I Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat)
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Onherroepelijk op 27-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplanI Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat) van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80076-0501 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan-huis-verbonden beroep
Een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is . Hieronder wordt tevens verstaan het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf alsmede detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis, dat in of bij een woongebouw wordt uitgevoerd, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-wetenschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen alsmede een kapper.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- i. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- j. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.9 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Wet van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidden op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.10 bruto- c.q. bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, kantoor, winkel of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerde verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
1.19 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.20 cafetaria/snackbar/afhaalservice
een horecabedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.21 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.23 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheids- instituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.24 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.25 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
1.26 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.29 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.30 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.31 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen, chemische processen of conserveren.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.33 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.34 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.35 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.36 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.38 koffie-/theehuis
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.39 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.40 kwetsbaar object
- a. woningen, niet zijnde:
- 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- 2. bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. sociale werkplaatsen, of;
- 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.
1.41 lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals opgenomen in bijlage Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging ("Lijst vanbedrijfsactiviteiten - functiemenging") behorende bij deze regels.
1.42 lijst van horeca-activiteiten
lijst met onderverdeling van horeca-activiteiten naar mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in bijlage Lijst van horeca-activiteiten ("Lijst vanhoreca-activiteiten") behorende bij deze regels.
1.43 lunchroom
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.
1.44 peil
0.30 m boven de kruin van de weg.
1.45 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.46 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.47 prostitutiebedrijf
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.48 PR10-6/jaar contour
op deze plaatsgebonden risicocontour is de kans 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.49 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.50 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.51 risicovolle inrichting
- 1. inrichtingen bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of
- 2. inrichtingen waar opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de perceelsgrens reikt en/of
- 3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of
- 4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of
- 5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de bouwperceelsgrens.
1.52 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.maanden.
1.53 short stay
het structureel aanbieden van een woonruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van ten minste één week en maximaal zes maanden.
1.54 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.55 verdieping(en)
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltraite en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.).
1.57 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.58 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.59 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. handel en bedrijf op de begane grondlaag:
- die voorkomen in categorie A van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;
- c. cultuur en ontspanning op de begane grondlaag uitsluitend in de vorm van ateliers en creativiteitscentra;
- d. detailhandel op de begane grondlaag:
- die voorkomen in categorie A van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging, en,
- met een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking van goederenvervoer en personenvervoer, en;
- waarvan de bruto vloeroppervlakte niet meer dan 120 m2 mag bedragen.
- e. dienstverlening op de begane grondlaag;
- f. horeca op de begane grondlaag uitsluitend in de vorm van horeca:
- die voorkomt in categorie 1a, 1b en 2b van de Lijst van horeca-activiteiten;
- die voorkomt in categorie 1a, 1b en 2b van de Lijst van horeca-activiteiten en dient als ondersteunende activeit;
- g. kantoor op de begane grondlaag;
- h. wonen als short stay verblijf op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1';
- i. bergingen, uitsluitend ten behoeve van woningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2';
- j. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
met de daarbij behorende:
- k. (woon)gebouwen;
- l. wegen, straten en paden;
- m. groenvoorzieningen;
- n. tuinen, erven en terreinen;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- q. nutsvoorzieningen;
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- b. kamerbewoning, anders dan short stay verblijf, is niet toegestaan;
- c. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten;
- b. pleinen;
- c. voet- en fietspaden;
met daarbij behorende:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, voor de verkeersveiligheid of sociale veiligheid.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders wijken kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor het gebruik van gronden en gebouwen dat in strijd is met lid 4.1 indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- a. de in lid 5.2.2 onder d genoemde maximale goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen, indien zulks wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van de aan-/uitbouw of het bijgebouw bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
- b. het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3,5 m bedraagt.
- c. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' en buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' mits:
- 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
- 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
- 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast:
- 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:
de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:
- a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huis-verbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
- b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeers-maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
- c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
- d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
- e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
- f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil of andere materialisering daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
- e. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 100 m2 (bvo), het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
- f. de in dit plan genoemde parkeernormen:
- 1. indien het voldoen aan de bepalingen van de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- 2. voor zover op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.
Artikel 8 Algemene Procedureregel
8.1 Nadere eis
Bij het nemen van een besluit omtrent een nadere eis overeenkomstig een in het plan opgenomen bevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:
- a. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennis gegeven;
- c. de kennisgeving dient tevens langs elektronische weg geschieden;
- d. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- e. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouw- of omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanI Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de wijkvernieuwing voor de buurt Woensel-West. Onderdeel van die wijkvernieuwing is de herontwikkeling van het gebied Voltastraat en Galavanistraat. In dat kader zijn reeds 97 woningen en 20 garageboxen gesloopt. Er zullen circa 100 nieuwe woningen en circa 30 werkruimten met bijbehorende parkeerplaatsen worden gebouwd. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische kader voor deze ontwikkeling.
Het bestemmingsplan "I Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in het centrale deel van het stedelijk gebied van Eindhoven. Het plangebied wordt begrensd door de Edisonstraat (zuidzijde), de Wattstraat (westzijde), de Boschdijk (noordzijde) en het Baekelandplein (oostzijde). Het plangebied omvat een gedeelte van de buurt Woensel-West, meer specifiek de Wenckenbachstraat, Voltastraat en Galvanistraat.
Figuur: Luchtfoto plangebied toen dit nog bebouwd was
1.3 Voorgaande Plannen
Het voorliggende bestemmingsplan "I Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat)" vervangt een gedeelte van het bestemmingsplan "Mensfort-Rapenland 1996" vastgesteld door de raad op 11 november 1996; besluit van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring d.d. 10 april 1997.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
Het plangebied kende planmatig in de jaren '20 van de vorige eeuw gerealiseerde woningen. Deze zijn gebouwd in de tijd dat de eerste arbeiders arriveerden om te gaan werken in de Philipsfabrieken. In het nieuwe millenium is gestart met wijkvernieuwing. In het werkplan uit 2006 ‘Omdat smaken verschillen’ is beschreven hoe de wijk geleidelijk aan - met kleine en grote ingrepen - op fysiek, sociaal en economisch gebied vernieuwd wordt. Voor 2008 is daar een vervolg op gekomen: 'Omdat smaken verschillen II'. Woensel-West is in 2007 door de minister van Wonen, Wijken en Integratie ook aangemerkt als Krachtwijk.
Dit woningbouwplan maakt deel uit van de wijkvernieuwing Woensel-West. Er zijn in 2009 daarom 97 woningen en 20 garageboxen gesloopt. Die sloop vond plaats met het oog op de vervangende nieuwbouw waarvoor dit bestemmingsplan het juridisch kader zal vormen.
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
2.2.1 Opbouw
Woensel-West ligt tussen de spoorlijn ‘s-Hertogenbosch/Tilburg-Eindhoven, Marconilaan, Boschdijk en het voormalige hoofdkantoor van Philips te Eindhoven. In Woensel-West wonen circa 4000 personen. In totaal staan er ruim 1800 woningen. Het totaal oppervlak van de wijk is ongeveer 44 hectare. De wijk bestaat grotendeels uit vooroorlogse woningen die in een hoge dichtheid zijn gebouwd. Woensel-West kan gezien worden als een fragment in de stad. Door de begrenzingen van het spoor, ringweg, Boschdijk en het gesloten Philipscomplex Vredeoord ligt Woensel-West geïsoleerd ten opzichte van haar omgeving. Het aanleggen van duidelijke routes moet deze isolatie voor een deel verminderen.
Het plangebied ligt in een binnengebied tussen de Edisonstraat en de Boschdijk. Centraal in het plangebied worden woningen in een hofje gebouwd. Aan de zuidkant is de nieuwe bebouwing langs de Edisonstraat gepland. De benedenverdieping van de panden aan de Edisonstraat bevat werkruimten. Verder komen aan de westzijde woningen die grenzen aan de achtertuinen van de Wattstraat en aan de oostzijde grenzend aan het Baekelandplein. Tenslotte is er nieuwe bebouwing waaronder werkuimten gepland langs de Wenckenbachstraat.
Figuur: plangebied toen het nog bebouwd was
2.2.2 Verkeersstructuur
Hoofdontsluitingswegen van het plangebied zijn de Wenckenbachstraat en de Edisonstraat. Verder wordt de straat rondom het hofje met aansluiting op de Edisonstraat een openbaar toegankelijke weg. De parkeerplaatsen aan de achterzijdes van de woningen zijn gesitueerd in hoven die niet openbaar toegankelijk zijn.
2.2.3 Groen en water
Langs de Wenckenbachstraat en op een aantal andere plekken in het plangebied zijn nieuwe bomen en groen gepland. Op de tekening van het stedenbouwkundig ontwerp, die elders in deze paragraaf is opgenomen, is te zien waar het groen precies gepland is.
2.3 De Buurten
Het plangebied beslaat een gedeelte van de buurt Woensel-West (ook wel Groenewoud genoemd), die ligt in het stadsdeel Woensel-Zuid.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveau's. Uitsluitend de meest relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf. Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in de waterparagraaf.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte
In februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia.
Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat. Deze hoofddoelstelling is gesplitst in vier deeldoelstellingen:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur, landschappelijke en historische) waarden;
- borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten.
Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid.
Voor Brabant dient de verstedelijking gebundeld te worden in de stedelijke regio's die tezamen Brabantstad vormen. Binnen Brabantstad, waar de gemeente Eindhoven onderdeel van uitmaakt, wordt naar intensief ruimtegebruik gestreefd en krijgt de infrastructuur speciale aandacht. De provincies leggen de begrenzing van de bundelingsgebieden vast in de structuurvisies. Deze bundeling betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in aansluiting op het bestaande bebouwde gebied. De ruimte die in het bestaande stedelijk gebied aanwezig is moet door verdichting optimaal gebruikt worden. Bij de ontwikkeling van stedelijke gebieden moeten burgers daarbij voldoende groene en blauwe recreatiemogelijkheden ter beschikking hebben en moet optimaal worden aangesloten op het watersysteem.
> Conclusie:
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in een nationaal economisch netwerk/ kerngebied. Verder is sprake van bundeling van verstedelijking. Dit past binnen de uitgangspunten van de Nota Ruimte.
3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
Aan de Nota Ruimte is een Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid toegevoegd. Deze realisatieparagraaf heeft de status van een structuurvisie. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan hoe het de nationale belangen (de belangen waarvoor het rijk de verantwoordelijkheid neemt) wil verwezenlijken. Daarbij wordt met name ingezet op een zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in het geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is.
In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten globaal genomen:
- de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking van de kwaliteiten van het landschap;
- de ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een aantal grote bouwlocaties;
- de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en energieproductie.
Binnen de nationale stedelijke netwerken wordt een aantal gebieden aangewezen om de verstedelijking te bundelen, wat bijdraagt aan de versterking van de kracht en diversiteit van de economische kerngebieden en verbetering van de bereikbaarheid. Het plangebied is onderdeel van Brabantstad en valt binnen het aangewezen bundelingsgebied voor verstedelijking en economische activiteiten.
> Conclusie:
Dit bestemmingsplan ziet op het realiseren van woningen in het kader van wijkvernieuwing op een locatie in Eindhoven waar de oude woningen reeds gesloopt zijn. Dit past binnen het rijksbeleid en nationale belangen zijn niet in het geding.
