KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein -1
Artikel 4 Bedrijventerrein -2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Kantoor
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 10 Waarde - Ecologie
Artikel 11 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Samenvatting
1.2 Aanleiding
1.3 Het Plangebied
1.4 Voorgaande Plannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historisch Perspectief
2.2 Stedenbouwkundige Structuur
2.3 Profiel Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Bedrijvigheid
3.6 Kantoren
3.7 Detailhandel
3.8 Horeca
3.9 Wonen
3.10 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.11 Verkeer En Parkeren
3.12 Groen
3.13 Sport En Recreatie
3.14 Maatschappelijke Voorzieningen
3.15 Prostitutie
3.16 Kabels, Leidingen En Straalpaden
3.17 Vrijwaringszone Rijksweg A2
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bodem
4.6 Duurzaamheid
4.7 Natuur
4.8 Gezondheid
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Beleid
5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Verbeelding
6.4 Planregels
Hoofdstuk 7 Handhaving
7.1 Algemeen
7.2 Handhaving Voorliggend Plan
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
9.3 Inspraak
9.4 Zienswijzen
9.5 Ambtshalve Aanpassingen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Legale Zelfstandige Kantoren
Bijlage 4 Legale Detailhandel
Bijlage 5 Legale Bedrijfswoningen
Bijlage 6 Besluit Externe Veiligheid
Bijlage 7 Regeling Externe Veiligheid
Bijlage 8 Regeling Provinciale Risicokaart
Bijlage 1 Gezondheidsonderzoek
Bijlage 2 Zone Industriegeluid
Bijlage 3 Adviezen Veiligheidsregio 2011-201
Bijlage 4 Definitief Advies Veiligheidsregio
Bijlage 5 Dekkingsplan Brandkranen
Bijlage 6 Risico-analyse Bestemmingsplan De Hurk-croy
Bijlage 7 Risico-analyse Avia
Bijlage 8 Risico-analyse Lpg Punt Limburglaan
Bijlage 9 Vooroverleg En Samenspraak 2013
Bijlage 10 Inventarisatie 2017

Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 19-12-2017 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80300-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan-huis-verbonden-beroep

een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.

Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft..

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast

een accommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurde kamers.

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.12 bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.

1.14 belemmeringenstrook

een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.

1.15 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  3. c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
  4. d. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. f. objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. g. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.16 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.17 bestaande situatie

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 café

horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.29 cafetaria/snackbar/afhaalservice

een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.30 coffeeshop

een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.

1.33 detaillhandel in dagelijkse goederen

detailhandel in levensmiddelen, supermarkt, dit zijn voedingsmiddelen, (alcohol)drank en tabaksproducten. Ook worden de(banket-) bakkers en toko’s die hun assortiment aan particulieren verkopen gerekend tot winkels in dagelijkse goederen.

1.34 detailhandel in niet dagelijkse goederen

detailhandel in duurzame artikelen, dit zijn drogisterijartikelen, kleding en schoeisel, elektrische apparaten, huishoudelijke-, doe-het-zelf- en vrijetijdsartikelen, sieraden en uurwerken, rijwielen en bromfietsen, boeken en planten.

1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.37 discotheek of dancing

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.39 evenementen

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met uitzondering van:

  1. a. bioscoopvoorstellingen;
  2. b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;
  3. c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
  4. d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
  5. e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoel in de Wet openbare manifestaties;
  6. f. sportwedstrijden, georganiseerd door een bij de NOC/NSF aangesloten of voor het college erkende instelling, die volgens door die instelling vastgestelde regels worden gehouden of gespeeld en worden gespeeld of gehouden in of op accommodaties waarover de organisator permanent de beschikking heeft;
  7. g. voetbalwedstrijden waarbij tenminste een betaald voetbalorganisatie is betrokken;
  8. h. een optocht, niet zijnde een betoging;
  9. i. op of aan de weg:
    1. 1. een vertoning voor het publiek geven, niet zijnde een betoging;
    2. 2. op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen;
    3. 3. een feest of wedstrijd te geven of te houden;
  10. j. ten behoeve van publiek optreden als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op of aan door de burgemeester aangewezen weg of gedeelten daarvan.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.42 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.43 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.45 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object

nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.

1.46 gevaarlijke stoffen

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.47 GR (groepsrisico)

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.48 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.49 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.50 hoofdgebouw

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.51 horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.52 hotel

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.53 internetwinkel

Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.

1.54 invloedsgebied

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.55 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.

1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).

1.57 koffie-/theehuis

een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.

1.58 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.59 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.60 kwetsbaar object

  1. a. woningen, niet zijnde:
    1. 1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
    2. 2. bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. sociale werkplaatsen, of;
    4. 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.

1.61 lijst van bedrijfsactiviteiten

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.62 lijst van horeca-activiteiten

lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels;

1.63 lunchroom

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.

1.64 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.65 Nota Parkeernormen 2016

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016.

1.66 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.67 onzelfstandige woonruimte

woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.68 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.69 pension

een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.70 perifere detailhandel

detailhandel in artikelen die een groot oppervlak nodig hebben in de volgende branches: auto's, boten, caravans (ABC-goederen), grove bouwmaterialen, bouwmarkten, keukens en sanitair, tuincentra en woninginrichting als geheel.

1.71 PR (plaatsgebonden risico)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.72 plasbrandaandachtsgebied

het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.

1.73 praktijklokaal

Een ruimte binnen een bedrijf waar beroepsonderwijs wordt gegeven gericht op het opdoen van praktijkervaring, waarbij de onderwijsfunctie gerelateerd is aan het type bedrijf en waar geen theorielessen worden gegeven.

1.74 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.75 prostitutiebedrijf

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.76 PR10-6/jaar contour

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.77 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan (zoals opgenomen in bijlage Regeling externeveiligheid van de regels).

1.78 regeling provinciale risicokaart

Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75. (zoals opgenomen in bijlage Regeling provinciale risicokaart van de regels).

1.79 registratiebesluit externe veiligheid

Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid)

1.80 restaurant

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.81 rijstrook

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.82 risicovolle inrichting

  1. 1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheidinrichtingen) (Besluit externe veiligheid van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Regeling externe veiligheid van de regels);
  2. 2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Regelingprovinciale risicokaart van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
  3. 3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. 4. inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.

1.83 showroom

een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.

1.84 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde uitsluitend ten behoeve van opslagdoeleinden.

1.85 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.86 tuincentrum

een kwekerij en/of een verkoopplaats waar artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel kan uitmaken ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie.

1.87 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.88 veiligheidszone

gebruiksruimte voor het vervoer = de maximale hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen die over een weg- of spoor(vak) mag rijden. Deze gebruiksruimte wordt uitgedrukt in een maximale hoeveelheid risico. Binnen een veiligheidzone zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

1.89 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.90 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.91 voorgevel

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.92 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.93 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.94 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.95 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.96 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.97 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.98 Wgh-inrichting

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 punt 1 sub 3 van Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit Omgevingsrecht (voorheen grote lawaaimakers) die in belangrijke mate geluidshinder kunnnen veroorzaken.

1.99 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.100 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens en/of bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein -1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bedrijventerrein -1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
    bedrijven uit de in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten vermelde categorieën ter plaatse van de aanduiding:
    1 tot en met 2 'bedrijf tot en met categorie 2'
    1 tot en met 3.1 'bedrijf tot en met categorie 3.1'
    Bestaande bedrijven in de categorie 1 en 2
    3.1
    3.2
    'bedrijf tot en met categorie 3.2'
    Bestaande bedrijven in de categorie 1 en 2
    3.1
    3.2
    4.1
    'bedrijf tot en met categorie 4.1'
    Bestaande bedrijven in de categorie 1 en 2
    3.1
    3.2
    4.1
    4.2
    'bedrijf tot en met categorie 4.2'
    Bestaande bedrijven in de categorie 1 en 2
    3.1
    3.2
    4.1
    4.2
    5.1
    'bedrijf tot en met categorie 5.1'
  2. b. in aanvulling op het bepaalde onder a., tevens voor bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven en activiteiten ter plaatse van de aanduiding:
    betonmortelcentrale behorend tot categorie 4.2 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 1
    veevoederfabriek behorend tot categorie 4.2 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 2
    laden- en lossen en overslag behorend tot categorie 5.2 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 3
    asfaltcentrale behorend tot categorie 4.2 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 4
    kunststof bewerken voor research zonder grootschalige productie behorend tot categorie 4.1 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 5
    recylebedrijf behorend tot categorie 4.2 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 6
    timmerfabriek (atelier en werkplaats) behorend tot categorie 3.2 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 7
    industriele lakspuiterij behorend tot categorie 3.1 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 8
    autoschadebedrijf behorend tot categorie 3.1 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 9
    autospuitinrichting behorend tot categorie 3.1 specifieke vorm van bedrijventerrein 1 - 10
  3. c. bedrijven in de categorie 1, mits groter dan 5000m2;
  4. d. Wgh-inrichtingen;
  5. e. risicovolle bedrijven ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone bevi-1;
  6. f. risicovolle bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' voor zover het betreft een bedrijf genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" in Bijlage 1 bij deze regels, onder SBI code 473.2 (benzineservicestations met LPG < 1000 m3/jr);
  7. g. bestaande zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Legale zelfstandige kantoren tot maximaal de bestaande brutovloeroppervlakte;
  8. h. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte onder de volgende voorwaarden:
  1. 1. minimaal 70% van de brutovloeroppervlakte moet gebruikt worden voor bedrijfsruimte en niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
  2. 2. ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone bevi-1 niet meer dan 1500m2 ondergeschikte kantoorruimte
  3. 3. voor reeds bestaande gebouwen waarvan de verhouding kantoorruimte en bedrijfsruimte afwijkt van het bepaalde onder 1, 2 en 3 mag de bestaande verhouding worden gehandhaafd.
  1. i. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  2. j. bestaande detailhandel uitsluitend ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Legale detailhandel tot maximaal de bestaande brutovloeroppervlakte uitsluitend in de aangegeven categorie/ vorm van detailhandel;
  3. k. detailhandel in grove bouwmaterialen;
  4. l. bestaande bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Bijlage 5 tot maximaal de bestaande brutovloeroppervlakte;
  5. m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is één horecavestiging toegelaten in de de horecafunctie 1a of 1b, zoals vermeld in "Bijlage 2 Lijst van horeca-activiteiten" ;
  6. n. praktijklokalen voor beroepsgericht onderwijs ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2' en 'bedrijf tot en met categorie 3.1'.
  7. o. ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' is één sportschool toegelaten.

met de daarbij behorende:

  1. p. erven en terreinen;
  2. q. parkeervoorzieningen;
  3. r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. s. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. t. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijventerrein -2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Bedrijventerrein -2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
    bedrijven uit de in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten vermelde categorieën ter plaatse van de aanduiding:
    1 tot en met 2 'bedrijf tot en met categorie 2'
    1 tot en met 3.1 'bedrijf tot en met categorie 3.1'
    Bestaande bedrijven in de categorie 1 en 2
    3.1
    3.2
    'bedrijf tot en met categorie 3.2'
    Bestaande bedrijven in de categorie 1 en 2
    3.1
    3.2
    4.1
    'bedrijf tot en met categorie 4.1'
  2. b. in aanvulling op het bepaalde onder a., tevens voor bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven en activiteiten ter plaatse van de aanduiding:
    drukkerij behorend tot categorie 3.1 specifieke vorm van bedrijventerrein 2- 1
    metaalbewerkingsbedrijf behorend tot categorie 3.2 specifieke vorm van bedrijventerrein 2 - 2
    fitnes, restaurant en zwembad specifieke vorm van bedrijventerrein 2 - 3
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 3' zijn ondersteunende functies voor bedrijven toegelaten in de vorm van fitnessruimte, restaurant en zwembad;
  4. d. bedrijven in de categorie 1, mits groter dan 5000m2;
  5. e. bestaande zelfstandige kantoren, uitsluitend ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Legale zelfstandige kantoren tot maximaal de bestaande brutovloeroppervlakte;
  6. f. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte onder de volgende voorwaarden:
  1. 1. minimaal 70% van de brutovloeroppervlakte moet gebruikt worden voor bedrijfsruimte en niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
  2. 2. voor reeds bestaande gebouwen waarvan de verhouding kantoorruimte en bedrijfsruimte afwijkt van het bepaalde onder 1 mag de bestaande verhouding worden gehandhaafd.
  3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein -2 -3' is 60% van het gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden toegelaten'.
  1. g. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  2. h. bestaande detailhandel uitsluitend ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Legale detailhandeltot maximaal de bestaande brutovloeroppervlakte uitsluitend in de aangegeven categorie/ vorm van detailhandel;
  3. i. detailhandel in grove bouwmaterialen;
  4. j. bestaande bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in Bijlage 5 tot maximaal de bestaande brutovloeroppervlakte.

met de daarbij behorende:

  1. k. erven en terreinen;
  2. l. parkeervoorzieningen;
  3. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. n. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met inachtneming van het volgende:

  1. p. risicovolle bedrijven, geluidzoneringsplichtinge inrichtingen , horeca en functies/voorzieningen voor verminderd zelfredzame personen zijn niet toegestaan.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bedrijfsdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  3. c. bedrijfsactiviteiten uitsluitend ten dienste van het vervoer over water uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
  4. d. sportieve en/of recreatieve doeleinden in de vorm van een kanovereniging, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1';
  5. e. sportieve en/of recreatieve doeleinden in de vorm van een waterscouting, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 2';
  6. f. bermen en beplanting;
  7. g. voet- en fietspaden en andere paden;
  8. h. vakwerkmast, antenne-installatie en de daarbij behorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  9. i. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  10. j. extensief recreatief medegebruik;
  11. k. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  12. l. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;

met daarbij behorende:

  1. m. verhardingen;
  2. n. parkeervoorzieningen;
  3. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals veegvuilputten.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'
  2. b. het gebruiken van de voorzieningen van de kanovereniging, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1' voor nachtverblijf;
  3. c. het gebruiken van de voorzieningen van de waterscouting, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 2' voor nachtverblijf;
  4. d. het gebruiken van de gronden van de oever van het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal ten behoeve van een tuin bij een ligplaats voor een woonschip. Dit gebruik is niet strijdig ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - persoonsgebonden overgangsrecht 2'.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Kantoor

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Kantoor´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van zelfstandige kantoren;

met de daarbij behorende:

  1. b. erven en terreinen;
  2. c. infrastructurele voorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  6. g. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  7. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, bestaande uit maximaal 4 rijstroken;
  2. b. bruggen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. water;
  7. g. bedrijfsdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  8. h. scheepvaartverkeer ter plaatse van de aanduiding 'waterweg', alsmede de overslag van goederen en/of grondstoffen met bijbehorende kades en aanlegplaatsen;

met daarbij behorende:

  1. i. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  2. j. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  3. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. oppervlaktewateren, zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. b. (recreatief) vaarwater;
  3. c. sportieve en/of recreatieve doeleinden in de vorm van een ligplaats voor een waterscouting, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 2';
  4. d. waterberging;
  5. e. waterhuishouding;
  6. f. waterlopen;
  7. g. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
  8. h. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
  9. i. scheepvaartverkeer ter plaatse van de aanduiding 'waterweg', alsmede de overslag van goederen en/of grondstoffen met bijbehorende kades en aanlegplaatsen

met de daarbij behorende:

  1. j. voorzieningen, met uitzondering van bruggen;
  2. k. voorzieningen voor het scheepvaartverkeer, oevers en kaden en aanlegsteigers;
  3. l. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een maximale hoogte van 4 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanleggen van woonschepen. Dit geldt niet ter plaatse van de aanduiding ''wro-zone - persoonsgebonden overgangsrecht 1';
  2. b. het gebruiken van de voorzieningen van de waterscouting, met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen ten dienste van deze doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 2' voor nachtverblijf;
  3. c. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, beheer en instandhouding van een ondergrondse 150 KV hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten behoeve van de ondergrondse hoogspanningsleiding, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten;
  2. b. voor de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, sub b, mits:

  1. a. de bouwregels in acht worden genomen van de op deze gronden liggende basisbestemming;
  2. b. de belangen en de veiligheid van de ondergrondse hoogspanningsleiding niet wordt geschaad. Indien door de bouw of de situering schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende hoogspanningsleiding is een afwijking van het bepaalde in lid 9.2, sub b, niet toegestaan;
  3. c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Ecologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de verwezenlijking, het behoud en beheer van een ecologische verbindingszone;
  2. b. de verwezenlijking, het behoud, beheer en herstel van watersystemen;

met daarbij behorende:

  1. c. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 en het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemmingen toestaan, mits daarmee geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het in ecologisch opzicht waardevolle gebied. Daarbij zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mits:

  1. a. dit in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming; en
  2. b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met de oprichting van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of,
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of,
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 milieuzone - boringsvrije zone

Binnen de aanduiding "milieuzone - boringsvrije zone" zijn onverminderd het elders in dit bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.

14.2 veiligheidszone - barim

14.3 Veiligheidszone bevi-1

14.4 Veiligheidszone - bevi 2

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi 2' gelden de volgende regels:

  1. a. er zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan;
  2. b. de PR10-6/jaar contour van een risicovol bedrijf mag buiten de eigen bouwperceelsgrenzen liggen, mits de PR10-6/jaar contour buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt over water, infrastructuur of openbaar groen of de PR10-6/jaar contour buiten de eigen perceelsgrenzen ligt ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi 2'

14.5 veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegestaan.

14.6 vrijwaringszone weg

Ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone weg is het niet toegelaten om bebouwing op te richten.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
  4. d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 20 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
  5. e. de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Parkeereis

  1. a. Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de Nota Parkeernormen 2016.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a, mag getoetst worden aan nieuwe dan wel gewijzigde parkeernormen, als deze in werking zijn getreden en leiden tot een lagere parkeernorm.

16.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 indien:

  1. a. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. b. het voldoen aan de in lid 16.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 16.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken

burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.8 Overgangsrecht woonschepen

Het gebruik van het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal (bestemming 'Water') ten behoeve van een ligplaats voor een woonschip mag, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - persoonsgebonden overgangsrecht 1' én voorzover de ligplaats is vermeld in onderstaande tabel, worden voortgezet

Lig- plaatsnummer Locatie (adres)
2 Waldeck Pyrmontstraat 2
4 Waldeck Pyrmontstraat 4
8 Waldeck Pyrmontstraat 8
10 Waldeck Pyrmontstraat 10
12 Waldeck Pyrmontstraat 12
14 Waldeck Pyrmontstraat 14
18 Waldeck Pyrmontstraat 18
20 Waldeck Pyrmontstraat 20
22 Waldeck Pyrmontstraat 22
24 Waldeck Pyrmontstraat 24
28 Waldeck Pyrmontstraat 28
30 Waldeck Pyrmontstraat 30
32 Waldeck Pyrmontstraat 32

met dien verstande dat:

  1. a. het gebruik als ligplaats voor een woonschip moet worden beëindigd op het moment dat alle huidige bewoners van het woonschip het gebruik daarvan hebben beëindigd. Onder huidige bewoners wordt in dit kader verstaan: de huurder/huurster van de ligplaats, de partner van deze huurder/huurster. De partner van deze huurder/huurster wordt aangemerkt als huidige bewoner voor zover die partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op dat adres op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Onder de partner van de huurder/huurster wordt in dit kader verstaan: degene die getrouwd is met en/of een samenlevingscontract heeft met en/of geregistreerd partner is van de huurder/huurster.
  2. b. in aanvulling op het bepaalde op sub a geldt voor de locaties Waldeck Pyrmontstraat 28 en Waldeck Pyrmontstraat 32 dat onder huidige bewoners tevens wordt verstaan: een kind van deze huurder/huurster of partner. Een kind van deze huurder/huurster wordt aangemerkt als huidige bewoner voor zover dit kind op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op dat adres. Een kind van de partner van de huurder/huurster, voor zover deze partner is aan te merken als huidige bewoner, wordt aangemerkt als huidige bewoner voor zover dit kind op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op dat adres.
  3. c. als strijdig met het overgangsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van het woonschip voor prostitutie en seksinrichting, horeca, detailhandel en andere bedrijfsmatige activiteiten.

