KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Artikel 4 Gemengd - 1
Artikel 5 Gemengd - 2
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Stedenbouwkundige Structuur
2.2 De Buurten
2.3 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6 Verkeer En Parkeren
3.7 Groen
3.8 Bedrijvigheid/geur
3.9 Prosititutie
3.10 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Geluid
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Bodem
4.5 Natuur
4.6 Radarverstoringsgebied
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Gemeentelijk Beleid
5.3 Beleid Waterschap En Provincie
5.4 Situering Plangebied Vanuit De Waterhuishouding
5.5 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.6 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.7 Waterkwaliteit
5.8 Afspraken Waterschap
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Verbeelding
6.4 Planregels
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Inspraak En Samenspraak
9.4 Zienswijzen

Reconstructie Orpheuslaan

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Onherroepelijk op 02-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplanReconstructie Orpheuslaan van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80099-0501 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  3. c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  5. e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  8. h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  9. i. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  10. j. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.10 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Wet van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidden op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanig afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.23 geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.24 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.25 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.26 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.27 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen, chemische processen of conserveren.

1.28 gewichtige redenen

redenen om af te wijken van de wettelijke richtwaarden, zoals bij extensief gebruikte terreinen en/of gebouwen (b.v. magazijnen, opslagloods), bij het opvullen van kleine open gaten in bestaand stedelijk gebied of bij vervangende nieuwbouw.

1.29 groepsrisico (GR)

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.30 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.31 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.32 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.33 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.34 kwetsbaar object

  1. a. woningen, niet zijnde:
    1. 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting;
    2. 2. bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. sociale werkplaatsen, of;
    4. 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting.

1.35 peil

0.30 m boven de kruin van de weg.

1.36 plaatsgebonden risico (PR)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.37 PR10-6/jaar contour

op deze plaatsgebonden risicocontour is de kans 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.38 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.39 risicovolle inrichting

  1. 1. inrichtingen bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of
  2. 2. inrichtingen waar opslag, overslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de perceelsgrens reikt en/of
  3. 3. inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of
  4. 4. een inrichting waarin meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit of waarin professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit wordt opgeslagen of bewerkt of
  5. 5. inrichtingen die niet onder 1 tot en met 4 vallen en waarvan de 10-6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen buiten de bouwperceelsgrens.

1.40 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.41 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltraite en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandelsverkooppunt en overige bijbehorende voorzieningen;
  2. b. open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
  3. c. nutsvoorzieningen
  4. d. water;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat-en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer;
  2. b. water;
  3. c. natuur;

met de daarbij behorende:

  1. d. paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, voor de verkeersveiligheid of sociale veiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. c. kleinschalig kamperen, met uitzondering van kamperen in scoutingverband.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer;
  2. b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandelsverkooppunt en overige bijbehorende voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. c. paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat-en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

met daarbij behorende:

  1. g. verhardingen;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 6.1wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het beoefenen van lawaaisporten.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, bestaande uit maximaal 4 rijstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. e. geluidwerende voorzieningen;
  2. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. g. nutsvoorzieningen;
  4. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, voor de verkeersveiligheid of sociale veiligheid.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' c.q 'bijgebouwen' worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  4. d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is;
  5. e. de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 100 m2 (bvo), het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

Artikel 10 Algemene Procedureregel

Bij het nemen van een besluit omtrent een nadere eis overeenkomstig een in het plan opgenomen bevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:

  1. a. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennis gegeven;
  3. c. de kennisgeving dient tevens langs elektronische weg geschieden;
  4. d. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  5. e. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanReconstructie Orpheuslaan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor dit bestemmingsplan is de reconstructie van de Orpheuslaan. Die reconstructie is nodig vanwege de slechte onderhoudsstaat van de asfaltverharding van de Orpheuslaan en de klachten van aanwonenden. De asfaltverharding moet, inclusief fundering, vervangen worden. Dit groot onderhoud is een uitgelezen moment om diverse verkeerskundige en overige ambities op de Orpheuslaan te verwezenlijken. Het onderhavige bestemmingsplan vormt het planologisch-juridische kader voor dit project.

Het bestemmingsplan "Reconstructie Orpheuslaan" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in het oostelijk deel van het stedelijk gebied en een gedeelte van het buitengebied van Eindhoven. Het plangebied wordt begrensd door de John F. Kennedylaan aan de westzijde en het Wasvenpad aan de oostzijde. Verder omvat het plangebied de Orpheuslaan, een gedeelte van de Van Oldebarneveltlaan en de aansluitingen op de zijwegen binnen dat gebied. Het plangebied doorkruist de buurten Hondsheuvels, Oude Gracht-West en Karpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0001.jpg"

Luchtfoto Orpheuslaan en directe omgeving

1.3 Voorgaande Plannen

Het voorliggende bestemmingsplan "Reconstructie Orpheuslaan" vervangt een gedeelte van het bestemmingsplan "Oude Gracht 2006". Dit is vastgesteld door de raad op 30 januari 2007 en van rechtswege goedgekeurd d.d. 05 oktober 2007.

Het plan "Reconstructie Orpheuslaan" vervangt tevens een gedeelte van het bestemmingsplan "Tongelre buiten de Ring 2005". Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad op 04 december 2007 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 01 juli 2008.

Tenslotte vervangt dit bestemmingsplan "Reconstructie Orpheuslaan" een gedeelte van het bestemmingsplan "Buitengebied". Het bestemmingsplan "Buitengebied" is door de raad vastgesteld op 22 augustus 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 17 april 2007.

Door de reconstructie van de Orpheuslaan verschuift op enkele plekken de as van de weg. Ook worden er twee rotondes aangelegd. Het hele traject past in ieder geval niet (helemaal) binnen de geldende bestemmingen (hoofdzakelijk verkeers- en groenbestemmingen). Gekozen is daarom om voor het totaalproject een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen.
Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak).

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Stedenbouwkundige Structuur

Opbouw

De Orpheuslaan sluit aan op de John F. Kennedylaan. De John F. Kennedylaan is één van de toegangswegen naar het centrum van Eindhoven en bepaalt mede de structuur van het stadsdeel Woensel. De Orpheuslaan gaat aan de oostzijde over in de Van Oldebarneveltlaan waarna deze afbuigt en uiteindelijk aantakt op de Eisenhowerlaan. Stedenbouwkundig vormt de Orpheuslaan één van de gebiedsontsluitingswegen van de buurt Oude Gracht.

