Buitengebied Eindhoven 2023
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 25-03-2025 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Naar verwachting treedt begin 2024 de Omgevingswet in werking. Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel te hebben. Het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023' vervangt daarom meerdere bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting is aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden. Naast de digitale versie is er ook een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
De laatste wettelijke voorschriften en eisen dienen bij het acutaliseren van dit nieuwe bestemmingsplan in acht te worden genomen en er dient rekening te worden gehouden met het meest actuele beleid en de van toepassing zijnde regels van andere overheden. Gedacht kan worden aan de provinciale structuurvisie en de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, zoals vastgesteld door provinciale staten van Noord-Brabant.
1.2 Het Plangebied Verdeeld In Deelgebieden
Het plangebied kan globaal in drie gebieden worden verdeeld.
Noord-oost
Dit omvat de gebieden Esp (deels) en Bokt gelegen in het noordoosten van de gemeente Eindhoven en het gebied gelegen ten oosten van het bestaand stedelijk gebied (waaronder het gebied De Zeggen) ten noorden van het Eindhovensch kanaal.
Aan de oostzijde wordt dit plandeel begrensd door de Dommel en aan de westkant door de John. F. Kennedylaan, de Eindhovenseweg en de bestaande stedelijke bebouwing. Esp, de Anconalaan en het Eindhovensch kanaal vormen de zuidelijke begrenzing. De noordzijde van het plandeel grenst aan de gemeente Son en Breugel.
Zuid
Dit betreft het gebied globaal begrensd door de Geldropseweg, de oostelijke en zuidelijke begrenzing van de bestaande stedelijke bebouwing, de grens met de gemeente Geldrop en (deels) Rijksweg A67 en de High Tech campus.
West
Dit gebied wordt begrensd door de Ekkersrijt (beek), Rijksweg A2 en het Beatrixkanaal. Ook de gronden gelegen tussen de Oirschotsedijk, Anthony Fokkerweg en Rijksweg A2 maken hiervan deel uit. Verder worden de gronden gelegen ten zuiden van de Anthony Fokkerweg (globaal) begrensd door de spoorlijn Eindhoven-Tilburg, Bezuidenhoutseweg, Elburglaan, de bestaande stedelijk bebouwing van de wijk Lievendaal en Rijksweg A2 tot dit gebiedsdeel gerekend.
1.3 Voorgaande Plannen
Gennep 1988
Dit op 25 september 1989 vastgestelde (en op 15 mei 1990 goedgekeurde en vervolgens onherroepelijk geworden) bestemmingsplan geldt nog voor een zeer gering gedeelte van het tenniscomplex aan de Theo Koomenlaan in het gebied Genneper Parken. Dit gedeelte was weliswaar opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' en goedgekeurd door het provinciaal college, maar de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State heeft naar aanleiding van een ter zake ingesteld beroep het goedkeuringsbesluit voor zover het dit gebiedsdeel aangaat alsnog vernietigd. De Afdeling was van oordeel dat ter plaatse een mogelijkheid opgenomen moest worden teneinde de bouw mogelijk te maken van een clubaccommodatie. Inmiddels is elders op dit tenniscomplex een dergelijke voorziening gerealiseerd en is er geen reden meer om nu alsnog een bouwvlak toe te kennen aan het bewuste gebiedsdeel. Dit gedeelte dient nog wel te worden voorzien van een passende bestemming in het nieuwe bestemmingsplan.
Bokt Oost 1992
Zoals hiervoor reeds vermeld is het bestemmingsplan 'Buitengebied' niet in zijn geheel goedgekeurd. Goedkeuring werd onthouden aan de aan de percelen Bokt 10 en Bokt 12a (gedeeltelijk) toegekende bestemmingen. Gevolg daarvan is dat de oorspronkelijke op deze percelen rustende bestemmingen ingevolge het bestemmingsplan 'Bokt Oost 1992' van kracht zijn gebleven. Het bestemmingsplan 'Bokt Oost 1992' is door de raad op 4 oktober 1993 vastgesteld. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben daaraan goedkeuring verleend op 18 april 1994, nr. 113305 en het plan is onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 oktober 1995 nr. E01.94.0254). Het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023' vervangt ook dit plan voor zover dit nog van kracht is ten aanzien van de percelen Bokt 10 en 12a.
Buitengebied 1993
Ook was goedkeuring onthouden aan de locatie Urkhovenseweg 700 (thans kadastraal bekend gemeente Tongelre, sectie C nr. 3758) toegekende bestemming, omdat op 24 juni 1999 door burgemeester en wethouders van de (toenmalige) gemeente Geldrop bouwvergunning was verleend voor het oprichten van een agrarisch bouwwerk (loods/stallingsruimte), maar een passende bestemmingsregeling ontbrak. Ten aanzien van die locatie geldt nu nog het bestemmingsplan 'Buitengebied 1993' vastgesteld door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Geldrop.
Buitengebied
Het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023' vervangt vrijwel het gehele bestemmingsplan 'Buitengebied', dat is vastgesteld op 22 augustus 2006. Dat plan was gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 17 april 2007 (nr. 1225743/1288301). Nadat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 april 2008 (nr. 200703591/1) uitspraak had gedaan op aanhangig gemaakt beroep tegen het goedkeuringsbesluit is het plan onherroepelijk geworden.
1e Wijziging Buitengebied (Internationale school)
Dit op 21 oktober 2010 vastgestelde wijzigingsplan (onherroepelijk geworden op 3 december 2010) voorzag in de realisatie van de 'Internationale school' ter plaatse van het voormalig Constant Rebecque Kazernecomplex aan de Oirschotsedijk. Door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan VI Buitengebied (Internationale school) is het gebied waarop het wijzigingsplan nog rust, gereduceerd tot twee klein gebiedsdelen (gelegen resp. ten noordoosten en ten zuidwesten van het betreffende plangebied).
I Buitengebied (Eikenburg)
Het op 21 september 2010 vastgestelde bestemmingsplan heeft betrekking op landgoed Eikenburg nabij de Aalsterweg. Het bestemmingsplan voorziet in aanpassing van de bestemming ‘maatschappelijke doeleinden’ ten behoeve van de reeds aanwezige functies en ten behoeve een te vestigen ‘financial campus’ in de gebouwen van Landgoed Eikenburg. Dit plan is op 12 november 2010 onherroepelijk geworden. Slechts de locatie waar Pleincollege St. Joris is gevestigd maakt deel uit van het nieuwe plan Buitengebied. Voor het overige gedeelte wordt een afzonderlijk bestemmingsplan voorbereid.
II Buitengebied (Hotel van der Valk)
Het op 15 maart 2011 vastgestelde en op 6 mei 2011 onherroepelijk geworden bestemmingsplan heeft betrekking op Hotel Van der Valk aan de Aalsterweg 322. Het plan voorziet in uitbreiding van het restaurantgedeelte en van de bestaande zalen, de realisatie van een nieuwe congreszaal en een functiewijziging van de kelder van het bestaande gebouw ten behoeve van een casino. Naast de te realiseren uitbreiding voorziet het plan in een reclamemast langs de A67. Deze heeft een doorsnede van circa 4,5 meter en een hoogte van circa 40 meter.
III Buitengebied (Fontys Genneperparken)
Het plangebied van dit bestemmingsplan (vastgesteld op 20 april 2010 en onherroepelijk geworden op 1 september 2010) is gelegen in het zuidelijke deel van het stedelijk gebied van Eindhoven en meer exact in het sportgebied Eindhoven Zuid, Genneperparken. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de bouw van de Fontys Sporthogeschool op sportpark Gennep, hoek Theo Koomenlaan, Charles Roelslaan en Bram Venemanlaan.
IV Buitengebied (Kinderboerderij Philips van Lenneppark)
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied gelegen in de oksel van Rijksweg A2 / Tilburgseweg en beslaat het westelijk deel van het Philips van Lenneppark. Het op 21 september 2010 vastgestelde en op 3 december 2010 onherroepelijk geworden bestemmingsplan betrof de verplaatsing van de kinderboerderij in het Philips van Lenneppark. De bestaande bebouwing wordt afgebroken en opnieuw als park ingericht. De nieuwe locatie bevindt zich ten noorden van de huidige locatie, in de oksel van de A2 / Tilburgseweg. Het plangebied omvat zowel de oude als de nieuwe locatie en beslaat het westelijk deel van het Philips van Lenneppark.
V Buitengebied (Tennispark De Heihoef)
Het plangebied van dit bestemmingsplan (vastgesteld op 21 september 2010 en onherroepelijk geworden op 12 november 2010) betreft het tenniscomplex op het sportpark aan de Roostenlaan. Dit bestemmingsplan biedt ruimte voor nieuwbouw van een verouderde tennisaccommodatie. Het plangebied is gelegen in het zuidelijke gedeelte van het stedelijk gebied, ten oosten van de Roostenlaan.
VI Buitengebied (Internationale school)
Het bestemmingsplan (vastgesteld 28 juni 2011 en onherroepelijk geworden op 26 augustus 2011) heeft betrekking op de voormalige Constant Rebecque Kazerne aan de Oirschotsedijk. Dit complex is thans in gebruik van de internationale school.
VII Buitengebied (Loovelden)
Het bestemmingsplan 'VII Buitengebied (Loovelden)' is door de gemeenteraad op 15 maart 2011 vastgesteld en op 6 mei 2011 onherroepelijk geworden. Het plangebied is gelegen in het oostelijke deel van Eindhoven, ten zuiden van de Eisenhowerlaan en ten oosten van de Wolvendijk. In verband met een verplichting tot natuurcompensatie krijgen de betreffende voor agrarisch gebruik bestemde gronden de bestemming "Natuur" en gaan deze onderdeel uitmaken van het Natuurontwikkelingsplan Loovelden.
XI Buitengebied (Landelijk Strijp - Groen Raamwerk, fase I)
Dit op 12 maart 2013 vastgestelde en op 10 mei 2013 onherroepelijk geworden bestemmingsplan heeft betrekking op twee locaties. De eerste locatie betreft de verbindingswegen tussen de Oirschotsedijk 14a (Philips fruittuin ) en de Achtsweg Zuid en de verbindingsweg vanaf de Oirschotsedijk 14b (Internationale School Eindhoven) en de Achtseweg Zuid. De tweede locatie van dit bestemmingsplan ziet op het perceel Oirschotsedijk 25 (Beatrixoord, voormalig asielzoekerscentrum). De ter plaatse aanwezige opstallen zijn (op één na) gesloopt en aan de grond is de bestemming 'Natuur' toegekend. Deze natuurontwikkeling dient ook als compensatie voor eventuele toekomstige natuurontwikkelingen.
XII Buitengebied (hockeyaccommodatie e.o.)
Het op 27 januari 2015 vastgestelde bestemmingsplan heeft betrekking op de bouw van een nieuwe hockeyaccommodatie in Genneper Parken. Het bestemmingsplan is op 20 maart 2015 onherroepelijk geworden. De nieuwe accommodatie is centraal in het bestaande gebied van de hockeysport geprojecteerd. De bestaande hockeyaccommodaties (van Oranje Zwart en EMHC) in dit gebied worden gesloopt. Het plangebied wordt in grote lijnen begrensd door de Toon Schröderlaan aan de noordzijde en de Aalsterweg aan de oostzijde. De Stappendijk vormt de grens aan de zuidzijde met direct daar achter het Van der Valk Hotel Eindhoven. Een bestaand fiets- en voetpad langs de hockeyvelden vormt de westelijke grens van het plangebied met daarachter het zuidwestelijk deel van het sportlandgoed in Genneper Parken.
Buitengebied (Sportpark Heihoef)
Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 27 november 2018 en onherroepelijk geworden op 18 januari 2019 is gericht op het vestiging van voetbalverening RPC.
Reconstructie A2/A67
Door de gemeenteraad is op 6 maart 2007 een bestemmingsplan vastgesteld dat betrekking heeft op Rijkswegen A67 en A2 en de knooppunten Leenderheide, De Hogt en Batadorp. Dit plan is opgesteld teneinde de inmiddels gerealiseerde reconstructie (verbreding en ombouw) mogelijk te maken. Het plan is door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 21 mei 2007, goedgekeurd en op 3 augustus 2007 onherroepelijk geworden.
Achtse Barrier 2004
Een gedeelte van de J.F. Kennedylaan/Rijksweg A58 is (nog) begrepen in het op 23 maart 2006 onherroepelijk geworden bestemmingsplan Achtse Barrier 2004 (vastgesteld door de raad op 20 juni 2006 en goedgekeurd door gedeputeerde staten op 24 januari 2006). Omdat het Rijkswegennet dat begrepen is in het bestemmingsplan 'Reconstructie A2/A67' ook al in het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023' wordt ingepast is er voor gekozen om ook de overige Rijkswegenstructuur daarvan deel te laten uit maken.
Blixembosch
Ook dit plan omvat een gedeelte van de J.F. Kennedylaan/Rijksweg A58. Het bestemmingsplan Blixembosch is door de gemeenteraad vastgesteld op 24 november 1981, goedgekeurd door het provinciaal college op 14 december 1982 en onherroepelijk geworden bij KB van 1 oktober 1985. Voor de overweging om dit weggedeelte in het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023' mee te nemen zij kortheidshalve verwezen naar hetgeen daarover is opgemerkt onder 'Achtse Barrier 2004'.
I Verspreide woonwagenlocaties
De gemeenteraad heeft op 30 mei 1994 het bestemmingsplan vastgesteld. Dit plan heeft betrekking op de woonwagenlocatie aan de Heezerweg. Op 7 september 1994 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 5 december 1994 onherroepelijk geworden.
Landelijk gebied Strijp 1998
Op de gronden die deel uitmaken van de woonwagenlocatie aan de Welschapsedijk rust nog het op 1 februari 1999 vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied Strijp 1998'. Dit plan is op 11 december 2000 onherroepelijk geworden.
High Tech Campus Eindhoven-Klotputten
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het kennisintensieve bedrijventerrein de High Tech Campus gelegen ten noorden van Rijksweg A67 en het ten westen daarvan aansluitende natuur- en waterrijke gebied De Klotputten. Het plan is door de gemeenteraad op 27 maart 2012 vastgesteld en is op 18 mei 2012 onherroepelijk geworden. Vanwege de waarde van het groene gebied De Klotputten is er voor gekozen om dat gedeelte deel te laten uitmaken van het nieuwe plan Buitengebied.
Brainport Industries Campus (cluster 1)
Dit op 15 december 2015 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan is met ingang van 5 februari 2016 in werking getreden en op 28 september 2016 onherroepelijk geworden. Het plan heeft betrekking op het gebied ingeklemd tussen de Landsard, Rijksweg A2, Anthony Fokkerweg en het Beatrixkanaal. Het plan strekt tot realisatie van een duurzame campus voor kennisintensieve bedrijven in de toelever- en maakindustrie in een groene en parkachtige omgeving. Dit gebied zal geen deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2023'. Anders is door voor een strook grond parallel aan de gemeentegrens/Ekkersrijt (beek). In het plan Brainport Industries Campus (cluster 1) is deze strook aangewezen om te voorzien in compensatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Gezien deze doelstelling en gelet op de primaire functies van het buitengebied (o.a. behoud en ontwikkeling van natuur en landschap) is het gewenst om deze strook wel mee te nemen in de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied.
Tongelre buiten de Ring 2005
Het perceel aan de Loostraat waar Dahliavereniging St. Martinus al vele jaren haar activiteiten uitoefent is gedeeltelijk gesitueerd binnen de plangrenzen van het op 4 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan Tongelre buiten de Ring 2005. Dit plan is op 1 juli 2008 gedeeltelijk goedgekeurd door het provinciaal college en op 20 mei 2009 na een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden. Op het resterende gedeelte van het perceel is het bestemmingsplan Buitengebied van toepassing. Vanuit praktische overwegingen verdient het de voorkeur om het gehele perceel onder de werking van één bestemmingsplan te brengen. Inpassing in het plan 'Buitengebied Eindhoven 2023' is het meest voor de hand liggend.
Bedrijventerrein Kapelbeemd Acht 2007
Gedeeltelijk (Boschdijk-A2).
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken.Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en zo nodig de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is de wijze beschreven waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6 en in hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de resultaten van het gevoerde overleg.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
Noord-oost
Het beekdal van de Dommel is sinds 1850 slechts beperkt gewijzigd en vanaf 1928 vrijwel ongewijzigd gebleven. Delen van het agrarisch landschap gaan zelfs terug tot voor 1500. Dit geldt ook voor grote delen van het beekdal van de Kleine Dommel (gelegen ten noorden van de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldenbarneveltlaan) waarvan het agrarisch gebruik dateert van voor 1840 en zelfs van voor 1500. In dit beekdal is de percelering sinds 1940 weinig veranderd. Plaatselijk bevinden zich hier veel restanten van perceelrandbegroeiing. Bijzonder zijn de twee rijksmonumenten de Collse waterradmolen en het molenaarshuis, die voor het eerst worden vermeld in 1335. In het deelgebied bevinden zich tevens gebieden die in archeologisch opzicht van belang zijn. In het deelgebied bevinden zich twee oude agrarische nederzettingen:
• Urkhoven: een hoeve-/akkernederzetting, gelegen op een kruising van wegen en bestaand uit willekeurig verspreide agrarische bebouwing.
• Loostraat: een akker- en beekdalnederzetting. De bebouwing bestaat overwegend uit van de weg gelegen langgevelboerderijen (ca. 1800-1930) en overige erfbebouwing. Bovendien is er laanbeplanting van populieren gesitueerd langs de straat.
Daarnaast komen in het gebied een aantal historische groenstructuren voor zoals:
• Bokt: een beekdal met een kleinschalige percelering. In het beekdal bevinden zich graslanden, broekbossen, perceelrandbegroeiing en solitaire bomen.
• Esp: kleinschalig beekdallandschap met houtwallen,akkercomplexen en grasland, daterend uit de periode 1850-1890.
• De Luytelaar: een geheel van broekbos, struweel en een tweetal lanen, ingeklemd tussen de Dommel en de nieuwbouwwijk de Luytelaar. Het gebied dateert deels van voor 1850, deels na 1904.
•De Zeggen/Urkhoven: dit beekdal vormt een zeldzaam en gaaf voorbeeld van het oorspronkelijke landschap langs de Dommel.
Zuid
Het cultuurlandschap van de Gijzenrooische Zeggen is niet onderhevig geweest aan ruilverkavelingen en komt daarom sterk overheen met de periode voor 1940, de oudste delen van het gebied gaan zelfs terug tot voor 1500. Dit gebied is dan ook historisch- landschappelijk gezien van belang. Opvallend zijn de vele oude zandwegen die doodlopen op de Gijzenrooische Zeggen. Enkele verspreide boerderijen en het buiten het plangebied gelegen beschermd dorpsgezicht Riel zorgen voor een historisch bouwkundige bijdrage. Het beschermd dorpsgezicht Riel, waarvoor een afzonderlijk bestemmingsplan geldt, betreft een buurtschap met een rechthoekig, onverhard plein. De structuur dateert grotendeels uit de Late Middeleeuwen (1250-1500), toen de oudtijds verspreide bewoning zich verplaatste naar de randen van de akkercomplexen en oude alleen gelegen hoeven of "einzelhöfe" werden opgesplitst en uitgroeiden tot buurtschappen. Het bebouwingsbeeld met overwegend langgevelboerderijen dateert met name uit de periode 1850-1950. Op het plein ligt nog een voormalige drenk- en brandkuil. De begroeiing van het kleinschalig beekdal van de Tongelreep dateert deels van ongeveer 1850 en deels van 1930 en bestaat uit bos, geriefbosjes, houtwallen, laanbeplanting en perceelrandbegroeiing.
West
Landgoed de Wielewaal is in particulier bezit in de vorm van een afgebakend terrein. De naald- en loofbossen op dit landgoed zijn aangeplant in de periode 1850-1919. De bossen worden doorsneden door een rationeel stelsel van lanen en wegen afgewisseld met slingerende paden, enkele vijvers, bosweiden en een beekje. Centraal staat min of meer een landhuis uit 1935 en de villa 'het zwarte huis' uit 1933 van waaruit een zichtas in zuidwestelijke richting voert. Op het eindpunt van deze zichtas is in het bestaande bos een stervormige structuur aangelegd. Het nabij gelegen wandelpark Philips de Jongh is in 1920 door de familie Philips aan de gemeente Eindhoven geschonken. Het huidige park is in 1929 aangelegd en omvat slingerende paden, enkele statige lanen, een monument en een centraal gelegen openluchttheater. Verder bevindt zich waardevolle beplanting op de oever van het Beatrixkanaal, die dateert van na 1904 tot ca 1940.
2.2 Ruimtelijke Karakteristiek
Noord-oost
Het karakter van het gebied wordt grotendeels bepaald door het natte beekdal van de Dommel. Dit beekdal kan worden onderscheiden in het noordelijk beekdal van de Dommel gelegen tussen de Europalaan en het Wilhelminakanaal (gemeente Son en Breugel) en het zuidelijk beekdal van de Kleine Dommel, gelegen tussen het Eindhovensch kanaal en de samenkomst met het beekdal van de Dommel nabij de kern Eindhoven. Het beekdal van de Dommel is opgebouwd uit een laag gelegen kleinschalig landschap met natte beemden, van elkaar gescheiden door ontwateringsloten of perceelrandbegroeiing. Parallel aan de beek liggen de iets hoger gelegen dekzandruggen. De meeste percelen worden ontsloten via soms eeuwenoude zandwegen eventueel voorzien van begeleidend beplanting. Het beekdal van de Kleine Dommel is opgebouwd uit een gemêleerd geheel van beemden, elzen- en essenhakhoutbosjes, schraallandjes, bossen en in de natste delen ook broek- en moerasbossen (zoals bij de Zeggen). Aan de westzijde gaat dit nagenoeg onbegaanbare beekdal over in een kleinschalig landschap waarin vochtige tot natte hooilanden zijn gelegen. In het noordwesten (Esp en de Bokt) en het zuidwesten van het deelgebied (‘t Loo en Urkhoven) bevinden zich nog enige agrarische gebieden met daarbinnen nog enkele agrarische bedrijven. In het gebied de Bokt ligt een vrij groot (glas)tuinbouwbedrijf met daarbij behorende teeltondersteunende voorzieningen. Meer naar het westen bevindt zich een kleinschalig cultuurlandschap. ‘t Loo is een bebouwingscluster gelegen in agrarisch gebied dat voornamelijk uit woningen en enkele agrarische bedrijven bestaat. Urkhoven bestaat uit een clustering van bebouwing met een menging van functies. In dit deelgebied bevinden zich ook enige openbare functies waaronder een rioolwaterzuivering en een hoogspanningscomplex. Het deelgebied wordt van west naar oost doorsneden door een aantal infrastructurele werken (onder andere de weg A270, spoorlijn Eindhoven-Helmond en het Eindhovensch kanaal).
Zuid
Het oostelijk gelegen beschermd dorpsgezicht Riel, dat geheel buiten het plangebied van onderhavige herziening valt, wordt omringd door een aantal oude enkeerdgronden met kleinschalige percelering. Ten zuiden hiervan bevindt zich de rand van het oude agrarisch landschap van Gijzenrooi. Dit gebied bestaat uit een buiten het plangebied gelegen moerasgebiedje, de Gijzenrooische Zegge, omringd door een krans van natte graslanden. Deze graslanden zijn omsloten door hoger gelegen akkergronden met een opvallend micro reliëf en grote en kleinere bosjes, houtwallen en kleiputten, die nog wel deel uit maken van het plangebied. Ten zuiden hiervan ligt het reliëfrijke natuurgebied de Stratumse heide. Deze gronden zijn veelal in eigendom van het Brabants Landschap. Op het punt waar de Dommel en Tongelreep samenvloeien bevindt zich een oud en kleinschalig beekdal, ingeklemd door stedelijke uitbreidingen van Gestel en Stratum. Het noordelijk deel van het agrarisch gebied heeft een ietwat kleinschalig karakter, terwijl zich in het zuiden nog een meer grootschalig agrarisch gebied bevindt. Het gebied wordt veelal gebruikt als recreatief uitloopgebied, de Genneper Parken. Hierbij is onderscheid te maken naar de mate van verstedelijking. Een deel van het gebied wordt extensief gebruikt, maar binnen sommige delen van het gebied komt ook een mengeling met een aantal nadrukkelijk aanwezige verstedelijkingselementen voor. In het noordelijk deel bevindt zich onder meer een historisch openluchtmuseum, een ecoboerderij en een verkeersopleidingscentrum. In het zuidelijk deel bevinden zich meer sport en recreatie gerelateerde functies, zoals een ijs- en zwemstadion, sportvelden, een golfbaan, volkstuincomplex en een manege. Genneper Parken is via de Dommel en het gebied de Beemdkant verbonden met het meer westelijk gelegen natuurgebied de Klotputten,inclusief knooppunt de Hogt. Met de fietsbrug over de Dommel wordt de High Tech Campus (ten zuiden van het plangebied) verbonden met de kern van Eindhoven (Locatellistraat). Ten westen van de Stratumse Heide bevindt zich een bosachtig multifunctioneel gebied, waarin een aantal stedelijke voorzieningen zijn opgenomen, waaronder het terrein Eikenburg (met een aantal onderwijs-, recreatieve- en maatschappelijke functies), een sportcomplex, twee maneges en een twee begraafplaatsen. Het terrein Eikenburg maakt geen deel uit van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied.
West
Door alle infrastructuur heeft dit gebied een geïsoleerde ligging. Het karakter van het gebied wordt dan ook grotendeels bepaald door de A2 die het gebied doorkruist, het Beatrixkanaal en het landgoed Wielewaal. In het noordelijk gedeelte van dit deelgebied (de Nieuw Achtse heide) bevinden zich nog agrarische gronden. Deze hebben een open en relatief grootschalig karakter. Er zijn twee agrarische bedrijven aanwezig binnen dit plangebied. Het betreft een glastuinbouwbedrijf en een fruitteeltbedrijf. Nabij het knooppunt Batadorp bevinden zich enkele kleinschalige bossen met enige natuurwaarden. De genormaliseerde beek Ekkersrijt doorkruist dit deelgebied ten zuiden van het knooppunt Batadorp en vormt iets zuidelijker deels de westgrens van het deelgebied. Het zuidelijk gedeelte heeft een bosrijker karakter. Naast het landgoed en de golfbaan Welschap, waarvan delen tevens in gebruik zijn als waterwingebied, omvat dit gedeelte ook recreatieve en openbare functies, zoals sportpark de Herdgang, twee openbare parken en een internationale school in het voormalig defensie-complex de Contant Rebecque kazerne. Het gebied vormt een belangrijke schakel in de ecologische verbinding tussen het buitengebied en het stadsgebied. Via doorgaande recreatieve voorzieningen wordt de stad verbonden met het Groene Woud.
2.3 Natuur En Groen
Noord-oost
In het beekdal van de Dommel komen tal van kenmerkende natuurtypen en soorten voor, waaronder enkele vochtige tot natte loofbosjes. In vochtige en natte bloemrijke graslanden treft men naast vele pinksterbloemen ook soorten aan als gewone dotterbloem, moeraszegge en lange ereprijs. De graslanden zijn een relict van de vroeger alom aanwezige dotterbloemhooilanden en blauwgraslanden. Diverse van de genoemde soorten groeien ook in en langs sloten, waar ook kwelindicatoren voorkomen zoals waterviolier, holpijp en bosbies. Daarnaast is het beekdal is een leefgebied voor diverse vogelsoorten (bijvoorbeeld ijsvogel, bosuil, kleine bonte specht, blauwborst, nachtegaal), dagvlinders (bont dikkopje) en amfibieën (kleine watersalamander). Het beekdal van de Kleine Dommel bezit hoge natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden, met name bij de Urkhovensche of Collsche Zeggen. Het zogenaamde ‘vloweitje’ kenmerkt zich door een uiterst zeldzame plantengroei met onder andere spaanse ruiter, gevlekte orchis, vlozegge, klokjesgentiaan en heidekartelblad. Ook buiten de Urkhovense Zeggen komen nog waardevolle loofbosjes en moerasjes in het beekdal voor, waarin soorten groeien als grote keverorchis, waterdrieblad en slangenwortel. Nabij de samenkomst met de Dommel ligt een naald- en loofbos waar plaatselijk bosanemoon, dalkruid en gewone salomonszegel voorkomen. In en langs de Kleine Dommel groeien en leven onder meer de drijvende waterweegbree, ijsvogel en weidebeekjuffer. De loofbosjes en moerassen zijn een leefgebied voor vogelsoorten als de rietgors, kleine karekiet, sprinkhaanzanger, porseleinhoen en waterral.
Zuid
Langs de Dommel en Tongelreep in de bebouwde kom van Eindhoven komen enkele waardevolle natuurelementen voor, die zeldzaam tot matig zeldzaam en moeilijk vervangbaar of kwetsbaar zijn, zoals vochtige tot plaatselijk natte loofbosjes en waterplassen. Kenmerkende soorten zijn bijvoorbeeld lange ereprijs, moerasstreepzaad, vlottende waterranonkel, ijsvogel en weidebeekjuffer. De Stratumse heide bestaat uit een in 1935 met naaldbossen aangeplant heideterrein met enkele vennetjes en heiderelicten. Een van dergelijke vennetjes is het Kanunnikes ven. Dit ven heeft een zeer hoge floristische en vegetatiekundige waarde door de aanwezigheid van een hoogveenvegetatie met onder meer kleine veenbes, eenarig wollegras en de slijkzegge. Het is de enige vindplaats van de slijkzegge in Nederland. In de heiderestanten groeien en leven onder andere klokjesgentiaan, klein warkruid, de levendbarende hagedis en de heivlinder. Op de bolle akkers rondom de laaggelegen Gijzenrooische Zegge worden granen verbouwd en groeien akkerkruiden zoals korenbloem, dauwnetel en kromhals. Het akkerlandschap is een leefgebied van de grasmus, steenuil en roodborsttapuit. Het gebied rondom de bebouwing van Riel functioneert als belangrijk leefgebied voor amfibieën. Verspreid in het gebied zijn enige poelen aanwezig, die kunnen worden beschouwd als voortplantingsbiotoop en foerageergebied. De omliggende (landbouw)gronden kunnen worden beschouwd als landbiotoop, belangrijk als foerageergebied, toevluchtsoord en overwinteringsgebied.
West
In dit deelgebied komen met name naald- en gemengde bossen voor (landgoed Wielewaal). Deze bossen zijn van belang als leefgebied voor diverse vogelsoorten (onder meer kleine bonte specht, boomklever, havik, bos- en ransuil). Daarnaast bevindt zich in het gebied nog wat loofbos en jonge bosaanplant. Dankzij de vele voor de fauna aantrekkelijke biotopen en de in vele delen nog voorkomende betrekkelijke rust is dit gebied ook voor de fauna van grote betekenis. De soortenrijke vogelstand omvat veel broedvogels. In de beplanting langs het Beatrixkanaal broeden o.a. kleine bonte en groene specht en wielewaal. Speciale vermelding verdient de “Bomkrater” (paddenpoel) vanwege het voorkomen van diverse amfibieën (alpenwatersalamander, kleine watersalamander, groene en bruine kikker) en libellensoorten. De kanaalzone van het Beatrixkanaal is het ecologisch meest waardevolle gebied vanwege de zeer bijzondere milieuomstandigheden (steile hellingen, variatie in lemigheid en wisselende grondwatersituatie). Plaatselijk stroomt schoon kwelwater uit in de taluds, waardoor zeldzame vegetaties zijn ontstaan. Naast een aantal orchideesoorten (rietorchis, gevlekte orchis, grote keverorchis en welriekende nachtorchis) waren of zijn de taluds en oevers een groeiplaats voor onder andere blauwe knoop, geelhartje en trilgras. Al is deze waarde de laatste tientallen jaren sterk verminderd door verruiging en verbossing. De opgaande beplanting bestaat uit uiteenlopende soorten, zoals eik, wilg, berk, meidoorn, vlier en kamperfoelie.
Het kanaal is van groot belang voor een meer regionale ecologische samenhang t.b.v. migratie voor allerlei planten- en diersoorten (dagvlinders, libellen, moerasvogels, kleine zoogdieren). Langs de Ekkersrijt, zijwaterloop van de Dommel, komen loofbosjes en ruigten voor.
Het gebied van de golfbaan Welschap omvat enkele ruigten, enige naald- en gemengde bosjes en enkele flinke poelen. Hoewel deze kunstmatige wateren relatief voedselrijk zijn, zijn ze van belang voor diverse plantensoorten, watervogels en amfibieën.
2.4 Water
Grondwatersysteem
De regionale grondwaterstroming is naar het noorden gericht en treedt in de beekdalen als kwel aan de oppervlakte. Deze kwel is afkomstig van neerslag die op het Kempisch plateau en de dekzandruggen infiltreert en via de diepere ondergrond in de richting van de beekdalen stroomt. Voor de gemeente Eindhoven betekent dit dat kwel optreedt in de beekdalen en de overige delen van het buitengebied zijn aan te merken als infiltratie of intermediair gebied. In sommige delen van het dal van de Dommel en Kleine Dommel komt nog kalkhoudend grondwater voor. De aanwezigheid van deze kalkgehalten in het grondwater indiceert de aanwezigheid van kwel afkomstig uit (matig) diepe grondlagen. Het kwelwater komt tegenwoordig vaak niet meer aan het maaiveld, maar wordt doorgaans direct afgevoerd via sloten, waterlopen en beken. Ook grondwaterwinning heeft invloed op de kweldruk in het gebied. Vanuit provinciaal beleid zijn de grondwater onttrekkingen de laatste jaren (gedeeltelijk) afgebouwd. Vermindering van de kweldruk heeft negatieve gevolgen voor natuurdoeltypen die afhankelijk zijn van kwelwater. In sommige gebieden waarin afname heeft plaatsgevonden van het kalkhoudend grondwater, heeft zich een regenwaterlens gevormd die ‘drijft’ op het kalkhoudende grondwater. Daarnaast worden natuurwaarden in het gebied bedreigd door verontreiniging van vooral het ondiepe grondwater, door o.a. landbouwkundige activiteiten als overbemesting.
Oppervlaktewatersysteem
Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied van de Boven Dommel. Dit stroomgebied kenmerkt zich door een hoge verstedelijkingsgraad, een kwart van het oppervlak is bebouwd. Het watersysteem bestaat uit een aantal korte beken die op het Kempisch plateau ontspringen en bij Eindhoven in de Dommel uitmonden. Binnen het plangebied liggen de beken de Dommel, Kleine Dommel, de Tongelreep en Ekkersrijt. Daarnaast lopen ook het Eindhovens en het Beatrixkanaal/afwateringskanaal door de gemeente.
Ecosysteem
De natuur die gebonden is aan de natte beekdalen is doorgaans sterk achteruitgegaan en versnipperd, hoewel de natuurwaarden vaak hoog zijn. Tussen de gebieden ontbreken de noodzakelijke ecologische schakels. Door allerlei waterhuishoudkundige ingrepen is het oorspronkelijke beeksysteem sterk verstoord. De oorspronkelijke gradiënt van een voedselarm naar een voedselrijk milieu, respectievelijk van ‘brongebied’ naar benedenloop, is geheel of grotendeels verdwenen. Momenteel is nagenoeg overal sprake van een voedselrijk milieu. En een gelijkmatige en natuurlijke afvoer van het regen- en kwelwater heeft plaats gemaakt voor een versnelde afvoer met in droge zomers meestal geheel droogvallende bovenlopen. Ook de waardevolle lokale systemen waarin hoger gelegen en voedselarme bossen en heidevelden geleidelijk overgaan naar voedselrijkere beekdalen komen nauwelijks meer voor.
Wateronttrekking
Op verschillende plaatsen in en rond Eindhoven wordt water onttrokken. Er bevinden zich in het plangebied drie waterwinplaatsen voor de openbare drinkwatervoorziening, te weten:
- de Aalsterweg;
- de Klotputten en
- Vensedijk.
De grondwaterwinning Aalsterweg bestaat uit “ondiepe winning” zonder beschermende leemlaag. Ter bescherming van de grondwaterwinning is rond het wingebied een grondwaterbeschermingszone aangegeven. In de waterwingebieden Klotputten en Vensedijk vindt zogenaamde “diepe winning” plaats, waar een beschermende leemlaag aanwezig is. In deze gebieden wordt volstaan met een boringsvrije zone rondom het waterwingebied. Deze waterwingebieden zijn van invloed op de freatische (ondiepe) grondwaterstand. De ondiepe onttrekkingen zijn de laatste jaren flink afgenomen. Mogelijk is hier een verband met de grondwaterstijging in het zuiden en zuidoosten van Eindhoven. De hoeveelheid onttrokken grondwater bij diepe grondwater onttrekkingen is verdubbeld. Deze hebben echter een veel geringer effect op de omgeving.
