KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Gronddepot Voorlopig
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Leiding - Leidingstrook
Artikel 10 Waterstaat - Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Toelichting Op Dit Hoofdstuk
1.2 Aanleiding
1.3 Milieueffectrapportage En Aanduiden Voorkeursvariant
1.4 Motivering Van De Onderdelen Van Dit Plan
1.5 Conclusie
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Project
2.1 Hoogwaardig Landschap
2.2 Inpassing Infrastructuur
2.3 Landschappelijke Kwaliteitsverbetering
2.4 Fietsstructuur
2.5 Parkeren
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid: Eindhoven, Best En Oirschot
3.6 Cultuurhistorie En Archeologie
3.7 Groen
3.8 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 4 Verwerving Van Gronden
Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf
5.1 Milieueffectrapport Voor Brainport Park Eindhoven
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Duurzaamheid
5.7 Bodem
5.8 Natuur
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Inleiding
6.2 Beleid Waterschap En Provincie
6.3 Huidige Situatie Van Het Watersysteem
6.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
7.2 Planmethodiek
7.3 Verbeelding
7.4 Planregels
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
8.2 Handhaving Voorliggend Plan
Hoofdstuk 9 Financiële Aspecten
9.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
10.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
10.3 Inspraak En Samenspraak
10.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Compensatieplan Nnb
Bijlage 2 Compensatieopgave Nnb
Bijlage 3 Ruimtelijke Kwaliteitsverbetering
Bijlage 1 Milieueffectrapport Brainport Park
Bijlage 2 Aanvulling Op Het Milieueffectrapport
Bijlage 3 Natuur
Bijlage 4 Stikstofdepositie
Bijlage 5 Concept Herbegrenzingsverzoek Met Bijlage
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Oplegnotitie Akoestiek
Bijlage 8 Memo Cumulatie Zonnedauw 10

Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best

Bestemmingsplan - Gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 06-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best met identificatienummer NL.IMRO.0772.80264-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.6 agrarisch gebruik

het in het kader van de exploitatie van een agrarisch bedrijf gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaande situatie

  • bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 brug

een permanente verbinding in een weg of pad over een andere weg dan wel water.

1.18 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.19 diepte bodemingreep

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).

1.20 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.

1.21 faunavoorziening

een voorziening inclusief toeleidende rasters die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, met uitzondering van een brug.

1.23 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.24 kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.25 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.26 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.27 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.28 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.30 peil (straatpeil)

0,3 meter boven kruin van de weg.

1.31 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.32 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.5 het bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Gronddepot Voorlopig

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Gronddepot voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een gronddepot;
  2. b. (ondergeschikte) verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels voorlopige bestemming

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 3.1 genoemde bestemming worden gebouwd tot een maximum bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat erfafscheidingen een maximum hoogte van 2 meter mag bedragen.

3.3 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1, geldt voor een periode van 5 jaar, te rekenen vanaf het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

3.4 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Gronddepot voorlopig' aangewezen gronden zijn, na het verstrijken van de termijn als bedoeld in lid 3.3, bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. (ondergeschikte) verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. faunavoorzieningen;
  5. e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.5 Bouwregels definitieve bestemming

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 3.4 genoemde bestemming worden gebouwd, niet zijnde (mest)silo's tot een maximum bouwhoogte van 6 meter, met dien verstande dat erfafscheidingen een maximum hoogte van 2 meter mag bedragen.

3.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 dan wel 3.4 wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt voor de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
  3. c. conform het luchthavenbesluit Eindhoven, oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden, vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties;
  4. d. in afwijking van het bepaalde in sub c. is het gebruik van de gronden zoals genoemd in sub c. toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf. Een verklaring van geen bezwaar wordt uitsluitend afgegeven als aan de hand van fauna-effectenstudie kan worden aangetoond dat het gewenste grondgebruik niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven Eindhoven.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en natuurwaarden;
  4. d. kunstobjecten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen -1' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);

met daarbij behorende:

  1. g. extensieve recreatie, zoals voet-, fiets- en ruiterpaden;
  2. h. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie ;
  3. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden;
  2. b. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  3. c. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  4. d. het behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken;
  5. e. het behoud, herstel en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
  6. f. duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 1' een faunavoorziening;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 2' een fietspad met een maximaal verhard oppervlak van 2.400 m2;

met daarbij behorende:

  1. i. extensief recreatief medegebruik;
  2. j. infrastructurele voorzieningen, voor zover het betreft onverharde wegen en paden;
  3. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  4. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.1 of lid 5.2.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gericht zijn op het natuurbelang of de natuurbeleving, zoals uitkijktorens, kijkhutten en vleermuiskelders, en met een maximale bouwhoogte van 6 meter.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, busstroken en busbanen, alsmede opstelstroken, in- en uitvoegstroken en op- en afritten, bestaande uit maximaal 2x1 doorgaande rijstroken, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' maximaal 2x2 doorgaande rijstroken zijn toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' een kruising met de rijksweg;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' uitsluitend een brug voor fietsers;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor oppervlaktewater, (recreatief) vaarwater, waterlopen alsmede het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. faunavoorzieningen;
  10. j. kunstwerken, zoals bruggen, tunnels of duikers;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4' zijn de gronden op maaiveld uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische waarden ten behoeve van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt;

met daarbij behorende:

  1. l. bushaltes;
  2. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  3. n. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  4. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels met het oog op de realisering van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 100 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. indien binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de natuurcompensatie overeenkomstig Bijlage 1 (Compensatieplan NNB) en Bijlage 2 (Compensatieopgave NNB) bij deze regels niet is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden;
  2. b. indien binnen 3 jaar na ingebruikname van de nieuwe infrastructuur de ruimtelijke kwaliteitsverbetering overeenkomstig Bijlage 3 (Ruimtelijke kwaliteitsverbetering) behorende bij deze regels, niet is gerealiseerd of in stand gehouden.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. oppervlaktewater;
  2. b. (recreatief) vaarwater;
  3. c. waterberging;
  4. d. waterhuishouding;
  5. e. waterlopen;
  6. f. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' een faunavoorziening;

met de daarbij behorende:

  1. h. voorzieningen, zoals bruggen of faunavoorzieningen;
  2. i. andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik, zoals bedoeld in lid 7.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanleggen van woonboten;
  2. b. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
  3. c. conform het Luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden, vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.
  4. d. in wijking van het bepaalde in sub c. is het gebruik van gronden zoals genoemd in sub c toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf. Een verklaring van geen bezwaar wordt uitsluitend afgegeven als aan de hand van fauna-effectenstudie kan worden aangetoond dat het gewenste grondgebruik niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven Eindhoven;
  5. e. indien op het moment van de ingebruikname van de gehele infrastructuur als bedoeld in dit plan het ecoduct ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' niet is gerealiseerd en vanaf dat moment niet in stand wordt gehouden.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Leiding - Gas´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een (ondergrondse) gastransportleiding;
  2. b. met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1, en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.


Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Leidingstrook

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van rioolleiding met een strook van 3 meter aan weerszijden van de aangeduide leiding.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waterstaat - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. oppervlaktewateren, zoals beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. b. waterberging en waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  1. c. andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen (enkelbestemmingen) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder met betrekking tot de vraag of door het bouwen het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 milieuzone - boringsvrije zone

Binnen de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn onverminderd het elders in dit bestemmingsplan bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.

12.2 overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' wordt de in de Verordening ruimte 2014 opgenomen aanduiding voor de NNB verwijderd.

12.3 overige zone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant - evz

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant - evz' wordt natuur toegevoegd vanwege nieuw te realiseren ecologische verbindingszone.

12.4 vrijwaringszone - weg

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn geen nieuwe bouwwerken toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone -weg' nieuwe bouwwerken toegestaan, mits daarvoor een positief advies van de wegbeheerder is afgegeven;
  3. c. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals genoemd in sub 1 en 2, die een toekomstige uitbreiding van de Rijksweg kunnen belemmeren ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' kunnen uitsluitend plaatsvinden na een positief advies daarover van de wegbeheerder:
    1. 1. het ophogen van gronden;
    2. 2. het aanbrengen van ondergrondse (infrastructurele) leidingen.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Afwijken met een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 meter is, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald. Uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 meter is. Uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven en de grenzen van de (functie)aanduidingen zodanig te wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of wordt vergroot en de grenzen van die (functie)aanduidingen daarbij met niet meer dan 5 meter worden verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Toelichting Op Dit Hoofdstuk

Het nu voorliggende bestemmingsplan Weginfrastructuur Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best is het eindpunt van een lang proces waarbij veel partijen zijn betrokken. In dit inleidende hoofdstuk is dit proces geschetst, zijn nut en noodzaak beschreven, zijn de tussentijds gemaakte keuzes toegelicht en is beschreven welke overwegingen ten grondslag liggen aan de in dit plan opgenomen tracés voor nieuwe infrastructuur. Hierbij wordt onder andere toegelicht welke wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het voorontwerp- en ontwerp-bestemmingsplan en welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld.

Dit hoofdstuk heeft de volgende inhoud:

  • in paragraaf 1.2 is de aanleiding en het doel van de aanpassingen van de weginfrastructuur beschreven;
  • paragraaf 1.3 beschrijft op hoofdlijnen de aanpak en uitkomsten van de milieueffectrapportage;
  • in paragraaf 1.4 is de nadere uitwerking en optimalisatie van de tracés beschreven.

1.2 Aanleiding

1.2.1 Aanleiding en genomen besluiten

De gemeenten Best, Eindhoven en Oirschot hebben het voornemen de bestaande infrastructuur in het noordwestelijk deel van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot aan te passen en nieuwe weginfrastructuur aan te leggen (figuur 1.1). De aanpassing van de weginfrastructuur is noodzakelijk vanwege de bestaande problemen met de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies (luchthaven Eindhoven en luchthavengebied, bedrijventerreinen Westfields en Goederendistributiecentrum Acht (GDC Acht), andere werk- en woongebieden) in het gebied. De bereikbaarheidsknelpunten nemen de komende jaren toe als gevolg van de autonome groei en als gevolg van de verdere ontwikkeling van Eindhoven Airport en het luchthavengebied.

De aanpak van de infrastructuur is tevens gerelateerd aan de Gebiedsontwikkeling Brainport Park, die onder andere voorziet in de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) en in maatregelen om het Groene Raamwerk te versterken. De Gebiedsontwikkeling Brainport Park (eerder bekend onder de naam Landelijk Strijp) komt onder andere voort uit de Structuurvisie Eindhoven. Een belangrijk onderdeel van de gebiedsontwikkeling is het gefaseerd ontwikkelen van de Brainport Industries Campus, die ruimte moet gaan bieden aan hoogwaardige bedrijvigheid in de high-tech maakindustrie. Deze ontwikkeling heeft raakvlakken met de aanpak van de infrastructuur. Dit is ook de reden waarom de Gebiedsontwikkeling en de aanpak van de infrastructuur in één milieueffectrapportage zijn onderzocht. Dit is nader toegelicht in paragraaf 1.3.

De Challengevariant

Aan het nu voorliggende plan gaat een lange geschiedenis vooraf, die meer uitgebreid is beschreven in paragraaf 1.2.3. Bij het ontwikkelen van plannen om de bereikbaarheid van het gebied structureel te verbeteren zijn naast de gemeenten Eindhoven, Oirschot en Best ook andere partijen betrokken geweest (SRE, provincie Noord-Brabant, Rijk en belangenorganisaties Brabants Landschap en de Milieufederatie). Zo is het Bereikbaarheidsplan voor de ontsluiting van dit gebied opgesteld, waarna in 2013-2014 na onderzoek de zogeheten 'challengevariant' in beeld kwam (zie figuur 1.2). Deze variant is in een bestuursconvenant tussen rijk, provincie, gemeente Eindhoven en Eindhoven Airport verankerd. Deze variant is als startpunt gebruikt voor het nadere onderzoek in de milieueffectrapportage (zie paragraaf 1.3) en de verdere optimalisatie van het voorkeurstracé (paragraaf 1.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0001.png"

Figuur 1.1: Globale ligging van het plangebied = rode cirkel (bron: www.gemeentenatlas.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0002.png"

Figuur 1.2: Voorkeurstracé Challengevariant volgens bestuurlijke afspraken

1.2.2 Nut, noodzaak en doelen

Nut en noodzaak: 3 redenen
De noodzaak tot het aanpassen van de infrastructuur heeft meerdere redenen:

  1. 1.
    1. In de bestaande situatie is er onvoldoende doorstroming van het verkeer op de belangrijke onderdelen van het wegennet in het noordwesten van Eindhoven.
  2. 2.
    2. Het mogelijk maken van het groene raamwerk (in het bijzonder de groene corridor Eindhovensedijk – Oirschotsedijk).
  3. 3.
    3. Garanderen van de bereikbaarheid van de luchthaven, de bestaande bedrijventerreinen en BIC.


Toelichting punt 1:
In de bestaande situatie is al sprake van onvoldoende doorstroming van het verkeer op belangrijke onderdelen van het wegennet in het noordwesten van Eindhoven. In de toekomstige situatie neemt de kwaliteit van de verkeersafwikkeling verder af. Dit blijkt uit de resultaten van de verkeersmodellen waarin de referentiesituatie is doorgerekend (in het kader van het MER voor de gebiedsontwikkeling Brainport Park). De referentiesituatie is de situatie die in 2020 en (verder doorkijkend) in 2030 zal ontstaan als wordt uitgegaan van de 'autonome ontwikkeling'. Dit houdt in dat rekening is gehouden met alle ruimtelijk-economische ontwikkelingen en de daaraan gerelateerde toename van de hoeveelheid verkeer, maar zonder aanpassingen van het wegennet. Uit de verkeersanalyses blijkt dat het voornaamste knelpunt wordt gevormd door de Anthony Fokkerweg, de aansluiting van deze weg op de N2 en de capaciteit van de N2 bij de aansluiting. Uit de doorrekening blijkt dat deze problemen zich in 2020 voordoen (tabel 1.1). In 2030 is de ernst van de knelpunten op de Anthony Fokkerweg verder toegenomen.


Gezien het belang van de Anthony Fokkerweg (en de aansluitende delen van de N2) voor de bereikbaarheid van de economische belangrijke werkgebieden in de westflank van Eindhoven (luchthaven Eindhoven en daar gesitueerde bedrijventerreinen, GDC Acht, Westfields) zijn maatregelen aan de infrastructuur noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0003.png"

Tabel 1.1: Beoordeling kwaliteit verkeersafwikkeling (uit twee verschillende rapportages Grontmij) zonder ingrepen in het wegennet bij de autonome ontwikkeling



Toelichting punt 2:
Onderdeel van de gebiedsontwikkeling Brainport Park is de aanpassing van het groene raamwerk. De ambitie is om het derde stadspark van Eindhoven te creëren door het versterken van natuur- en landschapsontwikkeling, creëren van recreatiemogelijkheden en het wegnemen van barrières. Om deze ambitie te realiseren is een herverdeling van het verkeer en daarmee aanpassing van de infrastructuur nodig.


Toelichting punt 3:
De verbetering van de infrastructuur is tevens nodig voor het garanderen van de bereikbaarheid van het noordwesten van Eindhoven in het algemeen, met als specifieke onderdelen de luchthaven, GDC Acht, BIC, en Westfields, zowel op de korte als de lange termijn.


Doelen

De voorgenomen ontwikkeling kent vanuit de bestaande situatie ten aanzien van de bereikbaarheid en gezien de autonome ontwikkeling daarin de volgende doelen:

  • borgen goede bereikbaarheid van Luchthaven Eindhoven (inclusief bedrijventerreinen bij de luchthaven);
  • borgen goede bereikbaarheid van bedrijventerreinen GDC Acht en Westfields;
  • mogelijk maken Groen Raamwerk (o.a. door afsluiten van Oirschotsedijk voor doorgaand autoverkeer);
  • mogelijk maken goede HOV verbinding (o.a. door gebruik Landsard uitsluitend voor HOV).


Voor de beoogde toekomstige ontwikkeling van de Brainport Industries Campus is aanvullend als doel gesteld:

  • mogelijk maken goede ontsluiting van de twee delen van de (toekomstige) BIC.


Een belangrijk middel om de bestaande en toekomstige knelpunten op te lossen is het ontlasten van dit gebied (en met name de Anthony Fokkerweg en de aansluiting op de N2/A2) door meer verkeer naar de aansluiting A58 Best te sturen en de aansluiting op de N2 te ontlasten. Dit geldt zowel voor 'autonoom' verkeer (van de bestaande stedelijke gebieden rekening houdend met een intensivering van het gebruik en dus een groei van de hoeveelheid verkeer ten opzichte van de bestaande situatie) als voor verkeer dat door BIC wordt gegenereerd.

Omdat de nieuwe infrastructuur ook structurerend werkt op de gebiedsontwikkeling en onderdeel wordt van de kaders waarbinnen de verdere ontwikkeling plaatsvindt, zijn de gebiedsontwikkeling en de ontwikkeling van de infrastructuur in één m.e.r. onderzocht. De doelen van zowel de bereikbaarheid als de gebiedsontwikkeling zijn relevant bij de afweging van de tracévarianten.

1.2.3 Genomen besluiten


Bereikbaarheidsplan 2010

De urgentie van de aanpassing van de infrastructuur is bestuurlijk bepaald bij de start van de gebiedsontwikkeling van (onder toen nog gehanteerde naam) Landelijk Strijp in 2009. Door de betrokken partijen (gemeenten Best, Oirschot, Eindhoven, SRE en RWS Noord-Brabant) is een intentieverklaring ondertekend om te komen tot een integrale visie op de bereikbaarheid van het gebied, gegeven de voorgenomen ambities. Op basis van de methodiek 'Ladder van Verdaas' is een maatregelenpakket opgesteld. Hieruit bleek dat een aanvullende aansluiting op de hoofdwegenstructuur (Randweg A2/N2) noodzakelijk is voor een goede ontsluiting van de diverse ontwikkelingen en het realiseren van de ambities. Randvoorwaarde hierbij was dat het onderliggend wegennet en de inzet van andere vervoerswijzen de druk op de nieuwe aansluiting dienen te verminderen. Het hele pakket aan maatregelen is nader uitgewerkt in het Bereikbaarheidsplan Landelijk Strijp van 2010, vervolgens bestuurlijk vastgesteld en als onderlegger gebruikt voor de planvorming en discussie over de landzijdige bereikbaarheid van Eindhoven Airport en de Aldersafspraken.


Challengevariant en nadere uitwerking
In 2013 is door de Challengegroep (Brainport Industries, Eindhoven Airport, Brabantse Milieufederatie, Brabants Landschap) een alternatief plan geponeerd als 'challenge' voor de verder planvorming voor de bereikbaarheid. Dit plan heeft als uitgangspunt het landschap als drager voor de toekomstige ontwikkelingen, het voorkomen van verdere versnippering in het gebied, het verbeteren van de bestaande aansluitingen Anthony Fokkerweg/Randweg A2-N2 (Eindhoven) en Erica/A58 (Best) en het ontwikkelen van een parallelle route langs het Beatrixkanaal die een goede verkeersverdeling over de bestaande aansluitingen op de hoofdwegenstructuur mogelijk maakt.


In de periode medio 2013 - medio 2014 is op basis van nadere studie door de samenwerkende partijen Challengegroep, gemeenten Oirschot, Best, Eindhoven, ministerie van Infrastructuur en Milieu en de provincie Noord-Brabant een verbeterde Challengevariant vastgesteld. Daarbij wordt uitgegaan van een noodzakelijke ontsluitende verbinding tussen GDC en de A58, door BIC noord, voor de waarborg van een voldoende verdeling van het autoverkeer over de beschikbare te verbeteren aansluitingen op het hoofdwegennet (Randweg A2/N2 en A58). De Challengevariant is er kort samengevat op gericht de Anthony Fokkerweg en de aansluiting daarvan op de Randweg te ontlasten door meer verkeer in de richting van de aansluiting op de A58 bij Best te sturen. Het totaal van de maatregelen is nodig om het verkeer in te toekomst in goede banen te leiden, zowel op het onderliggende wegennet in het gebied als van en naar de autosnelwegen. Deze verbeterde Challengevariant is vervolgens nader uitgewerkt en in een integrale afweging met partijen als oplossingsrichting gekozen voor de verdere planuitwerking. In een bestuursconvenant tussen rijk, provincie, gemeente en Eindhoven Airport is deze oplossingsrichting in maart 2015 als basis voor de verdere planuitwerking vastgesteld. Gedurende de rest van 2015 zijn in het kader van de milieueffectrapportage voor de Gebiedsontwikkeling Brainport Park verschillende varianten en alternatieven van de Challengevariant onderzocht. Dit is beschreven in paragraaf 1.3. Dit heeft geleid tot een nadere keuze voor de ligging van nieuwe infrastructuur. Dit is neergelegd in het voorontwerp-bestemmingsplan. Het voorontwerp heeft in alle gemeenten ter visie gelegen voor inspraak van 9 juni t/m 20 juli 2016 en daarna nogmaals in Oirschot van 20 oktober tot 17 november 2016.


Paragraaf 5.1.2 beschrijft de onderzochte alternatieven en maatregelen van het gekozen tracé.

1.2.4 Voorgaande plannen

Het tracé van de verbeterde infrastructuur in Eindhoven Noordwest doorkruist meerdere bestemmingsplannen. Voorliggend bestemmingsplan vervangt daarom een deel van de volgende bestemmingsplannen.


Gemeente Eindhoven

  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein GDC-Noord 2009, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 2 september 2014; onherroepelijk op 3 december 2014;
  • Bestemmingsplan Piroc-Strijpsche Kampen, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 24 juni 1996; onherroepelijk op 14 april 1997;
  • Bestemmingsplan Welschap A, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 28 november 1983; onherroepelijk op 14 februari 1987
  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein Eindhoven Airport, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 28 februari 2012, onherroepelijk op 27 februari 2013;
  • Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 22 augustus 2006, onherroepelijk op 29 april 2008;
  • Bestemmingsplan Brainport Industries Campus (cluster 1), vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 15 december 2015, onherroepelijk op 28 september 2016;
  • Bestemmingsplan Reconstructie A2/A67, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 6 maart 2007, onherroepelijk op 2 augustus 2007;
  • Bestemmingsplan Flight Forum, vastgesteld door de gemeenteraad van Eindhoven op 6 maart 2007, onherroepelijk op 23 augustus 2007.


Gemeente Oirschot

  • Bestemmingsplan buitengebied Oirschot 2e bestuurlijke lus, vastgesteld door de gemeenteraad van Oirschot op 16 december 2014;
  • Bestemmingsplan Strijpsche Kampen Noord, vastgesteld door de gemeenteraad van Oirschot op 25 maart 2008;
  • Bestemmingsplan Westfields Logistiek, vastgesteld door de gemeenteraad van Oirschot op 26 januari 2016.


Gemeente Best

  • Bestemmingsplan Buitengebied Best, vastgesteld door de gemeenteraad van Best op 21 januari 2008.

1.3 Milieueffectrapportage En Aanduiden Voorkeursvariant

1.3.1 Milieueffectrapportage Gebiedsontwikkeling Brainport Park

In 2015 is een MER voor de Gebiedsontwikkeling Brainport Park opgesteld (bijlage 1 bij deze toelichting). Dit MER is opgesteld ten behoeve van de ruimtelijke plannen voor BIC en voor het nu voorliggende bestemmingsplan voor de infrastructuur.

In het MER zijn, als onderdeel van de totale gebiedsontwikkeling, ook drie varianten voor de tracés van de Challengevariant onderzocht. Deze tracés zijn in samenhang beschouwd met de ontwikkeling van BIC. Het is de bedoeling dat BIC gefaseerd wordt ontwikkeld, met de eerste fase (BIC-Zuid, bestaande uit de clusters 1 en 2) ten zuiden van de Oirschotsedijk en de latere fasen ten noorden van de Oirschotsedijk (BIC-Noord).

Het MER is gebruikt in de bestemmingsplanprocedure voor de eerste fase van BIC (Cluster 1). Het MER heeft samen met het bestemmingsplan ter inzage gelegen en er zijn in het kader van het bestemmingsplan voor Cluster 1 van BIC zienswijzen over ingediend. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft een advies uitgebracht over het MER. Inmiddels is voor cluster 1 van BIC-zuid een onherroepelijk bestemmingsplan van kracht.

In 2016 is naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage over het MER, een aanvulling bij het MER (Bijlage 2) opgesteld. In deze aanvulling is specifieke informatie over de effecten van de infrastructuur opgenomen. Over het MER en de aanvulling is door de Commissie in november 2016 een positief toetsingsadvies uitgebracht

1.3.2 De alternatieven en varianten in het MER

De alternatieven en varianten in het MER zijn gebaseerd op combinaties van de clusters voor de bedrijvigheid voor BIC en varianten voor de situering van de nieuwe infrastructuur. In het MER is gekeken naar de gebiedsontwikkeling in 2020 (met een beperkt deel van BIC) en 2030 (met BIC geheel ontwikkeld). De varianten voor de infrastructuur zijn gebaseerd op de keuzes die in het kader van de Challengevariant zijn genomen. De tracévarianten zijn opgenomen voor beide jaren vanwege de voorgenomen periode van realiseren (voor 2020). Figuur 1.3 toont de varianten die voor de situatie in 2020 in het MER zijn beschouwd. Belangrijke onderdelen van de varianten zijn een noord-zuid verbinding tussen luchthavengebied en de aansluiting Best op de A58, en een oost-westverbinding tussen GDC Acht en de noord-zuid verbinding. De tracévarianten voor de oost-westverbinding lopen door het plangebied van BIC-Noord en zijn dus van belang voor de bereikbaarheid en de verkavelingsmogelijkheden van dat gebied.

De varianten zijn tot stand gekomen rekening houdend met de bestaande waarden en functies in het gebied, waaronder ecologische waarden (ligging NNB/-EVZ). In de varianten is nog geen rekening gehouden met de (op dat moment nog niet beschikbare) uitkomsten van het onderzoek naar het verbeteren van de A58 (InnovA58).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0004.png"

Figuur 1.3: Drie varianten voor infrastructuur met één stedenbouwkundige opzet 25 ha uitgeefbare kavels in BIC-zuid in 2020 zoals opgenomen in het MER Gebiedsontwikkeling Brainport Park. In deze varianten is alleen de ontwikkeling van BIC zuid (ten zuiden van de Oirschotse dijk) meegenomen. In de varianten voor 2030 zijn dezelfde tracévarianten onderzocht en is voor de ontwikkeling van BIC noord (ten noorden van de Oirschotse dijk) meegenomen

Een tracé voor de ontsluitingsweg (midden) door Westfields is niet realistisch en daarom ook niet in de onderzoeken van het MER betrokken. Een weg met de beoogde functie (80 km – weg) en de daaraan gerelateerde vormgeving en profilering past niet in een bedrijventerrein en is niet geschikt als ontsluitingsweg (erftoegangsweg) op het bedrijventerrein. Een 80-km weg zou vanwege de benodigde boogstralen een groot ruimtebeslag op het bedrijventerrein hebben, waardoor de verkavelingsmogelijkheden en het uitgeefbare oppervlak zouden worden beperkt, met negatieve gevolgen voor de haalbaarheid van het bedrijventerrein als gevolg. Een tracering buiten Westfields heeft deze nadelen niet.

1.3.3 Conclusies op basis van het MER

In het MER zijn de effecten van de alternatieven en varianten op natuur, milieu en landschap in beeld gebracht. Ook is onderzoek gedaan naar de verkeerseffecten en de mate waarin de varianten de bereikbaarheids-problemen oplossen.


Zoals beschreven in het MER en het achtergrondrapport Verkeer leiden de drie varianten tot een verbetering van de bereikbaarheid van het gebied (tabel 1.2). Uit de (verkeers)onderzoeken blijkt dat het doelbereik van de drie varianten maar weinig verschil vertoont.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0005.png"
Tabel 1.2: Beoordeling van de kwaliteit van de doorstroming in 2030, inclusief BIC (bron: Grontmij)


Uit aanvullend verkeersonderzoek, opgenomen in de aanvulling bij het MER (Bijlage 2), is de bijdrage van de varianten aan het oplossen van de bereikbaarheidsproblematiek geïllustreerd met gegevens over de verkeersprestatie van de drie varianten. Figuur 1.4 laat zien dat in de ochtendspits in het gebied de verkeersprestatie toeneemt (de infra verwerkt meer verkeer) terwijl de gemiddelde verblijftijd van verkeer in het gebied afneemt (verkeer is dus sneller op de plaats van bestemming). Deze verschillen tussen de varianten zijn relatief klein, waardoor bij de keuze van het voorkeurstracé andere overwegingen de doorslag kunnen geven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0006.png"
Figuur 1.4 Verkeersprestatie (aantal voertuigen) en verblijfsduur van voertuigen in het modelgebied, relatief ten opzicht van de referentie (ochtendspits, 2030)

Op basis van de informatie in het MER (over effecten op natuur en milieu, verkeerseffecten en doelbereik) en andere overwegingen is door de drie gemeenten gekozen voor tracévariant B voor de verdere planvorming en detailuitwerking van de tracés. De keuze van de gemeenten heeft plaatsgevonden op basis van een weging van de effecten en belangen, waarbij op dat moment nog geen duidelijkheid bestond over de uitkomst van InnovA58. Nadere informatie over doelbereik en dergelijke van variant B is opgenomen in de aanvulling bij het MER Gebiedsontwikkeling Brainport Park.


De in het MER beschouwde variant A is van de drie beschouwde varianten als minst gunstig beoordeeld. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de lastige inpassing van infrastructuur en ecoverbinding van de Ekkersrijt bij het Beatrixkanaal en de afbreuk die deze variant doet aan de beoogde ruimtelijke kwaliteit van BIC (doorsnijding van het 'hart' van BIC). Belangrijke nadelen van variant C zijn de doorsnijding van het archeologisch monument, het ruimtebeslag in en de verstoring van de NNB-ehs (met name in het noordelijk deel van het plangebied) en het ontbreken van een directe relatie met Westfields. Variant C is daarnaast minder robuust in relatie tot de ontwikkelingen in het kader van InnovA58.


De redenen om in 2015 te kiezen voor tracévariant B als basis voor de verdere uitwerking van de tracés (rekening houdend met de kleine verschillen in verkeerskundige effecten en het probleemoplossend vermogen van de drie alternatieven) zijn:

  • variant B leidt tot een betere aansluiting van het bedrijventerrein Westfields op de nieuwe infra-structuur;
  • er vindt bundeling plaats van de bedrijventerreinontwikkeling van Westfields en de noodzakelijke infrastructurele voorzieningen waardoor er minder sprake is van doorsnijding van het groene gebied tussen het Beatrixkanaal en de Erica;
  • variant B is minder gevoelig voor de onzekerheden in relatie tot de toekomstige aanpassing van de aansluiting Best op de A58 (waarnaar nog onderzoek loopt in het kader van InnovA58 en waarvan op dat moment nog niet duidelijk is wat de uitkomst zou zijn);
  • variant B ligt buiten het archeologisch monument dat is beschermd onder de Monumentenwet; mede gezien het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. is dit niet als een doorslaggevende reden beschouwd om een andere variant te kiezen;
  • alle varianten leiden in meer of mindere mate tot aantasting van het Natuur Netwerk Brabant (NNB); deze aantasting is bij variant C wat groter dan bij de andere varianten;
  • variant B (zoals opgenomen in het MER) kan worden geoptimaliseerd met betrekking tot de doorsnijding van het plangebied van BIC-Noord en de impact van de variant op de ruimtelijke kwaliteit.


Na het aanduiden van variant B is de verdere uitwerking van infrastructuur ter hand genomen. Dit is beschreven in paragraaf 1.4.

1.4 Motivering Van De Onderdelen Van Dit Plan

1.4.1 Uitwerking en optimalisatie

Na het aanduiden van variant B heeft een nadere uitwerking en optimalisatie van de tracés plaatsgevonden. Deze uitwerking heeft zich toegespitst op het tracé door het (mogelijke, toekomstige) plangebied van BIC-Noord en voor het tracé in het gebied tussen Westfields, Beatrixkanaal en Erica.

Tracé door plangebied BIC-Noord

Bij de keuze voor variant B (zoals onderzocht in het MER) als basis voor de verdere uitwerking is meegewogen dat het tracé door het plangebied van BIC-Noord niet optimaal is voor de voorgenomen, maar nog onzekere ontwikkeling van het deel van BIC ten noorden van de Oirschotsedijk. Het oorspronkelijke tracé van variant B doorsnijdt dit gebied schuin, waardoor het realiseren van een klein aantal grote aaneengesloten clusters voor bedrijvigheid (de 'campusontwikkeling', de essentie van BIC) wordt bemoeilijkt.


Er is daarom een optimalisatie doorgevoerd voor dit deel van het tracé. Bij de optimalisatie is gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van het tracé in relatie tot de mogelijke stedenbouwkundige indeling van het gebied in het geval in de toekomst in dit gebied bedrijvigheid (BIC) mogelijk gemaakt zou worden. Er is daarbij een aantal subvarianten bekeken. Deze analyse heeft uiteindelijk geleid tot de tracévariant B4 zoals weergegeven in figuur 1.5. Deze variant is de basis voor de variant die is opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan. De redenen voor dit tracé zijn (voor de situatie dat BIC wordt gerealiseerd) de mogelijkheden om te komen tot een goede stedenbouwkundige opzet van de campus van BIC. In de situatie zonder BIC is de motivering dat het tracé zich voegt in de bestaande structuur van het landschap en rekening houdt met de ligging van het NNB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0007.png"

Figuur 1.5: Tracé door plangebied BIC-noord


Optimalisatie tracé tussen kanaal en aansluiting

In het voorontwerp-bestemmingsplan is voor dit deel van het tracé gekozen voor een ligging nabij Westfields, waarbij rekening is gehouden met het beperken van de aantasting van een gebied dat van belang is voor fauna ( beschermde amfibieën en reptielen en van het archeologisch monument. Het tracé zoals opgenomen in het voorontwerp is weergegeven in figuur 1.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0008.png"

Figuur 1.6: Tracé zoals opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan. Hierbij is nog uitgegaan van de bestaande situatie van de aansluiting op de A58


Na het ter visie gaan van het voorontwerp-bestemmingsplan is de uitkomst van het InnovA58 onderzoek bekend geworden. Dit houdt in dat medio 2016 door het rijk na afstemming met de regio keuzes zijn gemaakt die door het rijk in een tracébesluit zullen worden opgenomen. Voor de aansluiting Best op de A58 leidt InnovA58 er (onder andere) toe dat de toe- en afritten naar de A58 worden verschoven en dat als gevolg daarvan ook de aansluiting van de toe- en afritten op de Erica verschuift.


De toekomstige wijziging van de aansluiting is de oorzaak geweest van een nadere afweging over de ligging van het tracé ten westen van het kanaal.


afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0009.png"


Figuur 1.7: Voorgenomen aanpassing aansluiting A58 Best (voorkeursvariant van InnovA58)

De studie InnovA58 heeft geleid tot een voorkeursvariant voor de toekomstige vormgeving en ligging van de aansluiting Best op de A58 (figuur 1.7). De nieuwe infrastructuur voor noordwest Eindhoven moet aansluiten op deze aansluiting. In vergelijking met de bestaande situatie (en met de situatie zoals beschouwd in het MER) wordt de kruising van de toe- en afritten met de Erica in zuidwestelijke richting verschoven. Voor de verkeersafwikkeling en een vlotte verbinding tussen luchthavengebied en A58 is een directe aantakking van de nieuwe infrastructuur op deze kruising de beste oplossing.


Om de nieuwe infrastructuur voor noordwest Eindhoven later goed aan te kunnen sluiten op de nog te verplaatsen aansluiting van de A58 is het tracé (in vergelijking met de variant B in het MER) in noordelijke richting verschoven, zodat één kruising ontstaat waar Erica, toe- en afrit van de A58 en de nieuwe infrastructuur samenkomen. Deze vormgeving maakt een goede afwikkeling van het verkeer mogelijk en leidt tot een vlotte en directe verbinding tussen het luchthavengebied en de A58. Het tracé zoals opgenomen in het voorontwerp is bij een verschoven aansluiting minder gunstig, onder andere omdat dan twee kruisingen op korte afstand van elkaar nodig zijn. Deze verkeerskundige optimalisatie heeft als consequentie dat het archeologisch monument wordt doorsneden. Mede gezien de inhoud van het advies van de Commissie m.e.r. over de archeologische waarden in het gebied en mede op basis van overleg met deskundigen is er, alles afwegende, uiteindelijk voor gekozen dit tracé door het archeologisch monument in het plan op te nemen. Voorafgaand aan de realisatie zal in overleg met de bevoegde instanties archeologisch onderzoek plaatsvinden.


Overige tracédelen
De overige delen van de nieuwe infrastructuur zijn uitgewerkt en geoptimaliseerd. Daarbij is rekening gehouden met de richtlijnen voor het ontwerp van wegen en kruisingen. Ook is rekening gehouden met de ligging van het NNB en met de inpassing in het landschap. Over de ligging van het tracé in relatie tot het NNB is onder andere overleg gevoerd met de provincie Brabant.

1.4.2 Overzicht van tracés en projectgebied

De uitwerking en optimalisatie leidt tot de inhoud van het plan zoals in hoofdlijn weergegeven in figuur 1.8.

Alle gronden die benodigd zijn om de infrastructurele aanpassingen te realiseren, behoren tot het projectgebied. Omdat het project over drie gemeenten verdeeld is en daardoor in drie bestemmingsplannen onderverdeeld is, verschilt het plangebied per bestemmingsplan. In figuur 1.8 is het gehele projectgebied weergegeven, alsmede de daarin onderscheiden plangebieden voor de afzonderlijke bestemmingsplannen voor de drie gemeenten. Het projectgebied bestaat daarmee uit drie plangebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0010.png"

Figuur 1.8: ligging projectgebied en plangebied

Het projectgebied betreft het totaal aan infrastructurele maatregelen alsmede de compensatie vanwege de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant en de landschappelijke inpassing van de infrastructuur. De compensatie van het NNB wordt in bijlage 3 bij deze toelichting en paragraaf 5.8 beschreven. De landschappelijke inpassing wordt in hoofdstuk 2.3 van deze toelichting (bijlage 3 bij de regels) onderbouwd. Van de infrastructurele maatregelen betreft een gedeelte aanpassing van bestaande wegen en verkeersaansluitingen. Daarnaast worden nieuwe infrastructurele voorzieningen gerealiseerd. Het projectgebied bestaat uit de volgende infrastructurele maatregelen:

  • Opwaarderen van de afwikkelcapactiteit van de Anthony Fokkerweg, de aansluitingen op de N2 en Flight Forum;
  • Aanleggen van een verbindingsweg westelijk langs het Beatrixkanaal tussen de A58 en de Anthony Fokkerweg (waaronder Spottersweg) en bijbehorende aansluiting op de Landsardseweg en de Luchthavenweg;
  • Aanleggen van een verbindingsweg tussen GDC Acht en de A58 via BIC Noord;
  • Realisatie van een hoogwaardig openbaar vervoer (HOV)-verbinding op de Landsard;
  • Realisatie van een aansluiting op bedrijventerrein Westfields.


Ter hoogte van de verbindingsweg door het plangebied van BIC Noord ligt een tijdelijk gronddepot van de gemeente Eindhoven. Het tracé doorkruist het gronddepot. Verplaatsing van het depot wordt in dit bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt.


De verbetering van de infrastructuur in Eindhoven-Noordwest is onderdeel van een groter geheel, namelijk de gebiedsontwikkeling Brainport Park. Omdat in essentie de haalbaarheid van het gehele project dient te worden aangetoond en beschreven, zijn alle onderzoeken en analyses uitgevoerd op het niveau van het project. Om deze zoveel mogelijk in tact te laten heeft een groot deel van de toelichting betrekking op het gehele project. Het komt derhalve voor dat tekstdelen geen direct gevolg hebben voor het betreffende plangebied maar wel van belang zijn om het project te verantwoorden en onderbouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0011.png"

Figuur 1.9: Overzicht van de inhoud van het plan

1.5 Conclusie

De analyse van de bereikbaarheidsproblematiek in het studiegebied heeft geleid tot de conclusie dat aanpassing en uitbreiding van de infrastructuur noodzakelijk is voor een goede bereikbaarheid van de economisch belangrijke bestaande functies (luchthaven Eindhoven en luchthaventerrein, bedrijventerreinen GDC Acht en Westfields, centrum Eindhoven) en van de (beoogde) toekomstige functies (in hoofdzaak BIC). Nieuwe infrastructuur is tevens noodzakelijk om invulling te kunnen geven aan de ambities van het Groene Raamwerk die hiervoor zijn vastgelegd. Deze ambities houden onder andere in het afsluiten van de Oirschotsedijk voor doorgaand autoverkeer ter plaatse van de kruising met het Beatrixkanaal en het mogelijk maken van een verbinding voor hoogwaardig openbaar vervoer tussen het centrum van Eindhoven en het luchthaventerrein.


De keuze voor de tracés die worden opgenomen in de bestemmingsplannen is gebaseerd op een lang en uitgebreid voortraject waarin alternatieven en varianten zijn onderzocht en afgewogen op doelbereik en op de effecten op natuur, milieu en ruimtelijke kwaliteit. Ook is geanticipeerd op de aanpassingen die door het rijk aan de snelweg A58 (meer specifiek bij de aansluiting A58) zullen worden gedaan. Daarbij is geconstateerd dat er geen tracés mogelijk zijn die geheel buiten het NNB vallen: ruimtebeslag in het NNB en doorsnijding van ecologische verbindingszones kan niet worden vermeden. Ook doorsnijding van het gebied met hoge archeologische verwachting is niet te voorkomen.

