdelen aangetroffen worden. Geadviseerd wordt daarom alert te blijven op de aanwezigheid van (plaatselijke) asbestverontreinigingen.
Uit het aanvullende grondwateronderzoek, uitgevoerd door Lankelma Geotechniek Zuid B.V. en als bijlage opgenomen bij deze toelichting, is het volgende gebleken. Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging, maar gezien de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk.
4.7 Natuur
4.7.1 Flora- en faunawet
Bureau Ecologica heeft een quickscan uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Dit rapport maakt als bijlage deel uit van deze toelichting. Uit de quickscan is de navolgende conclusie voortgekomen.
Planten
Binnen de grenzen van het onderzoeksgebied kunnen enkele algemene beschermde soorten voorkomen. Met betrekking tot de geplande maatregelen en ontwikkelingen geldt voor deze soorten een algemene vrijstelling, waardoor het aanvragen van een ontheffing niet nodig is. Nader onderzoek of een ontheffing is dan ook niet nodig.
Zoogdieren
De steenmarter maakt mogelijk op enig moment gebruik van het onderzoeksgebied. Effecten worden echter niet verwacht. Voor de overige te verwachten soorten geldt een algemene vrijstelling, waardoor het aanvragen van een ontheffing niet nodig is. Nader onderzoek naar grondgebonden zoogdieren is niet nodig.
Er kunnen enkele beschermde vleermuissoorten in het onderzoeksgebied voorkomen. Effecten worden niet verwacht. Aangeraden wordt om ten noorden van de Artoislaan ervoor te zorgen dat bij herplant bomen van voldoende omvang worden gebruikt. Op deze manier kan worden voorkomen dat er een gat valt in de nu aanwezige verbinding tussen beide zijden van de Huizingalaan. Hierdoor kunnen mogelijk effecten worden voorkomen. Nader onderzoek is dan niet nodig.
Vogels
Het is noodzakelijk maatregelen die van invloed zijn op broedvogels buiten het broedseizoen uit te voeren. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht. Nader onderzoek is niet nodig.
Amfibieën
Het onderzoeksgebied is niet van belang voor amfibieën. Er worden alleen zwervende individuen verwacht. Nader onderzoek of een ontheffing is niet nodig.
Reptielen, vissen en ongewervelden
Er zijn geen beschermde reptielen, vissen of ongewervelden aanwezig of te verwachten in het onderzoeksgebied. Een ontheffingsaanvraag hiervoor is niet nodig.
Uitvoer fase 2
Nader onderzoek is niet nodig.
Los van de conclusies worden de volgende aanbevelingen gevolgd:
- Beschermde broedvogels kunnen in het gebied voorkomen tussen de aanwezige vegetatie. Daarom is het van groot belang met het broedseizoen van deze beschermde vogelsoorten rekening te houden. Dit betekent dat maatregelen waarbij vegetatie wordt verwijderd buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden om verstoring te voorkomen. De kans dat er helemaal geen vogels broeden is namelijk klein. EZ geeft als richtlijn voor het broedseizoen de periode half maart tot half juni. Algemeen wordt aangehouden dat het broedseizoen van de meeste vogels loopt van half maart tot half juli. Om rekening te houden met een klein aantal soorten die eerder of later broeden wordt aangeraden tussen half februari en eind augustus géén maatregelen te treffen. Indien besloten wordt ertoe over te gaan om het gebied vóór de broedtijd kaal te maken en vervolgens in de broedtijd door te werken, is het van belang ervoor te waken, dat er zich in de nieuwe kale situatie geen nieuwe broedgevallen voordoen zolang er nog maatregelen moeten worden uitgevoerd. Sluit de aanwezigheid van nesten uit tijdens alle fasen van de werkzaamheden.
- De zorgplicht dient ook voor andere organismen in acht te worden genomen. Dit houdt in dat er volgens normaal gebruik zorgvuldig gewerkt moet worden, waarbij indien mogelijk verstoring wordt voorkomen. Actief doden van dieren is altijd verboden.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moeten voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Beleid
5.2.1 Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
Het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot 2015 en bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Daarnaast vormt het een structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan vormt zowel een beleidskader, toetsingskader en beheerplan voor grondwateronttrekkingen. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders als randvoorwaarden, die richting geven aan het waterbeleid. Water dient vele belangen. Om hiermee in dit plan evenwichtig te kunnen omgaan, hanteert de provincie Noord Brabant de principes van de people-planet-profit-benadering. In Noord-Brabant zijn deze uitgangspunten vertaald in de Telos-driehoek. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft dit plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. De derde invalshoek (planet) gaat uit van het water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema's in dat kader zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en de meer natuurlijke inrichting van de watersystemen.