Recreatief gebruik van vaarwater
Waterschap De Dommel is belast met het nautisch beheer, gebaseerd op de scheepvaartwet. Dit heeft betrekking op het gebruik van water als vaarwater. Hieronder vallen vrijwel alle recreatieve activiteiten die op het water plaatsvinden zoals kanoën, roeien, varen met vlotten en boten en het afmeren van (woon)boten. Het varen is alleen toegestaan als men in het bezit is van een geldige ontheffing van het waterschap. Voor gemotoriseerde vaartuigen wordt geen ontheffing verleend. Voor overig vaargebruik met een groep van maximaal vier vaartuigen en maximaal vier personen is geen toestemming van het waterschap nodig als gevaren wordt op de Dommel (met uitzondering van het traject de Wal – TU/Eindhoven), het afwateringskanaal en de Kleine Dommel vanaf de Wettense Watermolen tot de samenkomst met de Dommel. Op de Tongelreep mag alleen met ontheffing worden gevaren in de winterperiode.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskaders
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau die relevant zijn voor het (bestemmingsplan) buitengebied van Eindhoven. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er worden geen complete samenvattingen gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk beschreven.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de definitieve structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer, namelijk een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt ze de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken en sport- en recreatie voorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1). De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van het 'Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport' (MIRT) -gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- financiën (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van 'best practices').
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten genomen waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldend ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin staat: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien". Dit bestemmingsplan voorziet niet in een "nieuwe stedelijke ontwikkeling", waardoor de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.
3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio’s;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.
De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving, omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet. In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Nationaal NatuurNetwerk (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3), waarmee het NNN een provinciaal belang (Natuur Netwerk Brabant) is geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.
Buis- en hoogspanningsleidingen
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft op 12 oktober 2012 de Structuurvisie Buisleidingen 2011-2035 vastgesteld. Ten behoeve van daartoe aangewezen buisleidingen moet fysiek ruimte worden gereserveerd (buisleidingenstrook). Naast het directe ruimtebeslag van de leidingen is ook het indirecte ruimtebeslag door risicocontouren van invloed op het plangebied. Bij het vaststellen van de externe veiligheidscontouren rondom buisleidingen zijn twee waarden van belang, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) stelt op basis van deze twee risico's een basisveiligheidsniveau vast, dat gaat gelden voor buisleidingen, ook als deze in leidingstroken liggen. Een strook parallel aan de noordzijde van het Eindhovensch kanaal (ter hoogte van de Urkhovense Zeggen) en een strook parallel aan de gemeentegrens met Son en Breugel (noordzijde Esp en Bokt) zijn aangewezen tot 'invloedsgebied buisleiding', evenals een strook ter hoogte van de Achtseweg Zuid (ter hoogte van sportpark De Herdgang en het Philips De Jonghpark) en een zone langs het Beatrixkanaal (globaal vanaf Jachthaven Beatrix en de weg Landsard).
Voor de regio Eindhoven is de zone van de 380 kV hoogspanningsleiding van toepassing. Deze hoogspanningsleiding bevindt zich binnen het plangebied (deelgebied oost: ten noorden van het Eindhovensch kanaal en deelgebied zuid: Genneper parken). Artikel 2.8.7 (bestemmingen hoogspanningsverbindingen) van het Barro is hierbij van toepassing. Naast het directe ruimtebeslag van de leidingen is ook het indirecte ruimtebeslag door risicocontouren van invloed op het plangebied.
kaart: buis- en hoogspanningsleidingen
3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen.
Voor onderhavig plangebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.5 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.
Kaart: militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro) Bron: http://wetten.overheid.nl
3.2.5 Luchthavenbesluit
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw Luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit op 26 september 2014 vastgestelde besluit is met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het Luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor bestemmingsplannen is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
- de geluidzone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.2.5 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen.
- de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
- het vogelbeheergebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.
Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheergebied.
Kaart: beperkingengebied
De obstakelbeheergebieden
Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.
Vliegfunnel
De vliegfunnel wordt bepaald door de start- en landingsbaan en het verlengde daarvan. Hier gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van obstakels.
IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.
Kaart: obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS
ILS
Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).
Kaart: ILS-verstoringsgebied
De in het bestemmingsplan toegestane bouwhoogten blijven ruimschoots onder de beperkingen die verband houden met de vliegfunnel, IHCS en ILS. Om die reden is in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen die specifiek is gericht op de daarmee verband houdende hoogtebeperkingen.
Het vogelbeheergebied
Binnen het vogelbeheergebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming van de volgende categorieën niet toegestaan:
- oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
- natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
- vishouderijen met extramurale bassins;
- extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
- afvalwaterzuiveringsinstallaties.
Kaart: Vogelbeheergebied
De in het bestemmingsplan toegestane grondgebruik of bestemmingen staan genoemde categorieën niet toe. Om die reden is in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen die specifiek is gericht op de daarmee verband houdende (vogel)beperkingen.
3.2.6 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel
Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Bakens luchthaven Eindhoven
Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie kaart 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen: een VDF baken (Vertical Directional Finder). Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd. De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogten in het bestemmingsplan geen consequenties.
Radarverstoringsgebied Volkel
Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Een gedeelte van het plangebied ligt binnen dit radarverstoringsgebied; de maximaal toegestane bouwhoogte die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, blijft ruimschoots onder de hoogtebeperking van maximaal 65 m.
3.2.7 Outer-horizontal
Met de “outer-horizontal” moet rekening worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hoge objecten door de “outer-horizontal” kunnen leiden tot aanpassing van de vliegprocedures wat het, bijvoorbeeld, minder goed mogelijk maakt om het vliegverkeer van- en naar Eindhoven te spreiden. Deze “outer-horizontal” heeft een radius van 15 km rondom het midden van de start- en landingsbaan en ligt op een hoogte van 150 meter boven maaiveld (gerelateerd aan de baan). Objecten hoger dan 150 meter zijn toelaatbaar indien aangetoond is dat deze geen impact hebben op het vliegverkeer. De in dit bestemmingsplan toegestane maximale bouwhoogten blijven ruimschoots onder die hoogtebeperking. Ook is het bestemmingsplan conserverend van aard en maakt daarom geen nieuwe (bouw)ontwikkelingen mogelijk. In het bestemmingsplan is daarom geen specifieke regeling opgenomen of noodzakelijk.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
3.3.2 Structuurvisie
3.3.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en Omgevingsverordening Noord-Brabant
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Eindhoven
Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.
Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken. De actualisatie heeft van 24 juni 2024 tot en met 18 augustus 2024 ter inzage gelegen.
Brainportregio
De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.
Ambitie
Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:
- economische wereldspeler;
- gezonde en toekomstbestendige stad;
- een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
- een authentieke stad met sterke gebieden.
Van ambitie naar stedelijke opgaven
Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.
De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen
de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.
De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.
Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:
- Werken aan een gezonde groei van de stad
- Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum
- Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit
- Werken aan een duurzame en concurrerende economie
- Werken aan de energietransitie van de stad
- Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid.
Samen werken aan de stedelijke opgaven
Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.
Plangebied
Dit bestemmingsplan is niet gericht op ontwikkeling. Het bereiken van de doelen uit de omgevingsvisie gebeurt met name door ontwikkeling. Het bestemmingsplan ziet ook niet op het stedelijk gebied. Wel ziet dit bestemmingsplan op de doelen van de omgevingsvisie die zich richten op bescherming. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beschermen van het Natuur Netwerk Brabant en het in standhouden van ecologische verbindingszones. Ook het beschermen van erfgoed zoals historische radialen, historisch groen en historische stedenbouwkundige structuur vallen hieronder. Daarnaast draagt dit bestemmingsplan bij aan een goede gezondheid van inwoners en een veilige leefomgeving. Zo is een specifieke bestemming voor het groen in het plangebied opgenomen. Daarnaast is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen voor waterberging wanneer zich ontwikkelingen voordoen. Dit draagt bij aan een beter functionerend watersysteem.
In de omgevingsvisie is ook aangegeven dat de gemeente ruimte biedt aan de buurteconomie, deeleconomie en andere initiatieven die bijdragen aan de levendigheid van wijken. Denk aan kleine bedrijfjes aan huis en ruimte voor creatief ondernemerschap. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen waarbinnen beroep en bedrijf aan huis is toegestaan. Dit draagt bij aan de verbetering van de economische structuur en de levendigheid in de wijken.
Het bestemmingsplan is in lijn met de uitgangspunten van de omgevingsvisie.
3.4.2 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
3.5 Volkshuisvesting
3.5.1 Kamerverhuur en woningsplitsing
Op 24 mei 2022 heeft de gemeenteraad het paraplubestemmingsplan 'parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing 2021' vastgesteld. Tot het moment van inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan, werd via de huisvestingsverordening voorkomen dat woningen zonder vergunning werden gesplitst, omgezet, onttrokken en samengevoegd. Hoewel kamerverhuur en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beiden wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de omgeving en is het wenselijk om deze initiatieven soortgelijk te reguleren in bestemmingsplannen. Door de regeling in het paraplubestemmingsplan wordt kamerverhuur en woningsplitsing voortaan via één vergunning (omgevingsvergunning) geregeld. Deze regeling moet in opvolgende bestemmingsplannen, zoals dit bestemmingsplan, worden overgenomen om geldend te blijven voor het betreffende plangebied. Om die reden is de regeling uit het paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan overgenomen, met uitzondering van woningsplitsing. Dit gezien woningsplitsing op grond van provinciaal beleid niet is toegestaan (tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft en bijdraagt aan het behoud (zie par. 3.3.3.5)).
3.5.2 Agrarische bedrijfswoningen
Bestaande bedrijfswoningen
Alle agrarische bedrijven in het plangebied beschikken over een (agrarische) bedrijfswoning, m.u.v. Eindhovenseweg 50a. Het (oude) bestemmingsplan 'Buitengebied (2006)' bevat geen mogelijkheden voor de bouw van een tweede bedrijfswoning. Ook de provinciale regels in de Interim omgevingsverordening staat het mogelijk maken van meer dan één bedrijfswoning per bedrijf slechts bij uitzondering toe.
'Omschakelen' naar reguliere woning
Agrarische bedrijfswoningen kunnen "vrij” als de agrarische bedrijfsexploitatie ter plekke wordt beëindigd. Het instandhouden van een agrarisch bouwvlak met agrarische bedrijfswoning, zonder dat daar feitelijk nog een agrarisch bedrijf wordt geëxploiteerd, werkt ook verval in de hand en is onwenselijk. Onderzocht kan dan worden of de bestemming gewijzigd kan worden naar een reguliere woonbestemming. Daarbij moet ook voldaan worden aan onder meer de provinciale regels, waaronder kwaliteitsverbetering landschap (zie 3.3.3.5). Dit betreft maatwerk. In dit bestemmingsplan is niet voorzien in een algemene regeling.
Wet plattelandswoning
Bedrijfswoningen genieten geen wettelijke bescherming tegen geur en geluid van de op het eigen bedrijf uitgeoefende agrarische activiteiten. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geldt een verlaagd beschermingsniveau tegen geurhinder afkomstig van een andere veehouderij. Sinds het van kracht worden van de Wet plattelandswoningen (op 1 januari 2013) en het gewijzigde Activiteitenbesluit (op 1 maart 2014) is het juridisch mogelijk om te voorzien in zogenoemde Plattelandswoningen. Een Plattelandswoning is een voormalige agrarische bedrijfswoning die door derden, die geen functionele binding hebben met het (naast-/achtergelegen) bedrijf, mag worden bewoond. Dit is juridisch-planologisch mogelijk, omdat aan de plattelandswoning een lager beschermingsniveau wordt toegekend dan aan een reguliere woning. De regeling geeft aan dat de planologische status bepalend is voor de bescherming van een plattelandswoning. Voorheen was het feitelijk gebruik bepalend. In een bestemmingsplan blijft de bestemming van de woning dan agrarisch, maar de woning krijgt een specifieke aanduiding (veelal: 'Plattelandswoning'). En hoewel de woning privaatrechtelijk/ kadastraal wordt afgesplitst, blijft de plattelandswoning op grond van het bestemmingsplan dus nog steeds onderdeel uitmaken van de agrarische inrichting en wordt niet beschermd tegen de milieuemissie van deze inrichting. Bij de afweging of sprake is van een duurzame oplossing en of een plattelandswoning wenselijk is (ook voor de lange termijn), moet voor de woning ook beoordeeld worden of ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (o.a. qua geurbelasting, geluid en luchtkwaliteit). Dit betreft maatwerk. Hiervoor is in dit bestemmingsplan geen algemene regeling opgenomen.
3.5.3 Woningen
Het aantal woningen, niet zijnde (agrarische) bedrijfswoningen, in het buitengebied van Eindhoven is in de loop van de tweede helft van de vorige eeuw toegenomen. Sinds het begin van deze eeuw is dit vrijwel tot stilstand gekomen. Het toevoegen van nieuwe bestemmingen, op grond waarvan het mogelijk was om burgerwoningen te kunnen bouwen was al in de voorgaande bestemmingsplannen uitgesloten. Dit uitgangspunt geldt ook nu nog, omdat verdere verstening van het buitengebied onwenselijk wordt geacht en zoveel mogelijk moet worden tegengegaan. Dit ook overeenkomstig de provinciale regels (zie 3.3.3.5). De woningen die in het geldende bestemmingsplan al als zodanig waren bestemd krijgen ook in dit nieuwe plan een vergelijkbare bestemming.
Recreatiewoningen
Woningen louter voor recreatief gebruik komen in het plangebied niet voor.
Woonwagenwoningen
In het plangebied bevinden zich locaties die zijn ingericht met standplaatsen voor woonwagens en/of woonwagenwoningen. De locaties zijn gelegen aan de Welschapsedijk, Anconalaan en de Oude Doornakkersweg. Voor deze locaties is voorzien in een bestemming die vergelijkbaar is met de nu nog van toepassing zijnde bestemmingen. Het maximum aantal woonwagenstandplaatsen is per locatie (wederom) vastgelegd. Dit overeenkomstig de provinciale regels in de Interim omgevingsverordening (IOV).
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
Wettelijk en beleidsmatig karakter
Nationaal beleid
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is vertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen en het toekomstig omgevignsplan houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden door het stellen van regels. Het al dan niet stellen van regels ten aanzien van archeologie dient te rusten op voldoende informatie over de archeologische situatie. Deze informatie kan worden verkregen door gebiedsdekkende kaarten waarop de archeologische (te verwachten) waarden in de ondergrond zichtbaar zijn. Op basis hiervan kan archeologisch beleid worden ontwikkeld.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven beschikt, als invulling van haar verantwoordelijkheid volgens de Erfgoedwet, over een eigen Archeologische verwachtingen- en waardenkaart en erfgoedverordening. Met dit beleid wil de gemeente het ondergronds cultureel erfgoed van Eindhoven behouden door behoedzame ontwikkeling en beheer.
Op de archeologische verwachtingen- en waardenkaart zijn de archeologische waarden en verwachtingen binnen de gemeentegrenzen aangegeven door middel van categorieën (de categorieën 1 tot en met 8). Ter bescherming van de archeologische waarden worden deze (met uitzondering van categorie 8; geen archeologische verwachting) op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming Waarde – Archeologie. Hieraan zijn per categorie regels gekoppeld. Deze regels geven aan wanneer archeologisch onderzoek verplicht is. (Bouw)werkzaamheden die binnen de in de regels vermelde oppervlakten én diepte vallen worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hierdoor kunnen bij ruimtelijke ordeningsprocedures sneller beslissingen worden genomen en kan de archeologie in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen.
Archeologisch kader
De van oorsprong hoger gelegen oude bouwlanden met een dik plaggendek, waaruit een groot deel van het gemeentelijk grondgebied bestond, blijken een goed geconserveerd bodemarchief te herbergen. Maar ook andere landschappelijke eenheden - zoals de nattere beekdalen en de flanken daarvan, de vennen of het 'restveen' - blijken vaak een waardevol archeologisch gegevensbestand te bevatten. Het gemeentelijk bodemarchief geeft blijk van een bewoningsgeschiedenis van duizenden jaren en herbergt archeologische resten daterend uit de (late) prehistorie, de Romeinse tijd, de vroege middeleeuwen, de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat geschreven bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
Een bijzondere betekenis heeft de historische kern van Eindhoven, die als stad al in de loop van de late middeleeuwen een belangrijke regionale economische en bestuurlijke rol vervulde. Daarnaast kent de gemeente uit deze periode een aantal (verdwenen) hoeven, kasteeltjes, kerken, (water)molens en dergelijke die zowel archeologisch en cultuurlandschappelijk van hoge waarde zijn. Archeologische waarnemingen binnen en ook buiten de van oorsprong laatmiddeleeuwse historische kernen bieden mogelijkheden om meer te weten te komen over de ontstaansgeschiedenis, ontwikkeling en bewoningsdynamiek tussen de plattelandsdorpen en de stad in wording en kunnen daarmee een verrijking vormen voor de lokale en regionale geschiedenis. Daarnaast zijn in de gemeente resten van ondergronds militair erfgoed te verwachten. In de Tweede Wereldoorlog lag hier bijvoorbeeld een militair vliegveld ('Fliegerhorst Eindhoven') en de gemeente maakte deel uit van het operatieterrein 'Market Garden' van het geallieerde bevrijdingsleger.
Archeologische waarden plangebied
Binnen de bestemmingsplangrens bevinden zich op de verwachtingen- en waardenkaart verschillende beleidscategorieën met archeologische (verwachtings)waarden (zie afbeelding).
Voor een groot deel van het plangebied geldt volgens de Archeologische Waardenkaart een 'hoge archeologische verwachting' (categorie 5). Dit geldt vooral voor grote delen van de beekdalen van de Dommel en de Kleine Dommel. Ook in het zuiden bij Riel en Gennep liggen grote gebieden met een 'hoge archeologische verwachting'; deze hoge archeologische verwachting heeft onder andere te maken met de historische bewoning in dit gebied. Op de kaart zijn de gebieden met historisch bekende bewoning aangeduid als 'terreinen van archeologische waarde'; het gebied rondom de bekende gebouwen heeft een 'hoge archeologische verwachting (historische kern)' gekregen. Dit geldt ook voor het noordoostelijk deel van het bestemmingsplangebied, dat grotendeels in een gebied ligt met een 'hoge archeologische verwachting'. Hier lagen veel historische hoeves, behorende tot de buurtschappen Bokt en Esp; deze zijn aangeduid als 'terreinen van archeologische waarde'; het gebied rondom de bekende bewoning heeft weer een 'hoge archeologische verwachting (historische kern)' gekregen. Verder naar het zuiden ligt, in de buurt van Eckart, het kasteelterrein Coudenhoven; dit gebied valt onder de categorie 'gebied met een hoge archeologische waarde'. Verder naar het zuiden liggen, niet ver van de Dommel, de historische bewoning langs de Loostraat en de bewoning van het buurtschap Kol en Urkhoven, eveneens aangeduid als 'terreinen van archeologische waarde'. Een groot deel van het noordwestelijke deel van het bestemmingsplangebied is gelegen in voormalig heidegebied en heeft daarom een 'lage archeologische verwachting'. In deze voormalige heide liggen wederom een aantal historische hoeve terreinen uit de Late Middeleeuwen. Het betreffen o.a. de hoeve Mispelhoef en de hoeve Tegenbosch en zijn aangeduid als terreinen van '(hoge) archeologische waarde' en gebied met een 'hoge archeologische verwachting vanwege de ligging nabij een historische kern'. Langs de rondweg N2 tenslotte, is de bewoning van het historische buurtschap Sliffert gewaardeerd als terrein met een 'archeologische waarde/ hoge verwachting historische kern'.
Deze categorieën zijn in de hieronder staande tabel opgenomen. Vanuit beleidsmatig oogpunt is per categorie aangegeven wat voor een archeologische onderzoeksplicht hieraan gekoppeld is. Is de oppervlakte én diepte van de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van een planontwikkeling groter dan de ondergrens, dan is een archeologisch (voor)onderzoek verplicht. De gemeentelijk adviseur archeologie kan aangeven welke vorm van archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is voor de aanvraag. Is de oppervlakte óf diepte van de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van een planontwikkeling kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch (voor)onderzoek niet verplicht.
De categorieën zijn op de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' (gebieden van categorie 2), 'Waarde - Archeologie 3' (gebieden van categorie 3), 'Waarde - Archeologie 4' (gebieden van categorie 4), 'Waarde - Archeologie 5' (gebieden van categorie 5), 'Waarde - Archeologie 6' (gebieden van categorie 6) en 'Waarde - Archeologie 7' (gebieden van categorie 7).
De Archeologische Monumentenkaart 2014 De Archeologische Monumentenkaart 2014 (hierna: AMK) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geeft binnen het plangebied twee waardevolle gebieden weer:
- het terrein Heesterakker (nummer 5219) heeft hoge archeologische waarde.
- het terrein op Bokt (nummer 5240) heeft archeologische waarde.
Voor beide terreinen geldt dat er bekende waarden aanwezig zijn en dat ze planologische bescherming verdienen. Deze terreinen vallen vrijwel geheel onder de archeologische gebieden op de gemeentelijke kaart. De planologische bescherming dient via het bestemmingsplan te worden geborgd. De archeologische resten die zijn aangewezen als gemeentelijk of Rijksmonument, zijn op de verbeelding niet voorzien van een specifieke aanduiding. Omdat deze monumenten ingevolge de op 1 juli 2016 in werking getreden Erfgoedwet al een bijzondere bescherming genieten tegen de meeste bodemverstorende activiteiten, zullen in dit bestemmingsplan daarom ook geen daartoe strekkende regels worden gesteld.
Gebiedsbeschrijvingen
Hieronder worden (vanaf het noordoosten van het plangebied met de klok mee) de verschillende archeologische gebieden kort benoemd met de naam van het gebied en wat er archeologisch verwacht wordt. Tevens wordt aangegeven of er in het gebied in het verleden archeologisch onderzoek is verricht en of dit aanleiding heeft gegeven tot aanpassing van het beschermingsniveau.
- Dekzandrug Bokt-west: dit gebied bestaat uit een dekzandrug met daarop een esdek. De combinatie tussen deze bodems scoort in archeologisch opzicht erg hoog. Aard bodemarchief moet nog nader worden bepaald. Waardering: gebied met hoge archologische verwachting.
- Buurtschap Esp: nederzetting uit de late middeleeuwen. Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Buurtschap Bokt: nederzetting uit de middeleeuwen (historisch gehucht). Monument nr. 5240 zoals vermeld op de MAK van Nederland, valt deels binnen dit terrein en deels binnen het terrein Dekzandrug Bokt-oost. Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Dekzandrug Bokt-oost: dekzandrug met esdek; de aard van het bodemarchief moet nog nader worden bepaald. Monument nr. 5240 op de MAK van Nederland, valt deels binnen dit terrein en deels binnen terrein Buurtschap Bokt.Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Nederzetting Heesterakker: nederzettingsterrein uit de nieuwe steentijd, ijzertijd, Romeinse tijd en vroege en volle middeleeuwen; beekdal met mogelijke rituele vondsten. Monument nr. 5219 van de MAK van Nederland valt vrijwel geheel binnen dit terrein. In het gebied Heesterakker hebben 2 archeologische onderzoeken plaatsgevonden in het kader van de projecten Herinrichting Boktse Beemden en de Dommel door Eindhoven:
- Sprengers, N. & J. Roymans, 2013: Dommel door Eindhoven, gemeenten Eindhoven, Nuenen, Son en Breugel; archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden, Weesp (RAAP-rapport 2652, ARCHIS-onderzoeksmeldingnummer: 47783 & 47785).
- Vansweevelt, J., 2015: Onderzoeksgebied Boktse Beemden, gemeente Eindhoven; archeologisch onderzoek:een archeologische begeleiding en opgraving, Weesp (RAAP-rapport 2954, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 63019).
Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting. De uitkomsten van de archeologische onderzoeken geven geen aanleiding dit beschermingsniveau te veranderen.
- Beekdal Kosmoslaan: dekzandrug en beekdal met mogelijke rituele vondsten. Aard bodemarchief moet nog nader worden bepaald. In dit deel van het Dommeldal zijn 2 archeologische onderzoeken uitgevoerd in het kader van het project Dommel door Eindhoven in 2011en 2012. Er is een archeologische begeleiding uitgevoerd bij het graven van (oude) meanders:
- Sprengers, N. & J. Roymans, 2013: Dommel door Eindhoven, gemeenten Eindhoven, Nuenen, Son en Breugel; archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden, Weesp (RAAP-rapport 2652, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 47783 & 47785).
Daarnaast is in 2012 een opgraving uitgevoerd van een van de vindplaatsen van die archeologische begeleiding:
- Van der Veken, B., 2012: Eindhoven, De Dommel deel 'Oude Gracht', deelgebied 6. Een archeologische opgraving, Amersfoort (ADC rapport 32 17, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 51585).
Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting. De uitkomst van de archeologische onderzoeken geven geen aanleiding dit beschermingsniveau te veranderen.
Een terrein aan de Kosmoslaan is in 2008 archeologisch onderzocht en daar geldt geen archeologische verwachting meer, Dit deel van het gebied Beekdal Kosmoslaan behoeft geen planologische bescherming:
Sanne Beumer, Theo de Jong, Marjolein van der Linden & Miriam Teeuwisse, 2010: Archeologisch onderzoek Eindhoven – Kosmoslaan. Een veenpakket uit de vroege prehistorie. Rapportage van de opgraving, Eindhoven (Archeologisch Centrum Eindhoven rapport 45, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 30670).
- Nederzetting Eckart: een gedeelte van dit archeologisch gebied valt binnen het plangebied. Nederzetting uit de midden-steentijd, Romeinse tijd, volle middeleeuwen en beekdal met mogelijke rituele vondsten. Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Kasteelterrein Eckart: een gedeelte van dit archeologisch gebied valt binnen het plangebied. Het betreft een kasteelterrein uit de late middeleeuwen. Waardering: gebied met hoge arcehologische verwachting.
- Kasteel Coudenhoven: kasteelterrein uit de late middeleeuwen. Waardering: gebied met archeologische waarde.
- Dekzandrug de Muschberg: dekzandrug met esdek en beekdal met mogelijke rituele vondsten. In dit gebied is archeologisch onderzoek gedaan in het kader van herinrichtingswerkzaamheden in het dal van de Kleine Dommel:
Vansweevelt, J. & drs. M.P.J. Janssens, 2016: Inrichtingswerken in het dal van de Kleine Dommel te Nuenen en Eindhoven, gemeenten Nuenen en Eindhoven; archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding, Weesp (RAAP-rapport 3158, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummers: 63200 t/m 63207, i.c. 63201, 63202 en 63205).
Daarnaast heeft in dit gebied (Loovelden) een boor- en proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden.
Kristel de Vos, 2010: Archeologisch onderzoek Eindhoven – Loovelden. Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (gebied 2 en 3) en proefsleuven (gebied 1, 2 en 3), Eindhoven (Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 63, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 42506).
Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting. De uitkomsten van de archeologische onderzoeken geven geen aanleiding om het beschermingsniveau te veranderen.
- Dekzandrug Loostraat: dekzandrug met esdek. Vondsten uit de midden-steentijd en Romeinse tijd. Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Buurtschap Coll: nederzetting uit de middeleeuwen met watermolen (historisch gehucht), dekzandrug en beekdal met mogelijke rituele vondsten. In dit gebied is archeologisch onderzoek gedaan in het kader van herinrichtingswerkzaamheden in het dal van de Kleine Dommel:
Vansweevelt, J. & drs. M.P.J. Janssens, 2016: Inrichtingswerken in het dal van de Kleine Dommel te Nuenen en Eindhoven, gemeenten Nuenen en Eindhoven; archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding, Weesp (RAAP-rapport 3158, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummers: 63200 t/m 63207, i.c. 63207).
Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting. De uitkomst van het archeologisch onderzoek geeft geen aanleiding dit beschermingsniveau te veranderen.
- Buurtschap Urkhoven: nederzetting uit de middeleeuwen (historisch gehucht). Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Dekzandrug Urkhoven: dekzandrug met esdek. Aard bodemarchief moet nog nader worden bepaald. Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Buurtschap Riel /dekzandgebied Gijzenrooi: dekzandruggen met nederzettingen uit de ijzertijd, volle en late middeleeuwen (historisch gehucht). Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Nederzetting Kannunikesven: nederzetting uit de midden-steentijd. Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Buurtschap Gennep: nederzetting met watermolen uit de middeleeuwen (historisch gehucht) en dekzandrug met esdek. Er heeft aan de Genneperweg een klein onderzoek plaatsgevonden:
Kristel de Vos, 2011: Archeologisch onderzoek Eindhoven-Genneperweg 169-171. Een boerenerf uit de negentiende en twintigste eeuw. Inventariserend veldonderzoek door middel van een archeologische begeleiding, Eindhoven (Archeologisch Centrum Eindhoven en Helmond rapport 67, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 44934).
Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting. De uitkomst van het archeologisch onderzoek geeft geen aanleiding dit beschermingsniveau te veranderen.
- Dekzandrug Velddoornweg: dekzandrug met (gedeeltelijk) esdek. In het noordoosten van het gebied heeft in een klein deel een archeologische begeleiding plaatsgevonden in het kader van het project Dommel door Eindhoven:
Sprengers, N. & J. Roymans, 2013: Dommel door Eindhoven, gemeenten Eindhoven, Nuenen, Son en Breugel; archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden, Weesp (RAAP-rapport 2652, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 47783 & 47785).
Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting. De uitkomst van het archeologisch onderzoek geeft geen aanleiding dit beschermingsniveau te veranderen.
Aan de Genneperweg 201 is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Op deze locatie geldt geen archeologische verwachting meer. Dit deel van het gebied Dekzandrug Velddoornweg behoeft vanuit een oogpunt van archeologie geen planologische bescherming.
Hensen, G., 2012: Plangebied hoogspanningsstation Eindhoven Zuid, Gemeente Eindhoven. Archeologisch vooronderzoek: een waarderend proefsleuvenonderzoek met eventueel doorstart naar een opgraving, Weesp (RAAP-notitie 4291, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 53352).
- Klotputten: beekdal met mogelijk rituele vondsten. In het noorden van dit gebied heeft in 2008 een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit betrof een archeologische begeleiding van grondwerkzaamheden binnen het project Beekherstel Dommel, traject Klotputten-verdeelwerk:
Roymans, J.A.M., 2009: Beekherstel Dommel, traject Klotputten - verdeelwerk, gemeente Eindhoven; archeologische begeleiding grondwerkzaamheden, Weesp (RAAP-notitie 3030, ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 62333).
In 2014 heeft voor een deel van het gebied een archeologische quickscan met verkennende boringen plaatsgevonden, in verband met geplande ecologische herstel maatregelen, waaronder maaiveldverlaging door afplaggen. De eventuele archeologische resten werden in het plangebied al verwacht vanaf een diepte van 30 cm onder maaiveld. Door de werkzaamheden kan het archeologisch niveau op bepaalde plekken nu nog hoger liggen. Hiermee moet rekening worden gehouden bij toekomstige ontwikkelingen.
Ellenkamp, G.R. & M.H.P.M. Ruijters, 2014: Ecologische herstelmaatregelen projectgebied Klotputten, gemeente Eindhoven. Archeologische quickscan met verkennende boringen. (RAAP Adviesdocument 682)
Waardering: gebied met middelhoge archeologische verwachting. De uitkomsten van de archeologische onderzoek geven geen aanleiding dit beschermingsniveau te veranderen.
- Hoeve Tegenbosch: een smalle strook van dit verwachtingsgebied ligt in het plangebied. Middeleeuwse hoeve (historisch bekend). Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- Hoeve De Mispelhoef: hoeveterrein uit de late middeleeuwen (historisch bekend). Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
- DekzandrugCastiliëlaan: een smal strookje van dit verwachtingsgebied ligt in het plangebied. Dekzandrug met esdek. Nederzettingen uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen. Waardering: gebied met hoge archeologische verwachting.
Meldingsplicht toevalsvondsten
Ook gebieden waarvoor geen dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' (categorie 8) is opgenomen, of die op basis van archeologische (voor)onderzoeken worden vrijgegeven is niet geheel uit te sluiten dat er alsnog archeologische resten kunnen worden aangetroffen.
De wettelijke meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten geldt altijd (art. 5.10 Erfgoedwet 2016). Mochten tijdens grondwerkzaamheden (vermoedelijke) archeologische resten (vondsten, muurwerk, grondsporen et cetera) worden aangetroffen, dan dienen deze direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en bij de (afdeling Omgevingskwaliteit) gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden. Door middel van de bouwregels en een vergunningvereiste voor het verrichten van bepaalde werken en werkzaamheden, worden de op en/of in deze gronden voorkomende of verwachte archeologische waarden beschermd en veiliggesteld. Binnen deze dubbelbestemming mogen grondverstoringen pas plaatsvinden als het archeologisch belang dit toelaat.
3.6.2 Cultuurhistorie
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. Op 29 november 2022 is deze geactualiseerd. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart (zie par.3.3.3.6).
De historische weg- en waterlopen en de historisch waardevolle landschappelijke- en groenstructuren zoals deze zijn aangeduid op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Eindhoven en gelegen zijn binnen de grenzen van voorliggend bestemmingsplan zijn in 2017 in een cultuurhistorisch onderzoek door RAAP Archeologisch Adviesbureau BV door middel van een cultuurhistorische beschrijving en waardering gedetailleerd in beeld gebracht. De resultaten van dit onderzoek zijn te vinden in het RAAP-rapport 3258 'Cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd door RAAP (rapportnr. 3258: 'De groene zoom van Eindhoven - Een cultuurhistorische waardenkaart van het buitengebied van Eindhoven, alsmede enkele groene delen van de bebouwde kom').dat als bijlage bij deze toelichting is gevoegd (Bijlage 3).
Het gehele plangebied van dit bestemmingsplan is meegenomen in het onderzoek van RAAP. Daarnaast zijn ook de delen die buiten het bestaand stedelijk gebied liggen maar die niet binnen de begrenzing van dit bestemmingplan zijn begrepen en enkele groene delen van de bebouwde kom in het onderzoek meegenomen. Op deze manier is een volledige inventarisatie ontstaan van de aanwezige cultuurhistorische gebieden en elementen, inclusief een waardering daarvan.
In het is als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegde rapport van RAAP bevinden zich diverse kaarten. Kaartbijlage 1 (bestaande uit 4 bladen) geeft de cultuurhistorisch kenmerken van het historisch landschap weer en bevat een gedetailleerd overzicht van de aanwezige landschapstypen (gebieden) en landschapselementen. Kaartbijlagen 2a, 2b en 2c (elk eveneens bestaande uit 4 bladen) bevatten de cultuurhistorische waarden van het historisch landschap. Deze laatste kaarten werken met een waarderingsschaal bestaande uit de volgende waarderingen: zeer hoog, hoog, midden, plus en niet gewaardeerd.
Cultuurhistorisch waardevolle gebieden en elementen
Korte algemene gebiedsbeschrijving/karakteristiek van het plangebied
De Dommel, Kleine Dommel en Tongelreep hebben grote invloed gehad op de bewoningsgeschiedenis en het grondgebruik binnen de grenzen van het plangebied. Vele huidige landschapstypen en -elementen laten deze geschiedenis zien en zijn derhalve van grote cultuurhistorische waarde. Dicht bij deze beken/rivieren, in de beekdalen, bevinden zich de beemden en broekbossen. De beemden zijn na de middeleeuwen grotendeels in stroken haaks op de beek verkaveld. Op de overgang tussen de beekdalen en de hoger gelegen gebieden bevinden zich de kampontginningen en de akkercomplexen. De verkaveling kenmerkt zich in veel gevallen nog door de kleinschalige percelering met begroeiing langs de perceelsranden, soms daterend van voor 1850. Verspreid over het plangebied komen verschillende oude gehuchten voor. In het plangebied bevinden zich een groot aantal ontgonnen heidegebieden en enkele heiderestanten. De ontginning van deze gemeenschappelijke woeste gronden ('gemeijnten') kenmerkt zich door een kleinschalige, onregelmatige verkaveling. In de loop van de 18e en 19e eeuw werd geëxperimenteerd met de aanplant van naaldhout (ten behoeve van de mijnbouw), maar ook de aanplant van loofbos kwam voor. Daarmee wilde men enerzijds het stuifzand vastleggen en anderzijds de bodem beter bruikbaar maken voor de landbouw. Hierbij werden deze gebieden niet zelden onderdeel van grotere landgoederen. Na 1850 en voornamelijk in de eerste helft van de 20e eeuw werd op grote schaal heide ontgonnen en bos aangelegd (de zogenaamde 'jonge heideontginningen'). Aan de randen van de heideontginningen bevinden zich jonge landbouwontginningen die de overgang naar het oude cultuurland markeren. In het plangebied zijn thans nog slechts enkele heiderestanten overgebleven.