17.9 Overgangsrecht tuinen bij woonschepen

Het gebruik van de oever van het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal ter plaatse van de bestemming 'Groen' ten behoeve van een tuin bij een ligplaats voor een woonschip mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - persoonsgebonden overgangsrecht 2' én voorzover de bij de tuin behorende ligplaats is vermeld in onderstaande tabel, worden voortgezet

Ligplaats nummer Locatie (adres)
2 Waldeck Pyrmontstraat 2
4 Waldeck Pyrmontstraat 4
8 Waldeck Pyrmontstraat 8
10 Waldeck Pyrmontstraat 10
12 Waldeck Pyrmontstraat 12
14 Waldeck Pyrmontstraat 14
18 Waldeck Pyrmontstraat 18
20 Waldeck Pyrmontstraat 20
22 Waldeck Pyrmontstraat 22
24 Waldeck Pyrmontstraat 24
28 Waldeck Pyrmontstraat 28
30 Waldeck Pyrmontstraat 30
32 Waldeck Pyrmontstraat 32

met dien verstande dat:

  1. a. het gebruik als tuin bij een ligplaats voor een woonschip moet worden beëindigd op het moment dat alle huidige bewoners van het woonschip het gebruik van het woonschip hebben beëindigd. Onder huidige bewoners wordt in dit kader verstaan: de huurder/huurster van de ligplaats en de partner van deze huurder/huurster. De partner van deze huurder/huurster wordt aangemerkt als huidige bewoner voor zover die partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op dat adres op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Onder de partner van de huurder/huurster wordt in dit kader verstaan: degene die getrouwd is met en/of een samenlevingscontract heeft met en/of geregistreerd partner is van de huurder/huurster.
  2. b. in aanvulling op het bepaalde op sub a geldt voor de locaties Waldeck Pyrmontstraat 28 en Waldeck Pyrmontstraat 32 dat onder huidige bewoners tevens wordt verstaan: een kind van deze huurder/huurster of partner. Een kind van deze huurder/huurster wordt aangemerkt als huidige bewoner voor zover dit kind op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op dat adres. Een kind van de partner van de huurder/huurster, voor zover deze partner is aan te merken als huidige bewoner, wordt aangemerkt als huidige bewoner voor zover dit kind op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op dat adres.
  3. c. bouwwerken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - persoonsgebonden overgangsrecht 2' worden gebouwd;
  4. d. de maximale bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt 4 meter;
  5. e. als strijdig met het overgangsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de tuin bij het woonschip voor horeca, detailhandel en andere bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

1.1.1 Voorgeschiedenis 2011-2015

Het actualiseringsplan voor De Hurk-Croy kent een lange doorlooptijd. Er is gestart met voorbereiden van het bestemmingsplan in 2008. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in 2012 de inspraak en het vooroverleg doorlopen. Begin 2014 is het plan ter vaststelling aan de gemeenteraad verzonden. Het plan is besproken in de commissie Ruimte en Vastgoed, maar is niet vastgesteld. Ook in 2015 is het bestemmingsplan aangehouden door de raad en niet vastgesteld. De belangrijkste knelpunten waren:

  1. 1. de regeling voor Koopcentrum De Hurk;
  2. 2. flexibiliteit voor andere functies dan de industriefunctie;
  3. 3. de positie van de woonbootbewoners op het bedrijventerrein.

1.1.2 Herzien economisch beleid en Nota van Uitgangspunten 2016

In 2015/ 2016 is veel beleid op het gebied van economische zaken geactualiseerd: notitie zware bedrijvigheid, bedrijvennota, detailhandelsnota en horecanota zijn vastgesteld. Dit nieuwe beleid is opgenomen in de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan bedrijventerrein De Hurk-Croy.

De volgende uitgangspunten zijn besproken in de commissie ten aanzien van de eerdere gesignaleerde knelpunten:

  1. 1. Ten aanzien van het koopcentrum de Hurk is afgesproken dat bestaande detailhandel mag blijven, maar dat bij vertrek of een zelfde soort detailhandel terugkomt of dat een 'beter bij het bedrijventerrein passende vorm van detailhandel' terug komt.
  2. 2. Flexibiliteit voor andere functies is alleen mogelijk aan de randen van het bedrijventerrein, het bedrijfsovergangsgebied. Flexibiliteit voor de bedrijven kan worden verbeterd door milieuzonering op perceelsniveau toe te passen.
  3. 3. Voor de woonbootbewoners is een specifieke regeling opgenomen, namelijk het persoonsgebonden overgangsrecht is hiervoor van toepassing.

1.1.3 Ontwerpbestemmingsplan De Hurk-Croy 2017

De Nota van Uitgangspunten 2016 is leidend geweest voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er gekeken of het mogelijk is het bestemmingsplan eenvoudiger en globaler van opzet te maken.

Het gehele bedrijventerrein is opnieuw geïnventariseerd voor wat betreft de aanwezige functies. Dit is gedaan aan de hand van gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie (BAG), gegevens Kamer van Koophandel en bezoek ter plaatse. Hiervan is een lijst gemaakt, zodat duidelijk is welke functies feitelijk op dit moment aanwezig zijn- ook in verband met de bestaande rechten.

Voor functies die niet passen binnen de bestemming Bedrijventerrein, zoals detailhandel, zelfstandige kantoren of wonen, maar die wel vergund zijn, zijn lijsten opgesteld van bestaande legale functies. Deze lijsten zijn opgenomen in de bijlagen bij de regels van het bestemmingsplan.

  1. 1. Detailhandel en koopcentrum De Hurk

De bestaande detailhandel is in de bestaande branche/ categorie toegelaten als sprake is van legale (vergunde) detailhandel. Detailhandel in grove bouwmaterialen is overal toegelaten overeenkomstig het nieuwe detailhandelsbeleid. Ook de bestaande legale detailhandel is in een bijlage gezet. Bij detailhandel is een regeling voor opgenomen om legale (vergunde) detailhandel toe te voegen. In deze regeling voor detailhandel is ook opgenomen dat bij vertrek van detailhandel in dagelijkse goederen hiervoor in de plaats detailhandel in niet dagelijkse goederen mag komen en dat bij vertrek niet-dagelijkse detailhandel er perifere detailhandel voor in de plaats mag komen. Indien sprake is van langdurige leegstand is de mogelijkheid opgenomen om de detailhandel te verwijderen van de lijst.

  1. 2. Flexibiliteit functies en Milieuzonering

De milieuzonering is aangepast ten opzichte van het vorige bestemminsplan. De zonering is afgerond op perceelsniveau. Hierdoor is de verbeelding (plankaart) eenvoudiger van opzet geworden. En ook eenvoudiger per perceel te toetsen. Bij het toedelen van een milieucategorie is ook gekeken naar de feitelijke en vergunde situatie. Indien een bedrijf gedeeltelijk in categorie 3.1 viel en gedeeltelijk in 3.2. en het bedrijf is feitelijk een bedrijf in categorie 3.2 betreft en het is qua milieuhinder aanvaardbaar, dan is aan het bedrijf de aanduiding bedrijf in de categorie 3.2 toegekend. Op deze manier zijn er minder uitzonderingen van de zonering gemaakt in vergelijking met het vorige bestemmingsplan.

Binnen de milieuzonering zijn bedrijven in de categorie 1 verruimd toegelaten, namelijk tot en met de zone waarin categorie 3.1 is toegelaten. Op deze manier is vorm gegeven aan het bedrijfsovergangsgebied. Ook zijn in deze zone praktijklokalen voor onderwijs toegelaten.

De bestaande legale kantoren zijn niet op de verbeelding gezet, maar op een lijst van de bijlagen van de regels per adres. Aan de regels is een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd om legale kantoren eventueel toe te voegen aan de lijst. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verwijderen leegstaande kantoren uit de lijst.

  1. 3. Woonboten en bedrijfswoningen

Voor de woonboten is persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor de huidige bewoners en hun partners. Er zijn twee woonboten, waarbij sprake is van inwonende kinderen. Voor deze twee woonboten is een extra uitzondering gemaakt om ook de kinderen onder het persoonsgebonden overgangsrecht te brengen.

Er is gekozen voor persoonsgebonden overgangsrecht, omdat sprake is van een geluidgezoneerd bedrijventerrein, waar tevens risicovolle bedrijven zijn toegelaten en bedrijven in een hoge milieucategorie (tot en met categorie 5.1). Een dergelijke omgeving is geen goed woon- en leefklimaat. Daarnaast is het het enige bedrijventerrein in Eindhoven waar zware bedrijvigheid is toegelaten. Het is ook niet gewenst dat de woonboten de bedrijfsvoering van zware bedrijven gaan beperken.

De bestaande legale bedrijfswoningen staan op een lijst van de bijlagen van de regels per adres genoemd, waarbij een vergelijkbare regeling is opgenomen als voor zelfstandige kantoren.

1.2 Aanleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen actueel zijn, dat wil zeggen niet ouder dan 10 jaar. Het huidige bestemmingsplan "De Hurk 1988" voor het bedrijventerrein De Hurk dateert uit begin jaren negentig en is meer dan 10 jaar oud. Om die reden is dit actualisatiebestemmingsplan opgesteld.

Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.3 Het Plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in het zuidwestelijk deel van het stedelijk gebied van Eindhoven. Het plangebied wordt grofweg begrensd door de Zeelsterstraat (noordzijde), snelweg A2/randweg N2 (westzijde), de Limburglaan aan de oostzijde, groenzone aan de zuidzijde van de Beemdstraat en Dillenburgstraat (zuidoostzijde) en de Karel De Grotelaan (zuidwestzijde).

Het plangebied omvat de bestaande bedrijventerreinen De Hurk en Croy.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0001.jpg"Figuur plangebied

1.4 Voorgaande Plannen

Het voorliggende bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017" vervangt grotendeels het bestemmingsplan "De Hurk 1988". Dat bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 januari 1991 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 29 augustus 1991.

Het plan "Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017" vervangt ter plaatse van Croy een gedeelte van het bestemmingsplan "Gestelse Ontginning 1993". Dat bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 29 augustus 1994 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 maart 1995.

Verder vervangt het plan "Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017" de volgende kleinere bestemmingsplannen:

  • "I Zeelsterstraat A", vastgesteld 30 september 1985 en goedgekeurd 06 juni 1986
  • "Zeelsterstraat B", vastgesteld 30 maart 1987 en goedgekeurd 28 juli 1987
  • "I Zeelsterstraat B", vastgesteld 22 mei 1995 en goedgekeurd 15 augustus 1995
  • "Reconstructie Poot van Metz / Noord - Brabantlaan", vastgesteld 28 januari 1991 en goedgekeurd 05 september 1991
  • "1e Wijziging I Reconstructie Poot van Metz/ Noord - Brabantlaan", vastgesteld 30 januari 1996 en goedgekeurd 25 april 1996
  • "Uitbreiding AH Limburglaan", vastgesteld 2 juni 2003 en goedgekeurd 24 september 2003
  • "I Gestelse Ontginning 1993 (Croy 25)", vastgesteld 6 november 2012.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Historisch Perspectief

De naam 'De Hurk' betekent eigenlijk 'afgelegen hoek'. Dit verwijst naar de tijd waarin het gebied voornamelijk bestond uit uitgestrekte heidevelden met kleine vennen, kleine natuurlijke bosjes, stuifduinen, afgelegen boerderijen en enkele gehuchten. De gehuchten zijn rond 1920 door Eindhoven geannexeerd.

De ontwikkeling van het terrein begon aan het eind van de jaren '50, waarbij de industriële bedrijvigheid zich vooral concentreerde aan de kop van het Beatrixkanaal. Dit kanaal is in de jaren '30 als werkverschaffingsproject gegraven. Door de aanleg van rijkswegen rond het terrein in de zestiger en zeventiger jaren werd aansluiting op de nationale infrastructuur gerealiseerd. Hierna groeide De Hurk in de volgende decennia uit tot het grootste bedrijventerrein van Eindhoven. Op De Hurk hebben ruim 560 (1e kwartaal 2011) bedrijven een vestiging, die tezamen zorgen voor circa 15.000 arbeidsplaatsen. Hiermee draagt het voor 10% bij aan de totale werkgelegenheid in Eindhoven.

2.2 Stedenbouwkundige Structuur

2.2.1 Opbouw

De hoofdstuctuur van bedrijventerrein De Hurk-Croy bestaat uit een drietal voornamelijk oost-west georiënteerde straten, te weten de Hastelweg, de Hurksestraat en de Meerenakkerweg-Beemdstraat. Deze straten worden op onthogonale wijze met elkaar verbonden door de noord-zuid georiënteerde Dillenburgstraat, welke centraal in het plangebied ligt.

Het Beatrixkanaal, dat parallel ligt aan de Hurksestraat, is zowel een belangrijk structurerend als scheidend element. Het kanaal kan binnen het plangebied alleen via de Dillenburgstraat en aan de randen via de Noord-Brabantlaan en de Beemdstraat worden overgestoken.

Hoewel het Beatrixkanaal een belangrijke factor was in de ontwikkeling van het bedrijventerrein, hebben veel bedrijven geen relatie met dit kanaal. Zo ligt er aan de noordelijke zijde van het kanaal een brede groenstrook en wordt zuidzijde begeleidt door bomen. Aan de noordzijde van de kop van het Beatrixkanaal wordt door een aantal bedrijven wel gebruik gemaakt van transport over het kanaal. In het zuidoostelijk deel van het (Afwaterings)kanaal ligt een 13-tal woonschepen en een boot van de waterscouting.

Over het algemeen bestaat de bebouwing op De Hurk-Croy uit een mix van bedrijfsbebouwing met een diversiteit aan maat, schaal en uitstraling. Hierbinnen is geen strikte segmentering aan te geven. Wel onderscheiden verschillende delen van het bedrijventerrein zich van dit algemene beeld. De bebouwing aan de noordzijde van de Hastelweg bestaat uit overwegend kleinschalige bedrijfsbebouwing met een beperkte bouwhoogte en een diverse verschijningsvorm. De zone langs het kanaal is grootschaliger van opzet en heeft, met name bij de kop van het kanaal een industrieel karakter. Aan de Limburglaan presenteert De Hurk zich met een meer kantoorachtige uitstraling. Dit is ook het geval aan de Beemdstraat en aansluitend een gedeelte van de Meerenakkerweg. De zone langs de Randweg/A2 bestaat uit een mix van overwegend grootschalige bedrijfsbebouwing en kantorengebouwen, waarvan enkele tot hoogbouw gerekend kunnen worden.

2.2.2 Bouwvlakken

Op bedrijventerrein De Hurk - Croy gelden geen specifieke eisen ten aanzien van beeldkwaliteit en stedenbouwkundig ordeningsprincipe. Een belangrijk uitgangspunt bij bedrijventerreinen is efficiënt ruimtegebruik en flexibiliteit ten behoeve van een goede bedrijfsvoering. Het is dus van belang dat het bouwvlak hiervoor zo min mogelijk restricties geeft. Wel is er een aantal basale, generieke eisen te stellen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Zo is bijvoorbeeld in de regels bepaald dat erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied transparant moeten zijn. Laatstgenoemde regel geldt niet als in de bestaande situatie al sprake is van een niet transparante erf- of terreinafscheiding.

Het verhogen van de representativiteit van zowel de openbare ruimte als de bedrijfsterreinen en -gebouwen is een doelstelling uit het Masterplan De Hurk. Hiervoor is een voorgevelrooilijn c.q grens van het bouwvlak op 5 meter van de openbare ruimte als minimum zeer wenselijk. Dit ten behoeve van een representatief voorterrein, overzichtelijkheid, ruimte voor laanbeplanting (kroonprojecties) en een goede relatie tussen bebouwing en de openbare ruimte. Daar waar de bestaande bebouwing korter op de openbare ruimte staat volgt de voorgevelrooilijn (het bouwvlak) de contour van de bestaande bebouwing. Indien er sprake is van een duidelijke voorgevelrooilijn in een reeks gebouwen vormt deze de basis van de voorgevelrooilijn.

De A2, de Limburglaan, de Meerenakkerweg en de Beemdstraat hebben een grote betekenis op stedelijk niveau. Tezamen met de Hastelweg, de Hurksestraat en de Dillenburgstraat vormen zij tevens de ruimtelijke hoofdstructuur van het bedrijventerrein. Dit is aanleiding om hier meer nadruk te leggen op het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. De bestaande maat van het straatprofiel (de ruimte tussen de gebouwen aan weerzijden van de weg) is hier bepalend voor de voorgevellijn. Bij de Hastelweg, Hurksestraat en de Dillenburgstraat is de maat van het straatprofiel echter passend bij de standaardmaat van 5 meter.

De percelen aan de Beemdstraat 15 t/m 25 (oneven) zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten, maar ruimtelijk voegt deze bebouwing zich in de reeks van gebouwen (Beemdstraat 1 - 25) tussen de Beemdstraat en de Gender/Severijnpark waarbij het groen rond de Gender duidelijk ervaarbaar is vanaf de Beemdstraat. De gebouwen zijn binnen de groene ruimte van het Severijnpark gerealiseerd, dus als het ware toegevoegd met behoud van een uitgesproken groen karakter. Dit groene imago geeft deze gebouwen een bijzondere kwaliteit en versterkt de groenstructuur van het park (als 'stad groen beeldbepalend', Groenbeleidsplan). Deze ruimtelijke relatie en daarmee tevens de groene setting van de betreffende panden dient te worden behouden. Daarom zijn de bestaande panden aan de Beemdstraat 15 t/m 25 (oneven) op dezelfde manier als de zelfstandige kantoren aan de Beemdstraat 1 t/m 13 (oneven) bestemd.

Zelfstandige kantoren worden in principe specifiek en conserverend bestemd (in lijn met de overige actualisatieplannen). Hierbij is het grondvlak van de bestaande hoofdmassa dus bepalend voor het bouwvlak.

2.3 Profiel Bedrijventerrein

Bedrijventerrein De Hurk is een bestaand gemengd bedrijventerrein in Eindhoven, dat nagenoeg ingevuld is. Het ligt tussen de snelweg A2 (Poot van Metz) en de Eindhovense Ringweg (Limburglaan). Het gebied valt onder de stadsdelen Gestel en Strijp. De Hurk is een buurt in Strijp en Croy hoort bij Gestel. Het is één van de belangrijkste en grootste bedrijventerreinen in de regio en biedt werk aan circa 15.000 mensen. Dat is ongeveer 10% van de werkgelegenheid in Eindhoven. De bruto oppervlakte van het bedrijventerrein De Hurk - Croy is ongeveer 221 hectare, netto is het terrein 165 hectare. Er zijn in het 1e kwartaal 2011 ruim 560 bedrijven gevestigd.

Industriële bedrijvigheid domineert de economische structuur van bedrijventerrein De Hurk. De belangrijkste branches op het bedrijventerrein zijn: groothandel, grafische industrie metaalindustrie en machine-industrie. Het terrein is continu in ontwikkeling. Bedrijven zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden of stoten juist gebouwen af. Daarnaast dient zich regelmatige nieuwe bedrijvigheid aan met specifieke huisvestingsvragen. Verder is er op De Hurk een aantal risicovolle bedrijven als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gevestigd.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:

  1. 1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
  2. 2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  3. 3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hurk-Croy betreft een actualiseringsplan, waarbij de bestaande functies worden toegelaten. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet nodig.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de EHS vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.2). Daarmee is de EHS een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.4 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0002.png"kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl

3.2.4 Luchthavenbesluit

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  1. 1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer. Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  2. 2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. 3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0003.png"

Kaart beperkingengebied

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.

Vliegfunnel
De vliegfunnel wordt bepaald door de start- en landingsbaan en het verlengde daarvan. Hier gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van obstakels.

IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.

De obstakelgebied van de IHCS ligt wel over het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0004.png"

Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS

ILS
Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0005.png"

Kaart ILS-verstoringsgebied

Onderhavig plangebied ligt binnen het obstakelbeheergebied rondom Vliegbasis Eindhoven. Voor het obstakelbeheergebied geldt voor onderhavig plangebied een hoogtebeperking vanaf 65 tot 155 meter +NAP. Het straatpeilhoogte ligt binnen het plangebied tussen 17 - 19,5 meter +NAP. In het merendeel van het plangebied mogen geen (nieuwe) bouwwerken worden gerealiseerd die hoger zijn dan 14 meter of met een binnenplans afwijkingsbesluit 20 meter. In een zeer gering gedeelte van het plangebied (langs de Beatrixkade) mag maximaal 40 meter hoog worden gebouwd, maar daar geldt een hoogtebeperking vanaf 95 meter +NAP. In het plangebied ligt een aantal bouwwerken die hoger zijn dan 45 meter. Het betreft twee bestaande bouwwerken van 53 en 50,5 meter hoog aan de Beatrixkade ter plaatse van de hoogtebeperking 95 meter +NAP. Aan de rand van bedrijventerrein Croy (tegenover Croy 25) is een zendmast gevestigd van 94 meter hoog. Daar geldt een hoogtebelemmering van 115 meter +NAP. Verder is aan de Huiskensweg 4 een schoorsteen van 26 meter op een gebouw gevestigd. Het straatpeilniveau ter plaatse is 19,5 meter +NAP, het gebouw is 24,5 meter en de hoogtebelemmering is 75 meter +NAP.

Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat deze hoogtebeperkingen niet belemmerend werken voor dit bestemmingsplan.


Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0006.png"

Kaart Vogelbeheersgebied

In dit bestemmingsplan zijn vishouderijen, opslag van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties in beginsel toegelaten. In de specifieke gebruiksregels is een verbod opgenomen voor extramurale bassins of extramurale opslag van organisch materiaal.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0007.png"

Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

Bedrijventerrein De Hurk-Croy is op de structurenkaart gelegen binnen de 'stedelijke structuur'. Binnen deze 'stedelijke structuur' is het bedrijventerrein aangeduid als 'stedelijk concentratiegebied' en 'hoogstedelijke zone'. Verder is het Beatrixkanaal gelegen binnen de 'infrastructuur' en aangeduid als 'vaarweg' en als 'stedelijk knooppunt in studie'.

Stedelijke structuur, stedelijk concentratiegebied.

Binnen het stedelijk concentratiegebied dient de groei van verstedelijking opgevangen te worden. Dit wil ze o.a. bereiken door zorgvuldig ruimtegebruik binnen de stedelijke structuur. Dit betekent dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed moeten worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen. Door meer aandacht te schenken aan beheer en onderhoud van het bestaand stedelijke gebied worden in de toekomst ingrijpende herstructureringen voorkomen. De provincie zet onder andere de Verordening ruimte in om dit doel te bereiken.

De provincie wil een betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur. Dit draagt bij aan een goede bereikbaarheid en daarmee aan het (inter)nationale vestigingsklimaat van Noord-Brabant. Verder moet de ontwikkeling van bezoekersintensieve voorzieningen, kantorenlocaties, werklocaties en grootschalige recreatieve voorzieningen zich concentreren op goed ontsloten, multimodale plekken.