3.2.3 Actieplan Krachtwijk - Van Aandachtswijk naar Krachtwijk
Woensel-West is door de voormalige minister van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) geselecteerd in het kader van het project “Van Aandachtswijk naar Krachtwijk”. In deze wijken zullen extra investeringen gedaan worden in de aanpak van de sociale, fysieke en economische problemen die zich daar voordoen. Er is een Wijkactieplan opgesteld dat voor Woensel-West een eerste invulling geeft aan deze ambitie. Het is in nauwe samenwerking met partners in de stad en bewoners(organisaties) tot stand gekomen. De ontwikkeling in dit bestemmingsplan maakt deel uit van dit Wijkactieplan.
> Conclusie:
Het realiseren van de woningen in dit bestemmingsplan past binnen het project "Van Aandachtswijk naar Krachtwijk".
3.2.4 Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte - 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' is in juni 2011 gepresenteerd en aangeboden aan de Tweede Kamer.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen voor Nederland voor de middellange termijn (tot 2028):
1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken:
1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarweg.
7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling.
10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
In de bijbehorende realisatieparagraaf is per nationaal belang de aanpak uitgewerkt, op basis van lopende en voorziene projecten.
> Conclusie:
Het realiseren van dit woningbouwplan past binnen de uitgangspunten van de ontwerp Structuurvisie en conflicteert niet met nationale belangen.
3.2.5 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13. Het Besluit bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. Er is gekozen om de regels zoveel mogelijk direct door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, zoals bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden nog op een later moment aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
Als nationale belangen in het Barro worden genoemd:
- Rijksvaarwegen
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam
- Kustfundament
- Grote rivieren
- Waddenzee en waddengebied
- Defensie
- Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
- Elektriciteitsvoorziening
- Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
- Ecologische hoofdstructuur
- Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
> Conclusie:
Dit bestemmingsplan ziet op het realiseren van woningen in het kader van wijkvernieuwing op een locatie in Eindhoven waar de oude woningen reeds gesloopt zijn. Dit past binnen het rijksbeleid en nationale belangen zijn niet in het geding.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Figuur: Visiekaart uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant
Om bovenstaande visie te bereiken zijn 13 provinciale ruimtelijke belangen geformuleerd. Het plangebied Voltastraat-Galvanistraat ligt binnen de aanduiding 'Brabantstad' zoals opgenomen op de visiekaart. De provinciale belangen die relevant zijn voor de aanduiding 'Brabantstad' en daarmee voor onderhavig plangebied zijn: concentratie van verstedelijking, sterk stedelijk netwerk: BrabantStad, economische kennisclusters, (inter)nationale bereikbaarheid, beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.
Concentratie van verstedelijking
De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. Het is wenselijk dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant. Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. De concentratie van verstedelijking vindt plaats in de zogenaamde “kralensnoer” van steden (met omliggende kleinere kernen) op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot aan Oss) en rond de steden op het zand (Eindhoven – Helmond, Tilburg en Uden – Veghel). Hier wordt de bovenlokale groei van de verstedelijking opgevangen.
Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad
Het stedelijk netwerk Brabantstad wordt samen met de provincie gevormd door de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ´s-Hertogenbosch en Tilburg. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar.
De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
BrabantStad ontwikkelt zich tot een onderscheidend netwerk binnen de Noordwest-Europese stedelijke agglomeratie. Een voorwaarde daarvoor is een goede bereikbaarheid van de steden onderling en met andere omliggende stedelijke netwerken. Daarom kiest de provincie voor het versterken van de verbinding met nabijgelegen stedelijke netwerken. Het OV-netwerk BrabantStad en het hoofdwegennet worden verder ontwikkeld. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden op dit netwerk afgestemd, zoals bij knooppunten (personen en goederen) of in hoogstedelijke zones.
Economische kennisclusters
Het kenniscluster in Noord-Brabant is een onderdeel van grensoverschrijdende netwerken en economieën. Voor Noord-Brabant zijn de internationale connectie Eindhoven-Luik-Aken-Triangle (ELAT) en de kennisas A2 van belang.
(Inter)nationale bereikbaarheid
De provincie Noord-Brabant wil haar positie in het hoogontwikkelde afzet- en productiegebied van de Eurodelta versterken door de (inter)nationale bereikbaarheid via weg, water, spoor, lucht en buis uit te bouwen. De ontwikkeling van een goed functionerend infrastructuurnetwerk is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van Noord-Brabant en in het bijzonder het stedelijk netwerk BrabantStad. Het is van strategisch belang voor Noord-Brabant dat de vier economische clusters goed met de omgeving én onderling worden verbonden. Daarvoor zijn de (inter)nationale assen die de Randstad, het Ruhrgebied en de Vlaamse steden met elkaar verbinden van groot belang. Denk aan de A2, A16, A4, HSL en de oost-west verbindingen A58/A67.
Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur
De infrastructuur is belangrijk voor de beleving van de openbare ruimte van Noord-Brabant. De provincie vindt het daarom belangrijk dat ontwikkelingen langs het hoofdwegennet bijdragen aan de identiteit en de kwaliteit van Noord-Brabant. De grote steden van Noord-Brabant ontwikkelen hoogstedelijke zones langs de internationale verbindingen. Dat kan aan beide zijden van de hoofdwegen of er over heen.
Deel B
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Figuur: Structurenkaart uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant
Het plangebied Voltastraat-Galvanistraat ligt op de structurenkaart binnen de 'stedelijke structuur'.
Stedelijke structuur, stedelijk concentratiegebied
Binnen het stedelijk concentratiegebied dient de groei van verstedelijking opgevangen te worden. Dit wil de provincie onder andere bereiken door zorgvuldig ruimtegebruik binnen de stedelijke structuur. Dit betekent dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed moeten worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen. De provincie zet onder andere de Verordening ruimte in om dit doel te bereiken.
De provincie wil een betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur. Dit draagt bij aan een goede bereikbaarheid en daarmee aan het (inter)nationale vestigingsklimaat van Noord-Brabant. Verder moet de ontwikkeling van bezoekersintensieve voorzieningen, kantorenlocaties, werklocaties en grootschalige recreatieve voorzieningen zich concentreren op goed ontsloten, multimodale plekken.
Hoogstedelijke zones
De vijf grote steden van BrabantStad ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke centra voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zones langs infrastructuurassen en in de stationsgebieden. Bij de ontwikkeling van deze hoogstedelijke zones wordt extra aandacht gevraagd voor onder adere de vormgeving van de entree van de stad en de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de infrastructuur. De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden binnen de hoogstedelijke zones. De provincie stimuleert verder de herontwikkeling van een aantal gebieden langs spoor- en snelwegen en kanaalzones in de hoogstedelijke zones.
Infrastructuur
De provincie kiest voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid om zo ruimte te maken voor het versterken van de (inter) nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.
> Conclusie:
Het woningbouwplan Voltastraat-Galvanistraat past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie ruimtelijke ordening.
3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
De Verordening ruimte is op 1 maart 2011 in werking getreden. In de verordening zijn regels opgenomen voor verschillende onderwerpen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn vervolgens de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Onderdeel van de verordening ruimte is een kaart die bestaat uit de volgende zeven lagen:
- 1. Stedelijke ontwikkeling
- 2. Ontwikkeling intensieve veehouderij
- 3. Overige agrarische ontwikkeling en windturbines
- 4. Water
- 5. Natuur en Landschap
- 6. Cultuurhistorie
- 7. Niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied
Hieronder wordt ingegaan op de kaartlagen die voor onderhavig plangebied van belang zijn.
Stedelijke ontwikkeling
Op de kaartlaag 'stedelijke ontwikkeling' ligt het plangebied Voltastraat-Galvanistraat binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Binnen het bestaand stedelijk gebied ligt het in het 'stedelijk concentratiegebied'.
Figuur: uitsnede uit de kaart 'stedelijke ontwikkeling' van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Uitgangspunt is dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening ruimte specifieke regels voor o.a. aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties en regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties.
> Conclusie:
Voor het realiseren van het woningbouwplan Voltastraat-Galvanistraat binnen het bestaande stedelijk gebied zijn geen regels opgenomen in de Verordening ruimte. Het betreft een stedelijke ontwikkeling waarbij de gemeente vrij is om deze vorm te geven.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvise 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.
Figuur: gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven
Het plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie aangeduid als 'Wonen'. Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en –velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.
Het project 'Integrale Wijkvernieuwing/herstructurering Woensel West' wordt in de Interimstructuurvisie daarnaast expliciet benoemd als één van de 'belangrijkste exploitatieprojecten' voor de komende jaren.
Figuur: gebieden integrale wijkvernieuwing/krachtwijken
> Conclusie:
Dit woningbouwplan past binnen de uitgangspunten van de Interimstructuurvisie 2009 van de gemeente Eindhoven.
3.5 Volkshuisvesting
Woonvisie
De Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit', die in 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld heeft anno 2010 zijn houdbaarheidsdatum nog niet verloren. Visie en doelstellingen blijven dan ook overeind. Wel is er voor gekozen om een nieuw programma Wonen op te stellen voor de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020. Dit is noodzakelijk om nieuwe afspraken te kunnen maken met het Rijk, de regio en de woningcorporaties. Het programma Wonen gaat uit van de periode 2010-2015 met een doorkijk naar 2020. Met onze regionale, provinciale en landelijke partners wordt intensief samengewerkt in het kader van het regionale programma Wonen, de woningbouwafspraken in het kader van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven (BOR) en de Verstedelijkingsafspraken met het Rijk. Bovenstaande complexiteit komt noodzakelijkerwijs voort uit het gegeven dat de woningmarktprocessen regionaal zijn en het feit dat de keuze van mensen voor een woning niet enkel bepaald wordt door de kwaliteit van de woning maar minstens zozeer door de woonomgeving en de aanwezige voorzieningen. In de Woonvisie, 'Kiezen voor stedelijke woonkwaliteit'(2004) heeft de gemeenteraad gekozen voor aantrekkelijke, gevarieerde en duurzame woonmilieus binnen ieder stadsdeel. Voortbouwend op de sterke punten van de bestaande identiteit en imago van buurten en wijken. De uitwerking van een web van woonserviceszones over de stad moet letterlijk en figuurlijk bijdragen tot een meer levensloopbestendig karakter van de stadsdelen. Woonmilieus die in Eindhoven bijzonder in trek zijn en daarom verder uitgebouwd en versterkt moeten worden zijn centrumstedelijk en groenstedelijk. Het motto “kiezen voor stedelijke kwaliteit” heeft de komende jaren ook nadrukkelijk betrekking op de kwalitatieve woonvraag van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport en tevens de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost-Europa.
