Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting)
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 20-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80283-0301 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft..
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 belemmeringenstrook
een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.
1.7 bestaande situatie
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.12 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.18 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.19 extensief recreatief medegebruik
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.22 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.23 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.24 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.25 rijstrook
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.26 verdieping
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.27 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.28 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.29 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woon- of fietsstraten vooral bedoeld voor langzaam verkeer en deels bedoeld voor bestemmingsverkeer, met inbegrip van in- en uitritten;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
met daarbij behorende:
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Op deze gronden mogen geen woon- en/of fietsstraten worden gerealiseerd en gebruikt waar een maximum snelheid geldt van hoger dan 30 km/uur.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
5.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
6.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 meter is;
- c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 meter is.
- d. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Afwijken
burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1 met maximaal 10%.
7.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
7.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
7.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
7.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 7.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In de Brainport regio Eindhoven wordt structureel gewerkt aan het versterken van het internationaal vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijven en kenniswerkers en daarmee bij te dragen aan de internationale concurrentiepositie van Nederland. Een essentiële stap daarin is de ontwikkeling van Brainport Park (voorheen Landelijk Strijp) met daarin het Groene Raamwerk. Eén van de elementen van het Groene Raamwerk is de Groene Corridor. De Groene Corridor wordt een autoluwe, recreatieve/toeristische verbinding van het centrum van de stad naar het platteland richting het Nationale Landschap het Groene Woud. Binnen de eerste fase van het Groene Raamwerk is de Groene Corridor gerealiseerd ter plaatse van het deel van de Oirschotsedijk tussen de Anthony Fokkerweg en de Bezuidenhoutseweg. De 2e fase van de Groene Corridor betreft onder andere de herinrichting van een deel van de Zwaanstraat en de Bezuidenhoutseweg. Deze herinrichting bestaat vooral uit de omvorming van de rijweg tot een fietspad. Deze herinrichting c.q. verdere ontwikkeling van de Groene Corridor is strijdig met de vigerende bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan "Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt in het noordwesten van de gemeente direct ten zuiden van het Philips de Jongh wandelpark. Het ligt in het stadsdeel Strijp en binnen de wijk Halve Maan.
Kaart gemeente Eindhoven met plangebied (blauwe lijn) van dit bestemmingsplan.
Het plangebied omvat een deel van de Bezuidenhoutseweg en een deel van de Zwaanstraat. Het betreft het deel van de Bezuidenhoutseweg tussen de Achtseweg Zuid en de Oirschotsedijk-Zwaanstraat. Verder bestaat het plangebied uit het deel van de Zwaanstraat dat ligt tussen de Bezuidenhoutseweg en de rotonde Halvemaanstraat.
Kaart gemeente Eindhoven met plangebied (blauwe lijn) van dit bestemmingsplan.
Ten westen van het plangebied bevindt zich het Philips de Jongh wandelpark. Aan de zuidwestzijde wordt het plangebied begrensd door Strijp R. Bedrijventerrein Strijp T ligt ten noordoosten van de Zwaanstraat en ten oosten van de Bezuidenhoutseweg.
Luchtfoto met rood omlijnd het plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan "Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting)" vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Zwaanstraat-Strijp T 2006", vastgesteld door de raad op 8 januari 2008, goedgekeurd door GS op 10 april 2008, besluitnummer 1369359, onherroepelijk op 19 juni 2008;
Het plan "Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting)" vervangt tevens een zeer gering deel van het bestemmingsplan Buitengebied en het bestemmingsplan Strijp R. Het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld door de raad op 22 augustus 2006, gedeeltelijk goedgekeurd door GS op 17 april 2007, besluitnummer 1225743, onherroepelijk op 29 april 2008. Het bestemmingsplan Strijp R is vastgesteld door de raad op 5 oktober 2010 en onherroepelijk op 10 februari 2011.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Stedenbouwkundige Structuur
2.1.1 Brainport Park
Brainport Park (voorheen Landelijk Strijp) is een groot groen en landelijk gebied in de periferie van het stedelijk gebied in het noordwesten van Eindhoven. Het gebied van circa 1.400 hectare groot is nu reeds een plek om te wonen, te werken en te recreëren in een groene omgeving. Brainport Park bestaat grofweg uit twee delen. In het noordelijke deel van Brainport Park is de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) voorzien. Het zuidelijke deel -aangeduid als het Stadswoud- is een overwegend groen gebied met diverse andere functies, zoals de Campus Internationale School, het trainingscomplex van PSV (de Herdgang), GGzE medisch centrum De Grote Beek en de Philips Fruittuin. De gebiedsontwikkeling Brainport Park bestaat uit drie hoofdelementen:
- het Groene Raamwerk
- Brainport Industries Campus (BIC)
- infrastructuur
2.1.2 Groene Raamwerk
Het gebied Brainport Park is één van de drie stadsparken in Eindhoven dat is verbonden met de groene ruimte in gemeenten Best en Oirschot (figuur 2.1), de groene schakel tussen het stedelijk gebied van Eindhoven en de uitgestrekte groene ruimte ten noordwesten van de stad. In het gebied komen de 'quality of life' elementen samen. Enerzijds zijn er hoogdynamische functies zoals de A2 met de daaraan gekoppelde infrastructuur, luchthaven Eindhoven en omringende bedrijventerreinen (GDC Acht, Eindhoven Airport, Flight Forum, Park Forum, Bedrijvenpark Westfields) die ruimte bieden voor een internationaal vestigingsklimaat. Anderzijds zijn er natuurlijke, rustige en ruimtelijke (landschaps) elementen zoals het Beatrixkanaal, de Ekkersrijt en de ontwikkeling van de slowlane en de Groene Corridor tussen Eindhoven en Oirschot die voorwaarden zijn voor een hoogwaardige leefomgeving. Deze combinatie van elementen en de mogelijkheden tot recreatief gebruik geven het gebied een uniek karakter en een hoge potentie.
Figuur 2.1 Groene wiggen/stadsparken gemeente Eindhoven
De ontwikkeling van het Groene Raamwerk (zie figuur 2.2) maakt gebruik van de potenties van het gebied en zet in op het versterken van natuur- en landschapsontwikkeling, het verbeteren van recreatiemogelijkheden en van de bereikbaarheid voor recreanten alsmede het verbinden van stad en het platteland (in de vorm van het derde stadspark van Eindhoven) door het wegnemen van barrières, het realiseren van nieuwe verbindingen en het (door)ontwikkelen van de groene omgeving. Deze combinatie van elementen geven de locatie een uniek karakter en een hoge potentie.
Figuur 2.2 Groene Raamwerk
Het Groene Raamwerk van Brainport Park bestaat uit het grootste deel van het Stadswoud (het zuidoostelijk deel van Brainport Park) en de groene dooradering van BIC. In het Landschapsplan Landelijk Strijp (zie paragraaf 3.5.2.1) zijn de ambities en maatregelen voor het Groene Raamwerk weergegeven. De maatregelen worden gefaseerd uitgevoerd. Inmiddels zijn diverse maatregelen van fase 1 uitgevoerd en is een aantal beoogde maatregelen voor fase 2 en 3 aangepast of geoptimaliseerd.
Fase 1 (2010-2014) stond in het teken van de verbinding tussen stad en het platteland, meer in noordzuidelijke richting. In deze fase is het deel van de Groene Corridor tussen de Anthony Fokkerweg en de Bezuidenhoutseweg gerealiseerd. De overige delen van de Groene Corridor worden in fase 2 en 3 gerealiseerd. De Groene Corridor fungeert als groene ruimtelijke drager van het Brainport Park en vormt de stad-land verbinding in dit stadspark. Daarnaast is de slowlane langs het Beatrixkanaal aangelegd. De slowlane is een utilitaire fietsroute, gekoppeld aan de ecologische verbindingszone, die kennisterreinen in en rondom Eindhoven met elkaar verbindt. Verder is een infocentrum in de Philips Fruittuin gebouwd en is een aantal natuurontwikkelingsgebieden gerealiseerd, zoals het achterterrein bij de Internationale School (in het Stadswoud).
Fase 2 van het Groene Raamwerk bestaat met name uit recreatieve infrastructurele maatregelen die de oost-westverbindingen van het Groene Raamwerk versterken. De maatregelen zijn voornamelijk gesitueerd in het Stadswoud. Het betreffen maatregelen zoals onderdelen van de Groene Corridor en de verbinding naar Meerhoven langs de zuidkant van het Stadswoud, de verbinding Woensel/Stadswoud ter hoogte van de Philips fruittuin, de verbinding over de A2 ter hoogte van Tegenbosch, de ongelijkvloerse kruising over de Anthony Fokkerweg aan de noordkant van het Stadswoud ten gunste van het opheffen van barrières voor de Groene Corridor, maar ook de doorontwikkeling van het Strijpse pad in de richting van BIC. Verder is in BIC-noord in deze fase de realisatie van een faunapassage over het Beatrixkanaal voorzien, gekoppeld aan de ontwikkeling van de Ekkersrijt als ecologische verbindingszone. De uitvoering van de maatregelen in fase 2 is gepland tot 2021. Voorliggend bestemmingsplan maakt een onderdeel van de Groene Corridor ter plaatse van de Zwaanstraat mogelijk.