1.6 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het projectgebied en een beschrijving van het project, de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten, randvoorwaarden en het beleidskader voor dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 gaat in op de verwerving van gronden. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieuaspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid, met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Project

2.1 Hoogwaardig Landschap

Het projectgebied ligt aan de noordwestelijke zijde van de gemeente Eindhoven, voor een klein deel aan de zuidoostelijke zijde van de gemeente Oirschot en in de zuidelijke punt van het grondgebied van de gemeente Best.

Het gebied ligt gedeeltelijk in Brainport Park. Brainport Park is een van de drie stadsparken in Eindhoven en vervult daarmee een belangrijke functie als uitloopgebied voor inwoners van Eindhoven. Brainport Park is een groen en landelijk gebied van ca. 2000 ha. Het park huisvest vele stedelijke functies in een groene omgeving. Voorbeelden zijn de Internationale School, PSV trainingscomplex De Herdgang, Novotel en de toekomstige campus voor de high tech maakindustrie: Brainport Industries Campus. De Oirschotsedijk - de Groene Corridor - is de ruggengraat van Brainport Park. Samen met landschappelijke structuren als het Beatrixkanaal, de Ekkersrijt en de bosstructuren in het gebied wordt door deze landschappelijke sterke structuurelementen gestalte gegeven aan de ambitie om stad en land met elkaar te verbinden en zodanig de vestigingskwaliteit van de regio voor bewoners en bedrijfsleven te versterken. Brainport Park is dan ook onderdeel van nationaal park het Groene Woud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0012.png"

Figuur 2.1: Inpassingsvisie Brainport Park: Brainport Park

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0013.png"

Figuur 2.2: Inpassingsvisie Brainport Park: Drie Stadsparken

Brainport Park is, naast de Genneper Parken en het Stadspark De Karpen, het derde stadspark van Eindhoven. Dit stadspark bestaat uit twee belangrijke gebieden, namelijk het bosgebied tussen de Anthony Fokkerweg, Boschdijk, Bezuidenhoutseweg en het Beatrixkanaal en het open akkerland tussen de Anthony Fokkerweg en de Oirschotse Heide. Brainport Park gaat richting Oirschot over in de Aerlesche en Oirschotse Heide, een omvangrijk bos en heide complex. Aan de zuidzijde van de Oirschotsedijk / Eindhovensedijk ligt de legerkazerne De Ruyter Van Steveninckkazerne. Aan de noordzijde ligt Westfields, een bedrijventerrein dat is gericht op grootschalige logistieke bedrijvigheid.

In Brainport Park komen diverse bewegingen bij elkaar. In dit landschap van allure komen het Nationaal Landschap het Groene Woud en Brainport Avenue samen. Deze samenkomst van schijnbaar tegengestelde culturen biedt een uitgelezen kans om de stad-landverbinding een eigentijds gezicht te geven.

De gebiedsidentiteit voor Brainport Park ontstaat vanuit twee toekomstambities, waarin verbeteringen van landschaps- en natuurbeleving de rode draad zijn:

  • (be)leefbaarheid: verbeteren van het woon-, werk- en leefklimaat;
  • economisch: versterken van de concurrentiepositie van de Brainport regio Eindhoven en specifiek in dit gebied het versterken van keten van high tech toelever- en maakindustrie.

Het doel van de gebiedsontwikkeling Brainport Park is om de verbinding te leggen tussen lokale landschappelijke kwaliteiten en de top-technologische mondiale maakindustrie. Op die manier ontstaat een bijzondere toegevoegde waarde voor het landschap, zijn gebruikers, de stad en haar economie.

Om dat te bereiken wordt de bestaande kwaliteit van het landschap uitgebouwd en versterkt. De aandacht ligt zowel op het creëren van een kwalitatief hoogwaardige werklocatie, te midden van een natuurlijk landschapspark, als op het versterken van de kwaliteit van de stad Eindhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0014.png"

Figuur 2.3 Concept inpassingsvisie Brainport park: Lange Lijnen

Belangrijkste ruimtelijke dragers voor Brainport Park zijn naast de Groene Corridor (Groene Corridor is de naam van de het project waarbij delen van de Oirschotsedijk - Eindhovensedijk worden afgesloten voor doorgaand autoverkeer en de weg wordt ingericht als een royale fietsverbinding begeleid door eikenbomen tussen Eindhoven en Oirschot) de ecologische verbindingszone Ekkersrijt en het Beatrixkanaal. De Slowlane, een fietspad rond Eindhoven, ligt in Brainport Park naast het Beatrixkanaal.

Om de groene kwaliteit van Brainport Park te versterken en mogelijk te maken dat er ontwikkelingen plaats vinden in het gebied wordt het Groene Raamwerk versterkt. Het Groene Raamwerk is het stelsel van paden, lanen en bosstructuren in Brainport Park. Vaak is dat systeem onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) en liggen er wandel en/of fietspaden in verscholen. Het Groene Raamwerk zorgt er voor dat de typerende landschapskenmerken behouden blijven en ook een functie krijgen in de nieuwe betekenis van het gebied.

Naast groen- en landschapsontwikkeling ligt binnen het Groene Raamwerk de focus op recreatieve verbindingen binnen Brainport Park. Zogenaamde stad-landverbindingen die zorg dragen voor de toegankelijkheid van Brainport Park zelf, maar ook van de bereikbaarheid vanuit de woonwijken in Meerhoven en Woensel.

Tot die typerende landschapskenmerken behoort ook het feit dat het gebied, van A58 tot A2, wordt gekenmerkt door vier landschapstypen. De verschillen van die landschappen, de aanwezige flora en fauna, zijn belangrijke ontwerpuitgangspunten bij het ontwerp en de inpassing van de nieuwe infrastructuur.

Grofweg is het gebied in te delen in drie landschapstypen:

  1. 1. het gesloten boslandschap in het noorden;
  2. 2. het open akkerlandschap met daar doorheen de Ekkersrijt (Dekzandvlakte met beekdal);
  3. 3. het kleinschalige cultuurlandschap (mozaïek) in het zuiden rondom de Mispelhoef en de Landsard.
  4. 4. Een vierde landschapstype binnen Brainport Park, het Stadswoud, ligt ten zuiden van de Anthony Fokkerweg en heeft derhalve geen betrekking op de inpassing van de infrastructuur.

Het gesloten boslandschap in het noorden (midden-Brabants dekzandrug)

In het noordelijk deel van het plangebied is sinds grootschalige ontginningen veel bos aanwezig. Daarvoor heeft heide lange tijd dit gebied gedomineerd. De huidige stukjes heide (zoals de Aarlesche Heide) zijn nog de laatste overblijfselen. Heide vormt - met name in grotere oppervlaktes - een hele eigen levensgemeenschap met kenmerkende soorten en voegt daarmee extra natuurwaarden toe aan het gebied. De extreme omstandigheden, zoals voedselarm, zuur, soms droog of juist heel nat, zorgen voor specifieke soorten waardoor de biodiversiteit wordt verhoogd. Een grotere positieve invloed op de natuurwaarde wordt echter pas bereikt wanneer de heideterreinen groter zijn. Met name voor veel karakteristieke fauna zijn de huidige restanten te klein en te geïsoleerd. Het onderzoeksgebied wordt in de noordwesthoek begrensd door de Oirschotse heide, waardoor het wellicht mogelijk is met een aantal stapstenen en uitbreiding van de huidige stukjes een hogere soortenrijkdom te realiseren. Langs het Beatrixkanaal zal plaatselijk gestreefd worden naar het ontwikkelen van heide.

Het open akkerlandschap (dekzandvlakte met beekdal)

Het gebied ten noorden van de Anthony Fokkerweg heeft een afwisselend beeld. Het is een landschap waarin kleine bossen, weiden en akkers elkaar afwisselen. Het middendeel wordt gekenmerkt door het beekdal van de Ekkersrijt. Het ligt aanmerkelijk lager dan de omgeving waardoor plaatselijk vernatting optreedt. Vanaf de snelweg A2/N2 is een doorzicht door het plangebied mogelijk. De openheid is kenmerkend voor dit beekdallandschap. Het Beatrixkanaal is een zichtbare doorsnijding.

Kleinschalige cultuurlandschap (Dekzandrug)

Rondom Acht en ten zuidoosten van het projectgebied is gedurende de eerste helft van de 19e eeuw een brede strook met landbouw ontstaan. Van de ontginning van Acht is nog een groot deel herkenbaar: de buitencontour in de vorm van een deel van De Anthony Fokkerweg en de Mispelhoefstraat.

Het gebied ten noorden van de Anthony Fokkerweg heeft een fijnmazig en afwisselend beeld. Het is een mozaïek waarin kleinschalige bossen, weiden en akkers elkaar afwisselen. Daarnaast geven monumentale lanen als de Landsard, Rijtackerweg, Mispelhoefstraat en de Oirschotsedijk het gebied structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0015.png"

Figuur 2.4: Concept inpassingsvisie Brainport Park: Drie Landschappen

Concept landschappelijke inpassing

De Challenge en haar kunstwerken kruisen verschillende structuren en landschappen. De weginrichting van de Challenge variant wordt geen context vreemde ontwikkeling. De beleving op de nieuwe wegen kleurt mee met haar omgeving. De weg volgt de landschappelijke structuren en de kwaliteiten van het landschap worden versterkt of op zijn minst gerespecteerd. De weg is ingetogen vormgegeven, zorgvuldig gedetailleerd zodat de aandacht wordt gevestigd op de landschappelijke kwaliteit van de omgeving. De weg kent om dat effect te versterken een rustig en continu profiel. Kruispunten en kunstwerken liggen op overgangen tussen landschappen of bijzondere passages. Bij het ontwerp van de ligging is steeds het doel geweest om landschappelijke elementen (bos, dijk, beekdal etc.) zo groot mogelijk te houden.

Compensatie

Compensatie van aantasting van de NNB, bomen die gekapt worden en vallen onder de Boswet, bomen die gekapt worden en vallen onder de APV, vindt in principe plaats binnen het plangebied. Voor de in het plangebied voorkomende plant- en diersoorten leiden de wegenstructuren en het Beatrixkanaal tot versnippering van het leefgebied. Door de nieuwe wegenstructuur zal deze versnippering toenemen. Om de negatieve effecten van de versnippering te mitigeren, en daarmee het verbindende principe van de NNB te realiseren, worden op diverse locaties faunapassages gerealiseerd. Deze kunnen afhankelijk van de locatie en mogelijkheden bestaan uit een faunabrug over het Beatrixkanaal, een aantal faunatunnels en/of natuurvriendelijke loopstroken onder verkeersbruggen door (Ekkersrijt, Beatrixkanaal). Als stapstenen kunnen elementen als poelen in het gebied worden toegepast. Het compensatieplan NNB is onderdeel van dit bestemmingsplan (zie paragraaf 5.8 Natuur). De Verordening Ruimte 2014 vraagt om verbetering van natuurwaarden in de NNB. En de Flora- en faunawet vraagt om mitigerende en compenserende maatregelen voor bepaalde soorten. De invulling van deze regels kan natuurelementen met zich meebrengen die ook van invloed zijn op de uiteindelijke invulling van het landschap.

De hoofdstructuur van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) is gericht op de verbinding tussen het stadspark / stadswoud en Oirschotse heide / Groene woud. Het gebied kent 2 ecologische verbindingszones: Beatrixkanaal en Ekkersrijt. De Ekkersrijt dient ontwikkeld te worden als onderdeel van de campus. Niet alleen als ecologische verbindingszone, maar ook als onderdeel van de wateropgave (waterberging) in het gebied. De bospercelen in het gebied zijn vrijwel allemaal aangewezen als Natuur Netwerk Brabant.


Aantasting van de NNB dient tot het minimum beperkt te worden. Het NNB moet juist een positief saldo krijgen door versterken van de natuur, via de aanleg van de ecologische verbindingszone Ekkersrijt, faunapassages, de aanleg van poelen als stepping stones, houtsingels, heide ontwikkeling en het versterken van de reeds aanwezige (NNB) bosgordel structuur.

2.2 Inpassing Infrastructuur

Bij de inpassing van de infrastructuur wordt in beginsel de structuur van het landschap gevolgd en worden de grote landschappelijke elementen waar mogelijk versterkt.

Ten behoeve van het verbeteren van de bereikbaarheid worden verschillende maatregelen uitgevoerd (zie figuur 2.4). Ten westen van het Beatrixkanaal wordt een nieuwe verbindingsweg aangelegd tussen de afslag A58 bij Best en Flight Forum. Vanaf de afslag A58 bij Best volgt de nieuwe verbindingsweg deels de Erica in Oirschot, gaat via een nieuw tracé ten noorden van het bedrijventerrein Westfields naar de Spottersweg in Eindhoven om vervolgens via een nieuw tracé aan te sluiten op Flight Forum en de Anthony Fokkerweg. Via Flight Forum en Anthony Fokkerweg krijgt de parallelstructuur een verbinding met de N2.

De nieuwe verbindingsweg doorkruist verschillende landschapstypen. De ambitie van de vormgeving is om enerzijds de verstoring te beperken. De weg volgt derhalve de landschappelijke structuren en het profiel is, daar waar het vanuit verkeerskundige aspecten niet noodzakelijk is, ingericht zonder middenberm. Anderzijds is het de ambitie om de weggebruiker de verschillende landschapstypen te laten ervaren. De rijbaan zelf is daarom continu, helder en eenduidig. De omgeving, de inrichting van de berm en de vormgeving van de kunstwerken is afgestemd op de onderliggende kwaliteiten van het landschap. De weg wordt daarmee zodanig in het landschap ingepast dat aanwezige landschapstypen herkenbaar blijven. Het profiel bestaat uit twee rijstroken met aan beide zijden een berm die dient als vlucht- en bergingszone maar ook eenzijdige ongevallen voorkomt. De rijrichtingen zijn soms fysiek, maar vooral door middel van markeringen van elkaar gescheiden.

Tussen de afslag A58 bij Best en de Luchthavenweg wordt de weg uitgevoerd als 80 km/uur weg. Tussen de Luchthavenweg en Flight Forum krijgt de weg een snelheid van 70 km/uur. De weg is op dit laatste deel namelijk binnen de bebouwde kom van Eindhoven gelegen.

Om het verkeer goed en veilig af te wikkelen wordt de Anthony Fokkerweg verbreed, inclusief de bruggen over de rijksweg en het kanaal. Verder worden de aansluitingen op de N2 geoptimaliseerd. Het verkeer, komende vanuit Flight Forum, dat richting het zuiden wil rijden, gaat via een bypass naar de N2. Daarvoor is een aanpassing rond en op het terrein van Novotel nodig.

Op Flight Forum vinden op kruispuntniveau aanpassingen plaats. Er worden op verschillende locaties extra opstelstroken ter verbetering van de verkeersdoorstroming aangelegd waar nu bermen zijn gelegen. Om de groenstructuur op Flight Forum op eenzelfde niveau te houden worden daarom bij de nieuwe opstelstroken de fietspaden verlegd.

De ligging van de nieuwe verbindingsweg tussen de Luchthavenweg en de A. Fokkerweg is zo bepaald dat deze rekening houdt met bestaande waardevolle natuur en mogelijkheden voor optimalisatie van het Natuur Netwerk Brabant die hier is gelegen. Ook de ligging van de hoge druk gasleiding, en de wettelijke bepalingen die daarmee gepaard gaan, heeft invloed op de ligging van deze nieuwe verbindingsweg.

Eindhoven Airport wordt via de Luchthavenweg ontsloten op de verbindingsweg van waar uit bezoekers aansluiting krijgen op het landelijke wegennet. Bezoekers kunnen kiezen om via afslag A58 bij Best of via de N2 naar en van Eindhoven Airport te reizen. Het kruispunt Spottersweg/Luchthavenweg wordt zodanig vormgeven dat niet alleen het autoverkeer van en naar Eindhoven Airport kan worden afgewikkeld maar dat ook het HOV, komende vanuit de Landsard, op een vrije baan van en naar Eindhoven Airport kan rijden. Het HOV maakt gebruik van de bestaande brug over het Beatrixkanaal. Het HOV krijgt in de toekomst een verbinding met het nog te realiseren NS-station Eindhoven Airport.

Het zuidelijke deel van de Brainport Industries Campus (BIC) wordt via een nieuw aan te leggen brug over het Beatrixkanaal ontsloten op de verbindingsweg. Op dit punt sluit ook de Landsardseweg aan op de verbindingsweg. De positie van het kruispunt Landsardseweg/BIC-Zuid is bepaald aan de hand van de saneringsmogelijkheden van het defensieterrein op Eindhoven Airport en de te realiseren stedenbouwkundige structuur van het zuidelijke deel van BIC. Dit kruispunt is de enige auto-ontsluiting voor BIC-Zuid. In het geval van calamiteiten en afsluitingen kan het auto-verkeer tijdelijk gebruik maken van de HOV-baan. De Spottersplek blijft nagenoeg op dezelfde locatie liggen in het verlengde van de start/landingsbaan. De ontsluiting van de Spottersplek is direct naast de verbindingsweg gelegen en wordt ingericht als een fietsstraat. De in- en uitgang van de Spottersplek is aan de Landsardseweg gelegen.

Het goederendistributiecentrum Acht (GDC) en de nog te ontwikkelen noordelijke bedrijvenclusters van BIC krijgen via noordelijke ontsluiting een aansluiting op de verbindingsweg. Om deze verbinding te kunnen maken, wordt er onder andere een nieuwe brug gerealiseerd over het Beatrixkanaal. Op hetzelfde punt waar de ontsluiting door BIC- Noord aansluit op de verbindingsweg krijgt ook bedrijventerrein Westfields een aansluiting op de verbindingsweg.

De Majoor De Ruyter van Steveninck Kazerne sluit in eerste instantie via de bestaande Erica met een T-splitsing aan op de verbindingsweg. Later wordt de aansluiting van de A58 op de Erica naar het westen verplaatst en wordt een viertaks kruispunt gerealiseerd. Ook het bedrijventerrein Westfields wordt ontsloten op de Erica en krijgt hiermee een tweede aansluiting op de verbindingsweg tussen de Lucthhavenweg en de Anthony Fokkerweg.

De weg door BIC-Noord maakt deel uit van het landschap van BIC en krijgt daarom een andere uitstraling dan de verbindingsweg. Het tracé van de weg door BIC-Noord is zodanig gekozen dat er voldoende ruimte over blijft voor de nog te realiseren bedrijvenclusters en dat het landschap op een kwalitatieve wijze kan worden ingepast. Het wegvak door BIC- Noord wordt in eerste instantie een 60 km/uur weg. Later, bij de ontwikkeling van BIC-Noord wordt de weg omgevormd tot een 50 km/uur weg binnen de bebouwde kom met twee kruispunten ter ontsluiting van BIC-Noord. De weg wordt ingericht met een profiel van 2 rijstroken met aan beide zijden een berm en sloot. De rijrichtingen worden fysiek van elkaar gescheiden.

De weg door BIC-Noord loopt van de rotonde bij de Schakel onder de N2/A2 door via BIC-Noord naar de verbindingsweg A58-A. Fokkerweg. Tussen de A2 en rotonde De Schakel krijgt de nieuwe weg - een parallel ligging aan de Mispelhoefstraat. Ter plaatse van de ecologische verbindingszone van het riviertje de Ekkersrijt in BIC-Noord komt een brug van ongeveer 60 meter. In deze 60 meter kan onder de brug door een kwalitatieve ecologische verbindingszone worden gerealiseerd met fiets en wandelpaden die de bedrijvenclusters van BIC met elkaar verbinden. Vervolgens gaat de weg door BIC-Noord over een nieuwe aan te leggen brug over het Beatrixkanaal en sluit aan op de verbindingsweg A58-A. Fokkerweg.

Tussen de Landsardseweg en Erica doorsnijdt de verbindingsweg A58 - A. Fokkerweg drie verschillende landschapstypen. De inrichting van de bermen en de bijbehorende watergangen is hier op afgestemd. Het profiel van de rijbaan blijft echter ongewijzigd. Ter hoogte van de Oirschotsedijk/Eindhovensedijk (Groene Corridor) is een ongelijkvloers kruispunt opgenomen. Op deze wijze conflicteert het doorgaande verkeer op de verbindingsweg A58 - A. Fokkerweg niet met de grote langzaam verkeersstromen op de dijk. De verbindingsweg volgt hier de maaiveldhoogtes en de dijk wordt met een brug verder verhoogd.

Na dit ongelijkvloerse kruispunt bepaalt een aantal dwangpunten de verdere ligging van de verbindingsweg. Dwangpunten zijn heidevelden met waardevolle flora en fauna, archeologisch monument, defensie oefenterreinen, recreatieverblijf De Sprinkhaan en het meest reële scenario voor de toekomstige ligging van de aansluiting Best op de A58. Deze aansluiting wijzigt in het kader van het project InnovA58, waarmee Rijkswaterstaat een verbeterde doorstroming op de A58 wil bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0016.png"

Figuur 2.5: Weginfrastructuur autoverkeer bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0017.png"

Figuur 2.6: Totale weginfrastructuur gebiedsontwikkeling Brainport Park, inclusief fietsverbindingen (geel) en HOV (blauw).

2.3 Landschappelijke Kwaliteitsverbetering

Bij de inpassing van de infrastructuur wordt in beginsel de structuur van het landschap gevolgd en worden grote landschappelijke elementen waar mogelijk versterkt. In vier gebieden wordt binnen de Challengevariant een (ecologische) kwaliteitsimpuls gegeven aan het landschap. Het betreft het versterken van:

  • de ecologische kwaliteiten van de groenblauwe mantel ten noorden van Westfields;
  • de ecologische verbindingszone Ekkersrijt vanaf Eindhoven Airport tot in BIC-Noord;
  • landschappelijke inpassing van de weg door BIC-Noord;
  • de ecologische verbindingszone en inrichting van het Beatrixkanaal tussen A58 afslag Best en Anthony Fokkerweg.

Groenblauwe mantel ten noorden van Westfields;

De verbindingsweg A58-Anthony Fokkerweg doorsnijdt ten noorden van het bedrijventerrein Westfields de groenblauwe mantel. De groenblauwe mantel bestaat hier voornamelijk uit schrale berken- en dennenbossen, een aantal heidevelden en een tweetal poelen. Met name de poelen en heidevelden zijn van ecologische betekenis. In de heidevelden bevindt zich de levendbarende hagedis en de poelkikker en een aantal andere amfibieën gebruiken de poelen in het gebied. Om het leefgebied van de amfibieën en reptielen na de aanleg van de verbindingsweg in stand te houden en te versterken worden in de groenblauwe mantel een tweetal poelen toegevoegd aan de twee aanwezige poelen. De omgeving van de poelen wordt zodanig ingericht dat er voldoende licht aanwezig is. Op het punt waar de migratie verstoord wordt door de verbindingsweg wordt een faunatunnel aangelegd. Om het leefgebied voor flora en fauna te verbeteren worden de bosranden rondom de heidegebieden kwalitatief verbeterd door het aanbrengen van een mantelzoom vegetatie. Deze structuurrijke bosranden zijn ook gunstig voor andere doelsoorten. Onderzocht wordt om een deel van de productiebossen tussen de twee heidevelden te vervangen door heide of mantelzoom vegetaties. Ter plaatse waar deze mogelijke heidecorridor de verbindingsweg kruist wordt een faunatunnel aangelegd.

Om dit gedeelte van de groenblauwe mantel te verbinden met het gedeelte ten westen van de Erica wordt onder de Erica een faunatunnel aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0018.jpg"

Figuur 2.6: ecologische maatregelen in groenblauwe mantel

EVZ Ekkersrijt

Op dit moment loopt het riviertje de Ekkersrijt vanaf het terrein van defensie met een krappe duiker respectievelijk een sifon, onder de Oirschotsedijk en het Beatrixkanaal door naar BIC-Noord. Tussen de Oirschotsedijk en de sifon is het riviertje de Ekkersrijt gekanaliseerd. In de Challengevariant wordt de ecologische verbinding van de Ekkersrijt versterkt en landschappelijk beter ingepast. Komende vanaf het terrein van defensie gaat de Ekkersrijt met een duiker (inclusief faunapassage) onder de verbindingsweg door. Na dit punt meandert de Ekkersrijt , onder de lange fietsbrug van de Groene Corridor door, naar de sifon bij het Beatrixkanaal. Dit gebied waar de Ekkersrijt doorheen meandert is open en laag gelegen en wordt bij overvloedige regenval gebruikt als waterberging voor de Challengevariant en Westfields. Door het realiseren van een lange fietsbrug wordt het open landschap ten noorden en zuiden van de Groene Corridor met elkaar verbonden en kunnen waardevolle boomgroepen en bomen worden ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0019.png"

Figuur 2.7: Ekkersrijt in relatie tot de Groene Corridor

Op de plek waar de Ekkersrijt het Beatrixkanaal kruist wordt de sifon gehandhaafd. Om een ecologische verbinding te maken met de Ekkersrijt in BIC- Noord en met de oostelijke oever van het Beatrixkanaal wordt een ecoduct over het Beatrixkanaal gerealiseerd. Dit ecoduct is maximaal 2,5 meter breed en is bedoeld voor amfibieën, kleine marterachtigen en eventueel reeën

De Ekkersrijt in BIC Noord maakt integraal onderdeel uit van de ontwikkeling van het landschap waarin de BIC-clusters worden gerealiseerd. De EVZ van de Ekkersrijt wordt in BIC-Noord verbreed naar 60 meter waarin landschapsontwikkeling plaats kan vinden. Om een open en kwalitatieve verbinding te krijgen met het gebied ten noorden van de weg door BIC-Noord, kruist de nieuwe weg middels een brug van 60 meter lengte het beekdal van de Ekkersrijt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0020.png"

Figuur 2.8: Kruising Ekkersrijt met de weg door BIC Noord (=LR)

Inpassing weg door BIC-Noord

De weg door BIC-Noord komt te liggen in het open landschap waar de Ekkersrijt doorheen stroomt. Een krachtige boomstructuur (drie tot vier rijen) markeert een nieuwe lijn in het landschap. Deze lijn refereert aan andere landschappelijke lijnen zoals de Groene Corridor, het Beatrixkanaal, de Ekkersrijt, de Slowlane en de nog aan te leggen weg door BIC- Zuid die geflankeerd wordt door 1 of meerdere bomenrijen. In de toekomst, als de noordelijke BIC-clusters zijn gerealiseerd, maakt deze weg onderdeel uit van het BIC.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0021.png"Figuur 2.9: doorsnede weg door BIC- Noord (=LR)

NNB en EVZ Beatrixkanaal

Op een aantal plekken tussen Best en de Anthony Fokkerweg wordt de landschappelijke en ecologische kwaliteit van EVZ Beatrixkanaal verbeterd. De verbindingsweg A58-Anthony Fokkerweg komt zodanig in het landschap te liggen dat aan beide zijden van het Beatrixkanaal een robuust NNB en EVZ ingericht kan worden van minimaal 25 meter breed. Samen met bestaande en nog aan te leggen bosgebieden naast het Beatrixkanaal vormt het Beatrixkanaal een belangrijke schakel tussen het Stadswoud en de Oirschotse Heide. Bij de inrichting van het groen naast het Beatrixkanaal worden in het NNB en de EVZ de voorwaarden geschapen om schrale graslanden opnieuw tot ontwikkeling te laten komen (in het verleden lagen hier glanshaverhooilanden). Met beplanting wordt rekening gehouden dat vanaf de Slowlane het Beatrixkanaal en de BIC- clusters zichtbaar en beleef baar zijn. Via een nieuw aan te leggen ecoduct over het Beatrixkanaal krijgt de EVZ een verbinding met de EVZ Ekkersrijt. Om de EVZ zo min mogelijk te verstoren lopen de oevers onder de bestaande en nieuw aan te leggen viaducten geheel of gedeeltelijk door.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0022.png"

Figuur 2.10: kanaalzone is verbinding tussen Stadswoud en Oirschotse heide (LR)

2.4 Fietsstructuur

Onderdeel van de bereikbaarheidsopgave Eindhoven Noordwest is de fietsstructuur. De twee belangrijkste ontsluitingen voor de fiets zijn de Slowlane en de Groene Corridor. De Slowlane is ter plaatse van Eindhoven Noordwest reeds gerealiseerd en ligt op de oostoever van het Beatrixkanaal. Uitgangspunt is dat de Slowlane ongelijkvloers kruist met het autoverkeer. Dit betekent dat de Slowlane ter plaats van de twee nieuw te realiseren bruggen over het kanaal wordt verlaagd.

De Groene Corridor wordt een aantrekkelijke langzaam verkeersverbinding tussen Oirschot en Eindhoven en loopt over de Oirschotsedijk/Eindhovense dijk. Dit betekent dat de kruising Spottersweg/Oirschotsedijk gaat verdwijnen en niet meer toegankelijk is voor autoverkeer. Op deze plek komt een fietsbrug. Deze fietsbrug ligt in het verlengde van de Oirschotsedijk, gaat over het Beatrixkanaal, de verbindingsweg A58- A. Fokkerweg en het riviertje de Ekkersrijt en sluit vervolgens aan op de Eindhovensedijk. Het autoverkeer en hulpdiensten maken in de toekomst gebruik van de verbindingsweg A58-A. Fokkerweg. De Oirschotsedijk wordt pas afgesloten voor doorgaand autoverkeer nadat de Challenge Variant is gerealiseerd, om te voorkomen dat er extra belemmeringen voor het autoverkeer optreden.

Aanvullend op deze twee fietsroutes komen in Eindhoven Noordwest nog primaire en recreatieve fietsroutes te liggen. Recreatieve fietsroutes maken onderdeel uit van het landschapsplan van BIC en Westfields. Primaire fietsroutes worden zoveel mogelijk gekoppeld aan de nieuwe en bestaande infrastructuur en krijgen verbindingen met de Slowlane en de Groene Corridor. Om deze verbindingen te kunnen maken worden de nieuwe bruggen over het Beatrixkanaal voorzien van fietspaden. In het verlengde van de Luchthavenweg komt een aparte fietsbrug.

Voor de primaire fietsroute via de A. Fokkerweg wordt een nieuwe fietsbrug over de A2/N2 aangelegd. Deze is nodig omdat doorstromingsmaatregelen voor gemotoriseerd verkeer ten koste gaan van de fietspaden op de bestaande brug. Een nieuwe brug biedt fietsers meer comfort en houdt de primaire fietsroute in stand. Ook tussen N2 en Novotel voorziet het ontwerp in een fietsbrug, zodat fietsers ongelijkvloers de nieuwe bypass kruisen. De benodigde vrije doorrijhoogte op de bypass is aanleiding om de fietsbrug bochtig vorm te geven.

2.5 Parkeren

In het plangebied worden geen ontwikkelingen gerealiseerd die aanleiding geven om extra parkeervoorzieningen te realiseren. Het bestemmingsplan voorziet alleen in de uitbreiding en aanleg van infrastructuur.

Medio 2012 hebben burgemeester en wethouders van Eindhoven het parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen vastgesteld ("Nota parkeernormen gemeente Eindhoven)". Daarbij wordt in principe, conform de normen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur), gewerkt met een minimum- en maximumnorm. Er zijn allerlei ontwikkelingen die aanleiding geven om het huidige gemeentelijke parkeerbeleid en de parkeernormen te actualiseren. Deze actualisatie heeft plaatsgevonden medio 2016. De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan/nieuwe ontwikkelingen eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld, waarbij het uitgangspunt is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld (gepubliceerd Gemeenteblad van 10 juni 2016, nr. 41).

Door de aanpassingen in de infrastructuur zal het bestaande parkeerterrein van Novotel worden aangetast. Dat betekent dat een deel van de parkeerplaatsen komt te vervallen. Deze worden elders gecompenseerd. De nieuwe locatie van de parkeerplaatsen ligt ten zuiden van Novotel en heeft de bestemming 'Verkeer' binnen dit plangebied.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De voorgenomen ontwikkeling moet passen in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling in dit hoofdstuk een complete samenvatting te geven van al het beleid op de verschillende niveaus. Uitsluitend de meest relevante beleidskaders voor het projectgebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven. Niet-ruimtelijk beleid is per onderwerp apart in dit hoofdstuk opgenomen. Het beleid dat gericht is op verschillende milieu- en andere planologische aspecten wordt toegelicht in de milieuparagraaf. Beleid met betrekking tot het aspect water wordt beschreven in de waterparagraaf.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieus, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Eindhoven / Brainport
Over Eindhoven en het onderwerp bereikbaarheid bevat de Structuurvisie samengevat de volgende inhoud. Het Rijk wil de beperkte beschikbare middelen niet versnipperen. Het investeert dáár waar onze nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's van Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang worden doorgezet, zoals de Zuidas, Schiphol-Almere, Brainport Avenue en Rotterdam-Zuid. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar vernieuwing van realisatie en financiering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0023.png"

Figuur 3.1: bereikbaarheid van stedelijke regio's met topsectoren

Bereikbaarheid
Om de bereikbaarheid te verbeteren zet het Rijk in op Investeren, Innoveren en In stand houden. De ergste knelpunten in de bereikbaarheid worden met voorrang aangepakt. Dat betekent dat de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports en de belangrijkste verbindingen met onze buurlanden prioriteit krijgen. Om keuzes goed te onderbouwen, introduceert het Rijk een bereikbaarheidsindicator die laat zien welke investeringen de meeste toegevoegde waarde opleveren.

Op de weg wordt doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer zoveel mogelijk gescheiden. Dat komt de doorstroming ten goede. Op de hoofdverbindingen buiten de Randstad waar congestie een structureel probleem is, wordt 2x3 rijstroken de standaard. In de Randstad is de standaard 2x4 rijstroken. Bij de inpassing van infrastructuur waarborgt het Rijk de wettelijke eisen (bijvoorbeeld op het gebied van geluid).

We moeten innovatief omgaan met het benutten van onze infrastructuur. Een efficiënte benutting is nodig voor een goede doorstroming op de weg, het spoor en het water. Het Rijk lanceert een programma Beter benutten, waarin tal van maatregelen zijn opgenomen. Voorbeelden zijn het ruimer openstellen van spitsstroken en de introductie van intelligente transportsystemen, afspraken met werkgevers om het woon-werkverkeer terug te dringen en uitbreiding van het aantal fietsstallingen bij stations.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een beperkt aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen over rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en defensieterreinen. Voor de regio Eindhoven is de zone van de 380-Kv-hoogspanningsleiding van toepassing. Dit is de bestaande hoogspanningsleiding gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Er is geen sprake van een 380-Kv-hoogspanningsleiding binnen onderhavig plangebied.

In het Barro en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn algemene regels opgenomen voor het militaire luchtvaartterrein Vliegbasis Eindhoven voor het daarbij behorende beperkingengebied. Het plangebied ligt volgens het Rarro binnen het obstakelbeheergebied (IHCS), de vliegfunnel en de Instrument Landing System (ILS) rondom vliegbasis Eindhoven en binnen de geluidszone (Ke) (zie onderstaand figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0024.png"

Figuur 3.2: uitsnede Rarro (november 2014) besluitsubvlak militair luchtvaartterrein vliegbasis Eindhoven

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0025.png"

Figuur 3.3: Hoogtebelemmeringen als gevolg van nabije ligging Eindhoven Airport

Obstakelbeheergebied

Het obstakelbeheergebied kent een maximale objecthoogte van 65 meter boven NAP. In deel 3 van het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen14 is voor militaire luchtvaartterreinen een uitbreiding van het obstakelbeheergebied aangekondigd in overeenstemming met de norm die door de International Civil Aviation Organisation (ICAO) wordt gesteld. Dit betekent dat rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak (IHCS) ligt van 45 meter hoog ten opzichte van de start- en landingsbaan; dit is NAP +65 meter, omdat de baan op een hoogte van NAP + 20 meter ligt. De straal van het IHCS bedraagt 4 kilometer rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 meter over een afstand van 2 kilometer. De hoogte van dit obstakelvrije vlak is gerelateerd aan de ligging van de drempels van de start- en landingsbaan ten opzichte van NAP. Aanleiding voor de uitbreiding van het obstakelbeheergebied is het besluit van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) om deze norm die al geldt voor burgerluchtvaartterreinen, om veiligheidsredenen ook van toepassing te verklaren op militaire luchtvaartterreinen. Uit de ICAO-norm vloeien aanvullende hoogtebeperkingen voor objecten rondom een luchtvaartterrein voort.

Het plangebied valt binnen het obstakelbeheergebied. Onderhavig plan voorziet in de aanleg en aanpassing van de weginfrastructuur. Er wordt in het bestemmingsplan geen ruimte geboden voor het bouwen van bouwwerken die hoger zijn dan 45 meter. De regelgeving omtrent maximale bouwhoogtes in het obstakelbeheergebied is eveneens vastgelegd in het Luchthavenbesluit Eindhoven (2014).

Funnels

Er zijn obstakelvrije vlakken vastgesteld bestaande uit start- en landingsvlakken met zijkanten (zogenaamde 'funnels') in het verlengde van de start- en landingsbanen. Binnen deze obstakelvrije vlakken gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van hoge obstakels (van 20 tot 170 meter boven NAP).

Het zuidelijk deel van de Spottersweg ligt in de zone waar obstakels van maximaal 20 meter boven NAP mogen worden opgericht. Het plangebied ligt op circa 20 meter boven NAP, waardoor er volgens deze regelgeving geen ruimte meer is om een obstakel op te richten. In dit gedeelte van het projectgebied worden met name wegen gerealiseerd. Echter er is een viaduct voorzien naar BIC-zuid. Deze ligt op 22 meter boven NAP (zonder meubilair). De funnels leveren daarom voor het overgrote deel van het gebied geen belemmeringen op voor onderhavige ontwikkeling. De meeste kunstwerken worden gerealiseerd op locaties waar ten minste tot 40 - 65 meter boven NAP gebouwd mag worden.

Defensie heeft de gevolgen van deze ontwikkeling voor de funnels onderzocht en geconcludeerd dat dit geen belemmeringen oplevert voor de vliegfunnels.

Instrument Landing System (ILS)

De luchthaven beschikt over ILS-apparatuur teneinde een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Hiervoor bestaat een ICAO-norm die richtlijnen biedt omtrent het beperken van gebieden waarin obstakels kunnen worden opgericht. Deze gebieden bestaan uit meerdere vlakken, zowel horizontaal als oplopend. Om te voorkomen dat de werking van het ILS wordt verstoord, is het noodzakelijk om binnen het betreffende gebied, voordat een object wordt opgericht, een toetsing te laten plaatsvinden.

Op basis van de door Defensie overlegde gegevens bedraagt de hoogtebeperking als gevolg van ILS ter plaatse van het plangebied NAP +20,3 meter. Op grond hiervan zijn berekeningen uitgevoerd voor de VRI Landsardseweg – Spottersweg. Deze zijn afgestemd met het Ministerie van Defensie. Er is geen verstoring op de ILS van de luchthaven te verwachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0026.png"

Figuur 3.4: Berekeningen ILS VRI Landsardseweg – Spottersweg

Geluid

In Nederland worden voor de grote civiele en de militaire luchtvaart twee "maten" voor de geluidbelasting ten gevolge van vliegtuigen gebruikt: Ke en LAeq-nacht. De Ke is gebaseerd op het vliegverkeer gedurende het gehele etmaal en wordt bepaald voor de situatie buitenshuis ("aan de gevel"). Anders gezegd, met de Ke wordt geen rekening gehouden met de geluiddemping van de gevel van de woning (bij gesloten ramen). De grenswaarde ligt op 35 Ke. Rondom het vliegveld is daarom de 35 Ke-"zone" opgenomen die het gebied begrenst waarbinnen de geluidbelasting hoger mag zijn dan de grenswaarde van 35 Ke.

Krachtens het Besluit militaire luchthavens mogen in de 35-Ke-geluidzone geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige objecten worden opgericht. Een deel van het plangebied ligt in de 35-Ke-geluidzone van de luchthaven.

Met ingang van 1 oktober 2014 is het luchthavenbesluit Eindhoven in werking getreden waarin een 'nieuwe' 35-Ke-geluidszone is opgenomen. Deze de contouren van die geluidzone reiken tot in het plangebied. Deze wijziging van de 35-Ke-contour is in het Barro/Rarro opgenomen.

Conclusie

De realisatie van de verbeterde infrastructuur in de omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best conflicteert niet met de regels uit het Barro en het Rarro

3.2.3 Luchthavenbesluit Eindhoven

Op 29 december 2007 is het Besluit tot aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Eindhoven in werking getreden. In dit besluit is tevens de geluidszone (Ke) vastgelegd. Voorafgaand aan deze procedure is een mlieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. In het milieueffectrapport Militair Luchtvaartterrein Eindhoven (MER) zijn o.a. de gevolgen voor geluid, de luchtkwaliteit en externe veiligheid weergegeven voor de maximaal mogelijke gebruiksruimte van de luchthaven. Het aanwijzingsbesluit komt overeen met planalternatief 2 uit het MER. Dit aanwijzingsbesluit is verwerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)(zie paragraaf 3.2.2).

Eind 2009 is de Regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) in werking getreden. Op basis van deze regelgeving moet een luchthavenbesluit worden opgesteld voor het militaire luchtvaartterrein Eindhoven. Het Luchthavenbesluit Eindhoven is op 1 november 2014 in werking getreden. Voor dit luchthavenbesluit is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. In het MER zijn o.a. de gevolgen voor geluid, de luchtkwaliteit en externe veiligheid weergegeven voor de maximaal mogelijke gebruiksruimte van de luchthaven. Dit luchthavenbesluit met beperkingengebied is in het Rarro en het Barro opgenomen.