Samen met partners
Een aangenaam woon- en leefklimaat zijn bepalend voor de keuze van onze huidige en toekomstige inwoners. Dit is zoveel meer dan “stenen” en daarom is gemeentebreed gekozen om de programma's uit te werken door een integrale gebiedsgerichte aanpak samen met onze partners. Deze partners zijn voor het realiseren van het programma Wonen van bijzonder belang omdat de gemeente zelf geen woningen bouwt en maar weinig woningen beheert. Vele relaties bestaan al jarenlang en vormen met elkaar een netwerk dat via wisselende coalities tot goede resultaten weet te komen. Uiteraard zijn nieuwkomers van harte welkom. De samenwerking betekent voor de gemeente niet dat zij vertelt wat anderen moeten doen. Wel de verkenning van gezamenlijke ambities, nieuwe mogelijkheden benutten, samen barrières slechten. Dit laat onverlet dat de gemeente als hoeder van het algemeen belang de verantwoordelijkheid heeft om een duidelijk programma Wonen te maken gericht op doelstellingen die de gemeenteraad belangrijk vindt. Met dit programma willen wij draagvlak creëren voor onze ambitie. Partijen uitdagen om hieraan een bijdrage te leveren. Ieder in zijn eigen rol en binnen zijn eigen mogelijkheden. Deze rollen/verantwoordelijkheden en mogelijkheden zijn niet statisch. Enkele voorbeelden hiervan zijn de ontwikkelingen in de welzijns- en zorgsector(WMO, vermaatschappelijking van de zorg) maar ook de discussies over de taken en verantwoordelijkheden van corporaties, de oprichting van een nieuw breed woonconsumentenplatform in Eindhoven, een nieuw lokaal Platform Wonen met onderwijsinstellingen, marktpartijen, woonconsumenten en corporaties, een veranderend stedenbeleid en de brede verstedelijkingsafspraken van het Rijk. Wij gaan deze continue veranderingen niet in een “dikke studie” bijeenbrengen maar koersen op samenwerking met vertrouwde en nieuwe partners die onze ambities delen. Het delen van kennis en inzichten volgt. Het slaan van piketpaaltjes over rollen en verantwoordelijkheden past niet in dit programma Wonen.
Maatschappelijke trends
In de Woonvisie en de bijlagen is veel aandacht besteed aan de maatschappelijke trends. Voor het overzicht en het inzicht in het programma Wonen wordt in deze paragraaf in vogelvlucht een overzicht gegeven van de belangrijkste maatschappelijke trends die het wonen beïnvloeden. Het programma Wonen biedt bouwstenen aan om aan deze maatschappelijke trends mede vorm te geven.
- Globalisering leidt tot een toename van internationale arbeidsmigranten. Vooral de kwalitatieve woonvraag(permanent maar ook short stay) van huidige en toekomstige kenniswerkers voor onze Brainport maar ook de extra (tijdelijke) woonvraag van werknemers uit Oost- en Midden-Europa staat vanuit wonen centraal.
- De bevolkingsontwikkeling. De dubbele vergrijzing die na 2010 nog toeneemt, het groeiende aandeel één- en tweepersoonshuishoudens, de groei van het aandeel allochtonen maar ook de verminderde groei van de bevolking gaan het komende decennium het wonen beïnvloeden.
- De sociaal-culturele ontwikkeling van individualisering gaat na 2010 nog verder en vertaalt zich voor wonen in nog meer differentiatie van woonwensen en woonmilieus en de behoefte bij burgers om het wonen zelf vorm te geven(b.v. (collectief) particulier opdracht- geverschap). Aansluitend hierop is de ontwikkeling/behoefte aan meer zekerheid en geborgenheid wat zich uit in het vormen van zelfgekozen communities, het wonen met gelijkgestemden. Het thema van concentratie en segregatie van bevolkingsgroepen naar etniciteit, inkomensniveau of leefstijl zal ook vanuit wonen continu om aandacht blijven vragen.
- Vermaatschappelijking van de zorg. Senioren en mensen met functiebeperkingen blijven steeds vaker zelfstandig in hun wijk/stadsdeel wonen. Door voldoende ondersteuning en zorg op maat thuis te ontvangen kan men (langer) meedoen in de maatschappij.
- De wereldwijde trend naar meer duurzaamheid en een beter klimaat. Het gemeentelijk programma duurzaamheid en klimaatbeleid richt zich voor wonen m.n. op energiebesparing en een hoge GPR-kwaliteitsscore van 7 bij nieuwbouw.
De financiële kredietcrisis 2008 is geen maatschappelijke trend maar wel een exogene factor die het wonen de komende jaren in belangrijke mate zal (blijven) beïnvloeden.
Verwachting
De verwachting is dat de consument blijvend een kwalitatief hoogwaardige en ruime woning wenst. Vaak zal de consument een koopwoning zoeken, maar ook de vraag naar kwalitatief goede en wat duurdere huurwoningen zal zich duidelijk blijven manifesteren. Een bijzonder facet van de vraag naar kwaliteit zijn de buitenlandse kenniswerkers. Voor de uitbouw van onze Brainport is het van belang om de kwaliteitsvraag van de zittende en komende kenniswerkers in beeld te krijgen en nader vorm te geven. Begin 2009 is hiervoor een onderzoek gestart. Voor de korte termijn echter zal de woningbouwproductie, meer dan tot voor kort nog gedacht werd, gericht moeten worden op de wat minder dure delen van de koopsector en ook de huursector. De beoogde kwaliteitsslag zal hiermee meer tijd zal vergen dan eerder werd verondersteld. Het woningbouwprogramma zal gericht moeten blijven op het halen van de beoogde kwantiteiten zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. Van belang hierbij is steeds een goede balans te vinden tussen het bieden van oplossingen voor de korte termijn problemen op de woningmarkt en het lange termijn streven naar kwaliteit. Van belang is ook de positie van de woonmilieus scherp in de gaten te houden en daarbij speciaal de positie van de meergezinswoningen. Meergezinswoningen lijkt Eindhoven op zich genoeg te hebben, maar binnen het centrumstedelijke woonmilieu is nog een grote vraag naar middeldure huurwoningen en goedkope koopwoningen. In het groenstedelijke woonmilieu is een grote vraag naar middeldure- en dure huurwoningen en middeldure koopwoningen.
> Conclusie:
Dit woningbouwplan omvat de realisatie van circa 100 woningen na sloop van 97 bestaande woningen. In de woonvisie wordt vervangende nieuwbouw in het kader van wijkvernieuwingsprojecten expliciet benoemd. Per saldo verandert de woningvoorraad bij dit project niet of nauwelijks. Verder is de woningdifferentiatie van dit plan afgestemd op de vraag die er op dit moment is waarmee het woningbouwplan past binnen de woonvisie.
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het Beleidsplan Archeologie 2008-2012 dat is vastgesteld door de raad in september 2008. De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart, een onderdeel van de gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart, die is vastgesteld in maart 2008. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond.
Volgens de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart kent onderhavig plangebied geen archeologisch waardevolle gebieden of archeologische verwachtingsgebieden. Binnen het bestemmingsplan hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden of verwachtingen. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens de grondwerkzaamheden voor het nieuwbouwplan archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht art. 53 Monumentenwet 1988) direct gemeld te worden aan de Afdeling Archeologie van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.
3.6.2 Cultuurhistorische waarden
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. De Edisonstraat zelf maakt deel uit van de historische wegenstructuur van voor 1900. Voor het overige zijn er geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het aspect cultuurhistorische waarden vormt dan ook geen belemmering voor dit woningbouwplan.
3.7 Verkeer En Parkeren
3.7.1 Autoverkeer
Hoofdontsluitingswegen van het plangebied zijn de Wenckenbachstraat en de Edisonstraat. De straat rondom het hofje met aansluiting op de Edisonstraat wordt een openbaar toegankelijke weg, maar niet voor autoverkeer. De parkeerplaatsen aan de achterzijdes van de woningen zijn bereikbaar via wegen die afgesloten kunnen worden zodat niet-bewoners geen toegang hebben.
3.7.2 Fietsverkeer
Het fietsverkeer en de voetgangers kunnen gebruikmaken van dezelfde wegen als het autoverkeer. Daarnaast zijn er extra doorgangen naar de Boschdijk en de Edisonstraat, speciaal voor langzaam verkeer.
3.7.3 Parkeren
De parkeerplaatsen zijn gepland op de volgende locaties:
- achter de woningen in hoven die niet openbaar toegankelijk zullen zijn
- langs de Wenckenbachstraat
- langs de Edisonstraat
3.8 Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.
Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Groen- en recreatievoorzieningen
Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'Stad, rood beeldbepalend'. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Het gebied Volta Galvani is aangeduid als 'hestructureringsgebied' op de kaart 'Groenarme buurten' (pagina 37) van het Groenbeleidsplan. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal. Het groenareaal in dit nieuwe plan is groter dan voorheen in het plangebied aanwezig was. Ook worden er in het plangebied een twintig- tot veertigtal nieuwe bomen geplant. Uitgangspunt hierbij is dat er gezocht wordt naar meer kwaliteit en exclusievere bomen in plaats van kwantiteit.
3.8.2 Kapbeleid Eindhoven: "Niet kappen tenzij"
In aansluiting op het Groenbeleidsplan is een kapbeleid (mei 2002) ontwikkeld dat recht doet aan de groene ambitie van Eindhoven. Het beleid is gericht op een vegroting van het aantal, de verhoging van de gemiddelde conditie en een betere leeftijdsopbouw van de gemeentelijke bomen en bossen. Hoofdprincipe is "niet kappen, tenzij ...". Het is de bedoeling kapvergunningen alleen te verlenen als er gegronde redenen worden aangedragen waarom de boom gekapt zou moeten worden.
Het woningbouwplan Volta Galvani zal gerealiseerd worden op een locatie waar reeds woningen gesloopt zijn. Het terrein is dus braakliggend. Van het kappen van bomen in het plangebied is geen sprake. Verder zal met de bomen langs de Edisonstraat - die net buiten het plangebied liggen - zoveel mogelijk rekening gehouden worden. Hoe dit gebeurt staat in paragraaf 3.8.3.
3.8.3 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen
Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad van de gemeente Eindhoven vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven. Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.
In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.
Net buiten het plangebied - aan de Edisonstraat - staan een tiental bomen die zijn aangeduid als "gemeentelijk waardevolle boom". Deze bomen zijn onderdeel van een belangrijke groenader in de wijk. Aantasting van deze groenader dient zoveel mogelijk voorkomen te worden.
In opdracht van initiatiefnemer is door Nationale Bomenbank voor 11 bomen (Amerikaanse essen) een Boom Effect Analyse (BEA) uitgevoerd en voor 8 bomen een verplantbaarheidsonderzoek. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport 'Boomtechnisch onderzoek bij 19 bomen ter hoogte van project Volta&Galvani te Eindhoven' dd.23 december 2010. Dit rapport is als bijlage, behorende bij de toelichting, opgenomen.
Uit voornoemd rapport blijkt dat de 8 bomen in het plangebied zijn beoordeeld als niet verplantbaar. Voor wat betreft de 11 Amerikaanse essen wordt, ter behoud van deze bomen, in voornoemd rapport geadviseerd een aantal maatregelen te treffen, waaronder boombeschermde maatregelen. Met deze maatregelen zal rekening worden gehouden bij de uitvoering voor werkzaamheden. Voorzover een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen nodig is, zullen de maatregelen opgenomen worden bij deze vergunning.
Figuur: Bomen langs de Edisonstraat
3.9 Detailhandel
De Detailhandelsnota gemeente Eindhoven - "Ten minste houdbaar tot 2010" is op 19 december 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze nota wordt aandacht besteed aan winkelstrips. De geplande "werkruimtes" aan de Edisonstraat kunnen gekwalificeerd worden als dergelijke winkelstrips. Hoewel het in de Detailhandelsnota gaat om bestaande winkelstrips kan uit de nota ook beleid voor de functies aan de Edisonstraat gehaald worden.