Fase 3 van het Groene Raamwerk bevat alle groene maatregelen die integraal onderdeel uitmaken van de ontwikkeling van het BIC. De maatregelen worden in samenhang met de ontwikkeling van de clusters van BIC opgepakt. Hierbij gaat het vooral om de ontwikkeling van het gebied tot een aantrekkelijk groene campus. Daarnaast is in deze fase de realisatie van de groenblauwe knoop inclusief uitzichtpunt op de hoek van het Beatrixkanaal en de Oirschotsedijk voorzien.
2.1.3 Groene Corridor
De Groene Corridor een imposante laanstructuur, dertien kilometer lang, die het centrum van Eindhoven, verbindt met Oirschot, Het Groene Woud, en het platteland. De route wordt optimaal ingericht voor langzaam verkeer. Aan de laan bevinden zich diverse instellingen zoals de Internationale School Eindhoven (ISE) en groene objecten zoals het Philips de Jongh Wandelpark, landgoed De Wielewaal en de Oirschotse Heide. De Groene Corridor biedt de mogelijkheid om de omgeving te beleven en is via knooppunten verbonden met andere routes buiten de Groene Corridor. De Groene Corridor is onderdeel van een ecologisch waardevol, maar ook economisch vitaal netwerk dat de stad en het platteland verbindt.
Binnen de eerste fase van het Groene Raamwerk is een deel van de Groene Corridor gerealiseerd. Hiertoe is een deel van de Oirschotsedijk tussen de Anthony Fokkerweg en de Bezuidenhoutseweg omgevormd tot een autoluwe fietsstraat. Het doorgaande autoverkeer op dit deel van het traject wordt geweerd. De maatregel van de 2e fase, die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft het omvormen van de Zwaanstraat tot Groene Corridor. Het karakter van de Zwaanstraat, vooral tussen Oirschotsedijk en de rotonde Halvemaanstraat, gaat wat betreft inrichting aansluiten bij de Oirschotsedijk.
Tussen de Bezuidenhoutseweg en rotonde Halvemaanstraat wordt de huidige rijbaan getransformeerd naar een 2-richtingen fietspad van 4,5 meter breed. Het huidige fietspad tussen de Bezuidenhoutseweg en de ontsluitingsweg van Strijp R komt te vervallen. Vanaf de ontsluitingsweg van Strijp R tot aan de rotonde Halvemaanstraat wordt een éénrichtingsstraat (uitgaand verkeer) mogelijk gemaakt op de locatie van het huidige fietspad. Hiermee wordt de in aanbouw zijnde woonbuurt Strijp R ontsloten.
Als gevolg van bovenstaande maatregel zal de intensiteit van het autoverkeer op de Bezuidenhoutseweg drastisch afnemen. Daarom wordt de huidige rijbaan van de Bezuidenhoutseweg getransformeerd tot een fietsstraat van 4,70 meter met een aansluiting voor fietsers op de juiste zijden van de kruising Achtseweg Zuid. De garages van de woningen aan de Bezuidenhoutseweg blijven bereikbaar zoals momenteel het geval is. Het huidige fietspad wordt omgevormd naar een voetpad. Verder wordt het langs de rijbaan van de Bezuidenhoutseweg parkeren opgeheven en worden in de plaats daarvan parkeerkoffers gerealiseerd tussen de (nieuwe) fietsstraat en het (nieuwe) voetpad. Deze parkeervoorzieningen zijn bedoeld voor de bezoekers van het Philips de Jongh Wandelpark.
Afbeelding verkeerskundig ontwerp Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Brainport Eindhoven is eveneens opgenomen als project in bijlage II (nr. 24) van de Crisis- en herstelwet (Chw). Omdat voorliggend bestemmingsplan onderdeel uitmaakt van de Groene Corridor en van Brainport Park, is de Chw van toepassing op dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedenlijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:
- 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
- 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
- 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
De in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakte herinrichting van de Zwaanstraat en de Bezuidenhoutseweg behoeven geen toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
3.2.2 Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2015 (MIRT 2015)
De transformatie van Brainport Avenue naar een hoogwaardig, internationaal concurrerend vestigingsmilieu voor de hightech maak- en kennisindustrie is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2015 (MIRT, 2015) van het Rijk onder de titel 'Brainport Eindhoven'. In het MIRT 2015 zijn de gebiedsopgave, de oplossingen, de financiële en politiek-bestuurlijke afspraken van Brainport Eindhoven weergegeven.
De hoofdopgaven voor Brabant zijn:
- Kenniseconomie: Het versterken van de economische (innovatieve) clusters en het creëren van een excellent (internationaal) vestigingsklimaat. Voor het zuidoosten van Brabant betekent dit de ontwikkeling van Brainport Zuidoost-Nederland met een hecht netwerk van onderzoeks- en kennisinstellingen, kennisintensieve bedrijven en hoogwaardige maakindustrie;
- Bereikbaarheid: Voor de bereikbaarheid van Brabant zijn goede verbindingen met name met de Randstad en het buitenland nodig. De verbindingen door Brabant naar het achterland zijn van belang voor o.a. de Brainport Zuidoost-Nederland. Daarbij hoort de ontwikkeling van een adequaat logistiek netwerk met sterke intermodale verbindingen. Het Rijk zet in op het handhaven van een goede bereikbaarheid via weg (o.a. op de A2 en op de A58), water (Wilhelminakanaal, Zuid Willemsvaart), spoor en de lucht (o.a. via Eindhoven Airport). Voor de bereikbaarheidsopgave binnen Brabant zet de regio in op het versterken van het stedelijk netwerk door de realisatie van een duurzaam en robuust verkeer- en vervoersysteem in combinatie met de ontwikkeling van hoogstedelijke zones. Het verbinden van deze zones levert naar verwachting een belangrijke bijdrage aan het vergroten van de agglomeratiekracht van het Brabants stedelijk netwerk.
- Quality of life en vestigingsklimaat: Het vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers vraagt om gevarieerde woonmilieus, concurrerende werklocaties en een aantrekkelijk landschap. Daarbij gaat de aandacht uit naar de ontwikkeling van dynamische steden (hoogstedelijke zones en stedelijke knooppunten) en vitale dorpen.
- Duurzaamheid en energie: In het westelijk deel van Brabant ligt een opgave voor het aanwijzen van voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV).
De transformatie van Brainport Avenue bestaat o.a. uit de volgende onderdelen:
- De realisatie van de Brainport Industries Campus (BIC);
- Realisatie van een 'slowlane' (snelfietspad) dat alle economische hotspots met elkaar verbindt;
- De realisatie van vrijliggende busvoorzieningen in het gebied;
- De ontwikkeling van een multimodaal transferpunt;
- De ontwikkeling van een groen recreatief raamwerk Landelijk Strijp;
- Een verbeterde ontsluitingsstructuur op de bestaande aansluiting Randweg A2/N2 en de A58 t.b.v. Eindhoven Airport, Brainport Industries Campus en GDC-Acht.
Brainport Zuidoost-Nederland/Brainport Eindhoven is één van de twee stedelijke regio's in Brabant met een concentratie van topsectoren. Brainport Eindhoven is de spil van de Brainport Zuidoost-Nederland. Voor de versterking van de internationale concurrentiepositie is een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak nodig. Het gaat niet alleen om een goede (inter)nationale bereikbaarheid, maar ook om 'quality of life'. Deze integrale opgaven worden in lijn met de Brainport 2020 agenda opgepakt, in het kader van de verdere ontwikkeling van Eindhoven Airport conform het Aldersadvies, de Brainport Avenue aan de westzijde van Eindhoven en de afspraken over Brainport-Oost aan de oostelijke zijde.
Voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Brainport Eindhoven op de lange termijn is, op basis van een brede analyse van het vestigingsklimaat en van meerdere ruimtelijk-economische ontwikkelingsperspectieven, een gebiedsvisie Brainport Avenue 2020-2040 opgesteld. Deze visie bevat ook een voorkeursalternatief voor de OV-bereikbaarheid van Eindhoven Airport. Parallel wordt gewerkt aan quick wins op de korte termijn.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Er is gekozen om de regels zoveel mogelijk direct door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, zoals bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
Voor de regio Eindhoven is de zone van de 380 Kv hoogspanningsleiding van toepassing. Dit is de bestaande hoogspanningsleiding gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Er is geen sprake van een 380 Kv hoogspanningsleiding binnen onderhavig plangebied.
Verder zijn de belangen van luchthaven Eindhoven geborgd. In het Barro en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn algemene regels gegeven voor het militaire luchtvaartterrein Vliegbasis Eindhoven en voor het daarbij behorende beperkingengebied. In de Rarro zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig plangebied is het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Dit gebied is op onderstaande kaart aangegeven.
Kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl
Afbeelding hoogtebelemmeringen luchthaven Eindhoven ter plaatse van het plangebied
De obstakelbeheergebieden (IHCS)
Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten binnen onderhavig plangebied wordt bepaald door het obstakelbeheergebied (IHCS).
IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 65 meter +NAP hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog. Het plangebied valt binnen het obstakelbeheergebied. Er geldt een hoogtebeperking van NAP +75 m. Het maaiveld binnen onderhavig plangebied ligt op circa 18,5 tot 19 +NAP meter. De maximale hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 10 meter. In de binnenplanse afwijkingregeling ten aanzien van de hoogte van specifieke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is bepaald dat een maximum geldt van 20 meter. Gelet op deze regels wordt aan deze hoogtebeperking voldaan.
3.2.4 Bakens burgerluchtvaart
In verband met de veiligheid van de (burger)luchtvaart worden er op en nabij luchthavens systemen geplaatst ter ondersteuning van de vertrek-, naderings- en landingsoperaties. De apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de luchtverkeersleiding en de piloot te onderhouden, navigatie van en naar luchthavens en op luchtverkeerswegen mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. Om de diverse systemen tegen verstorende obstakels te beschermen zijn toetsingsvlakken aangeduid. De Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) beoordeelt of bouwplannen c.q. bestemmingsplannen een mogelijke verstoring op kunnen leveren voor de apparatuur op en rond een luchthaven.
Onderhavig plangebied ligt binnen de hoogtebelemmeringen van de VDF Veldhoven waarbinnen een hoogtebeperking van 110 meter +NAP geldt. Gelet op de maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in dit plan heeft deze ontwikkeling geen verstorend effect op de bakens.
3.2.5 Luchthavenbesluit
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit besluit is medio oktober 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
- 1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer. Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
- 2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
- 3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.
Hieronder wordt nader ingegaan op het vogelbeheersgebied. In paragraaf 3.2.3 is al ingegaan op het obstakelbeheergebied.
Kaart beperkingengebied
Het vogelbeheersgebied
Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
- oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
- natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
- vishouderijen met extramurale bassins;
- extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
- afvalwaterzuiveringsinstallaties.
Omdat deze functies niet zijn toegestaan binnen onderhavig plangebied betekent het vogelbeheersgebied geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Kaart Vogelbeheersgebied
3.2.6 Crisis- en herstelwet
Met de Crisis- en herstelwet (Chw) wil het kabinet de procedures voor grote projecten versnellen. Hiermee wordt een stap gezet om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden. Brainport Eindhoven/Eindhoven A2 is opgenomen als project in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Brainport Eindhoven bestaat uit Brainport Avenue (A2-zone vanaf knooppunt Leenderheide tot en met Ekkersrijt) en de Westcorridor (de stedelijke as vanaf het stationsgebied via Strijp S naar Eindhoven Airport). De aard van het project 'Eindhoven A2 zuidelijke aansluiting' wordt omschreven als "Integrale gebiedsontwikkeling: aanleg infrastructuur en herstructurering werklandschappen." De Crisis- en herstelwet is van toepassing op voorliggend bestemmingsplan omdat dit moet worden aangemerkt als een besluit dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een ruimtelijk project zoals genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet (art. 1.1 Chw). De regels uit de Chw betreffen in deze met name het bestuursprocesrecht waardoor de doorlooptijd van procedures voor het aangewezen project kan worden verkort.
Brainport Avenue, weergave van het project Brainport Eindhoven/A2-zone zoals opgenomen in het Nota Ruimte budget en de Crisis- en herstelwet.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Het projectgebied ligt in de stedelijke regio Eindhoven-Helmond. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Een aantrekkelijk woon-, werk- en leefmilieu is hierbij belangrijk, waarbij bereikbaarheid, groen, milieu en recreatiemogelijkheden dicht bij huis vestigingsfactoren zijn. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een vermenging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant.
3.3.2 Verordening Ruimte
Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening Ruimte 2014' vastgesteld. In de Verordening Ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt. Per onderwerp zijn de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 10 mei 2016 het ontwerp van de 'Wijziging Verordening ruimte 2014, veegronde 2016' vastgesteld. Dit ontwerp heeft de inspraak- en overlegprocedure doorlopen voor een periode van 4 weken vanaf 17 juni 2016. Dit ontwerp heeft als doel de verordening te verbeteren en actueel te houden. Daarnaast is een aantal wijzigingen opgenomen zoals het aanpassen van de benaming voor de natuurgebieden in Brabant van Ecologische hoofdstructuur naar Natuur Netwerk Brabant. Met deze wijziging van de naam EHS naar NNB is in dit bestemmingsplan al rekening gehouden.
Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.
Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:
- stedelijke structuur
- ecologische hoofdstructuur
- groenblauwe mantel
- gemengd landelijk gebied
Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.
Themakaarten
Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de themakaarten 'stedelijke ontwikkeling' en 'natuur en landschap' van belang.
Themakaart stedelijke ontwikkeling
Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'.
Afbeelding: uitsnede uit de kaart 'stedelijke ontwikkeling' van de Verordening ruimte 2014.
Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De herinrichting van de Zwaanstraat en de Bezuidenhoutseweg zoals deze mogelijk worden gemaakt in voorliggend bestemmingsplan zijn in overeenstemming met deze themakaart en de daarbij behorende regels.
Themakaart natuur en landschap
Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. Het plangebied ter plaatse van de Bezuidenhoutseweg grenst aan gronden die zijn aangeduid als 'ecologische hoofdstructuur' (nu 'Natuur Netwerk Brabant-ehs').
Afbeelding: uitsnede uit de kaart 'natuur en landschap' van de Verordening ruimte 2014.
De aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' (nu 'Natuur Netwerk Brabant-ehs') strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Het bestemmingsplan moet regels bevatten ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied, rekening houdend met de overige aanwezige waarden en kenmerken (o.a. cultuurhistorische). Als ecologische waarden en kenmerken gelden de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.
De verordening stelt ook regels voor gronden die buiten het NNB-ehs liggen maar die leiden tot een aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van het NNB-ehs. In die situaties moeten de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd overeenkomstig de compensatieregels van de verordening.
Het plangebied ter plaatse van de Bezuidenhoutseweg grenst aan gronden die zijn aangeduid als 'ecologische hoofdstructuur' (nu 'Natuur Netwerk Brabant-ehs'). Onderhavig bestemmingsplan maakt onder andere een herinrichting van een deel van de Zwaanstraat mogelijk. Dit betekent dat de rijweg zal worden omgevormd tot een fietspad. Als gevolg van deze maatregel zal de intensiteit van het autoverkeer op de Bezuidenhoutseweg drastisch afnemen. Daarom wordt de huidige rijbaan van de Bezuidenhoutseweg getransformeerd tot een fietsstraat van 4,70 meter. Het huidige fietspad, dat direct grenst aan het NNB-ehs, wordt omgevormd naar een voetpad. Verder wordt het langs de rijbaan van de Bezuidenhoutseweg parkeren opgeheven en worden in de plaats daarvan parkeerkoffers gerealiseerd tussen de (nieuwe) fietsstraat en het (nieuwe) voetpad.
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zal niet leiden tot een aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van het NNB-ehs.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 De geniale Brainportlocatie
"De geniale Brainportlocatie; integrale gebiedsontwikkeling A2-zone regio Eindhoven", d.d. maart 2008, is opgesteld in opdracht van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (nu Metropoolregio Eindhoven genaamd), de gemeenten Eindhoven, Best, Veldhoven, Waalre en Son en Breugel. De gemeenteraad van Eindhoven heeft in december 2007 ingestemd met de visie uit dit rapport. Het ontwikkelingsplan geeft richting aan de ontwikkeling van de A2-zone voor een periode van minimaal 15 jaar. Het plan bestaat in hoofdlijnen uit het vaststellen van het duurzaam groen raamwerk, een gewenst stedelijk programma en het gewenste leefmilieu per deelgebied.
Brainport Zuidoost-Brabant is in de Nota Ruimte aangemerkt als economisch kerngebied en vormt onderdeel van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Ter versterking van de kracht van de steden en ter verbetering van de internationale concurrentie geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van de nationale stedelijke netwerken en van de economische kerngebieden. De regio Eindhoven heeft zich daarom ten doel gesteld de A2-zone te transformeren naar een kwalitatief aansprekende, samenhangende en onderscheidende zone waarlangs de regio zich presenteert als een toptechnologische regio.
Om de ruimtelijke kwaliteit in de A2-zone voor langere tijd te waarborgen is een ruimtelijk-functionele visie en ontwikkelstrategie vereist. Eén van de belangrijkste opgave bestaat uit het realiseren van de groene opgave. Het vervolmaken van de groene mal om Eindhoven en het leggen van groene, recreatieve en ecologische verbindingen van en naar de stad vormt een belangrijk deel van deze opgave. Een uitstekende multimodale bereikbaarheid is voor een internationaal vestigingsklimaat een eerste voorwaarde. De A2-zone ligt op een knooppunt van doorgaande (inter)nationale snelwegen, spoorwegen en kanalen. Eindhoven Airport ligt in de directe nabijheid. Op stedelijk en regionaal niveau wordt ingezet op uitbreiding van het HOV-netwerk.