Hoogstedelijke zones.

De vijf grote steden van BrabantStad ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke centra voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zones langs infrastructuurassen en in de stationsgebieden. Bij de ontwikkeling van deze hoogstedelijke zones wordt extra aandacht gevraagd voor o.a. de vormgeving van de entree van de stad en de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de infrastructuur. De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden binnen de hoogstedelijke zones. De provincie stimuleert verder de herontwikkeling van een aantal gebieden langs spoor- en snelwegen en kanaalzones in de hoogstedelijke zones.

Infrastructuur

De provincie kiest voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid om zo ruimte te maken voor het versterken van de (inter) nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie

De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.2 Verordening ruimte

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening Ruimte 2014' vastgesteld. Op 18 november 2016 is deze opnieuw en gewijzigd vastgesteld. In de Verordening Ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels

In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.


Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.Hierin staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt. Per onderwerp zijn de gebieden tot op perceelsniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de volgende themakaarten van belang.

3.3.3 Conclusie provinciaal beleid

Het bestaande bedrijventerrein De Hurk-Croy en toekomstige ontwikkelingen/actualisering van het bestemmingsplan, passen binnen het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Criteria ruimtelijke kwaliteit Brainport Avenue

In 2010 is door het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) de Criteria Ruimtelijke Kwaliteit Brainport Avenue vastgesteld. Deze zijn bekrachtigd door Eindhoven eind 2010. In dit document zijn de criteria voor de ruimtelijke kwaliteit voor de Brainport Avenue (lopende van Waalre, Eindhoven, Veldhoven, Best tot Son) geformuleerd en verbeeld. De Criteria voor Ruimtelijke Kwaliteit hebben als doel:

  • Eenheid in de verschillende ontwikkelingen binnen de Brainport Avenue waarbij het totaal meer is dan de som der onderdelen;
  • Het benoemen van de kernopgave voor de verschillende locaties en wat de bijdrage van de betreffende ontwikkeling is aan de Brainport Avenue.

Deze criteria richten zich daarbij uitdrukkelijk op het uitdagen van initiatiefnemers. Het daagt uit mee te bouwen aan de kracht van de regio De Hurk.

Bedrijventerrein De Hurk is een bestaand regulier gemengd bedrijventerrein. Aan de rand van De Hurk aan de Brainport Avenue kan representatieve bebouwing komen met een hoogwaardige uitstraling in de toekomst. Na herstructurering van de rand vertegenwoordigt De Hurk dan de stedelijke component van de Brainport. Voor De Hurk geldt dat de bebouwing een sterke relatie met de Brainport Avenue moet krijgen. De bebouwing is van forse omvang en richt zich op de snelweg. Voor De Hurk kan gekozen worden voor een strategie waarbij het bestaande functioneren van het terrein als geheel niet wordt bedreigd. Mogelijk dat een bebouwingsvorm tussen de bestaande bebouwing en de N2 dat beeld kan bewerkstelligen. Als referentie wordt hier nadrukkelijk de Wall aan de A2 in Utrecht genoemd. Een uitgelezen mogelijkheid om de excellente toptechnologie ook aan de reiziger over de Brainport Avenue te tonen.

3.4.2 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit. Bij bestaande bedrijventerreinen wordt sterk ingezet op kwaliteitsverbetering van het bestaande terrein.

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de ontwikkelingen ten opzichte van de ruimtelijke hoofdstructuur. Met andere woorden de kaart geeft de ontwikkelingen aan binnen de hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0012.png"

Afbeelding: Ruimtelijke hoofdstructuur uit de Interimstructuurvisie Eindhoven 2009

Bedrijventerrein De Hurk-Croy is aangeduid als 'bebouwd gebied'. Op deze verbeelding van de ruimtelijke hoofdstructuur is het voorgenomen nieuwe aansluitpunt op de A2 ter hoogte van de Meerenakkerweg opgenomen. Deze aansluiting wordt als 'nieuw knooppunt' aangeduid. De Beemdstraat en de Meerenakkerweg binnen het plangebied zijn aangeduid als 'primaire weg te ontwikkelen'. Vanaf de Limburglaan langs de Beemdstraat ligt de aanduiding 'sternet fietsroute'. Deze aanduiding loopt in zuidwestelijke richting door tot aan de A2. Vanaf de Beemdstraat tot aan de A2 is aan weerszijden van deze aanduiding 'sternet fietsroute' de aanduiding 'structureel groen' opgenomen. Verder is het Beatrixkanaal aangeduid als 'oppervlakte water' met daarlangs aan weerszijden de aanduiding 'structureel groen'.

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0013.png"

Afbeelding: Gebruik van de ruimte uit de Interimstructuurvisie Eindhoven 2009

Bedrijventerrein De Hurk-Croy is op de op de kaart 'gebruik van de ruimte' aangeduid als 'werken'. Hieronder vallen werkgerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid en dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement). De omschrijving van functies in de Interimstructuurvisie die onder 'werken' vallen is vrij ruim.

In dit bestemmingsplan zijn deze functies nader gespecifeerd op basis van andere beleidsstukken, zoals de 'Bedrijventerreinennota Aan de slag voor waardevolle bedrijventerreinen', de detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen en de Kantorenstrategie 2012-2020.

Op de kaart 'gebruik van de ruimte' is De Hurk ook aangeduid met de functie 'onderwijs'. Met deze aanduiding wordt rekening gehouden met mogelijke ontwikkeling van een onderwijsvoorziening aan de rand van De Hurk. Omdat onduidelijk is of deze ontwikkeling doorgang vindt, wordt hiermee in voorliggend bestemmingsplan geen rekening gehouden.

3.4.3 Visie Externe Veiligheid - Risico's de maat genomen (2009)

De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. De visie geeft onder andere aan waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheids- verhogende condities dat mogelijk is. Tevens staat in de visie waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot beschrijft de visie waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.

In het gebiedsgericht locatiebeleid worden vijf gebiedscategorieën onderscheiden. Bedrijventerrein De Hurk-Croy is aangemerkt als een 'categorie A'-gebied.

De ambitie voor externe veiligheid karakteristiek van gebied A is dat in deze gebieden:

  • uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven is onder voorwaarden toegestaan;
  • vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven is onder voorwaarden toegestaan.

Nieuwe risicovolle activiteiten zijn (gecontroleerd) mogelijk als deze vanuit de zelfredzaamheid en hulpverlening het risico ook geaccommodeerd kan worden.

3.4.4 Bedrijventerreinennota Aan de slag voor waardevolle bedrijventerreinen

3.4.5 Hoogbouwbeleid gemeente Eindhoven - De derde dimensie van een laagbouwstad (2008)

Dit beleidsstuk op 16 december 2008 vastgesteld. Middels een hoogbouwbeleid wil de gemeente een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit, waarin de wenselijkheid van hoogbouw wordt bepaald. Het realiseren van hoogbouw wordt in de nota gerelateerd aan de aanwezigheid van goed bereikbare dynamische gebieden van de stad, de ontwikkeling van HOV-lijnen en de radiaal-concentrische stadsvorm van Eindhoven. De ring is aangemerkt als één van de ruimtelijke structuren die door hoogbouw wordt gemarkeerd. Verder is aangegeven dat het knooppunt tussen de West-corridor en de A2 perspectief biedt voor intensief gebruik van de ruimte. Dit knooppunt met aangrenzend gebied wordt aangeduid als 'nader te onderzoeken intensivering'. Een klein gedeelte van deze aanduiding ligt over onderhavig plangebied (noordwestzijde). De definitie voor hoogbouw wordt belicht vanuit het buurtniveau en vanuit het stedelijk niveau. Op stedelijk niveau is afhankelijk van de ruimtelijke context bebouwing mogelijk in de onderstaand te onderscheiden categorieën:

  • M-categorie voor structuurdragende hoogbouw. Tot de zogenoemde middelhoogbouw behoren gebouwen tot circa 45 meter hoog;
  • L-categorie voor stedelijke oriëntatiepunten. Hiertoe behoren gebouwen tot ongeveer 75 meter hoog;
  • XL-categorie voor regionale landmarks. Hiertoe behoren torengebouwen die van buiten de stad reeds zichtbaar zijn (circa 80 tot 105 meter hoog);
  • XXL-categorie voor fictieve hoogbouw. Hiertoe behoren gebouwen die passen bij de status van Eindhoven als 5e stad van het land (hoger dan 105 meter).

Het bedrijventerrein De Hurk grenst aan de A2. Hier is volgens het hoogbouwbeleid sprake van structuur waar hoogbouw een markering kan vormen. In zijn algemeenheid is de hoogte van de bebouwing op het bedrijventerrein circa 12 meter.

3.4.6 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen onderhavig plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen (zie onderstaande afbeelding voor de plangrenzen):

  1. 1. De Hurk 1988;
  2. 2. Gestelse Ontginning 1993;
  3. 3. Reconstructie Poot van Metz / Noord - Brabantlaan;
  4. 4. 1e wijziging bestemmingsplan I Reconstructie Poot van Metz/ Noord - Brabantlaan;
  5. 5. I Zeelsterstraat A;
  6. 6. Zeelsterstraat B;
  7. 7. I Zeelsterstraat B;
  8. 8. Uitbreiding AH Limburglaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0015.jpg"

Afbeelding: vigerende bestemmingsplannen binnen plangebied.

Bestemmingsplan 'De Hurk 1988'

Voor een groot deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'De Hurk 1988'. Op basis van dit bestemmingsplan geldt uitsluitend de bestemming 'overwegend industrie'. Deze gronden zijn primair bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van ambachtelijke, dienstverlenende, productie- en handelsbedrijven met bijbehorende bouwwerken waaronder dienstwoningen, (parkeer)terreinen en overige voorzieningen. Hieronder worden, voor zover in de regels niet anders is bepaald, niet begrepen detailhandel, zelfstandige kantoren, al dan niet met publieksgerichte baliefunctie, en praktijkruimte alsmede prostitutiebedrijven en raamprostitutiebedrijven. Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan als ze passen binnen de op een kaart aangegeven zonering (maximale milieucategorie). Secundair zijn deze gronden tevens bestemd voor verkeers-, recreatie-, watersport-, groen-, nuts- en parkeervoorziening, waterstaatkundige doeleinden en de daarbij behorende (parkeer)terreinen en voorzieningen.

In de bouwregels is verder de bouwhoogte voor gebouwen geregeld. Verder is onder voorwaarde één dienstwoning per bouwperceel toegestaan binnen een bepaald aangeduid gebied.

3.4.7 Conclusie gemeentelijk beleid

Het bestaande bedrijventerrein De Hurk-Croy en de doorontwikkeling van dit bedrijventerrein, zoals opgenomen in dit bestemmingsplan, passen binnen het gemeentelijk beleid.

3.5 Bedrijvigheid

Op 15 maart 2016 is de bedrijventerreinennota vastgesteld door de gemeenteraad. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.

Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld. De kernvraag in deze bedrijventerreinennota is: Hoe behouden en versterken we de waarde van onze bedrijventerreinen in de toekomst?

Het gaat hierbij om het versterken van drie aspecten:

  • Plekken: locaties beschikbaar hebben in alle lagen van het 'ecosysteem'
  • Milieus: kwaliteit en ondernemersklimaat op de terreinen
  • Faciliteiten.

Het bedrijventerrein De Hurk-Croy valt onder de noemer functioneel gemengd bedrijventerrein, waar zware bedrijvigheid is toegelaten.

Functioneel gemengd kenmerkt zich door een gemiddelde vastgoedkwaliteit en redelijk verzorgde openbare ruimte. Deze bedrijventerreinen kennen wisselend sterke en zwakke plekken. Zij bieden voor ondernemers een divers, functioneel vestigingsmilieu. De ‘zwakkere’ plekken bieden vanuit marktperspectief kansen om zich te vestigen voor lage tot leegstandtarieven, waardoor nieuwe bedrijfs- en creatieve concepten tot stand kunnen komen. Denk aan Sectie C of het Beatrixcomplex, waar in een oud Philipsgebouw een bedrijfsverzamelgebouw in ontwikkeling is.

De bedrijventerreinennota bevat beleidsopvattingen over zware bedrijvigheid, verkleuring en de rol van detailhandel en horeca.

Zware bedrijvigheid

Ten aanzien van zware bedrijvigheid staat de volgende doelstelling opgenomen:

“Zware bedrijvigheid heeft in Eindhoven investeringszekerheid en optimale fysieke en milieuruimte op de huidige locatie om hun bedrijfsactiviteit te ontplooien.

Zware bedrijvigheid vormt de basis van de productieketen en is een fundament onder de Brainportactiviteiten van Eindhoven. Bij zware bedrijvigheid hoort fysieke en milieuruimte om op hun huidige locatie te kunnen blijven. “

Verder is op basis van gemeentelijk extern veiligheidsbeleid De Hurk een van de bedrijventerreinen waarop nieuwe risicovolle bedrijven zijn toegestaan. Vanuit het beleid voor zware en risicovolle bedrijven is terughoudendheid ten aanzien van het toelaten van andere functies (horeca, detailhandel, kantoren, leisure, wonen) op zijn plaats.

Voor het bestemmingsplan De Hurk-Croy geeft de nota het volgende aan:

“De gemeente stelt een nieuw bestemmingsplan vast voor De Hurk-Croy, waarin de ruimte voor zware bedrijvigheid wordt geborgd. De kern van het bedrijventerrein blijft beschikbaar voor bedrijven in de hogere milieu categorieën. Daarbuiten zetten we ons actief in om alleen nieuwe bedrijven toe te laten in de lagere milieu categorieën (lager of gelijk aan categorie 3). We verkleinen daarmee tevens de kans op gezondheidsschade en veiligheidsrisico's voor de omwonenden van het terrein.

Verkleuring

Op een aantal bedrijventerreinen neemt de groei van andere functies toe, ook wel ‘verkleuring’ genoemd. Denk hierbij aan vestiging van sportscholen, detailhandel en (kamer)bewoning. Dit is vooral waarneembaar op binnenstedelijke terreinen. Daarnaast vindt met name op de modernere bedrijventerreinen een toename van kantoorachtige bedrijvigheid (herprofilering) vindt plaats.

De terreinen krijgen hierdoor een andere uitstraling, maar ook nieuw toekomstperspectief. Verkleuring kan de waarde van de bedrijventerreinen vergroten. Tegelijkertijd kan verkleuring bedrijventerreinen beperken in hun functionaliteit voor de oorspronkelijke bedrijvigheid. Verkleuring moet dus zorgvuldig plaatsvinden, passend bij de desbetreffende locatie. De huidige bestemmingsplannen zijn nog veelal gebaseerd op de ‘oude fabrieksbedrijvigheid’ en behoeven mogelijk actualisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0016.png"

Op sommige plekken kan er in de toekomst worden gedacht aan verkleuring. Voor bedrijventerrein De Hurk geldt dat op grote delen van het terrein wat grotere en milieutechnisch zwaardere bedrijven zich hier kunnen vestigen. Aan de andere kant geeft de nota aan dat verkleuring kan helpen om leegstand tegen te gaan en bedrijventerreinen een nieuw toekomstperspectief bieden. De randen van het bedrijventerrein lenen zich meer voor verkleuring dan de kern van het bedrijventerrein.

Dit bestemmingsplan bevat de actualisering van bestaand beleid. Het plan zelf maakt geen nieuwe initiatieven mogelijk. Maar beleidsmatig kan voor het bedrijventerrein wel onderscheid gemaakt worden tussen de kern en de randen. De randen vormen een bedrijfsovergangsgebied waar ook lichtere vormen van bedrijvigheid zijn toegelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0017.jpg"

Figuur: bedrijfsovergangsgebied

Rol van detailhandel en horeca

Tot slot staat in de bedrijventerreinennota aangegeven dat bedrijven op het bedrijventerrein De Hurk primair ruimte krijgen om hun bedrijfsactiviteiten te ontplooien. Ondersteunende faciliteiten zoals horeca zijn belangrijk, maar dienstbaar aan de hoofdfunctie van het terrein en daarmee aan het vergroten van de toekomstwaarde van het terrein (multifunctionaliteit). Ze mogen niet in de weg zitten/schaden. Het horecabeleid en de detailhandelsvisie zijn onder andere kader stellend op het vestigingsbeleid rondom 'bedrijventerreinvreemde' functies op bedrijventerreinen.

3.6 Kantoren

De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) is niet langer (alleen) gebaseerd op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen nodig om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij in toenemende mate een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is afgestemd met de andere ‘kantoorgemeenten’ in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.

Het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio Eindhoven is gehuisvest in een kantooromgeving. Door diverse oorzaken is de Nederlandse en ook de regionale kantorenmarkt de laatste jaren flink uit balans geraakt. De aanbodpercentages liggen op dit moment rond de 16%; ruim twee keer zoveel als bij een gezonde kantorenmarkt hoort. Het totale aanbod van kantoren in Eindhoven bedroeg op 1 januari 2015 circa 250.000 m². Dit overaanbod aan kantoorruimte is voor een groot deel structureel van aard. Dit is een bedreiging voor de economische ambities van (de regio) Eindhoven en vraagt dus om gericht handelen.

In het nieuwe beleid wordt niet alleen op nieuwbouw gestuurd, maar ook op de bestaande kantorenmarkt. De focus ligt daarbij op het terugdringen van kantorenleegstand in bestaande gebouwen. Met deze aanpak hoopt het college vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin beter op elkaar af te stemmen, zodat een goede balans ontstaat met toekomstbestendige locaties, die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio.

Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame/toekomst- bestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is nog slechts met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.

De gemeente voert geen leegstandsverordening in. De uitvoering hiervan kost veel inspanning, terwijl ervaringen elders leren dat het gewenste resultaat veelal uitblijft. Wel komt er een ‘Eindhovense Leegstandsmonitor kantoren’ (actueel overzicht van leegstaande kantoren), bedoeld als stimulerend middel om marktpartijen ertoe aan te zetten ‘iets’ met leegstaande gebouwen te gaan doen. De gemeente Eindhoven zal ook proactief partijen met elkaar in verbinding brengen, om zo bij te dragen aan mogelijke nieuwe samenwerkingsverbanden en creatieve oplossingen voor dit vraagstuk. In onze ‘slimme regio’ zijn legio partijen die samen in staat zijn om ‘slimme oplossingen’ te bedenken.

De gemeente Eindhoven zal, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, proactief meewerken aan gewenste transformatie van leegstaande kantoren. Echter niet alle kantoren zijn geschikt voor andere functies. Soms vanwege technische aspecten of locatiegebonden aspecten. Een deel van de kantoren zal dus naar verwachting op termijn gesloopt worden.

Bedrijventerrein De Hurk

Voor het bedrijventerrein De Hurk-Croy is een solitaire kantorenlocatie aanwezig aan het begin van de Beemdstraat. Er is circa 90.000 m2 kantoorruimte bestaande voorraad aanwezig op het bedrijventerrein. De bestaande legale kantoren zijn als zodanig toegestaan. Nieuwe solitaire kantoorlocaties passen niet op dit bedrijventerrein en worden ook niet mogelijk gemaakt in dit actualiseringsplan.

3.7 Detailhandel

Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening Ruimte om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld. Deze is op 2 november 2016 gepubliceerd.

3.7.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven

De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er zijn een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.

Goed voorzieningenniveau
Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0018.png"
Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven

Specifieke thema's
Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).

Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).

Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.

Regionale afspraken
Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze afspraken nader uitgewerkt.

  • Detailhandel wordt geconcentreerd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken;
  • Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is;
  • Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
  • Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen of perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
  • Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties. Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
  • Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
  • Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
  • Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
  • Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
  • Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.

3.7.2 Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied Eindhoven

In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0019.png"Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven

Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.

De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.

Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ‘in en om het huis’. Ekkersrijt dient uit te groeien tot één van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.

De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de ontwikkelingskansen van andere clusters.
Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.

Nieuwe initiatieven

Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:

  1. 1. de initiatiefnemer kan aantonen dat het initiatief een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur.
  2. 2. aangetoond kan worden dat het initiatief resulteert in een versterking van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid/ ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading.
  3. 3. aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan.

Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.

Dit bestemmingsplan betreft de actualisatie van bestemmingsplannen en laat geen nieuwe functies of grote uitbreidingingen toe. Nieuwe detailhandel is niet toegelaten in dit plan.

3.7.3 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.

Beleid op onderdelen

Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen zijn nadrukkelijk opnieuw tegen het licht gehouden:

Perifere detailhandel
De oorsprong van perifere detailhandel is gelegen in de aard en omvang van de artikelen. Winkels die vanwege de aard en omvang van de artikelen een groot oppervlak nodig hebben, krijgen ruimte in de daarvoor benoemde gebieden buiten reguliere winkelcentra. In de loop der jaren is de aard en omvang van de assortimenten op perifere locaties wel sterk gewijzigd. Mede vanwege gunstigere marges is de nadruk steeds meer komen te liggen op niet-volumineuze assortimenten en branchevreemde artikelen. Onderscheid met aanbod in centrumgebieden is kleiner geworden. Ongebreidelde mogelijkheden op (bestaande en nieuwe) perifere locaties leiden echter tot sterke wijziging van de bestaande winkelstructuur en kunnen de vitaliteit van een binnenstad, stadsdeel- of boodschappencentrum aantasten. Gelet op de grote ruimtelijke, economische en maatschappelijke belangen, is dit in veel gevallen niet gewenst. Bij elke verruiming van beleid is dan ook steeds een afweging nodig van de gevolgen voor de bestaande en beoogde winkelstructuur. Centraal staat de uitdaging om de dynamiek op een verantwoorde wijze te faciliteren.