In de Detailhandelsnota staat dat deze "plekken"een duidelijke functie voor de buurt hebben. Dit zijn plekken waar buurtbewoners elkaar ontmoeten. In veel bestaande winkelstrips is sprake van verpaupering maar geprobeerd moet worden functies te vinden die weer functie voor de buurt en de bewoners heeft. Nieuwe of al aanwezige ondernemers kunnen de strip weer elan geven. Bij het onderhavige bouwplan is de insteek om de strip langs de Edisonstraat een dergelijke functie voor de buurt te laten vervullen. Detailhandel vervult hier onder andere een rol in. Op dit moment liggen er in de buurt van het plangebied langs de Edisonstraat enkele horecagelenheden, kleine winkels en kantoren. Op de kop van de Edisonstraat is in 2006 de multifunctionele Bazaar geopend.
> Conclusie:
Het plan Volta Galvani past goed binnen de uitgangspunten om de levensvatbaarheid van voorzieningen in de wijk te vergroten waardoor de leefbaarheid in de wijk toeneemt.
Figuur: impressie van de gevels aan de Edisonstraat
3.10 Horeca
3.10.1 Horecabeleid
De raad heeft op 19 april 2004 het Horecabeleidsplan - "Kwaliteit door differentiatie" vastgesteld. Specifiek voor Eindhoven is het gegeven dat er relatief veel horeca in de wijken is gevestigd. De vele horeca buiten het centrum is te verklaren door de historische dorpsstructuur van Eindhoven. Die dorpen hebben van oudsher hun eigen horecavoorzieningen. Het algemene beleid is voor woonwijken gericht op handhaving en beperkte uitbreiding van de bestaande horeca. Er mag daarbij geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan. In het beleidsplan wordt verder onderkend dat horeca voor een zekere levendigheid kan zorgen, benodigd voor de leefbaarheid in een wijk.
In het plan Volta Galvani zal horeca beperkt toegestaan worden in de "werkruimtenstrip" langs de Edisonstraat en in de werkruimten aan de Wenckenbachstraat. Bedoeling is om hiermee de levendigheid en de leefbaarheid van Woensel West te vergroten. Omdat het overwegend om een woongebied gaat, zijn alleen horecatypen 1a, 1b en 2b en ondersteunende horeca toegestaan.
3.10.2 Type horeca 1 Maaltijdverstrekkend
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen:
1.a. cafetaria's, snackbars, lunchrooms, ijssalons, pannenkoekenhuizen, shoarmazaken, automatieken.
1.b. restaurants
3.10.3 Type horeca 2 Drankverstrekkend
Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse. Daaronder wordt begrepen:
2.b. tearooms, koffiehuizen
3.10.4 Ondersteunende horeca
Dit zijn horeca-activiteiten die als ondersteuning van een hoofdactiviteit (vaak en in toenemende mate detailhandel) functioneren. Deze horeca dient aan de volgende eisen te voldoen:
- de horeca-activiteit moet altijd ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit die door het bestemmingsplan is bepaald (ook wat het aantal m2 betreft);
- de openingstijd van de horeca-activiteit kan nooit ruimer zijn dan die van de hoofdactiviteit;
- de horecavoorziening mag geen eigen toegang hebben;
- 'separate' reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
Het mag bij ondersteunende horeca ook alleen gaan om eerdergenoemde categorieën.
3.10.5 Conclusie horeca
Het toestaan van horecatypen 1a, 1b en 2b past binnen het gemeentelijk horecabeleid, het zorgt bovendien voor levendigheid in de wijk zonder afbreuk te doen aan de woonfunctie.
3.11 Bedrijvigheid
In de directe omgeving zijn geen bestaande bedrijven aanwezig die voor belemmeringen zorgen.
In het plangebied zelf is langs de Edisonstraat en aan de achterzijde van de Boschdijk sprake van functiemenging. Reden hiervoor is het streven om door functiemenging een grotere levendigheid langs de Edisonstraat en in de wijk te creëren. De volgende bedrijfsfuncties worden - onder voorwaarden - mogelijk gemaakt:
- lichtere bedrijven (categorie A uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging)
- ateliers en creativiteitscentra
- detailhandel (categorie A uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging)
- dienstverlening
- horeca (categorie 1a, 1b en 2b van de Lijst van horeca-activiteiten)
- kantoor
De omvang van de bedrijven wordt bouwtechnisch begrensd doordat er gewerkt wordt met vaste oppervlaktes van de werkruimtes. Deze varieren van 40 tot 70 m2. Door het koppelen van ruimtes zou een grotere oppervlakte gecreerd kunnen worden. In dergelijke gevallen is voor detailhandel een bovengrens van 120 m2 opgenomen. Dit om te grote winkels te voorkomen.
Figuur: Impressie Edisonstraat
3.12 Prostitutie
Er bevinden zich in het plangebied zelf geen prostitutiebedrijven. Direct grenzend aan het plangebied zijn prositutiebedrijven aanwezig. Deze bedrijven bevinden zich aan het Baekelandplein en grenzen aan de parkeerplaatsen en het groen aan de oostzijde van het plangebied. De aanwezigheid van deze bedrijven is niet van invloed op het plangebied.
3.13 Kabels, Leidingen En Straalpaden
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die tot belemmeringen leiden.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
In een gedeelte van het plangebied, langs de Edisonstraat en aan de achterzijde van de Boschdijk, is sprake van functiemenging. Het gaat hierbij om een gebied waarbinnen een menging van bepaalde functies mogelijk is. Reden hiervoor is het streven om door functiemenging een grotere levendigheid langs de Edisonstraat en in de wijk te creëren. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de "Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging" zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
4.1.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging". Deze lijst is gebaseerd op voornoemde "Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging" van de VNG. In deze lijst worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in drie categorieën. De activiteiten in de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. De betekenis voor de toelaatbaarheid is als volgt:
Categorie A
Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B
Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Categorie C
De activiteiten zoals genoemd onder categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten (categorie A, B en C) geldt in zijn algemeenheid:
- 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
4.1.2 Bedrijvigheid in plangebied
Gelet op de opzet van dit plan is ervoor gekozen alleen bedrijven uit de categorie A toe te staan. Dit omdat de bedrijven letterlijk in het woongebied gevestigd worden, te weten:
- Aan de Edisonstraat op de begane grond van gebouwen die voor het overige een woonfunctie hebben.
- Aan de achterzijde van de Boschdijk in gebouwen die direct grenzen aan woningen en aan het SPIL-centrum Boschdijk.
Categorie A is de enige categorie bedrijven die zodanig weinig belastend voor de omgeving is dat zij in en dichtbij woningen kunnen worden uitgevoerd. Voor onderhavig plan is de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging van de VNG verder nog aangepast door enkele bedrijventypen (b.v. gasdistibutiebedrijven, schietbanen en uitvaartcentra) die, vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht in een woonwijk, niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten van dit bestemmingsplan op te nemen. Zoals hierboven aangegeven is ook een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied toegelaten milieucategorie (categorie A).
4.2 Geluid
4.2.1 Wegverkeer
Door bureau Tritium is een akoestisch onderzoek ingesteld naar de geluidbelastingen ten gevolge van het verkeerslawaai op het nieuwbouwplan. Daarbij is onderscheid gemaakt in de zoneringsplichtige wegen, de Boschdijk en de Marconilaan, waarvoor het onderzoek wettelijk is voorgeschreven en de overige wegen in het plangebied, die niet zoneringsplichtig zijn. Het onderzoek naar de niet zoneringsplichtige wegen vindt plaats in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie van de berekeningen is als volgt. De voorkeursgrenswaarde bedraagt bij de geluidgevoelige bestemming woondoeleinden binnen een zone van een weg Lden 48 dB. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op verschillende toetspunten ter hoogte van de geprojecteerde woningen binnen het nieuwbouwplan de waarde van 48 dB wordt overschreden.
De maximale ontheffingswaarde voor in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd bedraagt - conform artikel 83 lid 2 Wet geluidhinder - maximaal 63 dB. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Boschdijk en de Marconilaan deze waarde niet overschrijdt hetgeen de nieuwbouw daardoor mogelijk maakt. Een nadere afweging wijst uit dat een verlaging van de geluidbelastingen door bron- en overdrachtmaatregelen niet goed mogelijk is. Er is dan ook een hogere grenswaarden procedure noodzakelijk. De volledige nieuwbouw kan worden gerealiseerd wanneer de noodzakelijke hogere grenswaarden procedure ingevolge de Wet geluidhinder met succes is afgerond.
4.2.2 Railverkeer
Het woningbouwplan ligt voor een deel in de zone van de spoorbaan Eindhoven - Boxtel. Uit bovengenoemde rapportage van Tritium blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 55 dB op één waarneempunt wordt overschreden. Ook hiervoor zal de hogere grenswaarden procedure moeten worden gevolgd. Hierbij wordt opgemerkt dat het wenselijk is om de verblijfsruimten binnen de woningen alsmede bij de woningen behorende buitenruimten in zoverre als mogelijk niet te situeren aan de gevels waar de hoogste geluidbelasting optreedt.
Aan het ontwerp besluit hogere grenswaarden is voor de woningen met een geluidbelasting van meer dan 55 dB ten gevolge van het railverkeer de voorwaarde verbonden dat een geluidsluwe zijde aanwezig moet zijn.
4.2.3 Industrielawaai
Er is geen industrie in de buurt van het woningbouwplan aanwezig waardoor dit aspect niet voor belemmeringen zorgt.
4.2.4 Luchtvaartlawaai
Het woningbouwplan ligt op relatief ruime afstand van de luchthaven. Het plangebied ligt bovendien buiten de 35 Kosteneenhedenlijn. Dit aspect zorgt dan ook niet voor belemmeringen.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Regelgeving algemeen
De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. De datum waarop aan de jaargrenswaarde voor NO2 moet worden voldaan bedraagt 1 januari 2015. In de tussenperiode gelden tijdelijk de volgende verhoogde grenswaarden: voor NO2 een jaargemiddelde van 60 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 48 microgram/m3 en een daggemiddelde van 75 microgram/m3, die jaarlijks maximaal 35 keer mag worden overschreden. Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM) verlegd naar 3% van de grenswaarde.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen. Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
4.3.2 Planbeschrijving en toetsing
Het plan betreft de herontwikkeling van woningbouw ter plaatse van de Volta en Galvani. Er zijn 97 woningen gesloopt en er worden circa 100 woningen gerealiseerd.
De luchtkwaliteitseisen van de Wet luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteiten 'niet-in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3a van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het plan voorziet in de bouw van niet meer dan 1500 woningen. Bij uitvoering van dit woningbouwplan is per saldo sprake van een toename van circa 10 woningen. Het betreft derhalve veel minder woningen dan de in de wettelijke regeling genoemde 1500 (nieuwe) woningen.
Conclusie is dat de ontwikkelingen in het plan niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.
4.4 Externe Veiligheid
Het externe veiligheid beleid is gericht op het beheersen van risico´s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen “plaatsgebonden risico” (de ten minste in acht te nemen grenswaarde die niet mag worden overschreden ten aanzien van "kwetsbare objecten", alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde ten aanzien van "beperkt kwetsbare objecten") en het “groepsgebonden risico” (een oriënterende waarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken).