Verkeersstructuur

Het plangebied loopt vanaf de kruising Orpheuslaan - John F. Kennedylaan tot bij de aantakking van het Wasvenpad op de Orpheuslaan die daar ook overgaat in de Van Oldebarneveltlaan. De route Van Oldebarneveltlaan - Orpheuslaan wordt regelmatig gebruikt als sluiproute tussen de Eisenhowerlaan en de John F. Kennedylaan en vice versa. De kruising Orpheuslaan - Theodoor Fliednerstraat is in 2006 gereconstrueerd en voorzien van verkeerslichten. Het onderhavige project behelst een reconstructie van de volledige Orpheuslaan waarbij onder andere gescheiden rijbanen, twee rotondes en wijzigingen aan de kruising met de John F. Kennedylaan worden gerealiseerd.

Groen en water

Langs de Orpheuslaan bevindt zich veel structureel groen op stedelijk niveau. Aan de zuidzijde van de Orpheuslaan - tussen de John F. Kennedylaan en de Dominee Th. Fliednertstraat - staan enkele waardevolle gemeentelijke bomen. Ook de bomen aan de noordzijde van de Orpheuslaan - tussen de Achilleslaan en de Amazonelaan en ten oosten van de Sumatralaan - zijn aangemerkt als waardevol. De Orpheuslaan doorkruist verder de waterloop de Dommel. De Dommel en haar oevers behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0002.jpg"

Luchtfoto Orpheuslaan en de Dommel

2.2 De Buurten

Het project betreft de reconstructie van een weg, de Orpheuslaan. Deze weg, en dus het plangebied, doorkruist de buurten Hondsheuvels en Oude Gracht-West (in stadsdeel Woensel-Zuid) en Karpen (in stadsdeel Tongelre). Een gedeelte van het gebied - rondom de Dommel - wordt tot het buitengebied gerekend. Dit gebied is namelijk opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied.

2.3 Toekomstige Situatie

De reconstructie leidt tot een weg die bestaat uit twee aparte rijbanen gescheiden door een groene middenberm. Aan de zuidzijde van de weg wordt een losliggend tweerichtingenfietspad gerealiseerd. De navolgende foto van de huidige situatie en de fotobewerking van de toekomstige situatie illustreren dit duidelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0003.jpg"

Bestaande situatie Orpheuslaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0004.jpg"

Impressie nieuwe situatie Orpheuslaan

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveau's. Uitsluitend de meest relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf. Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in de waterparagraaf.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

In februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia.

Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat. Deze hoofddoelstelling is gesplitst in vier deeldoelstellingen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur, landschappelijke en historische) waarden;
  • borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten.

Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid.

Voor Brabant dient de verstedelijking gebundeld te worden in de stedelijke regio's die tezamen Brabantstad vormen. Binnen Brabantstad, waar de gemeente Eindhoven onderdeel van uitmaakt, wordt naar intensief ruimtegebruik gestreefd en krijgt de infrastructuur speciale aandacht. De provincies leggen de begrenzing van de bundelingsgebieden vast in de structuurvisies. Deze bundeling betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in aansluiting op het bestaande bebouwde gebied. De ruimte die in het bestaande stedelijk gebied aanwezig is moet door verdichting optimaal gebruikt worden. Bij de ontwikkeling van stedelijke gebieden moeten burgers daarbij voldoende groene en blauwe recreatiemogelijkheden ter beschikking hebben en moet optimaal worden aangesloten op het watersysteem.

Conclusie

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in een nationaal economisch netwerk/ kerngebied. Er is sprake van de reconstructie van een bestaande weg in Eindhoven. Het project past binnen de uitgangspunten van de Nota Ruimte.

3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

Aan de Nota Ruimte is een Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid toegevoegd. Deze realisatieparagraaf heeft de status van een structuurvisie. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan hoe het de nationale belangen (de belangen waarvoor het rijk de verantwoordelijkheid neemt) wil verwezenlijken. Daarbij wordt met name ingezet op een zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in het geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is.

In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten globaal genomen:

  • de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking van de kwaliteiten van het landschap;
  • de ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een aantal grote bouwlocaties;
  • de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en energieproductie.

Bundeling van infrastructuur en vervoersstromen

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele motor en zorgt voor en bepaalde basiskwaliteit. In de Nota Ruimte staat dat provincies het integrale lokatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen concretiseren. Het locatiebeleid bevat ten minste regels die waarborgen dat bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen uit het oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn in woonbebouwing en ruimte wordt geboden op specifieke daarvoor te bestemmen bedrijventerreinen. Verder is opgenomen dat aan nieuwe en bestaande bedrijven met omvangrijke goederenstromen en/of een omvangrijke verkeersaantrekkende werking ruimte wordt geboden op locaties met een goede aansluiting op verkeers- en vervoersverbindingen. In de AMvB Ruimte worden regels gesteld aan de toelichting van bestemmingsplannen om doorwerking van de hierboven beschreven passages te borgen. De reconstructie van de Orpheuslaan, die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, voldoet aan het principe van concentreren op bestaande infrastructuur.

De realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van bijzondere waarden van de VHR- en NB-gebieden, EHS en robuuste ecologische verbindingen

Een klein deel van het plangebied grenst aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De geplande reconstructie van de Orpheuslaan, inclusief het groenplan, zal echter geen belemmering vormen. De wezenlijke kenmerken en waarden zullen namelijk in stand worden gehouden en beschermd worden. Waar nodig zal voldoende (natuur)compensatie plaatsvinden.

Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan is voldoende rekening gehouden met de ruimtelijke belangen van het Rijk. Er is geen sprake van strijdigheid met het Nationaal Ruimtelijk Beleid.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Interimstructuurvisie Noord-Brabant - 'Brabant in ontwikkeling'

De Interimstructuurvisie Noord-Brabant zoals deze in juni 2008 door Provinciale Staten van Noord-Brabant is vastgesteld, formuleert het provinciale beleid voor de toekomst tot 2020. De provinciale structuurvisie kan gezien worden als een schakel tussen de structuurvisie van het Rijk en die van de gemeenten.