In dit luchthavenbesluit zijn het luchthavengebied en het beperkingengebied aangewezen. Er zijn geen regels over externe veiligheid opgenomen in dit luchthavenbesluit. In het beperkingengebied gelden beperkingen:

  1. 1. door de 35 Ke geluidszone;
  2. 2. door het obstakelbeheergebied (IHCS), de ILS en de vliegfunnels;
  3. 3. in het vogelbeheersgebied.

Ad 1. Geluidszone: Binnen de in het luchthavenbesluit Eindhoven opgenomen 35 Ke geluidszone (zie paragraaf 4.3.4) mogen geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden gerealiseerd (aldus Besluit militaire luchthavens).

Het plangebied ligt binnen de 35 Ke geluidscontour. In het bestemmingsplan worden echter geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

Ad 2. De hoogtebelemmeringen zoals die gelden op basis van het Barro en het Rarro (zie paragraaf 3.2.2), gelden tevens op basis van dit luchthavenbesluit. In paragraaf 3.2.2 is nader op deze hoogtebelemmeringen ingegaan.

Ad 3. Binnen het vogelbeheersgebied is in beginsel een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  1. a. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  2. b. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  3. c. vishouderijen met extramurale bassins;
  4. d. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  5. e. afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Vanwege dit luchthavenbesluit is in de regels opgenomen dat bovenstaand gebruik als strijdig wordt aangemerkt. Dergelijk gebruik van gronden is wel toegestaan mits dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf. Een verklaring van geen bezwaar wordt uitsluitend afgegeven als aan de hand van fauna-effectenstudie kan worden aangetoond dat het gewenste grondgebruik niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven Eindhoven.

In dit bestemmingsplan wordt natuur gerealiseerd in het kader van de compensatie van de Natuur Netwerk Brabant. Deze locaties liggen in het vogelbeheersgebied. Dit vogelbeheersgebied ziet met name toe op grote groepen vogels die voornamelijk voorkomen bij oppervlaktewater. Vanuit de compensatieopgave voorziet het plan hier niet in. Het vogelbeheersgebied vormt derhalve geen beperking. Voor de invulling van de compensatie zie paragraaf 5.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0027.png"

Figuur 3.5: Vogelbeheersgebied Luchthavenbesluit

Groen = Vogelbeschermingsgebied

3.2.4 Bakens burgerluchtvaart

In verband met de veiligheid van de (burger)luchtvaart worden er op en nabij luchthavens systemen geplaatst ter ondersteuning van de vertrek-, naderings- en landingsoperaties. De apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de luchtverkeersleiding en de piloot te onderhouden, navigatie van en naar luchthavens en op luchtverkeerswegen mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. Om de diverse systemen tegen verstorende obstakels te beschermen zijn toetsingsvlakken aangeduid. De Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) beoordeelt of bouwplannen c.q. bestemmingsplannen een mogelijke verstoring op kunnen leveren voor de apparatuur op en rond een luchthaven.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van gebouwen. De voorziene infrastructuur heeft geen verstorend effect op de bakens.

3.2.5 Crisis-en herstelwet

Met de Crisis- en herstelwet (Chw) wil het kabinet de procedures voor grote projecten versnellen. Hiermee wordt een stap gezet om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden.

Brainport Eindhoven/Eindhoven A2 is opgenomen als project in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Brainport Eindhoven bestaat uit Brainport Avenue (A2-zone vanaf knooppunt Leenderheide tot en met Ekkersrijt) en de Westcorridor (de stedelijke as vanaf het stationsgebied via Strijp S naar Eindhoven Airport). De aard van het project 'Eindhoven A2 zuidelijke aansluiting' wordt omschreven als "Integrale gebiedsontwikkeling: aanleg infrastructuur en herstructurering werklandschappen." De Crisis- en herstelwet is van toepassing op voorliggend bestemmingsplan omdat dit moet worden aangemerkt als een besluit dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een ruimtelijk project zoals genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet (art. 1.1 Chw). De regels uit de Chw betreffen in deze met name het bestuursprocesrecht waardoor de doorlooptijd van procedures voor het aangewezen project kan worden verkort.

Op basis van artikel 7c, lid 13, onder o en bijlage 62 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is voor Brainport Park een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' mogelijk. De mogelijkheid die dit artikel biedt, kan ook worden ingezet voor dit bestemmingsplan, maar uitsluitend voor het grondgebied van de gemeente Eindhoven. Van deze mogelijkheid wordt bij dit intergemeentelijk bestemmingsplan geen gebruik gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0028.png"

Figuur 3.6 Brainport Avenue, weergave van het project Brainport Eindhoven/A2-zone zoals opgenomen in het Nota Ruimte budget en de Crisis- en herstelwet

3.2.6 Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport Zuidoostvleugel Brabantstad

Het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport Zuidoostvleugel Brabantstad, 02-10-2008, is een onderdeel van de begrotingen van de (voormalige) ministeries van V&W, VROM, EZ en LNV. Het Kabinet brengt hiermee meer samenhang aan in rijksinvesteringen in ruimte, economie en bereikbaarheid.

De kenniseconomie is niet alleen gevestigd in de centrale steden Eindhoven en Helmond, maar over de gehele regio verspreid. Veel van deze over het stedelijke en landelijk gebied verspreide, kleinere terreinen behoeven een kwaliteitsimpuls om te voorkomen dat onnodige vraag naar nieuwe locaties ontstaat. De A2-zone vormt een zwaartepunt aan de westzijde van het gebied. Hier ligt de uitdaging om nieuwe en te renoveren locaties een zodanige onderscheidende kwaliteit en "Brainport allure” te geven dat de internationale concurrentie ook in de toekomst goed kan worden aangegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0029.png"

Figuur 3.7: strategiekaart gebiedsontwikkeling

In het MIRT zijn de gebiedsopgave, de oplossingen en de financiële en politiek-bestuurlijke overeenkomsten aangaande Brainport Eindhoven opgenomen.

Voor de provincie Noord-Brabant zijn in het MIRT de volgende hoofdopgaven opgenomen:

  • Kenniseconomie: In deze hoofdopgave staat het versterken van economische (innovatie)clusters en het creëren van een excellent vestigingsklimaat (op internationaal niveau) centraal. Voor Eindhoven en omgeving houdt dit de verdere ontwikkeling van Brainport in. Karakteristiek voor Brainport is het hechte netwerk van onderzoeks- en kennisinstellingen, bedrijven die deze kennis afnemen en benutten en hoogwaardige maakindustrie.
  • Bereikbaarheid: Goede verbindingen met de Randstad en het buitenland zijn essentieel voor de bereikbaarheid van de provincie Noord-Brabant. De verbindingen naar Noord-Brabant en naar het achterland zijn ook essentieel voor de verdere ontwikkeling van Brainport. Daarbij hoort de ontwikkeling van een logistiek netwerk met robuuste verbindingen tussen verschillende vervoersmodaliteiten en –netwerken. De Rijksoverheid zet in op een goede bereikbaarheid via de (snel)weg, het water, het spoor en de lucht. De regio zet in op het versterken van het (hoog)stedelijk netwerk door dat stedelijk netwerk in samenhang met een investering in het verkeer- en vervoersysteem verder te ontwikkelen. Het stedelijk netwerk en het verkeer- en vervoersysteem moeten nog beter met elkaar worden verbonden. Het verbinden van het stedelijk netwerk en het verkeer- en vervoersysteem levert een belangrijke bijdrage aan de vergroting van de agglomeratiekracht van het stedelijk netwerk van Noord-Brabant.
  • Kwaliteit van leven en vestigingsklimaat: Het vestigingsklimaat voor zowel bedrijven als kenniswerkers vraagt om gevarieerde woonmilieus, concurrerende werklocaties en een aantrekkelijk landschap. Aandacht gaat daarbij uit naar de ontwikkeling van dynamische steden (hoogstedelijke zones en stedelijke knooppunten) en vitale dorpen.

Het verbeteren van de ontsluitingsstructuur in het noordwestelijk deel van Eindhoven voorziet in een betere aansluiting op de bestaand randweg A2/N2 en de A58 en vergroot de bereikbaarheid van Eindhoven Airport, de Brainport Industries Campus en GDC-Acht. De investering in de ontsluitingsstructuur maakt deel uit van het grotere geheel van de transformatie van Brainport Avenue.

De verbeterde ontsluitingsstructuur op de Randweg A2/N2 en A58 is door de markt (Challenge Groep) als volwaardig alternatief aangedragen voor de eerder bedachte noordelijke aansluiting op de A2 ter hoogte van Eindhoven Airport is. In de loop van 2014 is in overleg met Rijk, provincie, regio en andere partners de keuze gemaakt voor de 'Challenge-variant' van de verbeterde ontsluitingsstructuur.

Brainport is één van de twee stedelijke regio's in Brabant met een concentratie van topsectoren. Voor de versterking van de internationale concurrentiepositie is een gebiedsgerichte en programmatische aanpak nodig. In die aanpak gaat het niet alleen om een goede (inter)nationale bereikbaarheid, maar ook om de kwaliteit van leven. Het gaat om het aanpakken van integralen opgaven. Voor deze integrale benadering van opgaven dient de Brainport 2020-agenda als leidraad. Deze agenda is een nadere uitwerking van het Aldersadvies over de verdere ontwikkeling van Brainport en bevat onder andere afspraken over de verdere ontwikkeling van Brainport Avenue.

Voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Brainport op de lange termijn is, op basis van een brede analyse van het vestigingsklimaat en van meerdere ruimtelijk-economische ontwikkelingsperspectieven, een gebiedsvisie Brainport Avenue 2020-2040 opgesteld. Deze visie bevat ook een voorkeursalternatief voor de OV-bereikbaarheid van Eindhoven Airport. Parallel wordt gewerkt aan relatief gemakkelijk te realiseren korte termijn winsten.

Conclusie

De realisatie van de verbeterde infrastructuur omgeving Eindhoven Noordwest, zuiden van Oirschot en zuidpunt Best sluit aan op de MIRT-verkenning Zuidoostvleugel BrabantStad.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0030.jpg"

Figuur 3.8: Visiekaart uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant

Om bovenstaande visie te bereiken zijn 13 provinciale ruimtelijke belangen geformuleerd. Het onderhavig plangebied ligt binnen de aanduiding 'Internationale economische as' zoals opgenomen op de visiekaart. De ontwikkeling van een goed functionerend infrastructuurnetwerk is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van Nood-Brabant en in het bijzonder het stedelijk netwerk Brabantstad. Eén van de ambities van de provincie Noord-Brabant op het gebied van bereikbaarheid is het verbeteren van de bereikbaarheid over land van Eindhoven Airport.

Deel B
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0031.jpg"

Figuur 3.9: Structurenkaart uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant

Het projectgebied ligt in de stedelijke regio Eindhoven-Helmond. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Een aantrekkelijk woon-, werk- en leefmilieu is hierbij belangrijk, waarbij bereikbaarheid, groen, milieu en recreatiemogelijkheden dicht bij huis vestigingsfactoren zijn. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een vermenging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.

Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant.

3.3.2 Verordening ruimte 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. De Verordening ruimte 2014 vervangt de Verordening ruimte 2012 en de sindsdien vastgestelde wijzigingsverordeningen. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de “wijziging Verordening ruimte 2014, veegronde 2016” omdat deze begin december 2016 in werking treedt.

In de verordening zijn regels opgenomen voor verschillende onderwerpen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn vervolgens de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten. Daarnaast bevat de Verordening Ruimte algemene regels voor het borgen van ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Algemene regels

De algemene regels van de verordening bepalen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording bevat over hoe het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en bevordering van ruimtelijke kwaliteit voor het gebied. Dit is aangeduid als de 'zorgplicht ruimtelijke kwaliteit' (artikel 3.1). Daarnaast stelt artikel 4.2 dat een bestemmingsplan dat voorziet in stedelijke ontwikkeling uitsluitend is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, dient te bepalen dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving (artikel 3.2). Een ruimtelijke ontwikkeling wordt in de verordening gedefinieerd als 'bouwactiviteiten en gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is'. De wijziging en aanleg van de infrastructuur passen binnen deze definitie van een ruimtelijke ontwikkeling. Daarnaast ligt een groot gedeelte van het tracé buiten het bestaand stedelijk gebied, waardoor artikel 3.2 van toepassing is. De gemeente Oirschot heeft samen met de andere Kempengemeenten de Landschapsinvesteringsregeling (LIR) gesloten met de provincie Noord-Brabant waarbij invulling wordt gegeven aan artikel 3.2 van de verordening. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de kwaliteitsverbetering in relatie tot artikel 3.2 van de verordening.

Deelonderwerpen

De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De Verordening ruimte verdeelt het grondgebied van de provincie Noord-Brabant in 4 typen structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied;
  • Natuur Netwerk Brabant;
  • Groenblauwe mantel;
  • Gemengd landelijk gebied.

Het tracé doorkruist alle vier de structuren. Aan de structuren zijn aanduidingen verbonden die nadere regels stellen voor de vaststelling van bestemmingsplannen. In onderstaande alinea's wordt per structuur de bijbehorende aanduidingen weergegeven. De regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen zijn tevens beschreven.

Stedelijke ontwikkeling: Structuur 'bestaand stedelijk gebied', aanduiding 'integratie stad-land' en 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied'.

Het tracé doorkruist voor een zeer gering gedeelte het 'bestaand stedelijk gebied', een groter deel van het tracé is gelegen in het gebied met de aanduiding 'Integratie stad-land'.

De aanduiding 'Integratie Stad en Land' (artikel 9.1) stelt dat een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'integratie stad-land' kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits deze in samenhang en evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling binnen de aanduiding 'Integratie stad-land' of de naaste omgeving. Een stedelijke ontwikkeling wordt in de verordening gedefinieerd als 'nieuw ruimtebeslag, dan wel uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende structuur van stedelijke functies'. Het begrip 'stedelijke functie' is in de verordening niet nader gedefinieerd. In paragraaf 5.8 is nader gemotiveerd hoe de ontwikkeling van de infrastructuur en groene en blauwe landschapsontwikkeling samengaan.

De gronden met de aanduiding 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied' kunnen voorzien in een stedelijke ontwikkeling, mits bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving. Deze regels zijn betrokken in de afweging van dit bestemmingsplan. Zie hoofdstuk 5.8 voor een nadere toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0032.jpg"

Figuur 3.10: uitsnede uit de kaart 'stedelijke ontwikkeling' van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Natuur Netwerk Brabant en Groenblauwe mantel

Het tracé doorkruist zowel de structuur van het Natuur Netwerk Brabant als de structuur van de Groenblauwe mantel. De gronden met de aanduiding van NNB zijn aangewezen voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden van een gebied. De aanleg van infrastructuur past niet binnen de doeleinden van het NNB. Om toch ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken kunnen gemeenten op grond van artikel 5.3 lid 1 van de Verordening Ruimte Gedeputeerde Staten verzoeken om de begrenzing van het NNB te wijzigen in geval van een ruimtelijke ontwikkeling door toepassing van het nee-tenzij principe. In het kader van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van deze regel. De weginfrastructuur is op sommige plekken noodzakelijkerwijs geprojecteerd ter plaatse van de NNB. Daarom wordt een verzoek om wijziging begrenzing NNB met toepassing van het nee-tenzij principe voorbereid. Het concept verzoek hiertoe is opgenomen in paragraaf 7.4.4 van deze toelichting. In dit concept verzoek is tevens een verzoek opgenomen tot wijziging van de begrenzing NNB op grond van artikel 36.4, lid 2, onder c, van de Verordening ruimte 2014”.

De gronden met de structuur 'Groenblauwe mantel' zijn tevens bedoeld voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. In paragraaf 2.3 is nader gemotiveerd hoe de waarden van de Groenblauwe mantel worden behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0033.png"

Figuur 3.11: Themakaart Natuur en Landschap, Verordening Ruimte provincie Noord-Brabant

De gronden met de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant -Ecologische verbindingszone' zijn bedoeld voor de verwezenlijking, het behoud en beheer van een ecologische verbindingszone met een breedte van:

  1. a. ten minste 50 meter in bestaand stedelijk gebied en zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.
  2. b. ten minste 25 meter in alle overige gebieden.

Een bestemmingsplan dient regels op te nemen, onder andere ten aanzien van het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk. Het bestemmingsplan brengt meer dan 100 m2 oppervlakteverharding aan in de Ecologische Verbindingszone en is daarmee in strijd met de Verordening Ruimte. In paragraaf 5.8 en bijlage 3 bij deze toelichting is nader gemotiveerd hoe de functie van Ecologische verbindingszone behouden kan worden.

Gemengd landelijk gebied

De structuur 'Gemengd landelijk gebied' (artikel 7) onderscheidt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening gebieden waar:

  • een gemende plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
  • een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen.

Het aanwijzen van bestemmingen is een uitwerking van de voorgenomen ontwikkeling en het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied en draagt tevens bij aan de ruimtelijke kwaliteit.

Ten aanzien van een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg moet in de toelichting worden opgenomen:

  1. a. een omschrijving van het gebied waarop het voorbereidend onderzoek was gericht;
  2. b. een beschrijving van de aard van het verkeerskundig probleem waarop dat voorbereidend onderzoek was gericht en van de aard van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied;
  3. c. een onderbouwing van de voorkeur voor het in het plan opgenomen tracé, mede aan de hand van het voorbereidend onderzoek bedoeld onder a en b;
  4. d. een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken;
  5. e. een beschrijving van de te treffen maatregelen, de inpassing van die maatregelen en de ligging in het terrein;
  6. f. een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk.

Bovengenoemde aspecten zijn in hoofdstuk 2 Beschrijving project beschreven alsmede in Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf.

De regels met betrekking tot de aanduiding 'Beperkingen veehouderij' zijn van toepassing op de uitbreiding van agrarische bedrijven en zijn niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0034.png"

Figuur 3.12: Themakaart Agrarische functies en windenergie, Verordening Ruimte, provincie Noord-Brabant.

Overige aanduidingen

Het tracé doorkruist tevens de gebieden met een aanduiding:

  • Aardkundig waardevol;
  • Boringsvrije zone.

In paragraaf 3.6 (Cultuurhistorie en archeologie) en in hoofdstuk 6 (Waterparagraaf) wordt nader op deze aspecten ingegaan.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is op enkele punten strijdig met de regels van de Verordening Ruimte 2014. Voor het Natuur Netwerk Brabant, is een verzoek tot het wijzigen van de begrenzing ingediend bij Gedeputeerde Staten (zie bijlage 5 bij deze toelichting).

Conform art. 36.5 van de Verordening is het concept verzoek tezamen met het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd voor zienswijzen. Tegen dit verzoek tot herbegrenzing konden separaat zienswijzen worden ingediend. Er zijn vier zienswijzen ingediend en deze zijn tezamen met het verzoek en het gemeentelijk standpunt ten aanzien van deze zienswijzen aan Gedeputeerde Staten verzonden. Het bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld nadat Gedeputeerde Staten hebben besloten tot wijziging van de begrenzing. Wanneer het college van Gedeputeerde Staten instemt met het verzoek tot wijziging is er geen sprake meer van strijdigheid met de Verordening Ruimte 2014.

De analyse en verantwoording alsmede de invulling van de compensatie zijn in paragraaf 5.8 en bijlagen 1 en 2 bij de regels nader beschreven.

3.3.3 Gebiedsagenda Noord-Brabant

De Gebiedsagenda Noord-Brabant (2013) is een gezamenlijke agenda gemaakt door Rijk, provincie Noord-Brabant, stedelijk netwerk BrabantStad, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, regio West-Brabant, regio Hart van Brabant en de regio 5-sterren Noordoost-Brabant en de Brabantse Waterschappen. In de Gebiedsagenda staat de gedeelde visie en ambitie van deze partijen op de ruimtelijke ontwikkeling van Brabant op de lange termijn (tot circa 2040).

De Gebiedsagenda sluit aan op de Agenda van Brabant, waarin de provincie de ambitie uitspreekt om Brabant te ontwikkelen tot een top kennis- en innovatieregio. Brainport Regio Eindhoven, Maintenance Valley West- en Midden-Brabant, Logistiek en Agro & Food vormen dan ook de 4 hoofdopgaven voor Brabant. Daarnaast zijn ondersteunende opgaven vastgesteld die bijdragen aan de versterking van het Brabants mozaïek: verstedelijking en mobiliteit, energie, water, natuur en landschap en leisure.

Brainport Avenue is één van de opgaven uit de Gebiedsagenda Noord-Brabant.

Conclusie

De verbetering van de bereikbaarheid in Eindhoven-Noordwest, het zuiden van Oirschot en zuidpunt van Best past binnen de uitgangspunten van de Gebiedsagenda Noord-Brabant.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Gebiedsvisie Brainport City

Voor de periode 2020 -2040 is in gezamenlijk opdrachtgeverschap van rijk, provincie, regio, gemeente Eindhoven, Brainport Industries en Eindhoven Airport een MIRT-onderzoek uitgevoerd. In november 2014 zijn de uitkomsten van het MIRT-onderzoek, weergegeven in de Gebiedsvisie BrainportCity, gepresenteerd aan minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0035.png"

Figuur 3.13: BrainportCity, kansrijk perspectief


Resultaat van het MIRT-onderzoek is de schaalsprong van Brainport Avenue naar BrainportCity waarbij het vergroten van de aantrekkelijkheid van de Brainportregio en het verbeteren van de fysieke en virtuele relaties met de wereld er om heen, centraal staan. De gebiedsvisie is geen blauwdruk, maar zet een stip op de horizon. De BrainportCity zal zich stapsgewijs ontwikkelen. Het agendeert tien majeure, samenhangende opgaven en nodigt partijen uit om mee te doen. Om beweging op gang te brengen, wordt komend jaar een zogeheten 'adaptief programma' gemaakt, een uitvoeringsagenda met ruimte voor aanpassing aan veranderende omstandigheden. Enkele quick wins starten op korte termijn al, met name waar het gaat om de Aldersafspraken Eindhoven Airport.

Conclusie

De realisatie van de verbeterde infrastructuur Eindhoven Noordwest, het zuiden van Oirschot en zuidpunt van Best sluit aan op de Gebiedsvisie Brainport City.

3.4.2 Visie "De geniale Brainportlocatie"

"De geniale Brainportlocatie; integrale gebiedsontwikkeling A2-zone regio Eindhoven", d.d. maart 2008, is opgesteld in opdracht van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (nu Metropoolregio Eindhoven genaamd), de gemeenten Eindhoven, Best, Veldhoven, Waalre en Son en Breugel. De gemeenteraad van Eindhoven heeft in december 2007 ingestemd met de visie uit dit rapport. Het ontwikkelingsplan geeft richting aan de ontwikkeling van de A2-zone voor een periode van minimaal 15 jaar. Het plan bestaat in hoofdlijnen uit het vaststellen van het duurzaam groen raamwerk, een gewenst stedelijk programma en het gewenste leefmilieu per deelgebied.

Brainport Zuidoost-Brabant is in de Nota Ruimte aangemerkt als economisch kerngebied en vormt onderdeel van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Ter versterking van de kracht van de steden en ter verbetering van de internationale concurrentie geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van de nationale stedelijke netwerken en van de economische kerngebieden. De regio Eindhoven heeft zich daarom ten doel gesteld de A2-zone te transformeren naar een kwalitatief aansprekende, samenhangende en onderscheidende zone waarlangs de regio zich presenteert als een toptechnologische regio.

Om de ruimtelijke kwaliteit in de A2-zone voor langere tijd te waarborgen is een ruimtelijk-functionele visie en ontwikkelstrategie vereist. Eén van de belangrijkste opgave bestaat uit het realiseren van de groene opgave. Het vervolmaken van de groene mal om Eindhoven en het leggen van groene, recreatieve en ecologische verbindingen van en naar de stad vormt een belangrijk deel van deze opgave. Een uitstekende multimodale bereikbaarheid is voor een internationaal vestigingsklimaat een eerste voorwaarde. De A2-zone ligt op een knooppunt van doorgaande (inter)nationale snelwegen, spoorwegen en kanalen. Eindhoven Airport ligt in de directe nabijheid. Op stedelijk en regionaal niveau wordt ingezet op uitbreiding van het HOV-netwerk.

Conclusie

De realisatie van de verbeterde infrastructuur sluit aan op de visie "De geniale Brainportlocatie".

3.4.3 Brainport 2020

In 2010 is in opdracht van de toenmalige minister van Economische Zaken een samenhangende en integrale visie ontwikkeld voor Brainport Zuidoost-Nederland 2020. Dit heeft geresulteerd in de visie "Brainport 2020: Top economy, smart society" en een concreet uitvoeringsprogramma. Met de uitvoering van Brainport 2020 worden voor de Nederlandse economie belangrijke topsectoren en topclusters gefaciliteerd door samen te werken aan een internationale innovatieve en duurzame economische topregio via focus en samenwerking in een groene omgeving.

Volgens Brainport 2020 is de kracht van de regio o.a. dat het in twee topsectoren al meespeelt in de Champions League, te weten de High tech systems & materials en Chemie, inclusief het Lifetec-cluster dat zich op het snijvlak van deze topsectoren en Lifesciences bevindt. Uniek is de aanwezigheid van sterke grote bedrijven met daaromheen een uitgebreid netwerk van hoogwaardige MKB toeleveranciers en een internationaal gerenommeerd Design cluster. Die bedrijven zijn concurrenten van elkaar, maar werken ook veel met elkaar samen aan nieuwe innovaties op de grens van wat technisch mogelijk is. Door die samenwerking in open innovatie staan ze sterk. Daarbij kunnen ze een beroep doen op universiteiten, ziekenhuizen en onderzoeksinstituten van wereldklasse. En op een goed opgeleide beroepsbevolking. Bovendien komen ze in een groene en gastvrije omgeving terecht.

35% van de Nederlandse export komt uit deze regio. Zuidoost-Nederland presteert zo sterk omdat de bedrijven veel geld investeren in onderzoek en ontwikkeling (R&D) van nieuwe producten, diensten en technologieën. Bijna de helft van alle R&D-investeringen binnen de grenzen van Nederland vindt in deze regio plaats. En meer dan de helft van alle patenten en octrooien komt uit Zuidoost-Nederland.

Om Zuidoost-Nederland internationaal competitief te houden en sterker te maken, moet de regio zo aantrekkelijk mogelijk zijn voor bedrijven, inwoners en bezoekers. Sommige vestigingsvoorwaarden zijn gericht op de absolute internationale top (bijvoorbeeld internationaal gezien excellente innovatiecampussen). Voor het verhogen van die top is een bredere basis en een sterker fundament nodig. Bij die bredere basis gaat het bijvoorbeeld om het verkrijgen van meer bedrijvigheid uit kennisinstellingen en grotere bedrijven. Voldoende aanwas van jongeren in technische opleidingen en beroepen en een attractief woonklimaat zijn voorbeelden van zaken die het fundament sterker maken.

Willen de clusters in Zuidoost-Nederland internationaal concurrerend blijven, dan moet het vestigingsklimaat worden verbeterd. Hiervoor zijn maatregelen op 5 terreinen nodig: arbeidsmarkt, technologie, bedrijvigheid, voorzieningen en organisatie. Over technologie wordt opgemerkt dat open innovatie moet worden gewaarborgd omdat dat één van de grote sterktes is van deze regio. Open innovatie draagt bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en producten en diensten met hoge toegevoegde waarde. Een sterkere publieke R&D-infrastructuur is van vitaal belang voor productontwikkeling, export en voor de vestigings- en ondernemingscondities.

Het uitvoeringsprogramma Brainport 2020 bevat ruim 70 acties, waarbij de acties die met voorrang ter hand moeten worden genomen zijn opgenomen in het urgentieprogramma 2011-2015.

Conclusie

De realisatie van de verbeterde infrastructuur sluit aan op de visie "Brainport 2020"

3.5 Gemeentelijk Beleid: Eindhoven, Best En Oirschot

3.5.1 Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp

Voor de introductie van Brainport Park was het gebied in het beleid opgenomen als Landelijk Strijp. In 2009 is voor dit gebied de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp vastgesteld (maart 2009 instemming door gemeenteraad), , waarin in hoofdlijnen de visie op het gebied vastgelegd is. In deze visie worden drie ontwikkelingen benoemd:

  • aanleg van een duurzame en toekomstgerichte internationale toplocatie voor bedrijvigheid in het groen (BIC);
  • aanleg van een ecologische, landschappelijke en recreatieve verbinding van het Nationaal Landschap het Groen Woud met Landelijk Strijp en de stad;
  • realisering van een nieuw aansluitpunt op de A2 ter ontsluiting van diverse ontwikkelingen en voorzieningen (o.a. Eindhoven Airport en BIC).


Er worden drie sleutelprojecten onderscheiden in deze visie: BIC, het Groene Raamwerk en Bereikbaarheid.


BIC

Brainport Eindhoven wil bijdragen aan het versterken van het internationaal vestigingsklimaat en voor kennisintensieve bedrijven. De ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) is daarbij een essentiële stap. Door de ligging tussen het Beatrixkanaal en de A2 en de nabijheid van Eindhoven Airport vormt het gebied een zeer interessant internationaal vestigingsklimaat. In de visie wordt de ambitie uitgesproken om het gebied zowel qua bedrijvigheid als qua ruimtelijk ontwerp vernieuwend in te richten. Het gebied is opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk cluster. De visie en strategie voor BIC is verder uitgewerkt in het Ontwikkeldocument Brainport Innovatie Campus. Dit document heeft met name betrekking op het zuidelijke cluster van BIC.

Groene Raamwerk

Het behouden en versterken van het groene karakter van Landelijk Strijp is een van de ambities van de ontwikkelingsvisie. Het gebied vormt een zogenaamde groene poort naar grote natuurgebieden buiten de stad, zoals het Groene Woud. In paragraaf 3.5.2 van deze toelichting wordt het Landschapsplan Landelijk Strijp besproken, waarin dit groene raamwerk verder uitgewerkt wordt.

Bereikbaarheid

Om de bereikbaarheid van Landelijk Strijp te verbeteren worden in de visie de volgende maatregelen voorzien:

  • verlenging van de bestaande HOV-verbinding tussen Eindhoven Airport en het beoogde station nabij Acht;
  • aanleg van een verbindingsweg waarmee BIC ontsloten wordt op de aansluiting Erica/A58/Best


Realisering van deze nieuwe infrastructuur moet de andere ontwikkelingen van BIC verkeerskundig mogelijk maken. De Oirschotsedijk kan dan een langzaamverkeerroute worden gemaakt. De ontwikkelingsvisie houdt verder rekening met de komst van een NS station in Acht.

3.5.2 Landschapsplan Landelijk Strijp

Voor de realisatie van het Groene Raamwerk uit de 'Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp' is in oktober 2009 het Landschapsplan Landelijk Strijp opgesteld. Dit plan dient als uitvoeringsprogramma en benoemt de onderdelen van het raamwerk. Een van de beoogde maatregelen uit dit plan is het autoluw maken van de Oirschotsedijk. In de toekomst moet deze weg een recreatieve route van en naar de stad worden. Ook het Beatrixkanaal wordt aangemerkt als herkenbare recreatieve lijn en moet dienen als ecologische verbinding met het buitengebied. In het onderhavig plan worden deze visies vertaald in een concreet plan. De Oirschotsedijk wordt ingericht als fietsroute.

Conclusie

Het plan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best past binnen de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp. Het plan draagt bij aan de beoogde verbeteringen van de bereikbaarheid en het past binnen het Groene Raamwerk. Door het autoluw maken van de Oirschotsedijk en het versterken van de groene structuur wordt uitvoering gegeven aan enkele onderdelen van het Landschapsplan Landelijk Strijp.

3.5.3 Interimstructuurvisie 2009 Eindhoven

In december 2009 is de Interimstructuurvise 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

De ISV 2009 duidt Brainport Avenue (A2-zone) als ontwikkelingszone voor hoogwaardige kennisindustrie. Hierbij is bereikbaarheid van groot belang. Er dient een optimalisering van alle vervoersstromen plaats te vinden. De aanpassing van het onderliggend wegennet voor de A2-zone is in de ISV 2009 benoemd als investeringsproject binnen de Brainport Avenue.

Conclusie

De verbetering van de infrastructuur in Eindhoven Noordwest sluit aan bij de ISV 2009 van de gemeente Eindhoven.

3.5.4 Mobiliteitsvisie 'Eindhoven op weg'

Met de visie "Eindhoven op Weg" (vastgesteld door gemeenteraad op 19 november 2013) biedt de gemeente ruimte aan economische ontwikkeling én wordt er gewerkt aan een aantrekkelijke en leefbare stad. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat betekent dat de stad en daarmee economische kerngebieden als Brainport Avenue en Brainport Park, duurzaam bereikbaar moeten zijn. Een robuuste infrastructuur geldt als één van de basics van Brainport. Eindhoven streeft naar een schone en stillere stad met een minimale uitstoot van schadelijke stoffen. Energieneutraliteit in 2040 kan worden bereikt door energiebesparing in het verkeer en een transitie naar het gebruik van duurzame brandstoffen.

"Eindhoven op Weg" is gebaseerd op drie invalshoeken die elkaar versterken: Eindhoven veelzijdige stad, Sturen en Innoveren, en Organiseren.

Eindhoven veelzijdige stad: beschrijft de gewenste transformatie van het Eindhoven van nu naar het Eindhoven van straks als centrum van de Brainportregio. Brainport wordt daarbij gevormd door een nieuwe laag van 'bouwstenen' die aan de stad wordt toegevoegd. Naast het centrum en de dorpen van toen zijn dit de nieuwe 'places to be' zoals de High Tech Campus, Strijp-S, TU/e Science Park en Brainport Industries Campus (BIC). Het succes van Eindhoven als veelzijdige stad zal naast het versterken van het centrum worden bepaald door de bereikbaarheid en onderlinge verbindingen tussen de 'places to be'. Bij dit nieuwe netwerk wordt voorrang gegeven aan duurzame wijzen van verplaatsen. 'Slow motion – fast forward': waar het kan krijgen de voetganger, de fietser en het openbaar vervoer het primaat. Waar het moet is er prioriteit voor de auto. Voor het ruimtelijk transformeren geldt het principe 'plaats maken'. Daadwerkelijk ruimte maken voor duurzamer vervoer en verbetering van de stedelijke kwaliteit met meer ruimte voor groen.

Sturen en Innoveren: zet in op slim, efficiënt, schoon, gezond en veilig. Er is alles aan gelegen om vraag en aanbod in vervoer slimmer te organiseren en beter op elkaar af te stemmen. Samen met kennisinstituten en bedrijven wordt ingezet op de toepassingsmogelijkheden van nieuwe technologie. De stad als 'proeftuin'.

Organiseren: partnerschap in zowel voorbereiding, financiering en uitvoering van projecten is nodig om de ambities te bereiken. Daarbij wordt gebiedsgericht gewerkt aan de uitvoering van de strategie zoals vastgesteld in "Eindhoven op Weg". In overleg met de stakeholders en zo veel mogelijk aansluitend op de actuele (project)mogelijkheden en financieringsstromen.

Conclusie

De verbetering van de infrastructuur in Eindhoven Noordwest sluit aan bij de Mobiliteitsvisie van de gemeente Eindhoven.

3.5.5 Toekomstvisie Oirschot 2030

Op 26 april 2013 heeft de gemeenteraad van Oirschot de toekomstvisie 2030 vastgesteld. De toekomstvisie Oirschot heeft de titel: 'Monument in het Groen, Kwalitatief Leven'. De visie omvat drie ambities:

  • Oirschot: een kwalitatieve, groene gemeente:

Het wonen werken en leven in Oirschot wordt in 2030 gekenmerkt door de combinatie van cultuurhistorie, een groene omgeving en verbinding met de top-technologische regio. Eén van de economische pijlers van deze ambitie is dat Oirschot integraal onderdeel uitmaakt van Brainport 2020. Bereikbaarheid van voorzieningen is hierin essentieel.

  • Oirschot: een gemeente die bewust stuurt op samenhang met de omgeving.

Oirschot is een monument in het groen; een plattelandsgemeente met een rijke cultuurhistorie. Hiermee vormt Oirschot een aanvulling op de stedelijkheid in de regio.

  • Oirschot: een zelfredzame samenleving.

De kracht van de gemeenschap komt van de mensen zelf. De overheid stimuleert en faciliteert actief verbindingen tussen maatschappelijke instellingen, bedrijfsleven, burgers en overheid.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de Toekomstvisie Oirschot 2030.

3.5.6 Structuurvisie Plus 2004 & Partiële herziening StructuurvisiePlus (2011/2012) Oirschot

Op 28 september 2004 heeft de gemeenteraad van Oirschot de StructuurvisiePlus vastgesteld. Deze structuurvisie beschrijft op hoofdlijnen de gewenste ontwikkeling voor de gemeente, deze is weergegeven op de Strategiekaart. Het plangebied doorkruist het landelijk gebied van Oirschot. Het landelijk gebied van Oirschot wordt gekenmerkt door het gemengd voorkomen van natuur- en landschapswaarden, gecombineerd met agrarisch en recreatief medegebruik. Het doel is om de agrarisch-landelijke karakteristiek te behouden.

Het tracé doorkruist gedeeltelijk het landschapstype 'jonge heide ontginningen' en gedeeltelijk de Oirschotse heide. De focus vanuit het beleid ligt in deze gebieden op agrarisch gebruik en de ontwikkeling van natuur en landschap. De voorgenomen ontwikkeling hoeft deze ambities niet te belemmeren. In paragraaf 5.8 wordt ingegaan op de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op natuur.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de Structuurvisie Plus 2004 en de Partiële herziening StructuurvisiePlus.

3.5.7 Structuurvisie Best 2030

Op 29 maart 2011 heeft de gemeente Best de structuurvisie voor haar grondgebied vastgesteld. De structuurvisie dient onder andere als inspiratie- en toetsingskader voor ruimtelijke beslissingen

In het ruimtelijk fundament van Best wordt het plangebied aangeduid als 'Gebied voor nieuwe bedrijven in het groen'. Dit sluit aan bij de voorgenomen ontwikkeling, omdat de infrastructuur de bereikbaarheid van toekomstige bedrijvigheid verbetert.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten van de Structuurvisie Best 2030.

3.5.8 Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan Gemeente Best

In februari 2008 heeft de gemeente Best de beleidsnota voor het Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan vastgesteld. Het doel van dit plan is het bevorderen van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid door het ontwikkelen van een visie op het gebied van verkeer en vervoer. Het GVVP vormt daarbij het toetsingskader voor toekomstige plannen. Het onderhavig plan past binnen deze uitgangspunten. Tegelijkertijd draagt deze ontwikkeling niet bij aan een toename van de verkeersgeneratie en heeft derhalve geen invloed op de wegcapaciteit van de gemeente Best.

3.6 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorie - provincie Noord -Brabant

In de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn regels opgesteld omtrent handelingen in cultuurhistorisch waardevol gebied. De Verordening Ruimte stelt dat bestemmingsplannen in aardkundig waardevol gebied mede zijn gericht op bescherming van aardkundig waardevol gebied. Bestemmingsplannen dienen tevens regels te stellen ter bescherming van aardkundig waardevolle gebieden. Het tracé doorkruist gedeeltelijk het aardkundig waardevol gebied.

Een deel van het plangebied binnen de gemeente Oirschot is aangewezen als aardkundig waardevol gebied. Het betreft een deel van de Oirschotse Heide. Het betreft een gebied met land- en stuifduinen met tussenliggende laagten, die vochtig zijn en plaatselijk door vennen wordt ingenomen. Het gebied behoort tot de Midden-Brabantse Dekzandrug en ligt gemiddeld hoger dan de aangrenzende dekzandruggen. Het gebruik als militair terrein veroorzaakt een sterke degradatie van het natuurlijk reliëf. De reliëfverschillen mogen niet worden ver- of afgegraven of anderszins aangetast met als gevolg verdere zandverstuiving en bodemerosie. Verder mag er geen aantasting van bijzondere bodemprofielen en microreliëfvormen van de heidegronden plaatsvinden.

In een later stadium, wanneer het definitief wegontwerp gereed is, worden de effecten van het project op de aardkundige waarden in beeld gebracht.

Doorvertaling naar regels

De aanduiding wordt in het bestemmingsplan op de verbeelding en in de regels overgenomen. De beperking ten aanzien van de vergraving en bodemerosie worden als voorwaarden verbonden aan een vergunningenstelsel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0036.jpg"

Figuur 3.14: Aardkundig waardevol gebied provincie Noord-Brabant. Bron: Verordening Ruimte, provincie Noord-Brabant, 2014

De provincie Noord-Brabant beschikt tevens over een cultuurhistorische waardenkaart. In (of in de buurt van) het plangebied is een archeologisch monument gelegen (rijksmonumentennummer 45078). Het archeologisch monument betreft een urnenveld op de Aarlensche Heide ten westen van het Beatrixkanaal en is een beschermd rijksmonument.

De Landsard is aangegeven als historische wegenstructuur. Het Beatrixkanaal betreft een historisch-geografische lijn van hoge waarde met parallel hieraan een historische groenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0037.png"

Figuur 3.15: Cultuurhistorische Waardenkaart: provincie Noord-Brabant

Cultuurhistorie - gemeente Eindhoven

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft - naast rijks- en gemeentelijke monumenten - een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Volgens de Erfgoedverordening 2010 dient bij bestemmingsplanwijzigingen die betrekking hebben op cultuurhistorische waarden, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, te worden aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling met de cultuurhistorische waarden in overeenstemming is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0038.png"

Figuur 3.16 Cultuurhistorisch waardevol gebied Eindhoven (Bron: Cultuurhistorische waardenkaart Gemeente Eindhoven, 2014)

De volgende historische structuren, die op de cultuurhistorische waardenkaart zijn aangegeven, zijn in het plangebied gelegen:

- Ontginningsgebieden Mispelhoef en De Hurk

Het betreft hier een restant van een ontginningsgebied rond oorspronkelijk middeleeuwse hoeven, die behoorden tot het akkercomplex van Nieuw Acht, waarvan de structuur deels nog herkenbaar is in de verkaveling. Wegtracé Lansard, die dit ontginningsgebied doorkruist is een oude wegverbinding die de structuur van de (nog aanwezige) verkavelingen volgt.