De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant Veiliger. In de visie wordt o.a. aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
4.4.1 Bedrijven
De locatie ligt niet binnen het, voor het groepsrisico relevante, invloedsgebied van enig bedrijf.
4.4.2 Transport; wegverkeer, railverkeer, waterwegen, buisleidingen, luchtverkeer
Wegen
Het plan ligt binnen de 200 meter-zone van de Boschdijk en de Marconilaan. In de visie externe veiligheid (vastgesteld op 19 mei 2009) staat dat op basis van gebleken zeer beperkte risico's als gevolg van transport over de lokale wegen het afwegingskader rondom lokale wegen vereenvoudigd kan worden toegepast. Bij ruimtelijke ontwikkelingen van beperkte omvang langs deze wegen is onderstaand standaard beleidskader van toepassing voor de verantwoording van het groepsrisico in een zone van 0 - 200 meter. Hieronder wordt verstaan de uitbreiding, verbouwing of nieuwbouw van minder dan 50 woningen waarbij deze woningen niet bedoeld zijn voor een specifieke hulpbehoevende of minderjarige doelgroep.
De standaard verantwoording voor groepsrisico bij minder dan 50 woningen langs lokale wegen in de zone van 0 - 200 meter is de volgende. Binnen de zone van 0 - 200 meter zijn de blootstelling aan brandbare gassen (BLEVE) en toxische gassen de bepalende scenario's. Uitgaande van de diverse elementen van de verantwoordingsplicht leidt dit tot het volgende externe veiligheidsadvies:
- er moet voldaan worden aan de 'Beleidsregels bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid gemeente Eindhoven';
- er dient een mogelijkheid te zijn dat van de risicobron kan worden afgevlucht.
Met dit advies dient bij de uitwerking van het bouwplan en de bouw van de woningen rekening te worden gehouden.
Spoor
De locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van het spoor.
Vliegveld
De locatie ligt niet binnen de 10-6 per jaar contour voor het plaatsgebonden risico van het vliegveld. De locatie ligt echter wel binnen de 10-8 per jaar contour voor het plaatsgebonden risico van het vliegveld. Het invloedsgebied voor het vliegveld is nog niet vastgesteld. De 10-8 per jaar contour voor het plaatsgebonden risico is echter een doorgaans redelijk betrouwbare indicatie voor de grens van het invloedsgebied. Daarom kan worden aangenomen dat de locatie eveneens in het -voor het groepsrisico relevante- invloedsgebied (LC01) van het vliegveld ligt. Er geldt voor het groepsrisico nog geen toetsingskader.
> Conclusie:
Er zijn geen belemmeringen vanwege het aspect Externe Veiligheid. Wel gelden de genoemde voorwaarden waaraan voldaan moet worden.
4.5 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. Uit al deze onderzoeken blijkt dat diverse locaties in Eindhoven de bodem verontreinigd is of verontreinigd is geweest. Het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen.
Op de locatie Voltastraat en Galvanistraat is recentelijk een verkennend, aanvullend en nader bodemonderzoek uitgevoerd door Inpijn-Blokpoel Ingenieursbureau uit Son. De datum van het rapport is 15 september 2009. Het volledige rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem op enkele plaatsen op het terrein sterk verontreinigd is met zink en PCB's. Het betreft verontreinigingen welke voorafgaand aan de ontwikkeling van het terrein al gesaneerd zijn. Het doel van de sanering - de bodem geschikt te maken voor de geplande functie van het terrein - is hiermee bereikt.
Voor een klein gedeelte van het plangebied dat later aangekocht is, is door Klijn Bodemonderzoek B.V. separaat een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De datum van dit rapport is 27 mei 2010. Op deze locatie zijn enkele licht tot een sterk verhoogd gehalte aan zink aangetroffen. Voordat dit gedeelte van het plangebied bebouwd wordt, zal nader onderzoek en sanering plaatsvinden.
> Conclusie:
Door uitvoering van de sanering is voldoende zeker gesteld dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het onderhavige woningbouwplan.
Figuur: Volta Galvani terrein na sloop woningen
4.6 Natuur
Ijzerman Advies uit Tilburg heeft een quickscan flora en fauna, een onderzoek naar beschermde natuurwaarden, uitgevoerd. Het betreft het rapport "Quick scan flora en fauna, Locatie Volta Galvani, Eindhoven" met rapportnummer 2010227. In de quicksvan is een inschatting gemaakt van de effecten die toekomstige ruimtelijke ingrepen op de actuele beschermde natuurwaarden zullen hebben. Daarnaast is ook vanuit het oogpunt van planologische gebiedsbescherming naar de locatie gekeken. De quick scan flora en fauna is een toetsingsinstrument en levert een aantal duidelijke adviezen die betrekking hebben op de te volgen procedures en handelingen.
De adviezen uit de quick scan luiden als volgt:
- De geplande ontwikkelingen hebben geen nadelige effecten op de beschermde natuurgebieden. Een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet of compensatie van EHS is niet aan de orde.
- Algemeen voorkomende soorten kunnen mogelijkerwijs worden aangetroffen. Deze soorten zijn weliswaar beschermd middels de Flora- en faunawet, maar worden aangeduid als algemene soorten (AMvB artikel 75 lid 1). Hiervoor hoeft in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Het voorkomen van deze soorten wordt door dit woningbouwplan niet in gevaar gebracht. Het is echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Hierbij valt te denken aan het uitvoeren van de meest verstorende werkzaamheden in de maanden september en oktober.
- Nader onderzoek in het kader van de Flora-en faunawet naar de aanwezigheid van strikt beschermde soorten is niet vereist door het ontbreken van geschikte biotopen.
- Ter voorkoming van het verstoren van broedende vogels wordt aangeraden eventuele kapwerkzaamheden tussen half juli en half maart (buiten het broedseizoen) te verrichten. Het verstoren van broedende vogels is verboden conform de Flora-en faunawet. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend. In het broedseizoen kan ook gewerkt worden, alleen dient het dan onder begeleiding van een terzake kundige te worden uitgevoerd.
> Conclusie:
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het onderhavige woningbouwplan. Met de genoemde zaken uit het advies zal rekening gehouden worden bij realisatie van het plan.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan).
5.2 Gemeentelijk Beleid
5.2.1 Gemeentelijk rioleringsplan (GRP)
Het gemeentelijk rioleringsplan bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater.
5.2.2 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf BrabantWater. Het plan omvat drie delen. Het “Visiedocument” (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijk streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel “Taken en Bevoegdheden” regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijk water tussen de vier waterpartijen. Het deel “Maatregelen” geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden. Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema´s (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Eén van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad.
5.3 Beleid Waterschap En Provincie
Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om Eindhoven. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. De regels zijn vastgelegd in de "Keur Waterschap De Dommel 2009". De Dommel toetst voor vergunningverlening of een activiteit of werk wordt uitgevoerd in keurbeschermingsgebieden, attentiegebieden of daarbuiten. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundigbeleid kaartmateriaal vast. Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist, is dit ook een taak van het waterschap.
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt uitgegaan van de begrenzing van de beschermingsgebieden en attentiegebieden zoals deze is vastgelegd op de keurkaart. Het plangebied Volta & Galvani valt echter noch in het keurbeschermingsgebied noch in een attentiegebied. Het beheer en de inrichting van deze overige gebieden is vooral gericht op de instandhouding en ontwikkeling van het landbouwkundige gebruik en het realiseren van de gewenste ontwateringbasis in het stedelijk gebied. Wel wordt hier gesteld dat er te allen tijde getoetst zal worden of een ontwikkeling mogelijk significante gevolgen kan hebben voor de zogenaamde Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswetgebieden. De vergunningsplicht in deze gebieden geldt vanaf meer dan 40 m3 per uur lozing op het oppervlaktewater.
Het provinciaal beleid is onder andere verwoord in het Provinciaal Waterplan 2010 tot 2015. Het Provinciaal Waterplan vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Het Waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaatveranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbende (water)partijen in Brabant.
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.4.1 Beïnvloeding van waterhuishoudkundig systeem
Door de beoogde realisatie van de bouwplannen zullen er wijzigingen plaatsvinden aan de verharde oppervlakten. De waterhuishoudkundige situatie ter plaatse zal derhalve veranderen. Een aspect binnen het plangebied Volta & Galvani is de afkoppeling en eventuele infiltratie van hemelwater in de bodem. Infiltratie van hemelwater biedt namelijk voordelen tegenover de gebruikelijke afvoermethoden via het oppervlaktewater of via rioleringssystemen.
Deze voordelen zijn onder andere:
- verdroging van de bodem wordt tegengegaan en de natuurlijke waterkringloop wordt verbeterd;
- minder of geen belasting van het rioolstelsel. Daardoor zullen minder of geen overstorten plaatsvinden, zodat minder vuillast in het oppervlaktewater terecht komt;
- lagere piekaanvoer op de RioolWaterZuiveringInstallatie (RWZI);
- mogelijkheid tot hergebruik van (geïnfiltreerd) water.
Infiltratie van regenwater is in Nederland een relatief nieuwe ontwikkeling. In Duitsland is hiermee al meer ervaring opgedaan en is vastgelegd dat minimaal een infiltratiesnelheid (k-waarde) van 1-5*10-6 m/s (circa 0,09-0,43 meter/dag, 3,6 - 18 mm/h) vereist is voor het succesvol toepassen van regenwaterinfiltratie.
De reden die hiervoor wordt opgegeven is dat er bij lagere doorlatendheden reducerende omstandigheden kunnen optreden in de onverzadigde zone, die een ongunstige invloed kunnen hebben op het retentie- en omzettingsvermogen ervan. Daarnaast is bij lagere doorlatendheden ook een groot ruimtebeslag nodig voor het aanleggen van infiltratievoorzieningen. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat deze langer (dagen achtereen) water blijven voeren, hetgeen onwenselijk kan zijn in een (woon)omgeving.
Waterschap De Dommel hanteert de volgende indeling van infiltratiesnelheden:
- < 0,4 m/dag: niet geschikt voor het toepassen van een infiltratievoorziening
- 0,4 - 0,8 m/dag: (matig) geschikt voor het toepassen van een infiltratievoorziening
- 0,8 m/dag: geschikt voor het toepassen van een infiltratievoorziening
De doorlatendheid van een bodem is afhankelijk van vele factoren, onder meer poriëngrootte, de continuïteit van de poriën, de poriënvorm, het poriënaantal, de geometrie van de poriënkanalen en de diepte tot de grondwaterstand. De poriëngrootte en de verdeling ervan hangen in de eerste plaats van de bodemsoort en de bodemstructuur af. Bovendien is de doorlatendheid afhankelijk van de verzadigingsgraad en kan ze beïnvloed worden door micro-organismen. Hieruit kan worden afgeleid dat de infiltratiesnelheid van de ondergrond geen constante waarde heeft, maar van plaats tot plaats varieert, waarbij zelfs op vrij kleine schaal belangrijke verschillen kunnen optreden.
Volgens de geologische kaart van Nederland is de locatie gelegen op Pleistocene afzettingen van de Formatie van Kedichem en Tegelen (Nuenen groep), bedekt met jongere Pleistocene afzettingen. De Formatie van Kedichem en Tegelen (Nuenen groep) is hoofdzakelijk afgezet gedurende en na de laatste ijstijden en is opgebouwd uit zandige leem en kleilagen.