In de Interimstructuurvisie is het hoofdbelang 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Om dit te bereiken wordt in het ruimtelijk beleid de nadruk gelegd op de volgende vijf aspecten:

  • Lagenbenadering: het afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de draagkracht van het watersysteem en de bodem, op de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, in aansluiting op de kwaliteiten van de infrastructuur.
  • Zuinig ruimtegebruik: afremmen van de groei en spreiding van het stedelijk ruimtebeslag.
  • Concentratie van verstedelijking: het leeuwendeel van de woningbouw en de aanleg van bedrijventerreinen en infrastructuur moet plaatsvinden in de vijf stedelijke regio's, om zo het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.
  • Zonering van het buitengebied: het buitengebied moet in hoofdzaak bestemd blijven voor landbouw, natuur en recreatie.
  • Grensoverschrijdend denken en handelen: regionale, intergemeentelijke afstemming van ruimtelijke vraagstukken.

Eindhoven is gelegen binnen de stedelijke regio Eindhoven-Helmond. In de Interimstructuurvisie is dit gebied aangeduid als een samenhangend en verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu moeten bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis, en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0006.png"

Figuur: Ruimtelijke Hoofdstructuur Interimstructuurvisie

Het plangebied van Reconstructie Orpheuslaan is op de Kaart Ruimtelijke Hoofdstructuur grotendeels aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Een klein gedeelte van het plangebied, namelijk het stukje dat rondom de Dommel ligt, is aangemerkt als 'landschappelijke zone' en 'GHS-natuur/in combinatie met water'. Met dit project wordt de verkeerssituatie ter plaatse verbeterd. Dit draagt bij aan de bereikbaarheid zoals die in de Interimstructuurvisie wordt genoemd. De geplande reconstructie van de Orpheuslaan, inclusief het groenplan, zal verder geen belemmering voor de aanwezige natuurwaarden vormen. De wezenlijke kenmerken en waarden zullen namelijk in stand worden gehouden en beschermd worden. Waar nodig zal voldoende (natuur)compensatie plaatsvinden.

Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan is voldoende rekening gehouden met de ruimtelijke belangen van de provincie. Er is geen sprake van strijdigheid met het provinciaal beleid.

3.3.2 Paraplunota Ruimtelijke Ordening

De belangen en doelen zoals verwoord in de Interimstructuurvisie zijn verder geconcretiseerd in de Paraplunota Ruimtelijke Ordening. Deze paraplunota heeft de status van beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (art. 4:81 lid 1 Awb). Een beleidsregel heeft betrekking op de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en/of de uitleg van wettelijke voorschriften bij de uitoefening van bevoegdheden die het bestuursorgaan heeft. Omdat Gedeputeerde Staten bij de toetsing van bestemmingsplannen deze beleidsregels in acht moeten nemen, worden deze inzichtelijk gemaakt voor gemeenten en andere partijen.

Inmiddels is de Paraplunota met ingang van 1 juni 2010 ingetrokken. Dit vanwege de invoering van de Verordening Ruimte, fase 1. De provincie geeft aan dat dit niet betekent dat daarmee ook alle plannen en beleidsnota’s die via de Paraplunota gebundeld waren, vervallen zijn. Zij vormen echter niet langer het directe beoordelingskader voor gemeentelijke plannen.

Conclusie

Dit plan betreft de reconstructie van een weg. Dit past binnen de belangen en doelen die beschreven zijn in de Paraplunota Ruimtelijke Ordening.

3.3.3 Structuurvisie RO Noord-Brabant

Als opvolger van de Interimstructuurvisie is gewerkt aan een nieuwe structuurvisie met een uitvoeringsagenda. Deze is 1 oktober 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Deze nieuwe Structuurvisie bevat een overzicht van de ruimtelijke belangen, doelen en hoofdlijnen van het Brabantse ruimtelijk beleid. In de uitvoeringsagenda staat welke (juridische, financiële en/of communicatieve) instrumenten de provincie Noord-Brabant inzet om haar beleid uit de Structuurvisie te realiseren.

De vijf grote steden (Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg en Breda) van het samenwerkingsverband BrabantStad ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke concentraties voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zone langs infrastructuurassen en in de centra. De gemeenten pakken de ontwikkeling van deze zones op als integrale gebiedsopgave waarbij de provincie extra aandacht vraagt voor onder andere de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de wegen.

De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een sterk bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden. Daarom wordt de zoekruimte voor nieuwe grootschalige, bovenregionale voorzieningen beperkt tot de hoogstedelijke zones. De provincie wil de transformatie van een beperkt aantal complexe gebieden langs onder andere snelwegzones in de hoogstedelijke zones stimuleren.

Conclusie

Onderhavige plangebied is in de structuurvisie aangewezen als 'Kern stedelijke regio' en rondom de Dommel als 'Waterloop' en 'Groenblauwe mantel'. Het plan als zodanig past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie RO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0008.jpg"

Figuur: Ontwikkelingsbeeld Structuurvisie Noord-Brabant

3.3.4 Verordening Ruimte Noord-Brabant

De Verordening Ruimte Noord-Brabant is opgedeeld in twee fasen. De eerste fase regelt een beperkt aantal onderwerpen. De bepalingen voor deze onderwerpen zijn gebaseerd op het bestaande beleid dat was opgenomen in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota. De verordening bevat instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. Op 23 april 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening Ruimte fase 1 vastgesteld. De Verordening Ruimte fase 1 is op 1 juni 2010 in werking getreden.

In de tweede fase volgen onderwerpen waar nu nieuw beleid voor wordt ontwikkeld. Dit zijn onderwerpen waarvan uitwerking wordt gekoppeld aan totstandkoming van de structuurvisie. Deze tweede fase is eind 2010 door Provinciale Staten vastgesteld.

Vanuit de Verordening Ruimte, fase 1, zijn voor dit plan met name de natuuraspecten van belang. Het gaat dan om het herbegrenzen van de Ecologische Hoofdstructuur en het aanwijzen van zoekgebieden waarbinnen op termijn ecologische verbindingszones gerealiseerd moeten worden. Onderdeel hiervan is onder andere het beschermen van natte natuurparels. Hiervoor zijn in de Verordening zogenaamde attentiegebieden aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0009.jpg"

Figuur: Kaart Verordening Ruimte, fase 1, Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waarvan de begrenzing in de Verordening geactualiseerd is, heeft tot doel om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden inclusief de verbindingen daartussen. Gemeenten worden verplicht de op de kaart opgenomen EHS goed in hun bestemmingsplannen op te nemen. In de verordening is beschreven hoe deze gebieden moeten worden beschermd. De Orpheuslaan ligt niet in een dergelijk gebied maar grenst aan de EHS en het Attentiegebied EHS.