Aandacht blijft nodig voor verbetering van de waterkwaliteit, onder meer door vermindering van stikstof afkomstig uit diffuse bronnen en voor verdrogingsbestrijding. Ook de inrichting van beken en kreken en de aanleg van Ecologische verbindingszones langs waterlopen vragen om een impuls. Voor de verbetering van de waterkwaliteit wordt primair uitgegaan van de aanpak van de bronnen. Als dit niet mogelijk is, wordt ingestoken op procesgerichte maatregelen waarbij verontreinigende stoffen zoveel mogelijk worden verwijderd vóór ze zich via de watersystemen verder verspreiden. Als ook dat niet lukt, worden stoffen uit het watersysteem verwijderd door effectgerichte maatregelen (end-of-pipe). Op het vlak van omgaan met waterkwantiteit spelen de huidige inzichten over klimaatontwikkeling een belangrijke rol.
5.2.2 Waterbeheerplan 2010 - 2015 Waterschap de Dommel
Waterschap De Dommel heeft in december 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 "Krachtig Water" vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit plan binnen haar kerntaken prioriteit aan het voorkomen van wateroverlast én het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Andere thema's van het waterbeheersplan zijn:
- aanleg van gestuurde waterbergingsgebieden;
- afstemming inrichting en het beheer van watergangen op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan;
- samenwerking met gemeenten in de waterketen;
- aanpak vervuilde waterbodems in samenhang met beekherstel;
- ruimte bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
5.2.3 Keur oppervlaktewateren
De 'Keur Waterschap De Dommel 2013' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regelsvan toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning- en ontheffing verlening.
5.2.4 Hydrologisch neutraal bouwen
De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen", uitgewerkt in de beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk 2009' geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben:
- Er is geen (onvertraagde) toename van de waterafvoer op de rand van het plangebied
- Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn).
- Er mag geen overlast optreden door extreme neerslag gebeurtenissen.
De voorkeursvolgorde bij het nemen van maatregelen tegen wateroverlast gaan uit van het principe water vasthouden cq hergebruiken, water bergen en als laatste pas water afvoeren.
5.2.5 Gemeentelijk rioleringsplan (2011 - 2014)
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht en op het gebied van (grond)water. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.
5.2.6 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
Momenteel is de Huizingalaan een 7.5 meter brede, 2 baans, asfaltweg met aan weerszijden 6,2 meter brede verharde voet- en fietspaden. Alle verkeersstromen zijn gescheiden door onverharde bermen waarvan de middenberm met 11,5 meter de grootste is. Van het 1.600 meter lange traject watert momenteel alles af op twee gemengde riolen onder beide fietspaden evenwijdig aan de Huizingalaan. In het noorden (vanaf de Marathonloop richting Ekkersrijt) ligt onder de Huizingalaan een hemelwaterriool wat de verbinding vormt tussen Waterstructuur Eindhoven Noord en de Aanschotse Beemden. De grondwaterstanden in het plangebied variëren tussen -1,5 en – 3,5 meter-mv.