Aan het begin van de 20e eeuw maakte Philips een ongekende groei door en deze ontwikkeling had grote gevolgen voor de stad en de omliggende dorpen. Philips voelde zich dan ook mede verantwoordelijk voor het algemene welzijn van de inwoners van Eindhoven. In navolging van andere industriëlen in Nederland koos Philips voor de aanleg van openbare parken. Twee gebieden grenzend aan het landgoed De Wielewaal zijn met dit doel aangelegd en thans nog altijd bekend als het Philips-De Jongh wandelpark (opening 1924) en het Philips-Van Lenneppark (opening 1972), waarbij de nadruk op recreatieve functies kwam te liggen.
Beschrijvingen van de historisch waardevolle landschappelijke en groenstructuren, zoals deze op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Eindhoven zijn opgenomen
Esp: kleinschalig beekdallandschap ten westen van Bokt, deels daterend uit de 19e eeuw, met akkercomplexen en graslanden met houtwallen. Ondanks een gedeeltelijke nieuwe ontwikkeling van het gebied is de historisch landschappelijke structuur nog redelijk gaaf.
Bokt: beekdallandschap langs de Dommel ten zuiden van Son, met een kleinschalige percelering, graslanden, broekbossen, perceelrandbegroeiing en solitaire bomen, deels daterend van vóór 1850 en deels na 1850. De weg Bokt met daarlangs populieren markeert een historisch-landschappelijke structuur. Boerderijen bepalen mede het agrarisch karakter.
Luytelaer: het tussen de gelijknamige nieuwbouwwijk en de Dommel gelegen beekdal met beemden, broekbos, struweel en een tweetal lanen, deels van voor 1850. Het geheel is een betrekkelijk gaaf historisch landschap.
Eckart: beekdal met oud loofbos, grasland, houtwallen en enkele lanen met oud hakhout op het punt waar de Dommel en de Kleine Dommel samenvloeien. Het geheel is een gaaf historisch landschap deels daterend van voor 1850. Buiten het plangebied bevinden zich het kasteel Eckart met parkaanleg, een voormalige hoeve en bijgebouwen.
Loostraat: het tussen Eindhoven en Nuenen, gesitueerd gehucht, gelegen aan een licht gebogen straat, te midden van een open akkercomplex dat grenst aan het beekdal van de Kleine Dommel. De bebouwing bestaat overwegend uit aan de weg gelegen langgevelboerderijen (ca.1800-1930) en overige erfbebouwing. Structuur, bebouwingsbeeld en het omringende landschap zijn nog gaaf.
Urkhoven: het tussen Eindhoven en Geldrop gesitueerd gehucht gelegen aan een historisch wegenpatroon en bestaande uit verspreide agrarische bebouwing. Aan de oostzijde ligt het beekdallandschap van de Urkhovense Zeggen. Het gehucht grenst aan een open akkercomplex met een nog aanwezige kleinschalige percelering, aan de westzijde worden de landbouwgronden afgesneden door de spoordijk. Het gehucht was al bekend in de middeleeuwen. De laagst gelegen natte hooilanden zijn na ca. 1950 geleidelijk veranderd in een rietmoeras met wilgenstruweel. Structuur, bebouwing en het aangrenzende landschap zijn nog grotendeels gaaf.
Gijzenrooi - Stratumse Heide: het tussen Eindhoven, Geldrop en de A67 gelegen kleinschalig cultuurlandschap met een aaneenschakeling van kleinschalige oude akkers met een esdek, beemdgronden (oude hooi- en weilanden), kampjes, enkele loofbosjes en kleiputten. Veel perceelscheidingen zijn nog gemarkeerd door greppels en (resten van) houtwallen. Door het gebied lopen nog vrij veel zandpaden. Het gebied behoort tot het oude agrarisch landschap van Zesgehuchten. Dit landschap heeft een centraal gelegen depressie, de Gijzenrooische Zegge, met een elzenbroekbos omgeven door natte graslanden. Die graslanden zijn weer omringd door akkers met een opvallend microreliëf. Dit cultuurlandschap is niet onderhevig geweest aan ruilverkavelingen. Mogelijk dateert de percelering nog uit de late middeleeuwen (1250-1500), toen het gebied werd ontgonnen vanuit enkele verspreid gelegen hoeven. De kampjes dateren waarschijnlijk uit de 17e eeuw. In het zuidwesten sluit het terrein aan op de Stratumse Heide, een in 1935 met naaldbossen aangeplant heideterrein met enkele vennetjes en heiderelicten. Het vormde voor de aanleg van de A67 in 1963 één geheel met de Groote Heide. Gijzenrooi en de Stratumse Heide vormen samen een betrekkelijk gaaf historisch landschap
De Heihoef - Eikenburg: het voormalig landgoed met restanten van een bosontginning van na 1850 gelegen tussen Aalsterweg en Leenderweg. De ontginning was een initiatief van jhr. mr. M.A.J. van der Beken Pasteel, wiens echtgenote, mevrouw M.A. Smits, hier een landhuis bezat. Op het terrein tussen Aalsterweg en Roostenlaan werd in 1894 het pensionaat Eikenburg gevestigd. De oude eikenlanen dateren uit de 19e eeuw. De bossen bestaan voor een klein deel uit eikenbos (oorspronkelijk van belang voor leerlooierijen) en daarnaast onder andere uit beukenbos, Amerikaanse eiken en vooral ten oosten van de Roostenlaan uit naaldbos (oorspronkelijk voor de mijnbouw). Hier liggen thans twee begraafplaatsen.
Gennep: het deels van voor 1850 daterend beekdallandschap gelegen ten zuiden van de samenvloeiing van de Dommel en de Tongelreep, tussen de stadsuitbreidingen van Gestel en Stratum. De kleinschalige percelering van akkers en weilanden ten noorden van de Antoon Coolenlaan is gaaf bewaard gebleven. Ook ten zuiden daarvan, tussen Dommel en Genneperweg en tussen Tongelreep en Velddoornweg. is de historisch-landschappelijke structuur nog herkenbaar. Boerderijen ondersteunen de agrarische karakteristiek. De begroeiing bestaat onder meer uit bos, geriefbosjes, houtwallen, laanbeplanting en perceelrandbegroeiing. Het geheel heeft een gave historische karakteristiek.
Mispelhoef / Den Hurk: betreft een restant van een ontginningsgebied rond oorspronkelijk middeleeuwse hoeven, die behoorden tot het akkercomplex van Nieuw Acht en waarvan de structuur nog deels herkenbaar is in de verkaveling. Nadat het gebied in bezit was gekomen van Anton Philips bleef het als landbouwgrond in gebruik.
Houtvesterij Oirschotsedijk: een restant van een bosontginning uit het derde kwart van de 19e eeuw, waarvan de historische structuur nog herkenbaar is.
De Wielewaal: een groot landgoed en thans gesitueerd tussen de Oirschotsedijk en de Rijksweg A2. Het grootste deel bestaat uit afwisselend naald- en loofbossen, aangeplant als ontginning in de periode 1850-1910. De bossen worden doorsneden door een rationeel stelsel van lanen en wegen afgewisseld met slingerende paden, enkele vijvers, bosweiden en een beekje. Op het terrein ligt nog het tracé van de oude Postdijk naar Oirschot. In het zuidoosten van dit gebied ligt het zogenoemde 'Wit Huis', een voormalig jachthuis. Verderop ligt nabij de Oirschotsedijk het 'Zwarte Huis', een hoeve uit 1857. Meer centraal ligt het landhuis van F.J. Philips uit 1935, van waaruit een zichtas in zuidwestelijke richting voert. Op het eind van deze zichtas is in het bos een stervormige structuur aangelegd. De aanleg hiervan stond onder supervisie van D.F. Tersteeg, die tevens het pinetum ontwierp.
Philips-De Jongh Wandelpark: tegenover de Wielewaal aan de Oirschotsedijk bevindt zich het Philips-De Jongh Wandelpark, dat door de familie Philips in 1920 aan de gemeente Eindhoven is geschonken. Het huidige park is in 1929 aangelegd naar plannen van D.F. Tersteeg. In het ontwerp van het park is zowel de 'Nieuwe Architectonische Tuinstijl' als de 'Engelse Landschapsstijl' te herkennen. Het padenstelsel roept de herinnering op aan de landschapsstijl terwijl de toegepaste symmetrie en de korte assen vanaf de ingang kenmerken zijn van de tuinstijl. In het ontwerp is het bestaande dennenbos gehandhaafd. Daarbinnen is ruimte vrijgemaakt voor speelweides, wandelpaden en bijzondere bomen en heesters. Drie oude rechte ontginningswegen tussen de spoordijk en de Oirschotsedijk zijn omgevormd tot statige bomenlanen. Het geheel heeft een gave historische karakteristiek.
Philips-Van Lenneppark: dit wandelpark is een schenking in 1964 van het echtpaar Philips-Van Lennep en ontworpen door F.J. Fontaine. Het terrein heeft een heldere ordening van architectonische hoofdvormen. De vorm van het terrein, dat ingeklemd ligt tussen twee wegen en een woonwijk, heeft de hoofdopzet van het park bepaald. Door loofbomen geflankeerde wandelpaden doorsnijden het park en vormen de basis voor de ruimtelijke compositie. Ze verdelen het park in grote met bomenlanen omzoomde open ruimtes. Het hart van het park wordt gevormd door een vaste planten-, kruiden-, rust-, lees- en een heidetuin, alsmede een rosarium.
Aanschotse beemden: beekdallandschap met nog goed herkenbare beekdalverkaveling. Het beemdenlandschap is hier zeer goed bewaard gebleven.
Naast de grotere landschapsgebieden zijn in het plangebied ook verschillende waardevolle historische lijnstructuren, zoals wegen, waterlopen, reliëf en begeleidend groen gelegen. Bij de waterlopen gaat het om de grotere structuren zoals de Dommel, de Kleine Dommel, de Tongelreep, de Oude Gracht, het Beatrixkanaal en het Eindhovensch kanaal. Ook de begroeiing langs de beken/rivieren en kanalen vormt vaak een afzonderlijk historisch landschap (de zogenaamde 'groene oevers').
Daarnaast komen ook verschillende waardevolle historische wegstructuren voor. Het gaat dan om de historische wegen en paden die door en tussen de oude gehuchten lopen. Ook de in de 18e en 19e eeuw aangelegde uitvalswegen, zoals de Oirschotsedijk, Boschdijk, Leenderweg, Heezerweg, Geldropseweg en Aalsterweg maken onderdeel uit van de historische wegstructuur. Bij deze uitvalswegen is de groenbegeleiding (laanbeplanting) een afzonderlijk historisch landschap.
Op een kleiner schaalniveau betreft het daarnaast onder meer verkavelingsgrenzen, opgaand groen, waterelementen zoals beken, grachten, molenkolken en reliëfelementen zoals rabatten, karrensporen, dijken of wallen en greppels.
Vertaling in het bestemmingsplan
De cultuurhistorisch waardevolle (landschaps)elementen met hoge en zeer hoge waarden (kaartbijlagen 2b en 2c blad 1 t/m 4 bij het RAAP-rapport) zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. In de regels zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, waardoor het niet zonder meer mogelijk is om een werk of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren.
Monumentale en karakteristieke objecten
In het plangebied bevinden verschillende gebouwde elementen die vanwege hun kwaliteiten op het gebied van architectuur, stedenbouw of cultuurhistorie waardevol zijn. Een groot deel van deze objecten is reeds aangewezen als Rijksmonument of als gemeentelijk monument. Een aantal objecten kent deze kwalificatie niet, maar zijn wel te duiden als 'karakteristiek', te denken aan Eindhovenseweg 32, Geldropseweg 450, Genneperweg 144, Oirschotsedijk 7U en Oude Doornakkersweg 2.
De objecten die zijn gewaardeerd als karakteristiek zijn voorzien van een specifieke bouwaanduiding 'Karakteristiek'. Omdat die, anders dan gemeentelijke of Rijksmonumenten, niet op grond van een bijzondere (wettelijke) regeling, zoals de Erfgoedwet, bescherming genieten. Daarom wordt voor die karakteristieke objecten wel beschermende regels in het bestemmingplan opgenomen, waaronder een sloopvergunningstelsel. Voor de beoordeling of een omgevingsvergunning kan worden verleend bevatten de regels een verwijzing naar de bijlagen (kaarten en rapportages).
3.7 Verkeer En Parkeren
Het Masterplan Mobiliteit 2050 ‘Wij gaan vooruit’ is in maart 2024 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin zijn de hoofdlijnen van het mobiliteitsbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2050) vastgelegd. Met een concrete uitwerking voor de komende jaren (t/m 2026) en een doorkijk naar 2030. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het gebied beschreven.
Masterplan Mobiliteit 2050
Het Masterplan Mobiliteit streeft naar een toekomst waarin wij in verbinding zijn met elkaar, waarin er vrijheid is voor iedereen om te gaan en staan waar ze willen en op welke manier ze dat willen, waarin we ruimte maken voor elkaar en de veelzijdigheid van de stad, waar het veilig is voor jong en oud. Een stad waar de lucht schoon is en waar we gezond oud kunnen worden. Een stad waar het fijn is om te zijn en waar we kunnen ontspannen.
Autoverkeer
Het wegennetwerk is in Masterplan Mobiliteit 2050 geactualiseerd. Dit bestaat uit de volgend indeling in hoofdwegen: Randweg A2/N2, Ring en regionale bundelroute, Radialen buiten de ring, Radialen binnen de ring. Daarmee is een robuust wegennetwerk gedefinieerd voor de hoofdontsluiting voor autoverkeer. Dit zijn ook de wegen waar een maximum snelheid van tenminste 50 km/u gehandhaafd zal blijven in de toekomst. Een onderliggend netwerk van gebiedsontsluitingswegen zorgt voor de verder ontsluiting van de diverse stadsdelen en wijken. Op enkele uitzonderingen na zullen deze uit oogpunt van leefbaarheid en vieligheid in de toekomst allemaal een maximum snelheid van 30 km/u kennen.
Fietsverkeer
De gemeente wil het gebruik van de fiets stimuleren. In het Masterplan Mobiliteit 2050 is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat uit twee soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid: doorfietsroutes en stadsroutes.
Openbaar vervoer
Eindhoven op Weg gaat uit van twee netwerken voor het openbaar vervoer: een Hoogwaardig Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk voor ontsluitende buslijnen.
Parkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een plan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. In de Nota parkeernormen 2024 zijn de normen vastgelegd voor parkeren (in werking getreden op 20 april 2024). Bij besluit van 20 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders de Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen vastgesteld.
3.8 Natuur En Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan 2017
Begin 2017 is een actualisatie van het Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.
Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.
Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Ruimtelijke Strategieënkaart Groenbeleidsplan 2017
Bovenstaande figuur laat zien dat verschillende strategieën van het Groenbeleidsplan 2017 van belang zijn voor het plangebied.
- Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten (kaart blz. 37 Groenbeleidsplan) wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
- Strategie 2: Stad, groen beeldbepalend
Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter. Deze gebieden maken ook onderdeel uit van de groene kaart (onderdeel verordening bomen en nadere regels). Voor de kap van bomen (met een omtrek van 45 centimeter op een stam hoogte van 130 centimeter) in deze gebieden is een vergunning verplicht. Uitzondering hierop vormt de taxus welke vanaf een omtrek van 30 centimeter een vergunningplicht kent.
- Strategie 3: Integrale ontwikkeling groen-rood
Het betreft hier ontwikkelingslocaties. Het accent ligt op behoud en integrale ontwikkeling van zowel groene functies als van woon- en werkgebieden. Er wordt op structuurvisieniveau een verweving van stad en natuur nagestreefd, waarbij de rode ontwikkeling de kosten van de groene ontwikkeling draagt.
- Strategie 4: Structureel stadsgroen
Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.
- Strategie 5: Multifunctioneel groen
Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties die het landschap gebruiken, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het hoofddoel van deze strategie is het contact tussen de stedelingen en het landschap te versterken door verweving van het landschap met recreatieve en voor de stadsrand specifieke functies. In deze gebieden moet je het idee krijgen dat je buiten de stad bent. Passend in deze strategie zijn functies en elementen als recreatie- en sportgebieden, multifunctioneel bos, kleinschalige landbouw, volkstuinen, maneges, relatief kleine natuurelementen, etc.
De bestaande bebouwing die verspreid ligt in deze gebieden zoals kazerne, instituten, kloosters, woningen, bedrijven, boerderijen, musea, etc. blijft behouden en is conform de functie bestemd. Gebouwen die hun functie verliezen in het gebied worden verwijderd met uitzondering van monumentale en beeldbepalende panden. In eventueel vrijkomende gebouwen kunnen andere functies worden ondergebracht op voorwaarde dat zij in overeenstemming zijn met de functies van de groenstructuur.
- Strategie 6: Natuur en landschap
In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.
De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde ecologische hoofdstructuur (Natuur Netwerk Brabant) en een nadere detaillering van de door de provincie aangegeven groene hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).
Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde, tenzij sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.
Beleidsregel groen en water bij ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Eindhoven
Op 17 juli 2024 is er een nieuwe beleidsregels groen en water bij ruimtelijke ontwikkelingen in werking getreden. Met deze beleidsregel is een helder toetsingskader beoogd voor klimaatrobuuste maatregelen ten aanzien van groen en water bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er is een rekentool ontwikkeld die ingevuld kan worden. Dit levert een individueel resultaat op waarmee voldaan wordt aan de gestelde vereisten. De rekentool is te vinden op https://rekentool.eindhovenduurzaam.nl.
Voor het buitengebied geldt de groenopgave van deze beleidsregel alleen voor zover deze verder reikt dan vereist op grond van de (provinciale) Notitie Uitgangspunten toepassing kwaliteitsverbetering landschap Noord-Brabant (zie par. 3.3.3.4).
3.8.2 Beleid Bomen
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2024. Deze is op 7 mei 2024 door de gemeenteraad vastgesteld en is op 18 mei 2024 in werking getreden. De bijbehorende regels zijn op 28 mei 2024 in het College van B&W behandeld worden en daarna inwerking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Aanvullingswet Natuur. De Aanvullingswet Natuur is van toepassing buiten de Bebouwingscontour houtkap (voorheen bebouwde komgrens Wet Natuurbescherming) op:
- boom of houtopstand met minimaal 45 centimeter stamomtrek gemeten op 130 centimeter hoogte, buiten erven of in tuinen;
- houtopstanden met een oppervlakte van meer dan 10 are. Het gaat hier om de oppervlakte van de totale houtopstand dus niet alleen van het te vellen deel;
- houtopstanden die bestaan uit een rijbeplanting van meer dan 20 bomen (gerekend over het totaal aantal rijen). Het gaat hier om het aantal bomen in rijbeplanting van de totale houtopstand dus niet alleen het aantal te vellen bomen.
Voor bomen geldt dus of de Aanvullingswet Natuur of de Verordening Bomen 2024. Voor het vellen van bomen die onder bovenstaande criteria vallen, dient een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing. Voor deze locatie is de Verordening Bomen 2024 van toepassing.
Verordening Bomen 2024
In de Verordening Bomen 2024 is de bescherming van bomen geregeld, doordat voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig is. Daarbij wordt ook gezorgd voor de compensatie van te kappen bomen. De verordening bevat regels over hoe wordt omgegaan met overlast door bomen, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de beoordeling (weigeringsgronden) van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in bomen.
Conform de verordening is een vergunning voor kappen van bomen nodig als:
- het vellen van een boom of houtopstand met een stamomtrek van minimaal 45 centimeter;
- het snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume of wortelgestel van een boom of houtopstand;
- het verplanten van een boom of houtopstand met een stamomtrek van minimaal 45 centimeter;
- voor het eerst kandelaberen van een boom of houtopstand met een stamomtrek van minimaal 45 centimeter;
- het vellen van een boom of houtopstand, ongeacht de stamomtrek, die is aangelegd op grond van een herplant-, compensatie en/of instandhoudingsplicht;
- het voorhanden of in voorraad hebben dan wel het vervoeren van een gekapte boom of houtopstand, of delen ervan, met een plantenziekte voor zover deze plantenziekte zich kan verspreiden.
Verdere details zijn te vinden in de Verordening bomen 2024 en de nadere uitwerking daarvan in de nadere regels.
Groene kaart
Er is een groene kaart waarop ter informatie het volgende is aangegeven:
- Groenstructuur van de gemeente Eindhoven (groene wiggen, groene dooradering en hoofgroenstructuur);
- Groenarme gebieden;
- Centrumgebied;
- bebouwingscontour houtkap als bedoeld in artikel 5.165b Besluit kwaliteit leefomgeving;
- gemeentelijke waardevolle bomen en monumentale bomen.
De informatie op de groene kaart is nodig om:
- Te duiden waar de waardevolle bomen staan;
- Te duiden waar de monumentale bomen staan;
- Inzicht te geven in de Bebouwingscontour houtkap;
- Inzicht te geven in de gebieden waar een compensatiefactor geldt in het geval financiële compensatie aan de orde is; het centrumgebied en de groenarme gebieden (zie Nadere regels compensatieplicht).
Om de kaart actueel te houden wordt de informatie over de bomen op de kaart en de kadastrale situatie op de kaart, zeer frequent bijgewerkt. Zo blijft de kaart up-to-date en betrouwbaar voor zowel interne als externe gebruikers
Compensatieplicht bomen
Door het kappen van bomen gaat groen verloren. Het weggevallen groen moet in beginsel worden gecompenseerd. Aan een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand (bomen) kunnen voorschriften worden verbonden. Onder andere kan een compensatieplicht worden opgelegd. In de Nadere regels Verordening bomen 2024 is bepaald wanneer een compensatieplicht ontstaat en hoe die wordt bepaald.
Nadere regels compensatieplicht
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels voor compensatie. Deze zijn op 21 april 2021 vastgesteld door het college en op 23 april 2021 in werking getreden. Het college mag op basis van de Verordening bomen 2021 compensatie opleggen zoals uitgewerkt in de Nadere Regels voor compensatie.
Het plangebied
Wanneer sprake is van activiteiten met betrekking tot kappen en compensatie van bomen, is de bescherming van bomen niet geregeld in het bestemmingsplan. De Verordening bomen 2024 is in die gevallen van toepassing. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk.
3.8.3 Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden, wat per 1 januari 2024 is opgegaan in de Omgevingswet (Ow). Vrijwel alle verantwoordelijkheden op het gebied van natuurbescherming liggen bij de provincies (bevoegd gezag)
Onder de Ow wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende activiteiten die de natuur betreffen. Net als onder het oude recht kan daarbij voor de meest voorkomende activiteiten een tweedeling gemaakt worden tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De Ow introduceert daarbij nieuwe terminologie: zo wordt een activiteit die significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied voortaan aangeduid als een 'Natura 2000-activiteit', en een activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten als een 'flora- en fauna-activiteit'. Inhoudelijk gezien doen zich daarbij weinig wijzigingen voor ten opzichte van het oude recht, omdat bij het opstellen van de Wnb al rekening met de Ow. Nieuw onder de Ow is de zorgplicht.
Houtopstanden
De regeling zoals die was vervat in de voormalige Boswet is grotendeels ongewijzigd overgenomen en is gericht op het behoud van het bosareaal en is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de door de gemeenteraad in dat kader vastgestelde
Kaart: grens bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1, lid a Wet natuurbescherming
grenzen van de bebouwde kom, die een grotere oppervlakte beslaan dan 1.000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen. De begrenzing van de bebouwde kom hoeft niet samen te vallen met de bebouwde kom in het kader van de wegenverkeerswet.
De wet vindt geen toepassing als het gaat om:
- houtopstanden op erven en tuinen
- windschermen langs boomgaarden
- wegbeplantingen en eenrijige beplanting van populier of wilg op of langs landbouwgronden en waterwegen
- fruitbomen
- naaldbomen (bedoeld als kerstbomen niet ouder dan 20 jaar)
- kweekgoed.
Voor het (doen) vellen van een houtopstand (geheel of gedeeltelijk) die onder de Ow valt, moet eerst een melding bij gedeputeerde staten worden ingediend. Verder moet de eigenaar (of degene die een beperkt genotsrecht heeft op de grond) er voor zorgdragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.
Provincies en gemeenten zijn niet bevoegd om op grond van andere aan hen toegekende bevoegdheden regels te stellen ter bescherming van buiten de grenzen van de bebouwde kom gelegen houtopstanden, met uitzondering van houtopstanden van meer dan 1.000 m2 op erven en in tuinen en houtopstanden van meer dan 1.000 m2 bestaande uit hoogstamfruitbomen. Dit artikel is niet inwerking getreden. Zolang dit artikel niet van kracht is, is de gemeente nog wel bevoegd om regels te stellen ter bescherming van de opgesomde houtopstanden en bomen. Die houtopstanden of bomen waarvan de instandhouding vanuit landschappelijk of cultuurhistorisch oogpunt danwel met het oog op de veiligheid (zoals bijv. het rooien van bomen in leidingstroken) van belang wordt geacht zal in het bestemmingsplan in een daartoe strekkende regeling worden voorzien. Daarmee wordt een ander doel nagestreefd dan het doel dat de Wnb nastreeft namelijk het instandhouden van de totale oppervlakten aan bos of boombeplanting.
Soortenbescherming
Onder de Wnb waren in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 Wnb verboden handelingen ten aanzien van beschermde diersoorten opgenomen, waarvoor Gedeputeerde Staten ontheffingen konden verlenen. Bovendien konden onder omstandigheden vrijstellingen worden verleend ten aanzien van bepaalde handelingen bij bepaalde soorten. Dat systeem blijft grotendeels ongewijzigd onder de Ow (omgevingsvergunning voor flora-en-fauna activiteit).
Op grond van artikel 5.1 lid 2 Ow is het verboden een flora-en-fauna-activiteit te verrichten, voor zover het gaat om een geval dat is aangewezen in het Bal. Uit bijlage 1 Ow volgt dat een flora-en-fauna-activiteit een activiteit is met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten.
Gebiedsbescherming: Natuur netwerk Nederland en Natura 2000-gebieden
De Wnb gaat uit van vijf gebiedssoorten te weten: Natura 2000-gebieden, het Natuur Netwerk Nederland (NNN), bijzondere nationale natuurgebieden, nationale parken, bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen. Voor Eindhoven is het Natuur Netwerk Nederland en de Natura 2000-gebieden van belang.
De wet verplicht tot het tot stand brengen en houden van het NNN en tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden. Beide zijn van cruciaal voor het nakomen van de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn. Het NNN stond voorheen bekend onder de benaming Ecologische hoofdstructuur (EHS). Het NNN is zowel voor de soortenbescherming als voor de gebiedsbescherming van belang. In het Natuurpact zijn de afspraken vastgelegd tussen de rijksoverheid en de provincies over de omvang van het netwerk. De gebieden die tot dit netwerk behoren zijn inmiddels door de provincies als zodanig aangewezen.
Voor de Natura 2000-gebieden (en bijzondere nationale natuurgebieden) voorziet de wet zelf in verschillende beschermingsregimes, waaronder een vergunningenregime, een toetsingsregime voor (bestemmings)plannen aan de zorgplicht, het programma en het beheerplan. Voor de hier van toepassing zijnde Natura 2000-gebieden wordt verwezen naar paragraaf 4.9.
De provincie Noord-Brabant heeft voor de bescherming van het NNN, de bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen zorggedragen, door die gebieden op te nemen in de provinciale ruimtelijke verordeningen (zie par. 3.3.3). Dit door daarin te bepalen, dat die in de door de gemeente vast te stellen bestemmingsplannen moeten worden beschermd. Uittgangspunt voor bestemmingsplannen waarin gebieden zijn begrepen die behoren tot het NNN is, dat deze geen mogelijkheden mogen bieden voor ruimtelijke ontwikkelingen die (per saldo) een significante aantasting tot gevolg hebben van de wezenlijke waarden en/of kenmerken en/of een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden en/of van de samenhang tussen die gebieden. Alleen als sprake is van een groot openbaar belang én er geen reële alternatieven zijn én mits de negatieve effecten worden gecompenseerd kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.
Algemene zorgplicht
Artikel 1.11 Wnb voorzag in een (algemene) zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nagelaten moeten worden of dat maatregelen genomen moeten worden om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen. Die plicht is niet alleen van belang voor soorten maar ook voor gebieden. De zorgplicht fungeert als vangnet. Bijvoorbeeld bij onzorgvuldig handelen en in situaties waarin er geen concreet voorschrift ter bescherming van de desbetreffende natuurwaarde van toepassing is.Artikel 11.6, lid 1 van het Bal bepaalt dat degene die een activiteit verricht die verslechterende of significant verstorende gevolgen voor een Natura 2000-gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied kan hebben, en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor het belang van de natuurbescherming, verplicht is om:
- alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
- voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
- als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
Dezelfde zorgplicht geldt voor degene die een flora- en fauna-activiteit verricht (artikel 11.27 Bal).
3.9 Maatschappelijk / Sport / Cultuur En Ontspanning / Recreatie
In het buitenstedelijk gebied van Eindhoven zijn van oudsher functies aanwezig die gericht zijn op het educatieve, sociale, sociaal-medisch, sociaal-cultureel en levensbeschouwelijke vlak. Het gaat dan niet alleen om instellingen gericht op onderwijs (zoals Eikenburg, of het Milieueducatiecentrum in de Genneper Parken) of zorg (waaronder St. Annaklooster in het gebied Eikenburg), maar ook om (openbare) dienstverlening (bijv. politiebureau, crematorium, rouwcentrum of een begraafplaats), sport- en ontspanning/recreatieve functies. Het betreft vaak functies/activiteiten die niet of niet goed inpasbaar zijn in het bestaand stedelijk gebied, maar die wel min of meer aan het buitengebied zijn gebonden, zoals scouting, gilden/schutterij, buitensportaccommodaties en het kweken van groeten en bloemen. De hieronder opgenomen tabel bevat een overzicht van de in het plangebied aanwezige voorzieningen/functies en per locatie is vermeld welke werkingsgebieden ingevolge de provinciale Interim omgevingsverordening (IOV) van toepassing zijn.
Instelling/ organisatie/ vereniging | Adres | Thema IOV: Verstedelijking | Thema IOV: landbouw en Natuur | ||||
Milieueducatiecentrum (MEC) | Genneperweg 145 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen | ||||
Sint Joris college | Roostenlaan 296 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Fontys sporthogeschool | Theo Koomenlaan 3 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Internationale school | Oirschotsedijk 14 | Verstedelijking afweegbaar Complex van cultuurhistorisch belang | Gemengd landelijk gebied | ||||
Helicon opleidingen | Locatellistraat 5 | Stedelijk gebied | Stedelijk g | n.v.t. | |||
Verpleeg- en woonzorg Vitalis Wissehaege (voorheen De Weerde) | Herman Gorterlaan 4 | Stedelijk gebied, concentratiegebied | n.v.t. | ||||
Woonzorg Vitalis Kortonjo en 't Lind | Herman Gorterlaan 1 | Stedelijk gebied, concentratiegebied | n.v.t. | ||||
Politiebureau | Aalsterweg 290 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Uitvaartcentrum | Felix Timmermanslaan 2 | Stedelijk gebied, concentratiegebied | n.v.t. | ||||
Crematorium / mortuarium Rijtackers | Anthony Fokkerweg 150 | Verstedelijking afweegbaar | n.v.t. | ||||
Begraafplaats | Achterbeekseweg 4 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Dahliavereniging St. Martinus | Loostraat | Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied | n.v.t. | ||||
Dahliavereniging Maria Middelares | Genneperweg 199 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Gildeterrein (St. Jorisgilde Gestel en Blaarthem) | Boutenslaan 159a | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen | ||||
Gildeterrein (Sint Martinusgilde) | Oude Muschbergweg 3 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Gildeterrein (St. Catharinagilde Tongelre) | Wasvenpad 1a | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Natuurnetwerk Brabant Behoud en herstel watersystemen Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Gildeterrein (St. Catharinagilde Strijp) | Vensedijk 7 | Verstedelijking afweegbaar | n.v.t. | ||||
Volkstuin | Brakenstraat 15 | n.v.t. | Groenblauwe mantel | ||||
Volkstuinvereni- ging Groen Gennep | Velddoornweg 199 | Verstedelijking afweegbaar | n.v.t. | ||||
Volkstuinvereni- ging Welschap | Welschapsedijk 162 | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant (t.p.v. het bos) | ||||
Scouting | Elburglaan 12 | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant (ten noorden, oosten en westen) | ||||
Scouting | Heihoefpad 10 | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Groenblauwe mantel (westelijk deel) | ||||
Scouting | Locatellistraat 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen (zuidelijk deel) | ||||
Scouting | Oirschotsedijk 22 | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant | ||||
Scouting Graaf Folke Bernadotte | Van Oldenbarneveltlaan 1b | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Scouting | Eindhovenseweg 33a | n.v.t. | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Scouting annex opvoedkundig centrum | Oude Muschbergweg 1 | n.v.t | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Hondensportvereniging 'De Lichtstad' en VDH Kringgroep Eindhoven (Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse Herdershonden | Esp 10/10a | Verstedelijking afweegbaar | V | n.v.t. | |||
Hondensport De Hondenvriend | Leenderfietspad | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Kinderboerderij (Philips van Lenneppark) | Vensedijk 1 | Verstedelijking afweegbaar | n.v.t. | ||||
Sauna | Antoon Coolenlaan 10 / Bayeuxlaan | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen | ||||
Genneper watermolen | Genneperweg 143 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen Natuurnetwerk Brabant (half omringd van west, noord en zuid) | ||||
Collse watermolen | Collseweg 3/5 | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Behoud en herstel watersystemen | ||||
Eindhovense Jachtenvereniging Beatrix | Beatrixkanaal/ Welschapsedijk 209/211 | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant (jachthaven) Natuurnetwerk Brabant-evz (Beatrixkanaal) Behoud en herstel watersystemen (Beatrixkanaal) | ||||
Imkervereniging St. Ambrosius | Loostraat 9 (achter) | n.v.t. | Natuurnetwerk Brabant Reservering waterberging | ||||
Indoorsportcentrum | Theo Koomenlaan 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
IJssportcentrum | Antoon Coolenlaan 3 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Fontys sport- hogeschool | Theo Koomenlaan 3 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Zwemcentrum de Tongelreep en sport-medisch centrum | Antoon Coolenlaan 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen (deels) | ||||
Zwemstadion Pieter van den Hoogenband | Antoon Coolenlaan 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen (deels) | ||||
Sportschool | Toon Schröderlaan 2 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Voetbalstadion | Charles Roelslaan 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Hockeycomplex | Antoon Coolenlaan 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen (midden) Natuurnetwerk Brabant (gedeelten met bos) | ||||
Tenniscomplex | Antoon Coolenlaan 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen (midden) Natuurnetwerk Brabant (gedeelten met bos) | ||||
Sportvelden | Antoon Coolenlaan 1 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Behoud en herstel watersystemen (midden) Natuurnetwerk Brabant (gedeelten met bos) | ||||
Sportvelden (behorend bij Internationale school) | Oirschotsedijk 14b | Verstedelijking afweegbaar | n.v.t. | ||||
Sportpark De Herdgang | Achtseweg zuid / Oirschotsedijk | Verstedelijking afweegbaar | n.v.t. | ||||
Golfbaan Welschap | Welschapsedijk 164/166 | Verstedelijking afweegbaar | Natuurnetwerk Brabant (gedeelten met bos) | ||||
Golf- en countryclub | Laarstraat 16 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Sportpark Bokt | Anconalaan 15 | n.v.t. | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Sportvelden | Amazonelaan | Verstedelijking afweegbaar | n.v.t. | ||||
Sportpark Dommeldal Zuid | Locatellistraat 3 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant (zuidelijk deel) | ||||
Sportpark Heihoef | Roostenlaan 296 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | ||||
Midgetgolf | Antoon Coolenlaan 2A | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Roei-/kanosport | Kanaaldijk Zuid 50 | S: Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied | Natuurnetwerk Brabant (het gebied ten zuiden van het kanaal) Natuurnetwerk Brabant-evz (kanaal) Behoud en herstel watersystemen (kanaal) | ||||
Eerste Eindhovense Ponymanege | Genneperweg 144 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel | ||||
Eindhovense manege | Roostenlaan 309 | Verstedelijking afweegbaar | Groenblauwe mantel (noordelijk deel) Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant |
Alle in de tabel opgesomde voorzieningen zijn ingevolge de nog geldende bestemmingsplannen al positief bestemd (legaal). In het nieuwe plan zullen deze eveneens van een positieve bestemming worden voorzien. Hoewel het in feite allemaal functies/activiteiten betreffen met een maatschappelijk doel en dus één bestemming 'Maatschappelijk' voor de hand zou liggen is het (mede gelet op de SVBP2012) toch gewenst om in dit bestemmingsplan onderscheid te maken in 4 bestemmingen, te weten:
- bestemming 'Maatschappelijk'
Met name de functies welke in hoofdzaak zijn gericht op educatie, zorg en opvoeding, en dienstverlening zijn voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'.