Perifere detailhandel dient op een beperkt aantal aangewezen locaties ruimtelijk geclusterd te worden. Waar mogelijk en wenselijk (denk aan voldoende infrastructuur, maar ook potentiële overlast voor woongebieden), wordt met deze detailhandel aansluiting gezocht bij bestaande perifere winkelgebieden. In Eindhoven zijn dit Koopcentrum De Hurk, De Kade (Kanaaldijk-Noord) en Bisschop Bekkerslaan (De Tempel). Gezien de positie en het perspectief van Ekkersrijt wordt zeer weloverwogen omgegaan met uitbreiding van het perifere detailhandelsaanbod.

Het aanbod op Koopcentrum de Hurk is bijzonder als gevolg van diverse branchevreemde aanbieders.

Perifere detailhandel is onderverdeeld in drie hoofdcategorieën:

  • Categorie I: brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • Categorie IIA en IIB: Autos, boten, caravans (=IIA) en grove bouwmaterialen (IIB);
  • Categorie III: bouwmarkten, keukens en sanitair, tuincentra en woninginrichting.

Op het koopcentrum De Hurk zijn categorie IIA en III toegelaten. Aan de A2-zone van de Hurk is categorie IIA toegelaten. Op de rest van het bedrijventerrein is categorie IIB toegelaten. Het blijft belangrijk om terughoudend om te gaan met brancheverbreding op perifere locaties.

Productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen
Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.

Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De voorkeur gaat ernaar uit dat er geen showroom bij een bedrijf komt. Bedrijven kunnen hun verkoopbare goederen via daarvoor bestemde locaties (winkelpanden) aanbieden. Indien er toch de wens, nut en/of noodzaak is om producten ter plekke te tonen, dan mag hier in principe maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak voor worden gebruikt, met een maximum van 200 m². Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.

Megasupermarkten
Vanwege de mogelijke effecten van Megasupermarkten op de voorzieningenstructuur, met name op de winkelcentra die een belangrijke functie op het gebied van boodschappen doen hebben, wordt de solitaire vestiging van megasupermarkten niet toegestaan. Evenmin als de vestiging van dergelijke supermarkten op perifere detailhandelslocaties. Vestiging van een nieuwe megasupermarkt op een nieuwe locatie heeft met name gevolgen op buurt- en wijkniveau. Juist vanwege het feit dat deze buurt- en wijkstructuur zo zorgvuldig is opgebouwd en de inwoners beschikken over een supermarkt in de directe woonomgeving, is het behoud en de versterking hiervan uitgangspunt. In alle gevallen is de uiteindelijke locatie natuurlijk cruciaal voor de effecten.

Inpassing van een megasupermarkt in de bestaande reguliere winkelcentra behoort tot de mogelijkheden. Reëler lijkt de kans dat een bestaande supermarkt uitbreidt tot grootschalige supermarkt. Een dergelijk initiatief (uitbreiding tot of nieuwvestiging van een megasupermarkt) in een van de bestaande winkelcentra wordt beoordeeld op de mogelijke effecten op het perspectief van de tot de structuur behorende winkelgebieden. Slechts wanneer geen structuur verstorende effecten worden verwacht, kan worden meegewerkt aan het initiatief. Dit is in lijn met Europees (Europese Dienstenrichtlijn), landelijk en provinciaal beleid (ladder voor duurzame verstedelijking).

Op het bedrijventerrein De Hurk is een bestaande grote supermarkt aanwezig. Dit is de Albert Heijn XL aan de Limburglaan.

Internethandel
Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:

1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid
Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant. Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar ook als bezorgdienst.

Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.

2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid
Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen, te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen van artikelen (de webwinkel).

Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.

Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.

Kringloopbedrijven en –winkels
Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.

Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor “in en om het huis” is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.

Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel “in en om het huis”).

Trafficlocaties
Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.

Voormalige (buurt)winkelstrips
De toekomstwaarde van (buurt)winkelstrips staat, met name door het veranderde consumentengedrag, sterk onder druk. Dit uit zich in een toenemende winkelleegstand en functiewijziging. Beleidsmatig wordt hier dan ook niet ingezet op behoud van de winkelfunctie. Voor het nog aanwezige winkelaanbod in de perspectiefarme strip kan verplaatsing naar een nabijgelegen perspectiefrijk wijk- of buurtcentrum een optie zijn.

De gemeentelijke doelstelling is in ieder geval behoud van ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verpaupering. Het heeft de voorkeur dat de "plek" voor de buurt behouden blijft. Ervaringen in Eindhoven (b.v. Genderdal) en elders in Nederland hebben uitgewezen dat de meest duurzame oplossingen meestal uit het gebied zelf afkomstig zijn. Ook hier is echter de initiële rol van de gemeente het faciliteren van het gesprek tussen de belanghebbenden. Vervolgens moeten er keuzes gemaakt worden voor toekomstig gebruik, mede afhankelijk van ligging en kwaliteit van de bebouwing en de potentie in de omgeving.

Winkelleegstand
Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.

Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft. Verder biedt de Stichting Middenstands- en Bedrijfshuisvesting (SMB) subsidie voor eigenaren of huurders die willen investeren in de uitstraling van hun pand. Een opgeknapt pand levert niet alleen meerwaarde op voor het bedrijf, maar zorgt ook voor het behoud van maatschappelijke en economische functies van de wijk waar het gevestigd is. Kortom, een positief effect voor het bedrijf en de omgeving.

Er zijn dus twee redenen om detailhandel te weren van het bedrijventerrein. Ten eerste is de hoeveelheid bedrijventerrein beperkt. Ten tweede zijn voldoende winkels voor handen om daar detailhandel in te vestigen. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe detailhandel toe en staat uitsluitend de bestaande legale detailhandel toe.

Bijzondere initiatieven
In de toekomst kunnen en zullen zich kansen voordoen waarbij een nieuw (on brand) initiatief (Technologie, Design of Kennis), naar aard, reikwijdte en schaal, passend bij de ambities van Brainport Eindhoven zich wil vestigen op een locatie die daarvoor niet bestemd is. Een ondergeschikte vorm van detailhandel kan hier deel van uitmaken en valt dan ook buiten de daarvoor aangewezen locaties in de detailhandelsstructuur, zoals vastgelegd in deze nota. Het voorbeeld bij uitstek is Piet Hein Eek op Strijp R. In de detailhandelsnota zijn voorwaarden opgenomen waaronder dergelijke initiatieven kunnen worden toegestaan.

Positie en perspectief op het bedrijventerrein De Hurk

Op De Hurk zijn 13 winkels gevestigd met een oppervlakte van 22.353 m2 winkelvloeroppervlak. Op het Koopcentrum heeft zich brancheverbreding voorgedaan, onder andere met een supermarkt en textiel. Hier streven we naar het terugbrengen van branchevreemde zaken. In de detailhandelsnota is ten aanzien van Koopcentrum de Hurk gesteld dat we streven naar een impuls in uitstraling en profiel In de huidige situatie lijkt het meer op een klein 'retail park' dan een perifere detailhandels concentratie. De perifere detailhandelsconcentratie dient versterkt te worden, waarbij de overige branches worden afgebouwd. Dit om aan te sluiten op het consumentengedrag en om de overige winkellocaties in Strijp meer 'lucht' te bieden en om te komen tot een duurzame positie in de toekomstige perifere detailhandelsstructuur.

Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het 'zuiver' houden van bedrijventerreinterreinen van belang. Detailhandel blijft op bedrijventerreinen niet toegestaan. Ook niet op de terreinen waar functiemenging gewenst lijkt.

3.8 Horeca

Op 16 juni 2015 is het nieuwe horecabeleidsplan gepubliceerd. Dit beleidsplan is een uitwerking van de nota 'Horecabeleid – Visie op hoofdlijnen' (juli 2009). De horeca speelt een belangrijke rol in het versterken van de Brainportregio. Eindhoven moet aantrekkelijk zijn om er te komen, te verblijven en te wonen. Een bloeiend cultuurklimaat draagt bij aan het economische succes van de stad. Cultuur is nauw verbonden met de horeca. De citymarketing van Eindhoven draait om innovatie, technologie en design. Eindhoven heeft op dit vlak een probleem, omdat deze kernwaarden niet terugkomen in de huidige horeca in absolute zin en in de beeldvorming.

Typen horeca

Het horecabeleidsplan maakt onderscheid in twee typen horeca:

Nat & Droog
Het al dan niet schenken van alcohol is vanuit de taken van de overheid zeer bepalend. Om die reden is een eerste onderscheid naar nat en droog logisch. Indien een horecabedrijf geen alcoholische dranken verstrekt, wordt deze gerekend tot de droge horeca. Natte horeca verstrekt alcoholische dranken.

Dag, Avond & Nacht
Naast de indeling op basis van het schenken van alcoholhoudende dranken moeten we echter ook kijken naar de exploitatietijden. Op basis hiervan kan worden gekeken naar de tijden waarop een horecabedrijf invloed heeft op zijn omgeving. Ook dit heeft weer een verband met wanneer de overheid welke taak heeft. Hierin kunnen in beginsel drie typen worden onderscheiden: dag-, avond en nachthoreca. Van belang is hierbij de combinatie met nat of droog.

Regels over het schenken van alcohol en openingstijden zijn opgenomen in de drank- en horecawet en in de APV. In het bestemmingsplan worden hierover geen regels opgenomen. Wel wordt in het bestemmingsplan opgenomen welke vorm van horeca is toegestaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de lijst van Horeca-activiteiten (Bijlage 2).

Gebiedstypen

In het horecabeleidsplan wordt onderscheid gemaakt in drie gebiedstypen:

  1. 1. Stimuleringsgebied: gebieden waar uitbouw van de horecasector mogelijk is.
  2. 2. Toelatingsgebied: gebieden waar per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca inpasbaar is. Dit is afhankelijk van onder andere infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid en milieu-aspecten.
  3. 3. Restrictiegebied: gebieden waar (vanuit leefbaarheid) een vermindering van het aantal horecavestigingen wordt nagestreefd.

Per deelgebied of cluster wordt aangegeven welk gebiedstype van toepassing is.

Werklocaties

De werkgelegenheidsstructuur van Eindhoven is de afgelopen decennia fundamenteel gewijzigd. Eindhoven is getransformeerd van een industriestad naar een stad waar de meeste mensen in een kantoor(achtige) omgeving werken. De werklocaties in de stad zijn dienovereenkomstig mee veranderd. Fabriekslocaties (vooral van Philips) hebben de laatste jaren plaats gemaakt voor moderne bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Geheel in lijn met de traditionele ruimtelijke ordeningskaders, zijn vanaf de jaren '80 de meeste van deze werklocaties monofunctioneel opgezet. Wonen, werken en recreëren zijn zoveel mogelijk gescheiden van elkaar gehouden. Mede ingegeven door Het Nieuwe Werken en bijbehorende technische ontwikkelingen op ICT-gebied, is de laatste jaren een weg ingeslagen waarbij werken steeds meer wordt vermengd met wonen en vrije tijd. Dit stelt andere eisen aan de werklocatie van de toekomst; monofunctionaliteit is 'uit'. Mensen willen juist in een multifunctionele omgeving werkzaam zijn, waarbij men de mogelijkheid heeft om onder werktijd - dan wel aansluitend daarop - een boodschap te doen, iets te gaan eten of drinken, mensen te ontmoeten, etc. Horecavoorzieningen kunnen zo van toegevoegde waarde zijn op een werklocatie. Het biedt mensen de mogelijkheid om elkaar zakelijk te ontmoeten, het kan bijvoorbeeld fungeren als 'aanlandplek' tussen twee afspraken. De High Tech Campus Eindhoven geldt in dat opzicht als een veel geprezen voorbeeld.

Het onderbrengen van een horecavoorziening op een werklocatie kan dus een meerwaarde hebben voor het gebied en zijn 'bewoners'. Het uitgangpunt is daarbij wel dat dergelijke horeca-inrichtingen alleen zijn toegestaan voor zover deze ondersteunend zijn aan de hoofdfunctie van het gebied. Door een plaats te creëren voor zakelijke ontmoetingen, lunches of avondeten, wordt ruimte geboden aan de hierboven genoemde nieuwe manier van werken. Voorwaarde is wel dat op de werklocatie zelf voldoende draagvlak aanwezig is om de voorziening draaiende te houden. Afhankelijk van de grootte van dat draagvlak, is er ruimte voor één of meer voorzieningen. Het is aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen. Avond- en nachthoreca heeft op een werklocatie géén toegevoegde waarde. Een horeca-inrichting op een werklocatie kan dus géén zgn. autonome (evenement)functie (of feestfunctie) hebben. Ook een logiesfunctie is normaal gesproken niet toegestaan. Werklocaties worden aangemerkt als toelatingsgebied.

Bedrijventerreinen algemeen

De exploitatie van een horeca-inrichting op een bedrijventerrein mag geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De horeca- inrichting moet voldoen aan het meest recente gemeentelijke beleid op het gebied van de externe veiligheid, waarbij rekening gehouden moet worden met het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van een risicoveroorzakende inrichting. Een horeca-inrichting op een bedrijventerrein is dus bij voorkeur gelegen aan de rand van een industrieterrein en is niet te groot, zodat er geen grote groepen personen tegelijkertijd zich in het pand bevinden (minder dan 50 personen). Dit laatste heeft dus te maken met de hoogte van het groepsrisico.

Bedrijventerrein De Hurk

Bedrijventerrein De Hurk is een werklocatie.Horecavoorzieningen kunnen een meerwaarde hebben voor het werkgebied en haar gebruikers. Het uitgangspunt is dat horeca-inrichtingen alleen zijn toegestaan voor zover deze ondersteunend zijn aan de hoofdfunctie van het gebied. Door een plaats te creëren voor zakelijke ontmoetingen, lunches of avondeten wordt ruimte geboden aan 'de nieuwe manier van werken', Voorwaarde is wel dat op de werklocatie voldoende draagvlak aanwezig is om de voorziening draaiende te houden. Een horecalocatie voor De Hurk zou bij voorkeur aan de rand of nabij de toegangswegen voor het bedrijventerrein gesitueerd moeten worden.

Avond- en nachthoreca heeft op een werklocatie geen toegevoerde waarde. Een horeca-inrichting op een werklocatie kan dus geen autonome evenementfunctie of feestfunctie hebben. Ook een logiesfunctie is normaal gesproken niet toegestaan.

3.9 Wonen

In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien op het gebied van wonen en volkshuisvesting, omdat het een bedrijventerrein betreft.

3.9.1 Bedrijfswoningen

Op het bedrijventerrein zijn diverse bedrijfswoningen aanwezig. Deze bedrijfswoningen waren toegelaten op basis van verleende vergunningen. Deze bedrijfswoningen zijn als zodanig toegelaten. Op het bedrijventerrein De Hurk bevindt zich zware bedrijvigheid. Het is ook gewenst om dit voor de toekomst te behouden. Het toelaten van nieuwe bedrijfswoningen past hier niet bij. Nieuwe bedrijfswoningen zijn daarom niet toegestaan in dit bestemmingsplan.

3.9.2 Woonboten

Aan de Waldeck Pyrmontstraat ligt al vele decennia een aantal woonboten. In het bestemmingsplan De Hurk 1988 is er niets opgenomen over de woonboten.
De bedrijvigheid is allengs geïntensiveerd de milieubelasting van de bedrijven is aanmerkelijk zwaarder geworden. Zo is het bedrijventerrein gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder en zijn op dit bedrijventerrein de zwaardere milieucategorieën toegestaan. Ook zijn bedrijven toegestaan waar het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) op van toepassing is. Er zijn bedrijven toegelaten tot en met milieucategorie 5.1.

Al met al is er een zodanig bedrijfsmilieu ontstaan dat een woonfunctie uit planologisch oogpunt ongewenst is en feitelijk zo spoedig mogelijk beëindigd zou moeten worden.

Met de meeste woonbootbewoners zijn in het verleden overeenkomsten afgesloten inzake de huur van een ligplaats. Thans worden geen nieuwe overeenkomsten meer afgesloten voor ligplaatsen aan de Waldeck Pyrmontstraat.

In planologische zin zijn deze woonboten echter nimmer positief bestemd. Het ligt dan ook niet in de rede om deze woonboten thans positief te bestemmen. Nog afgezien van de planologische onwenselijkheid - er is geen sprake van een goed en veilig woonmilieu - heeft een positieve bestemming consequenties voor de bedrijfsvoering van de bestaande bedrijven.

De keuze om de woonboten positief te bestemmen, weg te bestemmen of onder het (persoonsgebonden) overgangsrecht te brengen vraagt een zeer zorgvuldige belangenafweging. Wij hebben ons hierbij laten leiden door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 8 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1753: “Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 13 oktober 2004, (200402189/1), heeft een bestemmingsplan een goede ruimtelijke ordening tot doel. Deze wordt verkregen door het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigt dan het dienen van de belangen afzonderlijk. Wat betreft de in het plan gegeven mogelijkheden moet dan ook worden aangenomen dat bij de planvaststelling de ruimtelijke gevolgen hiervan zijn beoordeeld.”.

In dit verband heeft ons college geconcludeerd dat het positief bestemmen van de woonboten in het licht van de integrale belangenafweging niet mogelijk was. Met name omdat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet te garanderen is. Het wegbestemmen van de woonboten hebben wij, gelet op de historie van de woonboten en de gemeentelijke rol in deze, niet overwogen alhoewel dit uit zuiver planologisch oogpunt de aangewezen handelwijze zou zijn.
De onderstaande feiten en argumenten hebben wij zorgvuldig afgewogen waarbij ons college zich terdege realiseert dat het niet positief bestemmen van de woonboten een grote impact heeft op de bewoners van deze woonboten.

Wij kunnen begrip opbrengen voor het standpunt van de woonbootbewoners dat zij de negatieve aspecten van een ligplaats op een bedrijfsterrein met zware vormen van bedrijvigheid (met name ook op het gebied van de externe veiligheid) als het ware “voor lief” nemen. Er is dan feitelijk sprake van een actieve risico-aanvaarding aan de zijde van de woonbootbewoners. Maar de gemeentelijke verantwoordelijkheid reikt verder dan min of meer subjectieve gevoelens van de woonbootbewoners.Daar doet niet aan af dat de gemeente de ligplaatsen heeft verhuurd op een tijdstip dat de bedrijvigheid zich nog niet op dat niveau bevond dat de ligging van de woonboten uit planologisch oogpunt onaanvaardbaar was.

En zijn echter een aantal feiten en omstandigheden die voor ons prevaleren boven het permanent laten voortduren van een situatie die per saldo ook voor de woonbootbewoners niet goed is. Ook al beoordelen de woonbootbewoners dit anders.

De woonbootbewoners verblijven langdurig op een gezoneerd bedrijventerrein waarop de zwaarste categorieën bedrijvigheid mogelijk worden gemaakt en welke thans ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Tevens is een groot gedeelte van dit bedrijventerrein bestemd voor Bevi- inrichringen.
De zoektocht naar vervangende ligplaatsen, mogelijke locaties zijn in de gemeente erg dun bezaaid, liepen spaak op ecologische belangen en stuiten op verzet bij het Waterschap de Dommel. Tevens ligt het Eindhovensch kanaal binnen de geluidzone van de Daf.

Persoonsgebonden overgangsrecht

Gelet op de ontstaansgeschiedenis en het gegeven dat de gemeente in het verleden niet actief handhavend heeft opgetreden en zelfs medewerking heeft verleend op verschillende deelgebieden, zoals verhuur groenstrook tussen woonboot en Waldeck Pyrmontstraat, ligt het niet in de rede om te kiezen voor een harde sanering door de woonboten weg te bestemmen. De zorgvuldigheid naar de woonbootbewoners heeft ertoe geleid dat de afweging is gemaakt om de huidige woonboten onder het persoonsgebonden overgangsrecht te brengen. Dit houdt in dat tegen de huidige bewoners van de woonboten, die over een huurcontract beschikken én in de GBA zijn ingeschreven op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, niet handhavend kan en zal worden opgetreden. De gemeenteraad heeft nadrukkelijk aangegeven dat gekozen moet worden voor de weg van de geleidelijkheid. Dit met name omdat de gemeente niet actief heeft gehandhaafd en op een aantal deelgebieden actief medewerking heeft verleend.

Inzake het van toepassing verklaren van het persoonsgebonden overgangsrecht kan het volgende worden opgemerkt. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) regelt het overgangsrecht voor bestemmingsplannen (§ 3.2. Standaardregels). Een gemeente mag daar niet van afwijken. In beginsel is persoonsgebonden overgangsrecht geen optie.


Toch heeft de wetgever persoonsgebonden overgangsrecht mogelijk gemaakt. (Bro art. 3.2.3) Deze mogelijkheid is opgenomen om schrijnende situaties te kunnen voorkomen. Het is als het ware een hardheidsclausule. In bovengenoemd artikellid is aangegeven dat de gemeenteraad het persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing kan verklaren met het oog op de beëindiging op termijn van de met het bestemmingsplan strijdige situatie.


De toelichting op dit artikellid geeft onder meer het volgende aan: "Bij het persoonsgebonden overgangsrecht moet met name gedacht worden aan gevallen waarin de hoge leeftijd van de gebruiker de verwachting wettigt dat de belemmeringen op termijn zullen worden weggenomen, maar niet te voorspellen valt wanneer dat het geval zal zijn.