- Beatrixkanaal en bijbehorende groenbegeleiding

Het Beatrixkanaal is in de jaren '30 als werkverschaffingsproject aangelegd en vormt als aftakking van het Wilhelminakanaal de ontsluitingsroute van het later gerealiseerde industriegebied De Hurk. De groenbegeleiding langs het Beatrixkanaal is van waarde vanwege het gevarieerde karakter van de beplanting, de gaafheid en de ecologische waarde. Deze groene structuur blijft gehandhaafd bij de voorgenomen ontwikkelingen.

- Ekkersrijt (waterloop)

De Ekkersrijt is vanwege zijn ligging door een ontgonnen heidegebied bepalend voor de latere verkavelingsstructuur, waarbij het de eeuwenoude grens van de gemeente Woensel (v.a. 1920 gemeente Eindhoven) met de gemeente Oirschot markeert. De loop van de Ekkersrijt wordt bij de voorgenomen ontwikkelingen niet aangetast.

- Oirschotsedijk en bijbehorende laanbeplanting

De Oirschotsedijk is in 1773 aangelegd als nieuwe postweg richting Oirschot en is één van de oudste regionale wegverbindingen op huidig Eindhovens grondgebied. Deze wegstructuur is mede bepalend geweest voor de ontginningen en daarbij horende verkavelingsstructuur die na de aanleg plaatsvonden. De laanbeplanting langs de Oirschotsedijk vormt daarbij als accentuering van een oude radiaal een behoudenswaardige karakteristiek.

Daarnaast bevinden zich ten noorden van de Oirschotsedijk nog restanten van jongere heideontginningen die op initiatief van de gemeente Eindhoven (na de annexatie van de omliggende gemeenten in 1920) grotendeels voor 1940 zijn ontgonnen. Dit is nog terug te zien in het verkavelingspatroon. Het geprojecteerde wegtracé in dit gebied sluit goeddeels aan bij de nog aanwezige verkavelingsstructuur.

Cultuurhistorie - gemeente Oirschot

De gemeente Oirschot heeft haar beleid ten aanzien van cultuurhistorie en archeologie ondergebracht in de Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten. Op de beleidskaart voor Cultuurhistorie zijn verschillende objecten, structuren en gebieden aangegeven met verschillende waarden. Een deel van de gronden die benodigd zijn voor de infrastructuur is aangewezen als een 'object of gebied met een zeer hoge cultuurhistorische waarde' (onderstaande figuur rood gearceerd). Dit gebied komt overeen met de in de Verordening Ruimte 2014 opgenomen Aardkundige waarden. Dit gebied wordt in het bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming 'Waarde - Geomorfologie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0039.png"

Figuur 3.17 Uitsnede uit de erfgoedkaart Kempen; beleidskaart cultuurhistorie

Cultuurhistorie - gemeente Best

De gemeente Best beschikt over een cultuurhistorische waardenkaart. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn waardevaste objecten en gebieden (monumenten) aangegeven. In het plangebied liggen geen monumenten. In het plangebied liggen wel enkele waardevolle elementen op het gebied van landinfrastructuur. Het netwerk van wegen en paden vormt de basis van waaruit het land werd gebruikt en geeft in belangrijke mate de gesteldheid van het landschap weer.

De historische padenstructuur kan voor het nieuwe tracé grotendeels blijven bestaan. De nieuwe verbindingsweg door BIC Noord met GDC doorkruist op een enkele locatie het pad van voor 1830.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0040.png"

Figuur 3.18 Cultuurhistorische kaart gemeente Best. Ter plaatse van de paarse cirkel doorkruist het tracé van de verbindingsweg met GDC één van de paden met cultuurhistorische waarde

Archeologie - Gemeente Eindhoven

Volgens de Monumentenwet 1988 houdt de gemeente bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening met de archeologische waarde of verwachting.

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan Archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.

De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken. De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart die door de raad is vastgesteld in 2008.

Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Het plangebied ligt volgens de gemeentelijke archeologische waardenkaart van Eindhoven niet binnen een archeologische waardevol of archeologisch verwachtingsgebied. Hier hoeft voor het deel van het plangebied dat binnen Eindhoven valt dan ook geen rekening mee te worden gehouden. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht art. 53 Monumentenwet 1988) direct gemeld te worden aan de Afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of en zo ja welke aanvullende maatregelen getroffen worden.

Archeologie - Gemeente Oirschot

De gemeente Oirschot beschikt over een archeologische waardenkaart. Deze maakt deel uit van de Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten waar ook cultuurhistorie in is ondergebracht. Het tracé ligt gedeeltelijk in een gebied met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit gebied is aangewezen als 'Beschermd archeologisch monument', welke wordt beschermd door de Monumentenwet 1988. De wettelijke bescherming maakt de meeste bodemverstorende activiteiten onmogelijk mits hiervoor vooraf een monumentenvergunning wordt verleend door de Minister van OC&W (behandeld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0041.png"

Figuur 3.19: Archeologische waardenkaart gemeente Oirschot met in rood het Archeologisch monument

Met het optimaliseren van het ontwerp is het niet gelukt het archeologisch monument te sparen. Om meerdere redenen is het niet wenselijk geacht de nieuwe infrastructuur zo zuidelijk mogelijk aan te leggen. Vanwege het verstoren van het archeologisch monument heeft afstemming met het ROB (Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek) plaatsgevonden.

De bescherming van het archeologisch monument is geregeld in de Monumentenwet. Vanuit deze landelijke wetgeving dient er archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Ten behoeve van dit onderzoek is een Programma van Eisen opgesteld (Antea Group, 2016). Aangezien het monument al vanuit de wetgeving beschermd is, is er ter hoogte van het archeologisch monument geen dubbelbestemming archeologie opgenomen.

Naast het monument zijn er binnen het plandeel ook gebieden aangewezen waar de kans op het aantreffen van archeologische bodemvondsten laag, of hoog is. Het grootste deel van het plandeel van Oirschot heeft wat betreft de indicatieve archeologische waarde een hoge verwachtingswaarde. Dat wil zeggen dat in deze gebied sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op een archeologische vondst is daarom zeer groot. Om deze reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten groter dan 500 m2 en dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld.

Op de Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten is aangegeven dat een deel van deze gronden reeds verstoord is. Op onderstaande figuur het de blauw omrande gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0042.png"

Figuur 3.20: uitsnede Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten

De overige gronden hebben een lage verwachtingswaarde. Bij gebieden met een lage archeologische verwachting is nader onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten groter dan 25.000 m2 en dieper dan 0,4 m. Voor het gebied met lage archeologische verwachting is geen dubbelbestemming opgenomen.

Archeologie - gemeente Best

De gemeente Best heeft in 2011 het Archeologisch Beleidsplan en Archeologische Waardenkaart vastgelegd. Het tracé doorkruist het gebied met een middelhoge en lage archeologische verwachting. Nader onderzoek bij gebieden met een middelhoge verwachting is vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten groter dan 2500 m2 en die dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld. Bij gebieden met een lage archeologische verwachting is nader onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten groter dan 25.000 m2 en dieper dan 0,4 m. Wanneer voor een deel van het plangebied op de archeologische beleidskaart een middelhoge verwachting en een deel van het plangebied een lage verwachting is weergegeven, geldt in het kader van het project als uitgangspunt dat het gehele grondgebied een middelhoge verwachting heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0043.png"

Figuur 3.21: Archeologische waardenkaart gemeente Best

Conclusie

Het plangebied ligt volgens de gemeentelijke archeologische waardenkaart van Eindhoven niet binnen een archeologische waardevol of archeologisch verwachtingsgebied. Hier hoeft voor het deel van het plangebied dat binnen Eindhoven valt, dan ook geen rekening mee te worden gehouden.

Voor wat betreft het archeologiebeleid van de gemeente Oirschot is archeologisch onderzoek noodzakelijk voor het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit gebied wordt in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming aangewezen. Het archeologisch monument wordt verstoord, zodat tevens een archeologische monumentenvergunning benodigd is.

In het plandeel van de gemeente Best geldt een middelhoge verwachtingswaarde. Dit gebied is met een dubbelbestemming in het bestemmingsplan aangewezen. Een archeologisch onderzoek is nodig om de waarde vast te stellen.In het Programma van Eisen is de wijze beschreven waarop het onderzoek moet plaatsvinden.

3.7 Groen

3.7.1 Groenbeleidsplan 2017 gemeente Eindhoven

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. De doelen van het Groenbeleidsplan 2017 zijn:

  • richting geven aan ontwikkelingen en ambities formuleren;
  • faciliteren van de ontwikkeling van Eindhoven als gezonde, klimaat adaptieve en groene stad om zo de vitaliteit en het welzijn van haar bewoners naar een hoger plan te kunnen brengen;
  • aanknopingspunten bieden voor beheer en inrichting;
  • groen en groenontwikkelingsmogelijkheden voor Eindhoven duurzaam veiligstellen waar het moet en flexibiliteit bieden waar het kan;
  • partners in de stad inspireren en stimuleren: inwoners, bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid.

Het Groenbeleidsplan 2017 zal na vaststelling van kracht blijven tot de gemeenteraad anders beslist; het streven is een geldigheid van 10 jaar of langer. Het plan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.


In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0044.png"

Figuur 3.22 Ruimtelijke strategieënkaart, waarin zes ruimtelijke strategieën zijn verdeeld over de gebieden van de gemeente Eindhoven.

In het onderhavige plangebied zijn in het Groenbeleidsplan 2017 op de ruimtelijke strategieënkaart de volgende strategieën aangeduid als 'Integrale ontwikkeling groen-rood' en 'Natuur en landschap'. In deze gebieden worden als ordeningsprincipe de volgende strategieën aangehouden.


Bij 'integrale ontwikkeling groen-rood' betreft het ontwikkelingslocaties. Het accent ligt op het behoud en de integrale ontwikkeling van zowel groene functies als van woon- en werkgebieden. Er wordt op structuurvisieniveau een verweving van stad en natuur nagestreefd, waarbij de rode ontwikkeling de kosten van de groene ontwikkeling draagt. Voor Brainport Industries Campus e.o. geldt een ruimtelijke verdeling van 60% natuurontwikkeling /recreatie en 40% bedrijventerrein.


Voor de strategie 'Natuur en landschap' staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit. De gebieden omvatten de door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Brabant (voormalige ecologische hoofdstructuur) en een nadere detaillering van de door de provincie aangegeven Groene Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).


Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

Conclusie

In het ontwerp van het tracé is rekening gehouden met de uitgangspunten van het Groenbeleidsplan 2017.

3.7.2 Verordening Bomen gemeente Eindhoven 2015

Op 7 april 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening bomen 2015 vastgesteld. Deze verordening en (uitwerking daarvan in) 'nadere regels Bomen' samen, vervangen het onderdeel houtopstanden uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV 2012), het Bomenbeleidsplan (2008) en de Nota Niet kappen tenzij (2002). Omdat de 'nadere regels Bomen' een uitwerking is van de Verordening Bomen is de verordening pas in werking getreden toen ook de uitwerking gereed was. De Verordening bomen 2015 en de 'nadere regels Bomen' zijn in werking getreden op 1 september 2016. Indien kap wenselijk wordt geacht, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd voor die bomen die onderdeel uitmaken van de groene kaart en een minimale omtrek hebben van 45 cm (op een stamhoogte van 130 cm).

De groene kaart kent de volgende onderdelen:

  • bomen in gebieden stad, groen bepalend;
  • bomen op percelen met een oppervlakte van 500 m2 of groter;
  • bomen hoofdstructuur en bomen nevenstructuur;
  • waardevolle bomen (gemeentelijk en particulier);
  • monumentale bomen;
  • basis bomen.

In de 'nadere regels Bomen' worden criteria voor de onderdelen van de groene kaart verder uitgewerkt. Ook worden richtlijnen uitgewerkt voor overlast, compensatieplicht, weigeringsgronden, indienen vergunningaanvraag en aanbrengen van verlichting in houtopstanden.

Op basis van de groene kaart die behoort bij de Verordening Bomen is een aantal bomen als waardevolle boom aangeduid. Het betreft bomen ter plaatse van GDC Noord (rotonde), A.Fokkerweg (tussen afrit N2 en Beatrixkanaal) en langs de Luchthavenweg. Daarnaast is een tweetal onderzoeken uitgevoerd naar bossen en bomen in het plangebied (Bomenvakken en waardevolle bomen BIC Eindhoven, Cobra Boomadviseurs 24 december 2015; Bomenonderzoek 16 eiken diverse locaties Eindhoven, Cobra Boomadviseurs 11 januari 2016). Uit deze onderzoeken volgt dat er verspreid over het gebied nog een aantal bomen staan, die op basis van leeftijd en levensverwachting volgens het Bomenbeleidsplan de status 'waardevol' hebben. Verder staat langs de Ekkersrijt nabij de Spottersweg een cirkel van dennen die zijn aangeplant in het kader van een boomplantdag. Deze zijn als herdenkingsbomen aangeplant en dienen in principe behouden te blijven. In het afgelopen ontwerpproces is zoveel mogelijk uitgegaan van het inpassen van waardevolle bomen. Een aantal bomen kan echter niet worden ingepast. In juni 2016 heeft Cobra adviseurs in opdracht van de gemeente Eindhoven een aanvullend bomenonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is een bomeneffectanalyse uitgevoerd. In de bomeneffectanalyse wordt geadviseerd om een aantal waardevolle bomen te behouden:

  • Waardevolle Zomereik in de buurt van de A2 ter hoogte van de Anthony Fokkerweg en de nieuw aan te leggen weg: Het is belangrijk dat er geen verstoring plaatsvindt van de bodem binnen een straal van 4 meter vanaf de stamvoet. In de nadere uitwerking van het ontwerp wordt gestreefd naar het behoud van deze boom. Daarvoor wordt in de komende periode een bomeneffectanalyse uitgevoerd.
  • Dennen in de buurt van het fietspad van bij de kruising van de Oirschotsedijk en de Spottersweg. Binnen een straal van 2 meter vanaf de stamvoet mag er geen verstoring plaatsvinden van de bodem. In de nadere uitwerking van het ontwerp wordt gestreefd naar het behoud van deze bomen. Daarvoor wordt in de komende periode een bomeneffectanalyse uitgevoerd.
  • Bomen nabij de Luchthavenweg: Het fietspad dient ten minste 5 meter vanaf de bomen te beginnen. Daarnaast is het belangrijk dat er geen verstoring plaatsvindt van de bodem binnen een straal van 5 meter van de stamvoet. In het Definitief Ontwerp van de weg blijft de situatie nabij het grootste deel van de bomen onveranderd. Ter hoogte van de nieuwe fietsaansluiting ten zuiden van de Luchthavenweg staan 2 bomen die wel hinder zullen hebben van de plannen. Er zal een bomeneffectanalyse uitgevoerd worden om te kijken of en hoe deze bomen behouden kunnen worden of dat ze gekapt moeten worden en gecompenseerd.

De Verordening Bomen is begin september 2016 van kracht geworden.

3.7.3 Verordening Bomen Oirschot

In 2010 heeft de gemeente Oirschot de Verordening Bomen vastgesteld. In de Verordening Bomen is vastgelegd dat het verboden is om zonder vergunning van het bevoegde gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen. Dit verbod geldt uitsluitend voor:

  1. a. houtopstanden die opgenomen zijn in de Lijst beschermde houtopstanden van Oirschot;
  2. b. houtopstanden die op grondgebied staan van een overheidsinstelling;
  3. c. houtopstanden die geplant zijn in het kader van de herplantplicht zoals genoemd.

3.7.4 Groenbeleidsplan Best

Het geactualiseerde Groenbeleidsplan geeft de visie van de gemeente Best op groen weer voor nieuwe ontwikkelingen en het bestaande groen. Dit plan is op 18 oktober 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Best. Dit beleidsplan vormt het kader voor toekomstige ontwikkelingen. De gemeente benadrukt daarbij de maatschappelijke waarde van groen en wil goede voorwaarden scheppen voor het behoud van de bestaande groenstructuur. De bestaande groenstructuur wordt gekenmerkt door drie typeringen: kern Best, overgang kern naar Buitengebied en Buitengebied. Het in stand houden en zo nodig versterken van de groenstructuur en verbinding zoeken met de hoofdstructuur staat hierbij centraal.

Het Beatrixkanaal, dat gedeeltelijk binnen het plangebied ligt, wordt door de gemeente Best aangemerkt als 'groene poort', de toegang naar de bebouwde kom vanuit het landschap. Deze poorten dienen zowel visueel als fysiek de relatie met het landschap te onderhouden. Aan de oostzijde van het kanaal bevindt zich een waardevolle boomstructuur. Deze reikt echter niet tot aan de te realiseren verbinding in het gebied BIC Noord. Het plan doet daardoor geen afbreuk aan het Groenbeleidsplan van de gemeente Best.

3.8 Kabels, Leidingen En Straalpaden

De aanwezige kabels en leidingen vormen geen belemmering voor dit plan omdat alle knelpunten op te lossen zijn door leidingen te verleggen of aan te passen. In het plangebied ligt een hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie en een rioolleiding in een leidingenstrook.

Er geldt voor de gasleiding een belemmeringenstrook van 4 meter aan beide zijden vanaf de hartlijn van de gasleiding. Deze belemmeringenstrook heeft op de verbeelding van dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. De rioolleiding heeft een belemmeringenstrook van 3 meter aan beide zijden vanaf de hartlijn van de leiding. Deze belemmeringenstrook heeft op de verbeelding van dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'. De gekozen bestemmingen sluiten aan op de vigerende bestemmingen.

Ter plaatse van deze belemmeringenstroken geldt een aantal beperkingen. Activiteiten die ter plaatse niet zijn toegestaan zonder overleg met de leidingbeheerder zijn onder andere, maar niet beperkt tot:

  1. 1. het oprichten van enig bouwwerk;
  2. 2. het aanbrengen van gesloten verharding;
  3. 3. het opslaan van grond of materialen;
  4. 4. het plaatsen van diepwortelende beplanting of bomen.

Hoofdstuk 4 Verwerving Van Gronden

Voor de realisatie van de nieuwe weginfrastructuur, natuurontwikkeling en groenvoorzieningen zoals mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan is het noodzakelijk een aantal (delen van) percelen aan te kopen. Het betreft de percelen zoals weergegeven in de onderstaande figuren. In deze figuren zijn de kadastrale nummers van de te verwerven (delen van) percelen weergegeven en de bestemming (Verkeer, Natuur of Groen) op basis van voorliggend bestemmingsplan. In figuur 4.1 is een totaaloverzicht van de verschillende delen van de ontwikkeling afgebeeld.

Als minnelijke verwerving van deze grond niet leidt tot het gewenste resultaat zal het instrument van onteigening worden ingezet. De overige gronden, die nodig zijn voor de ontwikkeling die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn eigendom van de gemeenten Eindhoven, Best of Oirschot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0045.png"

Figuur 4.1. Totaal overzicht van de verschillende deelgebieden met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0046.png"

Figuur 4.2: Deelgebied 1 met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0047.png"

Figuur 4.3: Deelgebied 2 met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0048.png"

Figuur 4.4: Deelgebied 3 met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0049.png"

Figuur 4.5: Deelgebied 4 met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0050.png" Figuur 4.6: Deelgebied 5 met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0051.png"

Figuur 4.7: Deelgebied 6 met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0052.png"

Figuur 4.8: Deelgebied 7 met te verwerven gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0053.png"

Figuur 4.9: Deelgebied 8 met te verwerven gronden.

Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf

5.1 Milieueffectrapport Voor Brainport Park Eindhoven

Voor de gehele gebiedsontwikkeling Brainport Park is de procedure van een milieueffectrapportage uitgevoerd. Het doel van een milieueffectrapportage is om vroegtijdig in het planproces het milieubelang in te brengen. Het milieueffectrapport (MER) is onderverdeeld in de effecten van de Brainport Industries Campus (BIC), het groene raamwerk in Brainport Park en de nieuwe infrastructuur in Eindhoven Noordwest. De conclusies uit het MER zijn meegenomen in de milieuparagraaf van voorliggend bestemmingsplan. Het MER is als bijlage toegevoegd bij deze toelichting.

Het MER heeft kenmerken van een plan-MER en project-MER (vanwege de concrete besluiten over BIC, cluster 1, en de infrastructuur). De voorgenomen ontwikkelingen van Brainport Park vallen onder de activiteiten D1.2 (wijziging of uitbreiding van een weg), D 9 (een landinrichtingsproject, wijziging of uitbreiding daarvan) en D 11.3 (aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Het bestemmingsplan is kaderstellend voor de (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Dit betekent dat een milieueffectrapportage nodig is. Hierbij zijn de mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden (depositie van stikstof als gevolg van emissies uit het plangebied en/of emissies van verkeer) relevant en de mogelijke impact op de ecologische hoofdstructuur (NNB). Van belang voor de noodzaak om een m.e.r. uit te voeren zijn ook de ontwikkelingen die buiten Brainport Park spelen, maar daarmee, door de ligging en/of de kans op cumulatie van effecten, wel samenhang hebben.

5.1.1 Notitie Reikwijdte en Detailniveau

Deze m.e.r.-procedure is gestart met het opstellen van een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). De NRD is bedoeld om iedereen en de wettelijke adviseurs te informeren over de onderzoeksaanpak van het MER: welke milieuaspecten worden onderzocht en hoe zal het onderzoek plaatsvinden. De NRD bevat verder een nadere toelichting op de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied, op de te nemen besluiten en op de (milieu)aspecten die worden onderzocht in het MER. Deze "Notitie Reikwijdte en Detailniveau Milieueffectrapportage Gebiedsontwikkeling Brainport Park", projectnummer 243878, d.d. 17 februari 2015, is gepubliceerd en ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzage legging van de notitie Reikwijdte en Detailniveau (vanaf 12 maart t/m 9 april 2015) zijn wettelijke adviseurs en bestuursorganen (zoals de provincie Noord-Brabant, het waterschap, de Veiligheidsregio, de Gasunie, Defensie, Trefpunt Groen Eindhoven, Brabantse Milieufederatie, etc.) geraadpleegd en heeft een ieder (zoals omwonenden) zijn/haar zienswijzen kunnen indienen. De Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie m.e.r.) is niet geraadpleegd om een advies reikwijdte en detailniveau uit te brengen. Dit is niet verplicht. De inspraakreacties op de NRD zijn gebruikt als input voor de te hanteren reikwijdte en detailniveau van de vervolgfase van de m.e.r.-procedure (MER). Na de raadpleging is vervolgens een reactienota opgesteld. In bijlage I van het MER is weergegeven op welke wijze de ingediende zienswijzen op de notitie reikwijdte en detailniveau terugkomen in het MER.

5.1.2 Het Milieueffectrapport

De kern van de m.e.r.-procedure wordt gevormd door het MER, een milieueffectrapport waarin de milieueffecten van de gebiedsontwikkeling Brainport Park (en eventuele samenhangende ontwikkelingen) worden beschreven. Het "Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park" bevat:

  1. 1. een beschrijving van de huidige situatie van Brainport Park en (autonome) ontwikkelingen in de omgeving;
  2. 2. een toelichting op de voorgenomen ontwikkelingen in Brainport Park en de nut en noodzaak van de gebiedsontwikkeling in relatie tot de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking';
  3. 3. de te beschouwen alternatieven en varianten die worden onderzocht in het MER. Daarnaast komt de onderzoekmethodiek van de alternatieven en varianten aan de orde ten opzichte van de referentiesituatie, in relatie tot de driesporenaanpak van de bestemmingsplannen;
  4. 4. de milieueffecten van de alternatieven en varianten ten opzichte van de referentiesituatie, wederom in relatie tot de driesporenaanpak; Achtereenvolgens komen de milieueffecten van de volgende milieuthema's aan de orde: verkeer, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, gezondheid, archeologie, cultuurhistorie en landschap, ruimtelijke kwaliteit, bodem en water, natuur en duurzaamheid;
  5. 5. de conclusies van de milieueffectenstudie en de integrale vergelijking van de alternatieven en varianten in relatie tot de driesporenaanpak;
  6. 6. een weergave van de leemte in kennis en een voorzet van het evaluatieprogramma.

5.1.3 Toetsingsadvies Commissie MER

De Commissie m.e.r. is gevraagd de kwaliteit van de informatie in het MER te beoordelen. Zij constateert in haar toetsingsadvies (d.d. 07-10-2015, rapportnummer. 3034-ts) dat het MER zeer toegankelijk is door de heldere structuur en het uitgebreide gebruik van kaarten en afbeeldingen. Het voornemen, dat bestaat uit meerdere activiteiten die op verschillende momenten tussen nu en 2030 gerealiseerd gaan worden, maakt het MER echter ook inherent complex. Daardoor wordt het moeilijk om voor ieder te nemen besluit informatie 'op maat' te leveren. De Commissie maakt om die reden in haar beoordeling onderscheid tussen de informatie die nodig is voor het eerst te nemen besluit (het bestemmingsplan voor BIC 1e cluster (ca. 8 ha), voor de aanpassing van de infrastructuur en tenslotte voor de besluiten over vervolgfasen van BIC.

De Commissie concludeert dat voor de realisatie van de volgende fasen van BIC en voor de aanpassing van de infrastructuur op enkele punten nog de volgende essentiële informatie ontbreekt:

  1. 1. de effecten van bebouwing en infrastructuur op de aanwezige natuurwaarden in het BIC-gebied ten noorden van de Oirschotsedijk worden in het MER ten onrechte als neutraal beoordeeld. Ook is geen rekening gehouden met negatieve effecten als gevolg van wijzigingen in de waterhuishouding. Omdat de alternatieven voor bebouwing en voor de ligging van infrastructuur hierin onderscheidend kunnen zijn, is op dit moment nog geen goed onderbouwde keuze mogelijk.
  2. 2. doordat kwantitatieve doelen voor bereikbaarheid in het MER ontbreken is niet duidelijk waarop de effectbeoordeling van de infrastructuur alternatieven en de vergelijking van de alternatieve tracés op de criteria bereikbaarheid, veiligheid en verbetering langzaam verkeer is gebaseerd. Een onderbouwde keuze voor één van de infrastructuuralternatieven is daardoor nu nog niet mogelijk.

De Commissie adviseert om voor de gesignaleerde tekortkomingen aanvullende informatie te verstrekken, voordat besluiten worden genomen over vervolgfasen van BIC en de aanpassing van de infrastructuur.

In de zomer van 2016 is op bovengenoemde punten een aanvullling op het MER opgesteld. De Commissie MER heeft in november 2016 op basis van de aanvulling op het MER een nieuw toetsingsadvies uitgebracht. De Commissie oordeelt positief en concludeert dat:

" Op basis van de informatie in het MER en de Aanvulling kunnen de gemeenten een goed onderbouwde keuze maken tussen de tracés voor nieuwe infrastructuur ten noordwesten van Eindhoven mits gekozen wordt voor een bebouwingscluster in BIC Noord van 65 ha met 680.000 m2 bedrijfsoppervlak. De effectbeoordeling van het MER is in de Aanvulling aangepast op de aspecten bereikbaarheid en natuur. Het meest noordelijke tracé (tracé C) scoort hierdoor overall slechter dan de zuidelijker gelegen tracés (tracé A en B)".

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Het plan ziet op de realisatie van een verbeterde infrastructuur in Eindhoven Noordwest, het zuiden van Oirschot en de zuidpunt van Best. Het plan betreft gedeeltelijk de aanleg van nieuwe wegen en deels de aanpassing van bestaande wegen. De vestiging van nieuwe bedrijven is niet aan de orde. Ook zijn er geen bedrijven in de omgeving aanwezig die een belemmering vormen voor dit plan.

5.3 Geluid

5.3.1 Wettelijk kader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Voor voorliggend bestemmingsplan is uitsluitend de bron wegverkeer van toepassing. Verder liggen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan geen geluidgevoelige bestemmingen en worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

5.3.2 Wegverkeerslawaai

Wet geluidhinder

De akoestische consequenties van de aanleg van de verschillende infrastructurele maatregelen van voorliggend plan voor de aangrenzende geluidgevoelige bestemmingen zijn door Antea Group in beeld gebracht. In de rapportage van het akoestisch onderzoek (“Akoestish onderzoek bestemmingsplan weginfrastructuur Eindhoven Noordwest”, projectnr. 0403826.00, d.d. 20-05-2016, Bijlage 6 bij de toelichting) staan de berekeningsresultaten weergegeven. Uit dit rapport blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de nieuw aan te leggen wegen de geluidbelasting ter plaatse van de bestaande woningen ten hoogste 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Een hogere waardenprocedure ingevolge de Wet geluidhinder is derhalve niet nodig.

Als gevolg van de wijzigingen aan bestaande wegen is er geen sprake van een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer bij de bestaande woningen. Op grond van de Wet geluidhinder is er dan ook geen sprake van een reconstructie. Op de aansluitende wegvakken die niet worden gewijzigd, is ook geen sprake van een toename van de geluidbelasting. Er is daarmee ook geen sprake van een uitstralingseffect.

Kruising N2/A2

In het akoestisch onderzoek is voor de kruising van de N2/A2 rekening gehouden met de verschillende varianten die hiervoor nog in studie zijn. De meest zuidelijke en meest noordelijke variant zijn in het onderzoek betrokken. Deze beide varianten leiden niet tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Daarmee zijn de tussenliggende varianten ook uitvoerbaar.

Nieuwe aansluiting N2

De aanleg van de nieuwe toerit van de Anthony Fokkerweg naar de N2 betreft een wijziging van het hoofdwegennet. Rijkswaterstaat is de wegbeheerder. De wijziging wordt met de regionale dienst Zuid-Nederland van Rijkswaterstaat afgestemd. Rijkswaterstaat bepaalt het effect van de wijziging op de referentiepunten. Binnen de geluidzone van de aanleg van de nieuwe toerit N2 zijn geen woningen gelegen.

Van VO naar DO

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd op basis van het Voorlopig Ontwerp. In de uitwerking naar Definitief Ontwerp is het tracé op enkele punten gewijzigd. In een oplegnotitie zijn de effecten van deze ontwerpoptimalisaties beschouwd (Oplegnotitie akoestisch onderzoek, nr, 160927-403826-mem-oplegnotitie geluid-00, d.d. 27-09-2016, bijlage 6 bij deze toelichting).

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de nieuw aan te leggen wegen ter plaatse van alle woningen of andere (geluidgevoelige) bestemmingen de geluidbelasting in de toekomstige situatie nergens de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.

Nader onderzoek naar het treffen van geluidreducerende maatregelen en het vaststellen van hogere waarden is niet van toepassing.

Het gewijzigde ontwerp en de gewijzigde uitgangspunten voor de Erica, de weg over BIC-Noord en de weg Eindhoven-Best/Spottersweg leiden niet tot een andere conclusie ten opzichte van het akoestisch onderzoek van mei 2016.

Geluidbelasting ter hoogte van Zonnedauw 10 (De Sprinkhaan)

In het zuidoosten van Oirschot is De Sprinkhaan aan Zonnedauw 10 gelegen. Het betreft een vakantiehuis voor gehandicapte kinderen. Op grond van de Wet geluidhinder is het geen geluidgevoelige bestemming. In de omgeving zijn meerdere geluidgezoneerde bronnen gelegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de effecten van cumulatie van geluidhinder vanwege deze bronnen bij De Sprinkhaan beschreven (“Memo cumulatie geluid bij De Sprinkhaan”, memonr. 161117-403826-mem-cumulatie-00, d.d. 17-11-2016, zie bijlage 7 bij deze toelichting).

Ten gevolge van de wegen in bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven- Noordwest, Oirschot en Best' bedraagt de geluidbelasting bij De Sprinkhaan ten hoogste 47 dB ten gevolge van de nieuwe weg Eindhoven-Best.

In de huidige situatie wordt de gecumuleerde geluidbelasting bepaald door het luchtvaartlawaai van Eindhoven Airport en het wegverkeerslawaai van de A58. In de toekomstige situatie, met bedrijventerrein Westfields en de nieuwe wegen uit bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', neemt de gecumuleerde geluidbelasting met ten hoogste 0,5 dB toe. Deze toename is voor het gehoor niet waarneembaar. Er zijn geen geluidnormen voor de gecumuleerde geluidbelasting.

Vanwege de beperkte toename van de gecumuleerde geluidbelasting van 0,5 dB bij De Sprinkhaan en vanwege het feit dat de geluidbelasting ten gevolge van de wegen in bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' bij De Sprinkhaan ten hoogste 47 dB bedraagt, wordt de (toename van de) gecumuleerde geluidbelasting bij De Sprinkhaan als aanvaardbaar beoordeeld.

5.3.3 Conclusie

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de nieuw aan te leggen wegen de geluidbelasting ter plaatse van alle woningen of andere (geluidgevoelige) bestemmingen ten hoogste 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

Ten gevolge van de wijzigingen aan bestaande wegen is geen sprake van een reconstructie-effect of uitstralingseffect in de zin van de Wet geluidhinder.

In het geluidonderzoek is tevens de geluidbelasting op de niet-geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzones van wegen onderzocht. De (toename van) de geluidbelasting op de niet-geluidgevoelige bestemmingen leidt niet tot onaanvaardbare geluidhinder. Er is daarmee sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen op het gebied van luchtkwaliteitseisen en voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en wel zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen waardoor ruimtelijke ontwikkelingen toch doorgang kunnen vinden terwijl ondertussen maatregelen worden uitgevoerd die de luchtkwaliteit moeten verbeteren.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en voor fijn stof (PM10) een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten van een bepaalde omvang grenzen vastgesteld, op grond waarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdrage' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg of niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Voor kantoorlocaties geldt een NIBM-grens van 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  1. 1. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. 2. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  3. 3. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  4. 4. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

5.4.2 Luchtkwaliteit Eindhoven Noordwest, Oirschot en Best

Het totale project "Brainport Park" is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betekent dat met deze ontwikkeling rekening is gehouden in het kader van de luchtkwaliteit. In het kader van het bestemmingsplan is geen toets nodig aan de normen van de luchtkwaliteit. Met de NSL-monitoringstool wordt jaarlijks de luchtkwaliteit gemonitord en gerapporteerd.

5.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven en Oirschot (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties. Voor reeds bestaande (wijzigende) bestemmingen voor gevoelige groepen is het uitgangspunt niet van toepassing.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk. Het bestemmingsplan verandert ook niet het tracé van Rijkswegen of provinciale wegen. Er wordt alleen een afrit aan een Rijksweg/provinciale weg toegevoegd. Er zijn geen gevoelige bestemmingen binnen een straal van 300 meter van deze afrit gelegen.

5.5 Externe Veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

Ten aanzien van transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor inrichtingen geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

1. Plaatsgebonden Risico (PR):

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk kan worden getroffen door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

2. Groepsrisico (GR):

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Hieronder wordt beschreven of nabij het gebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.

Transport

Plaatsgebonden risico

Het projectgebied ligt nabij de Rijkswegen A2 en A58. Over deze wegen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De basisnetafstand (maximale PR 10-6 contour) van de A2 ter hoogte van het plangebied is 21 meter (gemeten vanaf het midden van de weg). Door de breedte van de weg reikt deze risicocontour niet tot het projectgebied. Het plaatsgebonden risico van de A2 is daarom geen relevant thema. De Basisnetafstand (maximale PR 10-6 contour) van de A58 ter hoogte van het plangebied is 18 meter (gemeten van het midden van de weg). Door de breedte van de weg reikt deze risicocontour niet tot het plangebied. Het plaatsgebonden risico van de A58 is daarom geen relevant thema.

Groepsrisico

Het projectgebied ligt in het invloedsgebied van de snelwegen. Het groepsrisico van de snelwegen is daarom een relevant thema. In het milieueffectrapport zijn de effecten van de volledige ontwikkeling Brainport Park op het groepsrisico onderzocht. Het groepsrisico van de A58/A2 ligt in de huidige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde (Milieueffectrapport Gebiedsontwikkeling Brainport Park , bijlage 1 bij deze toelichting) ).

Verder is in 2010 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven (“Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, d.d. 25 oktober 2010, Rapportnummer 491815-491816). Uit het rapport blijkt dat er voor gemeentelijke wegen geen plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder is het aantal transporten zo laag dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt.

Ook als gevolg van de nieuwe infrastructuur kan het groepsrisico toenemen. Echter de omliggende wegen kennen geen effect. Hierdoor is er ook als gevolg van de nieuwe infrastructuur geen effect te verwachten.

Buisleidingen

Plaatsgebonden risico

In (de nabijheid van) het projectgebied ligt een hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie. De PR 10-6 contour van de leiding is berekend met het programma CAROLA. Uit deze berekeningen blijkt dat de hoge druk aardgastransportleiding geen PR 10-6 contour heeft. Het plaatsgebonden risico van de hogedruk aardgastransportleiding is daarom geen relevant thema.

Invloedsgebied en groepsrisico hogedrukaardgastransportleiding

Het projectgebied ligt in het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleiding. Het groepsrisico van de gasleiding is dus een relevant thema. Het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleiding ligt in de huidige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde.

Luchthaven Eindhoven

Wetgeving
Het plangebied ligt in de directe nabijheid van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart. De luchtvaart wordt beschouwd als een risicovolle activiteit. De voormalige Luchtvaartwet kende nog geen normstelling en beoordelingskader voor externe veiligheid. In de vigerende Wet luchtvaart is het reguleringsregime uitgebreid met de milieuthema's externe veiligheid en lucht. Het regiem voor externe veiligheid is voor burgerluchthavens direct in werking getreden. Voor een militair vliegveld kan de minister van defensie besluiten dat te doen. De minister kan van die mogelijkheid op een nader te bepalen tijdstip gebruik maken.

Regelgeving voor luchthaven Eindhoven
Eind 2009 is de Regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) in werking getreden. Op basis van deze regelgeving moet een luchthavenbesluit worden opgesteld, waarin een grenswaarde voor externe veiligheid kan worden opgenomen. Het Luchthavenbesluit Eindhoven is op 1 oktober 2014 in werking getreden, zonder dat daarin regels over externe veiligheid zijn opgenomen. Voorafgaand aan deze procedure is een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd. In het MER zijn o.a. de gevolgen voor geluid, de luchtkwaliteit en externe veiligheid weergegeven voor de maximaal mogelijke gebruiksruimte van de luchthaven.

Ruimtelijk interimbeleid voor luchthaven Eindhoven

In een brief van 28 oktober 2009 van het (voormalig) Ministerie van VROM is het ruimtelijke interimbeleid voor externe veiligheid voor de luchthaven Eindhoven opgenomen. In de bijlage van deze brief staan de voorwaarden opgenomen waaraan een gemeente zich moeten houden binnen de 10-6 en 10-5 plaatsgebonden risicocontouren van luchthaven Eindhoven. Dit beleid betekent dat:

  • er geen objecten mogen worden geprojecteerd in de 10-5 PR contour waar mensen verblijven;
  • voor zogenoemde 'pijplijnplannen' (voor gemeente Eindhoven zijn dat BIC en GDC Acht Noord) binnen de 10-6 PR-contour geldt een personendichtheid van 100 personen per hectare (richtwaarde) waarbij de bebouwing zo laag mogelijk wordt gehouden;
  • functies voor groepen beperkt zelfredzame mensen, grote publiekstrekkers en evenementen worden uitgesloten.

Delen van onderhavig plangebied liggen binnen de 10-6 en 10-5 plaatsgebonden risicocontouren vanwege de luchthaven Eindhoven. In het voorliggend bestemmingsplan wordt geen van de bovengenoemde ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor luchthavens bestaat geen wet- en regelgeving ten aanzien van groepsrisico. Dit aspect is daarom tevens geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Visie Externe Veiligheid

De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid: ”Risico's de maat genomen” vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200 m van hoofdtransportassen, zoals A2/A67/A58) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.

Verantwoording groepsrisico

De aanpassing betreft wegen welke niet zijn opgenomen in het Basisnet weg. Dat betekent dat over deze wegen geen structureel omvangrijk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zodat het niet noodzakelijk is om hiervoor een risicoplafond vast te stellen. Dat de wegen niet in het basisnet zijn opgenomen betekent echter niet dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen plaatsvindt. De omvang hiervan is echter zodanig beperkt dat er geen 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico is, en dus ook geen juridische beperkingen vanuit het plaatsgebonden risico bestaan. Het vervoer en de populatiedichtheid in de omgeving is ook zodanig beperkt dat het groepsrisico, bepaalt met behulp van de vuistregels, lager zal zijn dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat op basis van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes een beperkte verantwoording van het groepsrisico mag plaatsvinden voor de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Advies Brandweer (Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost)

De brandweer ziet geen bezwaren tegen de voorgestelde plannen in het voorontwerpbestemmingsplan. De brandweer stemt in met de volgende calamiteitenroutes:

  • Vanuit Eindhoven Centrum: Fokkerweg –Oirschotsedijk-Landsard-Spottersweg-Luchthavenweg
  • Vanuit Eindhoven Centrum: Fokkerweg-Verlengde Spottersweg (backbone)-Luchthavenweg
  • Vanuit de A58: Erica-Verlengde Spottersweg-Luchthavenweg
  • Vanuit Oirschot: Erica-Verlengde Spottersweg- Luchthavenweg

De route vanaf de Oirschotsedijk –Eindhovensedijk (tussen de Landsard en Erica) vervalt dan.