- bestemming 'Sport'
De keuze voor de bestemming 'Sport' spreekt voor zich en behoeft geen nadere uitleg. Vreemde eend in de bijt is een manege. In principe moet een manege worden beschouwd als een vorm van een agrarisch bedrijf, maar omwille van een consequente toepassing van de SVBP2012 is gekozen voor de bestemming 'Sport'.
- bestemming 'Recreatie'
De bestemming 'Recreatie' wordt passend geacht voor functies die in hoofdzaak zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot recreatie en ontspanning. Veelal gaat het hier om publieksgerichte activiteiten (meestal locatiegebonden) die in verenigingsverband worden uitgeoefend, zonder een commerciële exploitatie als hoofddoelstelling.
- bestemming 'Cultuur en ontspanning'
Hierbij kan geacht worden aan een (commercieel geëxploiteerde) sauna.
De gildeactiviteit op het perceel achter Bokt 17a is sinds enkele jaren beëindigd en het toentertijd hier aanwezige clubgebouw is inmiddels gesloopt. Deze locatie is van een passende bestemming voorzien die recht doet aan de van toepassing zijnde provinciale ruimtelijke.
In de hierboven opgenomen tabel is inzichtelijk gemaakt binnen welke structuren (ingevolge de provinciale Verordening) de opgesomde voorzieningen zijn gelegen en welke aanduidingen daarop van toepassing zijn. In het gebied Genneper Parken is sprake van een concentratie van op sport gerichte bebouwing en accommodaties die intensief worden gebruikt. Het gaat dan onder andere om zwembaden, voetbal -en hockeystadions, een ijssportcentrum en een indoorsporthal. Omdat het vanuit een oogpunt van zorgvuldig/zuinig ruimtegebruik wenselijk wordt geacht om concentratie van bebouwing na te streven zijn daar waar nodig op de verbeelding de locaties voorzien van bouwvlakken. Buiten die vlakken mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. De bouwregels bieden ruimte voor beperkte uitbreiding van de bestaande gebouwen, maar uitbreiding daarvan dient eveneens plaats te vinden binnen de bouwvlakken. In het ijssport- en het indoorcentrum zijn behalve sport en aan sport gerelateerde activiteiten op beperkte schaal (onder voorwaarden) ook andere vormen van gebruik mogelijk. Daarmee wordt aangesloten op hetgeen in het geldende bestemmingsplan ook al was toegestaan.
3.10 Recreatie
In paragraaf 3.8 is ingegaan op de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen. Recreatie en sport hebben een belangrijke maatschappelijke functie. Dergelijke recreatieve functies hebben over het algemeen de volgende kenmerken: de activiteiten worden in verenigingsverband uitgeoefend en/of zijn voornamelijk publieksgericht en ze zijn meestal locatiegebonden. Een uitzondering daargelaten ontberen deze functies een commerciële exploitatiedoelstelling. Daarnaast kennen we ook nog andere vormen van recreatie waar deze kenmerken niet of minder nadrukkelijk van belang zijn. Het gaat dan om vormen van extensief recreatief medegebruik of verblijfsrecreatie. Bij de eerste groep ligt het accent op het beleven van het landschap door fietsers en wandelaars en bij de andere kan gedacht worden aan verblijfsrecreatie zoals kamperen bij de boer, het kamperen in groepsverband (kleinschalig kamperen) of bed & breakfast. Verblijfsrecreatie onderscheidt zich van dagrecreatie doordat die vorm van recreatie gepaard gaat met de mogelijkheid ter plaatse te kunnen overnachten.
Extensief recreatief medegebruik is vrijwel overal in het buitengebied toegestaan. Wel kunnen de eigendomsrechten zich daartegen verzetten of kunnen er (meestal tijdelijk) beperkingen gelden in verband met de bescherming van flora en fauna. Ter ondersteuning van het extensief recreatie medegebruik zijn voorzieningen toegestaan zoals picknicktafels, banken, bewegwijzering en informatieborden. Ook kan gedacht worden aan fiets- en wandelpaden.
In het plangebied komen verschillende vormen van verblijfsrecreatie voor waarbij de mogelijkheid wordt geboden voor overnachten. Het betreft bed & breakfast en/of kampeerterreinen, die allemaal onderdeel zijn van een ter plaatse aanwezige andere hoofdactiviteit en daaraan ondergeschikt zijn.
3.11 Bedrijvigheid
3.11.1 Agrarische bedrijvigheid
Binnen Eindhoven bevinden zich nog enkele agrarische bedrijven: Gezien de door de provincie toegepaste typering van agrarische bedrijven (zie paragraaf 3.3.3.2) gaat het om:
Adres agrarisch bedrijf | Provinciaal werkingsgebied: | Aard bestemde agrarische bedrijfsactiviteit | |||||||||||||
Natuur Netwerk Brabant | Groenblauwe mantel | Gemengd landelijk gebied | Gemengd landelijk gebied | Beperkingen veehouderij | |||||||||||
Bokt 3 | x | x | (vollegronds)teeltbedrijf | ||||||||||||
Bokt 11a | x | (vollegronds)teeltbedrijf | |||||||||||||
Bokt 12b | x | intensieve veehouderij | |||||||||||||
Bokt 14a | x | x | glastuinbouwbedrijf + (vollegronds)teeltbedrijf | ||||||||||||
Eindhovenseweg 29 | x | x | grondgebonden veehouderij + (vollegronds)teeltbedrijf | ||||||||||||
Doolstraat 7 | x | x | grondgebonden veehouderij | ||||||||||||
Loostraat 11 | x | x | (vollegronds)teeltbedrijf | ||||||||||||
Loostraat 20 | x | x | (vollegronds)teeltbedrijf | ||||||||||||
Oirschotsedijk 11 | x | x | x | glastuinbouwbedrijf | |||||||||||
Oirschotsedijk 14a | x | x | x | fruitteeltbedrijf | |||||||||||
Tongelreeppad 1 | x | x | ecoboerderij met educatieve functie | ||||||||||||
Esp 6* | x | x | x | (vollegronds)teeltbedrijf | |||||||||||
Esp 4/4c* | x | x | paardenhouderij (overig agrarisch bedrijf) | ||||||||||||
Eindhovenseweg 50a* | x | x | (vollegronds)teeltbedrijf |
Tabel: overzicht van bestemde agrarische bedrijven en de Interim omgevingsverordening
Vier bedrijven (Doolstraat 7, Bokt 12b, Tongelreeppad 1 en Eindhovenseweg 29) zijn aan te merken als reële/volwaardige veehouderijbedrijven, die zich richten op het houden van schapen, rundvee of varkens. Het op het adres Tongelreeppad 1 gevestigde bedrijf is op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006) bestemd als eco-boerderij. Met deze bestemming is beoogd het extensieve karakter van de agrarische bedrijfsvoering en de educatieve functie van dat bedrijf in de Genneper parken te benadrukken. Ook in dit bestemmingsplan is het bedrijf als zodanig bestemd. Het agrarisch gebruik dient gericht te zijn op het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en wel door voor grondbewerking in geringe mate gebruik te maken van agrarische middelen.
Twee bedrijven (Bokt 14a en Oirschotsedijk 11) zijn bestemd voor glastuinbouw. Op grond van de provinciale regels is uitbreiding (vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak) van kassen in het provinciale werkingsgebied 'Groenblauwe mantel' niet toegestaan (artikel 3.57 van de Interim omgevingsverordening). In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in uitbreiding als bedoeld in de provinciale verordening.
De overige (Bokt 3, Esp 6, Loostraat 11, Loostraat 20, Oirschotsedijk 14a, Esp 6) zijn bestemd voor (vollegronds)teelt, inclusief fruitteelt (Oirschotsedijk 14a).
* In het voorontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied 2019' (geen juridische status) was voor het adres Esp 6 een woonbestemming toegekend. En voor het adres Eindhovenseweg 50a een bedrijfsbestemming. Deze zogenoemde 'omschakelingen' zijn niet toegestaan zonder aan het provinciaal beleid te voldoen, zoals de verplichting tot kwaliteitsverbetering landschap (zie par. 3.3.3.4). Dit zoals de provincie ook heeft aangegeven in haar reactie in het kader van het bestuurlijk vooroverleg (par. 9.2). In het (ontwerp)bestemmingsplan zijn genoemde adressen daarom weer bestemd overeenkomstig de huidige/ geldende agrarische bestemming, als vollegrondsteeltbedrijven. Het adres Esp 4/4c is in het huidige/ geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006) bestemd voor een paardenhouderij. Op Esp 4/4c worden geen agrarische bedrijfsactiviteiten meer uitgeoefend. De voormalige bedrijfsruimten en de aansluitende gronden zijn sinds enkele jaren in gebruik voor het verrichten van o.a. research & development-activiteiten op het gebied van milieu en bouw. Dit is strijd met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006). Een (positieve) niet-agrarische bedrijfsbestemming wordt niet wenselijk geacht. Voor de volledigheid wordt verwezen naar de inspraakreactie (par. 9.3).
Uitgangspunten agrarische bestemmingsvlakken
Alle bestaande agrarische bedrijven die nu al over daartoe bestemde agrarische bouwblokken beschikken, hebben in dit nieuwe bestemmingsplan eveneens een positieve agrarische bedrijfsbestemming. Bij de toekenning van de bouwvlakken (zowel qua oppervlakte als qua vorm en situering) in het nieuwe plan is in beginsel zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bouwblokken zoals die zijn opgenomen in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006). Indien tijdens de inventarisatie van de bestaande situatie afwijkingen of onjuistheden zijn geconstateerd ten opzichte van dit bestemmingsplan, is beoordeeld of het nieuwe bouwvlak daarop kan worden aangepast. Daarbij is ook rekening gehouden met de reacties van de ondernemers op de aan hen gestelde vraag of de geldende bestemmingen nog (voldoende) actueel zijn en/of deze vanwege verwachte reële bedrijfsontwikkelingen aangepast zouden moeten worden. Deze bestemmingsvlakken zijn in vergelijking met de geldende agrarische bouwblokken niet verruimd. Alleen die van Bokt 12b en Tongelreeppad 1 zijn gewijzigd. Het vlak Bokt 12a (bedrijfswonign)/12b is vergroot in verband met de overwegingen als vervat in het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van 17 april 2007 inzake het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Het provinciaal college heeft zich toen uitgesproken voor verruiming van het bouwblok (noordzijde) over een diepte van 20 meter. Dit was in planologische zin nog niet geëffectueerd. Dit is nu alsnog uitgevoerd. Overigens is de vorm van dit bouwblok enigszins veranderd met het oog op een betere afstemming op de ligging van een vergund en gerealiseerd gebouw met een verblijfsrecreatieve functie. De aanpassingen betreffen verder een geringe verruiming van dit bouwblok aan de westzijde en een minder verstrekkende verruiming (dan ingevolge het goedkeuringsbesluit was bepaald) van de begrenzing aan de noordzijde. Het bouwblok van Tongelreeppad 1 is qua vorm gewijzigd door de begrenzing aan de noordzijde enigszins te verschuiven en gelijktijdig de naar de Tongelreeppad georiënteerde grens te verleggen in de richting van de boerderij. Hierdoor is het mogelijk om met behoud van de oorspronkelijke oppervlakte van het bouwblok een bouwvlak te creëren dat voldoende is om te voorzien in een kapschuur, welke inmiddels is vergund en gerealiseerd.
Agrarische nevenactiviteiten
In het (oude) bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006) zijn regelingen opgenomen om bij agrarische bedrijven nevenacitiviteiten toe te staan. Veelal is bepaald dat deze nevenactiviteiten alleen in bebouwing is toegestaan. Dit hoeft niet altijd in bestaande bebouwing te zijn. Indien op basis van het bestemmingsplan nog bestaande bouwmogelijkheden zijn, dan zou ook die bebouwing in gebruik genomen mogen worden voor nevenactiviteiten.
3.11.2 Agrarisch verwante en agrarisch technische (hulp)bedrijfsactiviteiten
In het buitengebied vinden ook bedrijfsmatige activiteiten plaats, die zijn aan te merken als 'agrarisch verwant bedrijf' of 'agrarisch-technisch hulpbedrijf'. Gezien de door de provincie toegepaste typering gaat het om:
Adressen agrarisch verwante en technische (hulp)bedrijven/activi- teiten | Huidige bedrijfsactiviteit | Structuur IOV | ||||||||||
Urkhovenseweg Tongelre, sectie c nrs. 3757 / 3758 | hoveniersbedrijf, boom - en plantenkwekerij | Groenblauwe mantel (Grblm) | ||||||||||
Urkhovenseweg Tongelre, sectie c nrs. 3763 | (beperkt houden van) rundvee | Natuurnetwerk Brabant (NNB) |
Bedrijvigheid Urkhovenseweg
- Op de perceelsnummers Tongelre, sectie C 3757 / 3758 wordt een hoveniersbedrijf/ boomkwekerij geëxploteerd. Door gemeente Geldrop is bouwvergunning en vrijstelling verleend voor een stallingsruimte/opslag voor een hoveniersbedrijf/boomkwekerij van 6000x8350 (= 50,1 m2).
- Op het andere aan de Urkhovenseweg gelegen perceel (Tongelere, sectie C 3763) is een schuilgelegenheid voor rundvee met aparte gierkelder gebouwd. Voor deze schuilgelegenheid (oorspronkelijke oppervlakte 50 m2) is in 1993 door burgemeester en wethouders van Geldrop bouwvergunning verleend. In de loop der jaren is deze opstal vergroot. De dieren worden gehouden met het oog op doorlevering aan agrarische bedrijven en natuurbeheer (begrazing). Vanwege zijn omvang kan het niet als een reëele agrarische bedrijfsactiviteit gerekend worden.
Beide locaties maakten deel uit van een gebied dat tot 2004 behoorde tot het grondgebied van de gemeente Geldrop (grenscorrectie). In het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006) zijn beide locaties vervolgens (abusievelijk) niet voorzien van een passende bestemming. In dit bestemmingsplan wordt dit alsnog geregeld.
Maneges
Er zijn binnen het plangebied 2 maneges:
Adressen van maneges | Huidige bedrijfs- activiteit | Structuur IOV | aanduiding Beperkingen veehouderij | ||
Genneperweg 144 | manege | Groenblauwe mantel (Grblml) | x | ||
Roostenlaan 309 | manege | Groenblauwe mantel (Grblml) | x |
In het bestemmingsplan zijn beide maneges bestemd als 'Sport' met functieaanduiding 'manege'. De provinciale Beperkingen veehouderijen is niet relevant voor deze beide bedrijven, omdat het daarbij behorende begrip veehouderij niet ziet op het bedrijfsmatig houden van paarden.
3.11.3 Niet-agrarische bedrijven
In het buitengebied bevinden zich ook niet-agrarische bedrijven, al dan niet buitengebied gebonden.
Goedkeuringsbesluit omtrent het bestemmingsplan 'Buitengebied'
Het perceel Bokt 10 was ingevolge het door de raad in 2006 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied' voorzien van de bestemming 'Niet agrarische bedrijven (vleesverwerking, stalling en opslag)'. Die bestemming was destijds afgestemd op het feitelijk gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Gezien het toenmalige streekplanbeleid hebben Gedeputeerde Staten destijds besloten aan die bestemming geen goedkeuring te verlenen, omdat geen duidelijke afweging was gemaakt bij het toekennen van de bestemming. Niet was meegewogen of handhaving van het agrarisch bedrijf of een passende recreatieve functie tot de mogelijkheden behoorde. Vanwege de ligging dicht tegen het Dommeldal, in de beschermingszone van een natte natuurparel, achtte het provinciaal college voortzetting van een agrarisch bedrijf of een intensieve recreatieve functie hier niet wenselijk en werd beperking van de bebouwing en minder intensief gebruik meer voor de hand liggend geacht. Daarom werd aan het ontbreken van die afweging geen overwegende betekenis toegekend. Hoewel het niet onmogelijk werd geacht om 'stalling en opslag' ter plaatse aanvaardbaar te achten meenden Gedeputeerde Staten dat die begrippen zodanig algemeen waren geformuleerd, dat ook ongewenste vormen van stalling en opslag mogelijk waren; Bovendien werd de ingevolge het (toentertijd van kracht zijnde) streekplanbeleid toegestane maximale oppervlakte van 1.000 m2 overschreden (dergelijke beperking van de omvang geldt op grond van de Interim Omgevingsverordening (en Omgevingsverordenign) Noord-Brabant niet meer). Volgens de vastgestelde bestemmingsplanregeling zou het toegestaan zijn om 'vleesverwerking' als zelfstandige functie uit te oefenen en niet als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf. Dit werd als strijdig met het streekplan beoordeeld omdat, aldus het provinciaal college, vleesverwerkende bedrijven, anders dan als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf, dienden te worden gevestigd op een bedrijventerrein.
De bestaande (voormalige agrarische) opstallen op dit voormalige agrarisch bouwperceel zijn (nog steeds) in gebruik voor verhuur van ruimte voor statische opslag van goederen. De eigenaar heeft verzocht deze activiteit in de huidige omvang ook gedurende de nieuwe planperiode te mogen voortzetten. De locatie is gelegen binnen het werkingsgebied Groenblauwe mantel. Het gebruik van de gebouwen voor verhuur van opslagruimte (SBI-2008: 52109) wordt aangemerkt als een categorie 2 - activiteit.
Adres bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten in strijd met goedkeurings- besluit bestemmings- plan Buitengebied | Huidigebedrijfsac- tiviteit / SBI-2008 / bedrijfscategorie (VNG-brochure 'Be- drijven en milieu- zonering' edi- tie2009) | Werkingsgebied IOV | overig IOV | ||||
Bokt 10 | opslagruimte verhuur / SBI: 52109 / cat. 2 | Groenblauwe mantel | Attentiezone waterhuishouding (deels) Behoud en herstel watersystemen Cultuurhistorische en aardkundige waarden |
De locatie is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag, met een bedrijfswoning. In de Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzingen is hierop nader ingegaan. De statische opslag dient verplaatst te worden naar een passende locatie als deze niet langer past binnen de gemaximeerde toegestane omvang. Het opnieuw toestaan van uitbreiding is niet wenselijk.
Bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
In het plangebied bevinden zich verder diverse bedrijven dan wel is sprake van bedrijfsactiviteiten die geen enkele relatie hebben met of zijn gebonden aan de primaire ruimtelijke doelstellingen van het buitengebied, namelijk landbouw, natuur, landschap en recreatie. In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn de locaties waar zich dergelijke bedrijven (nog steeds) bevinden voorzien van een concreet op die specifieke functie toegespitste bestemming. De maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing is daarin per bedrijf vastgelegd. Het betreft:
Adres bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten welke positief zijn bestemd in het geldend bestemmingsplan Buitengebied | Bedrijfsactiviteit** en SBI-2008 / bedrijfsca- tegorie (VNG-brochure 'Bedrijven en milieu- zonering' editie2009) | Bebouwde oppervlakte (in m2) in gebruik voor activiteit *** | Werkingsgebied IOV | Aanduiding IOV | |||
Binckhorst | gemaal | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Verstedelijking afweegbaar Boringsvrije zone Reservering waterberging | ||||
Collseweg naast nr. 4a | antiekhandel/-verkoop (47 / cat.1) thans detailhandel in woninginrichtingproducten | 530 | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Regionale waterberging | |||
Charles Roelslaan 2 | gemeentewerf (381 / cat. 3.1) | 990 | Groenblauwe mantel | Verstedelijking afweegbaar Behoud en herstel watersystemen Boringsvrije zone Grondwaterbe- schermingsgebied Reservering waterberging | |||
Eindhovenseweg 44 | hondenkennel/-fokkerij (0149 / cat. 3.1) | 390 | Gemengd landelijk gebied | Verstedelijking afweegbaar | |||
Genneperweg 201 | stroomverdeelstation | Groenblauwe mantel | Verstedelijking afweegbaar Boringsvrije zone Grondwaterbe- schermingsgebied Beperkingen veehouderijen | ||||
Loostraat 9 | tuincentrum (4752 / cat. 2) | 345 | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Regionale waterberging | |||
Oude Doornakkersweg 2 | tuincentrum (4752 / cat. 2) | 2730 | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Beperkingen veehouderijen | |||
Van Oldenbarneveltlaan 1 | rioolwaterzuiveringsinstallatie | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Verstedelijking afweegbaar | ||||
Vensedijk | waterwinning | Gemengd landelijk gebied | Verstedelijking afweegbaar Waterwingebied Boringsvrije zone | ||||
Theo Koomenlaan 7 | kantoor (63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 / cat. 1) | 130 | Groenblauwe mantel | verstedelijking afweegbaar Boringsvrije zone Grondwaterbe- schermingsgebied Reservering waterberging | |||
Velddoornweg 1 en 3 | rioolverdeelstation | Natuurnet- werk Brabant | Verstedelijking afweegbaar Boringsvrije zone Grondwater- beschermings- gebied | ||||
Wolvendijk 23 | montage (26, 28, 33/cat. 2) en vuurwerkhandel (4778 / cat. 1) | 150 | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Reservering waterberging | |||
Wolvendijk 2/2a | houtverwerking | 890 | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Behoud en herstel watersystemen | |||
Wolvendijk 25 | keuken- en badkamerhandel (47 / cat. 1) | 500 | Groenblauwe mantel | Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant Reservering waterberging |
Met het oog op de rechtszekerheid is ook in dit nieuwe bestemmingsplan met de belangen van de in de tabel genoemde in planologisch opzicht legale bedrijven/bedrijfsactiviteiten rekening gehouden en zijn deze voorzien van de bestemming 'Bedrijf' (eventueel) met bouwvlak en bijbehorende bouwregels. Elk bedrijf heeft een op de aard van de activiteit afgestemde specifieke functieaanduiding gekregen/behouden.
3.12 Horeca
Het “Horecabeleidsplan Gemeente Eindhoven – Kennis maken met een gastvrije stad” (vastgesteld 11 maart 2014) gaat niet specifiek in op het buitengebied van de stad. Voor het centrum, werklocaties, ontwikkelingsgebieden en 'echte' woonwijken is het horecabeleidsplan uitgesproken. Binnen de woonwijken wordt echter een aantal locaties of typen gebieden genoemd die, in termen van het horecabeleidsplan, als 'toelatingsgebied' worden aangemerkt. Dit betekent dat per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca hier inpasbaar is, afhankelijk van infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid, milieu-aspecten etc. De locaties en typen gebieden die in woonwijken worden onderscheiden zijn winkelcentra/-gebieden, parken, sportconcentratiegebieden, scholen, culturele instellingen en sportverenigingen.
Het ligt voor de hand om ook het buitengebied als toelatingsgebiedte beschouwen. Bepaalde concepten kunnen immers een duidelijke toevoeging betekenen aan het horeca- en recreatieve aanbod in Eindhoven betekenen. Een (bescheiden) horeca-inrichting kan een bepaald gebied een meerwaarde geven. Diverse bestaande horecagelegenheden in parken en recreatiegebieden bewijzen dit. Een horeca-inrichting moet zich verhouden met de omgeving. De exploitatie van een horeca-inrichting mag wel een autonome functie hebben maar mag geen onevenredige afbreuk doen aan de (gebruiks)waarden van de omgeving. Dit betekent onder meer dat zaken zoals bereikbaarheid, parkeren, afval, bevoorrading en geluid grenzen stellen aan de mogelijkheden evenals de specifieke (ruimtelijke) waarden en kwaliteiten van het gebied. Slechts bestaande bouwpercelen gelegen binnen de provinciale werkingsgebieden Groenblauwe mantel en Gemengd landelijk gebied komen voor dergelijke nieuwe zelfstandige horecafuncties (dit ter onderscheiding van horecavoorzieningen die gerelateerd zijn aan een hoofdfunctie maar die qua aard en omvang daaraan ondergeschikt zijn) in aanmerking en dient voldaan te worden aan bepaalde voorwaarden ten aanzien van niet-agrarische functies zoals beschreven in de provinciale Verordenign. Ook bevat die Verordening voorwaarden voor uitbreiding van al bestaande horecafuncties. Gezien de impact die een dergelijk bedrijf zou kunnen hebben op de belangen van de omgeving en de ruimtelijke waarden en kwaliteiten is in dit nieuwe bestemmingsplan vooralsnog geen regeling getroffen die voorziet in de mogelijkheid tot nieuwvestiging van autonome horecabedrijven op bestaande bouwpercelen.
In het plangebied bevinden zich 6 autonome horecabedrijven:
Naam horecabedrijf | adres | aard activiteiten | |
Mispelhoef | Oirschotsedijk 9 | restaurant/café/zalencentrum | |
Van der Valk Hotel Eindhoven | Aalsterweg 322 | motel/café/restaurant/casino/ sport en wellness | |
Novotel Eindhoven | Anthony Fokkerweg 101 | hotel/café/restaurant/sport en wellness | |
Parkpaviljoen Philips de Jongh | Oirschotsedijk 2 | café/restaurant | |
Kiosk Philips van Lenneppark | Oude Vensedijk 5 | kiosk | |
Paviljoen Genneper Parken | Antoon Coolenlaan 2a | café/restaurant |
Net als in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006) zijn in dit nieuwe bestemmingsplan deze locaties voorzien van een positieve bestemming 'Horeca' met een specifieke functieaanduiding toegespitst op aard van de activiteiten en met het oog op zorgvuldig ruimtegebruik van een passende bebouwingsregeling. De bouwregels sluiten aan op die van de geldende bestemming. Alleen het Paviljoen Genneper Parken is niet voorzien van de bestemming 'Horeca'. Dit horecabedrijf maakt namelijk deel uit van een dagrecreatieve functie (midgetgolf) waaraan de bestemming 'Recreatie' is toegekend. Omdat deze horecafunctie niet enkel dienstbaar is aan de midgetgolf is op de verbeelding een specifieke functieaanduiding 'horeca' opgenomen teneinde de relatie met de bestemming 'Recreatie' (midgetgolf) te duiden.
3.13 Detailhandel
Op 15 december 2015 heeft gemeenteraad de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals in § 3.4.2 van deze toelichting beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota, waarvan de focus ligt op het bestaand stedelijk gebied, wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.
Detailhandel in het Buitengebied
Uitgangspunt voor het buitengebied is dat detailhandel niet is toegestaan. De Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” is duidelijk over waar (welke vorm van) detailhandel is toegestaan. Deze nota is bedoeld om duidelijkheid te bieden aan partijen die actief zijn in de Eindhovense detailhandel en die dit willen worden. Zoals eerder al opgemerkt ligt de focus van deze nota op het bestaand stedelijk gebied. Door detailhandelsfuncties toe te staan in het buitengebied, wordt het gemeentelijk vastgestelde detailhandelsbeleid ondermijnd. In dit bestemmingsplan zijn geen mogelijkheid opgenomen om om op bestaande bouwpercelen nieuwvestiging van zelfstandige detailhandelsfuncties toe te staan. Met de bestaande detailhandelsfuncties die al waren toegestaan op grond van het nu nog geldende bestemmingsplan is in dit plan wel rekening gehouden.
3.14 Kabels En Leidingen
3.14.1 Hoogspanningsleidingen
Door het plangebied bevinden zich verschillende bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen van Tennet. Deze leidingen behoeven bescherming en daartoe zijn deze leidingen voorzien van een dubbelbestemming met een bijbehorend beschermingsregime.
In § 3.2.3 van deze toelichting is reeds melding gemaakt van de bovengrondse hoogspanningsverbinding (380 kV leiding) die ingevolge het Barro in planologische zin bescherming behoeft.
3.14.2 Buisleidingen
Van Rijkswege zijn gebieden aangewezen waarbinnen zich buisleidingen bevinden. De ligging ervan is beschreven in § 3.2.3 van deze toelichting en in onderhavig bestemmingsplan zijn die stroken voorzien van een passende bestemming die bescherming biedt tegen ongewenste ingrepen. Het gaat om een strook parallel aan de noordzijde van het Eindhovensch kanaal (ter hoogte van de Urkhovense Zeggen),een strook parallel aan de gemeentegrens met Son en Breugel (noordzijde Esp en Bokt), een strook ter hoogte van de Achtseweg Zuid (ter hoogte van sportpark De Herdgang en het Philips De Jonghpark) en een zone langs het Beatrixkanaal (globaal vanaf Jachthaven Beatrix en de weg Landsard).
Behalve het voorzien van deze leidingenstroken van een concrete planologische (dubbel)bestemming moet ook nog rekening worden gehouden met het milieukundig veiligheidsaspect voor de omgeving. In hoofdstuk 4 (§ 4.5) wordt hier verder op ingegaan.
3.15 Infrastructuur
Binnen het plangebied bevinden zich twee Rijkswegen te weten de A67 (E34) en de A2 (E58). Rijksweg A67 is het Nederlandse deel van de E34. Deze autosnelweg loopt van de Belgische grens bij Reusel via Eindhoven naar de Duitse grens bij Venlo. Vanaf knooppunt De Hogt tot knooppunt Leenderheide gaat de A67 samen met de A2; de officiële naam van dit gedeelte is A2 (hoofdrijbaan). De daaraan grenzende parallelrijbaan is bedoeld voor respectievelijk doorgaand en plaatselijk verkeer en heet N2. Rijksweg A2, die Maastricht verbindt met Amsterdam, is de belangrijkste noord-zuid verbinding van Nederland. De parallel rijbaan biedt aansluitingen op Eindhoven Airport, het centrum van Eindhoven, Veldhoven-Noord, Meerenakkerweg (gepland), Veldhoven-Zuid, de High Tech Campus, Stratum-West/Waalre/N69 en Stratum-Oost/Tongelre/Leenderheide.
De Randweg Eindhoven (ook Randweg N2) is een 17 kilometer lange autoweg- en autosnelwegtraject ten noorden, westen en zuiden van Eindhoven. De weg maakt deel uit van Rijksweg 2 (A2/N2) en is deels gecombineerd met de A67 en A50. De Randweg bevat, van noord naar zuid, de knooppunten Ekkersweijer, Batadorp, De Hogt en Leenderheide, met aansluitingen op de A50, A58 en A67. Voor regionaal verkeer is er tevens een aansluiting op de N69 naar Hasselt.
Op deze Rijkswegeninfrastructuur ziet het bestemmingsplan 'Reconstructie A2/A67' dat op 6 maart 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld en bij besluit van 21 mei 2007, nr. 1283284, door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is goedgekeurd. Het goedgekeurde bestemmingsplan is op 3 augustus 2007 onherroepelijk geworden.
In het onderhavige bestemmingsplan zijn deze Rijkswegen van vergelijkbare bestemmingen voorzien.
3.15.1 Vrijwaringszones rijkswegen
Rijkswaterstaat hanteert een rooilijnen beleid (vrijwaringszones) langs rijkswegen (autosnelwegen), bedoeld voor onder andere leidingen, verlichting, voorzieningen in het kader van geluidhinder en verkeers- en externe veiligheid. Binnen een zone van 0 tot 50 meter, gemeten uit de buitenste kantstreep van de weg waartoe ook op- en afritten worden gerekend, mag geen bebouwing worden opgericht.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Milieueffectrapportage
4.1.1 Wettelijk kader
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.
M.e.r.-verplichting vanuit Besluit m.e.r.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
- Kolom 1: de activiteit zelf
- Kolom 2: drempelwaarden activiteit
- Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
- Kolom 4: de besluiten
De drempelwaarden van activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D, zijn indicatief. Als een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een zogenoemde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.
Het bestemmingsplan biedt een actueel planologisch juridisch kader voor onder andere veehouderijen. Algemeen zijn er binnen het plangebied 7 locaties waar dieren worden gehouden. Hiervan zijn nog 4 aan te merken als reële/ volwaardige agrarische bedrijven die zich richten op het houden van dieren, waaronder één educatieboerderij (Genneper Parken), één schapenhouderij voor ecologisch beheer van natuurgebieden (Doolstraat) en één (biologische) varkenshouderij (Bokt). Ook zijn er 2 (bestemde) maneges (Genneperweg en Roostenlaan) en een locatie waar 15 runderen worden gehouden (Urkhovenseweg).Het bestemmingsplan biedt daarom een actueel planologisch juridisch kader voor een aantal veehouderijen. In dit kader gaat het in ieder geval om de categorie C14/ D14 van de bijlage van het Besluit m.e.r., die ziet op "de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren" (uitbreiding veehouderij).
M.e.r.-verplichting vanuit Natura 2000
Volgens de Wet natuurbescherming (Wnb) mogen activiteiten niet leiden tot significante nadelige gevolgen op Natura 2000-gebieden. Voor elk plan dat mogelijk significant nadelige gevolgen kan hebben voor een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied moet een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Ten zuiden van het bestemmingsplangebied is Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux gelegen en de Strabrechtse Heide & Beuven.
In het kader van het bestemmingsplan is een planMER (hierna: MER) opgesteld. Het MER is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 1).
4.1.2 Procedure plan-MER
In het MER zijn het voornemen en de alternatieven op de te verwachten milieueffecten beoordeeld. Er zijn drie scenario onderscheiden van (uitbreidings-)mogelijkheden die zich binnen de kaders van het bestemmingsplan voor kunnen doen. Deze scenario zijn gericht op agrarische bedrijven, omdat de aanleiding van het MER agrarisch van aard is. De scenario die worden omschreven zijn; de huidige vergunde situatie, reële situatie en het maximale scenario. Tot slot zijn deze scenario gebruikt om de bijbehorende milieugevolgen in beeld te brengen (zie 4.1.3).
Advies is ingewonnen over het MER bij de landelijke, onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage (hierna: de Commissie). De Commissie begrijpt dat het buitengebied van Eindhoven met groene omzoming van de stedelijke bebouwing weinig ontwikkelingen met milieueffecten te verwachten zijn. De Commissie heeft een advies gegeven. De Commissie adviseert voorafgaand aan het besluit over het bestemmingsplan het MER aan te vullen. Specifiek gaat het om de maximaal mogelijke effecten op:
- natuur (mogelijke effecten op waterafhankelijke natuur door beïnvloeding grondwater);
- landschap (in relatie tot teeltondersteundende voorzieningen en kleinschalig kamperen bij de boer);
- luchtkwaliteit en geur (omdat het houden van pluimvee niet is uitgesloten).
Naar aanleiding van het advies is een oplegnotitie opgesteld, waarin onder andere nader is ingegaan op de aspecten verstoring en verdroging van Natura 2000-gebieden. Zowel het advies als de oplegnotitie maken (ook) onderdeel uit van Bijlage 1. Naar aanleiding van het advies is onder andere in de regels van het bestemmingsplan toegevoegd dat omschakeling van een agrarisch bedrijf naar een pluimveehouderij niet is toegestaan (binnen het plangrebied bevinden zich ook geen pluimveehouderijen) en is de planregel dat de toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden onmogelijk maakt aangepast (artikel 4.4.1).
Het MER heeft samen met het ontwerp van het bestemmingsplan vanaf 16 februari 2023 tot 30 maart 2023 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen op het MER ontvangen.
4.1.3 Conclusie ten aanzien van het MER
Het buitengebied van Eindhoven is een groene omzoming van de stedelijke bebouwing en binnen het plangebied zijn geen/ weinig ontwikkelingen met milieueffecten te verwachten. Dit bestemmingsplan voor het buitengebied is conserverend van aard, in die zin dat de bestemmingen uit het voorgaande bestemmingsplan zijn overgenomen, onder aanvulling/ beperking van de provinciale regels (o.a. regels Beperkingen veehouderij en Stalderingsgebied).