De bescherming van waterbergingsgebieden is ook op een kaart bij de Verordening Ruimte, fase 1, opgenomen. Voor dit plangebied zijn zowel het 'regionaal waterbergingsgebied' als het 'reserveringsgebied waterberging' van belang. De Orpheuslaan doorsnijdt deze gebieden. Hierover heeft vooroverleg met het Waterschap plaatsgevonden. De resultaten daarvan zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van deze toelichting opgenomen. Conclusie is dat de waterbelangen voldoende gewaarborgd zijn in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0010.jpg"

Figuur: Kaart Verordening Ruimte, fase 1, Waterberging

Conclusie

Het project 'reconstructie Orpheuslaan' past binnen de uitgangspunten van de Verordening Ruimte. Alle relevante zaken zijn afgewogen in dit bestemmingsplan.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvise 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit. Het onderhavige bestemmingsplangebied ligt buiten een transformatiegebied.

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0011.png"

Figuur: Gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven 2009

De Orpheuslaan, en daarmee het plangebied, doorkruist een aantal gebieden van de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie Eindhoven 2009. Het betreft:

  • Natuur
  • Gebruiksgroen
  • Zorg en opvang
  • Wonen
  • Sport

Natuur

Dit zijn gebieden voor groene en ecologische ontwikkeling. Het extensieve (recreatief ) medegebruik is gericht op natuur- en landschapsbeleving aangezien het onderdelen betreft van de Groene en Ecologische Hoofdstructuur.

Gebruiksgroen

Dit zijn groengebieden, veelal behorende tot de Groene Hoofdstructuur, waarin op voorwaarde van het behoud van de natuur- en landschapskwaliteiten uiteenlopende (groen)recreatieve functies kunnen zijn ondergebracht, zoals maneges, golfbanen, uitloopgebieden, parken en volkstuinen. Verder zijn de gronden bedoeld voor landbouw, kleinschalige aan het buitengebied gebonden bedrijven (inclusief kleinschalige horeca) en extensieve sportgebieden.

Zorg en opvang

Deze gronden zijn bedoeld voor geclusterde stedelijk/ regionale zorggerelateerde opvangvoorzieningen zoals ziekenhuizen, verslavingszorg, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, revalidatiecentra en gevangenissen.

Wonen

Deze gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen (o.a. buurt- en wijkparken, sportfaciliteiten en –velden, buurtontmoetingsruimten), detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorie 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is.

Sport

Deze gronden zijn bedoeld voor sportconcentratiegebieden: geclusterde stedelijke voorzieningen op gebied van sport (intensief ) en ter ondersteuning van de sportvoorzieningen kleine horeca, kantoor- of medische faciliteiten.

Conclusie

Het project ziet op de reconstructie van een bestaande weg. In het ontwerp is veel aandacht besteed aan het groen en de natuur rondom de Orpheuslaan. Hierover heeft ook overleg met de provincie Noord-Brabant plaatsgevonden. Omdat het om de reconstructie van een bestaande weg gaat, is een nadere toets aan het ruimtelijk beleid uit de Interimstructuurvisie verder niet noodzakelijk.

3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.5.1 Archeologie

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente Eindhoven kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart, een onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid van de gemeente Eindhoven is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Volgens de huidige archeologische kaart valt het traject niet in een archeologisch verwachtingsgebied. Er ligt echter een concept voor een geactualiseerde archeologische waardenkaart. In verband met voorschrijdende inzichten, onder andere door nieuwe informatie uit opgravingen, zijn juist beekdalen landelijk op de archeologische kaart gekomen. Zo ook in Eindhoven. Dat betekent dat volgens de nieuwe kaart de gebieden ten noorden en ten zuiden van de Orpheuslaan, ter hoogte van het Dommeldal, nu ook archeologisch verwachtingsgebied zijn.

Middels grondboringen is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uitkomst was dat alleen ter plaatse van de te realiseren rotonde een gebied met een bepaalde verwachtingswaarde is. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zal er archeologische begeleiding door een archeoloog plaatsvinden. De archeologische belangen worden op deze wijze voldoende gewaarborgd.

3.5.2 Cultuurhistorische waarden

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

De J.F. Kennedylaan en het Wasvenpad behoren tot de "historische wegenstructuur na 1900". De Dommel en de omgeving zijn aangemerkt als "historische waterloop" en "historisch landschap". Aangezien dit project de reconstructie van een bestaande weg betreft, zullen de cultuurhistorische waarden door het project niet aangetast worden.

3.6 Verkeer En Parkeren

3.6.1 Autoverkeer

De Orpheuslaan maakt deel uit van het "secundaire" autonetwerk van Eindhoven. De route Van Oldebarnenvelt - Orpheuslaan wordt regelmatig gebruikt als sluiproute tussen de Eisenhowerlaan en John F. Kennedylaan en vice versa. De verkeersstromen tussen die wegen zijn in een studie in beeld gebracht. Verder is de kruising Orpheuslaan en John F. Kennedylaan een zogenaamde "blackspot". Deze kruising zal door de uitvoering van dit project verbeterd worden.

3.6.2 Fietsverkeer

Een gedeelte van de Orpheuslaan en de aansluitingen met de Agamemnonlaan en de Ds Theodor Fliednerstraat maken deel uit van het Eindhovense "sternet" fietsnetwerk. De Oprheuslaan zelf is onderdeel van een secundaire fietsroute.

3.6.3 Parkeren/parkeerbeleid

Het onderhavige project leidt niet tot wezenlijke veranderingen in de parkeersituatie. Voor de reconstructie was langsparkeren fysiek onmogelijk en gold voor het grootste gedeelte aan beide zijden van de weg een parkeerverbod. Na de reconstructie blijft dit onveranderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0012.jpg"

Figuur: Situatie Orpheuslaan ter hoogte van de Creonlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0013.jpg"

Figuur: Orpheuslaan ter hoogte van Achilleslaan

3.7 Groen

3.7.1 Groenbeleidsplan

Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.

Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0014.png"

Figuur: Groen en recreatievoorzieningen

Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'Stad, rood beeldbepalend', 'Multifunctioneel groen' en 'Natuur'. In dit gebied worden als ordeningsprincipe de volgende strategieen aangehouden:

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen.

Strategie 5: Multifunctioneel groen

Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.

Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in de Groene Hoofdstructuur. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten.

Strategie 6: Natuur

In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en een nadere detaillering van de door de provincie aangegeven Groene Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging.

Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

Conclusie

Bij de reconstructie van de Orpheuslaan is met de belangen uit deze strategieën rekening gehouden. Zo is onder andere een uitgebreid groenplan opgesteld. Verder is van belang dat dit project de reconstructie van een reeds bestaande weg is. Het gaat dus niet om een geheel nieuwe ontwikkeling.

3.7.2 Kapbeleid Eindhoven: "Niet kappen tenzij"

In aansluiting op het Groenbeleidsplan is een kapbeleid (mei 2002) ontwikkeld dat recht doet aan de groene ambitie van Eindhoven. Het beleid is gericht op een vegroting van het aantal, de verhoging van de gemiddelde conditie en een betere leeftijdsopbouw van de gemeentelijke bomen en bossen. Hoofdprincipe is "niet kappen, tenzij ...". Het is de bedoeling kapvergunningen alleen te verlenen als er gegronde redenen worden aangedragen waarom de boom gekapt zou moeten worden.

Door Cobra boomadviseurs b.v. is voor dit project een bomeneffectanalyse (BEA) opgesteld, "Bomeneffectanalyse Vijftig bomen Orpheuslaan Eindhoven". Deze BEA gaat over vrijftig bomen aan weerszijden van de Orpheuslaan in Eindhoven. Op basis van het onderzoek, de huidige kwaliteit van de bomen en de informatie uit het voorlopig ontwerp heeft Cobra enkele aanbevelingen geschreven. De bomeneffectanalyse maakt als bijlage deel uit van deze toelichting. Bij het al dan niet verlenen van kapvergunningen (omgevingsvergunningen) zal dit rapport betrokken worden.

3.7.3 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen

Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad van de gemeente Eindhoven vastgesteld . Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven. Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.

In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.

Door Cobra boomadviseurs b.v. is voor dit project een bomeneffectanalyse (BEA) opgesteld, "Bomeneffectanalyse Vijftig bomen Orpheuslaan Eindhoven". Deze BEA gaat over vrijftig bomen aan weerszijden van de Orpheuslaan in Eindhoven. Op basis van het onderzoek, de huidige kwaliteit van de bomen en de informatie uit het voorlopig ontwerp heeft Cobra enkele aanbevelingen geschreven. De bomeneffectanalyse maakt als bijlage deel uit van deze toelichting.

3.8 Bedrijvigheid/geur

De milieuhinder van bedrijven is geanalyseerd op hun invloed op dit plan. In casu gaat het om geurhinder van de RWZI. Het plan ligt gedeeltelijk binnen de geurcontourlijn van de RWZI, zoals weergegeven op de verbeelding die onderdeel uitmaakt van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Gelet op de aard van dit plan, de reconstructie van een bestaande weg, vormt dit aspect geen belemmering.

3.9 Prosititutie

Er bevinden zich in het plangebied geen prostitutiebedrijven.

3.10 Kabels, Leidingen En Straalpaden

In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die tot belemmeringen leiden of die planologische bescherming behoeven. Uiteraard zal er bij de uitvoering van het project rekening gehouden worden met de reguliere kabels en leidingen die aanwezig zijn.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Geluid

Inleiding

Door de SRE Milieudienst is een akoestisch onderzoek verricht voor de Orpheuslaan te Eindhoven. Het plan voorziet in een aantal wijzigingen aan een bestaande weg in een bestaande wijk. Het betreft de aanleg van een tweetal rotondes en een verplaatsing van het wegdek.

Uitgangspositie

Het doel van het akoestisch onderzoek is het toetsen of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder (Wgh). Er is sprake van een reconstructie als door veranderingen aan de weg in het toekomstige maatgevende jaar er zich een verhoging van de geluidsbelasting voordoet van 2 dB of meer.

Voor de beschouwde situatie is met behulp van het programma Geomilieu versie 1.60 een akoestisch rekenmodel opgesteld. Voor de bebouwingshoogte is gebruik gemaakt van de digitale bestanden die door de gemeente Eindhoven beschikbaar zijn gesteld.

Voor de verkeersgegevens is gebruik gemaakt van de Regionale VerkeersMilieuKaart van de gemeente Eindhoven. Hierin staan de actuele verkeersgegevens en omgevingsfactoren per weg(deel) geregistreerd. De rotondes zijn ontworpen op een maximale intensiteit van 20.000 mvt/etmaal, deze is toegepast in de toekomstige situatie 2020.

Voor de Orpheuslaan geldt een maximum snelheid van 50 km/u en is uitgegaan van een referentiewegdek.

Als standaard bodemfactor is voor de modelleringen 0,5 aangehouden. De overige bodemgebieden zijn beoordeeld aan de hand van de door gemeente Eindhoven beschikbaar gestelde luchtfoto's van de omgeving. Voor de beoordeling zijn berekeningen uitgevoerd per bouwlaag: vanaf 1,5, 4,5, 7,5 en 10,5 meter.

De berekeningen zijn uitgevoerd conform Standaard Rekenmethode II, zoals die staat vermeld in bijlage 3 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, van 21 december 2006.

Resultaten

In de tabellen van het akoestisch onderzoek is de berekende geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer aan de Orpheuslaan weergegeven op de willekeurig gekozen toetspunten in de huidige (2010) en de toekomstige situatie (2020).

Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de gecorrigeerde (conform art. 110 Wgh) geluidsbelasting op de gevoelige objecten ten gevolge van wegverkeer aan de Orpheuslaan met maximaal 1 dB toeneemt. Dit betekent dat er geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Het vaststellen van een hogere waarde is niet noodzakelijk. Op grond van het akoestisch onderzoek blijkt dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan.