Uit de beschikbare boorgegevens verzameld tijdens het verkennend en nader bodemonderzoek (Inpijn Blokpoel ingenieursbureau, d.d. 15-9-2009), kan worden opgemaakt dat de vaste bodem op de locatie tot circa 2,50 m-mv bestaat uit zeer fijn tot matig fijn, siltig zand. Lokaal in de bovengrond is dit zandpakket puinhoudend. Hieronder is in de meeste boringen sprake van een ruim één meter dikke leemlaag, waaronder tot de verkende diepte van 4,7 meter weer sprake is van (matig fijn) zand. Voor de snelheid van wateropname in een dergelijk pakket is vooralsnog de minimaal benodigde k-waarde van circa 0,4 meter per dag aangehouden. Deze aangenomen k-waarde dient indien nodig middels een infiltratieonderzoek te worden bevestigd.
5.4.2 Gegevens bouwplan
Van het bouwplan zijn verder de volgende gegevens bekend:
Gebruik oppervlak | Oude situatie | Nieuwe situatie |
Dakoppervlak | Plat dak: 5.590 m2 Hellend dak: 4.085 m2 | Plat dak: 6.853 m2 Hellend dak: n.v.t. |
Terreinverharding | Bestrating: 3.960 m2 Parkeerplaatsen: 998 m2 | Bestrating: 8.427 m2 Parkeerplaatsen: 2.282 m2 |
Totaal verhard oppervlak | 14.633 m2 | 17.562 m2 |
Onverhard | 3.312 m2 | 1.228 m2 |
Totaal oppervlak | 17.945 m2 | 18.790 m2 |
Tabel 1: Verhard oppervlak in de oude en nieuwe situatie
Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat er bij de vergelijking van de oude situatie met de nieuwe situatie sprake is van een toename van het verhard oppervlak in het plangebied. Gezien deze toename van het verhard oppervlak met circa 3.000 m2 is het noodzakelijk om voorzieningen met betrekking tot de afvoer van hemelwater te treffen.
De locatie wordt in het noord oosten omsloten door de openbare weg Boschdijk, ten zuidwesten door de Edisonstraat en ten noordwesten door de Wattstraat. Verder grenst het plangebied ten zuidoosten aan het Baekelandplein. De omgeving kenmerkt zich als stedelijke bebouwing in de vorm van kantoren, appartementen en woningen met bijbehorende tuinen en parkeergelegenheid. Het gebied kent verder weinig hoogteverschillen en ligt op ongeveer 18,3 meter + NAP. Het projectgebied zal worden bebouwd met circa 100 nieuwe woningen, inclusief circa 30 werkruimten. In bijlage 1 is een luchtfoto van de oude situatie en een schets van de toekomstige situatie opgenomen.
De watersystemen zoals die in de locatie en omgeving voorkomen worden onderverdeeld in grondwater, oppervlaktewater, regenwater en afvalwater.
Grondwater
Tijdens het door Inpijn-Blokpoel uitgevoerde bodemonderzoek lag het grondwaterpeil op ongeveer 2,70 à 3,10 meter beneden maaiveld. De stroming van het freatisch grondwater is volgens de Grondwaterkaart van de Centrale Slenk (Dienst Grondwaterverkenning TNO) overwegend in noordelijke richting.
Uit informatie van de Wateratlas van de Provincie Noord-Brabant blijkt dat de omgeving van de locatie gelegen is nabij een gebied met een grondwaterdynamiek "grondwatertrap VIII" met een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van meer dan 1,40 m-mv en een gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) van meer dan 1,20 m-mv. In bijlage 2 zijn de relevante kaartuitsneden van de Wateratlas weergegeven.
Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van de locatie geen grootschalige grondwateronttrekkingen plaats die een directe invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming in het plangebied.
Oppervlaktewateren
Binnen de locatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Op een afstand van circa 1500 meter ten zuidoosten van de locatie stroomt in noordelijke richting de Dommel.
Ecosystemen
De locatie ligt op circa 1500 meter afstand van de rand van het habitatgebied rond de Dommel. Op circa 1000 meter afstand ten westen van het plangebied bevindt zich een bosrijke omgeving bestaande uit het park Philips de Jongh en landgoed de Wielewaal. Het plangebied zelf ligt in stedelijk gebied.
Bodem
De bodemlaag (tot 4,70 m-mv) is opgebouwd uit zeer fijn tot matig fijn zand. Uit analyseresultaten van het in september 2009 gerapporteerd verkennend en nader bodemonderzoek (uitgevoerd door Inpijn-Blokpoel ingenieursbureau te Son), blijkt dat er in de vaste bodem matige verhogingen aan zware metalen (met name zink) en PCB's zijn aangetroffen. Bovendien komen in de bovengrond lichte verhogingen aan PAK, cadmium, koper, kwik en lood voor. Verder blijkt dat het grondwater licht verontreinigd is met barium, nikkel, zink en naftaleen. De lichte verhogingen aan zware metalen in het grondwater worden toegeschreven aan een verhoogd achtergrondniveau, in combinatie met een tijds- en ruimtelijke variabiliteit. De lichte overschrijding aan naftaleen is op basis van de beschikbare gegevens niet eenduidig te verklaren. Het gaat echter om een marginale, waarschijnlijk niet reproduceerbare, verhoging. Nader onderzoek naar het grondwater is derhalve niet aan de orde.
Neerslaggegevens
Voor de dimensionering van de eventuele infiltratie- of bergingsvoorzieningen zijn de volgende parameters van belang:
- de k-waarde van de ondergrond. Hiervoor wordt op basis van de beschikbare literatuurgegevens en boorgegevens een gemiddelde van 0,4 meter per dag aangehouden;
- de toename van het verhard oppervlak;
- de te verwachten neerslag, evenals de intensiteit ervan. Hiervoor wordt uitgegaan van de gegevens van Buisman en Velds, die door Bouwknegt en Gelok zijn bewerkt.
Voor de afvoer van hemelwater geldt het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal ontwikkelen'. Dit houdt in dat het hemelwater dat op daken en verhardingen valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor behandeling van dit water geldt de waterkwantiteitstrits, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 4 het minst wenselijk is:
1. hergebruiken;
2. vasthouden;
3. bergen;
4. afvoeren naar oppervlaktewater.
Deze trits dient te worden doorlopen en er dient beargumenteerd te worden voor welke optie wordt gekozen. 'Vasthouden' betekent infiltratie in de bodem. Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is het noodzakelijk om water te bergen of af te voeren naar oppervlaktewater.
Bij 'bergen' kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een oplossing door hemelwater te bergen in watershells, op platte daken of door het toepassen van groene daken.
In de onderhavige situatie wordt er voor de optie bergen gekozen. Infiltreren in de bodem is namelijk niet wenselijk vanwege de geconstateerde verontreinigingen in de bodem en het grondwater. De te bergen hoeveelheid hemelwater dient te worden berekend met een neerslagreeks van T = 10 + 10%. De te compenseren wateropgave bedraagt circa 132 m3 (3.000 m2 maal 44 mm).
De berekende hoeveelheid hemelwater zal in de vorm van waterbergende bestrating (bijvoorbeeld van Aquaflow) worden geborgen ter plaatse van het nog aan te leggen parkeerplaatsen. Aquaflow wegfundatie heeft een grove en open structuur met bijna 40% holle ruimte. Hierin kan circa 140 liter hemelwater per m2 worden gebufferd. Voor elke m3 te bergen hemelwater is derhalve 7 m2 Aquaflow bestrating nodig. Het hemelwater wat op de verharde dakvlakken en terreinverharding valt zal via een regenwaterriolering, of over het maaiveld, worden afgevoerd naar de parkeerplaatsen met de Aquaflow bestrating waar het vervolgens vertraagd wordt afgevoerd naar het gescheiden hemelwaterriool.
In totaal zal er derhalve minimaal 924 m2 aan Aquaflow bestrating worden aangelegd. In het uitzonderlijke geval dat de infiltratievoorziening vol zou lopen, zal het water niet direct voor problemen zorgen aangezien het dan tussen de trottoirbanden wordt geborgen of in de omliggende groenvoorzieningen (tuinen) zal overlopen. Dit zal tevens het geval zijn bij een T=100-bui. De Aquaflow bestrating wordt aangelegd op toekomstig privéterrein, namelijk de parkeerhoven die gelegen zijn tussen de verschillende bouwblokken.
Aquaflow bestrating
Hemelwater passeert de straatstenen van de parkeerplaatsen door kleine inkepingen. Deze inkepingen zijn niet zichtbaar. Voor de werking van Aquaflow is het uiteraard noodzakelijk dat de stenen goed vastliggen en niet gaan "klapperen". Het is dan ook van belang om strak te bestraten en grondig in te vegen of in te wateren. Een goede voegvulling is hierbij de basis van goed straatwerk. Een Aquaflow systeem zorgt er bovendien voor dat gezuiverd hemelwater voor 100% via het hemelwaterriool wordt teruggebracht in de natuur. In de vlijlaag 4 cm onder de straatstenen worden zware metalen afgevangen. De vlijlaag vormt met het filterdoek een beheersbare, kunstmatige bodempassage.
Materiaalgebruik
Afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de hemelwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Het betreft uitlogende materialen zoals zink en lood. Dat betekent dat slechts duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt worden. Het zuiveringsrendement van het Aquaflow systeem ligt namelijk tussen de 90%-98%, afhankelijk van het type zwaar metaal.
Overige aandachtspunten
In het afwateringssysteem van de daken moeten tevens voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben in de tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen. Het is bovendien niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken.
Omdat de Aquaflow bestrating een open structuur heeft, is onderhoud noodzakelijk. Per jaar valt er gemiddeld zo'n 33 gram per m2 vuil op een straatvlak. Samen met onkruidgroei, algengroei en aanwas van mos zorgt dit voor verstopping van het systeem. Om de werking van het systeem te garanderen zal de eigenaar van het terrein dit moeten (laten) schoonmaken.
5.4.3 Afspraken waterschap
In mei 2010 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van dit overleg is afgesproken het vuil- en hemelwater van de nieuwbouw gescheiden aan te leveren. Om de toename verhard oppervlak (3200m2) te compenseren wordt binnen het plangebied minimaal 924m2 aan waterdoorlatende aquaflow verharding toegepast. Om de benodigde vertraging te realiseren worden omliggende daken van de nieuwbouw hierop aangesloten. De Aquaflow bestrating wordt op privéterrein binnen het plangebied aangelegd. Om de werking van de voorziening in de toekomst te garanderen pleegt de grondeigenaar regelmatig noodzakelijk onderhoud. Voorafgaand aan de uitvoering overlegt de ontwikkelaar een gedetailleerd technische ontwerp ter goedkeuring aan de gemeente.