Het Groene Raamwerk en de Groene Corridor
Midden in de A2-Zone wordt de stedelijke groenstructuur gevormd door landgoed De Wielwaal (EHS), Meerbos en BeA2 (voormalige naam Brainport Industries Campus). Deze gebieden grenzen in het westen aan de natuurgebieden Oirschotsche Heide (EHS), Aarlesche Heide (EHS) en aan het Nationaal Landschap het Groene Woud. Het fysiek verbinden van Landgoed De Wielewaal (EHS) aan Nationaal Landschap het Groene Woud wordt beschouwd als een zeer belangrijke opgave. Hierbij zal de kruising met de A2, de A58, het Beatrixkanaal en het Wilhelminakanaal robuust vormgegeven moeten worden.
3.4.2 Criteria ruimtelijke kwaliteit Brainport Avenue
In 2010 is door het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) de Criteria Ruimtelijke Kwaliteit Brainport Avenue vastgesteld. Deze zijn bekrachtigd door burgemeester en wethouders van Eindhoven eind 2010. In dit document zijn de criteria voor de ruimtelijke kwaliteit voor de Brainport Avenue (lopende van Waalre, Eindhoven, Veldhoven, Best tot Son) geformuleerd en verbeeld. De Criteria voor Ruimtelijke Kwaliteit hebben als doel:
- Eenheid in de verschillende ontwikkelingen binnen de Brainport Avenue waarbij het totaal meer is dan de som der onderdelen;
- Het benoemen van de kernopgave voor de verschillende locaties en wat de bijdrage van de betreffende ontwikkeling is aan de Brainport Avenue.
Aan de Brainport Avenue liggen diverse bedrijventerreinen en natuurgebieden die de komende jaren in ontwikkeling worden genomen. De criteria voor de ruimtelijke kwaliteit voor de Brainport Avenue richten zich expliciet op de beleving van het gebied vanaf de A2/N2 op een hoog abstractieniveau. De criteria zijn opgesteld vanuit de ambitie van de Brainport Avenue als geheel.
De Groene Corridor
Brainport Avenue wordt onderverdeeld in vier deelgebied te weten de mozaïek, het park, de stedelijke corridor en model Brainport. De Groene Corridor ligt in het deelgebied park. De hoofddoelstelling van dit deelgebied is het verbinden van stad en land. Verbinden van het Groene Woud met de stad, Eindhoven Airport verbinden met de Brainport en het ontwikkelen van grootschalige werklocaties. Naast het ontwikkelen van nieuwe werkgebieden (BIC) heeft dit deelgebied een belangrijke recreatieve rol. Het is één van de drie stadsparken van Eindhoven. De kwaliteiten van dit gebied (werken, recreëren en natuur) moeten zichtbaar gemaakt worden.
De Oirschotsedijk, ingeplant met aan weerszijden vier rijen eiken, is een sterk landschappelijke lijn. De Groene Corridor is onderdeel van de oude richtingen van het gebied en wordt ingezet als een directe (recreatieve) route tussen stad en land. Samen met de bosblokken ontstaat een afwisselend beeld van een open en gesloten landschap waarin op enkele plekken in clusters gewerkt wordt.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
Vanuit de Brainportambitie moet een schaalsprong worden gemaakt in kwaliteit op de thema's ruimte, economie, bereikbaarheid en duurzaamheid. Bovendien wil Eindhoven zich door middel van Brainport nog meer onderscheiden op het gebied van design, sport en licht. Naast de opgave van het versterken van de eigen beroepsbevolking door adequate opleiding en herscholing, het creëren van topkwaliteitsinstituten en het zorgen voor een goede arbeidsmarktstructuur is er een speciale (extra) opgave om nieuwe kenniswerkers te werven en te faciliteren in de vestigingsvoorwaarden van deze groepen, waaronder een aantrekkelijk woonmilieu. Er zijn 4 hoofdpijlers richtinggevend voor de interimstructuurvisie: economie, verstedelijking, groen en water, en bereikbaarheid.
- Op het vlak van economie is de doelstelling het verwezenlijken van de Brainportambities door te zorgen voor voldoende ruimte voor hoogwaardige bedrijvenlocaties passend in het economisch profiel van de stad, het faciliteren van een brede verscheidenheid aan bedrijven, een goede bereikbaarheid en een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
- Voor verstedelijking geldt de volgende doelstelling: Het ontwikkelen van een hoogdynamisch centrumstedelijk hart voor het gebied binnen de ring en daarbuiten het garanderen van een groenstedelijk woonmilieu.
- Voor groen en water is het ruimtelijk beleid gericht op het ontwikkelen en behouden van een robuuste, aaneengesloten en functionele groene structuur.
- Voor het thema bereikbaarheid zijn de doelstellingen het optimaliseren van de doorstroming van alle verkeerstypen, het vergroten van het aandeel openbaar vervoer en fiets en het koppelen van ontwikkelingen met veel vervoersbewegingen aan de structuren voor openbaar vervoer en fiets.
3.5.2 Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp
In maart 2009 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp (door Enno Zuidema Stedebouw i.s.m. Urban Xchange, december 2008). Het gebied Landelijk Strijp (inmiddels genoemd Brainport Park) is de groene wig aan de noordwestzijde van Eindhoven. Deze ontwikkelingsvisie is geen uitwerking op perceelsniveau, maar een visie op hoofdlijnen. In de ontwikkelingsvisie is ook ruimte voor bestaande activiteiten die passen bij het toekomstbeeld voor het gebied. Daarnaast is er een ambitie om een aantal ontwikkelingen in gang te zetten. De belangrijkste ontwikkelingen zijn:
- aanleg van een duurzame en toekomstgerichte internationale toplocatie voor bedrijvigheid in het groen (BIC);
- aanleg van een ecologische, landschappelijke en recreatieve verbinding van het Nationaal Landschap het Groen Woud met Landelijk Strijp en de stad;
- realisering van een nieuw aansluitpunt op de A2 ter ontsluiting van diverse ontwikkelingen en voorzieningen (o.a. Eindhoven Airport en BIC).
De gebiedsontwikkeling Landelijk Strijp bestaat dus uit 3 sleutelprojecten (BIC, Groene raamwerk en Bereikbaarheid) die samen de kwaliteit van het gebied bepalen.
Karakter gebied
Kenmerkend aan het gebied Landelijk Strijp zijn enerzijds de hoog dynamische functies, zoals de A2, Eindhoven Airport en de omringende bedrijventerreinen. Aan de andere kant zijn er natuurlijke elementen groen en water als het Beatrixkanaal, de beek Ekkersrijt, landgoed de Wielewaal en de Oirschotsedijk. Juist deze combinatie van dynamiek en rust geeft de locatie een uniek karakter met een hoge potentie.
Bereikbaarheid
Voor de bereikbaarheid van Landelijk Strijp/Eindhoven Noordwest zijn de volgende verkeersmaatregelen nodig:
- verlenging van de bestaande HOV-verbinding tussen Eindhoven Airport en het beoogde station nabij Acht;
- aanleg van een verbindingsweg waarmee BIC ontsloten wordt op de aansluiting Erica/A58/Best
Door realisering van deze nieuwe infrastructuur zal volgens deze visie de ontwikkeling van BIC alsmede alle andere ontwikkelingen in het gebied zonder noemenswaardige problemen verkeerskundig kunnen worden gefaciliteerd. De Oirschotsedijk kan dan verkeersluw worden gemaakt. De ontwikkelingsvisie houdt verder rekening met de komst van een NS station in Acht.
BIC
In Brainport regio Eindhoven wordt structureel gewerkt aan het versterken van het internationaal vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijven en kenniswerkers en daarmee bij te dragen aan de internationale concurrentiepositie van Nederland. Een essentiële stap daarin is de ontwikkeling van Landelijk Strijp met de Brainport Industries Campus (BIC). Binnen Landelijk Strijp biedt de zone tussen het Beatrixkanaal en de A2 uitstekende perspectieven voor high tech bedrijven.
Groene Raamwerk
Het is de ambitie van de ontwikkelingsvisie om het groene karakter van Landelijk Strijp te herstellen, te conserveren en te versterken. Landelijk Strijp heeft alle kwaliteiten in zich om uit te groeien tot één van de drie stadsparken van Eindhoven: een groene omgeving met een verscheidenheid aan waardevolle cultuurhistorische deelgebieden die uiteenlopende activiteiten bieden voor de diverse bewoners van Eindhoven. Het stadspark vormt een groene poort naar uitgestrekte natuurgebieden, met name Het Groene Woud. De uitgangspunten van het groene raamwerk zijn de bestaande laan- en bosstructuren uitgebreid met (ecologische) verbindingen langs het Beatrixkanaal, de Oirschotsedijk en de beekloop de Ekkersrijt.