4.2 Luchtkwaliteit

Regelgeving algemeen

De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, nr. 434) en is gewijzigd op 12 maart 2009 (Stb., nr. 158). De wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. De datum waarop aan de jaargrenswaarde voor NO2 moet worden voldaan bedraagt 1 januari 2015. In de tussenperiode gelden tijdelijk de volgende verhoogde grenswaarden: voor NO2 een jaargemiddelde van 60 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 48 microgram/m3 en een daggemiddelde van 75 microgram/m3, die jaarlijks maximaal 35 keer mag worden overschreden. Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM) verlegd naar 3% van de grenswaarde.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen. Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend. Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Planbeschrijving en toetsing

De invloed van de reconstructie van de Orpheuslaan op de luchtkwaliteit ter plaatse wordt bepaald door de verkeersaantrekkende of verkeerswerende werking van de nieuwe lay-out van de weg.

De luchtkwaliteitseisen van de Wet Luchtkwaliteit vormen geen belemmering voor de plannen wanneer de activiteiten 'niet-in betekenende' mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (artikel 5.16 lid 1 onder c Wm). In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Voor de reconstructie van een weg zijn in de Wet Luchtkwaliteit geen grenzen aangegeven. Aangezien de invloed van de reconstructie op de luchtkwaliteit wordt bepaald door de verkeersaantrekkende werking, wordt aangesloten bij de grenzen die gesteld worden voor woningbouwlocaties, waarbij ook de verkeersaantrekkende werking maatgevend is. Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3b van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het plan niet voorziet in de bouw van meer dan 1500 woningen. Hierbij wordt over het algemeen uitgegaan wordt van een kengetal van 5 verkeersbewegingen per woning. Dit betekent dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer sprake is van niet meer dan 7500 verkeersbewegingen.

In de huidige situatie (peiljaar 2010) is sprake van een voertuigintensiteit op de Orpheuslaan van circa 20.000 motorvoertuigen per etmaal. De rotondes in de situatie na reconstructie worden gedimensioneerd op een maximale verkeersintensiteit van 20.000 motorvoertuigen per etmaal. Het aantal verkeersbewegingen op de Orpheuslaan neemt niet toe.

Conclusie

Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden.

4.3 Externe Veiligheid

Het externe veiligheid beleid is gericht op het beheersen van risico´s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen “plaatsgebonden risico” (de ten minste in acht te nemen grenswaarde die niet mag worden overschreden ten aanzien van "kwetsbare objecten", alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde ten aanzien van "beperkt kwetsbare objecten") en het “groepsgebonden risico” (een oriënterende waarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken).

De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt o.a. aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.

4.3.1 Bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vanwege de aanwezigheid of het werken met gevaarlijke stoffen, momenteel nog beperkingen opleveren voor de omgeving.

4.3.2 Transport; wegverkeer, railverkeer, waterwegen, buisleidingen, luchtverkeer

Het aspect 'externe veiligheid' speelt geen rol van betekenis vanwege de volgende redenen:

  • Over de Orpheuslaan vindt slechts in beperkte mate transport van gevaarlijke stoffen plaats
  • Relevante spoorlijnen voor het transport van gevaarlijke stoffen liggen op voldoende afstand van de Orpheuslaan
  • Relevante waterwegen voor transport van gevaarlijke stoffen zijn niet aanwezig
  • Relevante buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn niet aanwezig
  • De Orpheuslaan ligt niet binnen het invloedsgebied van het vliegveld

Samengevat kan worden gesteld dat er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmering is en dat het bestemmingsplan doorgang kan vinden.

4.4 Bodem

Uit de beoordeling van de gegevens van het bodeminformatiesysteem en het bodemarchief blijkt het volgende. Er zijn op de Orpheuslaan maar enkele verdachte locaties. Op deze locaties dient voorafgaand aan de daadwerkelijke reconstructie een bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Het gaat om de volgende locaties:

  • Een voormalige waterloop die de Orpheuslaan kruist ter hoogte van de Ajaxlaan.
  • Bij woningen aan de noordzijde van de Orpheuslaan liggen ondergrondse brandstoftanks. Het merendeel van deze tanks is afgevuld met zand. Enkele tanks zijn niet afgevuld of vewijderd, op die plekken kan de bodem verontreinigd zijn.
  • Mogelijk is in het verleden de Orpheuslaan vanaf de Sumatralaan richting het oosten verhard geweest met sintels.
  • In 2002 is ten westen van de Dommel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek zijn sterke verontreinigingen met zware metalen aangetroffen. De omvang van deze verontreiniging is niet volledig in beeld.

Conclusie

Op enkele plekken dienen nog bodemonderzoeken uitgevoerd te worden voordat de aanleg van de nieuwe weg van start gaat. De bodem zal geschikt worden gemaakt voor gebruik als weg en bijbehorend groen.

4.5 Natuur

Zoals beschreven in artikel 3.3.4 van deze toelichting grenst het plangebied aan de Ecologische Hoofdstructuur en Attentiegebied EHS. Met de natuurbelangen is bij de planvorming voldoende rekening gehouden. Als gevolg van de reconstructie neemt de oppervlakte aan groen in dit gebied per saldo toe.

4.6 Radarverstoringsgebied

Het plangebied ligt in een radarverstoringsgebied. Binnen dit gebied mag de bebouwingshoogte maximaal 65 meter boven NAP bedragen. Er wordt echter geen hoge bebouwing toegestaan binnen het plangebied. Bovendien is de aard van het plan - de reconstructie van een bestaande weg - zodanig dat het radarverstoringsgebied geen belemmeringen zal opleveren voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan).

5.2 Gemeentelijk Beleid

5.2.1 Gemeentelijk rioleringsplan

Het huidige Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) kent een geldigheidsduur tot en met 2010. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Op 30 november 2010 is het nieuwe GRP voor de jaren 2011 - 2014 vastgesteld. In deze waterparagraaf is met beide plannen rekening gehouden.

5.2.2 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf BrabantWater. Het plan omvat drie delen. Het “Visiedocument” (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijk streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel “Taken en Bevoegdheden” regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijk water tussen de vier waterpartijen. Het deel “Maatregelen” geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden. Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema´s (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan is bestuurlijk bekrachtigd met een convenant in januari 2006. Eén van de belangrijkste doelstellingen uit het Waterplan is het realiseren van een waternetwerk in de stad.