In onderstaande tabel is een samenvattend overzicht van de beoordeling van de effecten maximaal scenario bestemmingsplan buitengebied weergegeven. De beoordeling is weergegeven in plussen en minnen ( ++ positief effect, + enigszins/gering positief effect, 0 positief noch negatief effect, - enigszins/gering negatief effect, - - negatief effect) ten opzichte van de huidige situatie.
Thema | Aspect | Beoordeling effect max. | Mitigatie mogelijk | ||
Natuur en groen | Effecten op stikstof | - | ja | ||
Effecten op overige factoren | 0 | ja | |||
Water | Effecten op oppervlaktewater | - | Ja | ||
Effecten op grondwater | - | Ja | |||
Effecten op waterbergingsgebied | 0 | n.v.t. | |||
Effecten op waterwingebied | - | Ja | |||
Effecten op waterkwaliteit | - | Ja | |||
Archeologie en cultuurhistorie | Effecten op beschermde archeologische waarden | 0 | n.v.t. | ||
Effecten op archeologische verachtingswaarden | - | Ja | |||
Effecten op beschermde cultuurhistorische waarden | 0 | n.v.t. | |||
Geluid | Kans op toename geluidhinder in het buitengebied | 0/- | Ja | ||
Luchtkwaliteit * | Effecten op de luchtkwaliteit | 0/- | Nee | ||
Geurhinder * | Geurgehinderden | 0 | Nee | ||
Externe veiligheid | Plaatsgebonden risico en groepsrisico | 0 | Nee | ||
Licht | Lichthinder | 0 | Ja | ||
Gezondheid | Kans op verspreiding ziekten van bedrijven onderling | 0 | N.v.t. | ||
Kans op gezondheidseffecten endotoxine | 0/- | Nee | |||
Bodem | Effecten op de bodem | 0 | N.v.t. |
* een pluimveehouderij stoot relatief veel fijnstof uit. In het plangebied is geen pluimveehouderij aanwezig. Het plan maakt het houden van pluimvee ook niet (meer) mogelijk. De vestiging van, of omschakeling naar een pluimveehouderij is in dit bestemmingsplan als strijdig gebruik opgenomen. Evenals een geitenhouderij.
Het bestemmingsplan heeft geen wezenlijk negatieve effecten op het milieu, zoals verwoord in Bijlage 1.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Mede op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en/of inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand.
Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009 (zie o.a. § 3.10.3 van deze toelichting waarin op de relevantie van deze brochure voor de ontwikkelruimte van niet-agrarische bedrijven wordt gewezen).
In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven voor de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.
Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen hier vrijwel geen andere functies dan wonen voor.
Onder een gemengd gebied wordt verstaan: een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast wonen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot gemengd gebied.
4.2.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de 'staat van bedrijfsactiviteiten'. Deze staat is gebaseerd op de eerder genoemde VNG circulaire 'Bedrijven en milieuzonering'. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld.
Bedrijfscategorie | Ten minste aan te houden ruimtelijke scheiding (in meters) ten opzichte van een milieugevoellig object (richtafstanden) |
1 | 10 |
2 | 30 |
3.1 | 50 |
3.2 | 100 |
4.1 | 200 |
4.2 | 300 |
5.1 | 500 |
5.2 | 700 |
5.3 | 1.000 |
6 | 1.500 |
De staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG is als bijlage bij de regels van dit plan gevoegd.
4.3 Geluid
4.3.1 Wettelijk kader
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrie-, luchtvaart-, weg- en railverkeerslawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte in een aantal gevallen mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met nieuwe bestemmingen waar geluidgevoelige gebouwen kunnen worden opgericht (zoals woningen, woonwagens, woonwagenwoningen en gebouwen gericht op onderwijs en gezondheidszorg) moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat de geluidbelasting op de gevels van voor gevoelige functies bestemde gebouwen aanvaardbaar is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
Het voorliggend bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die het mogelijk maken om nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren.
4.3.2 Wegverkeerslawaai
In grote delen van het plangebied, met name in de zone van de A2/N2 met een breedte van 600 m aan weerszijden van de weg, wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Dat betekent dat hier geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen kunnen komen.
Verder bevinden zich in en nabij het plangebied een aantal wegen waar een snelheidsregime geldt van 50 km per uur en in het kader van "Duurzaam Veilig" zijn enkele daarvan 30 km per uur wegen geworden. Wegen waarop de maximum snelheid is beperkt tot 30 km per uur hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone, zodat deze verder buiten beschouwing kunnen blijven.
De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen zogenaamde bestaande situaties en nieuwe situaties. Ingevolge hoofdstuk VI, afdeling 3 ("bestaande situaties") van de Wet geluidhinder behoeft voor de reeds aanwezige geluidgevoelige bebouwing geen nieuw akoestisch onderzoek te worden ingesteld.
Het onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot het realiseren van geluidgevoelige gebouwen en om die reden is een hogere ontheffingswaardenbesluit niet aan de orde. Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, worden niet toegestaan.
4.3.3 Railverkeerslawaai
Binnen het plangebied bevindt zich een aantal spoorverbindingen. Het gaat om de trajecten Den Bosch-Eindhoven, Tilburg-Eindhoven en Eindhoven-Venlo en Eindhoven-Maastricht. lijnen. Aan weerszijden moet rekening worden gehouden met een zonebreedte zoals vermeld in artikel 1.4a.1 van het Besluit geluidhinder.
Het onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe geluidgevoelige gebouwen en om die reden is een hogere ontheffingswaardenbesluit niet aan de orde. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden tot het wijzigen van de spoorwegen, zoals nader omschreven in het Besluit geluidhinder (artikelen 1.1.1.f en 1.1.2).
4.3.4 Industrielawaai
Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh).
Op het luchtvaartterrein worden sinds decennia vliegtuigmotoren beproefd na (correctief) onderhoud of reparaties. Vanwege dit proefdraaien, is het luchtvaartterrein een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken. Het luchtvaartterrein is daarom een gezoneerd industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder. In dat kader is in 1993 van rechtswege een geluidszone vastgelegd rondom het industrieterrein waar zowel Vliegbasis Eindhoven als Eindhoven Airport bij horen. Op grond van de Wgh behoort het gebied tussen het industrieterrein en de buitengrens van de zone, tot de geluidszone. Het industrieterrein zelf (het luchthavengebied) maakt dus geen deel uit van de zone. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Kaart: geluidszone industrielawaai Vliegbasis Eindhoven/Eindhoven Airport
Kaart: geluidscontouren voor militaire luchtvaartterein (rood: 55 dB(A) / blauw: 50 dB(A))
In 2011 is een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de voormalige Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), voor het verplaatsen van de proefdraailocatie. De daarbij behorende wijziging van de geluidzone is, met de daarbij behorende MTG-waarden, per 29 april 2015 onherroepelijk geworden (zie bovenstaande figuur). De wijzigingen zijn tevens in het Barro en Rarro opgenomen.
Binnen de geluidszone zijn bestaande woonbestemmingen en andere bestaande geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. De geluidszone is met een gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. In de regels is opgenomen dat nieuwe geluidsgevoelige functies binnen deze zone niet zijn toegestaan.
Met de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van de geluidzone behorende bij de nieuwe proefdraailocatie vastgelegd. De geluidszone is met een gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen.
De rioolwaterzuiveringsinstallatie gelegen de Van Oldenbarneveltlaan is, anders dan tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006), thans geen zoneringsplichtige inrichting meer als bedoeld in de Wet geluidhinder. Om die reden is op de verbeelding van het nieuwe bestemmingsplan geen zonegrens of 50 dB(A)contour meer opgenomen.
In het plangebied moet wel rekening worden gehouden met de geluidzones van de bestaande bedrijventerreinen De Hurk en de High Tech Campus. Op bedrijventerrein De Hurk is vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers toegestaan. Op de verbeelding van het plan Buitengebied Eindhoven 2023 zijn ook de zonegrenzen van deze twee bedrijventerreinen weergegeven. Met de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan wordt daarin geen verandering gebracht.
4.3.5 Luchtvaartlawaai
Ten oosten van het plangebied ligt op enige afstand van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.
De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens juncto artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.
De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt. Hierbinnen zijn geen geluidgevoelige objecten (woningen en andere geluidgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen voor woonboten) toegestaan.
Kaart: cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen deze vastgestelde geluidszone (35 Ke-contour). Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe woningen of andere nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen (zoals staanplaatsen voor woonwagens, scholen e.d.) binnen deze geluidzone mogelijk maakt is deze contour niet op de verbeelding opgenomen.
4.4 Geur
4.4.1 Geur (veehouderijen)
Wettelijk kader
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning dient met het aspect geur rekening te worden gehouden. De Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) bevat regels inzake geurhinder veroorzaakt door veehouderijen. Die wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van geurbelasting als gevolg van emissies door veehouderijbedrijven. Met de in de Wgv opgenomen grenswaarden moet rekening worden gehouden bij het nemen van beslissingen in het kader van de Wabo en de Wro. Nieuwe knelpunten moeten worden voorkomen.
Voor het met dierenhouderijen verband houdende aspect geur zijn die objecten van belang welke als geurgevoelig kunnen worden betiteld. Van een geurgevoelig object is, aldus de Wgv, sprake indien het gaat om een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. Onder 'gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf' verstaat die wet een gebouw dat op grond van een planologisch besluit (bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of Wabo omgevingsvergunning) mag worden gebruikt voor bewoning of verblijf door mensen. Dit betekent dat gebouwen die feitelijk wel voor bewoning of menselijk verblijf worden gebruikt maar hiervoor in planologische zin niet zijn bestemd, niet als geurgevoelig object worden beschouwd. Alleen indien het wonen of het verblijf in een gebouw op grond van het overgangsrecht is toegestaan is dit anders (bijv. indien het gebruik ingevolge persoonsgebonden overgangsrecht van het bestemmingsplan is toegestaan). De laatste eis, dat sprake moet zijn van ‘feitelijk en permanent’ gebruik, laat zien dat het bij het betreffende gebouw moet gaan om langdurige blootstelling aan geurhinder.
Ten aanzien van bedrijfswoningen die nog behoren bij een veehouderij (artikel 3, lid 2 Wgv) geldt op grond van de Wgv een verlaagd beschermingsniveau tegen geurhinder afkomstig van een andere veehouderij. Ook ten aanzien van een geurgevoelig object dat voorheen bij een veehouderij hoorde maar dat sinds 19 maart 2000 daarvan geen deel meer uitmaakt (artikel 3, lid 2 Wgv) en ten aanzien van een woning die op of na 19 maart 2000 is gebouwd ter vervanging van gesloopte agrarische bedrijfsopstallen (artikel 14, lid 2 Wgv) geldt op grond van de Wgv een verlaagd beschermingsniveau.
In de Regeling geurhinder en veehouderij (hierna: Rgv) zijn ter uitvoering van de Wgv regels vastgelegd met betrekking tot de wijze van berekening van de geurcontouren. Afhankelijk van de diersoort en het toegepaste stalsysteem wordt een geuremissiefactor vastgelegd of een minimale vaste afstand voorgeschreven. Aan de hand van de geuremissiefactor en het aantal vergunde dieren van een bepaalde diersoort kan de geurbelasting worden berekend.
Met behulp van rekenprogramma's kan worden bekeken of een milieuvergunning kan worden verleend, gelet op de in de omgeving aanwezige geurgevoelige objecten en of er sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor te realiseren geurgevoelige objecten.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning, waarbij wordt voorzien in de bouw van nieuwe geurgevoelige objecten (veelal woningen) nabij een bestaand (veehouderij-) bedrijf dat geurhinder veroorzaakt, dient het aspect geurhinder bij de totale belangenafweging te worden meegenomen. Hierbij gaat het er vooral om dat kan worden aangetoond dat ondanks de aanwezigheid in de nabijheid van geurveroorzakende bedrijvigheid ter plaatse van de nieuw te bouwen geurgevoelige objecten een goed woon- en verblijfsklimaat kan worden gegarandeerd. Er dient tevens rekening te worden gehouden met de bestaande belangen van het nabijgelegen geurveroorzakende bedrijf, bijvoorbeeld een aanwezige veehouderij. Het oprichten van geurgevoelige bebouwing binnen een aanwezige geurcontour kan mogelijk vanuit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat wel aanvaardbaar zijn, maar niet als bestaande belangen van het geurveroorzakende bedrijf daarmee op een onevenredige wijze worden aangetast.
In de Wgv zijn voor sommige diercategorieën geurnormen opgenomen en voor enkele andere gelden vaste afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten. De geuremissie van een veehouderij wordt uitgedrukt in Europese odour units per tijdseenheid (hierna: ouE/s. De geurbelasting van een veehouderij wordt uitgedrukt in Europese odour units per m3 lucht als 98-percentielswaarde (hierna: ouE/m3). De 98-percentielswaarde betekent dat deze concentratie gedurende 2% van de tijd wordt overschreden. De overige 98% van het jaar is de concentratie lager.
Tevens is in de wet bepaald dat gemeenten hun eigen normen mogen vaststellen (binnen een bepaalde bandbreedte). De gemeente Eindhoven heeft geen eigen normen vastgesteld. Daarom gelden hier de normen op grond van de Wgv. De individuele norm bij dieren met een geurnorm bedraagt 3 ouE/m3 ten opzichte van objecten binnen de bebouwde kom en 14 ouE/m3 ten opzichte van objecten buiten de bebouwde kom. Voor diercategorieën met vaste afstanden is dit 100 meter ten opzichte van objecten binnen de bebouwde kom en 50 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
Achtergrondbelasting geur
Op onderstaand kaartbeeld is de achtergrondbelasting geur als gevolg van alle veehouderijen in beeld gebracht.
Vrijwel overal in het plangebied is de achtergrondbelasting kleiner dan 3 ouE/m3. Dat komt overeen met een zeer goed leefklimaat. Alleen in de onmiddellijke omgeving van de bedrijven Bokt 11a/12a/12b en de Urkhovenseweg ongenummerd, is sprake van een lichte verhoging van de achtergrondbelasting. De streefwaarde (20 ouE/m3) op grond van de provinciale VrNB wordt echter nergens overschreden.
4.4.2 Geur (niet agrarische bedrijven)
Aan de Van Oldenbarneveltlaan bevindt zich de rioolwaterzuiveringsinstallatie (hierna 'rwzi') van het Waterschap De Dommel. In het bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006) is deze installatie positief bestemd en op de daarbij behorende plankaart (blad 4) is een zogenaamde geurcontour (situatie 2003) opgenomen, waardoor de invloed op de omgeving inzichtelijk is gemaakt. De rwzi bevindt zich ook binnen de grenzen van dit bestemmingsplan.
In het kader van de voorbereiding van de algehele herziening van het bestemmingsplan 'Oude Gracht' is een onderzoek uitgevoerd met als doel inzichtelijk te maken wat de actuele gevolgen zijn van de aanwezigheid van de rwzi voor dit aangrenzende stedelijk gebied voor zover het gaat om geur. In 2003 is voor deze inrichting al een geurcontour bepaald. Dit uit 2015 daterend onderzoek is in opdracht van de gemeente door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant uitgevoerd.
kaart: geurcontouren 2003 en 2015
Dit onderzoek laat zien dat de huidige geurcontour (rode lijn) zich minder ver buiten de rwzi uitstrekt dan in 2003 (gestippelde lijn). Alleen aan de westzijde is sprake van een zekere verruiming. Omdat dit bestemmingsplan binnen de geactualiseerde contour niet voorziet in nieuwe geurgevoelige bestemmingen is er geen ruimtelijk relevant belang om de contour op de verbeelding op te nemen en daaraan regels te verbinden.
4.5 Luchtkwaliteit
4.5.1 Wettelijk kader
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en wel zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet worden voldaan aan de Europese grenswaarden. Voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram/m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
4.5.2 Besluit niet in betekende mate bijdragen
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten van een bepaalde omvang grenzen vastgesteld, op grond waarvan kan worden aangenomen dat deze een 'niet in betekenende mate bijdrage' (nibm) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor:
- woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
- kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek te worden uitgevoerd en moet worden getoetst aan de normen.
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
4.5.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en Rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor (PM10) en (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is ingeval het betreft 'gevoelige bestemmingen': 300 meter aan weerszijden van Rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse 'Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit' opgesteld. Deze handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
4.5.4 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de luchtkwaliteitseisen (Wet milieubeheer) en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een "goede ruimtelijke ordening" blijft naast de toetsing aan de Wet luchtikwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft in artikel 3.1 voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor een goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn. Gedacht kan dan worden aan bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
4.5.5 Planbeschrijving en toetsing
Het bestemmingsplan richt zich op het consolideren van de bestaande situatie en het vastleggen van de bestaande functionele en ruimtelijke structuur. Het plan voorziet niet in nieuwe gevoelige bestemmingen of (bouw)ontwikkelingen langs drukke wegen en/of woningbouw nabij snelwegen. Ook zijn in het buitengebied van Eindhoven geen pluimveehouderijen gelegen. Het plan voorziet ook in een verbodsregeling voor pluimveehouderijen. Voor het buitengebied van Eindhoven is de achtergrondconcentratie van fijn stof berekend en gebleken is dat overal binnen de plangrenzen wordt voldaan aan de normen de luchtkwaliteit. In onderstaande figuur is de dit inzichtelijk gemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet milieubeheer kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid. In bijlage 2 van de toelichting is het rapport 'Risicobeschouwing Buitengebied Eindhoven-2017' opgenomen. Hierin wordt uitgebreid beschreven wat de risicobronnen zijn, hierna wordt een verantwoording van het groepsrisico gegeven.
4.6.1 Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid van kracht. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Het plangebied
Hieronder wordt het plangebied weergeven. In figuur 2 worden hierbij de risicobronnen inzichtelijk gemaakt. Een uitgebreide beschrijving van deze risicobronnen is te vinden in het rapport 'Risicobeschouwing Buitengebied Eindhoven-2017'
Figuur 1: Plangebied
Figuur 2: Overzicht risicobronnen
Risicobronnen
- Spoor
- N2
- Riijkswegen A2/A67/A58 en A50
- Leenderweg
- Eisenhowerlaan
- John F. Kennedylaan
- Zwemcentrum de Tongelreep
- IJssportcentrum
- Gemeentelijke begraafplaats (opslag van propaan)
- Heijmans Koudenhoven BP (tankstation)
- Sint Martinus Gilde
- RWZI waterschap de Dommel
- Gulf Tinq (tankstation)
- Nancy Adriaanse Texaco (tankstation)
- High Tech campus
- Gaslascentrum
- Daf trucks
- Truckstop Acht
- EDCO
- Draka Comteq Fibre
- Van Gansewinkel
- BP de Voldijn (tankstation)
- Van den Anker
- Hogedruk aardgas buisleidingen
- Hoogspanningslijnen
- Eindhoven Airport.
4.6.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid
De gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de 'Visie externe veiligheid' vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.a. het gebied gelegen op meer dan 200 m van het spoor) een verantwoording van het Groepsrisico uitgewerkt.
4.6.3 Groepsverantwoording
Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient door de gemeenteraad het Groepsrisico te worden verantwoord. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen het belang van een ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.
De gemeente heeft in de 'Visie externe veiligheid' risicovolle inrichtingen ruimer beschreven dan in het Bevi is vastgelegd. Voor deze inrichtingen hoeft geen verantwoording van het goepsrisico plaats te vinden. Daarnaast is bij een aantal inrichtingen berekend dat er geen sprake is van een groepsrisico. In de bij deze toelichting behorende bijlage 'Risicobeschouwing Buitengebied Eindhoven-2017' wordt dit per risicobron aangegeven. In onderstaande tabel worden de risicobronnen benoemd en wordt aangegeven of een verantwoording van toepassing is.
Risicobronnen waarvoor een verantwoording voor dient plaats te vinden
Risicobron | Te verantwoorden |
Zwemcentrum de Tongelreep | Nee |
IJssportcentrum | Nee |
Gemeentelijke begraafplaats (opslag propaan) | Nee |
Heijmans Koudenhoven BP (tankstation) | Ja |
Sint Martinus Gilde | Nee |
RWZI waterschap de Dommel | Nee |
Gulf Tinq (tankstation) | Ja |
Nancy Adriaanse Texaco (tankstation) | Ja |
High Tech Campus | Ja |
Gaslascentrum | nee |
DAF trucks | Nee |
Van den Anker | Ja |
Truckstop Acht | nee |
EDCO | nee |
Draka Comteq Fibre | Nee |
Van Gansewinkel | nee |
BP de Voldijn (tankstation) | Nee |
Gasunie leidingen | Ja |
Transportroutes | Ja |
4.6.4 Advies Veiligheidsregio
Op 24 november 2017 heeft het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost advies uitgebracht over de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid binnen het plangebied. Het bestuur constateert dat sprake is van een conserverend bestemmingsplan. Alle bebouwing is bestaand en er zijn geen nieuwe bestemmingen mogelijk die groepen verminderd redzame mensen toelaten binnen de invloedsgebieden. De risico's veranderen niet en de bereikbaarheid en bluswatervoorziening voor de hulpdiensten voldoen. Het bestuur heeft geen aanleiding om hierover nader te adviseren.
4.6.5 Verantwoording van het Groepsrisico
Het document 'Risicobeschouwing Buitengebied Eindhoven-2017', dat als bijlage 1 bij de toelichting van het bestemmingsplan is gevoegd, bevat de verantwoording van het Groepsrisico. Hieruit blijkt dat het groepsrisico als verantwoord kan worden beschouwd.
4.6.6 Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
4.7 Duurzaamheid
4.7.1 Algemeen
De ambities van de gemeente Eindhoven op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:
- Reductie van CO2
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: bekend als het Klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door in 2016 de 'Klimaatverordening040' vast te stellen. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en met 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Sinds 1 juli 2018 moeten kleinverbruikers, zowel nieuwe woningen als nieuwe bedrijven, 'aardgasloos bouwen'.
In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad bovendien vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en daarom nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in uitstoot van CO2 in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad te behouden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen, smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
Warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in gebruik van energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
Duurzame energie opwekking
Naast de reductie van CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2. Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
Duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
Geen afval
Doelstelling is 0% restafval te hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
Flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
Deeleconomie / as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten. Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik) van het product bij de leverancier.
3. Natuur
Biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
Oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie, gezonde lucht, bodem en water, beperkte geluidsoverlast, externe veiligheid, openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen, bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
Klimaatadaptatie
Extreme regen- en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven klimaatrobuust handelt en dat de hele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde: gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
Gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte.
Participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit kan tot meer draagvlak en betere eindresultaten leiden. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
5. Specifiek Eindhovens
Daarnaast zijn er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
6. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
4.7.2 Planbeschrijving
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:
- we gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie;
- we kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu;
- we gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit;
- we gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe (bouw)plannen/ontwikkelingen mogelijk. In het kader van duurzaamheid is in de planregels wel voorzien in een regeling om voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie te kunnen realiseren (max. 15 m2).
4.8 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren is op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. Uit al deze onderzoeken blijkt dat op diverse locaties in Eindhoven de bodem verontreinigd is of verontreinigd is geweest. Het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. De bodemkwaliteit in het buitengebied is met een groot aantal uitgevoerde onderzoeken in beeld gebracht. Veelvuldig zijn hierbij bodemverontreinigingen aangetoond. Een deel van deze verontreinigingen is (gedeeltelijk) gesaneerd of bevindt zich nog in de saneringsfase. In een aantal gevallen zijn na sanering restverontreinigingen in de bodem achtergebleven. Gezien het grote aantal bodemonderzoeken en saneringen wordt volstaan met het noemen van de meest relevante bodemverontreinigingen (waarbij sprake is van spoed). Het gaat hier uitdrukkelijk niet om een uitputtende opsomming:
- ASSI Genneperweg (0.275): geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie, zware metalen en vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl). Er is sprake van spoed (verspreidingsrisico's). Sanering is deels uitgevoerd, maar gestaakt in verband met stagnerende verontreinigingsafname. In de nabije toekomst wordt de verontreiniging verder gesaneerd. Het vervolg van de sanering wordt afgestemd op de aanpassing van de waterwinning Aalsterweg.
- Gijzenrooi (0.682): geval van ernstige bodemverontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl). Er is sprake van spoed (verspreidingsrisico's). Grondsanering is overeenkomstig (deel)saneringsplan afgerond. Grondwater nog niet gesaneerd. Hiervoor moet nog een saneringsplan opgesteld en goedgekeurd worden. Het grondwater wordt periodiek gecontroleerd.
- Prof. Holstlaan 4 (0.2361): geval van ernstige bodemverontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl). Er is sprake van spoed (verspreidingsrisico's). Het grondwater wordt in overeenstemming met het saneringsplan periodiek gecontroleerd. Doel is om een stabiele eindsituatie te bereiken.
- Knooppunt Leenderheide (0.1060): geval van ernstige bodemverontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl). Deze is ontstaan door activiteiten van een asfaltcentrale ter plaatse. De verontreiniging is grotendeels gesaneerd en het grondwater wordt periodiek gecontroleerd.
- BOS-pomp Constant Rebecque Kazerne (0.518): geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. Verontreiniging is deels gesaneerd en de grondwaterverontreiniging wordt periodiek gecontroleerd.
Bovengenoemde bodemverontreinigingen zijn opgenomen op onderstaand kaartbeeld, waar de nummers 1 t/m 5 verwijzen naar de hiervoor genoemde bodemverontreinigingen. Dit overzicht is van algemene aard en geeft slechts een indicatie over de bodemkwaliteit in het buitengebied.
Kaart: bodemverontreinigingen
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe (bouw)ontwikkelingen mogelijk.
Om stagnatie bij eventuele (her)ontwikkelingen in het buitengebied in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen, is het belangrijk dat voorafgaand aan de uitvoering van werken c.q. (graaf)werkzaamheden de actuele bodemkwaliteit ter plaatse in beeld wordt gebracht. Afhankelijk van de bestemming kan, voorafgaand aan ontwikkelingen van het terrein, bodemonderzoek of –sanering noodzakelijk zijn. De sanering heeft tot doel de bodem geschikt te maken voor de geplande functie. De sanering dient uitgevoerd te worden in overeenstemming met een door het bevoegd gezag Wet bodembescherming goedgekeurd saneringsplan.
4.9 Natuur
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt. Met het van kracht worden van deze wet komen vrijwel alle verantwoordelijkheden bij de provincies te liggen.
4.9.1 Wet natuurbescherming
De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk. Zoals eerder al gezegd zijn de provincies in hoofdzaak verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid.
Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo zijn een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.
Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.
Houtopstanden
De regeling zoals die was vervat in de voormalige Boswet is grotendeels ongewijzigd overgenomen in de Wnb en is gericht op het behoud van het bosareaal en is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de door de gemeenteraad in dat kader vastgestelde grenzen van de bebouwde kom, die een grotere oppervlakte beslaan dan 1000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen. De begrenzing van de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4.1 Wnb hoeft niet samen te vallen met de bebouwde kom in het kader van de wegenverkeerswet. De op grond van de Boswet vastgestelde bebouwde kom grens blijft ook onder de nieuwe Wnb gelden totdat deze opnieuw wordt vastgesteld.
Kaart: grens bebouwde komals bedoeld in de (toenmalige) Boswet
De Wnb (artikel 4.1) vindt geen toepassing als het gaat om onder andere:
- houtopstanden op erven en tuinen
- windschermen langs boomgaarden
- wegbeplantingen en eenrijige beplanting van populier of wilg op of langs landbouwgronden en waterwegen
- fruitbomen
- naaldbomen (bedoeld als kerstbomen niet ouder dan 20 jaar)
- kweekgoed.
Voor het (doen) vellen van een houtopstand (geheel of gedeeltelijk) die onder de Nbw valt, moet eerst een melding bij gedeputeerde staten worden ingediend. Verder moet de eigenaar (of degene die een beperkt genotsrecht heeft op de grond) er voor zorgdragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.
Wnb en onderscheid in (5) gebieden
De Wnb gaat uit van vijf gebiedssoorten te weten:
- Natura 2000-gebieden;
- het Natuur Netwerk Nederland (NNN);
- bijzondere nationale natuurgebieden;
- nationale parken;
- bijzondere provinciale natuurgebieden en landschappen.
De Wnb verplicht tot het tot stand brengen van het NNN en tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden, die beide van cruciaal belang zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn.
De provincies kunnen voor de bescherming van het NNN, de bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen zorg dragen door die gebieden op te nemen in de provinciale ruimtelijke verordeningen door daarin te bepalen dat die in de door de gemeente vast te stellen bestemmingsplannen dienen te worden beschermd (zie bijvoorbeeld 3.3). Voor de Natura 2000-gebieden en bijzondere nationale natuurgebieden voorziet de Wnb zelf in verschillende beschermingsregimes, waaronder een vergunningenregime, een toetsingsregime voor (bestemmings)plannen aan de zorgplicht, het programma en het beheerplan. Het aanwijzen van andere soorten natuurgebieden is op grond van deze Wnb niet uitgesloten.
In Nederland waren 64 gebieden aangewezen tot 'beschermd natuurmonument' als bedoeld in de NBW1998. Die status is komen te vervallen door de inwerkintreding van de Wnb per 1 januari 2016. Op grond van de Wnb is het ook niet meer mogelijk om gebieden aan te wijzen teneinde te voldoen aan internationale verplichtingen en komt de beschermde status ook van die gebieden te vervallen. In Nederland betreft dit 49 gebieden (wetlands) die tevens de status van Natura 2000-gebieden bezitten. Daarom blijft de wettelijke bescherming hiervan gewaarborgd. De bevoegdheid om gebieden aan te wijzen teneinde te voldoen aan internationale verplichtingen, mits die hun grondslag vinden in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn, blijft nog wel mogelijk.
Artikel 1.12, tweede lid van de Wnb ziet op het tot stand brengen en het in stand houden van het NNN. Dit netwerk stond voorheen bekend onder de benaming 'Ecologische hoofdstructuur (EHS)'. Het NNN is zowel voor de soortenbescherming als voor de gebiedsbescherming van belang. In het Natuurpact zijn de afspraken vastgelegd tussen de rijksoverheid en de provincies over de omvang van het netwerk. De gebieden die tot dit netwerk behoren zijn inmiddels door de provincies als zodanig aangewezen. Deze gebieden gelden op grond van het overgangsrecht, (artikel 9.11 Wnb) als gebieden die behoren tot het NNN.
Zowel de Wnb als het Barro bevatten bepalingen die gericht zijn op de aanwijzing en de bescherming van het NNN. Opgemerkt moet worden dat deze regelingen niet eenduiding zijn als het gaat om het bestuursorgaan dat bevoegd is om tot aanwijzing te besluiten.
Uittgangspunt voor bestemmingsplannen waarin gebieden zijn begrepen die behoren tot het NNN is dat deze geen mogelijkheden mogen bieden voor ruimtelijke ontwikkelingen die (per saldo) een siginficante aantasting tot gevolg hebben van de wezenlijke waarden en/of kemerken en/of een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden en/of van de samenhang tussen die gebieden. Alleen als sprake is van een groot openbaar belang én er geen reële alternatieven zijn én mits de negatieve effecten worden gecompenseerd kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.
Provincies en gemeenten zijn voorts bevoegd om het beschermingsregime verder te laten reiken dan de gebieden die behoren tot dit netwerk. Het gaat dan om ingrepen die weliswaar buiten die gebieden plaatsvinden maar die wel gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke waarden en kenmerken ervan. Ook al is een dergelijk aanvullend beschermingsregime niet van kracht dan nog dient een ruimtelijke ingreep die plaatsvindt buiten de begrenzing van het NNN beoordeelt te worden of die zich al dan niet verdraagt met een goede ruimtelijke ordening.
2.2 Bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen
Gedeputeerde staten zijn op grond van artikel 1.12, 3e lid Wnb bevoegd om gebieden die niet tot het NNN behoren aan te wijzen als bijzonder provinciaal natuurgebied of als bijzonder provinciaal landschap. Immers ook buiten het NNN komen gebieden voor met natuurwaarden of landschappelijke waarden, met inbegrip van hun cultuurhistorische kenmerken, die bijzonder zijn en die bijdragen aan hetgeen Nederland mooi en authentiek maakt. Als een provincie een dergelijk gebied van provinciaal belang acht en bijzonder beschermingswaardig vindt, kan het worden aangewezen als bijzonder provinciaal natuurgebied of bijzonder provinciaal landschap.
2.3 Nationale parken
Artikel 8.3 Wnb bepaalt dat gedeputeerde staten de minister van EZ kunnen verzoeken gebieden als 'nationaal park' aan te wijzen. In Nederland gaat het om een twintigtal van dergelijke gebieden die die status al hadden op grond van de Regeling aanwijzing nationale parken. Die status blijft ook ingevolge de Wnb onverkort van kracht. De Nbw voorziet niet in bescherming van nationale parken. Provincies zijn zelf verantwoordelijk voor de bescherming en het beheer daarvan. Zij kunnen de benodigde bescherming bieden onder andere door gebruik te maken van de mogelijkheden die de Wro biedt.
Maakt een nationaal park deel uit van een Natura 2000-gebied of van het NNN dan is de beschermingsregeling die geldt voor die specifikeke gebieden vantoepassing. De gebieden die al zijn aangewezen tot nationaal park maken allemaal al deel uit van het Natuur Netwerk Nederland. Het door de minister van EZ vastgestelde Programma Nationale Parken de daarvan deel uitmakende standaard streeft ‘Nationale Parken nieuwe stijl’ na waar integratie van natuur en sociaal economische ontwikkeling centraal staat. Het is niet uitgesloten dat dit programma wijziging brengt in de omvang van die gebieden of in het aantal nationale parken.
2.4 Bijzondere nationale natuurgebieden
Met uitzondering van Natura 2000-gebieden is de minster van EZ bevoegd om gebieden aan te wijzen tot 'bijzonder nationaal natuurgebied'. Een dergelijke aanwijzing is bedoeld voor gebieden waarvan het aannemelijk is dat die in de toekomst de status van Natura 2000-gebied zullen krijgen en die in afwachting daarvan bescherming behoeven. De voorwaarden/redenen om tot aanwijzing te besluiten zijn opgesomd in artikel 2.11, lid 1 Wnb. Op grond van de Wnb is het mogelijk voor die gebieden een programma vast te stellen dat tot doel heeft de belasting van natuurwaarden te verminderen en de instandhoudingsdoelstellingen te realiseren. Verder kan het programma voorzien in de aanschrijvingsbevoegdheid, het toegangsbeperkingsbesluit, het treffen van feitelijke behoud- of herstelmaatregelen en in instrumenten ter bescherming van deze gebieden.
2.5 Natura 2000-gebieden
Natura 2000-gebieden worden aangewezen door de minster van EZ. Hij is ook bevoegd om eerder genomen besluiten geheel of gedeeltelijk te wijzigen of in te trekken. Behoudens ingeval het gaat om wijzigingen van ondergeschikte aard dienen de besluiten tot stand te komen met inachtneming van afdeling 3.4 Awb. In het aanwijzingsbesluit dient beschreven te worden voor welke vogel- en habitatsoorten en habitattypen het gebied wordt aangewezen alsmede de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (voor zover nodig ter uitvoering van de Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (voor zover nodig ter uitvoering van de Habitatrichtlijn). In Nederland zijn op grond van de Nbw 1998 163 gebieden aangewezen tot Natura 2000-gebied. Deze aanwijzingsbesluiten zijn ook 'overgenomen' in de nieuwe Wnb. Wel is het zo dat de Natura 2000-gebieden die ingevolge de Nbw 1998 tevens waren aangewezen tot beschermd natuurmonument niet langer bescherming bieden ten aanzien van de doelen die ten grondslag hebben gelegen aan die aanwijzing tot natuurmonument.
Beschermingsregimes voor bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden
De Nbw kent een aantal instrumenten die zowel voor de 'bijzondere nationale natuurgebieden' als voor de Natura 2000-gebieden gelden; het betreft:
- de zorgplicht
- de mogelijkheid programma's vast te stellen die tot doel hebben de belasting van natuurwaarden te verminderen en de instandhoudingsdoelstellingen te realiseren
- de aanschrijvingsbevoegdheid
- het toegangsbeperkingsbesluit
- en het treffen van feitelijke behoud- of herstelmaatregelen.
Voor Natura 2000-gebieden staan ook nog de volgende instumenten ter beschikking:
- het beheer plan
- het treffen van instandhoudings- en passende maatregelen
- een vergunningen- en toetsingsregime voor handelingen en projecten die verslechterende of significant verstorende effecten voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben.