Overeenkomstig het advies van de Raad van State heeft de wetgever er voor gekozen de formulering aan de gemeenteraad zelf over te laten".
Nu het formuleren van het overgangsrecht nadrukkelijk aan de gemeenteraad is overgelaten kan van deze bevoegdheid gebruik worden gemaakt door de formulering van het persoonsgebonden overgangsrecht en kan deze beschouwd worden als de Eindhovense hardheidsclausule voor de woonbootbewoners.


Objectgebonden overgangsrecht

Voor objectgebonden overgangsrecht bestaat geen juridische grondslag in het Bro, ook al heeft de Raad van State object gebonden in bepaalde gevallen toegelaten. Dit is het geval bij permanente bewoning van recreatiewoningen. Dat is verklaarbaar omdat er bij permanente bewoning van recreatiewoningen geen sprake is van planologisch strijdige functies, hetgeen op de het bedrijventerrein De Hurk nadrukkelijk wel het geval is. Er is geen jurisprudentie dat object gebonden overgangsrecht ook kan gelden voor de situatie die zich op een bedrijventerrein voordoet.


Objectgebonden overgangsrecht komt verder feitelijk neer op een positieve conserverende bestemming, echter zonder directe bouwtitel. Er is, wanneer gekozen zou worden voor objectgebonden overgangsrecht , geen enkel zicht op de termijn dat wanneer de woonboten daadwerkelijk zullen zijn verwijderd omdat ze op basis van het projectgebonden overgangsrecht permanent nog vele decennia gehandhaafd kunnen blijven. En dat is niet de bedoeling van het overgangsrecht.

Het objectgebonden overgangsrecht kan in materiele zin geen optie zijn omdat er, nu de ligging van de woonboten beëindigd dient te worden, geen nieuwe huurovereenkomsten voor een ligplaats meer zullen worden afgesloten wanneer een ligplaats vrij komt. En deze huurovereenkomsten zijn op naam gesteld en niet op de woonboot. Ook zal geen toestemming op basis van de APV meer worden verleend.


De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bovengenoemde beleidslijn onlangs nogmaals uitgesproken in de uitspraak van 26 april 2017, nummer 201508759/2/R3, het volgende overwogen:


" Het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van bestaand legaal gebruik is, zo heeft de Afdeling al vaker geoordeeld, slechts onder bijzondere omstandigheden aanvaardbaar. Hiervoor is vereist dat zicht bestaat op beëindiging van het legale gebruik binnen de planperiode, bijvoorbeeld door aankoop. Indien geen zicht bestaat op beëindiging, betekent dit niet dat het gebruik als zodanig moet worden bestemd. Gebruik in strijd met een geldende bestemming of gebruik dat onder het overgangsrecht valt, doet namelijk op zichzelf geen gerechtvaardigde verwachtingen ontstaan over een toe te kennen bestemming. Indien de raad van mening is dat het als zodanig bestemmen van het gebruik niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening - hetgeen de raad in dit geval heeft gedaan en de Afdeling in de tussenuitspraak ook rechtmatig heeft geoordeeld - ligt het op de weg van de raad om te bezien welke regeling kan worden getroffen om het bestaande legale gebruik in het plan te kunnen voortzetten. Dit kan hier bijvoorbeeld door een maatwerkbestemming in de vorm van een uitsterfregeling of persoonsgebonden overgangsrecht.


Gelet op het bovenstaande is er sprake van een zorgvuldige overgangsregeling waarbij zowel de belangen van de woonbootbewoners als de wens om het Beatrixkanaal op een redelijke termijn "woonbootvrij" te maken gediend zijn.

3.9.3 Overige woningen

Op het bedrijventerrein zijn geen woningen toegelaten. Dit past niet bij de functie van het bedrijventerrein. Aan de randen van het bedrijventerrein waren voorheen bedrijfswoningen met daarachter bedrijfsruimtes aanwezig. Zowel aan de Hastelweg als op Croy. In de loop der jaren zijn de woningen en bedrijfsruimtes afgesplitst van elkaar.

De gemeente heeft hier niet tegen opgetreden en in praktijk zijn ook geen problemen ontstaan door de splitsing. In dit bestemmingsplan is wel bij de milieuzonering van het bedrijventerrein uitgegaan van bedrijfswoningen en niet van woningen, omdat anders in een aantal situaties de bedrijven zouden worden belemmerd.

3.10 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.10.1 Archeologie

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 2008-2012' , waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente Eindhoven kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, een onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid van de gemeente Eindhoven is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

In het plangebied liggen volgens de gemeentelijk Archeologische Waardenkaart 2008 twee archeologische verwachtingsgebieden. Dit zijn het gebied Biezenkuilen, code A21 en het gebied De Rooijakker, code A20. Beide gebieden zijn op de geactualiseerde kaart afgevoerd als archeologisch verwachtingsgebied. In verband met ontgrondingen en bebouwing geldt voor beide gebieden geen archeologische verwachting meer. Binnen het plangebied hoeft geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0020.png"

Afbeelding: uitsnede gemeentelijke archeologische waardenkaart met daarop aanduiding 'archeologisch niet onderzocht terrein'

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0021.png"

Uitsnede uit de erfgoedkaart met o.a. locatie van de Severijnskerk/-kapel (bij de Meerenakkerweg).

Uit de erfgoedkaart blijkt dat er binnen het plangebied de volgende relevante archeologische plaatsen zijn.

"De terreinen 'Biezenkuilen' en 'Rooijakkers' staan aangegeven op de eerste versie van de archeologische verwachtingskaart (attentiekaart) van Eindhoven uit 1990. In de jaren 90, toen nog niet overal met archeologie rekening werd gehouden, is op beide terreinen veel gebouwd, daarom zijn ze op de tweede versie van de verwachtingskaart uit 2008 weggelaten.

Biezenkuilen is het terrein van een oud gehucht dat hoorde bij Zeelst. In het westen van het terrein is na 1990 de A2 verbreed en tussen de Hoevenweg en Langendijk zijn veel nieuwe bedrijven gebouwd. Aangenomen wordt dat deze wegaanleg en bouwactiviteiten de ondiepe archeologische ondergrond grotendeels hebben vergraven.

De Rooijakker is in 1990 op de kaart geplaatst vanwege vondsten van aardewerk uit de ijzertijd en Romeinse tijd en vuursteen uit de steentijd. Deze vondsten komen echter van een secundaire vindplaats waarbij aannemelijk is dat deze vindplaats is ontstaan tijdens aanleg van het Beatrixkanaal, waarbij grond uit het tracé van dat kanaal op de vindplaats terecht is gekomen. Dat deze vindplaats secundair is blijkt met name uit de aanwezigheid van klonten leem, die uit een diepere ondergrond afkomstig zijn. Niet ver van deze vindplaats op de plek waar nu de Beatrixhaven ligt, zijn in 1930-1931 gedeelten van een ijzertijd-nederzetting opgegraven door het Rijksmuseum en ook een grafveld uit de Romeinse tijd. Oorspronkelijk lag hier een hoge dekzandrug. In de jaren 90 is de vindplaats bebouwd, ook het terrein aan de noordoostelijke zijde van het kanaal is vergraven na de brand van broodfabriek Kempenland in jaren 90. Omdat hier alleen vondsten uit een secundaire context bekend zijn en vanwege de bouwactiviteiten is dit terrein later niet meer opgenomen op de herziene archeologische waardenkaart."

3.10.2 Cultuurhistorische waarden

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0022.png"

Afbeelding: uitsnede gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart met daarop aangeduid :

blauw = 'historische waterloop of waterweg'

groen gearceerd = 'historisch landschap of groenstructuur'

donkerbruin = 'historische wegenstructuur vóór 1900'

lichtbruin = 'historische wegenstructuur na 1900'

boom = 'monumentale boom'

Het bedrijventerrein De Hurk is vanaf de tweede helft van de jaren zestig van de twintigste eeuw tot ontwikkeling gekomen om vestigingsmogelijkheden te creëren voor de industrie die uit het centrum van de stad naar de buitenrand werd verplaatst. Die ontwikkeling werd bevorderd door de nabijheid van het Beatrixkanaal dat in de dertiger jaren als werkverschaffingsproject was aangelegd. Het was voorheen een voornamelijk agrarisch gebied in het beekdal van de Gender. De naam Beemdstraat herinnert nog aan het vroegere grondgebruik.

Tot 1921 lag dit gebied grotendeels in de gemeente Zeelst, daarna in de gemeente Veldhoven totdat het in 1971, als gevolg van de aanleg van de Poot van Metz (A2), bij Eindhoven werd gevoegd. De grens met Gestel en Strijp (vanaf 1920 Eindhoven) werd gevormd door respectievelijk de Gender en de Rundgraaf. Daartussen lagen op hogere gronden enkele gehuchten, die sindsdien zijn verdwenen: Hurk ten zuiden van het Beatrixkanaal, Biezenkuilen aan de Blaarthemseweg en Severeind aan de oostkant. In het beekdal van de Gender waren vanaf het begin van de twintigste eeuw tot het eind van de jaren zestig twee steenfabrieken gevestigd.

Met de ontwikkeling van het industrieterrein werd het stratenpatroon volledig gewijzigd, al verwijst een aantal straatnamen nog naar vroegere toponiemen. Ook de waterloop van de Rundgraaf, die vroeger de grens vormde tussen Strijp en Zeelst, is verdwenen.

In het gebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Door de ingrijpende wijzigingen die het gebied heeft ondergaan is er geen waardevolle historisch stedenbouwkundige structuur. Landschappelijk is de beekloop van de Gender van belang. De groenstructuur langs het Beatrixkanaal en aan de Hastelweg worden gedeeltelijk bestemd als 'Groen', voor zover deze gronden nog niet zijn verhard en/of bebouwd. Daarmee is de waarde voldoende geborgd.

In het gebied (ter hoogte van de percelen Dillenburgstraat 30 - 34) bevindt zich en rij (7-tal) monumentale bomen, die een fragment van de vroegere Blaarthemseweg markeert.

3.11 Verkeer En Parkeren

3.11.1 Inleiding: mobiliteitsvisie en duurzame mobiliteit

Met de visie "Eindhoven op Weg" (vastgesteld door gemeenteraad op 19 november 2013) biedt de gemeente ruimte aan economische ontwikkeling én er wordt gewerkt aan een aantrekkelijke en leefbare stad. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat betekent dat de stad en daarmee economische kerngebieden als Brainport Avenue (waaronder bedrijventerrein De Hurk) duurzaam bereikbaar moeten zijn. Een robuuste infrastructuur geldt als één van de basics van Brainport. Eindhoven streeft naar een schone en stillere stad met een minimale uitstoot van schadelijke stoffen. Energieneutraliteit in 2040 kan worden bereikt door energiebesparing in het verkeer en een transitie naar het gebruik van duurzame brandstoffen.

Bedrijven kunnen hieraan bijdragen door afspraken te maken over efficiënter goederentransport en hun werknemers en bezoekers te stimuleren zich duurzaam te verplaatsen (mobiliteitsmanagement). De gemeente streeft naar een modal shiftverandering ten gunste van het lopen, fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer. Eindhoven wil samen met bedrijven en kennisinstellingen ruimte bieden aan een proeftuin voor schone en innovatieve technieken. Op De Hurk is al een aantal elektrische oplaadpunten gerealiseerd in de openbare ruimte als bijdrage aan een betere afstemming tussen vraag en aanbod naar elektrisch vervoer. De onderstaande verkeersparagrafen geven een verdere (ruimtelijke) invulling van de richtinggevende keuzes in "Eindhoven op Weg".

3.11.2 Autoverkeer

Het bedrijventerrein De Hurk-Croy is goed verankerd in het stedelijk en landelijk verkeers- en vervoersnetwerk. Het heeft een helder en ruim wegenpatroon dat in alle richtingen aantakt op belangrijke stroomwegen in de stad: De Ring, Noord-Brabantlaan en Karel de Grotelaan. Met de ombouw van de A2 krijgt De Hurk uiteindelijk via de Meerenakkerweg een eigen aansluiting op de parallelbanen van de A2. De autobereikbaarheid van dit bedrijventerrein is daarmee voor de lange termijn gegarandeerd.

Als onderdeel van de visie "Eindhoven op Weg" heeft het gemeentebestuur de wegencategorisering geactualiseerd en vastgesteld (november 2013).

De wegen met een verkeersfunctie, de zogenaamde gebiedsontsluitingswegen, zijn primair bedoeld voor de afwikkeling van het verkeer en moeten daarom als zodanig worden ingericht. Voor bedrijventerrein De Hurk-Croy zijn dit de Beemdstraat, Meerenakkerweg, Noord-Brabantlaan en de Ring (Botenlaan en Limburglaan). In de nieuwe wegencategorisering is een nieuwe categorie toegevoegd: wijk- en buurtontsluitingswegen. De Hastelweg, Hurksestraat en Dillenburgstraat vallen hieronder.Alle overige wegen zijn erftoegangsweg en in principe onderdeel van het verblijfsgebied. Bij bedrijventerreinen wordt dit in tegenstelling tot woongebieden, niet ingericht als 30 km/u gebied. Op bedrijventerreinen worden dus geen wegen bestemd tot 'Verkeer- verblijfsgebied'.

3.11.3 Vervoer via het Beatrixkanaal

Bedrijventerrein De Hurk-Croy is het enige bedrijventerrein in Eindhoven dat ook bereikbaar is over het Beatrixkanaal. Er zijn vijf bedrijven (2013) op dit bedrijventerrein die gebruik maken van dit kanaal voor de aan- en afvoer van hun producten.De gemeente heeft het Beatrixkanaal opgewaardeerd naar vaarwegklasse III (de werkzaamheden zijn begin 2014 afgerond). Dit door het kanaal uit te baggeren, de beschoeiing te vervangen en ecologisch beter in te richten. Hierdoor worden de mogelijkheden van goederenvervoer over water verbeterd en wordt de Beatrixhaven bereikbaar voor schepen tot 900 ton. Deze capaciteitsverbetering leidt tot een modal shift van vervoer over de weg naar het water en stimuleert de ontwikkeling van nieuwe vervoersconcepten. Vanwege het opwaarderen van de vaarklasse van het kanaal is het gewenst dat ter plaatse extra laad- en loswallen kunnen worden gerealiseerd en deze kade wordt ingericht en gebruikt voor bedrijfsdoeleinden.

3.11.4 Fietsverkeer

De gemeente Eindhoven stimuleert het gebruik van de fiets. In "Eindhoven op Weg" heeft zij een geactualiseerd fietsroutenetwerk vastgesteld. Dit bestaat uit regionale en stedelijke snelfietsroutes, stedelijke primaire en secundaire fietsroutes. Op een snelfiets- en primaire fietsroute moet een fietser in principe non-stop en comfortabel kunnen fietsen. Hiervoor gelden hoge kwaliteitseisen zoals brede, vrijliggende fietspaden in asfalt en voorrang op het kruisende verkeer. De snelfietsroute Slowlane is een vrij liggende fietsverbinding die bedrijventerreinen en campussen in en rond Eindhoven op een snelle en milieuvriendelijke manier met elkaar verbindt. Op bedrijventerrein De Hurk is de Slowlane langs de Meerenakkerweg geprojecteerd met aansluitingen op de Kasteellaan en Heistraat. De secundaire fietsroutes in Eindhoven hebben geen specifieke inrichtingseisen. Toch is het mogelijk om ook hier speciale fietsvoorzieningen aan te brengen om het fietsgebruik te stimuleren. Routes kunnen wijzigen, mits dit bijdraagt aan het stimuleren van het fietsgebruik. Er moet een aantoonbare verbetering voor de fiets zijn. In het plangebied liggen primaire fietsroutes langs de Beemdstraat, Meerenakkerweg en langs de zuidgrens van het plangebied. Secundaire fietsroutes zijn geprojecteerd langs de Hurksestraat en delen van de Beatrixkade, Hastelweg, Waldeck Pyrmontstraat, Dillenburgstraat, Wekkerstraat, Looyenbeemd en de Fijenhof.

3.11.5 Parkeren/parkeerbeleid

Medio 2012 hebben burgemeester en wethouders het parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen vastgesteld ("Nota parkeernormen gemeente Eindhoven)". Daarbij wordt in principe, conform de normen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur), gewerkt met een minimum- en maximumnorm. De parkeernormen staan in artikel 16.1 Parkeereis van de regels. In hoofdstuk 3 bij de Algemene regels is vervolgens de parkeereis opgenomen en de mogelijkheid om daarvan af te wijken.

3.12 Groen

3.12.1 Groenbeleidsplan 2001 (GBP)

Het Groenbeleidsplan 2001, zoals op 5 november 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als doel het duurzaam veilig stellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met de daarin passende functies. Onder de groenstructuur wordt verstaan: het stelsel van terreinen en/of elementen met ecologische, waterhuishoudkundige, recreatieve en/of ruimtelijk structurerende betekenis.

Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0023.png"

Afbeelding: ruimtelijke strategieën uit het 'Groenbeleidsplan 2001'

Onderhavig plangebied is in de kaart 'ruimtelijke strategieën' uit het 'groenbeleidsplan 2001' hoofdzakelijk aangeduid als 'stad, rood beeldbepalend'. De gronden ten zuiden van de Beemdstraat, tussen de Limburglaan en het Beatrixkanaal, zijn aangeduid als 'stad, groen beeldbepalend'. Het Beatrixkanaal en de oevers aan weerszijden zijn aangeduid als 'structureel stadsgroen'. De groene zone aan de zuidzijde van onderhavig plangebied is ook aangeduid als 'structureel stadsgroen'. Een deel van de Beemdstraat, dat ligt tussen het Beatrixkanaal en de Kasteellaan, is aangeduid als 'structureel stadsgroen - ontwikkeling nader uit te werken'. Dit geldt ook voor de gronden langs de Cranendonck. Het structureel stadsgroen is als uitwerking van het Groenbeleidsplan in het dossier Overdraagbaarheid openbaar groen 2003, perceelsgewijs vastgesteld. Daarin zijn aanvullend hierop ook de bebossing tussen Croy en de rijksweg A2/N2 en diverse bermen en groenstroken langs een aantal straten en wegen in het plangebied als structureel groen aangewezen.

Op basis van het groenbeleidsplan 2001 worden in de nader aangeduide gebieden als ordeningsprincipe de volgende strategie aangehouden:

Strategie : Stad, rood beeldbepalend

In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen.

Strategie : Stad, groen beeldbepalend

Het betreft gebieden met een bijzonder groen imago, vaak gelegen aan de periferie van de stad. Uitgangspunt voor deze gebieden is het behouden en ontwikkelen van het bijzondere groene karakter.

Strategie: Structureel stadsgroen

Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. In de gebieden met de aanduiding 'structureel stadsgroen – ontwikkeling nader uit te werken', wordt gestreefd naar verbeteringen van knelpunten in het groene netwerk.

Structureel groen op stedelijk niveau en structureel groen op wijk- en buurtniveau

Als uitwerking van het Groenbeleidsplan is in het dossier Overdraagbaarheid openbaar groen 2003, het structureel stadsgroen perceelsgewijs vastgesteld. Ingevolge het GBP is binnen het plangebied een aantal stroken grond aangemerkt als 'structureel groen op stedelijk niveau' of als 'structureel groen op wijk- en buurtniveau'. Het betreft de belangrijkste groenaderen binnen het stedelijk patroon of op wijkniveau. Aantasting van dit groen kan enkel aan de orde zijn als sprake is van dringend zwaarwegend maatschappelijk belang, er geen alternatieven voorhanden zijn en als compensatie plaatsvindt van het per saldo verloren deel van de groenstructuur.

Onderstaande stroken grond binnen het plangebied zijn in het GBP als 'structureel groen op stedelijk niveau' aangemerkt:

  • de gronden aan weerszijden langs de Dillenburgstraat tussen de Hastelweg en de Hurksestraat;
  • de zuidelijke oever van het Beatrixkanaal, met uitzondering van de gronden ter plaatse van Huiskesweg 7 (KWS Asfaltcentrale);
  • de noordelijke oever van het Afwateringskanaal/Beatrixkanaal langs de Waldeck Pyrmontstraat en langs de Beatrixkade, met uitzondering van het gedeelte tussen de Dillenburgstraat en de Sportlaan en ter plaatse van de voorzieningen van Eindhovense Kanovereniging Beatrix;
  • de groenstrook tussen de rijstroken van de Dillenburgstraat, tussen het Beatrixkanaal en de Meerenakkerweg;
  • gronden/groenstrook rondom het kruispunt Meerenakkerweg-Dillenburgstraat;
  • gronden globaal gezien tussen de Wekkerstraat/Hoevenweg en de A2;
  • gronden in de zuidwest punt van het plangebied;
  • stroken grond langs de zuidrand van het plangebied langs de zuidzijde van de Gender;
  • gronden/groenstrook langs het fietspad dat ligt langs de zuidrand van het bedrijventerrein tussen de A2 en het Beatrixkanaal.

Binnen het plangebied is als 'structureel groen op wijk- of buurtniveau' aangemerkt:

  • strook grond langs de westzijde van de Dillenburgstraat tussen de Hastelweg en de Zeelsterstraat;
  • strookjes grond/groen langs de noordzijde van de Hurksestraat;
  • strookjes grond/groen langs beide zijden van de Witbogt, Looyenbeemd en de Fijenhof;
  • strook grond tussen de rijbanen van de Meerenakkerweg;
  • stroken grond langs de noordzijde van de Meerenakkerweg tussen de Dillenburgstraat en de Beemdstraat;
  • stroken grond langs de noordzijde van de Dillenburgstraat tussen de Langendijk en het fietspad richting de Ruwenberg;
  • stroken grond langs het fietspad dat ligt tussen de Dillenburgstraat en de Ruwenberg;
  • gronden ten zuiden van het kruispunt Rooijakkersstraat - Hurksestraat;
  • stroken grond langs de zuidrand van het plangebied en langs de noordzijde van de Gender;
  • strook grond langs Croy 2 no 1;
  • grond in rotonde bij Croy 11;
  • gronden rondom Croy 17C.