5.3 Beleid Waterschap En Provincie

Het Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheersplan 2001-2004 “Door water gedreven” vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Voorts geeft het Waterschap in de beleidsnota “Samen werken aan stedelijk water” inzicht in hoe het stedelijk waterbeheer verder inhoud zal worden gegeven. In de Inrichtingsvisies geeft het Waterschap voor de stroomgebieden de geplande ontwikkelingen weer. Dit dient voor het Waterschap als toetsingskader voor de plannen die door derden in het stroomgebied worden opgesteld (waterhuishouding en ecosysteem). Tenslotte is de Keur Oppervlaktewateren 2005 van belang. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is.

De provincie Noord-Brabant onderscheidt drie lagen voor beleidsafwegingen in ruimtelijke planvorming. De onderste laag is het bodem-watersysteem. De provincie Noord-Brabant heeft het provinciaal Waterhuishoudingsplan (partiële herziening 2003-2006) vastgesteld. Van belang zijn met name de thema´s: water in bebouwd gebied, het verbeteren van de waterkwaliteit en de inrichting van waterlopen. De provincie is ook het bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen voor de onttrekking van grondwater. Daarnaast is in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water een deelstroomvisie voor Oost-Brabant opgesteld die de gebieden aangeeft waar o.a. ruimte voor waterberging gezocht wordt of benodigd is.

5.4 Situering Plangebied Vanuit De Waterhuishouding

Aanleiding voor de reconstructie is de slechte onderhoudsstaat van de asfaltverharding in de Orpheuslaan. Deze asfaltverharding moet, inclusief fundering, vervangen worden. Dit noodzakelijke onderhoud geeft de mogelijkheid om diverse verkeerskundige en andere ambities in de Orpheuslaan te realiseren. Voor de afwatering betreft dit het opvangen en, via een overloop, vertraagd afvoeren van hemelwater afkomstig van de wegverharding. Tevens wordt al gescheiden gerioleerde bebouwing aangekoppeld op het HWA stelsel. Middels deze waterparagraaf wordt aangegeven of en welke duurzame maatregelen met betrekking tot het watersysteem te realiseren zijn en of de veranderingen gevolgen hebben voor het bestaande watersysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0015.jpg"

5.5 Beschrijving Watersysteem Plangebied

Momenteel is de Orpheuslaan een 10 meter brede, 2 baans, asfaltweg met aan weerszijden 3 meter brede verharde voetpaden maar geen fietspaden. Van het 950m lange traject watert momenteel 750m af op het gemengd riool. 200m weg in het keurgebied is aangesloten op de Dommel via een HWA riool en bermsloten. De grondwaterstanden in de omgeving variëren tussen -1,4 en - 2,4 m-mv.

Naast het plangebied ligt verzorgingstehuis Peppelrode welke gescheiden gerioleerd is uitgevoerd. Momenteel loost 22.000m2 verhard oppervlak van dit terrein op het gemengd riool stelsel in de Orpheuslaan.

Onder een gedeelte van de Orpheuslaan loopt een HWA riool dat opgevangen hemelwater vanaf de Kenndylaan (2,5ha) via een pomp afvoert naar de Oude Gracht. Deze waterstroom wordt middels een lamellenfilter gezuiverd. Aan de westkant van de Dommel bevindt zich een zaksloot waarin hemelwater, afkomstig van het weg & voetpad, opgevangen wordt.

Checklist
Binnen waterwingebied? Nee
Binnen beschermingszone? Nee
Binnen/nabij KRW lichamen? Ja (nabij, de Dommel)
Verdachte/verontreinigde locaties? Ja
Postzegelplan? Nee
Binnen keurgebied? Ja
Binnen attentiegebied? nee

5.6 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

Het toekomstig profiel krijgt een 3 meter brede middenberm met aan weerszijde 2 rijstroken van 3.25 meter breed. Op 2 splitsingen komt een rotonde. Aan de zuidzijde van het traject komt een 3,5 meter breed vrij liggend fietspad. De huidige voetpaden aan de zuidzijde verdwijnen. De middenberm wordt gebruikt om afstromend hemelwater van de op één oor liggende rijstroken op te vangen. Vanuit de middenberm gaat het water via een slokop naar, afhankelijk van de locatie, het DWA, het HWA of de Dommel via bermsloten in het keurgebied. Peppelrode wordt ontkoppeld van het gemende riool en aangesloten op het HWA riool. Deze aansluiting wordt geknepen op een afvoer van 15m3 per uur. Bij een grotere aanvoer stuwt het water op en loost in een nieuw aan te leggen leegloopvoorziening van 400 m3. Deze voorziening krijgt een overloop op het bestaande gemengd stelsel in de Orpheuslaan. Bij deze afmeting komt 96% van het jaaraanbod aan hemelwater in het HWA riool terecht. Door de nieuwe ligging van het fietspad komt een gedeelte van de bestaande zaksloot aan de westzijde van de Dommel te vervallen. Om negatieve invloed van de hydraulische verandering op de nabijgelegen bomenrij te voorkomen worden bij de aanleg maatregelen genomen om zuurstofgebrek en vernatting te voorkomen.

Oppervlakten Huidig m2 Toekomstig m2
Wegen 9.500 (2.000 op dommel) 6.200 (4.000 via VL op de Dommel)
Fietspaden 0 3.100 (2.600 op berm)
Voetpaden 5.700 (4.000 op berm) 2.400 (1.400 op berm)
onverhard terrein 0 3.500
Peppelrode (buiten plangebied) 22.000 (nu aangesloten op gemengd riool) 22.000 (nu aangesloten op HWA richting Oude Gracht (met overloop))
Totaal 15.200 15.200

overzicht huidige en toekomstige situatie verhardingen

Door realisatie van de herinrichting neemt binnen het plangebied het verhard oppervlak met ca. 3.500 m2 af. Het afgekoppeld verhard oppervlak neemt met ongeveer 2.000m2 toe. Het waterschap toetst de rand van het keur gebied op kwantitatieve effecten van de voorgestelde maatregelen. Daarbij zijn geen negatieve invloeden waargenomen. Aanvullende compenserende maatregelen zijn daarom niet noodzakelijk. Daarnaast wordt 22.000m2 VO, afkomstig van Peppelrode, niet meer op het gemengd geloosd maar via het HWA op de oude gracht aangesloten. Op bijgevoegde tekening is het ontwerp van de verschillende waterelementen ingetekend.