De zorgplicht
Artikel 1.11 Wnb voorziet in de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nagelaten moeten worden of dat maatregelen genomen moeten worden om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen. Die plicht is niet alleen van belang voor soorten maar ook voor gebieden. De zorgplicht fungeert als vangnet ten opzichte van de bij en krachtens de Wnb gestelde voorschriften. Bestuursrechtelijke handhaving van de zorgplicht is mogelijk in kennelijke gevallen van onzorgvuldig handelen en in situaties waarin er geen concreet voorschrift ter bescherming van de desbetreffende natuurwaarde van toepassing is.
Natuurgebieden in de Wnb | Bevoegd gezag | Aanwijzing | Beschermingsregime / -instrumenten | |
natuurnetwerk Nederland | gedeputeerde staten | verplicht | Wro | |
bijzonder provinciaal natuurgebied / landschap | gedeputeerde staten | kan | Wro | |
Natura 2000-gebied | minister EZ | verplicht | Wnb | |
bijzonder nationaal natuurgebied | minister EZ | kan | Wnb | |
nationaal park | minister EZ | kan | geen |
Het programma
Artikel 1.13 Wnb bevat de algemene grondslag voor het vaststellen van programma’s door het rijk of provincies voor de programmatische aanpak van de verbetering van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden of de instandhouding van soorten. Een landelijk programma kan bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld terwijl een provinciale verordening de basis moet zijn voor een provinciaal programma. Projecten en/of andere handelingen die zijn beschreven in het programma en die dienovereenkomstig zullen worden gerealiseerd, mogen zonder vergunning (gebieden) en/of ontheffing (soorten) worden uitgevoerd.Ook kan in het programma worden bepaald dat geen vergunning nodig is voor projecten en handelingen mits die een zekere grenswaarde niet overschrijden.
Tegen een besluit tot vaststelling van een programma kan beroep worden ingesteld. Dit beroep moet dan beperkt blijven tot de daarin beschreven projecten en handelingen waarvoor geen vergunning- en/of ontheffingsplicht geldt.
Het beheerplan
Voor Natura 2000-gebieden dienen door gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen het gebied zich bevindt, beheersplannen te worden vastgesteld die gericht dienen te zijn op het behoud of het herstel van een gunstige staat van instandhouding van de soorten en typen waarvoor het betreffende Natura 2000 gebied is aangewezen.Artikel 2.3 Wnb bepaalt dat in het beheerplan in elk geval de instandhoudingsmaatregelen en de passende maatregelen en het beoogde resultaat daarvan moeten worden beschreven. Hoewel dit niet expliciet in de wet is bepaald kan het beheerplan ook gericht zijn op de soortenbescherming. In het beheerplan kunnen projecten en andere handelingen worden beschreven waarvoor dan geen (Natura 2000) vergunningplicht of soortenontheffingsbesluit meer nodig is.Met de (tijdige) uitvoering van de in het beheerplan beschreven instandhoudings- en passende maatregelen zijn de besturen belast die daarmee hebben ingestemd. De op grond van de Nbw 1998 vastgestelde beheerplannen worden beheerplannen als bedoeld in de Wnb en blijven van kracht totdat de daaraan gekoppelde geldigheidsduur is verstreken.
De aanschrijvingsbevoegdheid, het toegangsbeperkingsbesluit en het treffen van feitelijke maatregelen
Gedeputeerde staten zijn op grond van artikel 2.4 Wnb bevoegd om degene die een handeling verricht of het voornemen daartoe heeft te verplichten informatie te verstrekken, de nodige preventieve of herstelmaatregelen te treffen, de handeling overeenkomstig daarbij gegeven voorschriften uit te voeren of de handeling niet uit te voeren of te staken. Deze verplichtingen kunnen bij beschikking of voor bepaalde categorieën van handelingen bij provinciale verordening of bij algemene maatregel van bestuur, worden opgelegd. De bevoegdheid kan niet worden toegepast ten aanzien van projecten en handelingen waarvoor een natuurvergunningplicht geldt.
De Wnb (artikel 2.5) maakt het mogelijk om de toegang tot een Natura 2000-gebied te verbieden of te beperken op grond van een toegangsbeperkingsbesluit. Het uitgangspunt is dat de natuurgebieden zoveel mogelijk toegankelijk zijn voor bezoekers, maar bijvoorbeeld in het broedseizoen kan worden bepaald dat het gebied waar vogels broeden niet toegankelijk is.
Verder kunnen feitelijke maatregelen worden getroffen in zowel Natura 2000-gebieden als ook gronden die daarbuiten zijn gelegen, mits die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor die Natura 2000-gebieden nodig zijn.
De natuurvergunning
Zowel op grond van de Wnb als de Wabo (annex het Bor) is het verboden om zonder vergunning projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die een nadelig of significant verstorend effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. De verhouding tussen de beide wettelijke verboden is geregeld in het Bor. Het in de Wabo/Bor opgenomen verbod is alleen van toepassing als voor de Natura 2000 activiteit tevens een omgevingsvergunning is vereist op een van de andere gronden genoemd in artikel 2.1 en artikel 2.2 Wabo èn voor die handeling of dat project geen vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 Wnb is aangevraagd of verleend. Met andere woorden: voorzien is in het faculatief aanhaken van de Natura 2000 activiteit aan de omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo. Gedeputeerde staten van de provincie waarin het project wordt uitgevoerd of de handeling wordt verricht zijn bevoegd om een natuurvergunning te verlenen, terwijl de minister daartoe bevoegd is in de gevallen genoemd in het Bnb.
Artikel 2.8 Wnb bevat het beoordelingskader voor een vergunning voor een project of voor een andere handeling. Een vergunning voor een project dat significante gevolgen kan hebben wordt uitsluitend verleend nadat blijkens een passende beoordeling zeker is dat het project de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Als die zekerheid niet is verkregen, dan kan een vergunning uitsluitend worden verleend indien er geen alternatieven zijn én wanneer dwingende redenen van groot openbaar belang gemoeid zijn met het project én onder de voorwaarde dat de schade wordt gecompenseerd.
Bij de verlening van een vergunning voor andere handelingen dan de hiervoor bedoelde projecten wordt uitsluitend rekening gehouden met de gevolgen die de handeling kan hebben voor een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.
Artikel 2.9 Wnb bevat een opsomming van de uitzonderingen op de vergunningplicht. Het betreft handelingen en projecten die zijn beschreven in en worden verricht overeenkomstig een beheerplan of een programma. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van de beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden. Een uitzondering op de vergunningplicht is ook mogelijk krachtens een algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening.
4.9.2 Natura 2000-gebieden
Natura 2000 is het grootste initiatief op het gebied van natuurbescherming in Europa. Het is een samenhangend, Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk wordt gerealiseerd door bijdragen van alle lidstaten van de Europese Unie. Behoud en herstel van de biodiversiteit in de Europese Unie is het doel. De Natura 2000-gebieden worden van Rijkswege aangewezen op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.
Plannen die al dan niet in samenhang met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, mogen uitsluitend alleen worden vastgesteld indien blijkens een passende beoordeling zeker is dat die de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Ingeval die zekerheid niet wordt gekregen en er geen alternatieven bestaan, maar wel sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang dan kan het plan toch worden vastgesteld mits de schade wordt gecompenseerd. Voor plannen geldt als toetsingscriterium 'significante gevolgen' en voor vergunningen 'verslechtering/significante verstoring'.
Het gebied ten zuid-oosten van Knooppunt Leenderheide en grenzend aan de gemeente Heeze-Leende maakt deel uit van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux' en een gedeelte daarvan is begrepen in het plangebied. Buiten het plangebied én buiten de gemeentegrenzen bevinden zich onder andere de 'Strabrechtse Heide & Beuven' en 'Kempenland - West'. Die gebieden zijn eveneens aangewezen tot Natura 2000-gebied.
kaart: Natura 2000 'Kempenland-West
kaart: Natura 2000 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'
kaart: Natura 2000 'Strabrechtse Heide & Beuven'
In § 4.1 is ingegaan op de vraag of dit bestemmingsplan, in het bijzonder als gevolg van de mogelijke ontwikkelruimte voor dierenhouderijen, siginificante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven, als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Het bestemmingsplan Buitengebied Eindhoven 2023 heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan de eis welke ligt besloten in artikel 3.1.6, eerste lid, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
5.2 Beleid
5.2.1 Rijksbeleid
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
5.2.2 Provinciaal beleid
5.2.3 Beleid Waterschap
5.2.4 Gemeentelijk beleid
5.2.5 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn inmiddels achterhaald.
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.3.1 Checklist watersysteem
Zone 1 = noord-oostelijk deel van het plangebied. Zone 2 = westelijk deel van het plangebied Zone 3 = zuidelijk deel van het plangebied | ||
A-wateren binnen plangebied | Ja Belangrijkste A-wateren in Zone 1: Dommel, Eindhovensch kanaal, Kleine Dommel, Kleine Beekloop, Herzenbroekloop. Belangrijkste A-wateren in Zone 2: Beatrixkanaal, Ekkersrijt, Rungraaf en de Oude Rungraaf. Belangrijkste A-wateren in Zone 3: Dommel, Tongelreep, Trompetterloop, Gender, KD 106, KD 108. | |
B-wateren binnen plangebied | Ja | |
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? | Ja | |
Binnen 25-100 jaarszone? | Ja (m.u.v. zone 3) | |
Binnen boringsvrije zone? | Ja (m.u.v. zone 3) | |
Natuurnetwerk Brabant-evz? | Ja | |
Binnen reserveringsgebied waterberging | Ja | |
Attentiegebied Natuurnetwerk Brabant | Ja | |
Rioolwatertransportleiding | Ja | |
Waterschap gemaal | Ja (enkel in zone 1) | |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Staan vermeld in de bodemparagraaf | |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Locatieafhankelijk | |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water
Vanuit de waterhuishouding gezien is het plangebied te verdelen in 3 zones:
- Zone 1: het noordoostelijk/benedenstrooms gelegen stroomgebied van de (kleine)Dommel, in het zuiden begrenst door het Eindhovensch kanaal en in het noorden door het Wilhelminakanaal;
- Zone 2: het noordwestelijk gelegen gebied tegen het Beatrixkanaal en rondom de A2;
- Zone 3: het zuidelijk/bovenstrooms en evenwijdig aan de A67 gelegen stromingsgebied van de Dommel en de Tongelreep.
Deze drie zones komen ruimtelijk overeen met de drie in § 1.2 van de toelichting beschreven gebieden (Noord-oost, West en Zuid). Binnen deze drie zones zijn alle voor het waterschap belangrijke watersysteem-checklist-punten aanwezig. Omdat er per zone variatie in de checklist zit is de beschrijving per zone gegeven.
In het plangebied bevinden zich onder andere de volgende oppervlaktewateren:
- de Dommel en de Kleine Dommel met de functies waternatuur (beekherstel), viswater en ecologische verbindingszone;
- het Eindhovensch kanaal inclusief draaikom (ecologische verbindingszone);
- het Beatrixkanaal (ecologische verbindingszone);
- de Tongelreep met de functies waternatuur (beekherstel), viswater, zandvang (De Vleut) en ecologische verbindingszone;
- de Klotputten (zandvang).
Het Waterschap onderscheidt A-, B- of C-wateren/watergangen teneinde te kunnen bepalen of er regels zijn waar rekening mee gehouden dient te houden. Dit kunnen bepaalde voorwaarden zijn waaronder werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd, maar het kan ook zijn dat daarvoor een melding moet worden ingediend of een vergunning bij/aan het waterschap moet worden gevraagd.
Kaart: Legger wateren/watergangen
A-wateren zijn de belangrijkste wateren van de regio, zoals rivieren, grotere sloten, beken en waterplassen, die belangrijk zijn voor een goede waterhuishouding. Het zijn wateren die zorgen voor de af- en ontwatering van onbebouwd gebied groter dan 30 ha. of tenminste 5 ha. stedelijk gebied. Deze wateren worden door of namens het waterschap onderhouden.
B-wateren zijn minder belangrijk; het gaat dan voornamelijk om sloten van lokaal belang voor een goede waterhuishouding zoals kleine kavelslootjes tussen twee percelen. Zodra er sprake is van meer dan één belanghebbende (bijvoorbeeld grondeigenaren) bij een water en het is geen A-water, dan spreken we van een B-water.
C-wateren: daartoe behoren voornamelijk (zeer) kleine sloten, greppels en waterplassen met een klein belang. Het zijn wateren die zorgen voor de af- en ontwatering van onbebouwd gebied kleiner dan 10 ha, waarbij er slechts één belanghebbende is. Gedacht kan worden aan een poel of zakslootje (een slootje waar het regenwater wordt verzameld en kan infiltreren).
De A- en B-wateren/watergangen zijn vanwege de daarmee samenhangende ruimtelijk relevante belangen op de verbeelding weergegeven en voorzien van de bestemming 'Water'. Dergelijke belangen zijn voor de C-wateren/watergangen niet van dien aard dat die weergave behoeven op de verbeelding.
5.3.3 Oppervlaktewater
5.3.4 Verharding
5.3.5 Bodemopbouw
5.3.6 Grondwater
5.3.7 Regenwater
5.3.8 Afvalwater
5.3.9 Waterkeringen
In het plangebied bevindt zich een aantal waterkeringen. Uitgangspunt daarbij is om terughoudend om te gaan met ingrepen, bouwwerken en kunstwerken in keringen die het waterkerend vermogen van de kering kunnen aantasten. Ook voorzieningen die extra aandacht van het waterschap vragen gedurende hoogwatermomenten (afsluiters en dergelijke) hebben niet de voorkeur. Indien een ontwikkeling op, in onder, of nabij een kade in overleg met beheer wel wordt toegestaan, geldt als uitgangspunt dat alle kosten voor het behouden van het waterkerende vermogen voor rekening van de initiatiefnemer zijn. Hierbij dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt over beheer en onderhoud. Ook dienen de voorzieningen te worden opgenomen in het calamiteitenplan.
Om waterkeringen planologisch in het bestemmingsplan te verankeren is een dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterkering' opgenomen.
5.3.10 Boringsvrijze zone
Het plangebied is tevens gelegen in een 'boringsvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringsvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringsvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.4.1 Verharding alle zones
Momenteel zijn geen ontwikkelingen die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. In het plangebied komen drie typen rioolstelsels voor namelijk gemengde, gescheiden en druk-rioleringsystemen.
Indien in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om het gemengd rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, zoveel mogelijk proberen te benutten. In overleg met het waterschap vindt ombouw naar een gescheiden stelsel plaats op momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een wijk- of herinrichting of rijbaanvernieuwing binnen het plangebied. Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen gelden de volgende minimale uitgangspunten en eisen:
- (huishoudelijk) afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken dienen gescheiden te worden aangeleverd tot de gemeentelijke erfgrens;
- daar waar zich reeds een gescheiden stelsel bevindt dient er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden;
- momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten;
- indien er enkel een druksysteem of een beperkt gemengd regenwaterafvoersysteem aanwezig is dient hemelwater binnen het plangebied te worden verwerkt middels infiltratie (buiten de grondwaterbeschermingsgebieden) of door (vertraagde) lozing op oppervlaktewater. Dit dient te geschieden in overleg met de gemeente en het waterschap de Dommel.
5.4.2 Oppervlaktewater alle zones
Er zijn geen plannen die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewatersysteem.
5.4.3 Waterkwaliteit alle zones
Bij het afkoppelen -en duurzame watersystemen in het algemeen- verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bijvoorbeeld olie van parkeerterreinen en de toepassing van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen nog met niet-uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.
5.4.4 Advies / overleg Waterschap
In december 2015 is met waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding daarvan zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:
- hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
- om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden;
- ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd;
- bij nog nader uit te werken/concretisering van plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.
Het voorontwerpbestemmingsplan is vervolgens ook voor vooroverleg met het Waterschap besproken (zie hoofdstuk 9).
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan 'Buitengebied Eindhoven 2020' is te typeren als een gedetailleerd plan met primair een conserverend karakter. Gezien het plan ziet op het landelijk gebied (buitengebied) van Eindhoven zijn ook de (verplichte) provinciale instructieregels verwerkt (zie 3.3 Provinciaal beleid). De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard en kan specifiek worden toegesneden op de feitelijke situatie binnen het plangebied.
6.2 Planmethodiek
Conform de Wet ruimtelijke ordening is er een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere-eisen-regeling.
6.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt gegeven. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi.
Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, omdat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels (hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en in overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit om te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In 'Artikel 1 Begrippen'wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In 'Artikel 2 Wijze van meten' zijn de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
In geval meerdere dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gelijktijdig van toepassing zijn op een gebied of in het geval dat er meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt dat deze bepalingen qua rangorde gelijk zijn aan elkaar. Dit betekent dat aan alle voorwaarden uit de relevante bepalingen voldaan moet worden. Logischerwijs heeft dit tot gevolg dat de meest beperkende bepaling geldt.
Bestemming 'Agrarisch' (Artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan gronden die gebruikt worden voor de agrarische gebruik. Het primaat ligt hier op het grondgebonden agrarisch gebruik. Het betreft gronden die volgens de provinciale verordening behoren tot de structuur 'Gemengd landelijk gebied'. Primair is hier agrarisch grondgebruik toegestaan. Hieronder valt ook het weiden van hobbymatig gehouden dieren.
Schuilhutten/-gelegenheden zijn soms gewenst in verband met het hobbymatig houden van bijvoorbeeld paarden rondom het stedelijk gebied van Eindhoven. Deze zijn alleen toegestaan in kernrandzones, dan wel een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone. Met laatsgenoemde worden enkele bebouwingsclusters met een grotere omvang bedoeld. Een kleinschalige schuilgelegenheid (maximaal 3 wanden) dient alleen om (tijdelijk) voldoende bescherming te bieden tegen wind en neerslag. Opslag is in een schuilgelegenheid niet toegestaan, met uitzondering van voer en stro. Voor stallen en bouwwerken blijft gelden dat die uitsluitend zijn toegestaan binnen het agrarisch bouwperceel of bijvoorbeeld ter plaatse van een daartoe bestemde manege.
Bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' (Artikel 4)
Voor zover in de geldende bestemmingsplannen agrarische bouwblokken waren toegekend, zijn die locaties in deze herziening wederom van een agrarische bedrijfsbestemming voorzien. Uitgegaan is van de omvang van het agrarisch bouwblok ingevolge het geldende bestemmingsplan, de feitelijke bestaande situatie en de relevante milieu en ruimtelijke belangen.
Verder is door middel van een aanduiding onderscheid gemaakt in de aard van de agrarische bedrijven, zoals voortkomt uit de provinciale verordening zijnde: een veehouderij, onderverdeeld in een intensieve of grondgebonden veehouderij, een (vollegronds)teeltbedrijf, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf (zie 3.3.3.2). Gezien de stikstofproblematiek is in de regels een bepaling opgenomen die een toename van ammoniakemissie en stikstofdepositie niet toestaat. Dit gezien de wetgeving om verdergaande aantasting van natuurwaarden op natuurgebieden in de omgeving van de bedrijven tegen te gaan. Mocht in de toekomst toch behoefte ontstaan aan een toename dan dient daarvoor een afzonderlijke planologische procedure (bestemmingsplan, buitenplanse omgevingsplanactiviteit of afwijkingsprocedure als bedoeld in de Wabo te worden gevolgd). Daarnaast zijn regels opgenomen die voortkomen uit de provinciale aanduidingen Beperkingen veehouderij en 'Staldering' (zie 3.3.3.3).
De regels bevatten, mede op grond van de verplicht op te nemen regels uit de provinciale verordening, maatvoeringsbepalingen met betrekking tot de toegestane bedrijfsbebouwing en -voorzieningen. Daarbij is aangegeven dat de situering van de bebouwing geconcentreerd moet worden vormgegeven binnen het bouwperceel. Dit als gevolg van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, zoals opgenomen is in de IOV onder artikel 3.6. Dit principe gaat uit van concentreren van bebouwing binnen een bouwperceel.
Bestemmingen 'Agrarisch met Waarden' (Artikel 5)
Gronden die ingevolge de provinciale Interim omgevingsverordening (IOV) behoren tot de structuur Groenblauwe mantel, maar die in gebruik zijn voor agrarisch gebruik (zoals weidegrond, (vollegronds)teelt en dergelijke) zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden dienen niet alleen een agrarisch belang, maar kennen bijvoorbeeld ook natuur-, hydrologische en cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Bijlage 1 van de regels bevat kwalitatieve waardenbeschrijvingen van die gebieden. Om een afweging te kunnen maken of bepaalde werken of werkzaamheden (niet het bouwen van bouwwerken betreffend) kunnen worden toegestaan, moet onder meer worden getoetst aan die waardenbeschrijvingen.
Schuilhutten/-gelegenheden zijn soms gewenst in verband met het hobbymatig houden van bijvoorbeeld paarden rondom het stedelijk gebied van Eindhoven. Deze zijn alleen toegestaan in kernrandzones, dan wel een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone. Met laatsgenoemde worden enkele bebouwingsclusters met een grotere omvang bedoeld. Een kleinschalige schuilgelegenheid (maximaal 3 wanden) dient alleen om (tijdelijk) voldoende bescherming te bieden tegen wind en neerslag. Opslag is in een schuilgelegenheid niet toegestaan, met uitzondering van voer en stro. Voor stallen en bouwwerken blijft gelden dat die uitsluitend zijn toegestaan binnen het agrarisch bouwperceel of bijvoorbeeld ter plaatse van een daartoe bestemde manege.
Bestemming 'Bedrijf' (Artikel 6)
Deze bestemming ziet op gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 3, gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Op de verbeelding is per locatie de aard van de toegestane bedrijvigheid vastgelegd. Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidzoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten, evenals prostitutiebedrijven, seksinrichtingen en detailhandel zijn uitgesloten.
Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.
Bestemming 'Cultuur en ontspanning' (Artikel 7)
Deze bestemming rust op één perceel waarop een commerciële sauna wordt geëxploiteerd. De van toepassing zijnde regels zijn volledig op die functie toegespitst.
Bestemming `Detailhandel´ (Artikel 8)
Deze bestemming ziet op locaties waar zich bestaande solitaire detailhandelvestigingen bevinden. De planregeling voorziet tevens in de aanwezigheid van bedrijfswoningen voor zover deze al ter plaatse reeds waren toegestaan. Buiten het stedelijk gebied worden zelfstandige detailhandelfuncties in beginsel niet wenselijk geacht. Detailhandelfuncties horen primair thuis in stedelijk gebied. Detailhandel waarvan een relatie met het buitengebied niet ontzegd kan worden is bijvoorbeeld een tuincentrum. Mede met het oog op het voorkomen van mogelijk ongewenste ruimtelijke effecten (verkeersaantrekkende werking en en ter bescherming van de belangen van derden ingeval de aard van de detailhandelactiviteit zou wijzigen, is er voor gekozen om de aard ervan vast te leggen.
Bestemming `Groen' (Artikel 9)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan 2017 is aangemerkt als Multifunctioneel groen' of Structureel stadsgroen is in het voorliggende plan o.a. voorzien van de bestemming `Groen´. Deze gronden maken geen deel uit van de provinciale ruimtelijke structuren Natuur Netwerk Brabant of de Groenblauwe mantel (zie respectievelijk de bestemmingen 'Natuur - 1' en 'Natuur - 2'.
Bestemming `Horeca´ (Artikel 10)
Deze bestemming ziet op solitair gelegen horecavestigingen in het plangebied. In de planregels is de specifieke aard van de horeca-activiteit per locatie vastgelegd. De planregeling voorziet tevens in de aanwezigheid van bedrijfswoningen voor zover deze al ter plaatse reeds waren toegestaan.
Bestemming `Kantoor' (Artikel 11)
Deze bestemming geldt voor één specifieke kantoorvestiging, waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis.
Bestemming `Maatschappelijk' (Artikel 12)
Het betreft hier een “verzamelbestemming” ten behoeve van medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profijt) instellingen. Concreet gaat het hier om voorzieningen als scholen, zorg- en welzijnsvoorzieningen, begraafplaatsen en crematoria. Binnen de bestemming `Maatschappelijk´ is horeca uitsluitend toegestaan voor zover die ondergeschikt is aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Ingevolge het gemeentelijke Horecabeleidsplan wil dat zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan. Hetzelfde geldt voor detailhandel, voor zover die ondergeschikt is aan dan wel ter ondersteuning van de desbetreffende maatschappelijke functie(s). Het moet dus gaan om zogenoemde productiegebonden ondergeschikte detailhandel.
Bestemming `Maatschappelijk - Internationale school´ (Artikel 13)
Deze bestemming ziet op de campus van de Internationale school en ziet op diverse functies zoals educatie, sport en huisvesting (studenten). Onder andere vanwege de specifieke onderlinge relatie tussen deze functies en de bijzondere bebouwingsregeling is gekozen voor een afzonderlijke maatschappelijke bestemming.
Bestemming 'Natuur - 1' (Artikel 14)
Deze bestemming beperkt zich tot grond die ingevolge de provinciale Interim omgevingsverordening behoort tot het ruimtelijke werkingsgebied Natuur Netwerk Brabant (NNB). Deze gronden genieten een hoge mate van bescherming tegen ontwikkelingen die een inbreuk kunnen betekenen op de ecologische waarden en kwaliteiten ervan. Extensief medegebruik (bijvoorbeeld wandelen en fietsen) is een belangrijk functioneel onderdeel hiervan. De ruimtelijke structuur NNB is ook bestemd als 'Water' en via 'overige zone - natuur netwerk brabant' (i.v.m. overlap andere bestemmingen).
Bestemming 'Natuur - 2' (Artikel 15)
De gronden die ingevolge de provinciale Interim omgevingsverordening (IOV) behoren tot het werkingsgebied Groenblauwe mantel (groenblauwe waarden) zijn voorzien van deze bestemmingen en via 'overige zone - groenblauwe waarden' (i.v.m. overlap andere bestemmingen). Gronden die evident voor (intensievere vormen van) agrarisch grondgebruik in gebruik zijn, zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met Waarden'. Ze zijn gericht op het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van natuur- en watersystemen en het landschap. Ook hier is extensief recreatief medegebruik van belang.
Van een aantal gebieden zijn de specifieke waarden en kenmerken beschreven. Die beschrijvingen zijn toegevoegd in een bij de regels behorende bijlage (Waarde - Natuur en landschap). Aan die hand hiervan kan worden beoordeeld of ontwikkelingen ter plaatse al dan niet aanvaardbaar zijn.
Bestemming 'Recreatie' (Artikel 16)
Deze bestemming betreft dagrecreatie, waarvan sommige vaak in verenigingsverband plaatsvinden. Deze dagrecreatieve functies dienen te worden onderscheiden van extensief recreatief medegebruik.
Bestemming 'Sport' (Artikel 17)
De van deze bestemming voorziene gronden betreffen zowel buiten- als binnensportaccommodaties. De meeste locaties zijn gelegen in gebieden die behoren tot de ingevolge de provinciale Interim omgevingsverordening (IOV) aangewezen ruimtelijke structuur Groenblauwe mantel.
Bestemming `Verkeer' (Artikel 18)
Deze bestemming is geprojecteerd op de bestaande tracés van de Rijkswegen (A2, A58 en A67) en op wegen die met name bedoeld zijn voor de afwikkeling van doorgaand verkeer.
Bestemming 'Verkeer - Railverkeer' (Artikel 19)
Deze bestemming ziet op de bestaande spoorwegtracés.
Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' (Artikel 20)
Deze bestemming rust op alle wegen in het plangebied met uitzondering van de rijkswegen en de wegen voor doorgaand verkeer.
Bestemming 'Water' (Artikel 21)
Zowel de grotere oppervlaktewateren (o.a. Eindhovensch kanaal en het Beatrixkanaal) als de in het plangebied voorkomende rivieren (o.a. Dommel, Kleine Dommel en Tongelreep) en andere waterlopen en (infiltratie)vijvers zijn voorzien van de bestemming 'Water'. Kenmerk is dat al deze oppervlaktewateren een functie hebben in het watersysteem.
Bestemming `Wonen' (Artikel 22)
Woningen moeten binnen de daartoe op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlakken of bouwvlakken worden gebouwd. De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming komen vrijwel overeen met de bestaande bouwmogelijkheden. Over het algemeen betreft het vrijstaande woningen, op relatief ruime percelen in een landelijke omgeving. Met het oog op het belang van het behoud van het landelijke karakter gelden minimum en maximum eisen ten aanzien van de situering van de woningen ten opzichte van de weg, alsmede aan de inhoud en overige maatvoering. Splitsing van woningen is niet toegestaan.
De regels bevatten ook bepalingen voor aan-, uit- en bijgebouwen. Het plan bevat geen afzonderlijke regeling voor het realiseren van mantelzorgwoningen, omdat (hogere) wetgeving daarin al voorziet.
Een gebruik van een gedeelte van de woning voor het uitoefenen van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of een aan huis verbonden beroep is onder voorwaarden toegestaan of mogelijk.
Kamerbewoning en woningsplitsing
Een woning of een kamergewijs bewoonde woning of woonwagen mag niet worde verbouwd tot meer woningen/ woonwagens. Hiermee wordt geregeld dat het in strijd is met het bestemmingsplan als in een woning of woonwagen één of meer woonvoorzieningen (zoals wc, keuken en sanitair) en/of (een) scheidingswand(en) worden geplaatst, waardoor meer woningen of woonwagens ontstaan. Ditzelfde geldt als een kamergewijs bewoonde woning of woonwagen wordt verbouwd tot meer zelfstandige woningen/appartmeenten/woonwagens.
Een onvrije woning of onvrije etage is een woning waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met de beschikking over een eigen keuken, douche en toilet. De vertrekken zijn afsluitbaar. Te denken valt aan een woonsituatie waarin voor ieder huishouden per saldo voldoende eigen wezenlijke voorzieningen aanwezig zijn. Een onvrije woning/etage wordt dus ook tot een zelfstandige woonruimte gerekend.
Verder is een regeling opgenomen op grond waarvan inwoning onder bepaalde voorwaarden rechtstreeks wordt toegestaan.
Tot slot is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen op basis waarvan het college omgevingsvergunning kan verlenen als de verkamering niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat ter plaatse van en in de omgeving van het betreffende gebouw. Splitsing is niet toegestaan, gezien op grond van de provinciale instructieregels geldt dat het aantal woningen in het buitengebied niet mag toenemen.
Bestaande situaties gesplitste woningen
Voor de bedoelde bestaande situaties gaat het uitsluitend om legale bestaande gevallen op grond van het bestemmingsplan en niet om bestaande legale gevallen op basis van de huisvestingswet en/of - verordening. Hierdoor worden de bestaande legale situaties op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan (en situaties die beschikken over een betreffende vergunning voor planologisch strijdig gebruik), in dit bestemmingsplan ook positief bestemd.
Bestemming 'Wonen - Landgoed' (Artikel 23)
Het betreft hier de woningen op het landgoed De Wielewaal, die deel uit maken van het in de provinciale Interim omgevingsverordening (IOV) aangewezen Complex van cultuurhistorisch belang. De bouwregels zijn deels vergelijkbaar met die van de bestemming 'Wonen'. Met name de bepalingen omtrent de inhoud en maatvoering verschillen.
Bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' (Artikel 24)
Per woonwagenlocatie is op de verbeelding het maximum aantal wooneenheden weergegeven. De bebouwing op deze locaties in de vorm van woonwagens of woonwagenwoningen is intensief (hoge bebouwingsdichtheid). Door daaraan specifieke bouwregels te verbinden wordt een evenwichtig bebouwingsbeeld beoogd.
Dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' (Artikel 25), 'Leiding - Hoogspanning bovengronds' (Artikel 26), 'Leiding - Hoogspanning ondergronds' (Artikel 27) en 'Leiding - Leidingstrook' (Artikel 28)
Deze dubbelbestemmingen rusten op respectievelijk een ondergrondse hoge druk gastransportleiding, op bovengrondse en ondergrondse hoogspanningensleidingen en stamriool. De hierop betrekking hebbende regels hebben tot doel de leidingen te beschermen. Daarvoor is een beschermingszone van in totaal 15 meter (7,5 aan weerzijden van het hart van de leiding).
Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 tot en met 7'
Volgens de vastgestelde archeologische verwachtingen- en waardenkaart van Eindhoven (Berkvens/Arts 2022) is er sprake van een archeologische verwachting en waarde in het plangebied. Ter bescherming hiervan zijn regels opgenomen, met daarbij een verklaring van de meest relevante begrippen (artikel 1). Door middel van deze dubbelbestemmingen wordt gezorgd dat de aanwezige waarden worden beschermd.
Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' (Artikel 35)
De gebieden en kenmerkende (landschaps)elementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming 'Waarde - cultuurhistorie - 2'. De begrenzing van de gebieden en landschapselementen zijn gebaseerd op het Cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd door RAAP (rapportnr. 3258: 'De groene zoom van Eindhoven - Een cultuurhistorische waardenkaart van het buitengebied van Eindhoven, alsmede enkele groene delen van de bebouwde kom').. Bouwwerken die deel uit maken van een nederzetting zijn (aanvullend) voorzien van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nederzetting'. De regels hebben tot doel ongewenste aantasting ervan te voorkomen.
Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone'(Artikel 36)
De dubbelbestemming is gericht op realisatie, behoud en beheer van ecologische verbindingszones met name ter plaatse van het Eindhovensch kanaal, het Beatrixkanaal en de Dommel. Voor de ecologische verbindingszones geldt een beperkt beschermingsregime, gericht op het bieden van basisbescherming. De strekking van de regels is om onevenredige aantasting van die ecologisch van belang zijnde verbindingsfuncties te voorkomen. Dit overeenkomstig de provinciale Interim omgevingsverordening (artikel 3.25 IOV).
Dubbelbestemming 'Waarde - Natuur en landschap' (Artikel 37)
Van een aantal gebieden in het buitengebied, die weliswaar niet behoren tot het provinciale Natuur Netwerk Brabant (NNB), maar toch van belang zijn met het oog op natuur/ landschap(ontwikkeling) is een kwalitatieve beschrijving gemaakt van de waarden en kenmerken ervan. Een aantal gebieden hebben bijzondere natuur- en landschappelijke waarden en kenmerken waarvan het van belang is om die te beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen. De dubbelbestemming in combinatie met de in de bijlage bij de regels vervatte beschrijving van die waarden en kenmerken vormen het beoordelingskader of een ontwikkeling/activiteit op grond van de andere ter plaatse van toepassing zijnde bestemming al dan niet is toegestaan.
Dubbelbestemming 'Waterstaat - Water' (Artikel 38)
Door het toekennen van deze dubbelbestemming is een combinatie tussen een basisbestemming en een waterbestemming gewaarborgd. Vaak waar de bestemming 'Verkeer' de bestemming 'Water' kruist, is voor deze dubbelbestemming gekozen (o.a. bij Beatrixkanaal).
Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' (Artikel 39)
Om te kunnen voorzien in voldoende waterbergend vermogen zijn bepaalde gebieden aangewezen en voorzien van deze dubbelbestemming opdat die in voorkomende gevallen gronden kunnen dienen voor de tijdelijke opvang van water. Het gaat hier om de in de provinciale Interim omgevingsverordening opgenomen aanduidingen 'Regionale waterbering' (artikel 3.35 IOV) en 'Reservering waterbering' (artikel 3.36 IOV). De onderliggende bestemmingen zijn ondergeschikt aan deze dubbelbestemming.
De regels zijn gericht op het beperken van functies en activiteiten die ten koste kunnen gaan van het waterbergend vermogen van het gebied. Binnen regionale waterberging gelden meer beperkingen dan in de reserveringsgebieden waterberging, omdat deze gebieden concreet nodig zijn om wateroverlast tegen te gaan. Binnen reservering waterberging is een afweging mogelijk. Daarom geldt dat betrokkenheid van de waterschappen, als primair verantwoordelijk bestuursorgaan voor de inrichting van de waterbergingsgebieden, nodig is.
Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (Artikel 40)
In het zuid-westen van het plangebied ligt een pas aangelegde kering. Deze kering (met beschermingszone), die per 21 april 2020 is vastgelegd als 'Legger waterkering 2020', is met deze dubbelbestemming op de verbeelding en regels geborgd.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Algemene bouwregels, de Algemene gebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels en deAlgemene afwijkingsregels. Daarnaast zijn in de regels opgenomen voor parkeren en waterberging.