Samenvattend: Het vuilwater loost direct op het vuilwater stelsel, het hemelwater wordt middels aquaflow verharding vertraagd afgevoerd. Op 21 september 2010 heeft Waterschap de Dommel ingestemd met de maatregel en is het wateradvies afgedaan.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "I Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wet ruimtelijke ordening, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
6.4 Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in:
- Inleidende regels
- Bestemmingsregels
- Algemene regels
- Overgangs- en slotregels
6.4.1 Inleidende regels
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In deBegrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de Wijze van meten (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
6.4.2 Bestemmingsregels
De Bestemmingsregels, de regels bij de bestemmingen, worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming Gemengd (artikel 3)
Deze bestemming is gelegd op de bebouwing langs de Edisonstraat en op twee plaatsen aan de Wenckenbachstraat. Er is gekozen voor een gemengde bestemming omdat op deze locatie veel functies mogelijk moeten zijn. Dit om de levendigheid van deze wijk te behouden en vergroten. De volgende functies worden - onder voorwaarden - mogelijk gemaakt:
- wonen
- bedrijven in categorie A uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging
- cultuur en ontspanning in de vorm van ateliers en creativiteitscentra
- detailhandel in de vorm van bedrijven in categorie A uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten -functiemenging
- dienstverlening
- horeca in categorie 1a, 1b en 2b van de Lijst van horeca-activiteiten
- kantoor
- short stay verblijf
De bouw- en gebruiksregels zijn verder grotendeels hetzelfde als bij de bestemming Wonen. Zie hiervoor ook onder bouwhoogte onder het kopje 'bestemming Wonen (artikel 5)'. Tenslotte wordt hier nog vermeld dat binnen één vlak met de bestemming Gemengd (ten noorden van het plangebied) een 'specifieke vorm van gemengd - 3' is opgenomen ten behoeve van het uitsluiten van een dakterras.
De functie short stay is bedoeld voor de zakelijke markt dan wel voor andere organisaties die 'langdurige' verblijven aanbieden (minimaal een week, maximaal 6 maanden). Hiermee wordt aangesloten bij de woonfunctie in het gebied.
Bestemming Wonen (artikel 5)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gronden met woningen en de bijbehorende voor- en achtererven, de bijbehorende parkeervoorzieningen en de bijbehorende groenvoorzieningen (al dan niet met ondergeschikte beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis; zie ook hiernavolgende). In de regels is onderscheid gemaakt tussen enerzijds hoofdgebouwen en anderzijds bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen. Het gebouw dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, wordt beschouwd als het hoofdgebouw. Bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen zijn in architectonisch opzicht te onderscheiden van, en ondergeschikt aan, het hoofdgebouw. Hoofdgebouwen moeten binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Binnen een bouwvlak geldt geen beperking ten aanzien van het oppervlak dat mag worden bebouwd. De bouwvlakken mogen dus volledig worden benut.
Geen uitbreiding mogelijk aan voorgevel
De voorzijde van woningen bepaalt in hoge mate het straatbeeld evenals de onderlinge samenhang van de gevels en het straatmeubilair. Een rommelig gevelbeeld zal afbreuk doen aan de belevingswaarde van het straatbeeld. Daarom zal bij een goed stedenbouwkundig plan altijd worden uitgegaan van een helder en evenwichtig gevelbeeld zodat de gevels van de afzonderlijke woningen gezamenlijk een aantrekkelijk ensemble opleveren. Daarbij dient ook samenhang te ontstaan tussen de afmetingen van het profiel van de openbare ruimte en de gevelhoogten en gevelbreedten. Bij substantiële uitbreidingsmogelijkheden aan de voorgevels van bebouwing, dus de gevels die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, bestaat het risico dat de bestaande ruimtelijke kwaliteit van het desbetreffende openbare gebied verstoord wordt. Dit is zeker het geval indien bij individuele gebouwen de voorgevels worden gewijzigd zonder dat sprake is van samenhang met de aanliggende gevels. Het ensemble van de gevels kan dan door een individuele gevelaanpassing in negatieve zin veranderd worden. Om deze ongewenste situatie te voorkomen wordt het in het kader van dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt substantiële uitbreidingen aan de voorgevels te doen. Voor de achtergevels, dus de gevels die veelal niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, geldt de bovenstaande beperking niet. Een substantiële uitbreiding aan deze gevels is wel mogelijk omdat deze gevel niet beeldbepalend is voor de openbare ruimte. Uiteraard zal in het kader van de omgevingsvergunning altijd gecontroleerd dienen te worden of een substantiële uitbreiding van de achtergevel bouwtechnisch en esthetisch verantwoord is.
Bepaling situering bijgebouwen en garages
Om het vlak aan te geven waarbinnen aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd wordt de bouwaanduiding 'bijgebouwen' gebruikt.
Bebouwingspercentage bouwaanduiding 'bijgebouwen'
Om te voorkomen dat het vlak van de aanduiding 'bijgebouwen' volledig volgebouwd wordt met hoofd- en bijgebouwen is een maximaal bebouwingspercentage van 65% opgenomen. Dit resulteert in de mogelijkheid dat bij relatief kleine percelen met een beperkte aanduiding 'bijgebouwen' minder dan de genormeerde oppervlakte van 75 m2 aan bijgebouwen, uitbouwen en aanbouwen kan worden gerealiseerd. Ingeval van grotere bouwpercelen van 500 m2 en groter geldt een maximum van 100 m2 en 50%. Bij dergelijke grote kavels zal de genormeerde oppervlakte van 100 m2 niet onder druk komen te staan. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voorzover binnen het bouwvlak gerealiseerd, worden niet in mindering gebracht op de in het voorgaande genoemde maten en percentages. De gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' zijn primair gelegen aan de achterzijde van de hoofdbebouwing.
Bouwhoogte
Het (stedenbouwkundig) ontwerp bevat woningen van twee of drie bouwlagen met platte daken. De maximale bouwhoogte is 7 meter voor de woningen van twee bouwlagen. Voor woningen van drie bouwlagen is de maximale bouwhoogte 11 meter. Dit is middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding opgenomen omdat het voor het stedenbouwkundige beeld van de nieuwe straat belangrijk is waar woningen van twee bouwlagen en waar woningen van drie bouwlagen exact gesitueerd zullen worden. Aan de achter-en zijkant van enkele woningen is het stedenbouwkundig noodzakelijk dat de bouwhoogte beperkt blijft tot één bouwlaag. Hiervoor is middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding een bouwhoogte van maximaal 3 meter opgenomen. Aan de Edisonstraat mag de bouwhoogte maximaal 11 meter zijn. Op enkele plekken mag de bouwhoogte maximaal 15 meter (vier bouwlagen) zijn. Dit vanwege panden met commerciële ruimtes op de benedenverdieping met daarbovenop nog drie bouwlagen met woningen. Verder is een bouwaanduiding (speciefieke bouwaanduiding - 4) opgenomen ten behoeve van het doortrekken van gevels en/of het realiseren van poorten zodat de achterterreinen afgesloten kunnen worden. Tenslotte zijn enkele andere bouwaanduidingen opgenomen voor de onderdoorgangen en constructies ten behoeve van de entree van het hofje in het plangebied en voor de voorzijdes van de panden aan de Edisonstraat.
Aan huis-gebonden-beroepen
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Met een afwijking van de regels is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen. Tevens is het na afwijking met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid. Indien sprake is van beroeps- c.q. bedrijfsuitoefening aan huis dan is deze meegenomen in de bestemming `Wonen´.
Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair ingericht zijn als woonstraten, pleinen en voet-en fietspaden. Binnen deze bestemming is een bouwaanduiding opgenomen voor het realiseren van constructies ten behoeve van de entree van het hofje in het plangebied.
6.4.3 Algemene regels
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de Algemeneafwijkingsregels.
6.4.4 Overgangs- en slotregels
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger. Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk. De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:
- Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
- Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
- Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
- Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
- In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
- In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
- We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaven zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Dit bestemmingsplan ziet op vervangende nieuwbouw. Het hele plangebied wordt opnieuw aangelegd en gebouwd. Van handhaving van de bestaande situatie is dan ook geen sprake. Wél is handhaving aan de orde wanneer er na realisatie van het woningbouwplan sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Er is een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Eindhoven en initiatiefnemer gesloten. Daarin zijn ook financiële afspraken en afspraken over het verhaal van eventuele planschade gemaakt. Het project is economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro heeft op 16 juni 2010 op de gebruikelijke wijze plaatsgevonden.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is overleg nodig met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Bij dit bestemmingsplan gaat het om het bouwen van woningen in een buurt in het stedelijk gebied van Eindhoven. Hierbij spelen geen belangen van andere gemeenten, de provincie Noord-Brabant of het Rijk een rol. Vooroverleg met deze overheden is dan ook niet noodzakelijk. Een afweging over de beleidsaspecten is in hoofdstuk 3 van deze toelichting is opgenomen.
Met Waterschap De Dommel heeft overleg plaatsgevonden ex artikel 3.1.1 Bro. Het waterschap heeft aangegeven akkoord te gaan met dit plan. Dit heeft geresulteerd in de waterparagraaf die in hoofdstuk 5 van deze toelichting is opgenomen.
9.3 Inspraak En Samenspraak
Dit woningbouwplan is één van de projecten in het kader van "Wijkvernieuwing Eindhoven" voor de wijk Woensel-West. De visie/beleidskeuzes voor deze wijk zijn op hoofdlijnen dus al vastgelegd. Onder de naam 'herstructurering Volta en Galvani' is bovendien al veel over dit project gecommuniceerd. Ook zijn de bestaande woningen reeds gesloopt. Het plan is dus middels samenspraak tot stand gekomen. Vanwege het voorgaande is er op basis van de 'Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008' voor dit bestemmingsplan geen inspraak noodzakelijk.
Het bestemmingsplan zal verder de wettelijke procedure, zoals opgenomen in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, doorlopen.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplanI Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat)
SBI- code | SBI-code 2008 | Nr | Omschrijving | Cate-gorie |
22 | 58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |
221 | 581 | Uitgeverijen (kantoren) | A | |
2223 | 1814 | A | Grafische afwerking | A |
223 | 182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | A | |
36 | 31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |
361 | 9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A |
50 | 45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |
5020.4 | 45204 | B | Autobeklederijen | A |
51 | 46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |
511 | 461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | A | |
52 | 47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |
52 | 47 | A | Detailhandel voor zover niet elders genoemd | A |
5222, 5223 | 4722, 4723 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A | |
5224 | 4724 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A | |
5231, 5232 | 4773, 4774 | Apotheken en drogisterijen | A | |
527 | 952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | |
55 | 55 | - | LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |
553 | 561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A | |
5551 | 5629 | Kantines | A | |
61, 62 | 50, 51 | - | VERVOER OVER WATER/DOOR DE LUCHT | |
61, 62 | 50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | A |
63 | 52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |
6322, 6323 | 5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | A | |
633 | 791 | Reisorganisaties | A | |
634 | 5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | A | |
64 | 53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |
642 | 61 | A | Telecommunicatiebedrijven | A |
65, 66, 67 | 64, 65, 66 | - | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGS- WEZEN | |
65, 66, 67 | 64, 65, 66 | A | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | A |
70 | 41, 68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |
70 | 41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | A |
72 | 62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |
72 | 62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | A |
73 | 72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |
732 | 722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |
74 | 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |
74 | 63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 | A | Overige zakelijke dienstverlening, kantoren | A |
7484.4 | 82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | A | |
75 | 84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |
75 | 84 | A | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | A |
85 | 86 | - | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |
8512, 8513 | 8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | |
8514, 8515 | 8691, 8692 | Consultatiebureaus | A | |
91 | 94 | - | DIVERSE ORGANISATIES | |
9111 | 941, 942 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | A | |
92 | 59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |
9251, 9252 | 9101, 9102 | Bibliotheken, musea, ateliers e.d. | A | |
93 | 96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |
9301.3 | 96013 | B | Wasserettes, wassalons | A |
9302 | 9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | |
9305 | 9609 | B | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | A |
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Lijst van horeca-activiteiten bij de regels van het bestemmingsplan "I Mensfort-Rapenland 1996 (Voltastraat-Galvanistraat)"
Categorie | Omschrijving / Typologie | Horeca subcategorie | |||
1. | Maaltijdverstrekkers: | ||||
cafetaria, snackbar, automatieken | 1a | ||||
lunchroom, ijssalons, kiosk | 1a | ||||
pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak creperie | 1a | ||||
restaurant | 1b | ||||
2. | Drankverstrekkers | ||||
café, bar, nachtclub | 2a | ||||
tearoom, koffiehuis | 2b | ||||
3. | Multifunctioneel horecabedrijf | 3 | |||
4. | Vermaak, ontspanning en discotheken | ||||
snooker- of biljartcentrum | 4a | ||||
casino of amusementhal | 4a | ||||
bowling- of kegelcentrum, lasergamecentrum | 4a | ||||
bioscoop | 4a | ||||
discotheek, dancing | 4b | ||||
5. | Logiesverstrekkend | ||||
hotel | 5 | ||||
motel | 5 | ||||
pension | 5 | ||||
6. | Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen | 6 |
Bijlage 3 Parkeernormen
Gebieden
In Eindhoven zullen de volgende drie gebieden worden onderscheiden:
Centrum: De buurten: Binnenstad, Fellenoord, Witte Dame en Bergen. Oftewel, het gebied begrensd door: Fellenoord, Boschdijk, Pastoor Petersstraat, Veldmaarschalk Montgomerylaan, Vincent van de Heuvellaan, John F. Kennedylaan, Prof. Dr. Dorgelolaan, Dommel, Vestdijk, Hertogstraat, P Czn Hooftlaan, Wal, Dommel, Edenstraat, Mauritsstraat, Vonderweg, Fellenoord.