Checklist Watersysteem | |
Hoofdwatergang cq open water | Ja, onderkluizing onder Marathonloop & Huizingalaan |
Zijwatergang | Nee |
Keurgebied binnen plangebied? | Nee |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Nee |
Attentiegebied EHS | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Landelijke afvoernorm binnen plangebied | 1,33 l/s/ha (= 42 mm/m2 Verhard oppervlak toename) |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Nee |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee (tenzij toepassing grondverbetering) |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
In het toekomstig profiel wordt teruggegaan van 2x2 rijstroken voor autovervoer naar 2x1 rijstroken voor auto en 2x1 rijstroken voor HOV. De brede middenberm blijft daardoor, met uitzondering bij de kruisingen, grotendeels behouden. De breedte van de rijstrook neemt in beide gevallen (zowel auto als HOV) af van 7,5 meter naar 7,4 meter. Fiets- en voetpaden worden over het algemeen verkleind naar maximaal 6 meter. Bijlage 1 (twee bladen, als bijlage opgenomen bij deze toelichting) geeft het ontwerp van de toekomstige situatie weer. Het ontwerp is zo gekozen dat zoveel mogelijk gebruik kan worden gemaakt van de bestaande fundering en asfaltlagen. Dit heeft als gevolg dat het niet mogelijk is fysiek de wegen op één oor richting de middenberm te laten afwateren om daar te infiltreren. Hemelwater zal via traditionele voorzieningen (kolken) opgevangen worden. De 2x1 rijstrook van de zuid naar noord route (richting Ekkersrijt) zal op het bestaande gemengde riool blijven afwateren. De 2x1 rijstrook van noord naar zuid (richting centrum) zal ook blijven afwateren op het bestaande riool, echter wordt dit riool omgebouwd tot een HWA riool. Alle bekende vuilaansluitingen worden gesaneerd en op andere (gemengde) stelsels aangesloten. Uitgangspunt hierbij zijn de resultaten van de DTS meting uitgevoerd door Haskoning. Bij een DTS meting wordt met behulp van een glasvezelkabel exact gemeten waar vuilwater lozingen zich in het riool bevinden op basis van minieme temperatuurverschillen in het water. Het rapport van HasKoning is als bijlage toegevoegd bij deze toelichting. Het omgebouwde HWA stelsel zal op twee plekken worden aangesloten op de Waterstructuur Eindhoven Noord. De 1e aansluiting nabij de sloot van de kruising Huizingalaan en de 1e Lieven de Keylaan. De 2e aansluiting op de bestaande overkluizing onder de kruising Marathonloop met de Huizingalaan. Het HWA riool kan dus functioneren als backup/bypass voor de waterstructuur Eindhoven Noord. Het rioolontwerp is als bijlage toegevoegd (twee bladen) bij deze toelichting. Naast het verharde oppervlak van de westelijke 2x1 strook zal geen verhard oppervlak op deze HWA bypass leiding worden aangesloten. Wel wordt onder dezelfde kruising (Marathonloop / Huizingalaan) de uitlegger aangebracht waarop in een latere fase het verharde oppervlak van de Vaalserbergweg e.o. wordt aangesloten. Dit bedrijventerrein loost nu nog op een gemengd stelsel.
Oppervlakten Huizingalaan fase 1 | Huidig ha | Toekomstig m2 |
Verharding (voet, fiets, auto & HOV) | 5,38 | 5,25 |
Groen (onverhard) | 3,56 | 3,69 |
Totaal | 8,94 | 8,94 |
overzicht huidige en toekomstige situatie verhardingen
Gevolgen voor/ door de waterhuishouding
Door realisatie van de herinrichting neemt binnen het plangebied het verhard oppervlak met ca. 1.300 m2 af. Compenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk maar worden toch genomen. Dit door het verharde oppervlak van de westelijke 2x1 strook van het plan af te koppelen en aan te sluiten op het om te bouwen HWA riool wat aangesloten wordt op de waterstructuur Eindhoven Noord. Het gaat dan om maximaal 1,81 hectare verhard oppervlak. Daarnaast blijven voetpaden en fietspaden van de Huizingalaan afgekoppeld op de bermen. Hemelwater van de oostelijke 2x1 rijstrook (+/- 1,88 hectare) wordt niet afgekoppeld en blijft lozen op het gemende stelsel. Netto zorgt de ontwikkeling voor een afname van het aangekoppelde verharde oppervlak binnen het plangebied.
Waterkwaliteit
Bij de inrichting, bouw en beheer fase worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan hemelwater moet tot een minimum beperkt worden. Ook een gifvrij beheer van de ruimte (weg- en groenbeheer) levert een belangrijke positieve bijdrage aan de waterkwaliteit en dient aandacht te krijgen bij het uitwerken van het beheersplan voor de ontwikkeling.
Afspraken waterschap
In mei 2014 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Daarbij zijn beginselen vastgelegd over de invulling van de waterhuishoudkundige aspecten van deze reconstructie. Ten opzichte van de huidige inrichting neemt het verharde oppervlak met minimaal 1.300 m2 af. Afgesproken is om de verharding van de westelijke 2x1 strook op de omgebouwde HWA leiding aan te sluiten. De HWA leiding wordt op zijn beurt weer aangesloten op de waterstructuur Eindhoven Noord. Hierdoor zal maximaal 1,81 hectare verhard oppervlak afgekoppeld worden. Dit kan ingezet worden om eventuele toename van verhard oppervlak in andere gedeelte van het HOV2 traject te compenseren. In het resterende plangebied wordt de riolering aangesloten op het bestaande gemengde riool. Het ontwerp heeft zowel kwalitatief als hydrologisch geen negatieve effecten op de omgeving. Op 10 juni 2014 heeft Waterschap de Dommel daarom ingestemd met de voorgestelde maatregelen en is het wateradvies afgedaan.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "HOV-baan Huizingalaan (zuidelijk deel)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt gegeven.
Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
6.4.1 Inleidende regels
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In “Artikel 1 Begrippen” wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
6.4.2 Bestemmingsregels
Hieronder volgt een toelichting op de regels bij de bestemmingen.
Bestemming Verkeer
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. De HOV-baan wordt ook mogelijk gemaakt binnen deze verkeersbestemming.
Dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding
Met deze dubbelbestemming wordt een regeling getroffen ter bescherming van de hoogspanningsleiding die op deze plek aanwezig is.
6.4.3 Algemene regels
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel en deAlgemene afwijkingsregels.
6.4.4 Overgangs- en slotregels
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast.
In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.
Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.
De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:
- Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
- Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
- Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
- Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
- In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
- In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
- We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
De herinrichting van de gehele Huizingalaan ten behoeve van de HOV-baan wordt geraamd op 20,7 miljoen euro. Voor dit werk is de navolgende financiële dekking voorzien.
Deze ziet er als volgt uit:
Bijdrage gemeente Eindhoven: € 10,2 miljoen
Bijdrage derden: € 10,5 miljoen subsidie
De herinrichting van de Huizingalaan is wat betreft de planologische procedure opgeknipt in twee bestemmingsplannen, waarvan dit bestemmingsplan het eerste deel is.
8.2 Planschade
Als gevolg van de herinrichting van de Huizingalaan wordt geen planschade verwacht. Reden hiervoor is dat de planologische situatie maar in zeer geringe mate wijzigt.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
De bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro heeft op 14 mei 2014 plaatsgevonden.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
De waterparagraaf is op 10 juni 2014 afgestemd met, en akkoord bevonden door Waterschap De Dommel.
9.3 Inspraak En Samenspraak
In 2010 zijn er klankbordgroep bijeenkomsten georganiseerd voor onderliggend initiatief. Deze bijeenkomsten zijn weer opnieuw opgepakt. De klankbordgroep bijeenkomsten hebben plaatsgevonden op 13 maart 2014 en 20 mei 2014. Ook heeft er een informatieavond plaatsgevonden op 5 juni 2014.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 19 juni 2014 tot en met woensdag 30 juli 2014 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 18 juni 2014 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen hebben betrekking op aantasting van de veiligheid door de HOV-baan, het veroorzaken van files, toename van fijnstof en een verslechtering van de luchtkwaliteit terwijl het nut en de noodzaak van het HOV ontbreken.
In de 'nota van zienswijzen' is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan.
Bijlage 1 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2
Bijlage 1 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2
Bijlage 2 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
Bijlage 2 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b
Bijlage 3 Regeling Provinciale Risicokaart, Bijlage I
Bijlage 3 Regeling provinciale risicokaart, Bijlage I
Bijlage 1 Kruispuntenonderzoek
Bijlage 1 Kruispuntenonderzoek
Bijlage 2 Boom Effect Analyse
Bijlage 3 Akoestische Onderzoek
Bijlage 3 Akoestische onderzoek
Bijlage 4 Rapport Verhardings- En Bodemonderzoek
Bijlage 4 Rapport Verhardings- en bodemonderzoek
Bijlage 5 Aanvullend Grondwateronderzoek
Bijlage 5 Aanvullend grondwateronderzoek
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Quickscan flora en fauna
Bijlage 7 Blad 1 Ontwerp Reconstructie
Bijlage 7 blad 1 Ontwerp reconstructie
Bijlage 8 Blad 2 Ontwerp Reconstructie (Twee Bladen)
Bijlage 8 blad 2 Ontwerp reconstructie (twee bladen)
Bijlage 9 Dts Meting Huizingalaan
Bijlage 9 DTS meting Huizingalaan
Bijlage 10 Blad 1 Rioolontwerp Aanpassing Riolering Ten Behoeve Van Ombouw Naar Hwa Riool
Bijlage 10 blad 1 Rioolontwerp aanpassing riolering ten behoeve van ombouw naar HWA riool