Groene Corridor
De Oirschotsedijk is de historische verbinding tussen de Eindhovense binnenstad en het nationaal Landschap het Groene Woud die fietser en wandelaar ook op de Wielewaal en de Oirschotse Heide brengt. De Torenallee in Strijp S markeert het begin van de Oirschotsedijk. De Groene Corridor is de verbinding tussen de nieuwe stedelijkheid van Strijp S en Strijp R, de Wielewaal tot op de markt van Oirschot. De Groene Corridor is vooral bedoeld voor de recreant, de fietser en de jogger en bestemmingsverkeer. Een voorwaarde om deze ambitie te verwezenlijken is het weren van het doorgaande autoverkeer over de Oirschotsedijk. Het verkeer zal gebundeld worden met het spoor op de Achtseweg Zuid.
3.5.3 Visie externe veiligheid- Risico's de maat genomen
De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. De visie geeft onder andere aan waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheids- verhogende condities dat mogelijk is. Tevens staat in de visie waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot beschrijft de visie waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
In het gebiedsgericht locatiebeleid worden vijf gebiedscategorieën onderscheiden. Het bedrijventerrein Zwaanstraat (Strijp T), dat aan de noord- en oostzijde grenst aan onderhavig plangebied, is aangemerkt als een 'categorie B'-gebied. De woonwijk Strijp R, dat aan de zuidzijde grenst aan onderhavig plangebied, is aangemerkt als 'categorie D'-gebied.
De ambitie voor externe veiligheid karakteristiek van 'categorie B'-gebied is dat in deze gebieden:
- uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven onder voorwaarden is toegestaan;
- geen nieuwe vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven is toegestaan.
De ambitie voor externe veiligheid karakteristiek van 'categorie D'-gebied is dat dit gebieden zijn met grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen van woningen en kantoren binnen invloedsgebieden van hoofdtransportassen.
3.5.4 Visie "Eindhoven op weg"
Met de visie "Eindhoven op Weg" (vastgesteld door gemeenteraad op 19 november 2013) biedt de gemeente ruimte aan economische ontwikkeling én wordt er gewerkt aan een aantrekkelijke en leefbare stad. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat betekent dat de stad en daarmee economische kerngebieden als Brainport Avenue en Brainport Park duurzaam bereikbaar moeten zijn. Een robuuste infrastructuur geldt als één van de basics van Brainport. Eindhoven streeft naar een schone en stillere stad met een minimale uitstoot van schadelijke stoffen. Energieneutraliteit in 2040 kan worden bereikt door energiebesparing in het verkeer en een transitie naar het gebruik van duurzame brandstoffen.
"Eindhoven op Weg" is gebaseerd op drie invalshoeken die elkaar versterken: Eindhoven veelzijdige stad, Sturen en Innoveren, en Organiseren.
Eindhoven veelzijdige stad: beschrijft de gewenste transformatie van het Eindhoven van nu naar de het Eindhoven straks als centrum van de Brainportregio. Brainport wordt daarbij gevormd door een nieuwe laag van 'bouwstenen' die aan de stad wordt toegevoegd. Naast het centrum en de dorpen van toen zijn dit de nieuwe 'places to be' zoals de High Tech Campus, Strijp-S, TU/e Science Park en Brainport Industries Campus (BIC). Het succes van Eindhoven als veelzijdige stad zal naast het versterken van het centrum worden bepaald door de bereikbaarheid en onderlinge verbindingen tussen de 'places to be'. Bij dit nieuwe netwerk wordt voorrang gegeven aan duurzame wijzen van verplaatsen. 'Slow motion – fast forward': waar het kan krijgen de voetganger, de fietser en het openbaar vervoer het primaat. Waar het moet is er prioriteit voor de auto. Voor het ruimtelijk transformeren geldt het principe 'plaats maken'. Daadwerkelijk ruimte maken voor duurzamer vervoer en verbetering van de stedelijke kwaliteit met meer ruimte voor groen.
Sturen en Innoveren: zet in op slim, efficiënt, schoon, gezond en veilig. Er is alles aan gelegen om vraag en aanbod in vervoer slimmer te organiseren en beter op elkaar af te stemmen. Samen met kennisinstituten en bedrijven wordt ingezet op de toepassingsmogelijkheden van nieuwe technologie. De stad als 'proeftuin'.
Organiseren: partnerschap in zowel voorbereiding, financiering en uitvoering van projecten is nodig om de ambities te bereiken. Daarbij wordt gebiedsgericht gewerkt aan de uitvoering van de strategie zoals vastgesteld in "Eindhoven op Weg". In overleg met de stakeholders en zo veel mogelijk aansluitend op de actuele (project)mogelijkheden en financieringsstromen.
In deze visie is, net als in de ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp, de Oirschotsedijk als primaire (snel)fietsroute en de Achtseweg Zuid als primaire weg voor autoverkeer aangeduid.
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
Het plangebied ligt niet in een Archeologisch landschap (Provinciaal cultuurhistorisch belang) op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) - Provincie Noord-Brabant (CHW 2010, herzien in 2016)
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Het plangebied ligt op de gemeentelijke archeologische waardenkaart niet binnen een archeologische waardevol of archeologisch verwachtingsgebied. Hier hoeft dan ook geen rekening mee te worden gehouden. Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalvondsten. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht art. 53 Monumentenwet 1988) direct gemeld te worden aan de Afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of en zo ja welke aanvullende maatregelen getroffen worden.
3.6.2 Cultuurhistorie
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Het plangebied grenst aan de historisch waardevolle groenstructuur 'Philips De Jongh Wandelpark'. Door de herinrichting en vergroening van de Bezuidenhoutseweg wordt de ruimtelijke en cultuurhistorische relatie met deze waardevolle groenstructuur versterkt. De historische wegstructuur die door het plangebied loopt wordt verder niet aangetast.
3.7 Verkeer En Parkeren
Ontsluitingsstructuur algemeen
In het kader van de ontwikkeling van Eindhoven Noordwest en de Spoorzone (Strijp S) is er in 2013/2014 studie verricht naar de verschillende ontsluitingsmogelijkheden voor het gebied Strijp T, Strijp S, Drents Dorp en Strijp R. Uitgangspunten voor deze studie waren:
- De afsluiting van de Oirschotsedijk met de Achtseweg-Zuid als alternatief;
- De ontwikkeling van het vervolg van een verkeersluwe Groene Corridor via de Zwaanstraat richting Strijp-S (Torenallee);
- Een adequate ontsluiting van de betrokken gebieden op de hoofdstructuur (onder meer de Ring/rondweg).
Conclusies op basis van deze studie waren dat:
- Er sprake is van structureel sluipverkeer via de route Bezuidenhoutseweg - Zwaanstraat - Halvemaanstraat door de wijk;
- Het afsluiten ('knippen') van Bezuidenhoutseweg (Achtseweg-zuid – Oirschotsedijk) of Zwaanstraat (Bezuidenhoutseweg – Halve Maanstraat) voor autoverkeer kan dit voorkomen;
- De Achtseweg-zuid zal een alternatief vormen voor dit doorgaande verkeer ('Eindhoven op weg');
- Randvoorwaardelijk dient de aansluiting daarvan op de Ring verbeterd te worden;
- Het ontsluitingsverkeer van Strijp-T zich meer zal richten op de Achtseweg-Zuid;
- Het ontsluitingsverkeer van Strijp-R en Drents Dorp zich meer zal richten op de andere verbindingen met de Ring (o.m. Koenraadlaan, Van der Muydenstraat, Loeffstraat).
Met voorliggend bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt de Zwaanstraat af te sluiten voor autoverkeer waardoor de Groene Corridor ter plaatse kan worden gerealiseerd. Bovendien is deze maatregel één van de stappen in een totaal van maatregelen die gezamenlijk bijdragen aan een verbetering van de verkeersveiligheid in het gebied en de aantrekkelijkheid van de woonomgeving.
Autoverkeer en ontsluiting Strijp R
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een deel van de Groene Corridor gerealiseerd. Hiertoe wordt de huidige rijbaan van de Zwaanstraat, tussen de Bezuidenhoutseweg en rotonde Halvemaanstraat, getransformeerd naar een 2-richtingen fietspad van 4,5 meter breed. Het huidige fietspad tussen de Bezuidenhoutseweg en de ontsluitingsweg van Strijp R komt te vervallen. Vanaf de ontsluitingsweg van Strijp R tot aan de rotonde Halvemaanstraat wordt een éénrichtingsstraat (uitgaand verkeer) mogelijk gemaakt op de locatie van het huidige fietspad. Hiermee wordt de in aanbouw zijnde woonbuurt Strijp R ontsloten. Een andere ontsluiting (uit- en inrit) van deze woonbuurt ligt aan de Koenraadlaan. Uit berekeningen voor de ontsluiting van Strijp R blijkt dat deze ontsluitingsstructuur goed kan gaan functioneren. De afsluiting van de Zwaanstraat zorgt voor een verkeersafname (sluipverkeer) van circa 25% op de Halvemaanstraat waardoor deze weg verkeersveiliger wordt en het gebiedseigen verkeer beter kan afwikkelen. Indien in de toekomst zou blijken dat de ontsluitingsstructuur niet functioneert zoals gewenst, dan kan ter plaatse van de Zwaanstraat een in- en uitrit worden gerealiseerd binnen de grenzen van voorliggend bestemmingsplan.