Algemene bouwregels (Artikel 42)
Een algemene regeling is opgenomen voor ondergronds bouwen. Als in een bestemmingsplan niets is geregeld over ondergronds bouwen dan gelden de bouwregels ook voor ondergrondse bouwwerken. Hiervan is inmiddels veel jurisprudentie bekend. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' (2006) kent geen regeling voor ondergronds bouwen. Daarom is in artikel 42.2 nu een algemene regeling toegevoegd. Uitgangspunt is dat in het buitengebied ondergronds bouwen alleen is toegestaan onder gebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen. Dit mede gezien het provinciale werkingsgebied Waterwinning voor menselijke consumptie.
Algemene aanduidingsregels(Artikel 44)
Hieronder zijn een aantal zoneringen opgenomen.
Onder andere milieuzones om het drinkwater te beschermen. Dit overeenkomstig de provinciale handreiking Drinkwaterbescherming Noord-Brabant.
milieuzone - waterwingebied
Waterwingebieden zijn de gebieden waar drinkwater wordt gewonnen uit grondwater. In een waterwingebied geldt een strikte vorm van bescherming. Daarom is een milieuzone in het bestemmingsplan opgenomen, waarbinnen regels gelden over het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werkzaamheden binnen een waterwingebied. Op een locatie kunnen meerdere bestemmingen liggen, maar in een waterwingebied zijn op grond van de provinciale Interim Omgevings verordening Noord-Brabant (hierna: IOV) alleen een natuur- of bosbestemmig mogelijk. In de praktijk komt het voor dat gemeenten bestaande bestemmingen in het kader van overgangsrecht handhaven. Dit is ook toegestaan op basis van art. 9.8 van de IOV. De (dubbel)bestemming 'Milieuzone - waterwingebied' betekent concreet dat gebruikers van gronden altijd rekening dienen te houden met deze bestemming en de bijbehorende regels die gericht zijn op behoud en herstel van de drinkwatervoorziening. Deze regels gelden naast de regels voor de andere bestemmingen die op de grond rusten.
Bouwregels (artikel x.x.2)
In het waterwingebied mogen alleen bouwwerken worden gebouwd die die ten dienste staan van de drinkwaterwinning. Hierbij kan worden gedacht aan bedrijfsgebouwen, pomphuizen, hekwerken en schakelkasten.
Afwijken van de bouwrgels (artikel x.x.3)
Op gronden met de aanduiding ‘Milieuzone - waterwingebied’ mogen alleen bouwwerken worden gebouwd die ten dienste staan van de drinkwaterwinning (artikel x.x.2). Dit artikel maakt het mogelijk om daarnaast bouwwerken op te richten die ten dienste staan van de andere bestemmingen die op de betreffende gronden rusten, zoals natuur of bos. Daarvoor moet wel een omgevingsvergunning worden aangevraagd, omdat moet worden voorkomen dat activiteiten worden verricht die onevenredig afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Dit is bijvoorbeeld het geval als de fundering van een bouwwerk grondlagen kan aantasten die het grondwater beschermen of als er door uitloging van bouwmaterialen schadelijke stoffen in het grondwater terecht kunnen komen. Voor de afweging over het verlenen van de omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders advies aan de provincie. De provincie vraagt zo nodig advies aan het betrokken drinkwaterbedrijf.
Ter plaatse van de bedrijfslocatie van Brabant Water (Antoon Coolenlaan) geldt de bestemming 'Bedrijf'. Ook overige bestaande bestemmingen zijn in het kader van overgangsrecht gehandhaafd.
Uitvoeren van werken en werkzaamheden (artikel x.x.4)
De rechtstreeks werkende regels in de IOV verbieden met name het gebruik van (potentieel) schadelijke stoffen en het uitvoeren van andere werkzaamheden op of in de bodem, het toepassen van uitloogbare materialen en het (laten) gebruiken van gronden als parkeerterrein of voor evenementen.Een initiatiefnemer moet zich naast de regels die in het bestemmingsplan staan, ook altijd houden aan de rechtstreeks werkende regels in de IOV. De provincie en gemeenten binnen Noord-Brabant hebben geprobeerd de regelgeving waar mogelijk op elkaar af te stemmen.
Dit artikel bevat een opsomming van activiteiten waarvoor in het bestemmingsplan doorgaans een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden nodig is. Deze opsomming vloeit dus niet volledig voort uit de eisen van de provincie, maar komt voor een groot gedeelte overeen met de activiteiten die op basis van de IOV zijn verboden in een waterwingebied. Het in de IOV genoemde verbod op evenementen en gebruik van parkeerterreinen en uitloogbaar materiaal is niet opgenomen in de opsomming van activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. De reden is dat het niet gebruikelijk is om voor deze activiteiten een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden te eisen. Een verbod op het gebruik van uitloogbare bouwmaterialen is daarbovenop niet ruimtelijk relevant, waardoor het niet in een bestemmingsplan mag worden overgenomen. Deze verboden blijven echter onverminderd van kracht op basis van de rechtstreeks werkende regels van de IOV. Grondgebruikers moeten er ook rekening mee houden dat bepaalde activiteiten op basis van de IOV meldingsplichtig zijn.
Burgemeester en wethouders moeten, voordat zij de omgevingsvergunning verlenen, overleggen met gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten zijn het eerste aanspreekpunt, gelet op hun taak op het gebied van het grondwaterbeheer voor de openbare drinkwatervoorziening. Gedeputeerde staten zullen het drinkwaterbedrijf zo nodig vragen om te adviseren over de risico’s van de werkzaamheden.
milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Grondwaterbeschermingsgebieden liggen rondom waterwingebieden. In zo’n gebied kunnen meerdere bestemmingen liggen, zoals verkeer, wonen en bedrijven. Vervuiling van het grondwater is echter niet toegestaan.
Bouwregels (artikel x.x.2)
Binnen grondwaterbeschermingsgebieden mag, voor bijvoorbeeld funderingen of kelders, zonder (start)melding niet dieper worden gegraven dan 3 meter onder het maaiveld, om de kwaliteit van het grondwater te beschermen. Tot een diepte van 3 meter onder het maaiveld zijn de risico's voor het grondwater beperkt. Deze regels is overgenomen in het bestemmingsplan, in de vorm van een grens aan de maximale verticale diepte van een bouwwerk.
Afwijken van de bouwrgels (artikel x.x.3)
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarmee wordt toegestaan om een bouwwerk te bouwen dat dieper ligt dan 3 meter beneden maaiveld. Burgemeester en wethouders moeten, voordat zij de omgevingsvergunning verlenen, overleggen met gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten zijn het eerste aanspreekpunt, gelet op hun taak op het gebied van het grondwaterbeheer voor de openbare drinkwatervoorziening. Gedeputeerde staten zullen het drinkwaterbedrijf zo nodig vragen om te adviseren over de risico's van de werkzaamheden.
Uitvoeren van werken en werkzaamheden (artikel x.x.4)
Dit artikel bevat een opsomming van activiteiten waarvoor in het bestemmingsplan doorgaans een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden nodig is. Deze opsomming vloeit dus niet volledig voort uit de eisen van de provincie, maar dekt door de formulering in ieder geval alle activiteiten af die ook verboden zijn op basis van de IOV. Grondgebruikers moeten er ook rekening mee houden dat bepaalde werkzaamheden op basis van de IOV meldingsplichtig zijn, zoals het gebruiken van potentieel schadelijke stoffen, het houden van een evenement, lozen van hemelwater, het inbrengen van bijvoorbeeld schroefpalen, het aanbrengen van kabels en leidingen, het toepassen van grond of baggerspecie, het aanleggen van parkeerterreinen en graafwerkzaamheden waarbij het bodemprofiel weer wordt aangevuld. Deze algemene regels en meldingsplichten kunnen niet worden overgenomen in het bestemmingsplan. De activiteiten met (mogelijke) effecten op het grondwater zijn door het opnemen van de omgevingsvergunningplicht echter wel beter op elkaar afgestemd.
Burgemeester en wethouders moeten, voordat zij de omgevingsvergunning verlenen, overleggen met gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten zijn het eerste aanspreekpunt, gelet op hun taak op het gebied van het grondwaterbeheer voor de openbare drinkwatervoorziening. Gedeputeerde staten zullen het drinkwaterbedrijf zo nodig vragen om te adviseren over de risico’s van de werkzaamheden.
milieuzone - boringsvrije zone
Boringsvrije zones liggen als een schil rond de waterwingebieden. Bij een boringsvrije zone wordt het water gewonnen uit een dieper pakket, dat wordt afgesloten door een kleilaag. Boringsvrije zones zijn daarom minder kwetsbaar dan grondwaterbeschermingsgebieden.
Een boringsvrije zone moet zorgen voor behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Dit door middel van een aanlegvergunningenstelsel voor activiteiten in de bodem op een diepte van meer dan 10 meter. De vergunning voor boringen of andere grondwerkzaamheden kan worden verleend als boringen of grondwerkzaamheden dieper dan 10 meter beneden maaiveld gaan, maar de beschermende kleilaag niet doorboren. Dit kan nagegaan worden in de kaartbank van de provincie Noord-Brabant in de map 'Water in de Interim Omgevingsverordening' de kaartlaag Boordiepte Boringsvrijezone (de laatste kaartlaag in de map Water Algemeen) te raadplegen. Deze kaart gebruikt de provincie ook om te bepalen of boringen meldingsplichtig zijn op grond van de IOV.
Daarnaast zijn nog een aantal zoneringen opgenomen die voortkomen uit de provinciale verordening, zoals:
overige zone - attentiezone waterhuishouding
Deze attentiezone strekt tot bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant. Dit overeenkomstig de geldende provinciale verordening (artikel 3.26 IOV). Doel van de attentiezone is om ontwikkelingen die een negatieve invloed hebben op de binnen de attentiezone gelegen natte natuurparels tegen te gaan. Stromingen in het grondwatersysteem kunnen veranderen door verandering van bodemopbouw of het doorboren van lagen (bij grondverzet of diepploegen). Voor activiteiten die een negatief effect op de (grond)waterstand in een natte natuurparel kunnen hebben, is een vergunning nodig. Bij het toelaten van functies die een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding, geldt dat overleg met het waterschap nodig is.
overige zone - behoud en herstel watersystemen
Het werkingsgebied 'Behoud en herstel watersystemen' is gebaseerd op het Provinciaal milieu- en waterplan en gebaseerd op: waterlopen met de functie waternatuur, (natte) ecologische verbindingszones en gebieden die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn aangeduid als 'ruimte voor beek- en kreekherstel'. In deze gebieden is het beleid vanuit een regionaal belang gericht op behoud, verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem. Het werkingsgebied behoud en herstel van watersystemen overlapt voor een deel met het Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone en de groenblauwe mantel. Binnen behoud en herstel van watersystemen zijn dan aanvullend, specifieke regels gesteld ter bescherming van het belang, zoals het ophogen van gronden.
overige zone - natuur netwerk brabant
Betreft gronden binnen de provinciale werkingsstructuur Natuur Netwerk Brabant (NNB). Deze gronden zijn regulier bestemd als 'Natuur - 1' of 'Water'. In de praktijk komt het voor dat bestaande bestemmingen in het kader van de eerbiedende werking (art. 9.3 IOV) mogen worden gehandhaaft binnen het NNB voor zover aanwezig en in werking (o.a. ter plaatse van de bestemmingen ‘Sport’, ‘Recreatie’ en ‘Verkeer’ (als NNB aangewezen water kan bijvoorbeeld onder een weg doorlopen)). De 'Overige zone - natuur netwerk brabant' betekent concreet dat gebruikers van hierbinnen gelegen gronden altijd rekening dienen te houden met deze zone en de bijbehorende regels die gericht zijn op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
overige zone - groenblauwe waarden
Betreft gronden binnen de provinciale werkingsstructuur Groenblauwe mantel. Deze gronden zijn regulier bestemd als 'Natuur - 2'. In de praktijk komt het voor dat bestaande bestemmingen in het kader van de eerbiedigende werking mogen worden gehandhaaft voorzover aanwezig en in werking. De 'Overige zone - groenblauwe mantel' betekent concreet dat gebruikers van hierbinnen gelegen gronden altijd rekening dienen te houden met deze zone en de bijbehorende regels die gericht zijn op het behoud, herstel, of duuzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden van het gebied.
wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied
De bescherming van aardkundige waarden is belangrijk omdat deze onvervangbaar zijn. De waardevolle aardkundige gebieden zijn opgenomen in de provinciale verordening. Aantasting en bodemverstorende werkzaamheden moet voorkomen worden. Dit op basis van art. 3.28 van de IOV.
wetgevingszone - cultuurhistorische waarden
De bescherming van provinciaal cultuurhistorisch waardevol gebied is belangrijk omdat deze onvervangbaar zijn. In de provinciale verordening zijn daarom de cultuurhistorische vlakken in de cultuurhistorische landschappen opgenomen, zoals aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Doel van de bescherming is dat de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden blijven behouden. Dit op basis van art. 3.29 van de IOV. Hiervoor is voorzien in een beschermende regeling zoals een vergunningstelsel.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 45)
Aan het bevoegd gezag is de bevoegdheid gegeven om afwijking te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft onder meer geringe afwijkingen van maatvoeringen en percentages. Hierin zijn voor het buitengebied uitzonderingen en maxima opgenomen, gezien anders strijdigheid kan ontstaan met de provinciale regeling Kwaliteitsverbetering landschap (zie par. 3.3.3.5). Dit onder andere door het opnemen van bovengrenzen (m2 en m3).
Parkeren (Artikel 46 en Artikel 47)
Een voorwaardelijke verplichtingen is opgenomen voor parkeren. De regeling voor parkeren heeft betrekking op fiets- en autoparkeren.
Partiële herzieninginzake parkeernormen
Met dit artikel werken de geldende 'Nota parkeernormen 2024' en de ' Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' concreet door in de bestemmingsplannan waarop de regeling van toepassing is. Indien dit beleid op einig moment wordt gewijzigd, wordt van de gewijzigde regeling uitgegaan. Hierdoor is de regeling 'dynamisch', in die zin dat een bestemmingsplan niet hoeft te worden herzien als het beleid wijzigt.
In bijzondere gebieden of situaties kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regeling, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
Verder kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de (fiets)parkeervoorzieningen indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Partiële herziening bij wisseling gebruiksfunctie
Binnen enkele bestemmingen is het mogelijk om van gebruiksfunctie te wisselen zonder dat een omgevingsvergunning nodig is. Het wijzigen van gebruiksfunctie kan echter wel gevolgen hebben voor de parkeerbehoefte. Namelijk in het geval niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, een en ander volgens de beleidsregeling Nota parkeernormen 2024. In die gevallen is sprake van een verbod tot gebruikswijziging. Bij gebruikswijzigingen kan geen dynamische verwijzing opgenomen worden, dit zoals in rechtspraak bevestigd.
In bijzondere gebieden of situaties kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
Waterberging(Artikel 48)
Een voorwaardelijke verplichting is opgenomen voor de aanleg van waterberging bij de bouw van bouwwerken. Op grond van deze verplichting mag er alleen gebouwd worden als er voldoende waterberging is aangelegd, eventueel in combinatie met andere maatregelen die bijdragen aan het klimaatbestendig maken van de stad. Deze verplichting is ontleend aan paragraaf 5.5 en de beleidsregel “Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen” in bijlage 5 van het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022 (verder: GRP). Bij bouwwerken met een oppervlakte van 150 m² of meer moet in principe een waterberging aangelegd worden tot 75 mm per m² oppervlakte van het bouwwerk. Voor bouwwerken met een oppervlakte tussen 50 m² en 150 m² geldt een lagere bergingseis: daar moet in principe worden voorzien in een waterberging tot 25 mm per vierkante meter bouwoppervlakte. In groenarme gebieden geldt een hogere eis, omdat daar een grotere opgave ligt.
Een deel van de vereiste waterberging kan worden gecompenseerd met andere maatregelen die in lijn zijn met het beleid voor klimaatadaptatie, dat is beschreven in de beleidsregel Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het aanplanten van nieuwe bomen (die zorgen voor vasthouden van regenwater en beschaduwing) of het aanleggen van gevelgroen. De exacte omvang van de benodigde waterberging en de omvang van andere maatregelen is sterk afhankelijk van de kenmerken van het bouwplan en de locatie. De wijze waarop de benodigde maatregelen moeten worden bepaald, is uitgewerkt in de genoemde beleidsregel.
De gemeente heeft een rekentool beschikbaar gesteld waarmee initiatiefnemers eenvoudig kunnen nagaan wat de omvang van de maatregelen moet zijn, op basis van een aantal gegevens van hun initiatief en de locatie. Deze rekentool is te raadplegen op https://rekentool.eindhovenduurzaam.nl. De rekentool is dynamisch van aard, dat wil zeggen dat deze kan worden aangepast.
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4, Overgangs- en slotregels, zijn het Overgangsrecht en Slotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
- Informatie gestuurd
De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.
- Gebiedsgericht
Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.
- Risico- en oplossingsgerichte benadering
De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.
Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.
- Consequent en doelmatig
Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
- Object en informatiegericht
- Bouwen en Wonen
- Openbare leefomgeving
- Bedrijven
- Gebiedsgericht
- Pilot Veiligheid en leefbaarheid
- Actiegebieden
- Themagericht
Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling(en) mogelijk te maken, te verhalen op de initiatiefnemer/ontwikkelaar. Dit bestemmingsplan heeft echter een beherend karakter en is daarmee zogenoemd 'conserverend' van aard. Het maakt geen nieuwe plannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro mogelijk. Van vaststelling van een exploitatieplan kan daarom worden afgezien.
De kosten die met voorliggend bestemmingsplan(actualisatie) gemoeid zijn, komen volledig voor rekening van de gemeente. In haar begroting is met deze kosten van actualisatie rekening gehouden. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden kennis worden gegeven. Op 15 januari 2014 is in Weekblad Groot Eindhoven dat burgemeester en wethouder het voornemen hebben om het bestemmingsplan Buitengebied te gaan herzien.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerp van het bestemmingsplan is voor advies toegestuurd aan besturen van aangrenzende gemeenten, Waterschap de Dommel, Provincie Noord-Brabant en aan andere instanties (diensten van het Rijk, Gasunie, Tennet etc.). Allen zijn betrokken bij de zorg voor de ruimtelijke ordening, of belast met behartiging van belangen die in dit bestemmingsplan in het geding zijn.
Gelijktijdig zijn Trefpunt Groen Eindhoven en de Henri van Abbe stichting om (informeel) advies gevraagd. De ontvangen adviezen zijn beschreven in een nota (bestuurlijk) vooroverleg (Bijlage 4), waarin tevens is aangegeven in hoeverre daarmee in het definitieve ontwerp van het bestemmingsplan rekening is gehouden.
9.3 Inspraak
Op 27 februari 2019 is een inloopbijeenkomst geweest; 12 personen hebben deze inloopbijeenkomst bezocht. Tijdens die bijeenkomst zijn vragen van bezoekers beantwoord en is informatie verstrekt over de wijze van totstandkoming van het voorontwerp van het bestemmingsplan en over de nog te doorlopen procedure.
Het voorontwerp bestemmingsplan (Buitengebied 2019) heeft vanaf 14 februari 2019 ter inzage gelegen.Tijdens de termijn van terinzagelegging (6 weken) is iedereen in de gelegenheid gesteld een concept van het plan (het zogenoemde voorontwerp) te bekijken en op-, aanmerkingen en/of vragen kenbaar te maken. Binnen die termijn zijn 6 inspraakreacties ontvangen. Een samenvatting van de verkregen inspraakreacties is als bijlage bij de toelichting van dit plan gevoegd (Bijlage 5). Daarin zijn ook een aantal reacties opgenomen, die buiten de inspraaktermijn zijn ontvangen. Ook is daarin aangegeven in hoeverre die van invloed zijn geweest op het ontwerp van het bestemmingsplan.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan met milieueffectrapport heeft van 16 februari 2023 tot en met 30 maart 2023 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om digitaal, schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar te maken. Kennisgeving van de terinzagelegging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in het Gemeenteblad van 15 februari 2023 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om een digitale versie van het ontwerpbestemmingsplan te raadplegen via o.a. de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Naar aanleiding van de tervisielegging zijn (binnen en buiten de termijn) 13 zienswijzen ontvangen. Een aantal zienswijzen hebben geleid tot wijziging/aanpassing ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Dit zoals verwoord in de 'Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Buitengebied Eindhoven 2023'.
9.5 Ambtshalve Aanpassingen
Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen zijn een aantal ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Dit zoals verwoord in de 'Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Buitengebied Eindhoven 2023'.
Bijlage 1 Planmer Buitengebied Eindhoven
bijlage 1 planMER Buitengebied Eindhoven
Bijlage 2 Risicobeschouwing Buitengebied Eindhoven
bijlage 2 Risicobeschouwing Buitengebied Eindhoven
Bijlage 3 Cultuurhistorisch Onderzoek Uitgevoerd Door Raap (Rapportnr. 3258: 'De Groene Zoom Van Eindhoven - Een Cultuurhistorische Waardenkaart Van Het Buitengebied Van Eindhoven, Alsmede Enkele Groene Delen Van De Bebouwde Kom').
Bijlage 4 Nota Van (Bestuurlijk) Vooroverleg
bijlage 4 Nota van (bestuurlijk) vooroverleg
Bijlage 5 Nota Van Inspraak Voorontwerp Bestemmingsplan
bijlage 5 Nota van inspraak voorontwerp bestemmingsplan
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Eindhoven 2023 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80219-0301 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen bij de regels.
1.3 aan-huis-verbonden beroep
een vrij beroep, dat in een (bedrijfs)woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en verkoop aan huis; of het uitsluitend uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aardkundige waarden
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn.
1.8 abiotische waarde
geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (=niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige verschijnselen zoals steilranden en bodemovergangen.
1.9 Nota parkeernormen 2024
Nota gepubliceerd op 19 april 2024 en in werking getreden op 20 april 2024.
1.10 agrarisch adviseur
een onafhankelijk deskundig adviseur op het gebied van agrarische bedrijfsvoering en bedrijfsexploitatie, zoals de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.11 agrarisch bedrijf
bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen (waaronder ook hout- of (boom)fruitteelt is begrepen) of door het houden van dieren (incl. fokken), zijnde:
- (vollegronds)teeltbedrijf;
- veehouderij;
- glastuinbouwbedrijf of;
- overig agrarisch bedrijf.
1.12 agrarisch bedrijfsgebouw
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.13 agrarisch grondgebruik
het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en/of het weiden van dieren in het kader van een agrarisch bedrijf of manege, alsmede het gebruik van gronden voor het weiden van hobbymatig gehouden dieren.
1.14 agrarische nevenactiviteit
het ontplooien van activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen, binnen een bouwvlak dan wel ingeval van het ontbreken daarvan binnen het bestemmingsvlak van een agrarische bedrijf.
1.15 agrarisch-technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
1.16 agrarisch verwant bedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.17 arbeidsmigranten
personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben, maar tijdelijk (maximaal één jaar) in Nederland verblijven om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.
1.18 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door een daartoe gecertificeerde instantie en werkend volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.19 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.20 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.21 bassin
een reservoir voor het opslaan van drijfmest of andere vloeibare stoffen.
1.22 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.23 bebouwingscluster
vlakvormige verzameling van bebouwing.
1.24 bebouwingslint
min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg.
1.25 bebouwingspercentage
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een terrein (bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel) aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.26 bed & breakfast
toerischtisch en kortdurend (maximaal 2 weken) nachtverlbijf met het serveren van ontbijt. Overnachtingen noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid zijn hieronder niet begrepen.
1.27 bedrijf
een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van opslag- en administratie, welke gericht is op het ontwikkelen, produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en of distribueren van goederen.
1.28 bedrijfsactiviteiten
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.29 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.30 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening of (agrarische) nevenactiviteit benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.31 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein wenselijk is.
1.32 behoud ex situ
behoud van archeologische informatie door middel van een opgraving.
1.33 behoud in situ
behoud van archeologische resten op dezelfde plaats door planaanpassing (behoudsmaatregelen).
1.34 Beleidsregel groen en water bij ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Eindhoven
beleidsregel over groen en water bij ruimtelijke ontwikkelingen zoals vastgesteld op 18 juni 2024, gepubliceerd op 16 juli 2024 en in werking getreden op 17 juli 2024.
1.35 beperkt kwetsbaar object (artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen)
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
- sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- objecten die met het onder a tot en met e genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.36 bestaand stedelijk gebied
gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.
1.37 bestaand
- bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het moment van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning;
- bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.38 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.39 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.40 BEX
Bedrijfsspecifieke Excretie (BEX) is een instrument voor melkveehouders die af willen wijken van de excretieforfaits voor melkvee in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.
1.41 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zaosl deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.42 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.43 bijzondere woonvorm
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, al dan niet in de vorm van zelfstandige woonruimten, voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaarden- en verzorgingstehuizen.
1.44 (woon)boerderijpand
een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.
1.45 boomkwekerij
(vollegronds)teeltbedrijf gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bomen en struiken.
1.46 boomfruitteeltbedrijf
(vollegronds)teeltbedrijf gericht op het telen van fruit van daarvoor in de grond aangeplante bomen of struiken met omliggende hagen en afschermend groen.
1.47 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.48 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.49 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.50 bouwperceel
een aaneengesloten (virtueel) vlak, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen is toegelaten.
1.51 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.52 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.53 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.54 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV)
een door de provincie Noord-Brabant krachtens de door haar vastgestelde Interim omgevingsverordeing Noord-Brabant, of een later vastgestelde verordening van de provincie Noord-Brabant, inclusief de daarop gebaseerde wijzigingsverordeningen, vastgesteld instrument, waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de transitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven. Hierbij kan uitbreidingsruimte verdiend worden door middel van het behalen van een vastgestelde minimale score op verschillende maatlatten.
1.55 buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
1.56 café
horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.57 caravan
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot onderkomen van één of meer personen die het hoofdverblijf elders heeft of hebben, en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.58 casino
gelegenheid voor het uitoefenen van kansspelen.
1.59 containerteelt
de teelt van gewassen waarbij de grond wordt afgedekt met plastic, beton en/of enig ander materiaal, al dan niet gecombineerd. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld.
1.60 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.61 dagrecreatie
een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag, zonder overnachting. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich meerdere dagen van huis begeeft.
1.62 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.63 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunt en supermarkt.
1.64 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.65 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.66 diepploegen
een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag.
1.67 dierenverblijf
gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief inpandige voorzieningen.
1.68 eco-boerderij
agrarisch bedrijf (combinatie van veehouderij en (vollegronds)teeltbedrijf), met:
- een extensieve agrarische bedrijfsvoering passende binnen de biologische landbouw en
- educatieve doeleinden, die een relatie hebben met de agrarische bedrijfsvoering en
- bijbehorende voorzieningen.
1.69 ecologische verbindingszone
groene schakels die natuurgebieden verbinden, die dienst doet als verspreidingsgebied of als migratieroute voor planten en dieren tussen natuurgebieden.
1.70 ecologische waarden en kenmerken
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde;
1.71 erotisch getinte vermaakfunctie
een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.72 evenementen
een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Eindhoven.
1.73 extensief agrarisch grondgebruik
die vormen van agrarisch grondgebruik die bijdragen aan de kwaliteiten van water, natuur en landschap.
1.74 extensief recreatief medegebruik
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen en kanoën.
1.75 gebouw
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.76 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.77 gebruiksfunctie
een gebruiksfunctie passend binnen een bestemming waarbij sprake is van een auto- en fietsparkeerbehoefte conform de Nota parkeernormen 2024.
1.78 gecombineerde opgave
de jaarlijkse opgave die agrarische ondernemers doen aan het ministerie van Economische Zaken.
1.79 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.80 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidinder dan wel het Besluit geluidhinder.
1.81 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting (bedrijf) waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.82 gemeentelijk adviseur archeologie
een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen aantoonbaar ervaringsdeskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.83 gemeentelijk archeologisch monument
archeologisch monument dat overeenkomstig de erfgoedverordening als beschermd monument is aangewezen en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.
1.84 gemeentewerf
een terrein waar ten behoeve van de uitvoering van gemeentelijke taken stalling van voer-en werktuigen en opslag van goederen en materialen plaatsvindt.
1.85 geurgevoelig object
gebouw of terrein bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijke bewoning of verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.86 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.87 glastuinbouwbedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.88 GR (groepsrisico)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.89 groepsaccommodatie
een gebouw of een gedeelte van een bouwwerk dat is bestemd voor verblijfsrecreatie (recreatief nachtverblijf) door meerdere personen in groepsverband.
1.90 groepskamperen
kamperen in kampeermiddelen in georganiseerd groeps- of verenigingsverband.
1.91 grondgebonden veehouderij
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.
1.92 grondwaterbeschermingsgebied
gebied waarbinnen het grondwater, afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied, een periode van 25 of 100 jaar nodig heeft om de pompputten voor waterwinning te bereiken.
1.93 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.94 hokdierhouderij
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.95 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.96 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt (niet zijnde een bed & breakfast) zoals een hotel, motel of een groepsaccommodatie, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaakfunctie.
1.97 hotel
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.98 hoveniersbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.
1.99 huishouden
een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen, waarvan er tenminste één meerderjarig is, die twee jaar of langer duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.100 hybride leeromgeving
een op de beroepspraktijk gerichte leeromgeving, waarin onderwijs en de beroepspraktijk fysiek bij elkaar worden gebracht en waarin door alle betrokkenen (studenten, docenten/onderzoekers, beroepspraktijk) samen wordt gewerkt, geleerd en/of onderzoek wordt gedaan op basis van (vraagstukken uit) de praktijk.
1.101 internetwinkel
Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
- de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
1.102 informatiecentrum stadspoort landbouw
een voorziening in de vorm van een ontmoetingsplaats (bestaande uit ontmoetings-, educatie-, vergader- en expositieruimten) gericht op het verbeteren van de recreatiemogelijkheden in het landelijke gebied van de gemeente Eindhoven door het verstrekken van informatiem met de daarbij behorende voorzieningen zoals picknicktafels en speelvoorzieningen.
1.103 intensieve veehouderij
veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvind (anders dan melkvee, weidevee of paarden), zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalveren-, pluimvee-, geiten- en nertsenhouderij, of combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede daarmee naar de aard gelijk te stellen bedrijfsvormen.
1.104 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.105 inwoning
- woonvorm, waarbij de volledig eigenaar/volledig eigenaren van de woning die gedurende de inwoning door hem/hen en eventueel zijn/hun gezin ten minste één jaar in ongewijzigde samenstelling (behoudens naar algemene maatstaven passende wijzigingen) wordt bewoond, in die woning één (of meerdere) kamer(s) in gebruik geeft/geven aan maximaal één persoon en maximaal twee minderjarige kinderen van die persoon;
- woonvorm, waarbij de hoofdhuurder van de woning van een woningcorporatie die gedurende de inwoning door hem en eventueel zijn gezin ten minste één jaar in ongewijzigde samenstelling (behoudens naar algemene maatstaven passende wijzigingen) wordt bewoond, in die woning één (of meer) kamer(s) in gebruik geeft aan maximaal één persoon en maximaal twee minderjarige kinderen van die persoon.
1.106 kamerbewoning
woonvorm - niet zijnde inwoning in de zin van artikel 1.105 - waarbij sprake is van woonruimte die bestaat uit één of meer verblijfsruimten, die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen. De huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren wordt niet als kamerbewoning aangemerkt.
1.107 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of (toer)caravan of enig ander onderkomen of verblijf, of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
1.108 kantine
een aan een hoofdfunctie verbonden en daaraan ondergeschikte vorm van horeca, waar leden en bezoekers kunnen pauzeren en consumpties en snacks kunnen kopen en gebruiken; uitbating van een kantine als zelfstandig horecabedrijf is niet toegestaan.
1.109 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijk onderzoek of een architectenbureau.
1.110 kas
een agrarisch bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dak/dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Een schuurkas en een permanente tunnel(kas) hoger dan 1,5 meter of permanente boogkas hoger dan 1,5 meter worden beschouwd als een kas.
1.111 kernrandzone
overgangsgebied van bestaand stedelijk gebied naar het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een toenemende menging van functies.
1.112 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie wordt behouden en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder valt in ieder geval niet prostitutie.
1.113 kleinschalig kamperen
een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf, waarbij het aantal toegestane kampeermiddelen is beperkt tot het in de regels genoemde maximum.
1.114 koffie-/theehuis
een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken en zwak-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.115 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.116 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde. ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.117 Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen
bij collegebesluit van 20 april 2021 vastgestelde nadere regels ter uitwerking van de Nota parkeernormen 2024.
1.118 kwetsbaar object
- woningen, niet zijnde:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- sociale werkplaatsen, of;
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.
1.119 landschappelijke inpassing
het inpassen van een gebouw of gebruik van grond in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden en kenmerken, door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting.
1.120 landschappelijke waarden
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.121 landschapselement
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen die (mede) bepalend zijn voor het landschap zoals bosjes, houtwallen, kruidenlagen, poelen en moerasjes.
1.122 logies
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.123 loonwerkbedrijf
een agrarisch-technisch hulpbedrijf, dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - diensten verleent aan (agrarische) bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden, inclusief civiel-technische grondverzetwerkzaamheden.
1.124 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen met zorgindicatie en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.125 manege
een bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van het paardrijden en mogelijkheden biedt voor paardrijles, het verblijf van paarden en de verzorging van paarden. En waar ondersteunende/ ondergeschikte horeca-activiteiten (kantine e.d.) en het houden van wedstrijden of evenementen verband houdend met de hoofdactiviteit zijn toegestaan.
1.126 mantelzorg
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.127 melkrundveehouderij
veehouderij met de volgende diercategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij of Omgevingsregeling verstaan, met tussen haakjes de bijbehorende RAV-code en code:
- melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar (A1 / HA1);
- vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A3/ HA2);
- runderen die worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak voor natuurbeheer.
1.128 mestbewerking
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, waaronder droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.129 motel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.130 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.131 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/ installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vui;- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.132 onzelfstandige woonruimte
woonruimte (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke wezenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw.
1.133 overig agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt, zoals een paardenhouderij, slakken-, vissen-, wormen- of insectenkwekerij of waar gewassen worden geteeld met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen, niet zijnde kassen, plaatsvindt, zoals een champignons- en witlofkwekerij.
1.134 overtollige bebouwing
bebouwing die niet (meer) wordt gebruikt voor het doel, dan wel ten behoeve van de bestemming waar deze oorspronkelijk voor is gebouwd.
1.135 paardenbak
een onoverdekt al dan niet omheind terrein, waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of een ander waterdoorlatend materiaal, ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.
1.136 paardenhouderij
een overig agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het houden, fokken, africhten van paarden en handel in paarden.
1.137 parkeerbalans
met een parkeerbalans wordt de (on)balans berekend tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Vaak valt de parkeervraag van functies niet samen in de tijd. Gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen is dan mogelijk (dubbelgebruik).
1.138 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.139 pension
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.140 pensionstalling
activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaande uit het houden van paarden van derden of het berijden ervan met inbegrip van de verhuur van stalling en het verzorgen van paarden van derden.
1.141 permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas.
1.142 plasbrandaandachtsgebied
het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
1.143 plattelandswoning
een (voormalige) bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden en die met betrekking tot die inriching/agrarisch bedrijf beschouwd wordt als onderdeel van die inrichting/agrarisch bedrijf.
1.144 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen en producten die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.145 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
1.146 provinciale Cultuurhistorische waardenkaart
instrument dat door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant als beleid is vastgesteld en waarin de cultuurhistorische waarden en kenmerken van provinciaal belang zijn beschreven;
1.147 PR (plaatsgebonden risico)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.148 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.149 recreatiewoning
een gebouw of woning (geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde) bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van kortdurend (maximaal 3 weken) recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.150 Regeling provinciale risicokaart
Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.
1.151 regionaal waterbergingsgebied
gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.
1.152 Registratiebesluit externe veiligheid
Besluit van 28 november 2006 (Stbld. 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid)
1.153 restaurant
een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken. Hieronder wordt niet verstaan een fastfoodrestaurant.
1.154 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in de bij de regels behorende Bijlage 6 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b).
1.155 rijstrook
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.156 risicovolle inrichting
- inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van de bij de regels behorende Bijlage 5 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2 respectievelijk artikel 1b van de bij de regels behorende Bijlage 6 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b;
- inrichtingen die zijn genoemd in de bij de regels behorende Bijlage 7 Regeling provinciale risicokaart, Bijlage I of onder het Registratiebesluit externe veiligheid;
- inrichtingen met toxische gassen;
- inrichtingen met een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1 m3.