De meeste van bovengenoemde stroken grond worden bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming wordt het structureel groen zoveel als mogelijk geborgd. Ter plaatse van deze bestemming geldt dat er een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De kleinere stroken grond, die met name zijn aangeduid als 'structureel groen op wijk-en buurtniveau', worden opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer' waarbinnen tevens groenvoorzieningen mogelijk zijn. Dit geldt ook voor de gronden die inmiddels niet meer 'groen' zijn, maar in gebruik zijn voor een infrastructurele functie.

De gronden aan de noordelijke oever van het Beatrixkanaal langs de Beatrixkade vanaf de Dillenburgstraat tot circa 450 meter langs de Beatrixkade (zie onderstaande afbeelding in paars gearceerd) worden bestemd als 'Bedrijventerrein -1' De gemeente heeft het Beatrixkanaal opgewaardeerd naar vaarwegklasse III. Dit door het kanaal uit te baggeren, de beschoeiing te vervanging en tevens ecologisch beter in te richten. Hierdoor blijft vervoer over water mogelijk, wordt bijgedragen aan de modal shift doelstellingen (BERZOB), reductie van fijn stof en de mogelijkheid van nieuwe vervoersconcepten. Vanwege het opwaarderen van de vaarklasse van het kanaal is het wenselijk dat ter plaatse een laad- en loswal kan worden gerealiseerd in de toekomst en deze kade kan worden gebruikt voor bedrijfsdoeleinden. In artikel wro-zone - ontheffingsgebied - 2 is daarom opgenomen dat ter plaatse van dit gedeelte van de noordoever bedrijfsactiviteiten voor vervoer over water onder voorwaarden zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0024.gif"

Delen van de noordelijke oever van het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal langs de Waldeck Pyrmontstraat zijn momenteel in gebruik als tuin bij ligplaatsen voor een woonschepen. Dit gebruik als tuin wordt onder het persoonsgebonden overgangsrecht gebracht en krijgt de aanduiding 'wro-zone - persoonsgebonden overgangsrecht 2' (zie artikel Overgangsrecht tuinen bij woonschepen). Dit gebruik als tuin wordt beëindigd als het gebruik als ligplaats voor een woonschip wordt beëindigd (zie ook paragraaf Woonschepen in het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal).

3.12.2 Kapbeleid Eindhoven: "Niet kappen tenzij"

In aansluiting op het GBP is een kapbeleid ontwikkeld dat recht doet aan de groene ambitie van Eindhoven. Dit kapbeleid is gericht op een vergroting van het aantal, de verhoging van de gemiddelde conditie en een betere leeftijdsopbouw van de gemeentelijke bomen en bossen. Het hoofdprincipe is dat een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom alleen wordt verleend als er gegronde redenen worden aangedragen waarom de boom gekapt zou moeten worden. Wanneer bomen gekapt moeten worden voor 'rode doeleinden', zoals nieuwbouw, wegaanleg ed., moet er gecompenseerd worden. Bij voorkeur binnen het plangebied zelf. Anders in de directe omgeving. Indien geen compensatielocatie binnen het plangebied gevonden wordt, is financiële compensatie in het groenfonds mogelijk. De compensatiewaarde wordt bepaald door de waarde van de boom en de locatie waar die staat.

3.12.3 Bomenbeleidsplan 2008: Ruimte voor bomen

Het Bomenbeleidsplan 2008 'Ruimte voor bomen' is in april 2008 door de raad van de gemeente Eindhoven vastgesteld. Doel van het bomenbeleidsplan is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en het groene imago van Eindhoven. Het Bomenbeleidsplan vormt een bindend kader tot 2020. Het is een strategisch beleidskader voor de instandhouding en versterking van de Eindhovense boomstructuur.

In de bijlage van het bomenbeleidsplan wordt het beleid ten aanzien van bomen op strategisch niveau uitgewerkt. Aandacht wordt onder meer besteed aan de bomenstructuur op gemeentelijk niveau en de cultuurhistorische structuur. Voor concrete projecten wordt aangegeven hoe door middel van een Quickscan Bomen en een eventuele boomeffectrapportage bepaald kan worden of er belemmerende factoren zijn voor bomen binnen de projectgrenzen en 10 meter daar buiten.

De bescherming van waardevolle bomen en gebiedsgewijze bescherming van bomen (stad, groen beeldbepalend) is eveneens in het Bomenbeleidsplan uitgewerkt.

In onderhavig plangebied is de Meerenakkerweg/Beemdstraat als onderdeel van de bomenhoofdstructuur aangeduid waarmee de straatbomen het label 'waardevol' (waaronder monumentale bomen) hebben gekregen. Verder kunnen individuele bomen op basis van vermelde criteria dit label dragen. Daarnaast is het deelgebied tussen Beemdstraat, Limburglaan, Gender en Afwateringskanaal aangeduid als in relatie tot stad, groen beeldbepalend (gebiedsgewijze boombescherming). Dit betekent dat op deze gronden de regels gelden van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) ten aanzien van het kappen van bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0025.gif"

Afbeelding: paarse stip = waardevolle gemeentelijke boom

3.13 Sport En Recreatie

Aan het Beatrixkanaal is een kanovereniging gevestigd (Beatrixkade 50, Eindhovense Kano Vereniging Beatrix). In de zwaaikom van het Beatrixkanaal ligt een boot met bijbehorende voorziening van waterscouting Dr. A.F. Philipsgroep. Deze voorzieningen worden ingepast middels de aanduidingen 'specifieke vorm van sport - 1' en 'specifieke vorm van sport - 2' in de bestemmingen 'Groen' en 'Water'.

3.14 Maatschappelijke Voorzieningen

Er zijn geen maatschappelijke voorzieningen in het plangebied.

3.15 Prostitutie

Er bevinden zich in het plangebied geen prostitutiebedrijven.

3.16 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Door het plangebied loopt een ondergrondse hoogspanningsleiding (150 kV) van Tennet. Binnen 4 meter aan weerszijde van de leiding is een beschermingszone geldig. Op de planverbeelding is deze zone aangeduid met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

3.17 Vrijwaringszone Rijksweg A2

Het plangebied grenst aan de rijksweg A2. Naast de weg ligt een vrijwaringszone/ beheerderszone van 50 meter. Deze zone is bedoeld om ruimte te behouden voor toekomstige knelpunten, mogelijkheden te scheppen voor een goede inpassing van de infrastructuur, verminderen en/ of voorkomen van conflicterende functies vanuit milieuoptie en bij te dragen aan de veiligheid. Bebouwing in deze zone is niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer.

Op de verbeelding is de vrijwaringszone opgenomen, waarbij bij het leggen van de zone zoveel mogelijk rekening is gehouden met de bestaande bebouwing.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.

4.1.1 Inwaartse zonering

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Lijst vanbedrijfsactiviteiten. Deze lijst is gebaseerd op voornoemde staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG. Gemeente Eindhoven maakt voor haar zonering gebruik van deze lijst. In deze lijst worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze lijst gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

In het bestemmingsplan bedrijventerrein De Hurk-Croy is de systematiek van inwaarts zoneren toegepast. De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

In Bijlage 1 bij de regels is de Lijst van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in deze Lijst van bedrijfsactiviteiten, is uitsluitend mogelijk met een omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan).

4.1.2 Milieuzonering De Hurk - Croy

Er is voor onderhavig plangebied milieuzonering bepaald op basis van de gevoelige objecten in de directe omgeving van het plangebied of binnen het plangebied (zie onderstaande afbeelding). Het gebied waar bedrijven in categorie 5.2 zouden kunnen worden toegelaten is heel klein gelet op de afstand die aangehouden moet worden ten opzichte van woongebieden. In de kern van De Hurk is opgenomen dat bedrijven tot maximaal milieucategorie 5.1 zijn toegestaan. Er is maar één bedrijf in milieucategorie 5.2 op het bedrijventerrein. Dit is de asfaltcentrale en de milieucategorie 5.2 is specifiek van toepassing voor het laden en lossen. Het asfaltbedrijf en het laden en lossen zijn daarom apart aangeduid. Er zijn ook nog een betoncentrale, veevoederbedrijf en vetsmelterij gevestigd op het bedrijventerrein die zouden kunnen vallen onder categorie 5.2. Maar voor al deze bedrijven zijn via de milieuvergunning voorschriften opgenomen om er voor te zorgen dat deze bedrijven zich gedragen als een bedrijf in de categorie 4.2. Vandaar dat deze bedrijven niet vallen onder categorie 5.2, maar categorie 4.2.

Vestiging van bedrijven, behorend tot een hogere milieucategorie dan toegestaan conform de milieuzonering, is uitsluitend mogelijk met een omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan). Bij de daarbij te maken afweging wordt voornoemde VNG brochure gebruikt, de op dat moment geldende relevante milieuwet- en regelgeving en het lokale milieubeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0026.jpg"

Afbeelding van de milieuzonering die is toegepast voor het plangebied.

4.1.3 Uitzonderingen rustige woonwijk

Ter plaatse van de woningen aan de Herlaer 48 t/m 60 en Bouvigne 3 t/m 33 is niet uitgegaan van een omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit omdat op de percelen direct achter deze woningen op basis van het voormalige bestemmingsplan ('Gestelse Ontginning 1993') bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 zijn toegestaan. Deze situatie bestaat al langere tijd. Er is feitelijk dus geen sprake van een 'rustige woonwijk' ter plaatse van deze woningen. Op de percelen achter deze woningen zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 daarom acceptabel. Bestaande bedrijven in een hogere milieucategorie worden specifiek aangeduid.

Bij de milieugevoelige objecten aan de Limburglaan 1+7, Steijgerweg 2, 4, 6, 8, Engelsbergenstraat 93, Habsburglaan 59 t/m 67 en Habsburglaan 1 + 1a, is ook uitgegaan van een omgevingstype 'gemengd gebied' omdat deze objecten gescheiden worden van de bedrijven/onderhavig plangebied door een hoofdinfrastructuur (Limburglaan). Bij de overige milieugevoelige objecten buiten het plangebied is uitgegaan van een omgevingstype 'rustige woonwijk'.

4.1.4 Maatwerk

Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden van reeds gevestigde bedrijven binnen het plangebied en de daarbij behorende milieucategorieën. Naar aanleiding van dit onderzoek is vastgesteld dat er in het plangebied een aantal bedrijven is gevestigd die niet passen in de milieuzonering zoals opgenomen in bovenstaande afbeelding van de miliezonering. Voor deze bedrijven wordt vanwege gevestigde rechten en belangen, een uitzondering gemaakt op de milieuzonering en wordt het huidige bedrijf en de daarbij behorende milieucategorie toegestaan middels een specifieke aanduiding. In de regels is daarom bepaald dat de bedrijven die niet voldoen aan de toegestane milieucategorie onder de condities, zoals genoemd in de tabel behorende bij deze regels, zijn toegestaan. Deze tabellen hebben alleen betrekking op bedrijven die de maximaal toegestane milieucategorie overschrijden.

Bestaande legale bedrijven die behoren tot een lagere milieucategorie dan de minimaal toegestane milieucategorie zijn toegelaten. Deze zijn niet apart benoemd, omdat de aanwezigheid van deze bestaande legale bedrijven in een lagere categorie niet leidt tot mogelijke milieuhinder bij woningen. Beleidsmatig is het echter niet gewenst om om bedrijven in een te lage categorie toe te voegen, vandaar dat alleen de bestaande bedrijven in een lagere categorie generiek zijn toegelaten.


Als de zone dwars door een kavel liep, is aan dat kavel één milieucategorie toegekend, namelijk de categorie waarin het grootste deel van de kavel zou vallen. Voor een bedrijf is een splitsing van de kavel in 2 milieucategorieën ongewenst. Dus als een bedrijf voor meer dan 50% in categorie 4.1 zou vallen, dan heeft het totale perceel de aanduiding categorie 4.1 gekregen. Een uitzondering is gemaakt voor de bedrijfspercelen in de strook grenzend aan Bouvigne en Herlaar. Als deze percelen in twee verschillende milieucategorieën vallen, is altijd de hoogste categorie toegekend, omdat dat veelal de bestaande situatie is en omdat Bouvigne en Herlaer vallen onder het omgevingstype gemengd gebied.


Een aantal bedrijven past niet binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie. De omgevingsvergunning inzake het aspect milieu is vervolgens het maatwerk, waarmee aan de hand van de precieze aard en omvang van het bedrijf, kan worden beoordeeld wat acceptabel en toelaatbaar is. Deze bedrijven zijn op de verbeelding aangeduid met een specifieke maatbestemming. Het bedrijf Beamix krijgt bijvoorbeeld naast de algemene milieucategorie 4.1 een specifieke aanduiding specifieke vorm van bedrijventerrein-betonmortelcentrale', naast de algemene toegekende milieucategrorie.

Daarnaast zijn er nog twee bedrijven die strikt genomen in een hogere milieucategorie geplaatst zouden kunnen worden, maar die toch geen aanduiding hebben gekregen.

Twee bedrijven niet volgens deze lijst, maar lager.

Dit is de schroothandel op de hoek Sportlaan 50/ Hastelweg. Hier is een schroothandel in oud ijzer gevestigd. Qua richtafstand mogen zich hier bedrijven in categorie 3.2. zich vestigen. Het bedrijf gedraagt zich voor wat betreft de milieuhinder als een bedrijf in de categorie 3.2. Daarom is voor dit perceel geen aparte aanduiding opgenomen.

Op de hoek Langendijk/ Meernakkerweg zit een vetsmelterij. Qua richtafstand mogen zich hier bedrijven in categorie 4.2. zich vestigen. In de milieuvergunning is voor dit bedrijf geregeld dat qua geur het bedrijf zich maximaal mag gedragen als 4.2-bedrijf. Daarom is voor dit bedrijf geen aanduiding opgenomen.

Afwijking van categorie

Als in een bedrijf in principe te zwaar is om zich in de aangewezen categorie te vestigen, biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om maatwerk te leveren. Indien het bedrijf kan aantonen dat de hinder niet groter is dan de hinder van een bedrijf uit de aangewezen categorie, is vestiging alsnog mogelijk. Hierbij kan het noodzakelijk zijn om bepaalde maatregelen te treffen die de hinder verminderen, Feitelijk is de gegeven maatbestemming een vertaling van deze in het bestemmingsplan opgenomen flexibiliteitsbepaling. Met deze flexibiliteitsbepalingen wordt ruimte geboden aan bedrijvigheid zonder aantasting van het leefklimaat.

4.1.5 Gevoelige functies op het bedrijventerrein

4.2 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. De belangrijkste bronnen die geluidsoverlast kunnen veroorzaken zijn wegverkeer, railverkeer, industrie/bedrijven en vliegverkeer. Voor dit plangebied zijn uitsluitend de bronnen wegverkeer en industrie van toepassing.

4.2.1 Wegverkeer

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg moet de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen voldoen. Het plangebied ligt in de zone van de A2, de Noord Brabantlaan, de Tilburgseweg, de Beukenlaan, de Botenlaan, de Beemdstraat, de Meerenakkerweg, de Hurksestraat en de Hastelweg.

Het bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zodat geen nader akoestisch onderzoek naar de hoogte van de geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai noodzakelijk is.

4.2.2 Railverkeer

Het plangebied ligt niet in de zone van een spoorlijn.

4.2.3 Industrielawaai

Op het industrieterrein de Hurk is de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers toegestaan. Het is dan ook een industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Bij besluit van 22 juni 1989 is door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een zone rondom dit industrieterrein vastgesteld (zie Bijlage 2 Zone industriegeluid van deze toelichting). Met dit bestemmingsplan worden er geen wijzigingen aangebracht in deze zone of in de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein.

Voor de ruimtelijke ordening is de ligging van de zonegrens van het industrieterrein van belang. De geluidproductie van nieuwe bedrijven, die oude inrichtingen vervangen, als bijdrage in de totale geluidproductie van het gehele industrieterrein, moet worden getoetst aan de in bestemmingsplannen vastgelegde zone. Buiten de zonegrens mag de geluidproductie vanwege het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor de verdeling van de beschikbare geluidruimte binnen de zone is bij toepassing van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer het Geluidreductieplan een tijdelijk hulpmiddel. Met behulp van een zonebeheersplan, dat onder meer toetsingskader is voor nieuwe omgevingsvergunningen, worden de bestaande overschrijdingen teniet gedaan.

Op basis van het vorige bestemmingsplan waren zogenoemde dienstwoningen toegestaan. De legale bestaande bedrijfswoningen worden positief aangeduid op de verbeelding (aanduiding 'bedrijfswoning') op het gezoneerde terrein (zie Legale bedrijfswoningen). De bouw van nieuwe bedrijfswoningen wordt niet toegestaan.

In het plangebied ligt ook een 13-tal woonschepen in het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal. Op een gezoneerd industrieterrein geldt een speciaal vestigingsklimaat voor bedrijven ten aanzien van geluid dat niet wordt aangetast door geluidsgevoelige objecten/terreinen op het gezoneerde industrieterrein. Dit betekent dat er voor geluidsgevoelige objecten/terreinen op De Hurk geen bescherming is tegen geluidhinder van omliggende bedrijven. Daarom is het wenselijk zo min mogelijk geluidsgevoelige objecten/terreinen toe te staan op De Hurk. Positief bestemde ligplaatsen voor woonschepen zijn in 2012 geluidsgevoelige terreinen in de zin van de Wet geluidhinder geworden (artikel 1.2, lid 3, onder b, Besluit geluidhinder). Mede vanwege het vorenstaande is het niet wenselijk de ligplaatsen op De Hurk positief te bestemmen omdat hierdoor juridisch nieuwe geluidsgevoelige terreinen worden toegevoegd op een gezoneerd industrieterrein welke geen bescherming krijgen tegen geluidhinder van omliggende bedrijven. Zoals vermeld in paragraaf 4.1.5.3 is het vanuit het oogpunt van een duurzaam en toekomstbestendig bedrijventerrein van belang dat bedrijven niet worden belemmerd door de aanwezigheid van deze woonschepen en dat het gebruik als ligplaats voor de woonschepen op termijn wordt beëindigd. Daarom wordt voor de huidige bewoners van de 13 woonschepen persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen (zie artikel Overgangsrechtwoonschepen).

4.2.4 Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt op enige afstand (circa 3,5 km) van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). Vanaf 1 november 2009 geldt de Wet luchtvaart. Deze wet omvat een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol. De luchthaven Eindhoven is een militaire luchthaven en blijft daarmee volledig onder de verantwoordelijkheid vallen van de minister van Defensie. In de systematiek van deze wet zal voor Luchthaven Eindhoven één luchthavenbesluit moeten worden vastgesteld met een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik. Het luchthavenbesluit moet binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet worden genomen.

Het in werking treden van de Wet luchtvaart betekent niet dat deze wet en de daarop gebaseerde regelgeving per 1 november 2009 in volle omvang van toepassing zijn op de nu bestaande luchthavens. Het in deze wet opgenomen overgangsrecht voorziet in een gefaseerde invoering van het nieuwe wettelijke regime voor luchthavens. Concreet betekent dit dat het regime van de Wet luchtvaart pas van toepassing zal zijn als eerst de minister van Defensie een luchthavenbesluit heeft genomen. Als voorbereiding voor het vaststellen van het luchthavenbesluit voor de militaire luchthaven Eindhoven is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. In september/oktober 2013 hebben het MER en het ontwerp-Luchthavenbesluit Eindhoven voor zienswijzen ter inzage gelegen. Naar verwachting treedt het Luchthavenbesluit Eindhoven uiteindelijk in de zomer van 2014 in werking. Het plangebied ligt in zijn geheel buiten de 35 Ke-contouren zoals opgenomen in het ontwerp Luchthavenbesluit. Deze geluidszone werkt daarom niet belemmerend voor onderhavig plangebied.

Op 29 december 2007 is het Besluit tot aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Eindhoven in werking getreden. Met dit aanwijzingsbesluit uit 2007 was de 35 Ke geluidszone rond de luchthaven vastgelegd als grens van de geluidsbelasting van het gezamenlijke militaire en civiele verkeer. Het plangebied ligt in zijn geheel buiten deze vastgestelde geluidszone (35 Ke-contouren). Deze geluidszone is op 5 augustus 2009 vervangen door een tijdelijke geluidszone na gedeeltelijke vernietiging van het aanwijzingsbesluit door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het plangebied ligt ook in zijn geheel buiten deze tijdelijke geluidszone. Deze geluidszone werkt daarom niet belemmerend voor onderhavig plangebied.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Regelgeving

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Inleiding

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beheersen van risico´s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt enerzijds door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten en/of transport met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Anderzijds door de zelfredzaamheid van personen te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.


Bij ruimtelijke plannen moet ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water, door de lucht of leidingen.


Ten aanzien van bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Ten aanzien van transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) sinds 1 april 2015 de regelgeving waaraan getoetst moet worden. Voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).


In deze regelgevingen wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenoemde "plaatsgebonden risico" en het "groepsrisico".