De brandweer vraagt aandacht voor een goede planning met slimme fasering om de bereikbaarheid voor hulpdiensten te allen tijde te garanderen. Daarbij dienen de nieuwe calamiteitenroutes te zijn gerealiseerd voordat de Oirschotsedijk vervalt.

Bij de verdere uitwerking en aanpassingen van het ontwerpblijft overleg met de brandweer nodig om de belangen veilig te stellen.

Samenvattend heeft de Brandweer (Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost) vermeld dat zij voldoende uit de voeten kunnen met de calamiteitenroutes in de situatie waarbij de Challenge variant en Groene Corridor zijn gerealiseerd. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat als de Groene Corridor is gerealiseerd de Oirschotsedijk wordt afgesloten voor doorgaand autoverkeer (en dus voor de hulpdiensten).

De bovengenoemde aspecten leveren geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.


Conclusie

Het aspect 'Externe Veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente Eindhoven op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Het streven is van Eindhoven een duurzame stad te maken:

  • een stad waarin het prettig wonen, werken en recreëren is nu en in de toekomst;
  • een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen;
  • een stad waar de lucht, de bodem en het water schoon zijn, waar het veilig is, waar goed onderwijs is, waar de natuur gezond en divers is en waar voor iedereen de levensbehoeften verkrijgbaar zijn. Nu en in de toekomst.


Simpel gezegd is een duurzame stad, een stad die u met een gerust hart kunt achterlaten aan uw kinderen en kleinkinderen, wetende dat zij daar ook nog een mooi leven kunnen leiden.

Om dit te bereiken is samenwerking met de gebruikers/partners in de stad essentieel. Om te zorgen dat iedereen daarbij een gedeelde taal spreekt, gebruikt de gemeente Eindhoven de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat er duurzaam gehandeld wordt door met 4 principes van duurzaamheid rekening te houden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0057.png"

Figuur 5.3: De aanpak van The Natural Step (TNS).

Daarnaast heeft Eindhoven als stad een energieambitie: Energieneutraliteit. Eindhoven wil in 2045 een energieneutrale stad zijn. Dit betekent dat in de toekomst de stad niet meer energie mag gebruiken, dan dat er duurzaam kan worden opgewekt.

Op basis van de 4 principes van duurzaamheid en de gemeentelijke energieambitie worden in Eindhoven vier Gemeentelijke uitgangspunten gehanteerd:

  • zuinig omgaan met energie en kiezen voor groene, duurzame energie;
  • kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en gebruiken van producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu;
  • zuinig omgaan met de natuur en die waar mogelijk uitbreiden;
  • uitgaan van de eigen kracht van de inwoners van Eindhoven en voor hen zorgen waar het moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van dit handelen en waar mogelijk verbeteren we de kwaliteit van hun leven.


In de praktijk worden daarvoor vier processtappen doorlopen (Backcasting volgens ABCD-proces):

  • A. vorm een visie op duurzaamheid binnen de 4 principes
  • B. Wat is er al en wat zijn de uitdagingen?
  • C. Welke creatieve oplossingen kunnen we bedenken?
  • D. Actie!

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0058.png"

Figuur 5.4: Processtappen duurzaamheid.

Eigenlijk gaat het om gewoon de goede dingen doen. Bij projecten in de openbare ruimte vertalen we dat naar onderstaande zaken:

  • Energie: elk project moet een zo groot mogelijk bijdrage leveren aan de energieneutrale stad. Er kan aandacht worden besteed aan energiebesparing (bijvoorbeeld in productieproces), opwekking duurzame energie (zon, wind, bodem), opslag van energie (bijvoorbeeld in wegdek), inkoop groene energie, kansen voor innovatieve oplossingen t.a.v. energiegebruik, -opwekking of -opslag, (verbetering) aanleg energie infrastructuur, gedragsverandering t.a.v. energiegebruik en eventueel gebruik van restwarmte en warmtenetten. Hierbij moet verder worden gekeken dan alleen het eindproduct. Denk ook aan de energie die nodig is bij het winnen van materialen en het verwerken tot producen die nodig zijn voor het werk, schone mobiliteitsoplossingen, transportbewegingen van en naar het werkgebied.
  • Circulaire economie: circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.
  • Natuur: denk hierbij aan biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter) en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen.
  • Sociaal: wat maakt de situatie leefbaarder hier (en elders op de wereld). Denk onder andere aan veiligheid, gezondheid, participatie, armoedebestrijding. Hoe draagt het project bij aan verbetering van sociale omstandigheden? Waar komen bijvoorbeeld. de materialen vandaan? Door wie en onder wat voor omstandigheden wordt aan het project gewerkt? Hoe voorkom je negatieve impact hier of elders?

Plangebied bestemmingsplan

De nieuwe infrastructuur zal een doorsnijding van de bestaande natuur tot gevolg hebben (zie tevens paragraaf 5.8) om de gevolgen voor de natuur te beperken wordt de infrastructuur landschappelijk ingepast. Tevens verschuift de Spottersweg juist om de NNB-ehs langs het Beatrixkanaal te verbreden. Voor het overige wordt de natuur zoveel als mogelijk gecompenseerd in de directe omgeving waar de verstoring plaatsvindt.

In het wegontwerp wordt verder rekening gehouden met een dusdanige dimensionering zodat er long vehicles (road trains) gebruik van kunnen maken. Dat maakt een efficiënte manier van transport mogelijk.

Andere elementen aan het plan die duurzaamheid stimuleren zijn:

  • aanleg van HOV
  • aanleg van een bescheiden wegprofiel met beperkt ruimtegebruik
  • stimuleren van fietsgebruik door uitstekende fietsverbindingen
  • het voorkomen van verkeersopstoppingen (luchtkwaliteit) door verkeer zo snel als mogelijk naar de hoofdwegenstructuur te leiden.

De gemeente Best hanteert als uitgangspunt LED-verlichting toe te passen langs de weg en het fietspad. Tevens wordt er gestreefd naar andere duurzame toepassingen zoals warmteopslag vanuit het wegdek. De uitvoerbaarheid hiervan en de toepassing binnen het gehele project wordt in een later stadium bepaald. In de aanbesteding zullen duurzaamheidscriteria worden gesteld waarop kan worden gescoord. Dit gaat met name over energiebesparing in het productieproces, kansen voor innovatieve oplossingen, het gebruik van duurzame materialen en sociale particpatie.

5.7 Bodem

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.


Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen en in de directe omgeving van het plangebied dan ook niet bekend. Wel zijn binnen het plangebied de volgende locaties bekend waar sprake is (geweest) van een geval van ernstige bodemverontreiniging (zie figuur 5.5):

  1. 1. Sliffertsestraat, POL-centrum; omvangrijke grondwaterverontreiniging met olieproducten. Deze verontreiniging is gesaneerd.
  2. 2. Jan Olieslagersweg; omvangrijke grond- en grondwaterverontreiniging met olieproducten. Deze verontreiniging is gesaneerd. Verder zijn op het terrein nog enkele kleinere verontreinigingen met zware metalen en PAK aanwezig.
  3. 3. Beatrixkanaal; de waterbodem was verontreinigd met zware metalen. Enkele jaren geleden is het sterk verontreinigde slib verwijderd.
  4. 4. Spottersweg (oostzijde); plaatselijk is de grond sterk verontreinigd met PCB's en/of PAK. Een deel van deze verontreiniging is recentelijk gesaneerd bij de aanleg van een persleiding .
  5. 5. Rotonde Mispelhoefstraat; sterke verontreiniging met olie, metalen en PAK. De verontreiniging is deels gesaneerd en is nog slechts beperkt tot de ondergrond.
  6. 6. Zandpad Ekkersrijt; ernstige grondverontreiniging met zware metalen (omvang nog nader te bepalen).

Verder zijn er ook nog twee voormalige stortplaatsen en een grondreinigingsinstallatie in het plangebied aanwezig. Naast bovengenoemde bodemverontreinigingen moet rekening worden gehouden met onderstaande verontreinigingen waarvan reeds bekend is dat zij aanwezig zijn, maar die nog nader dienen te worden onderzocht (niet aangeduid in de figuur).

  1. 7. Grondwaterverontreiniging Spottersweg; als gevolg van de voormalige stortplaats 'Beatrixkanaal' is het grondwater ter plaatse van de Spottersweg en omgeving plaatselijk ernstig verontreinigd met voornamelijk VOCl.
  2. 8. Spottersweg (westzijde); van plaats tot plaats is de grond sterk verontreinigd met PCB's, zware metalen en/of PAK.
  3. 9. Noordelijke berm Oirschotsedijk ten westen Beatrixkanaal; ernstige grondverontreinging met zware metalen.
  4. 10. Zandpad direct ten westen Beatrixkanaal en ten noorden Oirschotsedijk; ernstige grondverontreiniging met PCB's en PAK.
  5. 11. Mispelhoefstraat 118; in 2011 is hier een ernstige grondverontreiniging met asbest gesaneerd. Elders op de locatie is nog een ernstige grondverontreiniging met zware metalen en mogelijk ook asbest aanwezig.
  6. 12. Scoutingterrein Mispelhoefstraat; ter plaatse van de brandplaats en de omliggende grondwal is de grond ernstig verontreinigd met zware metalen.

De bodemkwaliteit van het grootste deel van het plangebied is inmiddels onderzocht. Het gebied van de verbindingsweg tussen de A. Fokkerweg en de Luchthavenweg wordt op dit moment onderzocht en langs de Spottersweg op het terrein van defensie wordt nog onderzoek uitgevoerd. Voor actuele gegevens over de bodemkwaliteit wordt verwezen naar het gemeentelijke bodeminformatiesysteem.

In het kader van de NNB-ehs-compensatie wordt op een aantal plaatsen de bestemming gewijzigd in Natuur. Waar sprake is van bodemverontreiniging zijn mogelijk saneringsmaatregelen nodig om de bodem geschikt te maken voor deze nieuwe functie. Nader onderzoek moet in dergelijke gevallen uitwijzen in hoeverre dit zo is. Dit geldt in elk geval voor de PAK-/PCB-verontreinigingen ten westen van het Beatrixkanaal.

Ter plaatse van het fietspad op de oostoever van het kanaal zijn nabij Beatrixpark geen relevante verontreinigingen aangetroffen en is geen nader onderzoek nodig. Andere NNB-ehs-compensatiegebieden waarvoor een bestemmingswijziging nodig is, zijn nog niet of onvoldoende onderzocht.

Overal waar werkzaamheden plaatsvinden op of in een geval van bodemverontreiniging zijn in beginsel saneringsmaatregelen nodig. In sommige gevallen kan sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Of en hoe gesaneerd moet worden, moet per geval van bodemverontreiniging vooraf worden bepaald in overleg met het bevoegd gezag.

Gelet op bovenstaande verdient het sterk aanbeveling om bij bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige bouwvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.

Om de grondstromen binnen het gebied efficiënter te later verlopen en tegelijkertijd de bodemkwaliteit in het gebied te borgen, zal nog een bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan worden opgesteld, specifiek voor het BIC-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0059.png"

Figuur 5.5: Locaties verontreiniging tracé.

5.8 Natuur

5.8.1 Inleiding

De ontwikkeling van nieuwe infrastructuur binnen het plangebied blijft niet zonder gevolgen voor de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. De natuurwaarden zijn vooral aanwezig in de natuurgebieden (Natuurnetwerk Brabant) maar komen deels ook daarbuiten voor in het landelijk gebied en in gebieden die zijn aangeduid als groenblauwe mantel. Voor de effectbepaling van de voorgenomen ontwikkelingen wordt onderscheid gemaakt in beschermde natuurgebieden, gebieden met beschermde ecologische waarden (groenblauwe mantel) en beschermde dier- en plantensoorten. Om de effecten te bepalen is een natuurtoets uitgevoerd voor de ontwikkeling van het project (Bijlage 3).

5.8.2 Onderzoeken

Om inzicht te krijgen in de effecten van de ontwikkeling en van de verschillende varianten daarbinnen, is in 2015 door ecologisch adviesbureau Ecologica B.V. ecologisch onderzoek uitgevoerd naar de actuele natuurwaarden. Het onderzoek is gericht op de aanwezigheid van beschermde soorten en hun leefgebied, en de waarde van beschermde gebieden. Tijdens dit onderzoek zijn alle relevante soortgroepen onderzocht (planten, vogels, vleermuizen en overige zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, vlinders en libellen). Naast de actualisatie uit 2015 zijn ook onderzoeksresultaten uit eerdere een eerder onderzoek uit 2009 gebruikt bij de effectbeoordeling. In de marges van het plangebied is op enkele locaties in 2016 nog aanvullend onderzoek uitgevoerd door Ecologica, om het onderzoek te completeren (“Notitie Driehoeksbosje BIC te Eindhoven”, d.d. 27 juni 2016, kenmerk P2015/30 en “Notitie uitbreiding aanvullend veldonderzoek Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best”, d.d. 10 november 2016, kenmerk P2015/30).

5.8.3 Aanwezige natuurwaarden

Binnen het plangebied voor de nieuwe infrastructuur zijn de belangrijkste natuurwaarden aanwezig in de bospercelen, lokaal aanwezige poelen, de bosstroken langs het Beatrixkanaal en het bos- en heidegebied ten westen van het Beatrixkanaal in de Aarlesche Heide. De bospercelen en boszone langs het kanaal vormen leefgebied voor beschermde planten, bosvogels, roofvogels, eekhoorns, vleermuizen (strikt beschermd) en amfibieën (enkele strikt beschermd). Het bos- en heidegebied ten westen van het kanaal vormt leefgebied van vooral reptielen en amfibieën, waaronder strikt beschermde soorten als poelkikker en levendbarende hagedis.

Naast de beschermde gebieden volgens de NNB-ehs en de beschermde soorten zijn ook daarbuiten, met name in de groenblauwe mantel, ecologische waarden aanwezig. Deze waarden betreffende aanwezigheid van bosbegroeiing in afwisseling met heidevelden en waterpartijen, die vervolgens tevens ook leefgebied vormen van beschermde soorten. Daarnaast is een jaarrond beschermde nestlocatie geconstateerd (kerkuil).

5.8.4 Effecten op de natuurwaarden

Beschermde soorten
De ontwikkeling van infrastructuur leidt tot lokale effecten op het leefgebied van beschermde soorten. De effecten op de strikt beschermde soorten blijven beperkt tot enige aantasting van het leefgebied, maar leiden doorgaans niet tot wezenlijke aantasting van essentieel leefgebied. Op één locatie wordt de directe omgeving van een jaarrond beschermd nest aangetast (kerkuil), waarvan de effecten in een ontheffingsprocedure van de Wet Natuurbescherming worden verwerkt. Er worden geen vliegroutes van vleermuizen doorsneden of beschermde verblijfplaatsen aangetast, en er gaat geen voortplantingswater van amfibieën verloren. Op plaatsen waar sprake is van doorsnijding van leefgebied worden faunapassages (12 stuks) aangebracht om de versnippering van het leefgebied ongedaan te maken. De faunapassages zijn voorzien bij kruisingen van de infrastructuur met de EVZ Beatrixkanaal, de EVZ Ekkersrijt en de doorsnijding van het bos- en heidegebied Aarlesche Heide.

Beschermde soorten in de nieuwe Wet Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 treedt de Wet natuurbescherming in werking. Als gevolg van de inwerkingtreding zijn veel soorten niet meer beschermd. Echter een aantal andere vlinder- en libellesoorten en florasoorten zijn nu wel beschermd. Tevens blijft de algemene zorgplicht gelden. Daarnaast geldt in bepaalde provincies voor een aantal huidige Tabel 1-soorten geen vrijstelling meer. Dit zijn voor de provincie Noord-Brabant de bunzing, hermelijn en wezel.
Voor de strikt beschermde soorten in de nieuwe Wet Natuurbescherming, namelijk de soorten die zijn beschermd in de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn, geldt dat deze in de huidige Flora- en faunawet reeds gelijkwaardige bescherming genieten. De aanwezigheid van deze soorten is dan ook in het kader van de onderzoeken en de effectbeoordelingen van 2015 en 2016 voldoende in beeld gebracht. De conclusies ten aanzien van deze soorten zullen dan ook niet veranderen na het van kracht worden van de nieuwe wet.

Beschermde gebieden
De ontwikkeling van infrastructuur leidt tot het aansnijden van smalle stroken NNB-ehs langs het Beatrixkanaal, tot doorsnijding van een tweetal Ecologische Verbindingszones (Beatrixkanaal en Ekkersrijt) en tot het doorsnijden van bos- en heidegebied buiten de NNB-ehs (niet strikt beschermd). De aantasting NNB-ehs bedraagt 4,99 hectare. Op grond van een berekening van de stikstofdepositie kan gesteld worden dat geen negatieve effecten op natuurgebieden plaatsvindt (Bijlage 4). Voor het ruimtebeslag van de bestaande NNB-ehs is compensatie vereist. De compensatieopgave die volgt op deze aantasting van beschermde gebieden (7,10 hectare), wordt strategisch ingezet om een beter functionerende NNB-ehs te bereiken in de nieuwe situatie. De herbegrenzing van de NNB-ehs vindt dan ook plaats met toepassing van het 'nee-tenzij principe' volgens de Verordening Ruimte 2014. Zo wordt de breedte van de beschermde zone van de EVZ Beatrixkanaal vergroot en worden lokaal stapstenen gecreëerd, wat ertoe bij zal dragen dat deze EVZ in de toekomst robuuster kan functioneren. Met de aanplant van nieuw bos langs het Beatrixkanaal wordt deels voldaan aan de herplantplicht die volgt uit de Boswet.

De versnippering van de NNB-ehs en ecologische verbindingszones wordt verzacht door de aanleg van een twaalftal faunapassages. Deze zijn, behalve voor de specifieke beschermde soorten, ook van belang voor meer algemene soorten voor de uitwisseling tussen de verschillende delen van de NNB-ehs. Een en ander is in het compensatieplan beschreven (Bijlage 3). Dit compensatieplan maakt tevens deel uit van de regels bij dit bestemmingsplan. Het voorstel voor herbegrenzing van de NNB-ehs is toegevoegd in bijlage 5.

Overige natuurwaarden
Buiten de beschermde soorten en beschermde gebieden zijn in het gebied met de aanduiding groenblauwe mantel ecologische waarden aanwezig. Deze waarden worden lokaal aangetast als gevolg van het ruimtebeslag en de doorsnijding door het wegtracé in de Aarlese Heide.
De aantasting van de ecologische waarden in de doorsnijding van de Groenblauwe Mantel wordt vertaald in een verbetermaatregel die bestaat uit het creëren van meer variatie in de huidige vrij uniforme bosbegroeiing. Concreet worden langs de zuidrand van de bossen van de Aarlese Heide en langs de bermen van de Zonnedauw de huidige bosranden omgevormd naar een mantelzoomvegetatie. Daarnaast wordt het effect van doorsnijding gemitigeerd door de aanleg van een drietal faunapassages in dit deel van de nieuwe weg door de Aarlese Heide.

5.8.5 Conclusie

De realisatie van nieuwe infrastructuur in het kader van Weginfrastructuur omgeving Eindhoven Noord-West, Oirschot en Best leidt tot doorsnijding van het leefgebied van beschermde soorten en daarnaast tot ruimtebeslag in de NNB-ehs. De effecten op beschermde soorten worden verwerkt in een ontheffingsprocedure van de Wet Natuurbescherming en de aanleg van een aantal faunapassages waarmee de nieuwe infrastructuur kan worden gekruist. De effecten op de NNB-ehs leiden tot herbegrenzing met toepassing van het nee-tenzij principe volgens de Verordening Ruimte 2014. De compensatieopgaven voor NNB-ehs en bos worden strategisch ingezet om samen met ontsnipperingsmaatregelen te komen tot een per saldo beter functionerende NNB-ehs in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moeten voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.

6.2 Beleid Waterschap En Provincie

6.2.1 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021

Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP gaat voor:

  • voldoende water voor mens, plant en dier;
  • schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);
  • bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico's;
  • verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.

6.2.2 Waterbeheerplan 2016 - 2021 Waterschap de Dommel

Waterschap De Dommel heeft in december 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 "Waardevol Water" vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit waterbeheerplan aan wat zij de komende jaren doet aan droge voeten en schoon, voldoende, natuurlijk en mooi water. Speciale aandacht heeft voldoende water voor landbouw en natuur, wateroverlast en hittestress in het stedelijk gebied, het sluiten van kringlopen, verwijderen van ongewenste stoffen zoals medicijnen en het vergroten van het waterbewustzijn.

6.2.3 Keur Waterschap de Dommel 2015

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

6.2.4 Hydrologisch neutraal bouwen

Hydrologisch neutraal bouwen is overgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar het voor staat en welke maatregel er nodig is om hier aan te voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatse van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

De realisatie van nieuw verhard oppervlak en afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit betekent dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft.

Hierbij wordt getoetst aan de trits "vasthouden-bergen-afvoeren". Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of het infiltreren van water in de bodem en past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewater- als grondwatersysteem. Als niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening noodzakelijk die het water tijdelijk bergt. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

6.2.5 Gemeentelijk rioleringsplan 2015 - 2018 gemeente Eindhoven

Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van (grond)water. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

6.2.6 Waterplan gemeente Eindhoven

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

6.2.7 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2012 - 2016 gemeente Best

In het Gemeentelijk Rioleringsplan staan de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op rioleringsgebied en de raakvlakken met water binnen de Gemeente Best.

In het vGRP is de huidige situatie van de riolering beschreven. Het verbrede GRP beschrijft de beleidsvoornemens en maatregelen voor het afval-, hemel- en grondwater in Best. Het verbreed GRP vertaalt de voorgenomen maatregelen in een kostendekkingsplan en geeft aan welke gevolgen dit heeft voor de rioolheffing.

Het verbreed GRP moet een breed gedragen beleidsstuk zijn, zowel in de gemeentelijke organisatie als bij de externe partijen die belang hebben bij een adequate rioleringszorg in gemeente Best.

6.2.8 Waterplan gemeente Best

Het Waterplan is opgesteld door de gemeente Best, Waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingbedrijf Brabant Water. Het waterplan heeft een afstemmingsfunctie tussen de verschillende water- en milieuvakgebieden van de waterpartners en is vooral gericht op goede samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening en inrichting van (nieuwe) gebieden. In het waterplan is er voor gekozen om alle plannen en beleidsontwikkelingen naast elkaar te leggen. Gezamenlijk is, op basis van de reeds verwoorde ambities en doelstellingen, een heldere gemeenschappelijke visie op het water in de stad en landelijke omgeving van Best ontwikkeld, het streefbeeld. De visie is onderverdeeld naar vier thema's aan de hand waarvan de waterproblematiek beschreven en aangepakt kan worden. Deze waterthema's zijn: waterkwaliteit, verdrogingbestrijding, wateroverlast en waterbeleving.

6.2.9 Waterplan Gemeente Oirschot

De gemeente Oirschot heeft haar beleid ten aanzien van water opgenomen in het Waterplan (2005), het daarbij behorende achtergronddocument en in het aanvullende stuk ten aanzien van Ruimtelijke Ordening (2005). Het waterplan is door de gemeente gezamenlijk met het waterschap De Dommel en met Brabant Water opgesteld. Het waterplan is erop gericht om bij ruimtelijke ingrepen en maatregelen een duurzaam watersysteem in Oirschot te realiseren. Regenwater wordt vastgehouden en geborgen of geïnfiltreerd. Voorkomen wordt dat problemen met water worden afgewenteld op de omgeving. De belevingswaarde van water wordt bovendien vergroot door aantrekkelijke waterpartijen te realiseren die voor recreatie, natuur en de woonomgeving kunnen worden benut.

6.2.10 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2015 - 2019 gemeente Oirschot

In het Gemeentelijk Rioleringsplan staat:

  • het stedelijk waterbeleid van de gemeente;
  • de ontwikkeling van het waterbeheer voor de lange termijn;
  • concrete waterplannen voor de korte termijn.

In het VGRP staat beschreven op welke wijze de gemeente – nu én in de toekomst - invulling geeft aan haar zorgplicht voor het inzamelen en afvoeren van het stedelijk afvalwater. Daarnaast bevat het ook beleid voor de zorg voor hemelwater en grondwater. Dit is de verbreding van het rioleringsplan. Tot slot bevat het VGRP een kostendekkingsplan waarin uiteengezet wordt hoe er voor drie zorgplichten wordt betaald.

6.3 Huidige Situatie Van Het Watersysteem

6.3.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem
Hoofdwatergang cq open water Ja, Ekkersrijt, Beatrixkanaal en diverse A- waterlopen
Zijwatergang Ja, diverse B-waterlopen
Keurgebied binnen plangebied? Ja, langs watergangen en enkele percelen
Binnen 25-100 jaarszone? Ja, winning Welschap
Binnen boringsvrije zone? Ja, winning Welschap
Ecologische verbindingszone? Ja, de zone langs de Ekkersrijt en Beatrixkanaal zijn aangewezen als EVZ
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? Ja, Ekkersrijt nabij kruising Eindhovensedijk
Attentiegebied EHS Nee
Rioolwatertransportleiding Ja, regenwaterafvoerriool GDC Acht
Waterschap gemaal Nee
Landelijke afvoernorm binnen plangebied 60 mm (de afvoer naar oppervlaktewater mag maximaal 1 l/s/ha zijn)
Verdachte/verontreinigde locaties? Ja, de aansluiting van de Spottersweg naar de Landsardseweg gaat in het ontwerp over verontreinigde grond.
Infiltratie praktisch mogelijk? Door de lemige ondergrond infiltreert het water moeizaam. In het noorden van het gebied is op basis van de bodemsamenstelling wel mogelijk (vanaf de Sprinkhaan)

6.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

Het plangebied is gelegen in en aan de rand van het dal van de Ekkersrijt. Het gebied ligt nabij de rijkswegen A2 en A58 en het Beatrixkanaal. Het deel dat het tracé doorkruist is in de huidige situatie nagenoeg onbebouwd. De nieuwe infrastructuur kruist zowel de Ekkersrijt als het Beatrixkanaal. Het huidige grondgebruik is in hoofdzaak landbouw en natuur. Daarnaast is het deels gelegen in de boringsvrije zone van winning Welschap.

6.3.3 Oppervlaktewater

In het gebied loopt de Ekkersrijt, een waterloop die slechts een deel van de tijd watervoerend is. Daarnaast loopt het Beatrixkanaal door het plangebied. Het kanaal snijdt diep in, in het landschap. De invloed van het kanaal op de grondwaterstand is beperkt. De zone langs het kanaal en de Ekkersrijt is aangewezen als zoekgebied voor zowel ecologische verbindingszone als voor behoud en herstel van waterlopen. Naast de Ekkersrijt en het Beatrixkanaal zijn nog A- en B-waterlopen in het plangebied aanwezig. Aan de westzijde van de Spottersweg is een greppel gelegen, deze greppel lijkt geen waterhuishoudkundige functie te hebben. Ter hoogte van de Landardse weg liggen verschillende B-watergangen. Aan de oostzijde van het plangebied is de afwatering van de rijksweg A2 en de N2 aanwezig bestaande uit waterpartijen en bermsloten. Via het afwateringssysteem van de A2/N2 wateren ook de watergangen langs de Anthony Fokkerweg en de Landsard af. Onder de Ekkersrijt en het Beatrixkanaal zijn beschermde gebieden vanuit de Keur, tevens liggen er in en rond het plangebied diverse beschermde gebieden vanuit de Keur.

6.3.4 Verharding

Het gebied waar de nieuwe infrastructuur gerealiseerd wordt is in de huidige situatie voor circa 3,6 ha verhard. Deze verharding stroomt nu af naar het omliggende terrein of een systeem van sloten en greppels.

6.3.5 Bodemopbouw

De bodem bestaat uit leemhoudend fijn zand afgewisseld met leemlenzen. De bodem kan worden gekarakteriseerd als matig tot slecht doorlatend. Vanaf de Sprinkhaan tot aan de Erica bestaat de bodem uit zandgrond. Hier is de bodem goed doorlatend.

6.3.6 Grondwater

In grote delen van het gebied staat het grondwater (ook in de natte tijd) dieper dan 1,5 m beneden maaiveld. In de directe omgeving (noordelijke deel van het plangebied) van de Ekkersrijt kan het grondwater in de natte tijd hoger komen.

6.3.7 Regenwater

Het regenwater infiltreert voor het grootste deel. Bij zwaardere neerslag zal het overtollige water via greppels, watergangen en via het maaiveld afstromen naar de Ekkersrijt.

6.3.8 Afvalwater

Middels een aantal persleiding systemen wordt het afvalwater binnen het plangebied ingezameld en afgevoerd naar het dichtstbijzijnde gemengde/vuilwater riool in eigendom van de gemeente Eindhoven.

6.3.9 Waterwingebied

Een deel van het plangebied (ten zuiden van de Luchthavenweg en Rijtakkerweg) ligt in een 'boringsvrije zone' rondom waterwingebied Welschap. Een bestemmingsplan dat ligt in een 'boringsvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Op basis van de PMV gelden voorwaarden voor boorputten, grond- of funderingswerken dieper dan 3 meter beneden maaiveld, en voor de aanleg van een bodemenergiesysteem (KWO). Van opname in het bestemmingsplan van de boringsvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.

6.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

De gemeente Eindhoven heeft samen met RHDHV het ontwerp van het toekomstig afwateringssysteem van de toekomstige infrastructuur uitgewerkt. De uitwerking is toegelicht in het rapport “Waterhuishouding Challenge variant, gemeente Eindhoven, maart 2016”. Voor naastgelegen bedrijventerrein Westfields is door Grontmij Nederland B.V. een waterhuishoudingsplan opgesteld “Onderstaand is een samenvatting opgenomen van het ontwerp voor de afwatering van de infrastructuur van de gemeente Eindhoven. Het waterhuishoudkundig ontwerp van de gemeente Eindhoven is opgenomen als bijlage bij de Waterhuishouding Challenge Variant, gemeente Eindhoven.

6.4.1 Verharding

Het totale verhard oppervlak van de nieuwe infrastructuur (wegen, fietspaden, HOV-baan) is in eerste instantie afgeleid uit het oude ontwerp en heeft een verhard oppervlak van ca. 8,7 ha. Op basis van deze uitwerking is een nader ontwerp gemaakt van de afwatering en is het verhard oppervlak opnieuw bepaald op basis van de meest actuele gegevens. Op basis van het verkeerskundig ontwerp is het totale verhard oppervlak bepaald op circa 12 ha.

6.4.2 Berging

De berging van het hemelwater vindt plaats in oppervlakkige voorzieningen waarbij een standaard profiel wordt toegepast (0,5 m bodembreedte, talud 1:1,5 en bodemhoogte 1 m –mv.) over de lengte van de weg (delen éénzijdig, delen tweezijdig). Waar mogelijk wordt ruimte genomen voor een flauwer talud in het kader van de Ecologische Verbindingszone langs het kanaal. Een verbeelding van het ruimere profiel is opgenomen in figuur 6.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0060.png"

Figuur 6.1: Verbeelding profiel

Voor de berging is rekening gehouden met 0,5 m waterdiepte in het profiel. De opvang voorziening van het hemelwater moet voldoen aan 60 mm waterberging (beleid waterschap de Dommel). Hiervan mag 1 l/s/ha (ten opzichte van het bruto oppervlak) worden afgevoerd. De afvoercapaciteit van de watergang moet hierin voorzien. De benodigde berging wordt niet gerealiseerd in de leggerwatergangen. Daar waar de bergingsvoorzieningen afwateren op Ekkersrijt wordt deze afvoer gemaximaliseerd op 1 l/s/ha.

Voor de berging is ruimte gereserveerd in het ontwerp. Het geborgen water zal deels infiltreren en deels vertraagd worden afgevoerd naar de Ekkersrijt. Het beheer en onderhoud van de bergingsvoorzieningen vindt plaats vanaf de 3,5 m tot 4 m brede obstakelvrije strook langs de weg. Voor het beheer en onderhoud van de watergangen en bergingsvoorzieningen met een A- status is een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de insteek vereist. Het betreft de locaties weergegeven in onderstaande figuur 6.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0061.png"

Figuur 6.2: locaties met 5 m brede obstakelvrije zone t.b.v. onderhoud

Voor een uitgebreide beschrijving van de uitwerking van de berging per wegvak wordt verwezen naar de bovengenoemde notitie van RHDHV en het “Waterhuishouding Challenge variant, gemeente Eindhoven, 2016”. De nadere uitwerking van de waterhuishouding vindt plaats in overleg met de waterbeheerder.

De invulling van de bergingsopgave vanuit Westfields wordt gezocht op de percelen gelegen tussen de Zonnedauw en het kanaal. De invulling hiervan is verder uitgewerkt in het waterhuishoudkundig ontwerp.

6.4.3 Oppervlaktewater

Het dempen van de huidige waterlopen dient gecompenseerd te worden in nieuw aan te leggen oppervlaktewater. Het oppervlaktewater in de omgeving zal zijn functie als afvoerende waterlopen blijven behouden. Aan de westzijde van de Spottersweg is een greppel gelegen, deze greppel lijkt geen waterhuishoudkundige functie te hebben. Dempen is mogelijk indien er genoeg mogelijkheid is voor de afvoer van het hemelwater door middel van een vervangende sloot aan de oostzijde van de weg. Bij toepassing van 60 mm waterberging ten aanzien van de volledige verharding hoeft het dempen van deze greppel niet gecompenseerd te worden. In het ontwerp van de weg wordt voorzien dat de bestaande waterberging (A-watergang ER36) ter hoogte van de Luchthaven niet wordt beïnvloed. Tevens zal een obstakelvrije zone van 1 meter tussen de insteek van waterberging en het talud worden gehandhaafd. Het beheer en onderhoud wordt in overleg met de waterbeheerder verder afgestemd.

De Ekkersrijt zal ter plaatse van de kruising met de Oirschotsedijk bovengronds worden gehaald. De bestaande duiker zal worden gehandhaafd.

In het ontwerpen van de weg en bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen verandert er aan de instroom van de Ekkersrijt naar het sifon onder het Beatrixkanaal niets. Ook de noodoverlaat vanuit de Ekkersrijt, ten zuiden van het sifon, naar het kanaal zal in de toekomst op eenzelfde manier blijven functioneren zoals dat nu het geval is.

Bij het ontwerp van de weg wordt rekening gehouden met een hoogwaterpeil in de Ekkersrijt van 18,40 m + NAP.

Ter hoogte van de nieuwe kruising met de Landardse weg liggen verschillende B-watergangen, deze dienen gecompenseerd te worden na demping.

De watergang evenwijdig aan de A2-N2 zal worden omgelegd om de toekomstige tunnel. Het water van de tunnel en eventuele taluds wordt middels een bergingskelder opgevangen en verpompt naar de nieuw aan te leggen bergingsvoorzieningen evenwijdig aan de GDC-weg. De bergingskelder zal een inhoud krijgen van 50 mm ten opzichte van het totaal afwaterde verhard oppervlak. De bergingsvoorzieningen evenwijdig aan de GDC- weg zullen ook voorzien in de berging van water van het verhard oppervlak van de weg.

De nadere uitwerking van de waterhuishouding vindt plaats in overleg met de waterbeheerder.

6.4.4 Waterkwaliteit

De toegevoegde verharding betreft wegoppervlak. Bij de bouw zullen geen uitlogende stoffen worden gebruikt. Het hemelwater dat op de weg terecht komt zal over het algemeen via de 3,5 tot 4 m brede zuiverende berm onder vrij verval afwateren naar een oppervlakkige bergingsvoorziening. Daardoor zal de kwaliteit van het afstromende water hooguit beperkt worden beïnvloed.

6.4.5 Advies / overleg Waterschap

In het kader van het ontwerp heeft afstemming plaatsgevonden met het waterschap. De concept waterparagraaf is samen met het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan het waterschap, de reactie van het waterschap op het voorontwerp bestemmingsplan is verwerk in de waterparagraaf.

Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is, wordt afgeweken van de standaard zodat de regeling specifiek toegesneden is op het project en onderhavige plangebied.

7.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wet ruimtelijke ordening, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan met enkelbestemmingen, dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen. Aan de (dubbel)bestemmingen en aanduidingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ruimte wordt geboden met dit bestemmingsplan met als doel de infrastructuur in het noordwestelijk deel van Eindhoven te verbeteren en de daarmee samenhangende maatregelen te borgen.

7.3 Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch-planologisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen op de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een legenda.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk verschillen de analoge en digitale versie van de verbeelding niet. Mocht er onverhoopt toch een verschil zijn, dan geldt de digitale verbeelding.

7.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in vier hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

7.4.1 Inleidende regels

De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels voorkomende begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

Het artikel over de Wijze van meten (artikel 2) bepaald de te gebruiken meetmethodes.

7.4.2 Bestemmingsregels

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Om de verbetering van de infrastructuur mogelijk te maken is een aantal bestemmingen in dit bestemmingsplan opgenomen. De infrastructuur zelf is bestemd met de bestemming Verkeer (Artikel 6). Binnen deze bestemming is de realisatie van wegen mogelijk van ten hoogste 2x1 rijstroken. Enige uitzondering hierop zijn de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2'. Op deze gronden zijn maximaal 2x2 rijstroken toegestaan. Ter plaatse van de kruising met de A2/N2 is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0062.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0063.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0064.png"

Figuur 7.1: Profielen Verbindingsweg A58-Anthony Fokkerweg, Weg door BIC-Noord en Verlengde Spottersweg

In bovenstaande figuur zijn de dwarsprofielen weergegeven zoals ze in hoofdzaak gelden voor de Verbindingsweg A58 - Anthony Fokkerweg (profiel 1), de weg door BIC-noord (profiel 2) en de weg Verlengde Spottersweg. Niet alleen de weg(verharding) valt onder de bestemming Verkeer, maar ook de bijbehorende bermen. Daar waar de nieuwe infrastructuur het Beatrixkanaal kruist is een aanduiding 'brug' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden eveneens bestemd voor water, vaarwater en ecologische waarden.

Naast infrastructuur ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer zijn de bermen en watergangen en de voet- en fietspaden eveneens binnen deze bestemming ondergebracht. Voor de fietsbrug in het verlengde van de Oirschotsedijk is daarvoor een aanduiding opgenomen ('specifieke vorm van verkeer - 3').

Eventuele faunapassages alsmede andere bouwwerken ten behoeve van de in dit artikel toegestane doeleinden zijn binnen de bestemming Verkeer overal mogelijk. Bij de kruising met de Ekkersrijt is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4 opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden op het maaiveld uitsluitend bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de evz Ekkersrijt. De weg gaat hier over de evz heen met een brug.

Vanwege het aanleggen van de infrastructuur wordt een deel van de ecologische hoofdstructuur aangetast. De bestemming Natuur (Artikel 5) is opgenomen voor de gronden waar natuur wordt ontwikkeld bij wijze van compensatie overeenkomstig het bepaalde in het compensatieplan en de compensatieopgave die als bijlagen bij de regels zijn gevoegd. Dit is in een voorwaardelijke verplichting geborgd. Binnen de bestemming Natuur is ook de mogelijkheid opgenomen de Slowlane te realiseren. Deze hoofdfietsstructuur zal als gevolg van de realisatie van de infrastructuur deels worden verlegd. De exacte ligging is nog afhankelijk van verschillende uitvoeringsaspecten. Daarom is op een veel groter oppervlak dan daadwerkelijk benodigd de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 2' opgenomen met een beperking dat niet meer dan 2.400 m2 mag worden verhard. De benodigde verhardingsoppervlakte is ook meegenomen in het compensatieplan.

Naast de ecologische compensatie vindt ook landschappelijke compensatie plaats. Op de gronden die daarvoor ingericht worden is de bestemming Groen (Artikel 4) opgenomen. Het realiseren van de landschappelijke inrichting is met een voorwaardelijke verplichting geborgd.

Een klein deel van het Beatrixkanaal is meegenomen in dit bestemmingsplan en heeft de bestemming Water (Artikel 7) gekregen. Het betreft uitsluitend het deel waar een faunapassage wordt gerealiseerd in het kader van de compensatie NNB. Deze faunapassage is met een aanduiding 'specifieke vorm van water -1' aangewezen.

Een voorlopige bestemming Agrarisch - Gronddepot voorlopig (Artikel 3) is opgenomen voor het gronddepot. In de periode van vijf jaar na het van kracht worden van dit bestemmingsplan mogen deze gronden worden gebruikt als gronddepot. Daarna geldt de bestemming Agrarisch.

De A-watergangen zijn, in samenspraak met het waterschap, met de dubbelbestemming Waterstaat - Water (Artikel 10) in het plan opgenomen. Hiermee is de instandhouding van de watergangen geborgd. Ten aanzien van de toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap van belang. Deze heeft eenzelfde juridische status als het bestemmingsplan.

Tot slot zijn specifieke bestemmingen opgenomen voor de binnen het plangebied aanwezige leidingen (Artikel 8 Leiding - Gas, Artikel 9 Leiding - Leidingstrook). Binnen deze bestemmingen is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen om de betreffende waarden en de belangen van de leidingen te beheren en beschermen.

7.4.3 Algemene regels

In het hoofdstuk Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel (Artikel 11), Algemene aanduidingsregels (Artikel 12), Algemene afwijkingsregels (Artikel 13) en Algemene wijzigingsregels (Artikel 14).