1.157 schuilgelegenheid voor vee
een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het betreffende dier dan wel dieren gebruik kunnen maken bij de weidegang, met als doel (tijdelijke) bescherming tegen weersomstandigheden uit oogpunt van dierenwelzijn en waarbij in en nabij de schuilgelegenheid geen opslag is toegestaan met uitzonder van in beperkte mate van voer en stro in de schuilgelegenheid. Onder een schuilgelegenheid wordt in ieder geval niet verstaan een (zee)container.
1.158 schuurkas
een gebouw ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.
1.159 seizoenarbeider
werknemer die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf naar aard kortdurende werkzaamheden verricht voor zover noodzakelijk met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering.
1.160 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.161 silo
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bij een agrarisch bedrijf ten behoeve van opslag voor mest of veevoer, zoals een mestsilo, voedersilo of sleufsilo.
1.162 stacaravan
een permanent kampeermiddel in de vorm van een caravan, dat als een gebouw wordt aangemerkt.
1.163 stalderingsgebied
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van het stalderingsgebied in de provinciale Verordening ruimte, de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, of een later vastgestelde verordening (ruimte) van de provincie Nood-Brabant inculsief bijbehorende wijzigingsverordeningen, zoals geldend op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.
1.164 standplaats
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen of een woonwagenwoning.
1.165 statische opslag
Het binnen gebouwen opslaan van goederen (niet zijnde gevaarlijke stoffen) die geen regelmatige verplaatsing behoeven en niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld. Zoals stalling van auto's, caravans, campers en boten. De opslag mag niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet agrarisch bedrijf.
1.166 teeltondersteundende kas
een kas bij een (vollegronds)teeltbedrijf.
1.167 teeltondersteunende voorzieningen
ondersteunende voorzieningen die onderdeel zijn van de bedrijfsvoering van een (vollegronds)teeltbedrijf, die worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
- tijdelijk lage: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 meter, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, zoals insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vraatnetten en lage tunnel(kassen);
- permanent lage: teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, met een hoogte van maximaal 1,5 meter, zoals containervelden;
- tijdelijk hoge: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,5 meter en maximaal 3,5 meter, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, zoals menstoegankelijke wandelkappen en hagelnetten;
- permanent hoge: teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een teeltondersteundende kas, met een hoogte van minimaal 1,5 meter en maximaal 2,5 meter, zoals stellingenteelt (bakken in stellingen, al dan niet voorzien van regenkappen, wandelkappen of hagelnetten), regenkappen en schaduwhallen;
- tijdelijk overige: boomteelthekken en steunmateriaal voor fruit en bomen, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden
- permanent overige: boomteelthekken en steunmateriaal voor fruit en bouwen die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt.
1.168 tent
een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.
1.169 tuincentrum
bedrijf dat, al dan niet in combinatie met het telen/ kweken van planten en bomen, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, (kamer)planten, bloembollen, bloemen, artikelen voor de aanleg, verfraaien en het onderhoud van tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen (zoals tuinmeubilair, barbecues, bloempotten, vazen en plantenbakken).
1.170 tunnel(kas)
een bouwwerk/constructie voorzien van een dek van lichtdoorlatend materiaal voor de productie van ten behoeve van het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Een permanente tunnel(kas) hoger dan 1,5 meter wordt beschouwd als een kas.
1.171 uitbouw
een gebouw ten behoeve van het wonen dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.172 veehouderij
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren, waarbij onderscheid wordt gemaakt in een grondgebonden veehouderij en een intensieve veehouderij.
1.173 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten of voorzieningen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccomodatie, pension, bed & breakfast of kampeermiddel, door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.174 verdieping
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.175 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, gemeten in m2, ten behoeve van de detailhandel.
1.176 (vollegronds)teeltbedrijf
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.177 voorgevel
de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.178 voorgevelrooilijn
een denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.179 voorkeursgrenswaarde
de toelaatbare waarde voor geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden.
1.180 vrij beroep
(para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.181 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.182 waterberging
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.
1.183 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.184 waterwingebied
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater.
1.185 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.186 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
1.187 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.188 wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen
het feitelijk wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen, waarbij geen sprake is van omgevingsvergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.189 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.190 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.191 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.192 woonunit
een in zijn geheel of in delen verplaatsbaar bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht als woon-, dag- of nachtverblijf ten behoeve van een of meerdere personen.
1.193 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.194 woonwagenwoning
een op traditionele wijze gebouwd voor bewoning bestemd hoofdgebouw dat is geplaatst op een standplaats.
1.195 zorgvoorziening
een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg in de vorm van de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, gericht op verbetering van hun welzijn, een en ander met uitzondering van mantelzorg.
1.196 zorgvuldige dialoog
het voeren van overleg met de directe omgeving waarbij:
- initiatiefnemer alle eigenaren en huurders binnen een straal van 500 meter vanaf de locatie waar de ontwikkeling is beoogd benadert om aan een vorm van overleg deel te nemen
- de initiatiefnemer de ontwikkeling aan de deelnemers aan het overleg toelicht
- de overlegdeelnemers gelegenheid wordt geboden op de ontwikkeling te reageren
- tijdens het overleg de initiatiefnemer onder opgaaf van redenen aan de deelnemers meedeelt met welke opmerkingen in het ontwikkelingsplan al dan niet rekening kan of zal worden gehouden
- de deelnemers de gelegenheid wordt geboden om hun tevredenheid kenbaar te maken over de wijze waarop met de door hen gemaakte opmerkingen in het plan rekening is gehouden
- van het gevoerde overleg door initiatiefnemer een schriftelijk verslag wordt opgesteld dat vervolgens aan de deelnemers wordt toegestuurd
- deelnemers de gelegenheid wordt geboden om binnen 3 weken na de dag van verzending van het verslag hun reactie daarop aan initiatiefnemer schriftelijk kenbaar te maken
- het verslag en de verkregen reacties van de deelnemers door initiatiefnemer gelijktijdig met het indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning worden ingediend.
1.197 zorgvuldige veehouderij
een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Met dien verstande dat de goothoogte van een woonwagen/ woonwagenwoning wordt gemeten vanaf aansluitend terrein.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Met dien verstande dat de bouwhoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf het aansluitend terrein.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, reclameaanduidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.9 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik;
- extensief recreatief medegebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- perceelontsluitingen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder paden en bermen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 1' uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 2' uitsluitend een grondgebonden veehouderij en (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 3' uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf en glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 4' uitsluitend een intensieve veehouderij en (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 5' uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 6' uitsluitend een grondgebonden veehouderij is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 7' uitsluitend een eco-boerderij is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 8' uitsluitend een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 9' uitsluitend een boomfruitteeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 10' uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 11' uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 12' uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - 13' uitsluitend een (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan.
- 'paardenhouderij' uitsluitend een paardenhouderij en (vollegronds)teeltbedrijf is toegestaan;
- niet-agrarische nevenactiviteiten ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de tabel in lid 4.4.2;
- agrarisch grondgebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' één plattelandswoning;
- extensief recreatief medegebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
- ondergeschikte detailhandel in agrarische producten (zie lid 4.4.3);
- perceelsontsluitingen;
- tuinen, erven en terreinen;
- nutsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
met dien verstande dat:
- een bedrijfswoning en/of kamergewijs bewoonde bedrijfswoning niet mag worden gewijzigd naar twee of meer woningen;
- kamerbewoning van een bedrijfswoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie is;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met Waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik;
- behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van natuur- en watersystemen alsmede van landschappelijke waarden;
- ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - boomgaard' een boomgaard;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - tuin' tevens een tuin of boomgaard;
- een veldschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' met een bebouwd oppervlakte van maximaal 25 m2 en maximale bouwhoogte van 3 m;
- niet-agrarische nevenactiviteiten ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de tabel in lid 5.5.2;
- extensief recreatief medegebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
een en ander met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder perceelontsluitingen, paden en bermen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing om te voorkomen dat landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarde(n) onevenredig wordt aangetast en/of met het oog op het belang natuur- en watersystemen.
5.4 Afwijken bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- niet-agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van bedrijf - 1' uitsluitend een handelsbedrijf in keukens- en badkamers is toegestaan;
- 'specifieke vorm van bedrijf - 2' uitsluitend een bedrijf gericht op montage van onderdelen van MRI-scanners en een handelsbedrijf in (opslag en verkoop van) vuurwerk toegestaan;
- 'specifieke vorm van bedrijf - 3' uitsluitend een gemeentewerf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van bedrijf - 4' uitsluitend een bedrijf is toegestaan dat zich toelegt op het in gebouwen beschikbaar stellen van ruimten voor statische opslag met een maximale oppervlakte van 1.785 m2;
- 'specifieke vorm van bedrijf - 5' uitsluitend één agrarisch verwant bedrijf in de vorm van een hoveniersbedrijf annex boom- en plantenkwekerij is toegestaan;
- 'specifieke vorm van bedrijf - 7' uitsluitend een bedrijf is toegestaan dat zich toelegt op houtverwerking;
- 'specifieke vorm van bedrijf - 8' uitsluitend een hondenkennel/-fokkerij of valkerij is toegestaan;
- 'nutsbedrijf' uitsluitend een elektriciteitsverdeelstation is toegestaan;
- 'nutsvoorziening' uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
- 'zend- en ontvangstinstallatie' uitsluitend een zend- en ontvangstinstallatie is toegestaan;
- 'specifieke vorm van bedrijf - waterzuiveringsbedrijf' uitsluitend een rioolwaterzuiveringsbedrijf is toegestaan;
- 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf' uitsluitend een waterwinbedrijf is toegestaan;
- 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG ' uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG is toegestaan, met een LPG jaaromzet van minder dan 1.000 m3;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
met dien verstande dat:
- een bedrijfswoning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning van een bedrijfswoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie is;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder f om een vergroting binnen de planperiode toe te staan van de maximum oppervlakte bedrijfsbebouwing, mits:
- niet gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - natuur netwerk brabant';
- de maximum bebouwde oppervlakte, die is bedoeld in lid 6.2.1 onder f, met maximaal 15% wordt vergroot tot een maximum van 150 m2;
- is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- binnen één jaar na realisatie van de bouwwerken is voorzien in een landschappelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig de notitie 'Uitgangspunten toepassing kwaliteitsverbetering landschap Noord-Brabant' zoals opgenomen in Bijlage 1, welke gedurende het gebruik van de bouwwerken in stand moet worden gehouden;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe waarden' een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden;
- opslag en stalling in gebouwen plaatsvindt;
- de afwijking stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is.
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van de aanduiding 'sauna' uitsluitend een bedrijfsmatige exploitatie van een sauna;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- groenvoorzieningen
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
met dien verstande dat:
- een bedrijfswoning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd naar twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning van een bedrijfswoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie is;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1, wordt in ieder geval gerekend:
- gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- gebruik voor bed & breakfast voorziening;
- gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning voor en daarbij behorende bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het al dan niet voor de verkoop opslaan, storten, bergen of lozen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
- gebruik van grond en opstallen voor statische opslag van goederen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
- 'tuincentrum' uitsluitend een tuincentrum is toegestaan;
- 'tuincentrum en verkoop van vuurwerk' uitsluitend een tuincentrum is toegestaan, waar tevens verkoop plaatsvindt van vuurwerk;
- 'specifieke vorm van detailhandel - wooninrichting' uitsluitend een detailhandelsbedrijf gericht op woninginrichting is toegestaan;
- (mede)behoud van de cultuurhistorische en/of architectonische en/of bouwkarakteristieke waarden en kenmerken van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'Karakteristiek';
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- groenvoorzieningen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
met dien verstande dat:
- een bedrijfswoning en/of kamersgewijs verhuurde woning niet mag worden gewijzigd naar twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning van een bedrijfswoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie is;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m² mag bedragen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder f om een vergroting binnen de planperiode toe te staan van de maximum oppervlakte bedrijfsbebouwing, mits:
- de maximum bebouwde oppervlakte met maximaal 15% wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, waarbij in afwijking ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' een maximum bebouwde oppervlakte van 397 m2 is toegestaan.
- de afwijking stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is.
- binnen één jaar na realisatie van de bouwwerken is voorzien in een landschappelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig de notitie 'Uitgangspunten toepassing kwaliteitsverbetering landschap Noord-Brabant' zoals opgenomen in Bijlage 1, welke gedurende het gebruik van de bouwwerken in stand moet worden gehouden;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe waarden' een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden;
- opslag en stalling in gebouwen plaatsvindt;
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven en;
- parkeren op eigen terrein plaatsvindt.
8.4 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de van een bouwaanduiding 'Karakteristiek' voorziene bouwwerken nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 8.1, wordt in ieder geval gerekend:
- gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
- gebruik van bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning;
- gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- gebruik van grond en bouwwerken ten behoeve van productiegebonden detailhandel, anders dan in het kader van de uitoefening van de betreffende specifiek beschreven vorm van bedrijf vermeld in lid 8.1 onder a;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar toegestane bedrijf;
- het al dan niet voor de verkoop opslaan, storten, bergen of lozen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
- gebruik van grond en opstallen voor statische opslag van goederen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
- kunstobjecten;
- een horecavoorziening in de vorm van een koffie-/theehuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - kiosk';
met daarbij behorende:
- verhardingen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.1, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit plaatsvindt in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik;
- het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- en verwerken van producten, behoudens voor zover dit plaatsvindt in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik;
- het gebruik van gronden ten behoeve van kamperen.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horecabedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van horeca - 1' uitsluitend een horecabedrijf, in de vorm van een combinatie van motel met café, restaurant, congres- en sport/wellnessfunctie en casino met een bedrijfsoppervlakte van maximaal 1.250 m2 is toegestaan;
- 'specifieke vorm van horeca - 2' uitsluitend een horecabedrijf, in de vorm van een hotel is toegestaan;
- 'specifieke vorm van horeca - 3' uitsluitend een horecabedrijf, in de vorm van een café, restaurant en zalencentrum is toegestaan;
- 'specifieke vorm van horeca - 4' uitsluitend een horecabedrijf, in de vorm van een café en restaurant is toegestaan;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame enerige;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 10.1, wordt in ieder geval gerekend:
- gebruik van gebouwen voor bewoning;
- gebruik van grond en bouwwerken ten behoeve van productiegebonden detailhandel, anders dan in het kader van de uitoefening van de betreffende specifiek beschreven vorm van bedrijf vermeld in lid 10.1 onder a;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het daar toegestane bedrijf;
- het al dan niet voor de verkoop opslaan, storten, bergen of lozen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
- gebruik van grond en opstallen voor statische opslag van goederen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
10.5 Andere horecabedrijven
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 10.1, onder a en tevens horecabedrijven toestaan die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane specifieke vormen van horecabedrijven.
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- zelfstandige kantoorvestigingen;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 11.1, wordt in ieder geval gerekend:
- gebruik van gebouwen voor bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
- het al dan niet voor de verkoop opslaan, storten, bergen of lozen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' uitsluitend een educatief-recreatieve functie is toegestaan al dan niet verband houdend met de aanwezigheid van de watermolen;
- 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2' uitsluitend een functie is toegestaan gericht op de uitoefening van aan een gilde verbonden activiteiten;
- 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3' uitsluitend een functie van politiebureau is toegestaan;
- 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4' uitsluitend een functie van rouwcentrum is toegestaan;
- 'specifieke vorm van maatschappelijk - 5' uitsluitend de functie van zorgvoorziening als bijzondere woonvorm is toegestaan;
- 'begraafplaats' uitsluitend een functie van begraafplaats gericht op het bewaren van stoffelijke resten en het oprichten en het instandhouden van grafmonumenten is toegestaan;
- 'crematorium' uitsluitend een functie van crematorium is toegestaan;
- 'onderwijs' uitsluitend een onderwijsfunctie is toegestaan;
- 'religie' uitsluitend een religieuze functie is toegestaan;
- 'scouting' uitsluitend een functie voor het in verenigingsverband uitoefenen van scoutingactiviteiten is toegestaan;
- 'wonen' uitsluitend een woonfunctie is toegestaan;
- 'zorginstelling' uitsluitend een bijzondere woonvorm in de vorm van een zorginstelling is toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' is ook detailhandel toegestaan in granen, zaden, veevoeders, kunstmest en dierenbenodigdheden en aanverwante artikelen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- ondergeschikte horeca- en detailhandelsvoorzieningen voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
- tuinen, erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
- een bedrijfswoning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning van een bedrijfswoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2.1 onder d om een vergroting binnen de planperiode toe te staan van de maximum oppervlakte bedrijfsbebouwing, mits:
- de maximum bebouwde oppervlakte met maximaal 15% wordt vergroot tot een maximum van 150 m2, :
- is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- binnen één jaar na realisatie van de bouwwerken is voorzien in een landschappelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig de notitie 'Uitgangspunten toepassing kwaliteitsverbetering landschap Noord-Brabant' zoals opgenomen in Bijlage 1, welke gedurende het gebruik van de bouwwerken in stand moet worden gehouden;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe waarden' een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden;
- opslag en stalling in gebouwen plaatsvindt;
- de afwijking stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is.
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Maatschappelijk - Internationale School
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk - Internationale school´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend in de vorm van voorzieningen ten behoeve van het geven van onderwijs;
- sport en recreatieve voorzieningen;
- wooneenheden voor studenten van de campus, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen';
- overnachtingsmogelijkheden, anders dan wonen, voor zover noodzakelijk ten dienste van de onderwijsdoeleinden of de sport- en recreatieve voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen';
- dienstverlenende, waaronder zakelijke dienstverlenende, bedrijven, die mede van onmiskenbare betekenis zijn voor de extensieve sport, recreatieve en onderwijsvoorzieningen; de dienstverlenende en zakelijke dienstverlenende bedrijven zijn toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van de campus met een maximum van 1.500 m2;
- horecavoorzieningen uitsluitend voor zover noodzakelijk ten dienste van de extensieve sport-, recreatieve en onderwijsvoorzieningen;
- werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1';
- het ondergronds bouwen, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2';
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- wegen en paden;
- tuinen, erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing strekkende tot bescherming van het stedenbouwkundig ensemble.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 13.1, wordt in ieder geval gerekend:
- gebruik van gebouwen voor bewoning, met uitzondering van de gebouwen met de functieaanduiding 'wonen';
- gebruik van ruimten binnen de woning voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar toegestane bedrijf.
- het al dan niet voor de verkoop opslaan, storten, bergen of lozen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
- gebruik van grond en opstallen voor statische opslag van goederen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
Artikel 14 Natuur - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Natuur - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief agrarisch grondgebruik;
- extensief recreatief medegebruik;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' medegebruik voor jachthaven;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' medegebruik voor de beoefening van de golfsport;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Natuur-1 - schuilgelegenheid' een stal van 50 m2, inclusief gierkelder, mestput & -goot en 538 m2 aan verharding;
- instandhouding van (onverharde) wegen, voet- en fietspaden;
- ter plaatse van de aanduiding 'landgoed' een landgoed met de daarbij behorende voorzieningen, zoals perceelontsluitingen, paden/verhardingen, erfafscheidingen en medegebruik voor bestaande tuinen;
- erfafscheidingen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 6'.
met daarbij behorende:
- voorzieningen, zoals informatieborden, banken, picknicktafels en prullenbakken.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 14.2.2 onder a tot en met c en een bouwhoogte van 4 m toestaan, mits dit noodzakelijk is voor het natuurbeheer.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Natuur - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Natuur - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden;
- extensief agrarisch grondgebruik;
- extensief recreatief medegebruik;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' medegebruik voor de beoefening van de golfsport;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - effluentgoot' tevens een effluentgoot met de daarbij behorende voorzieningen;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 2 - saneren slibvang' medegebruik (gemiddeld eens per 8 jaar) van de grond voor overslag en/of bewerking van gebaggerd sediment, met de daarbij behorende voorzieningen zoals tijdelijke bodembeschermende voorzieningen, depots voor zand en slib, mobiele kranen en baggerscheidingsinstallaties;
- ter plaatse van de aanduiding 'landgoed' een landgoed met de daarbij behorende voorzieningen, zoals perceelontsluitingen, paden/verhardingen en medegebruik voor bestaande tuinen;
- heemtuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 2';
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- voorzieningen, zoals (onverharde) voet- en fietspaden, informatieborden, schuilgelegenheden, banken, picknicktafels en prullenbakken.
- bouwwerken, geen gebouw zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 15.2.2 onder a tot en met c en een bouwhoogte van 4 m toestaan, mits dit noodzakelijk is voor het natuurbeheer.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Recreatie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatieve voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke vorm van recreatie - 1' uitsluitend een functie is toegestaan gericht op het africhten en trainen van honden;
- 'specifieke vorm van recreatie - 2' uitsluitend een functie voor het beoefenen van midgetgolf is toegestaan, waarbij ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca' een horecafunctie in de vorm van een café-restaurant is toegestaan die niet louter ondersteunend is aan de betreffende dagrecreatieve bestemming;
- 'specifieke vorm van recreatie - 3' uitsluitend een functie van dahliakweektuin is toegestaan;
- 'jachthaven' uitsluitend een functie van jachthaven is toegestaan;
- 'kinderboerderij' uitsluitend een functie van kinderboerderij is toegestaan;
- 'volkstuin' uitsluitend een functie van volkstuin is toegestaan;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen en/of ruimten voor educatie en expositie voor zover bestaand;
- wegen, paden, erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.1, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit plaatsvindt in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- verblijfsrecreatie.
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Sport´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- sportvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van:
- de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1' uitsluitend een functie gericht op veld- en buitensporten is toegestaan;
- de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 2' uitsluitend een voetbalstadion is toegestaan;
- de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 3' uitsluitend een functie gericht op het beoefenen van de schietsport met handboog is toegestaan;
- de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 4' uitsluitend een functie gericht op het beoefenen van indoor-sporten is toegestaan;
- de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 5' uitsluitend een functie gericht op het beoefenen van de roeisport is toegestaan;
- de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 6' ook een op de sport gericht medisch centrum is toegestaan;
- de functieaanduiding 'golfbaan' uitsluitend een functie gericht op het beoefenen van de golfsport is toegestaan;
- de functieaanduiding 'ijsbaan' uitsluitend een functie gericht op het beoefenen van de schaatssport is toegestaan;
- de functieaanduiding 'sportschool' uitsluitend een sportschool is toegestaan;
- de functieaanduiding 'zwembad' uitsluitend een functie gericht op het beoefenen van de zwemsport is toegestaan;
- de functieaanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een functie gericht op het in de openlucht parkeren van motorvoertuigen, overwegend van bezoekers van het gebied Genneper Parken, is toegestaan;
- de functieaanduiding 'manege' uitsluitend een manege is toegestaan;
- horecavoorzieningen en detailhandel uitsluitend voor zover ter ondersteuning en ten dienste van de aanwezige sportvoorzieningen;
- (mede) voor behoud van de cultuurhistorische en/of architectonische en/of bouwkarakteristieke waarden en kenmerken van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'Karakteristiek';
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en verhardingen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
met dien verstande dat:
- een bedrijfswoning niet mag worden gesplitst in twee of meerdere woningen;
- kamerbewoning van een bedrijfswoning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie betreft;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- de toegestane maximale bebouwde oppervlakte als bedoeld in lid 17.2.1 onder c, d, e, f en h binnen de planperiode te vergroten, mits:
- de maximum bebouwde oppervlakte met maximaal 15% wordt vergroot tot een maximum van 150 m2;
- is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- binnen één jaar na realisatie van de bouwwerken is voorzien in een landschappelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig de notitie 'Uitgangspunten toepassing kwaliteitsverbetering landschap Noord-Brabant' zoals opgenomen in Bijlage 1, welke gedurende het gebruik van de bouwwerken in stand moet worden gehouden;
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe waarden' een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden;
- opslag en stalling in gebouwen plaatsvindt;
- de afwijking stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar is; en
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven.
- de toegestane maximale bouwhoogte van lichtmasten als bedoeld in lid 17.2.5 onder b, tot een maximum van 15 m, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuur netwerk brabant', mits de omgeving geen onevenredige hinder van de verlichting ondervindt.
17.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de van een bouwaanduiding 'Karakteristiek' voorziene bouwwerken nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen;
- ecologische voorzieningen zoals wildbegeleidende voorzieningen en faunapassages;
- nutsvoorzieningen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorend voorzieningen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals geluidwerende voorzieningen, en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Railverkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- railverkeersvoorzieningen;
- wegen ter plaatse van spoorwegovergangen;
- onderdoorgangen;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woonstraten en wegen;
- pleinen;
- voet- en fietspaden;
- onderdoorgangen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- kunstobjecten;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouw zijnde.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- zand- en sedimentvang;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - vlonder' een vlonder ten behoeve van de watersport;
met de daarbij behorende:
- oevers en taluds;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde.
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 21.1, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van woonboten/-schepen;
- het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep
- aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
- kantoor en/of praktijkruimte voor de uitoefening van een vrij beroep uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- kantoor op de begane grond van het woongebouw uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor';
- (mede)behoud van de cultuurhistorische en/of architectonische en/of bouwkarakteristieke waarden en kenmerken van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'Karakteristiek';
- groenvoorzieningen;
- uitsluitend een boomgaard of weide ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - boomgaard';
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- wegen en paden;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamergewijs bewoonde woning niet mag worden gewijzigd naar twee of meer woningen;
- kamerbewoning van een woning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie is;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft lid 22.2.3 onder d, voor de maximale goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
22.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet en/of de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de bouwwerken die zijn voorzien van de bouwaanduiding 'Karakteristiek' nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 23 Wonen - Landgoed
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
- aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwerkken van duurzame energie;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- een woning en/of kamergewijs bewoonde woning niet mag worden gewijzigd naar twee of meer woningen;
- kamerbewoning van een woning niet is toegestaan, tenzij het een bestaande situatie is;
- de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:
- de maximale goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw
- het bepaalde in lid 23.2.2 onder f mits geen knelpunten in de infrastructuur en verkeersveiligheid ontstaan en niet leidt tot een onaanvaarbare inbreuk op de ruimtelijke kwaliteit.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 24 Wonen - Woonwagenstandplaats
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
24.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 25 Leiding - Gas
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Leiding - Gas´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een (ondergrondse) gastransportleiding;
- met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
In geval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.1, en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Hoogspanning Bovengronds
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Leiding - Hoogspanning bovengronds´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- bovengrondse hoogspanningsleiding;
met daarbij behorende:
- belemmeringenstrook;
- voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
26.2 Bouwregels
Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 5 m en van hoogspanningsmasten 58 m.
Voor zover de bestaande situatie hoger is, dan gelden die maten als maximale bouwhoogte.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van:
- het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemming(en) worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende (basis)bestemming(en) van toepassing.
- het bepaalde in lid 26.2 en toestaan dat de bouwhoogte van hoogspanningsmasten maximaal 70 m is.
26.4 Specifieke gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 26.1, wordt in ieder geval gerekend een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Leiding - Hoogspanning Ondergronds
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de aanleg, het beheer en de instandhouding van de ondergrondse hoogspanningsverbinding, ziodat geen aantasting kan plaatsvinden van het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsverbinding;
met daarbij behorende:
- belemmeringenstrook;
- voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
27.2 Bouwregels
Op of in deze dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning ondergronds' begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de ondergrondse hoogspanningsverbinding.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemming(en) worden gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende (basis)bestemming(en) van toepassing.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Leiding - Leidingstrook
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van leidingen met een strook van 7,5 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
28.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de maximum hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen. De vloeroppervlakte van gebouwen is maximaal 20 m2.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 28.2 en toestaan dat de in de basis bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen worden gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
28.5 Afwijken van de gebruiksregels
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 28.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 28.4 en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder/directeur van het energiebedrijf.
28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde - Archeologie 2
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' (terrein van hoge archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 29.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden.
Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Archeologie 3
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (terrein van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 30.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden.
Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waarde - Archeologie 4
31.1 Betemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' (hoge verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
31.2 Bouwregels
31.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 31.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden.
Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waarde - Archeologie 5
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
32.2 Bouwregels
32.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 32.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden.
Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Waarde - Archeologie 6
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' (middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
33.2 Bouwregels
33.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 33.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden.
Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 34 Waarde - Archeologie 7
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 7' (lage archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
34.2 Bouwregels
34.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 34.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden.
Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor een afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ), en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen (behoud ex situ).
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie - 2
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
35.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- het bouwen van het bouwwerk is toegestaan krachtens de onderliggende andere bestemming(en), met dien verstande dat:
- advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit, waaruit blijkt dat met het bouwen van bouwwerken geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen;
- als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot een onevenredige verstoring van de cultuurhistorische waarden en kenmerken kan aan de omgevingsvergunning de verplichting worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorisch waarden en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.
35.3 Nadere eisen
Burgemeester er wethouders kunnen met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
35.4 Nederzettingen
35.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waarde - Ecologische Verbindingszone
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en beheer van een ecologische verbindingszone;
met daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
36.2 Bouwregels
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 37 Waarde - Natuur En Landschap
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van biotopen van flora en fauna, aardkundige, natuur- en landschappelijke waarden zoals beschreven in de bij de regels behorende Bijlage 2 Kwalitatieve beschrijving groen-/natuurgebieden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
37.2 Bouwregels
37.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouder kunnen met het oog op het belang van het behoud, bescherming en ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige waarden en kenmerken zoals beschreven in de bij de regels behorende Bijlage 2 Kwalitatieve beschrijving groen-/natuurgebieden, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Waterstaat - Water
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, rivieren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- zandvang;
- recreatief vaarwater;
met de daarbij behorende:
- andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, kaden, keermuren, aanlegsteigers, bruggen en sluizen.
38.2 Bouwregels
38.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.2.2 met inachtneming van de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van bruggen is 6 m;
- de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
- er geen onevenredige inbreuk wordt toegebracht aan het gebruik van de belendende percelen.
38.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 38.1 wordt in ieder geval gerekend :
- het aanleggen van woonschepen;
- het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
38.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 39 Waterstaat - Waterbergingsgebied
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het Regionale waterbergingsgebied en Reservering waterberingsgebied, met de daarbij behorende bouwwerken.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
39.2 Bouwregels
39.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het waterbergend vermogen van de gronden niet wordt aangetast. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen op een daatoe strekende omgevingsvergunning winnen zij advies in van het waterschap.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 40 Waterstaat - Waterkering
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een waterkering.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
40.2 Bouwregels
40.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de waterkering wordt niet onevenredig aangetast, bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming en burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkeringbeheerder.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 41 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 42 Algemene Bouwregels
42.1 Karakteristiek
42.2 Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:
- Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder gebouwen, met uitzondering ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' waar ondergronds bouwen niet is toegestaan;
- De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Artikel 43 Algemene Gebruiksregels
43.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 44 Algemene Aanduidingsregels
44.1 milieuzone - boringsvrije zone
44.2 milieuzone - waterwingebied
44.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
44.4 overige zone - attentiezone waterhuishouding
44.5 overige zone - behoud en herstel watersystemen
44.6 overige zone - natuur netwerk brabant
44.7 overige zone - groenblauwe waarden
44.8 geluidzone - industrie
Binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geen nieuwe geluidgevoellige functies en gebouwen toegestaan.
44.9 veiligheidszone - gasreduceerstations
44.10 veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' zijn geen nieuwe functies (zoals woningen, scholen, kinderopvangplaatsen en ziekenhuizen) toegestaan waar kinderen langdurig kunnen verblijven.
44.11 veiligheidszone - invloedsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.
44.12 veiligheidszone - luchtvaart
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - luchtvaart' zijn geen nieuwe objecten toegestaan waar(in) mensen verblijven.
44.13 veiligheidszone - luchtvaart 2
- Binnen de op de verbeelding aangegeven 'veiligheidszone - luchtvaart 2' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor de dagopvang van minderjarigen;
- Binnen de op de verbeelding aangegeven 'veiligheidszone - luchtvaart 2' zijn geen grote publiekstrekkers en evenementen toegestaan
- Binnen de op de verbeelding aangegeven 'veiligheidszone - luchtvaart 2'' zijn geen onderwijsgebouwen en/of hybride leeromgevingen toegestaan.
44.14 Veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied
Binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Uitbreiding van bestaande kwetsbare objecten is ook niet toegestaan.
44.15 veiligheidszone - PR10-6
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - PR10-6' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi), toegestaan. Uitbreiding van bestaande kwetsbare objecten is ook niet toegestaan.
44.16 vrijwaringszone - weg
- Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn, ongeacht het bepaalde in afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe bouwwerken toegestaan, met uitzondering van met de Rijksweg verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', mits door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
44.17 wetgevingszone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied
44.18 wetgevingszone - cultuurhistorische waarden
Artikel 45 Algemene Afwijkingsregels
45.1 Binnenplans afwijken
Tenzij al op grond van andere bepalingen uit hoofdstuk 2 kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maatvoering- en situeringseisen met maximaal 10%, met dien vertande dat:
- deze afwijkingsbevoegdheid in ieder geval niet van toepassing is op:
- het vergroten van een aanduiding 'bouwblok';
- bebouwingspercentages;
- een veehouderij binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', niet zijnde de bedrijfswoning;
- een uitbreiding van bestaande oppervlakte dierenverblijf.
- de afwijking van de oppervlaktematen en inhoudsmaten niet mag leiden tot een vergroting van >100 m2 en/ of >250 m3;
- ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' voor zover het betreft afwijking ten behoeve van het overschrijden van de voorgevelrooilijnen, de bestaande goot- en bouwhoogte of de bestaande dakhelling.
- deze afwijkingsbevoegdheid in ieder geval niet van toepassing is op:
- de bij recht in de regels gegeven maximum bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een bouwhoogte van maximaal 20 m is,mits de omgeving geen onevenredige hinder van verlichting ondervindt en met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan binnen de bestemming 'Natuur - 1';
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen.
- de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2,met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan binnen de bestemming 'Natuur - 1'.
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het landelijke karakter van het gebied;
- de binnen de bestemming(en) opgenomen waarden;
- het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 46 Parkeren
46.1 Bouwregel parkeren
- bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat aan de hand van de beleidsregeling 'Nota parkeernormen 2024' en de beleidsregeling 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' wordt bepaald of hieraan voldaan is;
- als de onder a. genoemde beleidsregelingen worden gewijzigd, wordt aan de hand van de nieuwe beleidsregeling(en) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
46.2 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
46.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de (fiets)parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 46.1, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Artikel 47 Parkeren Bij Wijziging Gebruiksfunctie
47.1 Verbod
Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, een en ander volgens de beleidsregeling 'Nota parkeernormen 2024' van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven zoals vastgesteld op 19 maart 2024 en opgenomen in Bijlage 10 bij de planregels.
47.2 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
Artikel 48 Voorwaardelijke Verplichting Groen En Waterberging
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in voldoende groenopgave, en indien van toepassing compensatie bestaand groen, en waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid, met dien verstande dat aan de hand van de 'Beleidsregel groen en water bij ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Eindhoven wordt bepaald of hieraan voldaan is;
- Als de onder lid 2 bedoelde beleidsregeling wordt gewijzigd, wordt aan de hand van de nieuwe beleidsregeling bepaald of sprake is van voldoende groenopgave, en indien van toepassing compensatie bestaand groen, en waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 49 Overgangsrecht
49.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
49.2 Afwijken
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 49.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 49.1 met maximaal 10%.
49.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 49.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
49.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
49.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 49.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
49.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 49.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
49.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 49.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 50 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Eindhoven 2023.
Bijlage 1 Uitgangspunten Toepassing Kwaliteitsverbetering Landschap Noord-brabant
bijlage 1 Uitgangspunten toepassing kwaliteitsverbetering landschap Noord-Brabant
Bijlage 2 Kwalitatieve Beschrijving Groen-/natuurgebieden
bijlage 2 Kwalitatieve beschrijving groen-/natuurgebieden
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bij Wonen
bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen
Bijlage 4 Archeologie:beschrijving En Waardering Van Gebieden
bijlage 4 Archeologie:beschrijving en waardering van gebieden
Bijlage 5 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2
bijlage 5 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2
Bijlage 6 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
bijlage 6 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b
Bijlage 7 Regeling Provinciale Risicokaart, Bijlage I
bijlage 7 Regeling provinciale risicokaart, Bijlage I
Bijlage 8 Sortiment Bomen En Beplanting Landschappelijke Inpassing
bijlage 8 Sortiment bomen en beplanting landschappelijke inpassing
Bijlage 9 Landschappelijke Inpassing 1
bijlage 9 Landschappelijke inpassing 1
Bijlage 10 Nota Parkeernormen 2024
bijlage 10 Nota parkeernormen 2024