1. Plaatsgebonden Risico (PR):

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';


2. Groepsrisico (GR):

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan de personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat er een politieke afweging moet worden gemaakt van de risico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico zal men zich altijd de vraag moeten stellen of ook de fysieke veiligheid voldoende is gewaarborgd, óók als de groepsrisicocurve de oriënterende waarde niet overschrijdt.


Hieronder zijn in de verschillende paragrafen de uitkomsten verwoord ten aanzien van externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle inrichtingen, transportroutes en/of objecten.


De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. In paragraaf 3.4.3 wordt verder ingegaan op deze visie.

4.4.2 Transportroutes

Voor bedrijventerrein De Hurk-Croy is een tweetal transportroutes van belang die een nadere afweging behoeven op het onderdeel externe veiligheid. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van de A2 en de Noord-Brabantlaan. In het plangebied en zijn omgeving zijn geen andere vervoersbronnen aanwezig die van invloed zijn op de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied.

Op 14 februari 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransporten over de snelwegen rondom Eindhoven (Gewijzigde A2 zone Regio Eindhoven in Basisnet, 14 februari 2010, nr. 469134). Uit dit rapport volgt dat er voor de A2, naast de Hurk, een plaatsgebonden risico wordt berekend van 25 meter vanaf het midden van de snelweg. Uit de circulaire Risiconormering volgt dat het plaatsgebonden risico 26 meter is vanaf het midden van de snelweg. Verder blijkt dat er weinig transport van gevaarlijke stoffen over de N2 plaats vindt. De N2 heeft geen plaatsgebonden risico. Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde.

Verder is er in 2010 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven (“Transport Gevaarlijke stoffen door de Gemeente Eindhoven: SRE Milieudienst, d.d. 25 oktober 2010, Rapportnr. 491815-491816. Uit het rapport blijkt dat er voor gemeentelijke wegen geen plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder is het aantal transporten zo laag dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt.

Voor de berekening van het groepsrisico mag er van worden uitgegaan dat er nagenoeg geen extra personen zich binnen het plangebied zullen vestigen waardoor het groepsrisico binnen het plangebied niet verder zal toenemen. Voorliggend bestemmingsplan betreft namelijk een actualisatie van het vorige plan en is grotendeels conserverend van karakter. Er worden geen nieuwe functies toegestaan die de personendichtheid in het plangebied vergroten. Het bedrijventerrein is bovendien zo goed als helemaal ingevuld.

Plaatsgebonden risico

Volgens de berekeningen over de snelwegen en uit het Basisnet Weg blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour voor de snelweg 26 meter bedraagt. Dit is berekend vanaf de as van de snelweg, niet zijnde de N2. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico ligt de 10-6 per jaar contour buiten het plangebied. Uit de berekeningen blijkt verder dat er bij het transport van gevaarlijke stoffen in bulkhoeveelheden door de gemeente Eindhoven géén grens- en/of richtwaarden worden overschreden voor het plaatsgebonden risico.

Verder geldt er volgens het Basisnet weg een plasbrand- aandachtsgebied (PAG) voor dit weggedeelte. Deze is 30 meter vanaf de rand van de snelweg, niet zijnde de N2. Een klein gedeelte van dit PAG ligt binnen het plangebied ter plaatse van de percelen aan de Hurksestraat 27 tot en met 41. De uitkomsten van het Basisnet zijn verwerkt in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het PAG is hierin opgenomen. Het PAG heeft bij inwerkingtreding van het Basisnet op 1 april 2015 een wettelijke status gekregen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze PAG's gelden strengere eisen aan de gebouwen. De strengere eisen zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de daarbij behorende Ministeriële regeling.

Groepsrisico

Uit de voornoemde rapporten blijkt dat er bij het transport van gevaarlijke stoffen in bulkhoeveelheden over de snelweg en door de gemeente Eindhoven de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Bij de realisatie van dit bestemmingsplan vindt er geen toename plaats van het groepsrisico vanwege eerdergenoemde aard van dit bestemmingsplan.


Een calamiteit op de weg kan drie ongevalscenario's veroorzaken, namelijk: brand, explosie (druk) en het vrijkomen van toxische stoffen. Voor de wegen zijn geen bronmaatregelen denkbaar anders dan het voorkomen van kruisingen om de kans op een ongeval te beperken.

4.4.3 Bedrijven

Op basis van de gemeentelijke visie over externe veiligheid (zie paragraaf 3.4.3) is bedrijventerrein De Hurk aangewezen als een bedrijventerrein waar nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven zich onder voorwaarden mogen vestigen en uitbreiden. Vanwege deze gemeentelijke visie en een aanvulling daarop (B&W besluit van september 2012) wordt in dit bestemmingsplan een ander begrip voor risicovolle bedrijven gebruikt dan op basis van het Bevi, waardoor er meer bedrijven als risicovol worden aangemerkt.

Op dit bedrijventerrein is in de loop der jaren een aantal bedrijfswoningen, woonboten, detailhandelsvestigingen en zelfstandige kantoren gevestigd. Deze functies zijn, afhankelijk van de omvang, gedefinieerd als 'kwetsbaar object' volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Vanwege deze 'kwetsbare functies' en de ambitie om nieuwe risicovolle bedrijven toe te staan of bestaande risicovolle bedrijven uitbreidingsmogelijkheden te bieden, zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden waar en onder welke voorwaarden risicovolle inrichtingen worden toegestaan binnen het plangebied. Om een zo groot mogelijke scheiding tussen (nieuwe) risicovolle bedrijven en kwetsbare functies te bereiken is in het centrum van het plangebied een gebied aangewezen waar zich nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven mogen vestigen en uitbreiden (ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone bevi-1'). De begrenzing van dit gebied is onder andere gebaseerd op het gebied waar op basis van het voormalige bestemmingsplan de hoogste milieucategorie was toegestaan. Verder is de situering van de huidige risicovolle bedrijven daarin betrokken en is gekeken naar een logische grens. Buiten dit gebied, met de aanduiding 'Veiligheidszone bevi-1', zijn geen nieuwe risicovolle bedrijven toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0027.png"

Afbeelding van het plangebied met daarin in blauw aangegeven de grens van het gebied waar nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven zich mogen vestigen en uitbreiden (aanduiding 'veiligheidszone - bevi - 1')

Binnen bovengenoemde gebied, waar zich nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven mogen vestigen en uitbreiden, zijn geen nieuwe kwetsbaar objecten (bijv. kantoor > 1.500 m² bvo) toegestaan met uitzondering van kwetsbare objecten die een functionele binding hebben met een risicovol bedrijf. Het bevoegd gezag kan, onder voorwaarden, met een omgevingsvergunning hiervan afwijken.

Binnen het plangebied zijn de volgende bedrijven gevestigd die vanwege de aanwezigheid of het werken met gevaarlijke stoffen, beperkingen opleveren voor de omgeving:

Bedrijf Locatie (adres) Binnen gebied waar nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven mogen vestigen en uitbreiden
Air Liquide De Witbogt 1 Ja
AIMT (Aalberts Industrie Material Technologie) Hurksestraat 32 Ja
Riano Rooijakkerstraat 5a Ja
LPG-tankstation Avia Hastelweg 155a Nee

Verder ligt er buiten het plangebied een LPG-tankstation Texaco (Limburglaan 18) welke invloed heeft op het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6/jr) van Air Liquide en de twee LPG-tankstations ligt buiten hun eigen perceelgrens.

4.5 Bodem

Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties.In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen. Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Dergelijke locaties zijn op dit moment binnen het plangebied dan ook niet bekend.Wel zijn binnen het plangebied de volgende locaties bekend waar sprake is (geweest) van een ernstig geval van bodemverontreiniging (zie figuur 1):

  1. 1. Beatrixkade 1; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  2. 2. Dillenburgstraat 4/ Hastelweg 251, gebouw NP; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater.
  3. 3. Dillenburgstraat 4/ Hastelweg 251 gebouw NA; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  4. 4. Dillenburgstraat talud brug; minerale olie in de grond, waarmee het talud is opgebouwd.
  5. 5. Speelheuvelweg 8-10; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  6. 6. Hastelweg 214; tolueen en gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater.
  7. 7. Hastelweg 161; zware metalen verontreiniging in de grond is gesaneerd; er is een zware metalen verontreinigingen in het grondwater achtergebleven.
  8. 8. Hastelweg 157; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater en zware metalen in de grond.
  9. 9. Hastelweg 155; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater; zware metalen en minerale olie in de grond. Op delen van het terrein is de grond gesaneerd.
  10. 10. Sportlaan; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  11. 11. Beatrixkade oost; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater; zware metalen in de grond.
  12. 12. Hastelweg 139; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater.
  13. 13. Hastelweg 129-131; Op nagenoeg het hele terrein was de grond verontreinigd met zware metalen, deze grond is gesaneerd; In de noordwest hoek is de grond en het grondwater sterk verontreinigd met vluchtige aromaten en minerale olie. Deze verontreiniging is deels gesaneerd.
  14. 14. Limburglaan 24; De grond is verontreinigd met zware metalen, minerale olie en vluchtige aromaten. Het grondwater is verontreinigd met vluchtige aromaten; Het terrein is gedeeltelijk gesaneerd.
  15. 15. Lodewijkstraat 46: De grond is verontreinigd met minerale olie.
  16. 16. Lodewijkstraat 16: De grond is verontreinigd met zware metalen en minerale olie.
  17. 17. Lodewijkstraat 7: De grond is verontreinigd met zware metalen. Het terrein is gedeeltelijk gesaneerd.
  18. 18. Waldeck Pyrmontstraat 1: De grond is verontreinigd met polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Het terrein is gedeeltelijk gesaneerd.
  19. 19. Lodewijkstraat / Waldeck Pyrmontstraat; grond en grondwater zijn verontreinigd met gechloreerde koolwaterstoffen.
  20. 20. Rooijakkerstraat 3a: gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  21. 21. Meerenakkerweg 6: gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  22. 22. Rooijakkerstraat 12: De grond was verontreinigd met minerale olie, de verontreiniging is gesaneerd.
  23. 23. Dillenburgstraat/ Rooijakkerstraat; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  24. 24. Hurksestraat 13-15: gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater.
  25. 25. Hurksestraat 26-28: gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater.
  26. 26. Hurksestraat 32: gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater.
  27. 27. Looyenbeemd 10: De grond is verontreinigd met minerale olie, de verontreiniging is gesaneerd.
  28. 28. Fijenhof 2-4; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, gedeeltelijk gesaneerd.
  29. 29. Meerenakkerweg/Wekkerstraat; de bovengrond is verontreinigd met zware metalen. De verontreiniging is ingepakt door een gesloten verharding.
  30. 30. Meerenakkerweg/Wekkerstraat; de bovengrond is verontreinigd met zware metalen. De verontreiniging is ingepakt door een gesloten verharding.
  31. 31. Langendijk 10; gechloreerde koolwaterstoffen in het grondwater, de omvang van de verontreiniging is nog niet volledig vastgesteld.
  32. 32. Limburglaan 34; grond en grondwater zijn verontreinigd met minerale olie en vluchtige aromaten.
  33. 33. Beatrixkade west; de kade is opgehoogd met slib uit het kanaal dat verontreinigd is met zware metalen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80300-0301_0031.jpg"

Figuur 1.

Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend die op dit moment een risico voor de gezondheid vormen. Wel dienen hiervoor de beschermende maatregelen in de vorm van verhardingen in stand te blijven, dit zijn de locaties 29 en 30.

Daarnaast kan in sommige gevallen toch ook sprake zijn van beperkingen in het gebruik of extra kosten die gemaakt moeten worden als grond moet worden afgevoerd. Het verdient dan ook sterk aanbeveling om bij grondtransacties, bouwactiviteiten of grondverzet vooraf het bodeminformatiesysteem van de gemeente te raadplegen. In sommige gevallen zal het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige omgevingsvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.

4.6 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal
    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.

    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.

    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.
  • Duurzame mobiliteit
    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.
  • Circulaire Economie
    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.
  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

4.6.1 Planbeschrijving

Het wettelijk kader

Het is niet mogelijk om beleid op het gebied van duurzaamheid te regelen in het bestemmingsplan. Dit vloeit voort uit het feit dat een bestemmingsplan uitgaat van toelatingsplanologie. Op basis hiervan is het niet mogelijk is om voorwaarden te stellen op het gebied van duurzaamheid via het bestemmingsplan.

Dit betekent dat het juridisch kader geen mogelijkheden biedt, maar in de toelichting van het plan kan wel aandacht worden geschonken aan het gewenste beleid.

Raadsprogramma duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Dit programma wordt uitgevoerd vanuit een overkoepelende filosofie, gebaseerd op de methodiek van “The Natural Step”. Dit is een methodiek om duurzaamheid vorm te geven. Dit gaat uit van de volgende principes:

De bodem niet uitputten

We gebruiken alleen fossiele brandstoffen, schaarse metalen en mineralen als we ze ook recyclen. Nu worden die materialen uit de aardkorst gehaald, gebruikt en verbrand. Daarmee gaan ze verloren, worden ze schaars en komen ze in het milieu terecht in een sneller tempo dan de aarde ze zelf af kan breken, met negatieve gevolgen voor flora en fauna. We kiezen daarom voor hernieuwbare materialen, hergebruik en recycling.

Geen schadelijke chemisch stoffen gebruiken

We gebruiken of produceren geen chemische stoffen die negatieve effecten hebben op de gezondheid van mensen of het milieu. Ook stoffen waarvan het effect onbekend is, vermijden we.

De natuur niet aantasten

We tasten de natuurlijke systemen niet aan. Onze ecosystemen, planten en dieren maken het mogelijk voor mensen om te leven. Ze bieden ons schone lucht, voedsel, water, brandstof, medicijnen. We gaan daarom zuinig om met onze natuur en beschermen de biodiversiteit.

Aandacht voor mensen hebben

We willen op een eerlijke en efficiënte manier voorzien in menselijke behoeften. Mensen in Eindhoven moeten veilig, vrij en gezond kunnen leven, mét respect voor hun identiteit, geloof, geslacht en afkomst. We helpen mensen waar het even moeilijk mee gaat. En zorgen er voor dat iedereen in onze stad deel kan nemen aan activiteiten. En mensen in de rest van de wereld hebben geen last van wat wij in Eindhoven doen.

4.7 Natuur

4.7.1 Flora- en Fauna

De Flora- en faunawet biedt het juridische kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van de bestemmingen.

Uit de nationale databank flora en fauna blijkt dat de afgelopen vijf jaren beschermde soorten in het gebied zijn waargenomen. Vermeldenswaardig zijn met name vleermuizen (4 soorten) en de huismus. Behalve deze dieren zelf, zijn ook hun vaste verblijfplaatsen jaarrond beschermd. Voor vleermuizen zijn bovendien de essentiële delen van het leefgebied beschermd (jachtgebieden, vliegroutes). In het kader van dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien en is dan ook geen onderzoek naar flora en fauna uitgevoerd.

4.7.2 Ecologische verbindingszone Beatrixkanaal/Afwateringskanaal

Het Beatrixkanaal kende in het recente verleden, ondanks de antropogene achtergrond, vrij hoge natuurwaarden. In 1978 bleek uit een natuurinventarisatie dat er met name op de dijktaluds zeer bijzondere vegetaties voorkwamen (stroomdalgrasland, blauwgrasland met orchideeënsoorten en heidevegetaties met Klokjesgentiaan en Heidekartelblad). In de struwelen kwamen bijzondere soorten voor als Wielewaal en Nachtegaal. Ook op het gebied van mossen, paddestoelen en kevers was de soortenrijkdom opvallend groot.

Onder invloed van de successie van het landschap (bosontwikkeling), de bemestende invloed van uit het achterland en neerslag en mogelijk ook verdroging zijn de bijzondere vegetaties nagenoeg verdwenen. Door de bosontwikkeling is de soortenrijkdom op het gebied van bosvogels goed ontwikkeld (Groene Specht, Kleine Bonte Specht, Boomklever, roofvogels en uilen). Ook verschillende soorten vleermuizen en andere zoogdieren zijn nog aanwezig. In het meer stedelijke deel van het Beatrixkanaal zijn de natuurwaarden op dit moment beperkt. Met name iets verderop bij het Afwateringskanaal zijn recent nog noemenswaardige natuurwaarden aangetroffen op het gebied van planten (Gele Ganzenbloem, Liggend Hertshooi, Padderus) en vogels (Kuifleeuwerik en doortrekkers van IJsvogel, Kwartelkoning, Bosuil en Kleine Barmsijs).

Ecologische- en overige groenambities

Het Beatrixakanaal/Afwateringskanaal heeft weliswaar beperkte actuele natuurwaarden, maar heeft deels hoge potenties voor natuurontwikkeling en vormt een kans voor verbinding van natuurwaarden aan weerszijden van Eindhoven. Beatrixkanaal/Afwateringskanaal verbinden immers het Dommeldal ten zuiden van Eindhoven met de Oirschotse Heide en Wilhelminakanaal te noorden van Eindhoven. Het Wilhelminakanaal is op zijn beurt als ecologische verbindingszone aangeduid, die een dwarsverbinding vormt tussen meerdere beekdalen en dekzandruggen. De provincie heeft het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal dan ook in de ecologische hoofdstructuur (EHS) opgenomen. De gedachte daarachter is dat watergerelateerde landdieren en –planten een geschikte verbindingsmogelijkheid krijgen. Het gebied op het bedrijventerrein De Hurk vormt de belangrijkste flessenhals voor die verbindingsmogelijkheid. Gemeente Eindhoven heeft de beleidslijn overgenomen in de Interim Structuurvisie 2009, zij het dat het kanaal in De Hurk en Genderdal niet is aangeduid als natuur (op basis van ouder provinciaal beleid) maar als structureel groen. Overigens zijn in 2011 in dat structureel groen in Genderdal al voorzieningen voor de ecologische verbinding aangebracht door Waterschap De Dommel en Gemeente Eindhoven. Verder is de ambitie om de plaatselijk hoge natuurpotenties in de toekomst te realiseren door middel van natuurontwikkeling, met name op de dijktaluds langs het Beatrixkanaal ten noorden van de Noord-Brabantlaan.

Verder is in dit kader van belang dat het Beatrixkanaal is opgewaardeerd voor de beroepsvaart. Hierdoor is het wenselijk dat de oevers van het Beatrixkanaal, op meer plekken dan nu al gebeurd, kunnen worden gebruikt als laad- en loswal. Door meer vervoer over water kan het vrachtvervoer over weg worden verminderd waardoor het verkeer en verkeerlawaai kan verminderen en een afname van luchtvervuiling kan worden bereikt.

4.8 Gezondheid

Er is een gezondheidsscreening uitgevoerd voor het bedrijventerrein De Hurk (bijlage) met name voor de omliggende woonwijken.

Per milieuthema is bekeken wat de effecten op de omgeving zijn. Uit de samenvattende constateringen blijkt dat de milieubelasting van het industriegebied op de woonomgeving met name bestaat uit geluid, geur, en externe veiligheid.

De milieubelasting beperkt zich voor het grootste gedeelte tot het bedrijventerrein zelf en de rand van de aangrenzende woongebouwing.

Een uitzondering hierop is KWS, waarvan ook geurklachten voorkomen in een ruimer gebied namelijk tot in de wijk 't ven en sporadisch in Lievendaal.

Op basis van de vergunningen, contouren, enquêtes, meldingen en afstemming met bewoners kan gesteld worden dat de risico's beperkt/ aanvaardbaar zijn. Het lijkt erop dat de feitelijke milieubelasting van het industriegebied beperkter is dan op basis van de categorie-indeling en landelijke gemiddelde verwacht zou kunnen worden.

Uit de gezondheidseffectscreening blijkt dat de hinder van het bedrijventerrein De Hurk-Croy nauwelijks effect heeft op de gezondheid van de mensen in de omliggende woonwijken. Dit komt doordat het bedrijventerrein vooral overdag in bedrijf is en 's nachts rustig is.

Het nieuwe bestemmingsplan hanteert de nieuwste milieu-normen. Ten opzichte van het oude bestemmingsplan is dit een verbetering.

Aanbevelingen op het gebied van gezondheid liggen vooral in de lijn van monitoring en communicatie.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017 heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid

5.2.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.2 Provinciaal beleid

5.2.3 Beleid Waterschap

5.2.4 Gemeentelijk beleid

5.2.5 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

5.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied

5.3.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem
Hoofdwatergang cq open water Ja, De Gender, het Afwateringskanaal Eindhoven en het Beatrixkanaal
zijwatergang Ja, GE 13 & RG 1.1 (Oude) Rundgraaf
Keurgebied binnen plangebied? Ja
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Ja, Welschap
Ecologische verbindingszone? Ja
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? Nee
Attentiegebied EHS Nee
Rioolwatertransportleiding Nee
Waterschap gemaal Nee
Landelijke afvoernorm binnen plangebied 1,33 l/s/ha
Verdachte/verontreinigde locaties? Staan vermeld in de bodemparagraaf
Infiltratie praktisch mogelijk? Nee
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid Ja

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

Bedrijventerrein De Hurk wordt doorsneden door het Afwateringskanaal en het Beatrixkanaal. Scheepvaart maakt gebruik van het Beatrixkanaal. In het Beatrixkanaal/Afwateringskanaal liggen momenteel 13 woonboten en een boot van de waterscouting. De woonboten worden binnen de planhorizon aangesloten op het gemeentelijk riool. Het Beatrixkanaal is een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven in natte perioden en valt onder de keur van Waterschap de Dommel. Het Noordwesten van het plangebied valt binnen de zogenoemde "boringsvrije zone Welschap" voor de drinkwaterwinning. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit. Ter plaatse van deze zone is een aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' opgenomen. In artikel milieuzone - boringsvrijezone is vermeld dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone', onverminderd het elders in dit plan bepaalde, de regels van de Provinciale Milieuverordening van toepassing zijn.