Schilwijken: de overige gebieden binnen de Ring
Rest: Ring en alles daarbuiten.
Opmerking: de scheidslijn tussen gebieden loopt in principe over de as van de genoemde straten en wegen (ook in geval van de Ring).
hoofd- functie | functie | eenheid | centrum | schil- wijken | rest | aandeel bezoekers | opmerkingen | ||||||||||||
min | max | min | max | min | max | ||||||||||||||
Wonen | woning groot (> 120 m2 bvo) | woning | 1,3 | 1,5 | 1,5 | 1,8 | 1,7 | 2,3 | 0,3 | BVO NEN 2580 | |||||||||
woning midden (< 120 m2 bvo) | woning | 1,2 | 1,4 | 1,4 | 1,7 | 1,6 | 2,1 | 0,3 | BVO NEN 2580 | ||||||||||
woning klein (< 80 m2 bvo) | woning | 1,1 | 1,3 | 1,3 | 1,6 | 1,5 | 1,9 | 0,3 | BVO NEN 2580 | ||||||||||
serviceflat/ aanleunwoning | woning | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 0,8 | 0,2 | zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen (veel gereserveerde gehandicapten- plaatsen, dus minder gecombineerd gebruik mogelijk) | ||||||||||
kamer verhuur | kamer | 0,3 | 0,6 | 0,4 | 0,7 | 0,5 | 0,8 | 0,2 | geldt ook voor studentenwoning; gem. kamergrootte < 30 m2 | ||||||||||
verpleeg-/ verzorgingshuis | woon- eenheid | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 0,8 | 0,2 | niet de beschikking over eigen vervoer, maar incl. personeel | ||||||||||
Winkelen | binnenstad/hoofd- winkelgebied | 100 m2 bvo | 3,0 | 4,0 | nvt | nvt | nvt | nvt | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | |||||||||
stadsdeelwinkel- centrum (Winkel- centrum Woensel) | 100 m2 bvo | nvt | nvt | nvt | nvt | 3,0 | 4,0 | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | ||||||||||
wijkwinkelcentrum (Haagdijk, Trudo- plein, Woenselse Markt, Kastelenplein) | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 2,5 | 3,5 | 3,0 | 4,0 | 85% | excl. supermarkt 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | ||||||||||
buurtwinkel- centrum/ solitaire kleinschalige winkel | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 2,0 | 2,5 | 2,5 | 3,0 | 85% | excl. supermarkt 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | ||||||||||
supermarkt | 100 m2 bvo | 2,0 | 3,0 | 3,0 | 4,0 | 4,0 | 5,0 | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | ||||||||||
grootschalige detailhandel | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 4,5 | 6,5 | 5,5 | 8,0 | 85% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo Bedoeld is hier een grote publiekstrekker met regionale functie | ||||||||||
bouwmarkt/ tuincentrum | 100 m2 bvo | nvt | nvt | 3,0 | 4,0 | 4,0 | 5,0 | 86% | 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo | ||||||||||
showroom (auto's, boten, etc.) | 100 m2 bvo | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 1,0 | 1,0 | 2,0 | 35% | 1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo | ||||||||||
(week)markt | 1 m' markt- kraam | 0,1 | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,5 | 85% | 1 m' marktkraam = 6 m2 bvo (indien geen parkeren achter kraam dan + 1,0 pp per standhouder extra) | ||||||||||
Werken | kantoren | 100 m2 bvo | 1,0 | 1,4 | 1,2 | 1,8 | 1,8 | 3,0 | 15% | 1 arbeidsplaats = 25 - 35 m2 bvo | |||||||||
arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groot- handel, transport- bedrijf, etc.) | 100 m2 bvo | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,6 | 0,6 | 1,0 | 5% | 1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo | ||||||||||
arbeidsintensieve/ bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, etc.) | 100 m2 bvo | 0,7 | 1,2 | 1,2 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 5% | 1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo | ||||||||||
bedrijfsverzamel- gebouw | 100 m2 bvo | 0,8 | 1,5 | 1,0 | 1,7 | 1,2 | 1,9 | 10% | 1 arbeidsplaats = 30 - 40 m2 bvo | ||||||||||
evenementenhal/ beursgebouw/ congresgebouw | 100 m2 bvo | 3,0 | 5,0 | 4,0 | 7,0 | 5,0 | 10,0 | 90% | |||||||||||
Vrije tijd | café/bar/discotheek/cafetaria | 100 m2 bvo | 3,0 | 5,0 | 4,0 | 6,0 | 5,0 | 7,0 | 90% | ||||||||||
restaurant | 100 m2 bvo | 4,0 | 8,0 | 8,0 | 12,0 | 10,0 | 14,0 | 80% | |||||||||||
hotel | kamer | 0,5 | 1,0 | 0,7 | 1,3 | 0,9 | 1,5 | - | |||||||||||
museum | 100 m2 bvo | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 95% | |||||||||||
bibliotheek | 100 m2 bvo | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 95% | |||||||||||
bioscoop/ theater/ schouwburg | zitplaats | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,3 | 0,5 | - | |||||||||||
sociaal cultureel centrum/wijk- gebouw | 100 m2 bvo | 2,0 | 5,0 | 3,0 | 6,0 | 4,0 | 7,0 | 60% | |||||||||||
gymlokaal | 100 m2 bvo | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 95% | indien geen avond- functie, dan parkeer- vraag = 0 | ||||||||||
sporthal (binnen) | 100 m2 bvo | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 95% | bij sporthal met wedstrijdfunctie: + 0,1 - 0,2 pp per bezoekersplaats | ||||||||||
sportveld (buiten) | ha. netto terrein | nvt | nvt | 13,0 | 27,0 | 13,0 | 27,0 | 95% | alleen opp. sport- terreinen tellen mee | ||||||||||
dansstudio/sport- school | 100 m2 bvo | 1,0 | 2,0 | 2,0 | 3,0 | 3,0 | 4,0 | 90% | |||||||||||
squashbanen | baan | 0,5 | 1,0 | 1,0 | 1,5 | 1,0 | 2,0 | 90% | |||||||||||
tennisbanen | baan | 0,5 | 1,0 | 1,0 | 2,0 | 2,0 | 3,0 | 95% | |||||||||||
golfbaan | hole | nvt | nvt | nvt | nvt | 6,0 | 8,0 | 95% | |||||||||||
bowlingbaan/ biljartzaal | baan/tafel | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,5 | 95% | |||||||||||
stadion | zitplaats | 0,04 | 0,2 | 0,05 | 0,3 | 0,06 | 0,4 | 99% | |||||||||||
zwembad | 100 m2 opp. bassin | 7,0 | 9,0 | 8,0 | 10,0 | 9,0 | 11,0 | 98% | |||||||||||
themapark/pretpark | ha. netto terrein | 2,0 | 8,0 | 3,0 | 10,0 | 4,0 | 12,0 | 90% | |||||||||||
overdekte speeltuin/ hal | 100 m2 bvo | 2,0 | 8,0 | 3,0 | 10,0 | 4,0 | 12,0 | 90% | |||||||||||
manege | box | nvt | nvt | nvt | nvt | 0,3 | 0,8 | - | |||||||||||
seksclub | 100 m2 bvo | 3,0 | 4,0 | 4,0 | 5,0 | 5,0 | 6,0 | - | |||||||||||
Gezond- heidszorg | ziekenhuis | bed | 1,0 | 1,3 | 1,3 | 1,7 | 1,5 | 2,0 | 65% | bij vaste bezoektijden bovengrens hanteren | |||||||||
arts/maatschap/ therapeut/consul- tatiebureau | behandel- kamer | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,5 | - | met minimum van 3 parkeerplaatsen per praktijk | ||||||||||
apotheek | 100 m2 bvo | 1,7 | 2,1 | 2,0 | 2,4 | 2,3 | 2,7 | 90% | |||||||||||
Onderwijs | beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO) | collegezaal | 10,0 | 15,0 | 15,0 | 20,0 | 20,0 | 25,0 | - | totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen | |||||||||
beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO) | leslokaal | 4,0 | 5,0 | 5,0 | 7,0 | 5,0 | 10,0 | - | totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen | ||||||||||
voorbereidend dag- onderwijs (Vwo, Havo, Vmbo) | leslokaal | 0,5 | 0,8 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 2,0 | - | leslokaal = circa 30 zitplaatsen | ||||||||||
avondonderwijs | student | 0,4 | 0,6 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 0,8 | - | |||||||||||
basisonderwijs | leslokaal | 0,5 | 0,7 | 0,6 | 1,0 | 0,8 | 2,0 | - | exclusief Kiss & Ride | ||||||||||
crèche/peuterspeel- zaal/kinderdag- verblijf | arbeids- plaats | 0,4 | 0,8 | 0,5 | 0,9 | 0,6 | 1,0 | - | exclusief Kiss & Ride | ||||||||||
Kiss & Ride | 100 leerlingen | 4,0 | 6,0 | 5,0 | 7,0 | 6,0 | 8,0 | - | |||||||||||
Overigen | volkstuin | perceel | nvt | nvt | nvt | nvt | 0,3 | 0,5 | |||||||||||
religiegebouw (kerk, moskee, etc.) | zitplaats | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,3 | - | |||||||||||
begraafplaats/ crematorium | gelijktijdige begrafenis/ crematie | 10,0 | 20,0 | 15,0 | 30,0 | 15,0 | 30,0 | - |