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een aantal specifieke bepalingen opgenomen die de bestemmingsgrenzen overschrijden. Dit betreft de boringsvrije zone ten behoeve van de waterwinning ('milieuzone -boringsvrije zone') en de vrijwaringszone voor rijkswegen ('vrijwaringszone - weg'). Deze aanduidingen geven randvoorwaarden om de belangen van de waterwinning dan wel het wegverkeer veilig te stellen.

Binnen de algemene aanduidingsregels is een bepaling opgenomen voor de NNB-ehs. De delen van de bestaande NNB-ehs die voor de ontwikkeling van de infrastructuur benodigd zijn, zijn aangewezen als 'overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant'. Overeenkomstig het compensatieplan wordt elders evz gerealiseerd. Deze gronden zijn aangeduid als 'overigezone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant - evz'.

7.4.4 Overgangs-en slotregels

In de Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4) zijn het Overgangsrecht (Artikel 15)en deSlotregel (Artikel 16) opgenomen.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

De gemeente Eindhoven stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast.

In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop.

Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen.

De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door 7 basisprincipes:

  • Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  • Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  • Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  • Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  • In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  • In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  • We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken als veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding zijn.

Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaven zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

8.2 Handhaving Voorliggend Plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etcetera). Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar die uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan.

Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is.

Hoofdstuk 9 Financiële Aspecten

9.1 Economische Uitvoerbaarheid

Exploitatieplan

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin een 'bouwplan' mogelijk wordt gemaakt, moet de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vaststellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt voor welke 'bouwplannen' een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is geen 'bouwplan' als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Hierdoor hoeft geen exploitatieplan voor dit bestemmingsplan te worden vastgesteld. De kosten voor zowel het opstellen als het realiseren van het bestemmingsplan worden bekostigd uit reeds beschikbare en toegezegde bijdragen en subsidies.

Voor de realisatie van de wegenstructuur Brainport Park is een sluitende begroting opgesteld. Alle kosten worden gedekt door bijdragen van Rijk, provincie, gemeenten Best, Oirschot, Eindhoven, Eindhoven Airport en Flight Forum. In de begroting is rekening gehouden met alle relevante kosten voor de realisatie van de weg waarbij gedacht wordt aan engineering, civiele werken, verwerving, planschade, compenserende maatregelen voor de aantasting van NNB-ehs, EVZ en de groenblauwe mantel. De begroting is niet openbaar in verband met de aanbestedingsgevoelige informatie.

Verwerving/onteigening gronden

Voor de realisering van het plan is het noodzakelijk om een aantal percelen (geheel of gedeeltelijk) te verwerven. Indien verwerving op minnelijke wijze niet mogelijk blijkt, zal zo nodig tot onteigening worden overgegaan.

Hoofdstuk 10 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

10.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1. Bro

De bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro heeft op 9 september 2015 plaatsgevonden.

Artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht burgemeester en wethouders om een aankondiging te doen als het voornemen bestaat een bestemmingsplanherziening voor te bereiden. Deze bekendmaking voor voorliggende bestemmingsplanherziening heeft plaatsgevonden in het huis-aan-huisblad 'Groot Eindhoven' d.d. 9 september 2015. Daarin is aangegeven dat burgemeester en wethouders voornemens zijn een herziening van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' (in de publicatie genoemd als Infra Eindhoven Noordwest e.o.) voor te bereiden.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Bro heeft gedurende de periode van samenspraak plaatsgevonden. Naar aanleiding van het vooroverleg zijn 8 reacties ontvangen van besturen en/of diensten op de drie afzonderlijke plannen (zie onderstaande tabel).

Naam en kenmerk Aan college van B&W van:
1 Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu Eindhoven
2 Provincie Noord-Brabant Best
3 Provincie Noord-Brabant Oirschot
4 Provincie Noord-Brabant Eindhoven
5 Rijksvastgoedbedrijf, Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties Eindhoven
6 Waterschap de Dommel Eindhoven
7 Gasunie Transport Services b.v. Eindhoven
8 Veiligheidsregio Brabant Zuid-oost Eindhoven

Naar aanleiding van concept documenten heeft overleg met Defensie plaatsgevonden d.d. 12 april 2016 en met de provincie op 21 april 2016. Daarnaast is er tweemaal een overleg geweest met TGE over voorliggend concept van het plan d.d. 18 april en 11 mei 2016.

Ad 1: Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Reactie 1: Dit plan is beoordeeld op de beheerdersaspecten, zoals deze door Rijkswaterstaat Zuid-Nederland worden behartigd. Rijkswaterstaat is met u in overleg over de aansluiting op en kruising van de weginfrastructuur over en onder de rijkswegen. Voor het deel aan de A2 wordt momenteel een uitvoeringsovereenkomst met u opgesteld, waarin randvoorwaarden worden opgenomen die gaan gelden ten behoeve van de uitvoering van de project. Voor de aansluiting Best (A58) vinden gesprekken met u en defensie plaats om een oplossing te zoeken voor de aansluiting en tussentijdse situatie.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Reactie 2: In de paragraaf die betrekking heeft op geluid wordt vermeld dat er sprake is van een wijziging van het hoofdwegennet en in dat geval de Wet Milieubeheer van toepassing is. Verderop worden spelregels 'Wet Geluidhinder' aangehaald. Dit is tegenstrijdig met elkaar. Verzoek om de plantekst te actualiseren.

Gemeentelijke standpunt reactie 2: De toelichting is naar aanleiding van dit onderdeel van de vooroverlegreactie aangepast.

Reactie 3: Rijkswaterstaat hanteert de lijn dat afvoer-, buffer- en/of bergingscapaciteit als gevolg van projecten van derden op eigen terrein dient te worden gerealiseerd. Ik verzoek u hier nader op in te gaan in het vervolgonderzoek.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen. In het waterhuishoudkundig plan wordt hier nader op ingegaan.

Reactie 4: Verzoek om de vrijwaringszone weg op te nemen op de verbeelding, conform de planregels en plantoelichting.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: De verbeelding is op dit onderdeel aangepast.

Ad 2: Provincie Noord-Brabant (Eindhoven)

Reactie 1: In onze reactie gaan wij alleen in op onderwerpen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Reactie 2: Het totale plangebied ligt in alle vier structuren van de Verordening Ruimte. De aanduidingen 'Ecologische verbindingszone (EvZ), 'Behoud-herstel watersystemen', 'Aardkundig waardevol' en 'Boringsvrije zone' zijn voor dit plan aan de orde. Voor de wijziging van de begrenzing van het Natuur Netwerk Brabant (NNB), voorheen de EHS, gaat u het 'nee, tenzij-principe' gebruiken.

Gemeentelijke standpunt reactie 2: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Reactie 3: Op enkele onderdelen is het plan nog niet in overeenstemming met de Verordening Ruimte, voornamelijk over compensatie. Het plan bevat terecht een "gebiedsaanduiding: overig - te verwijderen EHS". De gebiedsaanduiding: 'overig - vanwege natuurcompensatie te realiseren ecologische verbindingszone (EvZ) inclusief het beheertype (landelijke code), al dan niet in combinatie met een bestemmingswijziging voor de desbetreffende gronden, ontbreekt nog en moet opgenomen worden in het ontwerpplan.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: De verbeelding is op dit onderdeel aangepast in die zin dat de gebiedsaanduiding 'overige zone - te verwijderen EHS' is gewijzigd in 'overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant-ehs' en de gebiedsaanduiding 'overige zone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant-evz' wordt toegevoegd ter plaatse van de natuurcompensatie binnen het plangebied.

Reactie 4: De regels en planverbeelding van het bestemmingsplan zijn de basis voor het aanpassen van de kaart van de Verordening Ruimte.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Reactie 5: In de publicatie van de ter inzagelegging van het ontwerpplan moet worden vermeld dat het voornemen bestaat om GS te verzoeken het NNB in de Vr aan te passen en dat daarop separaat zienswijzen ingediend kunnen worden. Na afloop dient het verzoek herbegrenzing, inclusief E-formulier, zienswijzen inclusief beantwoording en het compensatieplan bij GS te worden ingediend.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Reactie 6: Herbegrenzing is niet nodig voor de structuur Groenblauwe mantel en de aanduiding 'Ecologische verbindingszone'.

Gemeentelijk standpunt reactie 6: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen. In het compensatieplan wel onderbouwing/ beschrijving opnemen ter beperking aantasting groenblauwe mantel zoals bedoeld in art. 6.17 Verordening ruimte 2014.

Reactie 7: In de plantoelichting staat nog dat de saldobenadering wordt toegepast.

Gemeentelijk standpunt reactie 7: De plantekst is op dit onderdeel aangepast.

Reactie 8: Complimenten voor wijze waarop inzicht wordt geboden waar aantasting van NNB plaatsvindt. Verzoek om voor de compensatielocaties een vergelijkbaar inzicht te geven. Het verzoek om het natuurbeheertype daarbij te vermelden dat wordt gerealiseerd.

Gemeentelijk standpunt reactie 8: Het Compensatieplan NNB/EHS (Bijlage 1 bij de regels) is aangevuld op bovenstaande punten.

Reactie 9: Wij adviseren om aard/kwaliteit van de compensatie af te stemmen op de aard/kwaliteit van de aangetaste waarden. Hierbij wordt opgemerkt dat de 'toeslag' geen bos hoeft te zijn. Wel moet voor de 'toeslag' compensatie met een substantieel karakter tot stand komen.

Gemeentelijk standpunt reactie 9: Het standpunt van de provincie is meegenomen bij de locatiekeuze van de compensatie, waarbij de compensatie bijdraagt aan het 'substantieel karakter'.

Reactie 10: Wij missen een concreet inrichtingsplan van de compensatiemaatregelen. Dit geldt met name voor de mitigatiemaatregelen.

Gemeentelijk standpunt reactie 10: Het standpunt van de provincie is tekstueel verwerkt. Nadere detaillering en opstellen van een inrichtingsplantekening zal plaatsvinden in de concretisering van de inrichtingsmaatregelen uit het bestemmingsplan.

Reactie 11: Wij adviseren om de realisering van de faunabrug zeker te stellen.

Gemeentelijk standpunt reactie 11: In de het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie van de faunapassage zeker te stellen. Op basis van artikel 7.3 onder e is het niet toegestaan om de gehele infrastructuur in gebruik te nemen, voordat de faunapassage is gerealiseerd.

Reactie 12: Wegbermen en stroken vanaf 1 m vanuit de kantverharding beschouwen wij vanuit kwalitatief oogpunt niet als compensatie. Het natuurdoeltype vanaf 1 m vanuit de kantverharding is kwalitatief niet vergelijkbaar met de aan te tasten waarden. Geadviseerd wordt de benodigde kwaliteitsslag voor de compensatiemaatregelen in het plan te verwerken.

Gemeentelijk standpunt reactie 12: De bermen van de weg tussen 1 meter en 4,5 meter uit de kant verharding, zijnde de 'obstakelvrije zone' uit het wegontwerp, zijn niet meer opgenomen in de natuurcompensatieoppervlakte.

Reactie 13: Wij verwachten dat u het rapport 'Natuurtoets' als bijlage bij de planregels opneemt en benoemt in artikel 5.3.

Gemeentelijk standpunt reactie 13: Het 'Compensatieplan' (bijlage 2 van de Natuurtoets' is bijgevoegd als bijlage bij de planregels.

Reactie 14: Wij gaan ervan uit dat u de kwaliteitsverbetering van het landschap n.a.v. artikel 3.2 Vr nog uitwerkt in het ontwerp-bestemmingsplan.

Gemeentelijk standpunt reactie 14: De kwaliteitsverbetering van het landschap n.a.v. artikel 3.2 Vr is nader toegelicht in paragraaf 2.3 van de toelichting.

Reactie 15: artikel 3.5.1 is strijdig met artikel 7.16 Vr. Advies om planartikel te schrappen.

Gemeentelijk standpunt reactie 15: De planregels zijn op dit onderdeel aangepast.

Reactie 16: artikel 5.3 behoeft aanpassing . Uitvoering van de fysieke compensatie dient binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan te worden afgerond.

Gemeentelijk standpunt reactie 16: De planregels zijn op dit onderdeel aangepast n.a.v. het overleg van 30 november 2016 met de provincie Noord-Brabant.

Reactie 17: artikel 11.2 bevat een afwijkingsregeling van de bouwregels voor maximaal 100 m2. Wij adviseren deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend binnen de bestemming 'Verkeer' toe te staan.

Gemeentelijk standpunt reactie 17: De planregels zijn op dit onderdeel aangepast.

Reactie 18: Wij verzoeken u de boringsvrije zone te vermelden op de verbeelding. Deze is al opgenomen in de regels.

Gemeentelijk standpunt reactie 18: De planverbeelding is op dit onderdeel aangepast

Reactie 19: Wij adviseren om identieke aanduidingen te gebruiken voor de begrenzing van het plangebied als de gemeenten Best en Oirschot.

Gemeentelijk standpunt reactie 19: Voor de begrenzing van het plangebied zijn de aanduidingen opgenomen conform de SVBP 2012.

Ad 3: Provincie Noord-Brabant (Best)

De vooroverlegreactie van de provincie Noord-Brabant aan de gemeente Best is identiek aan inspraakreactie van de provincie Noord-Brabant aan de gemeente Eindhoven (zie ad 2) op punt 1 t/m 16. Voor de beantwoording van deze punten wordt daarom verwezen naar ad 2.

Reactie 17: artikel 4.3 behoeft aanpassing . Uitvoering van de fysieke compensatie dient binnen drie jaar na het onherroepelijk van het bestemmingsplan te worden afgerond.

Gemeentelijk standpunt reactie 17: De planregels zijn op dit onderdeel aangepast n.a.v. het overleg van 30 november 2016 met de provincie Noord-Brabant.

Reactie 18: artikel 9.2 bevat een afwijkingsregeling van de bouwregels voor maximaal 100 m2. Wij adviseren deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend binnen de bestemming 'Verkeer' toe te staan.

Gemeentelijk standpunt reactie 18: De planregels zijn op dit onderdeel aangepast.

Ad 4: Provincie Noord-Brabant (Oirschot)

De vooroverlegreactie van de provincie Noord-Brabant aan de gemeente Best is identiek aan inspraakreactie van de provincie Noord-Brabant aan de gemeente Eindhoven (zie ad 2) punt 1 t/m 7. Voor de beantwoording van deze punten wordt daarom verwezen naar ad 2.

Reactie 8: Wij gaan ervan uit dat u de kwaliteitsverbetering n.a.v. artikel 3.2 Vr nog uitwerkt in het ontwerp-bestemmingsplan.

Gemeentelijk standpunt reactie 8: De kwaliteitsverbetering van het landschap n.a.v. artikel 3.2 Vr is nader toegelicht in paragraaf 2.3 van de toelichting.

Reactie 9: artikel 4.3 behoeft aanpassing . Uitvoering van de fysieke compensatie dient binnen drie jaar na het onherroepelijk van het bestemmingsplan te worden afgerond.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: De planregels zijn op dit onderdeel aangepast n.a.v. het overleg van 30 november 2016 met de provincie Noord-Brabant.

Reactie 10: artikel 9.2 bevat een afwijkingsregeling van de bouwregels voor maximaal 100 m2. Wij adviseren deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend binnen de bestemming 'Verkeer' toe te staan.

Gemeentelijk standpunt reactie 10: De planregels zijn op dit onderdeel aangepast.

Ad 5: Rijksvastgoedbedrijf, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Reactie 1: Een betere ontsluiting van Eindhoven Airport en de bedrijventerreinen BIC, Westfields en GDC Acht is essentieel. Hoewel deze ontwikkeling wordt ondersteund ligt de Challengevariant voor een groot deel over defensieterreinen; de militaire luchthaven Eindhoven, het oefenterrein Oirschotse Heide en voor een klein deel over de Genm. de Ruijter van de Steveninckkazerne. Gesprekken zijn momenteel gaande om de mogelijkheden hiervan en bijbehorende voorwaarden in detail uit te werken. Om die reden kan op dit moment slechts worden geconcludeerd dat Defensie vooralsnog niet akkoord is met het voorontwerp bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen. Afstemming vindt plaats in de genoemde overleggen.

Ad 6: Waterschap Den Dommel

Reactie 1: Waterschap ziet graag alle leggerwatergangen in de bestemmingsplannen voor Best, Oirschot en Eindhoven met A-status ruimtelijk beschermd in het bestemmingsplan met de enkelbestemming Water. Daar waar met het plan een andere hoofdbestemming op de leggerwatergang komt en het water via een kunstwerk wordt afgevoerd verzoekt het Waterschap om een dubbelbestemming Waterstaat-Water op te nemen. Als een legger wordt verlegd verzoekt het Waterschap om de nieuwe ligging in het bestemmingsplan gebied op te nemen en het water enkel te bestemmen.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: De verbeelding is op dit punt aangepast.

Reactie 2: De aanduiding art. 10.1 “milieuzone-boringsvrije zone” ontbreekt voor de drinkwaterwinning Welschap.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: De verbeelding is op dit punt aangepast.

Reactie 3: Indien de kruising van de nieuwe west met de Eindhovense dijk westwaarts wordt verschoven, dan kan dit de functie Regionale Waterberging raken. U dient dan aan te geven hoe een eventueel verlies aan waterberging wordt gecompenseerd.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Elke vorm van verlies aan waterberging wordt gecompenseerd. In het geval van de Ekkersrijt ten zuiden van de Oirschotsedijk / Eindhovense dijk is ten gevolge van de aanpassing van de weg over het kanaal te verwachten dat de waterberging zoals die is weergegeven in onderstaande figuur gedeeltelijk komt te vervallen. Dit wordt gecompenseerd door naast het behoud van de huidige onderdoorgang van de Ekkersrijt onder de Oirschotsedijk / Eindhovense dijk een tweede watergang aan te leggen die mee gaat stromen en dus voorziet in extra berging en afvoer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0065.png"

Reactie 4: Momenteel is ook het Bestemmingsplan Luchthaven Eindhoven e.o. in voorbereiding. Een vlak met de bestemming Natuur tussen de Spottersweg, Landsardseweg en Eindhovensedijk waarin watergang Ekkersrijt ligt, valt binnen dit bestemmingsplangebied. Waterschap adviseert om dit vlak aan het Bestemmingsplan Weginfrastructuur Eindhoven toe te voegen in plaats van Luchthaven Eindhoven.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Het Bestemmingsplan Weginfrastructuur Eindhoven voorziet alleen in de juridisch planologisch regeling voor de realisatie van de infrastructuur en de daarbij horende voorzieningen, zoals natuurcompensatie. Het vlak is daarom niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Reactie 5: Het Waterschap verzoekt om voor water in de bestemmingsoverschrijving in alle drie de bestemmingsplannen de begrippen "Water en waterhuishoudkundige voorzieningen” te hanteren.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: De regels van het bestemmingsplan zijn op dit punt aangepast.

Reactie 6: Art. 5.4 (Oirschot) en Art. 6.3 (Eindhoven) regelt de omgevingsvergunning bij de Enkelbestemming Water. Het gaat echter om activiteiten die ook al in de Keur worden geregeld (in de toekomst ook Omgevingsvergunning). Bescherming door regelgeving in het bestemmingsplan is daarom niet nodig. Wel zou in algemene zin naar de Keur en de bevoegdheden van de waterbeheerder kunnen worden verwezen voor werk en werkzaamheden aan waterstaatswerken.

Gemeentelijk standpunt reactie 6: De regels van het bestemmingsplan zijn op dit punt aangepast.

Reactie 7: Het Waterschap mist in paragraaf 6.2 “Beleid waterschap en provincie) de relevantie van de betreffende plannen voor het bestemmingsplan.

Gemeentelijk standpunt reactie 7: Paragraaf 6.4 is verduidelijkt naar aanleiding van de reactie van het Waterschap.

Reactie 8: In paragraaf 6.3.2. wordt aangegeven dat het plangebied nagenoeg onbebouwd is. Beter is te vermelden dat het gebied dat het tracé doorkruist nagenoeg onbebouwd, vooral bestaande uit natuur en landbouw.

Gemeentelijke reactie 8: Paragraaf 6.4 is verduidelijkt naar aanleiding van de reactie van het Waterschap.

Reactie 9: In paragraaf 6.4.2. 4e regel wordt aangegeven dat van de 60 mm berging 1 l/s/ha mag worden afgevoerd. Dit is niet juist. Er mag 1l/s/ha worden afgevoerd en er moet minimaal 60 mm beging worden gecreëerd.

Gemeentelijk standpunt reactie 9: Paragraaf 6.4 is gecorrigeerd naar aanleiding van de reactie van het Waterschap.

Reactie 10: In paragraaf 6.4.2. 2e alinea staat dat beheer en onderhoud van bergingsvoorzieningen plaatsvindt vanaf een obstakelvrije strook van 3,5 tot 4 m langs de weg. Het waterschap verzoekt om toe te voegen dat op basis van de Keur voor beheer en onderhoud van leggerwateren met A-status een obstakelvrije zone van 5 meter breed vanaf de insteek van de watergang is vereist.

Gemeentelijk standpunt reactie 10: Paragraaf 6.4 is verduidelijkt naar aanleiding van de reactie van het Waterschap.

Reactie 11: Het Waterschap verzoekt om een beschrijving van de gevolgen van het plan voor de instroom richting de sifon onder het Beatrixkanaal en eventueel benodigde compenserende maatregelen. Hetzelfde voor de aflaat van de Ekkersrijt op het Beatrixkanaal.

Gemeentelijk standpunt reactie 11: In de huidige ontwerpen van de weg zoals die er nu zijn verandert er aan de instroom naar het sifon onder Beatrix kanaal niets. Het tracé van de Ekkersrijt tussen de Oirschotsedijk – Eindhovense dijk is nog niet in detail uitgewerkt. Mocht het noodzakelijk zijn wordt de aflaat ingekort of verlengd zodat de afvoer mogelijkheid naar het Beatrix kanaal hetzelfde functioneert als in de huidige situatie.

Reactie 12: In paragraaf 6.4.2 en 6.4.3 wordt aangegeven hoe in het plan met de waterhuishouding wordt omgegaan. Het Waterschap verzoekt om als uitgangspunt toe te voegen dat berging niet in de leggerwatergangen plaatsvindt en dat afvoer gedoseerd plaatsvindt naar de Ekkersrijt op basis van maximaal 1l/s/ha. Tevens verzoekt het Waterschap om toe te voegen dat nadere uitwerking van de waterhuishouding plaatsvindt in overleg met de waterbeheerder.

Gemeentelijk standpunt reactie 12: Paragraaf 6.4 is verduidelijkt naar aanleiding van de reactie van het Waterschap.

Reactie 13: Het Waterschap verzoekt om een onderbouwing toe te voegen van de principe-afmeting van de greppels langs de nieuwe infrastructuur.

Gemeentelijk standpunt reactie 13: Paragraaf 6.4 is aangevuld naar aanleiding van de reactie van het Waterschap.

Reactie 14: Aan de westzijde van de Spottersweg ligt niet alleen een greppel, maar in het zuiden van het plangebied ook een stukje leggerwatergang met A-status ER36. Indien de Spottersweg wordt verbreed of verhoogd kan dat invloed hebben op de watergang. In alle gevallen moet de voorziening kunnen blijven functioneren en onderhouden kunnen worden.

Gemeentelijk standpunt reactie 14: De afwatering van de weg en fietspad ter plaatse van de A-watergang ER36 wordt middels greppels aan de westzijde afgevangen en via duikers naar de nieuw aan te leggen bergingsvoorzieningen gelegen aan de oostzijde van de weg. Zodoende zal er geen hemelwater vallende op de weg afstromen naar de A-watergang E36.

Reactie 15: Na lezing van het rapport Waterhuishouding Challengevariant blijft onduidelijk hoeveel en waar wordt gecompenseerd. Het Waterschap verwacht dat dit in het waterhuishoudkundig rapport wordt verduidelijkt.

Gemeentelijk standpunt reactie 15: Het waterhuishoudkundig plan wordt op dit punt verduidelijkt.

Reactie 16: Uit de verbeelding blijkt dat enkelbestemming Verkeer wordt gelegd op een klein stukje van het Regionaal waterbergingsgebied zoals opgenomen in de Verordening Ruimte. Het Waterschap verzoekt om aan te geven hoe dit verlies aan waterberging wordt gecompenseerd:

Gemeentelijk standpunt reactie 16: Elke vorm van verlies aan waterberging wordt gecompenseerd. In het waterhuishoudkundig plan wordt hier nader op ingegaan.

Reactie 17: Ten oosten van de A2/N2 ligt een sloot die in noordelijke richting afwatert. Het Waterschap verzoekt om ook voor deze locatie aan te geven wat de gevolgen zijn van het plan en de eventueel benodigde compenserende maatregelen. Tevens wordt verzocht om aan te geven waarnaar het water van de weg zelf wordt afgevoerd.

Gemeentelijk standpunt reactie 17: De watergang evenwijdig aan de A2-N2 zal worden omgelegd om de toekomstige tunnel. Het water van de tunnel en eventuele taluds wordt middels een bergingskelder opgevangen en verpompt naar de nieuw aan te leggen bergingsvoorzieningen evenwijdig aan de GDC/weg. De bergingskelder zal een inhoud krijgen van 50 mm ten opzichte van het totaal afwaterde verhard oppervlak. De bergingsvoorzieningen evenwijdig aan de GDC- weg zullen ook voorzien in de berging van de van het verhard oppervlak van de weg.

Reactie 18: Het waterschap verzoekt om in het plan rekening te houden met een hoogwaterpeil op de Ekkersrijt van NAP + 18,40 nabij de Eindhovensedijk. Doorgaande infrastructuur en bebouwing dienen bij hoogwater vrij te blijven.

Gemeentelijk standpunt reactie 18: De weg nabij de Oirschotsedijk komt op een minimaal peil te liggen van 18,8 m+ NAP dat is 0,4 meter boven de maximaal berekende waterstand in de Ekkersrijt bij T=100 klimaatscenario 2050.

Reactie 19: De nieuwe weginfrastructuur komt te liggen in drie verschillende gemeenten, waarvan met name in Best maar een klein deel ligt. Het Waterschap verzoekt in het bestemmingsplan terug te zien hoe in de toekomst het wegbeheer wordt georganiseerd.

Gemeentelijk standpunt reactie 19: In het bestemmingsplan is geen nadere toelichting gegeven op het beheer en onderhoud van de wegen. Dit is betreft een uitvoeringsaspect.

Ad 7: Gasunie Transport Services b.v.

Reactie 1: De gasleiding is op 2-tal locaties op de verbeelding niet weergegeven. Verzocht wordt om de gasleiding op de verbeelding weer te geven met een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: De planverbeelding is op dit onderdeel aangepast

Ad 8: Veiligheidsregio Brabant Zuid-oost

Reactie 1: De brandweer ziet geen bezwaren tegen de voorgestelde plannen.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Dit onderdeel van de vooroverlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen. Het advies is in de toelichting verwerkt, waarbij de aandachtpunten zoals benoemd door de brandweer weergegeven zijn.

Reactie 2: Goede planning met slimme fasering is nodig bij dit project.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: Het betreft uitvoerings- en afstemmingsaspecten. De brandweer wordt betrokken bij de verdere uitwerking. Daar zal de afstemming plaatsvinden.

Reactie 3: Aandacht voor viaduct onder de A58 met aansluiting bij de Erica.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Het betreft uitvoerings- en afstemmingsaspecten. De brandweer wordt betrokken bij de verdere uitwerking. Daar zal de afstemming plaatsvinden.

Reactie 4: Op de informatieavond (23-06-2016) is aangegeven dat er nog een paar punten waren waarbij er wellicht nog wijzigingen zouden plaatsvinden. Een daarvan was de ontwikkelingen rondom de verbreding A58 en daarmee de vormgeving van de nu ingetekende aansluiting. Gevraagd wordt de brandweer tijdig te betrekken als de vormgeving van deze nieuwe aansluiting duidelijk wordt.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Het betreft uitvoerings- en afstemmingsaspecten. De brandweer wordt betrokken bij de verdere uitwerking. Daar zal de afstemming plaatsvinden.

10.3 Inspraak En Samenspraak

10.3.1 Inleiding

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' heeft in het kader van de samenspraak, ingevolge de 'Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008' ter inzage gelegen van 9 juni 2016 tot en met 20 juli 2016. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp in te dienen. Bovendien is er in het kader van deze samenspraak gedurende deze periode een informatiebijeenkomst geweest op 23 juni 2016.

Kennisgeving van de ter inzagelegging en de mogelijkheid om een reactie in te dienen is in het weekblad Groot Eindhoven, het huis-aan-huisblad Groeiend Best en Oirschots Weekjournaal van 8 juni 2016 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om een digitale versie van het voorontwerpbestemmingsplan via de gemeentelijke website www.bestemmingsplannen.eindhoven.nl, en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Vanaf 20 oktober tot 17 november 2016 heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' opnieuw ter inzage gelegen in de gemeente Oirschot. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp en de Groene Corridor in te dienen. Op 8 november 2016 is een informatie- en inspraakavond over o.a. dit bestemmingsplan en de Groene Corridor gehouden in het gemeentehuis van Oirschot.

Naar aanleiding van de tervisielegging in de gemeenten Eindhoven, Oirschot en Best zijn in totaal 47 reacties ontvangen. De reacties zijn in onderstaande tabel vermeld. Vervolgens zijn deze reacties (samengevat) weergegeven en van een gemeentelijk standpunt voorzien. In verband met de privacy zijn de naam- en adresgegevens van de indieners van een samenspraak reactie in een aparte bijlage opgenomen voor zover het geen rechtspersonen betreft. Deze bijlage is niet digitaal beschikbaar, maar wel analoog.

Aangezien een groot deel van de inspraak- en samenspraakreacties ingaan op dezelfde kwesties is in paragraaf 10. 3.2 een algemene beantwoording opgenomen. In deze algemene beantwoording worden de volgende aspecten toegelicht:

  • Regionaal belang en ligging van de nieuwe wegenstructuur.
  • Nut en noodzaak van de Groene Corridor (afsluiten van de Oirschotsedijk voor doorgaand autoverkeer).
  • Toegankelijkheid van de Anthony Fokkerweg voor brommobielen (max. 45 km/h).

Paragraaf 10. 3.3 geeft een individuele beantwoording van de inspraak- en samenspraakreacties.

Naam + kenmerk Adres Datum ontvangst
Aan college van B&W gemeente Eindhoven
1 KHB advocaten mediators, namens Lole V.O.F. (Steakhouse The Longhorn) Eindhovensedijk 35, Oirschot 20 juli 2016
2 Stichting Ondernemersverenigingen Eindhoven e.o. Postbus 901, 5600 AX Eindhoven 20 juli 2016
3 Vakantiehuis de Sprinkhaan Zonnedauw 10, Oirschot 20 juli 2016
4 TRC advocaten, namens dhr. H.L.T.M. Hunting Mol 195, Oud-Turnhout 20 juli 2016
5 Catharina ziekenhuis Michelangelolaan 2, Eindhoven 19 juli 2016
6 Scouting Dr. Albert Schweitzer Eindhoven-Acht Mispelhoefstraat 126 19 juli 2016
7 Toncman ROadvies, namens De Mispelaar Molenbeemd 8, Eindhoven 8 juli 2016
8 De Mispelhoef 27 juni 2016
Aan college van B&W gemeente Oirschot
9 Comité “Houd de Groene Corridor open voor auto's”. Inmiddels is dit comité een stichting. Oude Bestseweg 22a, 5688 DM Oirschot 19 juli 2016 + 6 september 2016
10 Oirschots Industrieel Contact (OIC)
11 GGD Postbus 8684, Eindhoven 18 juli 2016
12 Een persoon wonende aan de Karel Doormanlaan in Oirschot Oirschot
13 Een persoon wonende aan de Beertramstraat in Oirschot Oirschot
14 Een persoon wonende aan de Oerlesedijk in Oirschot Oirschot
15 Een persoon wonende aan de Nieuwestraat in Oirschot Oirschot
16 Een persoon wonende aan de Begijnhof in Oirschot Oirschot
17 Een persoon wonende aan De Stad in Oirschot Oirschot
18 Een persoon die werkzaam is bij Catharinaziekenhuis in Eindhoven
19 Een persoon wonende aan de Baljuw in Oirschot Oirschot
20 Een persoon wonende aan de Knoopakker in Oirschot Oirschot
21 Een persoon wonende aan de Heist in Oirschot Oirschot
22 Een persoon wonende aan de Spoordonkseweg in Oirschot Oirschot
23 Een persoon wonende aan De Kruibok in Oirschot Oirschot
24 Een persoon wonende aan het Koningshof in Oirschot Oirschot
25 Een persoon wonende aan de Moerevelt in Oirschot Oirschot
26 2 formulieren met reacties van 6 inwoners van Oirschot Oirschot
27 Een persoon wonende aan de Molenstraat in Oirschot Oirschot
28 Een persoon wonende aan De Korenaar in Oirschot Oirschot
29 Een persoon wonende aan 't Dun in Oirschot Oirschot
30 Twee personen wonende aan de Hoeven in Oirschot Oirschot
31 Petitie met in totaal 1940 stemmen, waarvan 1000 stemmers uit Oirschot. Oirschot
32 Intekenlijst met de titel: “Houd de Groene Corridor open” van 991 personen Oirschot
Over de Groene Corridor naar aanleiding van informatiebijeenkomst d.d. 8-11-2016
33 Een persoon wonende aan de Beertramstraat in Oirschot Oirschot
34 Een persoon wonende aan de Baljuw in Oirschot Oirschot
35 Een persoon wonende aan de Moorland in Oirschot Oirschot
36 Een persoon wonende aan de Theetuin in Oirschot Oirschot
37 Een persoon wonende aan de Sint Jorisstraat in Oirschot Oirschot
38 Een persoon wonende in Oirschot die geen nader adres heeft vermeld Oirschot
39 Een persoon wonende aan de Heist in Oirschot Oirschot
40 Een persoon wonende aan de P. Heinstraat in Oirschot Oirschot
41 Een persoon wonende aan de Bovenwiel in Oirschot Oirschot
42 Een persoon wonende aan de Heistraat in Oirschot Oirschot
43 Een persoon wonende aan de Voorteindseweg in Middelbeers Middelbeers
44 Een persoon wonende aan de Eikenbussel in Oirschot Oirschot
45 Een persoon wonende aan de Baljuw in Oirschot Oirschot
46 Een persoon wonende aan de Molenstraat in Oirschot Oirschot
47 Fietsersbond Zuid-oost Brabant

10.3.2 Algemene beantwoording inspraak en samenspraak

Regionaal belang en ligging van nieuwe weginfrastructuur

Het bestemmingsplan Weginfrastructuur Omgeving Eindhoven-Noord, Oirschot en Best maakt de realisatie van de nieuwe weg en daarbij behorende kunstwerken (bruggen e.d.) mogelijk. De nieuwe weg is gelegen op het grondgebied van Eindhoven, Oirschot en Best. Daarom dienen de gemeenteraden een deel van het totaal plan vast te stellen.

De aanpassing van de weginfrastructuur is noodzakelijk vanwege de bestaande problemen met de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies (luchthaven Eindhoven en luchthavengebied, bedrijventerreinen Westfields en Goederendistributiecentrum Acht (GDC Acht), andere werk- en woongebieden) in het gebied. De bereikbaarheidsknelpunten nemen de komende jaren toe als gevolg van de autonome groei en als gevolg van de verdere ontwikkeling van de luchthaven Eindhoven en het luchthavengebied. In de bestaande situatie is al sprake van onvoldoende doorstroming van het verkeer op belangrijke onderdelen van het wegennet in het noordwesten van Eindhoven. In de toekomstige situatie neemt de kwaliteit van de verkeersafwikkeling verder af. De aanpak van de infrastructuur is tevens gerelateerd aan de Gebiedsontwikkeling Brainport Park, die onder andere voorziet in de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) en in maatregelen om het Groene Raamwerk te versterken. Over de aanpassing van de infrastructuur zijn, na een variantenstudie in 2015, bestuurlijke afspraken gemaakt tussen de betrokken gemeenten, onder de noemer 'Challengevariant'.

Ten behoeve van het verbeteren van de bereikbaarheid worden verschillende maatregelen uitgevoerd (zie figuur 10.1 en 10.2):

  • I. Ten westen van het Beatrixkanaal wordt een nieuwe parallelstructuur aangelegd tussen de afslag A58 bij Best en Flight Forum. Vanaf de afslag A58 bij Best volgt de parallelstructuur deels de Erica in Oirschot, gaat via een nieuw tracé ten noorden van het bedrijventerrein Westfields naar de Spottersweg in Eindhoven om vervolgens via een nieuw tracé aan te sluiten op Flight Forum en de Anthony Fokkerweg.
  • II. Via Flight Forum en Anthony Fokkerweg krijgt de parallelstructuur een verbinding met de N2. Om het verkeer goed en veilig af te kunnen wikkelen wordt de Anthony Fokkerweg verbreed en worden de aansluitingen op de N2 geoptimaliseerd. Het verkeer, komende vanuit Flight Forum, dat richting het zuiden wil rijden, gaat via een bypass naar de N2.
  • III. Tussen GDC en de afslag A58 bij Best wordt een nieuwe verbinding gerealiseerd. Deze verbinding is noodzakelijk om het GDC een tweede aansluiting te geven op het landelijke wegennet.

Als deze verbindingen gereed zijn kan de Oirschotsedijk worden afgesloten voor doorgaand autoverkeer conform de uitgangspunten van de Groene Corridor. Een nadere gedetailleerde beschrijving van de infrastructuur is opgenomen in paragraaf 2.1 van het ontwerpbestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0066.png"

Figuur 10.1: Weginfrastructuur autoverkeer bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0067.png"

Figuur 10.2: Totale weginfrastructuur gebiedsontwikkeling Brainport Park, inclusief fietsverbindingen (geel) en HOV (blauw).

Nut en noodzaak van de Groene Corridor (afsluiten van de Oirschotsedijk)

De nieuwe wegenstructuur biedt een zeer goed alternatief om het huidige en toekomstige verkeer af te wikkelen én van de Oirschotsedijk een landelijke en rustige fietsroute te maken. Conflictvrij, recreatief en aantrekkelijk. Gezien deze ontwikkelingen is de Oirschotsedijk in de toekomst niet toegankelijk voor doorgaand autoverkeer. Het voornemen is om een groene verbinding te maken tussen stad en platteland als drager voor de ambities van Brainport Park en de Groene Corridor.

De Groene Corridor is één van de drie Landschappen van Allure in Noord-Brabant. De provincie Noord-Brabant wil met de 'Landschappen van Allure' een gerichte bijdrage leveren aan de ambitie om van Noord-Brabant een hoogwaardige kennis- en innovatieregio te maken. Hoogwaardige groene landschappen zijn van belang voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat. Oirschot wil die kwalitatieve groene gemeente zijn, het groene hart zijn tussen de Kempen en het Groene Woud en een groen en aantrekkelijk rustpunt voor eigen inwoners, voor toeristen en voor inwoners van de stedelijke regio Eindhoven. De Groene Corridor sluit daardoor naadloos aan op de toekomstvisie van Oirschot, Monument in het groen. Het verbetert het economisch functioneren, de naamsbekendheid en de aantrekkelijkheid van het historische centrum, zijnde de huiskamer van Oirschot.

Door het realiseren van een alternatieve route voor het autoverkeer, wordt het mogelijk om een aantrekkelijke fietsverbinding te maken. Deze fietsverbinding zal de drukke verkeerswegen in het gebied (de nieuwe weg richting het vliegveld en de Anthony Fokkerweg) ongelijkvloers, dus zonder verkeerslichten, kruisen. Het autoverkeer gaat dan gebruikmaken van de nieuwe wegen. Met de afsluiting van de Oirschotsedijk / Groene Corridor wordt geanticipeerd op de (explosieve) toename van e-bikes in het fietsverkeer en de plannen voor een snelfietsverbinding tussen Tilburg en Eindhoven.

Onderzoek van de gemeente Oirschot naar de mogelijkheden om dit deel van de Oirschotsedijk open te houden voor doorgaand autoverkeer, heeft laten zien dat er in dat geval slechts een beperkt aantal auto's gebruik van zal maken. Toestaan van doorgaand autoverkeer is alleen mogelijk met aanpassingen aan de brug over het Beatrixkanaal en de beoogde ongelijkvloerse kruising met de Anthony Fokkerweg. Daarnaast moeten de geplande fietsbruggen zwaarder uitgevoerd worden, wat ook tot een aanzienlijk kostenverhoging leidt. De kosten hiervan bedragen ca. € 4 miljoen. De colleges van B & W van de gemeente Oirschot, Eindhoven en Best staan op het standpunt dat nut en noodzaak hiervoor ontbreekt.

Toegankelijkheid van de Anthony Fokkerweg voor brommobielen (max. 45 km/h

Brommobielen zijn niet toegestaan op fietspaden, maar zijn wel toegestaan op wegen met een verkeersregime van 50 of 80 km per uur. Dit betekent dat brommobielen zijn toegestaan op de Anthony Fokker weg.

10.3.3 Individuele beantwoording inspraak en samenspraak

Ad 1: KHB advocaten mediators, namens Lole V.O.F. (Steakhouse The Longhorn)

Reactie 1: Insprekers stellen zich op het standpunt dat door het voorontwerp-bestemmingsplan, met name voor wat betreft de aansluiting op het bedrijventerrein Westfields, haar commerciële en economische belangen niet afdoende zijn meegewogen. Insprekers verzoeken om de gevolgen voor de commerciële belangen van cliënten (economisch en bereikbaarheid) te betrekken. Insprekers vinden het onduidelijk hoe met de bedrijfsschade en andere schade zal worden omgegaan.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Ingeval inspreker van mening is dat vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot inkomstenderving kan eventueel een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade worden ingediend. Het indienen van een dergelijke aanvraag is mogelijk als het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. Zo'n aanvraag wordt in een aparte procedure afgehandeld.