Als gevolg van de afsluiting van de Zwaanstraat zal de intensiteit van het autoverkeer op de Bezuidenhoutseweg drastisch afnemen. Daarom wordt de huidige rijbaan van de Bezuidenhoutseweg getransformeerd tot een fietsstraat van 4,70 meter met een aansluiting voor fietsers op de juiste zijden van de kruising Achtseweg Zuid. De garages van de woningen aan de Bezuidenhoutseweg blijven bereikbaar zoals momenteel het geval is. Het huidige fietspad wordt omgevormd naar een voetpad.
Parkeren
Met de herinrichting van de Bezuidenhoutseweg wordt het langs de rijbaan parkeren opgeheven en worden in de plaats daarvan parkeerkoffers gerealiseerd tussen de (nieuwe) fietsstraat en het (nieuwe) voetpad. Deze parkeervoorzieningen zijn bedoeld voor de bezoekers van het Philips de Jongh wandelpark.
3.8 Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.
Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Groen en recreatievoorzieningen
Onderhavig plangebied is in de kaart 'Groen en recreatievoorzieningen' uit het Groenbeleidsplan aangeduid als 'Stad, rood beeldbepalend'. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:
Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
3.8.2 Verordening bomen
Op 7 april 2015 heeft de gemeenteraad de Verordening bomen 2015 vastgesteld en op 24 augustus 2016 is deze in werking getreden. Deze verordening en (uitwerking daarvan in) 'nadere regels Bomen' samen, vervangen het onderdeel houtopstanden uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV 2012), het Bomenbeleidsplan (2008) en de Nota Niet kappen tenzij (2002).
Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.
Groene kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden:
· Monumentale bomen
· Waardevolle bomen
· Basisbomen
· Bomen hoofdstructuur
· Bomen nevenstructuur
· Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend
De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:
· Waardevolle bomen;
· Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
· Bomen op percelen van 500 m2 of groter.
Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.
Nadere regels
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en zijn op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting is houtopstanden.
Het plangebied
Gemeente Eindhoven heeft in het onderhavige plangebied vrijwel alle bomen langs de Zwaanstraat en de Bezuidenhoutseweg aangeduid als waardevolle bomen. Deze bomen dienen in principe te worden behouden. De basisbomen zijn vervangbaar. Volgens de Verordening bomen en de uitwerking daarvan is een bomeneffectanalyse nodig. De bomeneffectanalyse dient aan te geven welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de bomen schade ondervinden van het plan en de daarbij behorende werkzaamheden. In Bijlage1 en Bijlage 2 bij deze toelichting zijn de bomeneffectanalyses voor dit plan opgenomen (“Bomeneffectanalyse Zwaanstraat/Bezuidenhoutseweg Eindhoven”, ref.nr. 272730, d.d. 2 februari 2016, en “Bomenonderzoek Zwaanstraat in Eindhoven”, projectnr. 300383 v1.0, d.d. 7 juli 2016, Cobra adviseurs BV).
Indien in de toekomst zou blijken dat de ontsluitingsstructuur (uitsluitend een uitrit op de Zwaanstraat) van de aangrenzende woonwijk Strijp R niet functioneert zoals gewenst, dan kan ter plaatse van de Zwaanstraat een in- en uitrit worden gerealiseerd binnen de grenzen van voorliggend bestemmingsplan. Door de aanleg van een in- en/of uitrit wordt mogelijk een zeer gering deel van het voorgestane 'zoompark' ter plaatse van de Zwaanstraat/Strijp R aangetast. In die situatie zal eerstens bekeken worden of het haalbaar en wenselijk is om de compensatie direct aanliggend aan Strijp R te realiseren. Indien dit niet (helemaal) haalbaar is dan wordt gezocht naar een locatie elders binnen Brainport Park.
3.9 Kabels, Leidingen En Straalpaden
In het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels, leidingen en straalpaden gelegen, maar op 18 meter van het plangebied, onder de Achtseweg Zuid, ligt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding Z-519-01 (323,9 mm en 40 bar). Er geldt een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Deze belemmeringenstrook ligt niet binnen het plangebied.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Geluid
4.1.1 Wettelijk kader
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
In het voorliggende bestemmingsplan liggen geen geluidgevoelige bestemmingen. Wel grenst voorliggend plangebied aan de woonbuurt Strijp R. Er waren binnen het plangebied ter plaatse van de Zwaanstraat en de Bezuidenhoutseweg 2 rijstroken aanwezig waar een maximum snelheid van 50 km per uur gold. Hiermee moest rekening worden gehouden bij de inrichting van de toekomstige woonbuurt Strijp R. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de herinrichting van beide straten mogelijk gemaakt waardoor de Bezuidenhoutseweg wordt ingericht tot fietsstraat. De Zwaanstraat wordt heringericht tot fietspad en ten dele als uitrit voor de woonbuurt Strijp R. Deze herinrichting betekent dat een maximumsnelheid van 30 km per uur gaat gelden voor de Bezuidenhoutseweg en de uitrit aan de Zwaanstraat.
4.2 Luchtkwaliteit
4.2.1 Wettelijk kader
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
4.2.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
- woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
- kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij
- minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
4.2.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
4.2.4 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen.
4.2.5 Planbeschrijving en toetsing
Het plan omvat de 2e fase van de Groene Corridor en betreft de herinrichting van een deel van de Zwaanstraat en de Bezuidenhoutseweg. Deze herinrichting bestaat vooral uit de omvorming van de rijweg tot een fietspad. Tussen de Bezuidenhoutseweg en rotonde Halvemaanstraat wordt de huidige rijbaan getransformeerd naar een 2-richtingen fietspad. Het huidige fietspad tussen de Bezuidenhoutseweg en de ontsluitingsweg van Strijp R komt te vervallen. Vanaf de ontsluitingsweg van Strijp R tot aan de rotonde Halvemaanstraat wordt een éénrichtingsstraat (uitgaand verkeer) mogelijk gemaakt op de locatie van het huidige fietspad. Hiermee wordt de in aanbouw zijnde woonbuurt Strijp R ontsloten.
Als gevolg van bovenstaande maatregel zal de intensiteit van het autoverkeer op de Bezuidenhoutseweg drastisch afnemen. Daarom wordt de huidige rijbaan van de Bezuidenhoutseweg getransformeerd tot een fietsstraat. De garages van de woningen aan de Bezuidenhoutseweg blijven bereikbaar zoals momenteel het geval is. Het huidige fietspad wordt omgevormd naar een voetpad.
Conclusie
Aangezien het plan zorgt voor een verbetering van de luchtkwaliteit ter plaatse wordt voldaan aan de “Wet luchtkwaliteit". Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
4.3 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Door onderhavig bestemmingsplan kunnen de Zwaanstraat en Bezuidenhoutseweg worden heringericht waardoor beide straten autoluw gemaakt kunnen worden. In het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of mogelijk.
4.3.1 Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing. Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Het plangebied
Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.
Inrichtingen
Nabij het plangebied, op het bedrijventerrein Strijp T, is een bedrijf (Draka B.V./Optical B.V) gevestigd dat wordt aangemerkt als risicovol bedrijf op grond van de criteria die de gemeente Eindhoven hanteert. De PR 10-6 contour van dit bedrijf blijft binnen de grenzen van de inrichting. Het invloedsgebied van dit bedrijf ligt wel over het plangebied (zie onderstaande kaart).
De rode cirkels geven het invloedsgebied weer van de risicovolle bedrijven. (Bron geofundament d.d. mei 2016)
Transport
Vanwege de herinrichting van de Zwaanstraat moeten de bedrijven op Strijp T op andere wijze dan voorheen worden ontsloten. De ontsluiting zal geschieden via de zijde van het spoor. Het verkeer rijdt dan via de Achtseweg Zuid en de Ring (Beukenlaan) naar de Rijksweg A2/A58.
De Zwaanstraat was voor de herinrichting niet bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarvoor waren andere routes bestemd. Dit sloot echter niet uit dat er vrachtwagens met gevaarlijke stoffen over de Zwaanstraat reden. Dit regelmatige gebruik had geen invloed op de externe veiligheidsituatie.
Op ca. 330 meter vanaf de Zwaanstraat en ca. 40 meter vanaf het begin van de Bezuidenhoutseweg (grens onderhavig plangebied) ligt de spoorlijn Tilburg-Eindhoven. Dit deel van het spoor is opgenomen in het Basisnet. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor het spoor geldt een plaatsgebonden risico van 5 meter vanaf het hart van de spoorlijn. Binnen deze afstand mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde binnen deze afstand. Verder geldt er een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Binnen deze afstand gelden bouwkundige maatregelen voor gebouwen. Daarnaast heeft de spoorlijn een invloedsgebied van 200 meter. Binnen dit gebied moet bij ruimtelijke besluiten waarin kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden bestemd het groepsrisico te worden verantwoord. Een weg is zowel niet kwetsbaar als beperkt kwetsbaar. Het groepsrisico hoeft niet te worden verantwoord.