5.7 Waterkwaliteit

Bij de inrichting, bouw en beheer fase worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Verhard oppervlak stroomt via de middenberm in de overloop die daarbij als bodempassage functioneert. Kruisingen/rotondes worden niet op het HWA aangesloten i.v.m. het risico op het vrijkomen van milieubelastende stoffen bij aanrijdingen. Voor de Orpheuslaan wordt hetzelfde onderhoudsregime aangehouden als bij de overige wegen in Eindhoven. Dat betekent het ruimen/vegen van blad/grover vuil en gedoseerd nat strooien in de winterperiode.

In het overloopgebied van de Dommel is een beperkte sintelvervuiling aangetroffen. Het opvangen van hemelwater in de middenberm en vervolgens laten infiltreren/overlopen van dit water in de evenwijdig gelegen sloot heeft geen uitlogend effect daarop. Op de overige plekken waar een middenberm of de wadi komt, zijn niet aangemerkt als verdachte locaties.

5.8 Afspraken Waterschap

In juni 2010 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Daarbij zijn beginselen vastgelegd over de invulling van de waterhuishoudkundige aspecten van deze reconstructie. Een belangrijk uitgangspunt van het plan is het verminderen van het aantal vierkante meters aangesloten verhard oppervlak. Dit uitgangspunt is gerealiseerd binnen het ontwerp. Ten opzichte van de huidige inrichting neemt het aantal m2 verharding af door versmalling van beide rijbanen en aanleg van een brede middenberm. De verharding van het nieuwe fietspad watert waar mogelijk af op de berm. Daarnaast heeft het plan het doel hemelwater, waar mogelijk, op de middemberm af te wateren. Bij hevige buien loopt het water via overlopen over op, afhankelijk van de locatie, het HWA, het gemengde rioolstelsel of de Dommel. Daarbij fungeert de middenberm tegelijkertijd als grondpassage. In het ontwerp is daarnaast een wadi cq leegloopvoorziening opgenomen die het mogelijk maakt zorgcentrum Peppelrode grotendeels af te koppelen. De voorgestelde maatregelen hebben zowel kwalitatief als hydrologische geen negatieve effecten op de omgeving. Op 23 december 2010 heeft Waterschap de Dommel daarom ingestemd met de voorgestelde maatregelen en is het wateradvies afgedaan.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Reconstructie Orpheuslaan is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2008. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

6.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Voor de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn er geen verschillen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80099-0501_0016.jpg"

Analoge verbeelding van het plangebied

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

Inleidende regels

De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de Wijze van meten (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

Bestemmingsregels

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG (artikel 3)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen op- en afrit van een bestaand tankstation. De voorschriften van het geldende bestemmingsplan zijn als regels voor deze bestemming opgenomen.

Bestemming Gemengd - 1 (artikel 4)
Deze bestemming voorziet in een drietal hoofdfuncties, te weten verkeer, water en natuur. De bestemming is specifiek opgenomen voor de plek waar de Orpheuslaan de Dommel over gaat. De weg heeft de functie verkeer. De Dommel heeft de functies water en natuur. Natuur omdat De Dommel in de 'ecologsiche hoofdstructuur (EHS)' ligt.

Bestemming Gemengd - 2 (artikel 5)
Deze bestemming voorziet in een tweetal hoofdfuncties, te weten verkeer en verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG. De bestemming is specifiek bedoeld voor de plek waar de Orpheuslaan de op-en afrit van het tankstation aan de Kennedylaan over gaat. De voorschriften van het geldende bestemmingsplan zijn één op één als regels voor deze bestemming opgenomen.

Bestemming Groen (artikel 6)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als 'structureel groen op stedelijk niveau' en 'structureel groen op wijk- en buurtniveau' is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming Groen. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemming Verkeer (artikel 7)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Algemene regels

Onder de Algemene regelszijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling en deAlgemeneafwijkingsregels.

Overgangs-en slotregels

In de Overgangs- en slotregelszijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

De gemeente heeft in maart 2009 het toezicht- en handhavingsprogramma 2009 vastgesteld.
In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.
Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.
De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:

  • Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties).

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken als veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding zijn.
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaven zijn duidelijke regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

7.2 Handhaving Voorliggend Plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is. Dit ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, bouwverordening, algemene plaatselijke verordening etc.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het wegbestemmen van momenteel bestaande functies. Dus als sprake is van het - om redenen van een goede ruimtelijke ordening - toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.

Overigens ziet dit bestemmingsplan op de realisatie van de reconstructie van een bestaande weg. Zowel de feitelijke situatie als de bestemmingen veranderen niet wezenlijk.

Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten

De gemeente is initiatiefnemer van dit project. Er wordt krediet beschikbaar gesteld voor de realisatie van dit project. Het project is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.

Als gevolg van de herinrichting van de Orpheuslaan wordt geen planschade verwacht. Reden hiervoor is dat de planologische situatie maar in zeer geringe mate wijzigt.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro

Bekendmaking ex artikel 1.3.1. Bro heeft op de gebruikelijke wijze, door publicatie, op 15 september 2010 plaatsgevonden.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Over dit plan heeft vooroverleg plaatsgevonden met Waterschap De Dommel. Verder is er contact geweest met de provincie Noord-Brabant. Met het Rijk heeft geen vooroverleg plaatsgevonden omdat er geen rijksbelangen in het geding zijn.

9.3 Inspraak En Samenspraak

Voodat dit bestemmingsplan werd opgesteld was het plan al enige tijd in ontwikkeling. Het ontwerp is diverse keren onderwerp van gesprek en overleg geweest. Er zijn een aantal bijeenkomsten geweest met de klankbordgroep vanuit de buurt en de bewoners zijn tijdens informatieavonden geïnformeerd. Het nu voorliggende plan is dus middels samenspraak tot stand gekomen.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken met ingang van donderdag 24 februari 2011 tot en met woensdag 6 april 2011 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Naar aanleiding van de tervisielegging is één zienswijze, ondertekend door meerdere personen, ontvangen. De zienswijze is in de 'Nota van zienswijzen' van commentaar voorzien. Deze maakt als bijlage deel uit van de toelichting van dit bestemmingsplan.