Reactie 2: Insprekers zullen door de realisatie van de aansluiting op het bedrijventerrein Westfield disproportioneel overlast en hinder ondervinden. Voorts zal het gebruik van de route tussen Erica en het Beatrixkanaal dusdanige wijzigingen met zich meebrengen dat de commerciële exploitatie van cliënten in gevaar komt. De bereikbaarheid van de locatie van cliënten, een horecabedrijf (restaurant), wordt disproportioneel beperkt. Daarbij wordt onvoldoende voorzien in mitigerende maatregelen om de schade en overlast voor cliënten te beperken.

Gemeentelijke standpunt reactie 2: Het restaurant is in de toekomstige situatie voor autoverkeer (uitsluitend) bereikbaar vanuit het westen, via de Eindhovensedijk en de Erica. De bereikbaarheid van het restaurant wordt daarmee niet disproportioneel beperkt. Voor fietsverkeer blijft het restaurant bereikbaar via de Eindhovensedijk.

Reactie 3: Gelijktijdig met dit ontwerpbestemmingsplan is momenteel het bestemmingsplan Westfield Logistiek in ontwikkeling. Insprekers komen planologisch ingeklemd te zitten tussen beide ruimtelijke ontwikkelingen, zonder dat dit in één van beide plannen wordt onderkend of meegewogen

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Het bestemmingsplan Westfields Logistiek is inmiddels onherroepelijk geworden. Het ontwerpbestemmingsplan ' Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' dient om de bereikbaarheid van het gebied en doorstroming van het verkeer te verbeteren. De ontwikkeling van bedrijventerrein Westfields is genoemd in de toelichting en meegenomen bij de keuze voor het definitieve tracé (zie paragraaf 2.1).

Reactie 4: Insprekers zien in de onderbouwing niet het belang van de bedrijfswoning terugkomen en de gevolgen van deze ruimtelijke ontwikkeling op het woon- en leefklimaat van deze woning. Kort samengevat verzoeken de insprekers nogmaals aandacht te besteden aan hinder, overlast en structuurwijzigingen die zal plaatsvinden in de nabijheid van de horecagelegenheid van cliënten.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Bedrijfswoningen zijn in het akoestisch onderzoek meegenomen als geluidgevoelige objecten. De bedrijfswoning van de inspreker is niet meegenomen in het akoestisch onderzoek, omdat deze niet binnen het wettelijk vastgesteld onderzoeksgebied voor de wijziging van de Erica valt. Dit wil zeggen dat de afstand van de bedrijfswoning tot aan de locatie waar de weg wordt gewijzigd zo groot is dat er geen geluidseffecten optreden. In het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Westfields Logistiek zijn voor het waarborgen van een acceptabel geluidsniveau voor de bedrijfswoningen aan de Eindhovensedijk 33 en 35 wel regels opgenomen (artikel 4.2.5.).

Reactie 5: Insprekers stellen zich op het standpunt dat sprake is van een onzorgvuldige ruimtelijke onderbouwing, waardoor er een onaanvaardbare inbreuk wordt gemaakt op de bedrijfsvoering van cliënten.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: In voorliggend ontwerp van het bestemminsplan zijn - voor zover mogelijk - alle relevante belangen en aspecten in deze toelichting in beeld gebracht.

Ad 2: Stichting Ondernemersverenigingen Eindhoven e.o.

Reactie 1: De backbone gaat door het gebied waar een hogedrukgasleiding ligt. Vervolgens staat vermeld en ik citeer: "In de vervolgfase wordt onderzocht of het mogelijk is om buiten de wettelijke beschermingszone te blijven". Wat betekent het voor de aanleg van onderhavige bypass, respectievelijk het bestemmingsplan, indien het onderzoek aantoont dat men niet buiten de wettelijke beschermingszone kan blijven?

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Inmiddels is het ontwerp van de weginfrastructuur dusdanig aangepast dat dit buiten de wettelijke beschermingszone blijft.

Reactie 2: De HOV krijgt in de toekomst een verbinding met het nog te realiseren NS-station Eindhoven Airport. Wat betekent deze stelling in relatie tot het gegeven dat de locatiekeuze van het toekomstige extra station nog verre van duidelijk is?

Gemeentelijk standpunt reactie 2: De vrije busbaan wordt in de nieuwe infrastructuur over de Landsard, tussen de Spottersweg en de Oirschotsedijk, ingepast. In de toekomst worden de plannen voor verdere ligging nader uitgewerkt met de keuze voor de ligging over de Mispelhoefstraat of A. Fokkerweg, mede afhankelijk van de planvorming voor het nieuwe station.

Reactie 3: Aangegeven wordt, dat de realisatie van de nieuwe verbinding tussen GDC-Acht en de A58 eerst volledig afgerond wordt. Aansluitend (en niet eerder dus) zal gestart worden met het autoluw maken van de Oirschotsedijk. Is dit in lijn met de besluitvorming van de Raad van de gemeente Oirschot?

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Het betreft twee alternatieve routes vanaf de Erica: de eerste via het GDC Acht en de tweede via de Spottersweg. Deze komen beiden uit op de Anthony Fokkerweg. Uitgangspunt is dat deze wegen zijn aangelegd voordat de Eindhovensedijk/Oirschotsedijk worden afgesloten voor doorgaand autoverkeer.

Reactie 4: In het VOBP is opgenomen dat de "BIC-lane" wordt voorzien van twee rijstroken met aan beide zijden een berm en een sloot. In het profiel is een ruimtereservering opgenomen voor een fiets- en voetpad. OVE pleit (vanaf het begin) voor een kwalitatief hoogwaardige ontsluiting van onderhavige industrie. Het economisch belang en de groei van het aantal passagiers op Eindhoven Airport rechtvaardigen deze keuze. Bovendien zal congestie bij pech of ongevallen bij slechts twee rijstroken een directe impact hebben naar het bovenliggend wegennet. Tijdens een eerdere presentatie door de gemeente Eindhoven is een "standaard 2x1 dwarsprofiel" getoond met half verharding in de berm. OVE heeft ernstige bedenkingen bij deze keuze. Op verbindingswegen tussen het basisnet en de kerngebieden (bedrijventerreinen) rijden immers LZV's (langere zwaardere voertuigen) met een voertuig gewicht van 60 ton. De draagkracht van deze bermen zal niet voldoen bij calamiteiten en berging. Filevorming zal plaatsvinden.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Uit onderzoek van TNO blijkt dat LZV's met een totale massa van 60 ton geen zwaardere belasting voor wegen, bruggen en bermen vormen dan reguliere vrachtauto's en vrachtautocombinaties van 50 ton. Dit komt omdat het gewicht over meer assen en een grotere laadlengte wordt verdeeld. De maximale last per as is voor LZV's dus gelijk aan die van reguliere vrachtautocombinaties (bron: CROW-publicatie 320, LZV's op het onderliggend wegennet 2013). Daarmee kan gesteld worden dat het toepassen van de algemene landelijke richtlijn voor de inrichting van bermen volstaat. Deze is verwoord in CROW-publicatie 202, Handboek veilige inrichting van bermen. Het ontwerp gaat uit van de benodigde breedte voor een semi-verharde berm die de richtlijn voorschrijft, namelijk 2, 40 meter.. Het toepassen van een 2x2 rijstrookindeling is op basis van het verkeersmodel niet nodig en is bovendien landschappelijk gezien ongewenst.

Reactie 5: Fiets- en voetpaden dienen gescheiden te zijn van het snelverkeer. Vanuit economisch belang wordt bij intensief LZV-verkeer bepleit om bij de kruispunten de fietsers uit de voorrang te halen.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: Fietspaden zijn vrijliggend en op kruispunten wordt fietsverkeer met VRI's geregeld. Daarmee zijn fietsers dus overal in het plan uit de voorrang.

Ad 3 Vakantiehuis De Sprinkhaan

Reactie 1: Het vakantiehuis de Sprinkhaan is voor kinderen met uiteenlopende handicaps. Deze kinderen zijn onder andere erg gevoelig voor geluidsoverlast en andere (druk veroorzakende) prikkels. Het vakantieoord ligt op steenworp afstand van het tracé van de nieuwe weginfrastructuur. Vanwege de komst van de infrastructuur maken wij ons ernstige zorgen over de rust en luchtkwaliteit voor onze gasten. De Sprinkhaan is een gevoelige bestemming i.k.v. luchtkwaliteit vanwege de kwetsbare doelgroep.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: De Sprinkhaan ligt binnen de gemeente Oirschot. In het kader van luchtkwaliteit is de regelgeving uit het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) relevant. In dit kader is het niet toegestaan dat functies zoals scholen, verpleeghuizen en kinderdagverblijven binnen een zone van 300 meter van een provinciale weg of rijksweg liggen. Op basis van de “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit geldt voor een drukke gemeentelijke weg een grens van 50 meter, voor nieuwe gevoelige bestemmingen. Aan deze eisen wordt voldaan: de Sprinkhaan is een vakantieverblijf en daarmee geen gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteit). Daarnaast is de enige nabijgelegen weg een gemeentelijke weg op 70 meter afstand. De “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” is overigens niet door de gemeente Oirschot en Eindhoven vastgesteld.

De Sprinkhaan is geen nieuwe gevoelige bestemming i.k.v. de Wet Geluidhinder. Desondanks is onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van de nieuwe infrastructuur op De Sprinkhaan. Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de wegen in het ontwerp-bestemmingsplan ”Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best” ten hoogste 47 dB (inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) bedraagt. De geluidbelasting overschrijdt de voorkeursgrenswaarde (die van toepassing is op geluidgevoelige bestemmingen) niet.

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is daarnaast bekeken of de gecumuleerde geluidbelasting van diverse bepalende geluidbronnen in de omgeving (Eindhoven Airport, A58) leiden tot een onaanvaardbaar leefklimaat. Uit dit onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting met ten hoogste 0,5 dB toeneemt. Dit is voor het menselijk gehoor niet waarneembaar.

Deze afweging van belangen is tevens beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan, zoals in hoofdstuk 5 waar de milieuaspecten worden toegelicht.

Reactie 2: Het bestuur van De Sprinkhaan betreurt dat zij nooit geïnformeerd of benaderd is voor een gesprek over uw voornemen tot aanpassing van bestaande en de aanleg van nieuwe weginfrastructuur in het plangebied. Inspreker is van mening belanghebbende te zijn.

Gemeentelijke standpunt reactie 2: Er zijn door de gemeente Oirschot verschillende gesprekken gevoerd met (een delegatie) van het bestuur. De inhoud van de gesprekken betroffen niet alleen de realisatie van Westfields Logistiek maar zijdelings is ook de nieuwe ontsluitingsweg aan de orde gekomen. Op 7 december a.s. staat er opnieuw een gesprek gepland. Met het bestuur van De Sprinkhaan en bestuurders van de gemeenten Best, Eindhoven en Oirschot.

Reactie 3: Inspreker verzoekt dringend de nieuwe bestemming en het tracé van de infrastructuur te heroverwegen. Of, indien deze ontwikkeling moet doorgaan, maatregelen te treffen voor de te verwachten geluidsoverlast en slechtere luchtkwaliteit.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Voor het vakantieverblijf 'De Sprinkhaan' zijn de geluidseffecten onderzocht in het akoestisch onderzoek en de aanvullende notitie 'de Sprinkhaan'. De aanpassingen aan de infrastructuur hebben geen onaanvaardbare negatieve effecten op de geluidsbelasting en de luchtkwaliteit. Zie voor verdere beantwoording gemeentelijk standpunt bij reactie 1.

Reactie 4: De Sprinkhaan is gelegen binnen circa 175 meter van de nieuw te ontwikkelen weg en circa 400 meter van de Erica die verder wordt ontwikkeld. Door deze ontwikkelingen zal naar verwachting De Sprinkhaan veel hinder ondervinden op het gebied van geluid en fijnstof. Bovendien komt De Sprinkhaan door deze ontwikkeling ingeklemd te liggen tussen twee overlast gevende elementen, zijnde bedrijventerrein Westfields en deze infrastructuur, waardoor de kwaliteit van de locatie enorm achteruit gaat.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Anders dan de inspreker constateert wordt De Sprinkhaan door voorliggend bestemmingsplan niet ingeklemd tussen bedrijventerrein Westfields en deze nieuwe weg. De nieuwe weg wordt geprojecteerd ten westen van het Beatrixkanaal (en ten westen van De Sprinkhaan) en wordt ten oosten van het bedrijventerrein Westfields aangesloten op de Erica. Verder wordt verwezen naar het gemeentelijk standpunt zoals verwoord bij punt 1.

Reactie 5: Door de komst van de Challenge Variant zal De Sprinkhaan veel bezoekers verliezen.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: Ingeval inspreker van mening is dat vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot waardedaling van zijn object kan eventueel een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade worden ingediend. Het indienen van een dergelijke aanvraag is mogelijk als het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. Zo'n aanvraag wordt in een aparte procedure afgehandeld.

Reactie 6: De Sprinkhaan past perfect bij de economische pijlers van de Toekomstvisie Oirschot 2030.

Gemeentelijk standpunt reactie 6: Het voortbestaan van De Sprinkhaan is belangrijk voor de gemeenten Oirschot, Eindhoven en Best. De aanpassingen aan de infrastructuur brengen het voortbestaan van De Sprinkhaan niet in gevaar.

Reactie 7: Wij zijn van mening dat De Sprinkhaan vanwege haar specifieke doelgroep is, vergelijkbaar met een medische (kinder)dagopvang waarvoor in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder bescherming wordt geboden. Met name de slaapruimte is een geluidsgevoelige verblijfsruimte. Daarom dient rekening te worden gehouden met De Sprinkhaan in relatie tot de te verwachten overlast van verkeersbewegingen en de uitstoot van fijnstof. Het vakantiehuis wordt niet aangemerkt als geluidsgevoelige bestemming. Voor zover wij kunnen beoordelen worden geheel geen voorzieningen getroffen om geluidsoverlast te voorkomen of beperken.

Gemeentelijk standpunt reactie 7: Zie beantwoording 'gemeentelijk standpunt reactie 1'.

Reactie 8: Het plan leidt tot aantasting van het Natuurnetwerk Nederland en doet afbreuk aan de mooie rustige omgeving van De Sprinkhaan.

Gemeentelijk standpunt reactie 8: Het (voorontwerp)bestemmingsplan “Weginfrastructuur omgeving Eindhoven noordwest, Oirschot en Best” maakt onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling Brainport Park. Eén van de speerpunten is het groene raamwerk. Onderdeel van de gebiedsontwikkeling is daarmee ook versterking van de Ecologische Hoofdstructuur. Specifiek voor het onderhavig bestemmingsplan geldt dat de infrastructuur inderdaad de EHS (ook wel genoemd het Natuurnetwerk Nederland) doorsnijdt. De aantasting wordt gecompenseerd door het Natuurnetwerk Nederland op andere locaties uit te breiden. Met de provincie Noord-Brabant is een plan opgesteld hoe de vereiste natuurcompensatie zo gerealiseerd kan worden dat dit een ecologische meerwaarde oplevert. Zie bijlage 1 bij het ontwerpbestemmingsplan.

Overigens is in de directe omgeving van De Sprinkhaan geen natuur aanwezig die wordt aangemerkt als EHS. In de hierboven genoemde bijlage bij (de regels van) het bestemmingsplan is nader gemotiveerd hoe de waarden van deze gronden, die zijn aangeduid als 'groenblauwe mantel' worden behouden en beschermd.

Ook wordt in de afweging over de zogenoemde rustige omgeving van De Sprinkhaan betrokken dat in de huidige situatie De Sprinkhaan in de nabijheid van de N2/A2 en luchthaven Eindhoven ligt. Verder zijn de omliggende gronden bestemd voor onder andere het houden van militaire oefeningen.

Reactie 9: De komst van de Challenge variant leidt tot toename van verkeer in de directe omgeving. Plannen met geluidsgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen uit de Wet Geluidhinder. In paragraaf 5.3.3 van het VOBP wordt omschreven dat uit het rapport blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de nieuw aan te leggen wegen de geluidbelasting ter plaatse van de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen, waar naar ons idee De Sprinkhaan toegerekend dient te worden, ten hoogste 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee precies niet gehaald. Hoe kan gegarandeerd worden dat in werkelijkheid deze grenswaarde niet overschreden wordt? Eventuele kosten voor geluidmaatregelen zal de inspreker verhalen op de initiatiefnemer van de komst van de Challenge Variant.

Gemeentelijk standpunt reactie 9: Paragraaf 5.3.3. beschrijft dat op alle woningen en/of andere geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Dat wil zeggen dat de geluidsbelasting op alle geluidgevoelige objecten niet hoger is dan 48 dB. De Sprinkhaan is niet beschouwd als geluidgevoelige bestemming, omdat het een vakantieverblijf betreft. Desondanks hebben wij wel de geluidsbelasting in beeld gebracht om te beoordelen of een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gegarandeerd. De geluidsbelasting ter hoogte van de Sprinkhaan is 47 dB en blijft daarmee onder de grens van 48 dB.

Ad 4: TRC Advocaten, namens dhr. H.L.T.M. Hunting

Reactie 1: Inspreker is eigenaar van een perceel gelegen aan de Jan Olieslagersweg te Eindhoven (Strijp, sectie F, nummer 1427). Op een deel van het perceel is een weg en lijkt groencompensatie beoogd. Op de inloop avond op 23 juni 2016 is een andere plankaart gepresenteerd dan nu ter inzage ligt.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: De plankaart die is gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl is de geldende plankaart voor het voorontwerpbestemmingsplan. Deze kaart is ook gepresenteerd tijdens de inloopavond op 23 juni 2016. Het is onduidelijk op welke kaart de inspreker exact doelt.

Reactie 2: De bestemming "Natuur" die op het perceel van Hunting gelegen is, is onlogisch en wordt niet gemotiveerd in de toelichting van het bestemmingsplan.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: De nieuwe weginfrastructuur doorsnijdt op sommige locaties de EHS (ook wel het Natuurnetwerk Nederland genoemd). Om de kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland te behouden moet de aantasting op andere locaties gecompenseerd worden. De bestemming "Natuur" op het perceel van dhr. Hunting betreft één van deze compensatielocaties. In de natuurtoets (bijlage bij de toelichting) en het compensatieplan (bijlage bij de regels) is de motivatie voor de compensatie gegeven.

Reactie 3: De aanleg van de weg loopt door de bestemming "Bedrijf-4". De uitoefening van deze bestemming wordt illusionair gemaakt doordat er per saldo maar een klein bouwvlak resteert.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Ingeval inspreker van mening is dat vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot waardedaling van zijn object kan eventueel een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade worden ingediend. Het indienen van een dergelijke aanvraag is mogelijk als het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. Zo'n aanvraag wordt in een aparte procedure afgehandeld.

Reactie 4: De weg heeft om onverklaarbare redenen op twee plaatsen een "chicane" (zie kaart in bijlage 1). De oorzaak ligt niet bij de gasleiding, aanduiding natuur of landschappelijke omgeving en structuur van het perceel.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: De bochten in het tracé zijn ingepast om de bestaande natuur en het groen te sparen. De inpassing van de weg is zo gekozen, dat een deel van het reeds aanwezige verharde oppervlak wordt benut voor de aanleg van de nieuwe weg.

Reactie 5: Inspreker heeft op 15 januari 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd (V16/24862). Het plan uit de omgevingsvergunning kan alleen worden uitgevoerd, mits de beoogde weg recht wordt gelegd.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven is voornemens deze aanvraag te weigeren. Het ontwerp van deze weigering omgevingsvergunning vanaf 23 juni t/m 3 augustus 2016 voor zienswijzen ter visie gelegen. TRC Advocaten heeft daartegen, namens inspreker, zienswijze tegen ingediend.

Reactie 6: Inspreker vraagt of door de VRI-installaties opstoppingen ter plaatste te verwachten zijn en vraagt zich af of de weg niet ter plaatse van de huidige weg kan worden gehandhaafd.

Gemeentelijk standpunt reactie 6: De nieuwe kruispunten met VRI's worden gedimensioneerd op de berekening van de kruispuntstromen voor 2030, waar de ontwikkelingen van het Flight Forum, BIC, Westfields en het GDC in zijn opgenomen.

Wij veronderstellen dat met de "huidige weg" in deze de verlengde Spottersweg wordt bedoeld. Deze weg is te smal om de nieuwe route op in te passen. Op de plek van de huidige weg is verbreding van het Natuurnetwerk Brabant langs het Beatrixkanaal voorzien. VRI's zijn nodig voor een veilige afwikkeling van het verkeer én leiden tot een betere doorstroming. Een VRI helpt de gemeente Eindhoven bij het sturen van verkeersstromen.

Reactie 7: Inspreker wenst zijn opmerkingen toe te lichten in een mondeling gesprek bij voorkeur met projectleider Silverentand en een verkeerskundige.

Gemeentelijk standpunt reactie 7: Op 21 september heeft overleg plaatsgevonden tussen de dhr. Jeltema (TRC), de heer Van Zitteren en de projectmanager van de gemeente Eindhoven dhr. S.A. Suiker. In dat gesprek is aan de orde geweest wat het benodigd deel van het perceel is waarop de weg en bijbehorende voorzieningen zijn gepland. Ook is ter sprake gekomen hoe groot het resterend deel van het perceel is en welke ideeën de eigenaar heeft met dit deel . Er is afgesproken dat er nader overleg wordt gevoerd over de inrichting en mogelijke bebouwing van het terrein. Op 1 december 2016 is daartoe wederom een overleg gevoerd, waarbij een voorstel van de eigenaar voor de inrichting van het perceel is besproken. In dat overleg is duidelijk geworden dat het voorstel van de heren Van Zitteren en Jeltema niet binnen past binnen het de huidige bestemmingsplan ter plaatse van het perceel valt. Nadere afstemming zal plaatsvinden om te bepalen of een alternatief plan kan worden ontwikkeld binnen de kaders van het gebied.

Reactie 8: Inspreker verzoekt het bestemmingsplan te wijzigen in die zin (primair) dat de weg niet over zijn perceel wordt gelegd en dat de weg (secundair) recht wordt gelegd zodanig dat de bestemming "Bedrijf-4" niet in het gedrang komt en de natuurbestemming zodanig aan te leggen als de gemeente dat heeft gedaan op de meer noordelijk gelegen percelen.

Gemeentelijk standpunt reactie 8: Zie gemeentelijk standpunt bij reactie 6 en 7.

Ad 5: Catharina ziekenhuis

Reactie 1: Uit het voorontwerp blijkt op geen enkele manier dat rekening is gehouden met de bereikbaarheid van het Catharina Ziekenhuis. Het is uiterst belangrijk om een uitstekende bereikbaarheid van het ziekenhuis voor patiënten en bezoekers te waarborgen. Beide doelgroepen kunnen op dit moment (naast de A58) gebruik maken van de Eindhovensedijk en de Oirschotsedijk. Wij vragen u bij uw definitieve ontwerp ernstig rekening te houden met de bereikbaarheid van het Catharina Ziekenhuis met als uitgangspunt dat de alternatieve route zowel in afstand als in tijd (op alle tijdstippen van de dag) nagenoeg vergelijkbaar is met de huidige situatie van de Oirschotsedijk.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Naar aanleiding van deze reactie van het Catharina ziekenhuis heeft eind juni en eind september overleg plaatsgevonden met een afvaardiging van het Catharinaziekenhuis en de gemeenten Eindhoven en Oirschot. De reactie van het ziekenhuis is besproken en er is een toelichting gegeven op de nieuwe infrastructuur, de alternatieve routes en een onderbouwing van de Groene Corridor. Hiervan is verslag gemaakt. Naar aanleiding van dit verslag heeft het Catharinaziekenhuis een brief verstuurd waarin zij aangeven dat zij niet kunnen instemmen met het afsluiten van de Oirschotsedijk voor het doorgaand autoverkeer. Dit omdat de reistijd met 3 minuten wordt verlengd als gebruik wordt gemaakt van het onderliggend wegennet.

Wij vinden een optimale ontsluiting van het Catharina Ziekenhuis zeer belangrijk. Een verbetering van de bereikbaarheid is primair het doel van deze ontwikkeling. Juist door de aanpassingen van de infrastructuur zal de bereikbaarheid goed blijven of zelfs verbeteren. Het verkeer vanaf de A58 zal gebruik kunnen maken van de nieuwe verbindingsweg door BIC-noord. Daarnaast leidt de verbetering van de infrastructuur tot een betere doorstroming en minder opstoppingen. De snelste verbinding tussen Oirschot en het Catharinaziekenhuis in Eindhoven loopt via de snelweg (A58- Kennedylaan). Dat geldt voor zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie. De route via het onderliggende wegennet blijft met een iets gewijzigd verloop mogelijk en deze duurt iets langer.

Reactie 2: Van de gemeente Oirschot hebben wij begrepen dat de Eindhovensedijk geopend blijft. De aansluiting van het BP-tankstation in Oirschot op de Eindhovensedijk moet nog wel nader uitgewerkt worden.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: De nieuwe weginfrastructuur biedt een volwaardig alternatief voor de Eindhovensedijk in Oirschot. De Eindhovensedijk tussen de Erica en de kom van Oirschot blijft toegankelijk voor auto verkeer. De Eindhovensedijk tussen de Erica en het Beatrixkanaal blijft alleen geopend voor fietsverkeer. De nieuwe route voor het autoverkeer loopt vanaf de Erica via de weg langs Westfields en langs het Beatrixkanaal richting de verlengde Spottersweg naar de A. Fokkerweg. Ook kan de route via de nieuwe verbinding met het GDC worden gekozen. De aansluiting van het BP-tankstation valt niet binnen de scope van dit plan.

Reactie 3: De aansluiting vanaf de Eindhovensedijk op de nieuw te realiseren weg nabij het BIC vraagt om extra aandacht vanwege het verkeer dat vanaf de A58 op dit punt gaat uitkomen. Beide stromen moeten vloeiend en snel kunnen overgaan op de nieuwe weg die aansluit op de Spottersweg.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Daar is rekening mee gehouden in de dimensionering van het nieuwe kruispunt. De kruispuntconfiguratie is ontworpen op de intensiteiten van 2030.

Reactie 4: Inspreker vraagt uitdrukkelijk aandacht voor de aansluiting van de Spottersweg op de Anthony Fokkerweg. Op het Flight Forum ontstaat nu al ernstige verkeershinder tijdens de spitsuren. Er is zorg dat deze aansluiting een knelpunt gaat worden in de bereikbaarheid van het Catharina Ziekenhuis.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Ook hier is rekening mee gehouden in de dimensionering van het nieuwe kruispunt. De configuratie van het kruispunt van de Backbone met de A. Fokkerweg is gedimensioneerd op de verkeersintensiteiten van 2030.

Dit nieuwe kruispunt moet juist een nieuwe directe verbinding leggen met Eindhoven Airport waardoor de wegen op Flight Forum worden ontlast. De structuur is zodanig vormgegeven dat de route niet meer door Flight Forum loopt. Zo vindt een betere spreiding van verkeer plaats. Daarnaast worden op Flight Forum op diverse locaties maatregelen genomen waardoor de capaciteit van kruispunten toeneemt.

Ad 6: Scouting Dr. Albert Schweitzer Eindhoven-Acht

Reactie 1: Het terrein waar de blokhut van de scouting is gevestigd krijgt een nieuwe bestemming voor de ontsluitingsweg. Compensatie van vernietigde natuur kan niet voorkomen dat eeuwenoude bomen niet kunnen worden herplant en het jaren duurt voordat weer een echt bos gaat ontstaan.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: De compensatie van de aangetaste natuur zal plaatsvinden volgens de wettelijke regels. In samenspraak met de provincie is hiervoor een plan uitgewerkt om de ecologische waarde van het bos te behouden (zie bijlage 1 bij de regels.). Daarnaast vindt de uitwerking plaats in afstemming met Trefpunt Groen Eindhoven (TGE). Dit is een verzameling van verschillende partijen die de natuur- en groenbelangen behartigen in de gemeente Eindhoven.

Reactie 2: De locatie is uniek onder scoutinggroepen door de bosomgeving. De importantie van een speelbos voor jeugd wordt onderschreven door Staatsbosbeheer.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: Dit onderdeel van de inspraakreactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Reactie 3: Het plan zorgt dat er minder ruimte is voor spelactiviteiten op het eigen terrein. Inspreker zou graag geholpen willen worden om die voorzieningen elders in het bos op te bouwen, in te richten.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: In een overleg d.d. juni 2016 met een vertegenwoordiging van het bestuur van de scouting zijn de plannen voor de nieuwe weg in relatie tot de blokhut van de scouting toegelicht. Daarbij zijn verschillende vragen van de scouting beantwoord en is vermeld dat bepaalde onderwerpen aangaande de scouting onze aandacht hebben in het verdere proces voor deze weg. Het verzoek om nieuwe ruimte voor spelactiviteiten (het verplaatsen van voorzieningen) wordt daarbij betrokken.

Reactie 4: De aan te leggen weg leidt over dat deel van het terrein waar nu een Beverbos is ingericht voor het spel van de jongste leden. Inspreker stelt dat een veilige afscherming van die weg ten opzichte van het terrein essentieel om onze leden te beschermen voor dat gevaar.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Hier wordt rekening mee gehouden in het ontwerp door een fysieke afscheiding te plaatsen tussen de weg en het speelterrein.

Reactie 5: De vuurkuil moet elders op het terrein worden ingericht.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: Zie voor beantwoording 'Gemeentelijk standpunt reactie 3'.

Reactie 6: Inspreker verzoekt om in de kostenberekening van de weg een bedrag te reserveren om hen in staat te stellen het achterstallig onderhoud van de blokhut goed uit te voeren. Het achterstallige onderhoud is het gevolg van onzekerheid om op dit terrein gehuisvest te blijven.

Gemeentelijk standpunt 6: Hoewel er begrip is voor de situatie is het bestuur van de scouting primair zelf verantwoordelijk voor het in stand houden van het gebouw. Desalniettemin wordt, gelet op de maatschappelijke functie van de scouting, bezien of er (financiële) mogelijkheden zijn om de scouting hierin tegemoet te komen. Omdat dit los staat van het bestemmingsplan wordt hierover separaat gesproken.

Ad 7: Toncman ROadvies, namens De Mispelaar B.V., exploitante van bedrijventerrein GDC-Noord

Reactie 1: Inspreker stelt voor om het deelgebied gelegen tussen de nieuwe verbindingsweg en de Mispelhoefstraat als entreegebied van GDC-Noord vrij te houden van bebouwing en in te richten met groen en/of water(berging). Aangezien de vigerende bestemming slechts bedrijven en verkeer toelaat, stellen we voor deze gronden mee te nemen in het bestemmingsplan Weginfrastructuur en daarin passend te bestemmen.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: In het plan zijn verschillende gebieden beoogd voor waterberging. De bestemming is hier op aangepast middels de bestemming 'Groen' De grenzen van het bestemmingsplan zijn aangepast waardoor een deel van de door inspreker bedoelde gronden binnen dit bestemmingsplan liggen.

Reactie 2: Voor de bereikbaarheid van de woning Mispelhoefstraat 20 is een nieuwe weg voorzien. Inspreker stelt voor om deze weg achterwege te laten, omdat de betreffende woning zeer weinig verkeer zal genereren en op termijn wordt geamoveerd. Het lijkt verantwoord om de bewoner de mogelijkheid te bieden om de nieuwe verbindingsweg te kruisen.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: De nieuwe weg is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. De bijbehorende snelheid bedraagt 50 km/uur. Het beleid Duurzaam Veilig schrijft in dit geval voor dat er geen erfaansluiting rechtstreeks op de weg aan mogen sluiten. Echter het ontwerp is inmiddels verder uitgewerkt waaruit blijkt dat een tijdelijke inrit niet langer in het talud van de tunnelbak uitkomt. De nieuwe weg krijgt op deze locatie in het nieuwe ontwerp een ligging op maaiveld-niveau. Onder deze omstandigheden is de aanleg van een ontsluitingsweg verantwoord. In het ontwerp bestemmingsplan is dus geen separate nieuwe weg meer voorzien voor de woning Mispelhoefstraat 20, maar is een erfaansluiting rechtstreeks op de nieuwe weg voorzien.

Reactie 3: Indien de aanleg van onder 2. genoemde weg onvermijdelijk is, verdient het aanbeveling de ligging hiervan te bepalen in het kader van een op te stellen uitwerkingsplan.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Dit bestemmingsplan regelt uitsluitend een knip in de Oirschotsedijk voor doorgaand autoverkeer ter hoogte van het Beatrixkanaal. De herinrichting van de Eindhovensedijk – Oirschotsedijk wordt verder uitgewerkt in de plannen voor de Groene Corridor. In dit bestemmingsplan is een busbaan (HOV) voorzien op de Landsard. Ongeveer halverwege deze weg wordt een bushalte gerealiseerd.

Ad 8: De Mispelhoef

Reactie 1: Er is nog geen voorstel gedaan over de bereikbaarheid omtrent de Mispelhoef. Inspreker is bang dat het bedrijf dadelijk niet goed bereikbaar meer is en dat dit ten koste gaat van de klandizie en omzet. Inspreker vraagt of het bedrijf bereikbaar is vanaf: De A.Fokkerweg vanaf het Flight forum/Meerhoven, de A.Fokkerweg/Oirschotsedijk vanuit Eindhoven-Acht, de Landsard (i.v.m. HOV), Oirschotsedijk van Oirschot/Best, Mispelhoefstraat.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: De Mispelhoef blijft bereikbaar via de Anthony Fokkerweg vanaf het Flight Forum en de Mispelhoefstraat. De Mispelhoef zal niet meer bereikbaar zijn via de Oirschotsedijk. De ontsluiting van de Mispelhoef vanaf de A58 wordt gegarandeerd doordat er een nieuwe ontsluitingsweg ten noorden van de Oirschotsedijk wordt gerealiseerd.

Reactie 2: Inspreker geeft aan dat de nadruk te willen leggen op het belang van de snelle service van zijn eetcafé. De gasten moeten 10 a 15 minuten omrijden door de nieuwe situatie. Inspreker heeft al jaren het idee 'in de weg te liggen' voor de plannen van de gemeente en Rijkswaterstaat. Dit geldt ook voor Brainport park. Inspreker benoemt dat hij al jarenlang aan het procederen is tegen Rijkswaterstaat in verband met geleden waterschade.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: Ingeval inspreker van mening is dat vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot inkomstenderving kan eventueel een aanvraag om een tegemoetkoming in planschade worden ingediend. Het indienen van een dergelijke aanvraag is mogelijk als het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. Zo'n aanvraag wordt in een aparte procedure afgehandeld.

Reactie 3: Inspreker heeft zijn bedrijf in een Rijksmonument en vreest dat als gevolg van verlies aan klandizie het onderhoud aan het pand niet langer gefinancierd kan worden. Inspreker wenst dat de Mispelhoef beter bereikbaar wordt via het openbaar vervoer. De dichtstbij zijnde bushalte is nu op 1,5 km afstand. Inspreker staat positief over het verminderen van verkeer op de Oirschotsedijk. Echter helemaal verkeersluw maken is niet de juiste optie. Inspreker heeft een alternatief voorstel kenbaar gemaakt. De Oirschotsedijk wordt hierbij een fietspad waarop auto's te gast de mogelijkheid hebben om naar de Mispelhoef te komen vanuit Eindhoven. De weg voor autoverkeer eindigt bij het parkeerterrein van de Mispelhoef. Vanuit de richting Oirschot stelt inspreker voor dat de gemeente een parkeerterrein aanlegt aan overzijde van de straat.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Dit bestemmingsplan regelt uitsluitend een knip in de Oirschotsedijk voor doorgaand autoverkeer ter hoogte van het Beatrixkanaal. De herinrichting van de Eindhovensedijk – Oirschotsedijk wordt verder uitgewerkt in de plannen voor de Groene Corridor. In dit bestemmingsplan is een busbaan (HOV) voorzien op de Landsard. Ongeveer halverwege deze weg wordt een bushalte gerealiseerd.

Ad 9: Stichting “Houd de Groene Corridor open voor auto's”

Reactie 1: Insprekers merken op dat het plan, met betrekking tot afsluiting van de Eindhovense/Oirschotsedijk tussen de Erica en A. Fokkerweg voor autoverkeer, nooit aan de bevolkingen van Oirschot en Wintelre is voorgelegd. Er heeft geen afdoende afweging van belangen plaats gevonden en er is geen financiële onderbouwing van dit voorstel.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Het voorontwerpbestemmingsplan is een eerste stap in de procedure van het bestemmingsplan en dient om de bevolking en ambtelijke vooroverlegpartners over het bestemmingsplan te raadplegen.

Verder is op 8 november 2016, dus voordat dit ontwerp bestemmingsplan in procedure is gebracht, nogmaals een voorlichtingsbijeenkomst hierover gehouden voor onder andere de bevolking van Oirschot. Het eerder door het bestuur van de gemeente Oirschot ingenomen standpunt over de Groene Corridor was gericht op het bereikbaar houden van de Eindhovensedijk en de Oirschotsedijk in Oirschot voor gemotoriseerd verkeer. De verkeerskundige en financiële effecten van het openhouden van genoemde wegen voor autoverkeer zijn eind 2015/begin 2016 onderzocht. Dit onderzoek geeft nieuwe inzichten over de verkeerskundige en financiële nut en noodzaak van de autobereikbaarheid van de Eindhovensedijk/Oirschotsedijk na aanleg van de weginfrastructuur waar dit bestemmingsplan in voorziet. Gelet op de uitkomsten van dit onderzoek en omdat de nieuwe weginfrastructuur een volwaardig alternatief biedt voor de autobereikbaarheid tussen de Erica en de Anthony Fokkerweg, is het openhouden van de Oirschotsedijk en Eindhovensedijk niet wenselijk.

Voor de overwegingen ten aanzien van de nut en noodzaak van de Groene Corridor wordt verder verwezen naar paragraaf 10.3.2. Voor informatie over de financiële onderbouwing van dit voorstel wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van de toelichting.

Reactie 2: Er is onvoldoende rekening gehouden met calamiteiten, milieuaspecten en sociale veiligheid. Wij zijn van mening dat de gemeente Eindhoven onvoldoende rekening houdt met de belangen van inwoners van belangrijke buurgemeenten als Oirschot, Best en Eersel (Wintelre). Insprekers zijn ervan overtuigd dat met het openhouden van dit stukje weg (De Groene Corridor) vooral de inwoners van Oirschot en Wintelre, maar zeker ook die van Best een groot genoegen zult doen.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: In het kader van het (voorontwerp)-bestemmingsplan vindt een complete afweging van ruimtelijke relevante aspecten plaats. Voor wat betreft het aspect calamiteiten heeft afstemming plaatsgevonden met de GGD en de Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost. Zij geven aan dat er over het geheel geen langere aanrijtijden zijn voorzien en op sommige routes zelfs een verbetering optreedt. De Veiligheidsregio heeft geen bezwaren tegen het plan en wordt in het vervolgtraject betrokken bij de verdere uitwerking van de plannen. De milieuaspecten zijn afgewogen en beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan. Verder kan worden vermeld dat sinds 2011 de werkgroep Groene Corridor (gemeente Oirschot, Eindhoven en Brabants Landschap) actief is. Mededelingen vanuit deze werkgroep over de Groene Corridor (van bijv. terinzageleggingen) zijn geplaatst in de plaatselijke huis-aan-huis kranten. Daarnaast is met buurgemeenten uitvoerig contact geweest over deze ontwikkeling. Zo is in oktober 2014 op initiatief van de gemeente Eersel een gesprek geweest met de dorpsraad Wintelre.

Reactie 3: Peiling van het burgerpanel van maart 2015 bevatte geen enkele vraag over de afsluiting. Wel geeft de enquête het resultaat dat een duidelijke meerderheid van de bevolking vóór autoverkeer op de Groene Corridor zijn. Er is een kans gemist om de exacte mening van de bevolking over dit onderwerp te peilen.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: Dit is een gegeven welke achteraf helaas niet gecorrigeerd kan worden.

Reactie 4: De beide wijzigingen rondom de afsluiting van de Wielewaal vormen een aanzienlijke slinger rondom de oorspronkelijke route. Uit afstandsberekeningen vloeit voort dat de totale af te leggen afstand tussen Oirschot en Eindhoven toeneemt van 13.44 km naar 17.7 km. Een toename van bijna 4.3 km. Het totale in Eindhoven af te sluiten deel van de corridor betekent daarom een verdubbeling van de afstand. Het totaal aan omleidingen is onacceptabel.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: De afsluiting van de Eindhovensedijk en Oirschotsedijk voor doorgaand autoverkeer maakt onderdeel uit het van totale pakket aan infrastructurele maatregelen om de bereikbaarheid van Eindhoven Noordwest te verbeteren. Ten noorden van de Oirschotsedijk komt een geheel nieuwe infrastructuurverbinding te liggen. De bereikbaarheid van Eindhoven vanuit Oirschot blijft goed en wordt zelfs verbeterd. Daarbij is de afsluiting van de Wielewaal een gevolg van een eerder besluit, dat buiten de scope van onderhavig bestemmingsplan valt.

Reactie 5: De financiële onderbouwing voor het thans nog te creëren 1900 meter fietspad ontbreekt.

Gemeentelijk standpunt reactie 5: Voor de financiële onderbouwing van deze ontwikkeling wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van de toelichting.

Reactie 6: Ondernemers langs de Eindhovensedijk maken zich zorgen over het verlies van aantrekkelijkheid van de weg voor auto's.