Afbeelding van de veiligheidszone (donkergrijs), het plasbrandaandachtsgebied (lichter grijs) en het invloedsgebied (lichtste grijs) van de spoorlijn Tilburg-Eindhoven.(Bron geofundament d.d. mei 2016)
Buisleidingen
Op 18 meter van het plangebied, onder de Achtseweg Zuid, ligt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding Z-519-01 (323,9 mm en 40 bar) (zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding van het invloedsgebied (paars) van de buisleiding en het gasdrukregel- en meetstation (zwart gestreepte cirkel).(Bron geofundament d.d. mei 2016)
Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) moet het plaatsgebonden risico voor de buisleiding worden berekend met het rekenprogramma "Carola".
Door SRE Milieudienst is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) (SRE Milieudienst, nr. 504153, d.d. 1 februari 2012) opgesteld voor de ondergrondse hogedruk aardgastransport- leidingen. Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) op de leidingen liggen. Hierdoor zou volgens het nieuwe beleid op de leidingen kunnen worden gebouwd. Er blijft echter een belemmeringenstrook van 4 meter gelden (aan weerszijden van de leiding). Onderhavig plangebied ligt buiten deze belemmeringenstroken.
Groepsrisico
Omdat onderhavig plan geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt is de verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde.
Gasdrukregel- en meetstations
Nabij het plangebied, op het bedrijventerrein Strijp T, ligt een gasdrukregel- en meetstation (zie bovenstaande afbeelding). Volgens het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) gelden hiervoor veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Deze veiligheidsafstanden liggen niet binnen onderhavig plangebied.
4.3.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid
De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van het spoor) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.
Door onderhavig bestemmingsplan kunnen de Zwaanstraat en Bezuidenhoutseweg worden heringericht waardoor beide straten autoluw gemaakt kunnen worden. In het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of mogelijk. Bij het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan door de gemeenteraad hoeft het groepsrisico niet te worden verantwoord omdat het bestemmingsplan geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt.
4.3.3 Conclusie
Externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.
4.4 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente Eindhoven op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Het streven is van Eindhoven een duurzame stad te maken:
- een stad waarin het prettig wonen, werken en recreëren is nu en in de toekomst;
- een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen;
- een stad waar de lucht, de bodem en het water schoon zijn, waar het veilig is, waar goed onderwijs is, waar de natuur gezond en divers is en waar voor iedereen de levensbehoeften verkrijgbaar zijn. Nu en in de toekomst.
Om te zorgen dat iedereen daarbij een gedeelde taal spreekt, gebruikt de gemeente Eindhoven de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven.
Plangebied bestemmingsplan
De herinrichting van de Zwaanstraat en Bezuidenhoutseweg die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt, bestaat vooral uit de omvorming van de rijweg tot een fietspad. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan doelstellingen op het gebied van duurzame mobiliteit.
Verder is in dit plan in het kader van duurzaamheid vooral het aspect circulaire economie van belang. Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.
Bij de uitwerking en uitvoering van de plannen is aandacht voor dit aspect van groot belang.
4.5 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.
Op diverse locaties in en rondom de Zwaanstraat zijn verontreinigingen aangetroffen (zie onderstaande kaart). De grondverontreinigingen op Strijp R worden tijdens de herontwikkeling van het terrein aangepakt. De grondwaterverontreinigingen op Strijp T en R worden met een bodemenergiesysteem beheerst, zodat er geen verder verspreiding buiten de terreinen optreed. In de Zwaanstraat is een asbest verontreiniging in de grond aanwezig. Deze verontreiniging wordt tijdens de reconstructie van de Zwaanstraat aangepakt.
4.6 Natuur
Natuur
Direct grenzend aan het plangebied, ten noordwesten van de Bezuidenhoutseweg, ligt het Philips De Jongh wandelpark dat valt onder het Natuur Netwerk Brabant-ehs (voorheen ecologische hoofdstructuur (EHS) genoemd). In de Verordening Ruimte 2014 zijn daarvoor de natuurbeheertypen 'droog bos met productie' (N 16.01) aangewezen (Provincie Noord-Brabant, 2014).
De verordening van de provincie stelt regels voor gronden die buiten de NNB-ehs liggen maar die leiden tot een aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van de NNB-ehs. In die situaties moeten de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd overeenkomstig de compensatieregels van de verordening. Zoals reeds vermeld in paragraaf 3.3.2 (Themakaart natuur en landschap) zal de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt niet leiden tot een aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van de NNB-ehs.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet biedt het juridische kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan de aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. In het kader van de herinrichting van de Zwaanstraat is een Quickscan Natuur uitgevoerd ("Quickscan Natuur Zwaanstraat Eindhoven", ref.nr. 204391, d.d. 20 juni 2014, Cobra ecoadviseurs BV, Bijlage 3 bij deze toelichting). Uit dit rapport blijkt dat voor de herinrichting van de Zwaanstraat geen ontheffing Flora- en faunawet nodig is. Voor de wijziging van de plangrens ter plaatse van de Zwaanstraat, tussen de ontsluiting van Strijp R tot aan de rotonde Halvemaanstraat, in de zuidwestelijke richting is een aanvullende quickscan Natuur uitgevoerd ("Quickscan Natuur Zwaanstraat Eindhoven", ref.nr. 300383, d.d. 7 juli 2016, Cobra ecoadviseurs BV, Bijlage 4 bij deze toelichting). Uit dit rapport blijkt dat ook geen ontheffing Flora- en faunawet nodig is indien ter plaatse van de gewijzigde plangrens een in- en uitrit wordt gerealiseerd voor Strijp R.
In het kader van de herinrichting van de Bezuidenhoutseweg is een BEA (bomeneffectanalyse) uitgevoerd (“Bomeneffectanalyse Zwaanstraat/Bezuidenhoutseweg Eindhoven”, ref.nr. 272730, d.d. 2 februari 2016, Cobra boomadviseurs BV, Bijlage 1 bij deze toelichting). Hieruit blijkt dat in de bomen aan de Bezuidenhoutseweg geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen zijn gevonden. Voor de andere soortgroepen geldt in principe dezelfde situatie en dezelfde adviezen als in de hierboven genoemde Quickscan Natuur. Hieruit volgt dat ook voor de herinrichting Bezuidenhoutseweg geen ontheffing Flora- en faunawet nodig is.
Zorgplicht
Op alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten, ongeacht of deze beschermd of vrijgesteld zijn of als een ontheffing is verkregen, is de zorgplicht van toepassing. De zorgplicht verplicht iedereen om voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Handelingen met nadelige gevolgen moeten zoveel mogelijk achterwege gelaten worden of er moeten maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen te voorkomen of beperken.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moeten voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Beleid
5.2.1 Rijksbeleid
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
Nationaal Waterplan 2016 - 2021
Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.
5.2.2 Provinciaal beleid
Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.
Wettelijke taken
De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Integrale en gezamenlijke aanpak
Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.
Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.
De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.
5.2.3 Beleid Waterschap
Waterbeheerplan 'Waardevol Water'
Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan “Waardevol Water” vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.
Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.
- Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
- De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
- Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeën van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
- Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.
Keur Waterschap De Dommel 2015
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
Hydrologisch neutraal bouwen
Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.
Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.
Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geïnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.
Waterschap De Dommel heeft in december 2009 het Waterbeheerplan 2010-2015 "Krachtig Water" vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Het waterschap geeft in dit plan binnen haar kerntaken prioriteit aan het voorkomen van wateroverlast én het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Andere thema's van het waterbeheersplan zijn:
- aanleg van gestuurde waterbergingsgebieden;
- afstemming inrichting en het beheer van watergangen op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan;
- samenwerking met gemeenten in de waterketen;
- aanpak vervuilde waterbodems in samenhang met beekherstel;
- ruimte bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
5.2.4 Gemeentelijk beleid
Gemeentelijk Rioleringsplan (2015 - 2018)
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van het afval- en oppervlakte- en grondwater. Het GRP bevat de geplande activiteiten gericht op het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.
Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
Momenteel is het plangebied deels onverhard, op diverse wegen, voet- en fietspaden na. De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. In het gebied variëren de grondwaterstanden in de omgeving tussen -1,60 en -3,3 m-mv. In de nabijheid van het plangebied ligt een gemengd en regenwater rioleringsstelsel. De weg in de Zwaanstraat is aangesloten op het regenwaterriool, de overige verharding binnen het plangebied loost op het gemengd stelsel of watert af in het groen.
5.3.1 Checklist watersysteem
Checklist Watersysteem | |
A-wateren binnen plangebied | Nee, De Groote Beek grenst aan het plangebied (noordwest) |
B-wateren binnen plangebied | Nee |
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? | Nee |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Nee |
Attentiegebied EHS | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Ja, zie milieuparagraaf |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee (tenzij toepassing grondverbetering) |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Het toekomstig plangebied zal gedeeltelijk verhard worden uitgevoerd. Tussen de Bezuidenhoutseweg en rotonde Halvemaanstraat wordt de huidige rijbaan van 5,75 meter breed getransformeerd naar een 2-richtingen fietspad van 4,5 meter breed. Het huidige fietspad tussen de Bezuidenhoutseweg en de ontsluitingsweg van Strijp R komt te vervallen. Vanaf de ontsluitingsweg van Strijp R tot aan de rotonde Halvemaanstraat wordt een éénrichtingsstraat (uitgaand verkeer) mogelijk gemaakt op de locatie van het huidige fietspad. Hiermee wordt de in aanbouw zijnde woonbuurt Strijp R ontsloten.
Als gevolg van bovenstaande maatregel zal de intensiteit van het autoverkeer op de Bezuidenhoutseweg drastisch afnemen. Daarom wordt de huidige rijbaan van de Bezuidenhoutseweg getransformeerd tot een fietsstraat van 4,70 meter met een aansluiting voor fietsers op de juiste zijden van de kruising Achtseweg Zuid. Het huidige fietspad wordt omgevormd naar een voetpad. Verder wordt langs de rijbaan van de Bezuidenhoutseweg het parkeren opgeheven en worden in de plaats daarvan parkeerkoffers gerealiseerd tussen de (nieuwe) fietsstraat en het (nieuwe) voetpad. Deze parkeervoorzieningen zijn bedoeld voor de bezoekers van het Philips de Jongh Wandelpark. Door deze herinrichting neemt de verharding binnen het plangebied met ca. 3.013 m2 af.
De nieuwe ontwikkeling zal haar hemelwater afwateren via het:
- Gemengde rioolstelsel gelegen in de Bezuidenhoutseweg. Hier komt de weg op één oor richting het groen te liggen. Een ondiepe goot met kolken (minder dan gebruikelijk) zorgt dat de first flush wordt afgevoerd naar het gemengd stelsel (Bezuidenhoutseweg is onderdeel van Strooiroete). Bij hevige regen kan het overige water afstromen naar het groen.
- Regenwaterriool gelegen in de Zwaanstraat. Het 2 richtingen fietspad watert af op het regenwaterriool. Dit is op gelijke wijze als de huidige rijbaan.
- De overige voet- en fietspaden wateren af in het groen.
Oppervlakten | Huidig m2 | Toekomstig m2 |
Daken | 0 | 0 |
Terrein verharding* | 8122 | 5109 |
Onverhard terrein* | 13753 | 16766 |
Totaal | 21875 | 21875 |
Overzicht huidige en toekomstige situatie verharding
*Voet- en fietspaden die afwateren in het groen zijn in zowel in de huidige als toekomstige situatie als onverhard terrein beschouwd.
Gevolgen voor/ door de waterhuishouding
Door realisatie van de ontwikkeling neemt binnen het plangebied het verhard oppervlak met ca 3.013 m2 af. Er hoeft daarom geen compensatie plaats te vinden.
Waterkwaliteit
Bij de inrichting, bouw en beheer fase worden zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan hemelwater moet tot een minimum beperkt worden. Ook een gifvrij beheer van de buitenruimte (weg- en groenbeheer) levert een belangrijke positieve bijdrage aan de waterkwaliteit en dient aandacht te krijgen bij het uitwerken van het beheersplan voor de herinrichting.
Afspraken
De volgende afspraken zijn gemaakt:
- De parkeerplaatsen ter plaatse van de parkeervoorzieningen Bezuidenhoutseweg worden voorzien van halfverharding;
- De fietsstraat in de Bezuidenhoutseweg watert met de first flush af op het gemengd stelsel. Bij hevige regenval kan het overige water afstromen naar het naastgelegen groen;
- Het fietspad in de Zwaanstraat watert af op het bestaande hemelwaterriool.
5.4.1 Advies / overleg Waterschap
In juni 2016 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van dit overleg is afgesproken dat het hemelwater afkomstig van de Zwaanstraat zal worden aangesloten op het bestaande regenwaterriool. Hemelwater afkomstig van de Bezuidenhoutseweg watert met de first flush af op het gemengd stelsel gelegen in de Bezuidenhoutseweg. Doordat er geen toename van het verhard oppervlak is wordt er door het waterschap geen compenserende maatregelen voor het verhard oppervlak verlangd. Op 9 juni 2016 heeft Waterschap de Dommel ingestemd met de maatregel en is het wateradvies afgedaan.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Zwaanstraat-Bezuidenhoutseweg (herinrichting)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
6.3 Verbeelding
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in de legenda. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar kunnen verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
DeInleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
InHoofdstuk 1wordt in Artikel 1 (Begrippen) een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.
In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
In Hoofdstuk 2 zijn de Bestemmingsregels opgenomen.
In Artikel 3 is de bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen.
Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden, zoals woonerven, fietsstraten en (fiets- en voet)paden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeervoorzieningen (voor het Philips De Jongh wandelpark) en voor de groenstroken die een onderdeel zijn van de (fiets)straatinrichting.
In Hoofdstuk 3 zijn de Algemene regels opgenomen, zoals de Anti-dubbeltelregel, de Algemene gebruiksregels en deAlgemene afwijkingsregels.
In Hoofdstuk 4 zijn de Overgangs- en slotregels,het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.
Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.
De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.
Handhavingsmodel
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:
- 1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
- 2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
- 3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
- 4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
- 5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
- 6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
- 7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.
Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.
Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:
- Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
- Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
- Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .
Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.
Duidelijke regels
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.)
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan niet voor.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin een 'bouwplan' mogelijk wordt gemaakt, moet de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vaststellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt voor welke 'bouwplannen' een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is geen 'bouwplan' als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Hierdoor hoeft geen exploitatieplan voor dit bestemmingsplan te worden vastgesteld.
De aan dit plan verbonden kosten worden gedekt door gebruikmaking van de provinciale subsidie 'Landschappen van Allure'.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 4 mei 2016. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met het Waterschap d.d. 9 juni 2016.
9.3 Inspraak- Overleg Met Omwonenden En Belanghebbenden
Tijdens de planvorming rondom de Zwaanstraat zijn afspraken gemaakt met diverse partijen (Brabants Landschap, Gemeente Oirschot, Defensie, IVN, Bedrijven Strijp-T, Bewoners omgeving Zwaanstraat zoals Drents Dorp, Strijp R (incl. Projectontwikkelaar Strijp R, Amvest). Tevens zijn er verschillende informatie- en overlegbijeenkomsten over deze planvorming geweest. Deze plannen zijn ook voorgelegd aan TGE. TGE heeft hier positief op gereageerd.
• 10 juni 2015: Er heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor bewoners tijdens welke het voorlopig ontwerp is gepresenteerd.
• 7 januari 2016: Ontwerp-Verkeersbesluit ligt ter inzage (inspraaktermijn 6 weken).
• 13 januari 2016: Er heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor bewoners tijdens welke het definitief ontwerp is gepresenteerd.
• Tijdens de informatiebijeenkomsten voor bewoners was de algemene tendens positief ten opzichte van de plannen van de Groene Corridor, maar ze maken zich zorgen om de verkeersafwikkeling van Strijp R door de uitrit op de Zwaanstraat en de in- en uitrit op de Koenraadlaan. Men wenst ook een inrit aan de Zwaanstraat.
• Petitie: Op woensdag 27 januari 2016 is er een aanvraag voor een petitie bij de griffie binnengekomen. De initiatiefnemers zijn achterhaald en er heeft op 15 februari een overleg met hen plaats gevonden. Na ontvangst van alle zienswijzen is bekeken hoe tegemoet gekomen kan worden aan de bedenkingen die de initiatiefnemers hebben.
• Strijp T: In de periode 2013-heden is intensief overleg gevoerd met de eigenaren en ondernemers van Strijp T over de afsluiting van de Oirschotsedijk en het vervolg, de afsluiting van de Zwaanstraat. In het kader van de herinrichting van de Oirschotsedijk is afgesproken dat vrachtverkeer wordt afgewikkeld via de ontsluitingen van Strijp T aan de Achtseweg Zuid. De afsluiting van de Zwaanstraat is geen probleem voor Strijp T.
Gelet op bovenstaande informatie- en overlegbijeenkomsten is er niet nogmaals samenspraak of inspraak gevoerd over dit plan conform de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008".
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken met ingang van donderdag 30 juni 2015 tot en met woensdag 10 augustus 2015 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Tijdens deze terinzagelegging is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken. De bekendmaking, dat het ontwerp bestemmingsplan voor zienswijzen ter inzage lag, is ook verzonden aan degene die een zienswijzen hebben verstuurd naar aanleiding van het ontwerpverkeersbesluit Zwaanstraat. Ook TGE, het Waterschap en Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven zijn geïnformeerd en hebben positief geadviseerd.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 29 juni 2015 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.bestemmingsplannen.eindhoven.nl en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn 2 zienswijzen ontvangen, waarvan één mondeling.
Bijlage 1 Bomeneffectanalyse Zwaanstraat/bezuidenhoutseweg
Bijlage 1 Bomeneffectanalyse Zwaanstraat/Bezuidenhoutseweg
Bijlage 2 Bomenonderzoek Zwaanstraat
Bijlage 2 Bomenonderzoek Zwaanstraat