Gemeentelijk standpunt reactie 6: Het plan is erop gericht om de bereikbaarheid te vergroten. Ondernemers aan de Eindhovensedijk en de Oirschotsedijk zijn goed bereikbaar via de Erica. Veel andere ondernemers langs de Groene Corridor zijn voorstander van de afsluiting (mits ze goed bereikbaar blijven) en zien de meerwaarde er van voor hun onderneming.

Reactie 7: Specialisten van het Catharina ziekenhuis gebruiken de Eindhovense/Oirschotsedijk bij calamiteiten. Zij staan pal achter het comité.

Gemeentelijk standpunt reactie 7: Wij vinden een optimale ontsluiting van het Catharina Ziekenhuis zeer belangrijk. Een verbetering van de bereikbaarheid is primair het doel van deze ontwikkeling. Juist door de aanpassingen van de infrastructuur zal de bereikbaarheid goed blijven of zelfs verbeteren. Het verkeer vanaf de A58 zal gebruik kunnen maken van de nieuwe verbindingsweg door BIC-Noord. Daarnaast leidt de verbetering van de infrastructuur tot een betere doorstroming en minder opstoppingen.

Ad 9 b: Aanvullende reactie Stichting Houd de Groene Corridor open

Reactie 1: De Oirschotse Raad nam met grote meerderheid een motie aan met de eis dat de Groene Corridor open moet blijven voor auto's. Daarnaast heeft de Eindhovense wethouder Seuren op 28 september 2015 bevestigd dat is afgesproken dat de initiatiefnemers mogelijkheden zien om de toegankelijkheid voor autoverkeer op zowel de Eindhovensedijk als Oirschotsedijk mogelijk te houden. Op basis van deze informatie mocht de Oirschotse bevolking verwachten dat de "Dijk" open zou blijven voor auto's.

Gemeentelijke standpunt reactie 1: Verwezen wordt naar het gemeentelijk standpunt bij reactie 1 van de primaire inspraakreactie van de stichting.

Reactie 2: Het college heeft verzuimd de mening van de Oirschotse bevolking over dit specifieke punt te peilen, maar alle indicaties wijzen erop dat z'n beslissing niet wordt gesteund.

Gemeentelijke standpunt reactie 2: Verwezen wordt naar het gemeentelijk standpunt bij reactie 1 van de primaire inspraakreactie van de stichting.

Reactie 3: Wethouder van Hoek heeft de toezegging gedaan dat verdere afsluiting van de Oirschotsedijk voor het autoverkeer slechts plaats zou vinden als de Challenge Variant zich had bewezen. Inspreker vraagt zich af hoe hij dit ziet. Inspreker is van mening dat de werkzaamheden ter verdieping van het verlengde van de Spottersweg en het daar overheen leggen van de fietsbrug en andere werkzaamheden ten behoeve van afwaardering Oirschotse dijk pas in een latere fase kan plaatsvinden.

Gemeentelijke standpunt reactie 3: Uitgangspunt is dat deze wegen zijn aangelegd voordat de Eindhovensedijk/Oirschotsedijk worden afgesloten voor doorgaand autoverkeer.

Reactie 4: Inspreker verzoekt om inzicht in welke bedragen voor de hiervoor in punt 2 genoemde infrastructurele werken voor dit kleine stukje fietsroute zijn begroot. Inspreker verzoekt daarnaast inzicht in welke maatschappelijke kosten worden gerekend voor het grotendeels in onbruik raken van het enige jaren geleden gerenoveerde viaduct ter hoogte van de MIspelhoef en het afbreken van een enkele jaren geleden nog verbrede brug.

Gemeentelijke standpunt reactie 4: De financiële uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling wordt verantwoord in hoofdstuk 9 van de toelichting van voorliggend bestemmingsplan. Daarbij kan worden vermeld dat het viaduct blijft functioneren voor de toekomstige HOV en langzaam verkeer.

Reactie 5: Inspreker mist een milieueffectrapportage in het kader van het voorontwerp.

Gemeentelijke standpunt reactie 5: In het kader van de totale gebiedsontwikkeling Brainport Park is een milieueffectrapportage opgesteld. Deze is bijgevoegd als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan.

Reactie 6: Inspreker vindt het onbegrijpelijk dat een autoweg die langs de drie industrieterreinen loopt wordt afgesloten, aangezien de wethouders benadrukken dat de industrieterreinen belangrijk zijn voor de economische ontwikkeling van onze regio.

Gemeentelijke standpunt reactie 6: Het plan is erop gericht om de bereikbaarheid te vergroten. Ondernemers aan de Eindhovense dijk en de Oirschotsedijk zijn goed bereikbaar via de Erica. Voor de overwegingen ten aanzien van de nut en noodzaak van de Groene Corridor wordt verder verwezen naar paragraaf 10.3.2.

Reactie 7: De wegen die voor de toegankelijkheid van Eindhoven Airport en een verbeterde ontsluiting van de drie industrieterreinen worden voorzien zijn vooral aan- en afvoerwegen. Door eventueel afsluiting van de Oirschotsedijk wordt daar echter een functie als doorgaande weg aan toegevoegd. Inspreker vindt dit verkeerstechnisch onjuist.

Gemeentelijke standpunt reactie 7: Het is onduidelijk wat de inspreker hier bedoeld.

Ad 10: Oirschots Industrieel Contact (OIC)

Reactie 1: Het Oirschots Industrieel Contact (OIC) is ingenomen met de voorgestelde aanpassingen van de Challenge Variant. Een uitzondering is echter het onderdeel van de plannen dat voorziet in het verkeersluw maken van de Eindhovensedijk-Oirschotsedijk. De weg vormt een goede en praktische verbinding tussen Oirschot en Eindhoven.

Gemeentelijk standpunt reactie 1:

De doelstelling van de Groene Corridor en dus het afsluiten van de Eindhovensedijk-Oirschotsedijk voor doorgaand gemotoriseerd verkeer is het realiseren van een autoluwe, recreatieve/toeristische verbinding tussen centrum Eindhoven naar de markt in Oirschot en het Nationaal Landschap het Groene Woud. Met de nieuwe weginfrastructuur die dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt een volwaardig alternatief geboden voor de Eindhovensedijk-Oirschotsedijk. De nieuwe route voor autoverkeer loopt vanaf de Erica via de weg langs Westfields en langs het Beatrixkanaal richting de verlengde Spottersweg naar de A. Fokkerweg. Ook kan de route via de nieuwe verbinding met het GDC worden gekozen. Iets noordelijker dan de huidige Oirschotsedijk komt deze geheel nieuwe weg met een grotere capaciteit. Deze verbinding vervangt de Oirschotsedijk die qua capaciteit en inrichting niet voldoet aan de toekomstige vereisten om de regio bereikbaar te houden. Gelet op deze doelstelling en vanuit verkeerskundig en financieel oogpunt is het openhouden van de Eindhovensedijk-Oirschotsedijk voor doorgaand gemotoriseerd verkeer geen voor de hand liggende optie. Voor de overwegingen ten aanzien van de nut en noodzaak van de Groene Corridor wordt verder verwezen naar paragraaf 10.1.2.

Ad 11: GGD

Reactie 1: Voor de kern Oirschot zal de nieuwe wegenstructuur geen consequenties hebben. Het vliegveld wordt door de nieuwe wegenstructuur beter bereikbaar, omdat de opstelplaats voor ambulances via de Spottersweg bereikbaar is. De kazerne Oirschot zal mogelijk een iets langere aanrijtijd vragen. Over het geheel zijn nauwelijks langere aanrijtijden voorzien en zelfs een aantal mogelijke verbeteringen. Verzoek om goed op de hoogte gehouden te worden van de werkzaamheden.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: De reactie van de GGD wordt ter kennisgeving aangenomen. Wij zullen de GGD goed op de hoogte houden van de plannen.

Ad 12: Een persoon wonende aan de Karel Doormanlaan in Oirschot

Reactie: Deze inspreker houdt een pleidooi voor het openhouden van de Oirschotsedijk. De alternatieve routes betekenen omrijden: langer, minder efficiënt, duurder. Er wordt gewezen op een toezegging gedaan in 1974 en 1981 m.b.t. de omgeving van De Sprinkhaan. De route richting Novotel heeft een slechte doorstroming. Er bestaan twijfels omtrent de capaciteit van de geplande nieuwe wegen. Openhouden van de Oirschotsedijk betekent een extra ontsluiting die meer mogelijkheden biedt. Er is een motie aangenomen om de Oirschotsedijk open te houden. De Groene Corridor wordt al doorsneden t.h.v. de Spottersweg. Zorgen omtrent gehandicaptenvoertuigen die gebruik moeten maken van de Anthony Fokkerweg. Verder wordt er gewezen op de VN resolutie 48/96.

Gemeentelijk standpunt reactie: Op dit moment leidt het dagelijks auto- en vrachtverkeer al tot grote knelpunten in de verkeersdoorstroming in het gebied tussen Oirschot – Best en Eindhoven-Noordwest. Deze knelpunten nemen de komende jaren nog verder toe als gevolg van de verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen GDC Acht en Westfields, uitbreidingen in het luchthavengebied en de ontwikkeling van de toekomstige Brainport Industries Campus (BIC) aan de oostzijde van het Beatrixkanaal. Als er géén ingrepen in het wegennet plaatsvinden, bestaat er in 2020 op de Anthony Fokkerweg en de A58 bij Best een onhoudbaar bereikbaarheidsprobleem. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande infrastructuur aan te passen en/of nieuwe weginfrastructuur aan te leggen om zodoende de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot te verbeteren. Voor de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verder verwezen naar paragraaf 10.3.2 van deze toelichting.

Brommobielen (gehandicaptenvoertuigen) zijn niet toegestaan op fietspaden, maar zijn wel toegestaan op wegen met een verkeersregime van 50 of 80 km per uur. Dit betekent dat brommobielen zijn toegestaan op de Anthony Fokkerweg.

Ad 13: Een persoon wonende aan de Beertramstraat in Oirschot

Reactie: Inspreker pleit voor het realiseren van een tweede aansluiting van Westfields op de Eindhovensedijk.

Gemeentelijk standpunt reactie: Het terrein Westfields Logistiek wordt centraal ontsloten via de weg Erica. Een tweede aansluiting wordt gerealiseerd op de nieuw aan te leggen weginfrastructuur. Een aansluiting op de Eindhovensedijk is niet nodig en niet aan de orde.

Ad 14: Een persoon wonende aan de Oerlesedijk in Oirschot

Reactie: Inspreker maakt met een paardentrailer regelmatig gebruik van het traject Eindhovensedijk-Spotterweg-Landsardseweg om richting Zandoerle te gaan. Dit bestemmingsplan gaat dit traject afsluiten.

Gemeentelijk standpunt reactie: Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande infrastructuur aan te passen en/of nieuwe weginfrastructuur aan te leggen om zodoende de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot te verbeteren. Voor de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verder verwezen naar hoofdstuk 10.3.2 van deze toelichting. In de toekomstige situatie zal de route van de inspreker er als volgt uitzien: Op de Eindhovensedijk wordt bij de Erica linksaf gegaan. Daarna wordt op de Erica rechtsaf geslagen richting de Spottersweg en daarna kan de oude route worden vervolgd.

Ad 15: Een persoon wonende aan de Nieuwestraat in Oirschot

Reactie: Uit de toelichting op het bestemmingsplan blijkt enkel een belang van de gemeente Eindhoven bij het realiseren van het groene raamwerk (o.a. het verkeersluw maken van de Oirschotsedijk). Uit de Milieu Effecten Rapportage (MER) blijkt de noodzaak van het realiseren van de groene corridor onvoldoende. Onvoldoende historisch besef: de Eindhovense-/Oirschotsedijk is de navelstreng tussen Oirschot en Eindhoven. Er is geen nut en noodzaak voor het afsluiten van de Oirschotsedijk. Er ligt al een fietspad. Verkwanseling van het Oirschotse belang.

Gemeentelijk standpunt reactie: In hoofdstuk 10.1.2 van deze toelichting zijn de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de Groene Corridor uiteengezet. Daaruit blijkt dat de Groene Corridor een gezamenlijk belang is van onder andere de provincie Noord-Brabant, gemeente Oirschot en Eindhoven en Brabants Landschap. De Groene Corridor is namelijk één van drie 'Landschappen van Allure' waarmee een gerichte bijdrage kan worden geleverd aan de ambitie om van Noord-Brabant een hoogwaardige kennis- en innovatieregio te maken. Hoogwaardige groene landschappen zijn van belang voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat. De Groene Corridor sluit aan op de toekomstvisie van Oirschot, Monument in het groen.

Ad 16: Een persoon wonende aan het Begijnhof in Oirschot

Reactie: De Anthony Fokkerweg is niet berijdbaar voor personen met een brommobiel. Daarom is het onwenselijk om de Oirschotsedijk af te sluiten. De alternatieve routes betekenen omrijden: dit vergt meer tijd, niet efficiënt. Conform richtlijnen moet de weg voor alle personen volledig bruikbaar zijn.

Gemeentelijk standpunt reactie: Brommobielen zijn niet toegestaan op fietspaden, maar zijn wel toegestaan op wegen met een verkeersregime van 50 of 80 km per uur. Dit betekent dat brommobielen zijn toegestaan op de Anthony Fokkerweg (zie ook paragraaf 10.3.2 van deze toelichting)

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande infrastructuur aan te passen en/of nieuwe weginfrastructuur aan te leggen om zodoende de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot te verbeteren. Dit is nodig omdat op dit moment het dagelijks auto- en vrachtverkeer al leidt tot grote knelpunten in de verkeersdoorstroming in dit gebied. Deze knelpunten nemen de komende jaren nog verder toe als gevolg van de verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen GDC Acht en Westfields, uitbreidingen in het luchthavengebied en de ontwikkeling van de toekomstige Brainport Industries Campus (BIC) aan de oostzijde van het Beatrixkanaal. Als er géén ingrepen in het wegennet plaatsvinden, bestaat er in 2020 op de Anthony Fokkerweg en de A58 bij Best een onhoudbaar bereikbaarheidsprobleem. De aanpassingen van de infrastructuur leiden tot een betere doorstroming en minder opstoppingen. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verder verwezen naar hoofdstuk 10.1.2 van deze toelichting.

Ad 17: Een persoon wonende aan De Stad in Oirschot

Reactie: De plannen zijn duidelijk en de inspreker staat er achter. Er is veel misverstand over wat de plannen inhouden. Voor hem is het helder: het gaat om een marginaal verschil. De commotie zit vooral in de angst voor veranderingen

Gemeentelijk standpunt reactie: Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Ad 18: Een persoon die werkzaam is bij Catharinaziekenhuis in Eindhoven

Reactie: Er is geen rekening gehouden met de bereikbaarheid van het Catharinaziekenhuis. Deze is belangrijk omdat specialisten die woonachtig zijn in Oirschot alsmede patiënten, tijdens een noodsituatie snel in het ziekenhuis moeten kunnen zijn. Inspreker verwijst naar een gesprek dat heeft plaatsgevonden op 27 september jl. en de brief die hij daarover op 11 november 2016 heeft gestuurd naar de gemeente Eindhoven. De alternatieve routes zijn niet vergelijkbaar met de huidige bestaande route, er ontstaat bijna 3 minuten extra reistijd. Inspreker pleit voor het openhouden van de huidige bestaande route.

Gemeentelijk standpunt reactie: Wij vinden een optimale ontsluiting van het Catharina Ziekenhuis zeer belangrijk. Een verbetering van de bereikbaarheid is primair het doel van deze ontwikkeling. Juist door de aanpassingen van de infrastructuur zal de bereikbaarheid goed blijven of zelfs verbeteren. Daarnaast leidt de verbetering van de infrastructuur tot een betere doorstroming en minder opstoppingen. De snelste route vanuit Oirschot is en blijft over de snelweg (A58) naar het Catharinaziekenhuis. Zeker wanneer in de toekomst de A58 is verbreed van 2 naar 3 rijstroken in beide richtingen. Het verkeer vanuit Oirschot kan in de toekomst ook gebruik maken van twee alternatieve routes, te weten: de Eindhovensedijk, de Erica en dan naar de nieuwe verbindingsweg door BIC-Noord via GDC Acht naar de A. Fokkerweg (ter hoogte van de Schakel). Een andere optie vanaf Oirschot wordt: Eindhovensedijk, Erica, rechtsaf over de nieuwe weg, onder de Eindhovensedijk door over de Spottersweg naar de A. Fokkerweg (ter hoogte van Flight Forum).

Vanwege bovenstaande overwegingen en de argumenten in paragraaf 10.1.2. van de toelichting over het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor is het niet noodzakelijk om de Oirschotsedijk open te houden voor doorgaand autoverkeer.

Ad 19: Een persoon wonende aan de Baljuw in Oirschot

Reactie: Door alle plannen tegelijkertijd te presenteren wordt er een rookgordijn opgetrokken. Afsluiten van de Oirschotsedijk betekent omrijtijd naar Eindhoven. Dit is inefficiënt en slecht voor het milieu.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2 . van deze toelichting.

Ad 20: Een persoon wonende aan de Knoopakker in Oirschot

Reactie: Er is onvoldoende noodzaak om de Eindhovensedijk te sluiten. Ontwikkeling van de Brainport is prima. Interessant maken voor fietsers kan ook met bestaande weg en fietspad. Kosten zijn dan aanzienlijk lager.

Gemeentelijk standpunt reactie: Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande infrastructuur aan te passen en/of nieuwe weginfrastructuur aan te leggen om zodoende de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot te verbeteren. Voor de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verder verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 21: Een persoon wonende aan de Heist in Oirschot

Reactie: Hoe moeten de oudere mensen voortaan naar Eindhoven rijden?

Gemeentelijk standpunt reactie: De snelste route vanuit Oirschot naar Eindhoven is en blijft over de snelweg (A58). Zeker wanneer in de toekomst de A58 is verbreed van 2 naar 3 rijstroken in beide richtingen. Het verkeer vanuit Oirschot kan in de toekomst ook gebruik maken van twee alternatieve routes, te weten: de Eindhovensedijk, de Erica en dan naar de nieuwe verbindingsweg door BIC-Noord via GDC Acht naar de A. Fokkerweg (ter hoogte van de Schakel). Een andere optie vanaf Oirschot wordt: Eindhovensedijk, Erica, rechtsaf over de nieuwe weg, onder de Eindhovensedijk door over de Spottersweg naar de A. Fokkerweg (ter hoogte van Flight Forum).

In het geval dat oudere mensen gebruik maken van een brommobiel kan worden vermeld dat deze van de Anthony Fokkerweg gebruik kunnen maken. Brommobielen zijn niet toegestaan op fietspaden, maar zijn wel toegestaan op wegen met een verkeersregime van 50 of 80 km per uur (zie ook paragraaf 10.3.2 van deze toelichting).

Ad 22: Een persoon wonende aan de Spoordonkseweg in Oirschot

Reactie: Er bestaat geen meerwaarde om de Oirschotsedijk voor auto's af te sluiten om de regioplannen plus eigen vervoersproblemen op te lossen.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar hoofdstuk 10.3.2van deze toelichting.

Ad 23: Een persoon wonende aan De Kruibok in Oirschot

Reactie: Houd de Groene Corridor open ook voor de ambulance en brandweer. En ook voor de oudere mensen. Die rijden liever over de Oirschotsedijk/Eindhovensedijk. Er is ook een klein viaduct/tunnel en dat is aantrekkelijk voor jongeren i.v.m. drugs enz. En dat kun je al merken bij De Wielewaal erg afgelegen, stil en donker stuk. Door het afsluiten van de Oirschotsedijk moet je omrijden naar Acht of PSV stadion.

Gemeentelijk standpunt reactie: De hulpdiensten geven aan dat het afsluiten van de Oirschotsedijk/ Eindhovensedijk voor hen geen gevolgen heeft. Ook nu al rijden ze via de A58. En de nieuwe routes van de weginfrastructuur, inclusief de route van de HOV over de Landsard, biedt voldoende waarborg voor de bereikbaarheid van het gebied bij calamiteiten.

In het geval dat oudere mensen gebruik maken van een brommobiel kan worden vermeld dat deze van de Anthony Fokkerweg gebruik kunnen maken. Brommobielen zijn niet toegestaan op fietspaden, maar zijn wel toegestaan op wegen met een verkeersregime van 50 of 80 km per uur. Het verkeer vanuit Oirschot kan in de toekomst ook gebruik maken van twee alternatieve routes, te weten: de Eindhovensedijk, de Erica en dan naar de nieuwe verbindingsweg door BIC-Noord via GDC Acht naar de A. Fokkerweg (ter hoogte van de Schakel). Een andere optie vanaf Oirschot wordt: Eindhovensedijk, Erica, rechtsaf over de nieuwe weg, onder de Eindhovensedijk door over de Spottersweg naar de A. Fokkerweg (ter hoogte van Flight Forum).

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande infrastructuur aan te passen en/of nieuwe weginfrastructuur aan te leggen om zodoende de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot te verbeteren. Dit is nodig omdat er anders in 2020 op de Anthony Fokkerweg en de A58 bij Best een onhoudbaar bereikbaarheidsprobleem bestaat. De aanpassingen van de infrastructuur leiden tot een betere doorstroming en minder opstoppingen. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verder verwezen naar hoofdstuk 10.3.2van deze toelichting.

Ad 24: Een persoon wonende aan het Koningshof in Oirschot

Reactie: Blijven verbonden? Blijvend afgesloten! Geen auto of bus verbinding met Eindhoven. De A58 altijd dicht met files. Dus iedereen over Best. Werken jullie actief aan samenvoeging gemeentes Oirschot en Best. Soort van nieuwe Meijerijstad!!

Gemeentelijk standpunt reactie: Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande infrastructuur aan te passen en/of nieuwe weginfrastructuur aan te leggen om zodoende de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot te verbeteren. Dit is nodig omdat op dit moment het dagelijks auto- en vrachtverkeer al leidt tot grote knelpunten in de verkeersdoorstroming in dit gebied. Deze knelpunten nemen de komende jaren nog verder toe als gevolg van de verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen GDC Acht en Westfields, uitbreidingen in het luchthavengebied en de ontwikkeling van de toekomstige Brainport Industries Campus (BIC) aan de oostzijde van het Beatrixkanaal. Als er géén ingrepen in het wegennet plaatsvinden, bestaat er in 2020 op de Anthony Fokkerweg en de A58 bij Best een onhoudbaar bereikbaarheidsprobleem. De aanpassingen van de infrastructuur leiden tot een betere doorstroming en minder opstoppingen. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verder verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 25: Een persoon wonende aan de Moerevelt in Oirschot

Reactie: De inspreker zou graag zien dat de Eindhovensedijk in zijn geheel bereikbaar blijft voor doorgaand autoverkeer. Ook het stuk Oirschotsedijk naar Eindhoven. Dit is ook de conclusie van het verslag van "burgerinitiatief" waarbij de inwoners gevraagd is naar hun mening.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 26: 2 formulieren met reacties van 6 inwoners van Oirschot

Reactie: Deze inwoners verzoeken in eenzelfde brief om de Eindhovense-/Oirschotsedijk open te houden voor auto's. Voor fietsers is dit al een prima en vooral veilige verbinding, hetgeen zal veranderen als er geen auto's meer kunnen rijden.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 27: Een persoon wonende aan de Molenstraat in Oirschot

Reactie: Maakt bezwaar tegen dit bestemmingsplan en specifiek tegen het afsluiten van de Oirschotsedijk (Groene Corridor).

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 28: Een persoon wonende aan De Korenaar in Oirschot

Reactie: Inspreker vindt de inspraakperiode van 1 week te kort. Is teleurgesteld in het afsluiten van de Eindhovensedijk.

Gemeentelijk standpunt reactie: In tegenstelling tot hetgeen de inspreker stelt is dit voorontwerp van het bestemmingsplan 2 maal voor de inspraak ter visie gelegd in Oirschot voor een periode van tenminste 4 weken. De 1e keer voor een periode van 6 weken en de 2ekeer voor een periode van 4 weken. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 29: Een persoon wonende aan 't Dun in Oirschot

Reactie: Inspreker is geen voorstander van een nieuwe weg met het tracé: Erica richting Eindhoven Airport. Het verkeer van de A58 kan via afslag 7 naar de Erica, Eindhovensedijk, Spottersweg naar Eindhoven Airport. Vermeld op de ANWB-borden afslag Best.

Gemeentelijk standpunt reactie: Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de bestaande infrastructuur aan te passen en/of nieuwe weginfrastructuur aan te leggen om zodoende de bereikbaarheid van economisch belangrijke functies in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Best en Oirschot te verbeteren. Dit is nodig omdat op dit moment het dagelijks auto- en vrachtverkeer al leidt tot grote knelpunten in de verkeersdoorstroming in dit gebied. Deze knelpunten nemen de komende jaren nog verder toe als gevolg van de verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen GDC Acht en Westfields, uitbreidingen in het luchthavengebied en de ontwikkeling van de toekomstige Brainport Industries Campus (BIC) aan de oostzijde van het Beatrixkanaal. Als er géén ingrepen in het wegennet plaatsvinden, bestaat er in 2020 op de Anthony Fokkerweg en de A58 bij Best een onhoudbaar bereikbaarheidsprobleem. De aanpassingen van de infrastructuur leiden tot een betere doorstroming en minder opstoppingen. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verder verwezen naar hoofdstuk 10.3.2van deze toelichting.

Ad 30: Twee personen wonende aan de Hoeven in Oirschot

Reactie: Inspreker hoopt dat de Oirschotsedijk open blijft. Deze weg wordt gebruikt voor mensen die in Oirschot komen winkelen. De andere wegen zijn te druk.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 31: Petitie met in totaal 1940 stemmen, waarvan 1000 stemmers uit Oirschot.

Reactie: In deze petitie hebben 1880 mensen op "ja" gestemd en 60 op "nee".

Gemeentelijk standpunt reactie: Wethouder Van Hoek heeft toegezegd dat hij deze petitie onder de aandacht zal brengen van de gemeenteraad van Oirschot. Dit gelet op het feit dat de gemeenteraden van Eindhoven en Oirschot rond 20 november met elkaar in gesprek gaan. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar hoofdstuk 10.3.2van deze toelichting.

Ad 32: Intekenlijst met de titel: “Houd de Groene Corridor open” van 991 personen uit Oirschot

Reactie: "Houd de groene corridor open voor auto's"

Gemeentelijk standpunt reactie: Wethouder Van Hoek heeft de handtekeningen op 8 november 2016 in ontvangst genomen en toegezegd dat hij deze onder de aandacht zal brengen van de gemeenteraad van Oirschot. Dit gelet op het feit dat de gemeenteraden van Eindhoven en Oirschot rond 20 november met elkaar in gesprek gaan. Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar hoofdstuk 10.3.2van deze toelichting.

Over de Groene Corridor zijn naar aanleiding van informatiebijeenkomst van 8 november 2016 aanvullend de volgende inspraakreacties ontvangen door gemeente Oirschot.

Ad 33: Een persoon wonende aan de Beertramstraat in Oirschot

Reactie 1: Inspreker houdt een pleidooi om de Groene Corridor aantrekkelijker te maken voor de samenleving.

Gemeentelijk standpunt reactie 1: Dank voor het meedenken.

Reactie 2: Het toepassen van "brainport technieken" in de Groene Corridor, zoals permanente weeg- en meetpunten-/lussen zodat voorzieningen snel toegankelijk zijn voor hulpdiensten.

Gemeentelijk standpunt reactie 2: Interessante gedachte waarvan we moeten bezien waar we die kunnen toepassen.

Reactie 3: Een aansluiting op een centraal knooppunt voor openbaar vervoer.

Gemeentelijk standpunt reactie 3: In de plannen met betrekking tot de ontwikkeling van Brainport City is een nieuw station in Acht voorzien met daaraan gekoppeld een transferium. Deze plannen zijn nog in ontwikkeling.

Reactie 4: Een handreiking om zijn visie nader te bespreken.

Gemeentelijk standpunt reactie 4: Dank voor dit aanbod

Ad 34: Een persoon wonende aan de Baljuw in Oirschot

Reactie: De verwachtingen die men heeft met de effecten van Groene Corridor voor Oirschot is luchtfietserij. Lijkt op het verhaal van de luchthaven. Betreft een belang voor Eindhoven en niet voor Oirschot. Er was op 8 november jl. feitelijk geen gelegenheid om met de wethouders in gesprek te gaan.

Gemeentelijk standpunt reactie: In paragraaf 10.3.2van deze toelichting zijn de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de Groene Corridor uiteengezet. Daaruit blijkt dat de Groene Corridor een gezamenlijk belang is van onder andere de provincie Noord-Brabant, gemeente Oirschot en Eindhoven en Brabants Landschap. De Groene Corridor is namelijk één van drie 'Landschappen van Allure' waarmee een gerichte bijdrage kan worden geleverd aan de ambitie om van Noord-Brabant een hoogwaardige kennis- en innovatieregio te maken. Hoogwaardige groene landschappen zijn van belang voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat. De Groene Corridor sluit aan op de toekomstvisie van Oirschot, Monument in het groen.

Ad 35: Een persoon wonende aan de Moorland in Oirschot

Reactie: Goed plan. Groene corridor is een mooie toegevoegde waarde voor Oirschot in het groen.

Gemeentelijk standpunt reactie: Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Ad 36: Een persoon wonende aan de Theetuin in Oirschot

Reactie: "Houd de groene corridor open voor auto's"

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar hoofdstuk 10.3.2van deze toelichting.

Ad 37: Een persoon wonende aan de Sint Jorisstraat in Oirschot

Reactie: Het Oirschotse erfgoed wordt verkwanseld. De landmeter heeft in 1795 op de landkaart van brabant de Eindhovensedijk en de Boschdijk op genoemde kaart gezet! Inspreker heeft reeds eerder een tegenvoorstel gedaan m.b.t. doelmatigheid en efficiënt gebruik , rollators , kinderwagen en voetgangers.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 38: Een persoon wonende in Oirschot die geen nader adres heeft vermeld

Reactie: Eindhoven moet bereikbaar te blijven via de Eindhovensedijk/Oirschotsedijk. De variant om bij de legerplaats links af te slaan is onlogisch. Immers als je de huidige route volgt kun je bij de huidige brug ook al rechts af slaan.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 39: Een persoon wonende aan de Heist in Oirschot

Reactie: Een Groene Corridor dat waarschijnlijk helemaal met industrie wordt bebouwd. Enorm veel kosten waar volgens mij alleen Eindhoven bij in de handen wrijft. Of zo'n miskleun als onze geweldige haven die er ook perse moest komen van het geld van de gemeenschap.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 40, 41, 42 en 46: Een personen wonende aan de P. Heinstraat, Bovenwiel, Heistraat en Molenstraat in Oirschot

Reactie: Groene corridor: zo laten als hij nu is.

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 43: Een persoon wonende aan de Voorteindseweg in Middelbeers

Reactie: Inspreker heeft het idee/de overtuiging dat de aanpassing van de Groene Corridor (met allerlei nieuwe wegen, inclusief viaducten etc.) de wens/eis is van de gemeente Eindhoven en dat wij (de gemeente Oirschot) "in de kont kruipen" van de gemeente Eindhoven en de gemeente Oirschot , de wethouders niet luisteren naar de wensen van hun inwoners, die de Eindhovense- Oirschotsedijk gewoon open willen houden, ook voor auto's (maar dan wel verkeersluw gemaakt d.m.v. beperking van de maximum snelheid.) Dit bespaart de gemeenten Eindhoven, Best en Oirschot dan ook een hoop geld, dat we goed alternatief kunnen besteden.

Gemeentelijk standpunt reactie: In hoofdstuk 10.3.2van deze toelichting zijn de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de Groene Corridor uiteengezet. Daaruit blijkt dat de Groene Corridor een gezamenlijk belang is van onder andere de provincie Noord-Brabant, gemeente Oirschot en Eindhoven en Brabants Landschap. De Groene Corridor is namelijk één van drie 'Landschappen van Allure' waarmee een gerichte bijdrage kan worden geleverd aan de ambitie om van Noord-Brabant een hoogwaardige kennis- en innovatieregio te maken. Hoogwaardige groene landschappen zijn van belang voor een aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat. De Groene Corridor sluit aan op de toekomstvisie van Oirschot, Monument in het groen.

Ad 44: Een persoon wonende aan de Eikenbussel in Oirschot

Reactie: Prima: afsluiting Eindhovensedijk voor groene corridor.

Gemeentelijk standpunt reactie: Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Ad 45: Een persoon wonende aan de Baljuw in Oirschot

Reactie: Geen verbreding A58 zonder open blijvende Eindhovensedijk. Maar, helaas…. De kaarten zijn al geschud: er wordt steeds gesproken over de toekomstige situatie in plaats van de mogelijk toekomstige situatie. Inspraak????

Gemeentelijk standpunt reactie: Voor een uitgebreide uiteenzetting van de overwegingen ten aanzien van het nut en de noodzaak van de nieuwe weginfrastructuur en de Groene Corridor wordt verwezen naar paragraaf 10.3.2van deze toelichting.

Ad 47: Fietsersbond Zuid-oost Brabant

Reactie: De Groene Corridor getuigt van lef. Het is een andere manier van denken. Een compliment voor de Groene Corridor.

Gemeentelijk standpunt reactie: Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

10.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 19 januari 2017 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de terinzagelegging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en de weekbladen Groot Eindhoven, Groeiend Best en het Oirschots Weekjournaal van 18 januari 2017 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om een digitale versie van het ontwerpbestemmingsplan via de gemeentelijke website www.bestemmingsplannen.eindhoven.nl en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Tijdens deze periode van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn tevens twee inloopbijeenkomsten georganiseerd namelijk op 13 februari 2017 in Oirschot en op 15 februari in Eindhoven. Naar aanleiding van de tervisielegging zijn 16 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn ontvangen bij één of meerdere van de drie gemeenten (Eindhoven, Best of Oirschot) en vastgelegd in de nota van zienswijzen.

Bijlage 1 Compensatieplan Nnb

Bijlage 1 Compensatieplan NNB

Bijlage 2 Compensatieopgave Nnb

Bijlage 2 Compensatieopgave NNB

Bijlage 3 Ruimtelijke Kwaliteitsverbetering

Landschappelijke kwaliteitsverbetering

Bij de inpassing van de infrastructuur wordt in beginsel de structuur van het landschap gevolgd en worden grote landschappelijke elementen waar mogelijk versterkt. In vier gebieden wordt binnen de Challengevariant een (ecologische) kwaliteitsimpuls gegeven aan het landschap. Het betreft het versterken van:

  • de ecologische kwaliteiten van de groenblauwe mantel ten noorden van Westfields;
  • de ecologische verbindingszone Ekkersrijt vanaf Eindhoven Airport tot in BIC-Noord;
  • landschappelijke inpassing weg door BIC-Noord;
  • de ecologische verbindingszone en inrichting van het Beatrixkanaal tussen A58 afslag Best en Anthony Fokkerweg.

Groenblauwe mantel ten noorden van Westfields;

De verbindingsweg A58-Anthony Fokkerweg doorsnijdt ten noorden van het bedrijventerrein Westfields de groenblauwe mantel. De groenblauwe mantel bestaat hier voornamelijk uit schrale berken- en dennenbossen, een aantal heidevelden en een tweetal poelen. Met name de poelen en heidevelden zijn van ecologische betekenis. In de heidevelden bevindt zich de levendbarende hagedis en de poelkikker en een aantal andere amfibieën gebruiken de poelen in het gebied. Om het leefgebied van de amfibieën en reptielen na de aanleg van de verbindingsweg in stand te houden en te versterken worden in de groenblauwe mantel een tweetal poelen toegevoegd aan de twee aanwezige poelen. De omgeving van de poelen wordt zodanig ingericht dat er voldoende licht aanwezig is. Op het punt waar de migratie verstoord wordt door de verbindingsweg wordt een faunatunnel aangelegd. Om het leefgebied voor flora en fauna te verbeteren worden de bosranden rondom de heidegebieden kwalitatief verbeterd door het aanbrengen van een mantelzoom vegetatie. Deze structuurrijke bosranden zijn ook gunstig voor andere doelsoorten. Onderzocht wordt om een deel van de productiebossen tussen de twee heidevelden te vervangen door heide of mantelzoom vegetaties. Ter plaatse waar deze mogelijke heidecorridor de verbindingsweg kruist wordt een faunatunnel aangelegd.

Om dit gedeelte van de groenblauwe mantel te verbinden met het gedeelte ten westen van de Erica wordt onder de Erica een faunatunnel aangelegd.

Figuur 1: ecologische maatregelen in groenblauwe mantel

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0068.jpg"

EVZ Ekkersrijt

Op dit moment loopt het riviertje de Ekkersrijt vanaf het terrein van defensie met een krappe duiker respectievelijk een sifon, onder de Oirschotsedijk en het Beatrixkanaal door naar BIC-Noord. Tussen de Oirschotsedijk en de sifon is het riviertje de Ekkersrijt gekanaliseerd. In de Challengevariant wordt de ecologische verbinding van de Ekkersrijt versterkt en landschappelijk beter ingepast. Komende vanaf het terrein van defensie gaat de Ekkersrijt met een duiker (inclusief faunapassage) onder de verbindingsweg door. Na dit punt meandert de Ekkersrijt , onder de lange fietsbrug van de Groene Corridor door, naar de sifon bij het Beatrixkanaal. Dit gebied waar de Ekkersrijt doorheen meandert is open en laag gelegen en wordt bij overvloedige regenval gebruikt als waterberging voor de Challengevariant en Westfields. Door het realiseren van een lange fietsbrug wordt het open landschap ten noorden en zuiden van de Groene Corridor met elkaar verbonden en kunnen waardevolle boomgroepen en bomen worden ingepast.

Figuur 2: Ekkersrijt in relatie tot de Groene Corridor

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0069.png"

Op de plek waar de Ekkersrijt het Beatrixkanaal kruist wordt de sifon gehandhaafd. Om een ecologische verbinding te maken met de Ekkersrijt in BIC- Noord en met de oostelijke oever van het Beatrixkanaal wordt een ecoduct over het Beatrixkanaal gerealiseerd. Dit ecoduct is maximaal 2,5 meter breed en is bedoeld voor amfibieën, kleine marterachtigen en eventueel reeën

De Ekkersrijt in BIC Noord maakt integraal onderdeel uit van de ontwikkeling van het landschap waarin de BIC-clusters worden gerealiseerd. De EVZ van de Ekkersrijt wordt in BIC-Noord verbreed naar 60 meter waarin landschapsontwikkeling plaats kan vinden. Om een open en kwalitatieve verbinding te krijgen met het gebied ten noorden van de weg door BIC-Noord, kruist de nieuwe weg middels een brug van 60 meter lengte het beekdal van de Ekkersrijt.

Figuur 3: Kruising Ekkersrijt met de weg door BIC Noord (=LR)

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0070.png"

Inpassing weg door BIC-Noord

De weg door BIC-Noord komt te liggen in het open landschap waar de Ekkersrijt doorheen stroomt. Een krachtige boomstructuur (drie tot vier rijen) markeert een nieuwe lijn in het landschap. Deze lijn refereert aan andere landschappelijke lijnen zoals de Groene Corridor, het Beatrixkanaal, de Ekkersrijt, de Slowlane en de nog aan te leggen weg door BIC- Zuid die geflankeerd wordt door 1 of meerdere bomenrijen. In de toekomst, als de noordelijke BIC-clusters zijn gerealiseerd, maakt deze weg onderdeel uit van het BIC.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0071.png"Figuur 4: doorsnede weg door BIC- Noord (=LR)

NNB en EVZ Beatrixkanaal

Op een aantal plekken tussen Best en de Anthony Fokkerweg wordt de landschappelijke en ecologische kwaliteit van EVZ Beatrixkanaal verbeterd. De verbindingsweg A58-Anthony Fokkerweg komt zodanig in het landschap te liggen dat aan beide zijden van het Beatrixkanaal een robuust NNB en EVZ ingericht kan worden van minimaal 25 meter breed. Samen met bestaande en nog aan te leggen bosgebieden naast het Beatrixkanaal vormt het Beatrixkanaal een belangrijke schakel tussen het Stadswoud en de Oirschotse Heide. Bij de inrichting van het groen naast het Beatrixkanaal worden in het NNB en de EVZ de voorwaarden geschapen om schrale graslanden opnieuw tot ontwikkeling te laten komen (in het verleden lagen hier glanshaverhooilanden). Met beplanting wordt rekening gehouden dat vanaf de Slowlane het Beatrixkanaal en de BIC- clusters zichtbaar en beleef baar zijn. Via een nieuw aan te leggen ecoduct over het Beatrixkanaal krijgt de EVZ een verbinding met de EVZ Ekkersrijt. Om de EVZ zo min mogelijk te verstoren lopen de oevers onder de bestaande en nieuw aan te leggen viaducten geheel of gedeeltelijk door.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80264-0301_0072.png"

Figuur 5: kanaalzone is verbinding tussen Stadswoud en Oirschotse heide (LR)

Bijlage 1 Milieueffectrapport Brainport Park

Bijlage 1 Milieueffectrapport Brainport Park

Bijlage 2 Aanvulling Op Het Milieueffectrapport

Bijlage 2 Aanvulling op het milieueffectrapport

Bijlage 3 Natuur

Bijlage 3 Natuur

Bijlage 4 Stikstofdepositie

Bijlage 4 Stikstofdepositie

Bijlage 5 Concept Herbegrenzingsverzoek Met Bijlage

Bijlage 5 Concept herbegrenzingsverzoek met bijlage

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek

Bijlage 7 Oplegnotitie Akoestiek

Bijlage 7 Oplegnotitie akoestiek

Bijlage 8 Memo Cumulatie Zonnedauw 10

Bijlage 8 Memo cumulatie Zonnedauw 10