5.3.3 Oppervlaktewater

Op het Afwateringskanaal bevindt zich nu ter hoogte van de Beemdstraat één gemengde overstort. Deze overstort is voorzien van een bergbezinkleiding. De twee aanwezige oppervlakte wateren (het Afwaterings- & Beatrixkanaal) vallen binnen het keurbeschermingsgebied & natte natuurzones van waterschap De Dommel. In Natte Natuurzones is het verboden om binnen tien meter uit de insteek van het water werken te maken, te hebben, te wijzigen, op te ruimen of graafwerkzaamheden te verrichten zonder vergunning. Voor keurbeschermingsgebieden is het hydrologisch standstill-beginsel van toepassing is. De Gender doorkruist het plangebied in het uiterste zuiden en is daar voorzien van een onderhoudspad. Ten zuiden van het plangebied ligt een sloot. Deze sloot heeft een functie voor de berging en afvoer van het hemelwaterstelsel van het gescheiden stelsel in de Gestelsche Ontginning.

5.3.4 Verharding

Het plangebied bevat naar verhouding grote verharde oppervlakten die hoofdzakelijk bestaan uit bedrijfshallen met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn nagenoeg niet aanwezig. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied.

5.3.5 Bodemopbouw

De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater

In het plangebied bevinden zich enkele peilbuizen. De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 15,60 & 16,60 m. Het plangebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval.

5.3.7 Regenwater

Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de riolering. De riolering in dit gebied is gescheiden uitgevoerd waarbij regenwater wordt ingezameld en afvoert naar open water in het Beatrixkanaal. Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem.

5.3.8 Afvalwater

Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op het vuilwaterriool dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan. De 13 nog aanwezig woonboten zijn momenteel niet aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

5.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

5.4.1 Verharding

Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen. Het plangebied is bijna geheel voorzien van gescheiden riolering. Indien er in de toekomst zich binnen het plangebied kansen voordoen om nog resterende gemengde rioolstelsel verder om te bouwen naar een gescheiden stelsel zal de gemeente deze kansen, indien effectief en doelmatig, proberen te benutten. Streven moet zijn om uiteindelijk minder schoon water af te voeren naar de RWZI.

De ombouw naar een gescheiden stelsel, in overleg met het waterschap, vindt plaats op de momenten dat de aanleg gecombineerd kan worden met een herinrichting of rijbaan vernieuwing binnen het plangebied.

Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten door meer verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.

5.4.2 Berging

Conform landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid geldt voor toekomstige ontwikkeling het zogenaamde 'hydrologisch neutraal' bouwen. Voor het bepalen van de vereiste bergingscompensatie voor regenwater, afkomstig van verhard oppervlak, wordt rekentool van waterschap de Dommel (HNO tool) gebruikt. Hiermee wordt de grootte van voorzieningen bepaald waarmee pieklozingen op riolering en uiteindelijk oppervlaktewater te voorkomen zijn.

Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. Bij zowel eigen plannen als plannen van derden gaat de gemeente Eindhoven ervan uit dat de benodigde bergingscompensatie op eigen terrein wordt gerealiseerd tenzij expliciet anders overeengekomen. Dergelijke voorzieningen, indien aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel, dienen het geborgen regenwater vertraagd te lozen op het stelsel, evenredig aan de in het plangebied geldende landelijke afvoernorm.

5.4.3 Oppervlaktewater

De gemeente is voornemens het Beatrixkanaal op te waarderen naar vaarwegklasse III. Dit door het kanaal uit te baggeren, de beschoeiing te vervanging en tevens ecologisch beter in te richten. Hierdoor blijft vervoer over water mogelijk, wordt bijgedragen aan de modal shift doelstellingen (BERZOB), reductie van fijn stof en de mogelijkheid van nieuwe vervoersconcepten. Daarnaast wordt de afvoerende en bergende waterfunctie hiermee in stand gehouden.

Tussen de N2 en het bedrijventerrein Croy zal de afvoer voor één van de overstorten van bedrijventerrein De Hurk worden aangelegd. Deze afvoer voert het overtollige water van het verbeterd gescheiden stelsel van De Hurk via de bermsloot van de A2/N2 af naar de Gender.

5.4.4 Wateractiviteiten

De gemeente Eindhoven is als eigenaar belast met het Nautisch beheer van het Beatrix kanaal. Dit heeft betrekking op het gebruik van het water als vaarwater. Hieronder vallen vrijwel alle recreatieve activiteiten die op het water plaats vinden zoals kanoën, roeien, varen met vlotten en boten en het afmeren van (woon)boten. Vaartuigen hebben toestemming om gebruik te maken van het Beatrixkanaal.

5.4.5 Waterkwaliteit

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.

Het saneren van de waterbodems van oppervlaktewateren heeft een positieve uitwerking op de waterkwaliteit. De gemeente Eindhoven heeft een meerjarenprogramma opgesteld, daarin is het Beatrixkanaal voor 2013 opgenomen.

5.4.6 Advies / overleg Waterschap

In april 2012 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  1. 34. hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld;
  2. 35. om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden;
  3. 36. Ontwikkelingen die invloed op de waterhuishouding van het plangebied hebben dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd;
  4. 37. Bij nog nader uit te werken plannen dienen wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van bouwplannen betrokken te worden.

Op 19 juni 2012 heeft Waterschap de Dommel positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. DeInleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In"Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze vanmeten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming “Bedrijventerrein -1 ” (Artikel 3)

Binnen de bestemming Bedrijventerrein 1 zijn de bedrijven toegelaten die geluidhinder veroorzaken. Deze bedrijven werden voorheen grote lawaaimakers genoemd. De bestemming Bedrijventerrein-1 is opgenomen voor de gehele zone industrielawaai.

Daarnaast zijn binnen deze bestemming risicovolle bedrijven toegelaten. Hiervoor is het middengebied van het bedrijventerrein aangewezen als Veiligheidszone bevi-1.

Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven in het plangebied tot ten hoogste categorie 5.1 als bedoeld in de bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten. Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”.
Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de “Lijstvan bedrijfsactiviteiten” maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. De bouwvlakken zijn dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is.

Om aan de randen van het bedrijventerrein vorm te geven aan een bedrijfsovergangsgebied zijn bedrijven in de categorie 1 toegelaten tot en met milieucategorie 3.1. Binnen deze aanduiding zijn nieuwe bedrijven in milieucategorie 1 toegelaten en eventueel praktijklokalen voor beroepsonderwijs.

Op het bedrijventerrein zijn zelfstandige kantoren toegelaten voor zover sprake is van legale bestaande kantoren. De vergunde bestaande kantoren zijn opgenomen in Legale zelfstandigekantoren van de regels. Daarnaast zijn kantoren toegelaten die onderdeel uitmaken van het bedrijf. Hierbij is uitgegaan van maximaal 30% aan het bedrijf ondergeschikte kantoren. Daar waar in de huidige situatie sprake is van een hoger percentage, mag dit hogere percentage gehandhaafd blijven.

In beginsel hoort detailhandel niet thuis op het bedrijventerrein. Waarbij perifere detailhandel meer passend is op een bedrijventerrein dan reguliere detailhandel. Op het bedrijventerrein zijn diverse vormen van (perifere detailhandel) vergund en toegelaten. De vergunde bestaande vormen van detailhandel zijn toegelaten in hun huidige soort en huidige omvang. De vergunde bestaande detailhandel staat in Legale detailhandel van de regels.

Ook voor bedrijfswoningen geldt dat zijn toegelaten de legale bestaande bedrijfswoningen. Deze staan in Bijlage 5 Legale bedrijfswoningen van de regels.

Prostitutiebedrijven, seksinrichtingen, kamerverhuur zijn uitgesloten.

Bestemming “Bedrijventerrein -2 ” (Artikel 4)

Bedrijven die ingevolge de Wet geluidhinder geluidszoneringsplichtig zijn, zijn uitgesloten in deze bestemming. Ook zijn hier geen risicovolle bedrijven toegelaten. Voor het overige is de bestemming vergelijkbaar met Bedrijventerrein - 1.

Bestemming `Groen” (Artikel 5)

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen.

Bestemming `Kantoor” (Artikel 6)

Deze bestemming is gelegd op specifieke kantoorvestigingen waarbij sprake is van meer dan beroepsuitoefening aan huis. De grenzen van de bouwvlakken zijn ook in dit geval dusdanig gesitueerd dat enige uitbreiding van de bebouwing mogelijk is. De entree van het bedrijventerrein aan de Beemdstraat wordt gevormd door bestaande kantoorgebouwen. Deze hebben de bestemming kantoor gekregen. Voor het overige zijn kantoren terug te vinden binnen de bestemming Bedrijventerrein 1 en 2 voor zover opgenomen op de lijst van bestaande legale zelfstandige kantoren.

Bestemming `Verkeer” (Artikel 7)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

Bestemming `Water´ (Artikel 8)

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.

Dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanningsverbinding en Waarde - Ecologie

Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal beschermd worden.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Overige regels en deAlgemene afwijkingsregels.

Voorts zijn aanduidingen opgenomen voor Grondwaterbeschermingsgebied; voor de gronden in kwestie zijn de desbetreffende bepalingen van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant van toepassing;

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Handhavingsmodel
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  1. 1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  2. 2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  3. 3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  4. 4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  5. 5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  6. 6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  7. 7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Duidelijke regels
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

7.2 Handhaving Voorliggend Plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. Opgemerkt kan worden dat het in nagenoeg alle gevallen bedrijven betreft waarvan het bestaan bij de gemeente bekend is. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Er is in het voorliggende plan aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies, dus als er sprake is van het om redenen van een de goede ruimtelijke ordening toekennen van een bestemming die niet conform de bestaande situatie is. Dergelijke gevallen doen zich – voorzover uit onderzoek gebleken – met het voorliggende plan voor bij een aantal (bedrijfs)woningen, zelfstandige kantoren en detailhandels- en andere functies.

In 2017 is er opnieuw geïnventariseerd welke functies op welke percelen aanwezig zijn. Daar waar geen vergunningen zijn verleend en het ook niet past binnen de milieuregels en het gemeentelijk beleid is de afdeling Handhaving ingeschakeld.

Deze handhavingstrajecten worden zo spoedig mogelijk ingezet.

Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.

Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.

Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van “kruimelgevallen”.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 23 maart 2011. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In Bijlage 9 staan de reacties uit het vooroverleg.

9.3 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2012' heeft met ingang van 10 januari tot en met 6 februari 2013 in het kader van de samenspraak ingevolge de 'Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008' ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp in te dienen. Bovendien zijn er in het kader van deze samenspraak gedurende deze periode informatiebijeenkomsten geweest voor de woonbootbewoners en de scoutingboot, voor OndernemersKontakt De Hurk, voor de omwonenden, voor Trefpunt Groen Eindhoven en voor de ondernemers die zijn gevestigd in het plangebied.

In Bijlage 9 staan de reacties uit de samenspraak.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 22 juni 2917 tot en met woensdag 2 augustus 2017 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 21 juni 2017 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn 28 zienswijzen ontvangen.
In de 'nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan.

9.5 Ambtshalve Aanpassingen

De aanpassingen zijn in de 'nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' opgenomen.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017

SBI-
code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
geur
stof geluid gevaar
grootste
afstand
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
011,012,
013
Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen)
011, 012,
013, 016
0 Tuinbouw:
011, 012, 013 1 - bedrijfsgebouwen 10 10 30 C 10 30 2
011, 012, 013 2 - kassen zonder verwarming 10 10 30 C 10 30 2
011, 012, 013 3 - kassen met gasverwarming 10 10 30 C 10 30 2
0113 4 - champignonkwekerijen (algemeen) 30 10 30 C 10 30 2
0113 5 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 10 30 C 10 100 3.2
0163 6 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 10 30 C 10 30 2
011 7 - witlofkwekerijen (algemeen) 30 10 30 C 10 30 2
0141, 0142 Fokken en houden van rundvee 100 30 30 C 0 100 3.2
0143, 0145 0 Fokken en houden van overige graasdieren:
0143 1 - paardenfokkerijen 50 30 30 C 0 50 3.1
0145 2 - overige graasdieren 50 30 30 C 0 50 3.1
0146 Fokken en houden van varkens 200 30 50 C 0 200 D 4.1
0147 0 Fokken en houden van pluimvee:
0147 1 - legkippen 200 30 50 C 0 200 D 4.1
0147 2 - opfokkippen en mestkuikens 200 30 50 C 0 200 4.1
0147 3 - eenden en ganzen 200 50 50 C 0 200 4.1
0147 4 - overig pluimvee 100 30 50 C 0 100 D 3.2
0149 0 Fokken en houden van overige dieren:
0149 1 - nertsen en vossen 200 30 30 C 0 200 4.1
0149 2 - konijnen 100 30 30 C 0 100 3.2
0149 3 - huisdieren 30 0 50 C 10 50 3.1
0149 4 - maden, wormen e.d. 100 0 30 C 10 100 3.2
0149 5 - bijen 10 0 30 C 10 30 2
0149 6 - overige dieren 30 10 30 C 0 30 D 2
0150 Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) 100 30 30 C 0 100 3.2
016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 30 10 50 10 50 D 3.1
016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. <= 500 m2 30 10 30 10 30 2
016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven:
b.o. > 500 m2
30 10 50 10 50 3.1
016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven:
b.o. <= 500 m2
30 10 30 10 30 2
0162 KI-stations 30 10 30 C 0 30 2
03 - VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 C 10 50 3.1
032 0 Vis- en schaaldierkwekerijen:
032 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 100 30 50 C 0 100 3.2
032 2 - visteeltbedrijven 50 0 50 C 0 50 3.1
08 - WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT E.D.
0812 0 Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht):
0812 1 - algemeen 10 100 200 10 200 D 4.1
0812 2 - steenbrekerijen 10 200 700 Z 10 700 5.2
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2
101 2 - vetsmelterijen 700 0 100 C 30 700 5.2
101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 C 50 R 300 4.2
101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. > 1000 m2
100 0 100 C 50 R 100 3.2
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. <= 1000 m2
50 0 50 C 30 50 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:
p.o. <= 200 m2
30 0 50 10 50 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 50 0 50 10 50 3.1
102 0 Visverwerkingsbedrijven:
102 1 - drogen 700 100 200 C 30 700 5.2
102 2 - conserveren 200 0 100 C 30 200 4.1
102 3 - roken 300 0 50 C 0 300 4.2
102 4 - verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 300 10 50 C 30 300 D 4.2
102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 100 10 50 30 100 3.2
102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 50 10 30 10 50 3.1
1031 - Aardappelproductenfabrieken:
1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 30 200 C 50 R 300 4.2
1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 50 10 50 50 R 50 3.1
1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrireken:
1032, 1039 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 4 - met drogerijen 300 10 200 C 30 300 4.2
1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 10 100 C 10 300 4.2
104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke olieën en vetten:
104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100 C 30 R 200 4.1
104101 2 - p.c. > 250.000 t/j 300 50 300 CZ 50 R 300 4.2
104101 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke olieën en vetten:
104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100 C 100 R 200 4.1
104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 10 300 CZ 200 R 300 4.2
1042 0 Margarinefabrieken:
1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 100 10 200 C 30 R 200 4.1
1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 200 10 300 CZ 50 R 300 4.2
1051 0 Zuivelproductenfabrieken:
1051 1 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 t/u 200 100 500 CZ 50 R 500 5.1
1051 2 - geconcentreerde producten, verdamp.cap. >= 20 t/u 200 30 500 CZ 50 R 500 5.1
1051 3 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1051 4 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j 100 0 300 CZ 50 R 300 4.2
1051 5 - overige zuivelproductenfabrieken 50 50 300 C 50 R 300 4.2
1052 1 Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 10 0 30 0 30 2
1061 0 Meelfabrieken:
1061 1 - p.c. >= 500 t/u 200 100 300 CZ 100 R 300 4.2
1061 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 C 50 R 200 4.1
1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 C 50 200 D 4.1
1062 0 Zetmeelfabrieken:
1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 C 30 R 200 4.1
1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 100 300C Z 50 R 300 4.2
1091 - Veevoerfabrieken:
1091 1 - destructiebedrijven 700 30 200 C 50 700 D 5.2
1091 2 - beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek 700 100 100 C 30 R 700 D 5.2
1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 100 200 C 30 300 4.2
1091 4 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water 700 200 300 CZ 50 700 5.2
1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200C 30 200 4.1
1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 100 300 CZ 50 R 300 4.2
1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 C 30 200 4.1
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
1071 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2
1072 Banket-, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2
1081 0 Suikerfabrieken:
1081 1 - v.c. < 2.500 t/j 500 100 300 C 100 R 500 5.1
1081 2 - v.c. >= 2.500 t/j 1000 200 700 CZ 200 R 1000 5.3
10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 1 - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m2 500 50 100 50 R 500 5.1
10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 100 30 50 30 100 3.2
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 4 - suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30 R 300 4.2
10821 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:
p.o. > 200 m2
100 30 50 30 R 100 3.2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:
p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 1 - koffiebranderijen 500 30 200 C 10 500 D 5.1
1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1
1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 D 4.1
1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 200 4.1
1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1089 2 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 300 4.2
1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1
110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200 C 30 300 4.2
110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 C 30 R 200 4.1
110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 50 300 C 50 R 300 4.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
1105 Bierbrouwerijen 300 30 100 C 50 R 300 4.2
1106 Mouterijen 300 50 100 C 30 300 4.2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2
12 - VERWERKING VAN TABAK
120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 C 30 200 4.1
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
1393 Tapijt-, kokos- en vloetmattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN
(EXCL. KLEDING)
151, 152 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50D 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1
16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200 C 50 R 200 4.1
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 C 50 3.1
1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 CZ 50 R 200 4.1
1712 3 - p.c. >= 15 t/u 200 100 300 CZ 100 R 300 4.2
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 CZ 30 R 200 4.1
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE
VAN OPGENOMEN MEDIA
581 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 A Smeerolieën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2
19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 300 4.2
19202 C Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50 R 300D 4.2
201, 212, 244 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 10 100 1500 1500 D 6
20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2011 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2011 1 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht 10 0 700 CZ 100 R 700 5.2
2011 2 - overige gassenfabrieken, niet explosief 100 0 500 C 100 R 500 5.1
2011 3 - overige gassenfabrieken, explosief 100 0 500 C 300 R 500 5.1
2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 C 200 R 200D 4.1
2012 0 Anorg, chemische grondtsoffenfabrieken:
2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 100 30 300 C 300 R 300D 4.2
2012 2 - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 50 500 C 700 R 700 D 5.2
20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 10 200 C 300 R 300D 4.2
20141 A2 - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 1000 30 500 C 700 R 1000 D 5.3
20141 B0 Methanolfabrieken:
20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 C 100 R 200 4.1
20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 200 0 300 CZ 200 R 300 4.2
20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 0 200 C 100 R 300 4.2
20149 2 - p.c. >= 50.000 t/j 500 0 300 CZ 200 R 500 5.1
2015 Kustmeststoffenfabrieken 500 300 500 C 500 R 500 5.1
2016 Kunstharsenfabrieken e.d. 700 30 300 C 500 R 700 5.2
202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
202 1 - fabricage 300 50 100 C 1000 R 1000 5.3
202 2 - formulering en afvullen 100 10 30 C 500 R 500 D 5.1
203 Verf-, lak- en vernisfabrieken 300 30 200 C 300 R 300D 4.2
2110 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 200 10 200 C 300 R 300 4.2
2110 2 - p.c. >= 1.000 t/j 300 10 300 C 500 R 500 5.1
2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200 C 100 R 300 4.2
2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 C 50 R 300 4.2
2051 Kruit-, vuurwerk- en springstoffenfabrieken 30 10 50 1000 V 1000 5.3
2052 - Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
2052 2 - met dierlijke grondstoffen 500 30 100 50 500 5.1
205902 Fotochemische productenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2
205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1
205903 B Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 200 30 100 C 200 R 200 D 4.1
2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 30 300 C 200 R 300 4.2
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER
EN KUNSTSTOF
221101 Rubberbandenfabrieken 300 50 300 C 100 R 300 4.2
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 R 200 4.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 200 4.1
222 2 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 300 4.2
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
231 2 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j 30 100 300 CZ 50 R 300 4.2
231 3 - glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j 300 100 100 30 300 4.2
231 4 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j 500 200 300 CZ 50 R 500 5.1
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1
233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 R 200 4.1
2351 0 Cementfabrieken:
2351 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 300 500 C 30 R 500 5.1
2351 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 500 1000CZ 50 R 1000 5.3
235201 0 Kalkfabrieken:
235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1
235201 2 - p.c. >= 100.000 t/j 50 500 300 Z 50 R 500 5.1
235202 0 Gipsfabrieken;
235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1
235202 2 - p.c. >= 100.000 t/j 50 500 300 Z 50 R 500 5.1
23611 0 Betonwarenfabrieken:
23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers 10 100 200 30 200 4.1
23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 10 100 300 30 300 4.2
23611 3 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d 30 200 700 Z 30 700 5.2
23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 200 300 Z 30 300 4.2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 R 100 3.2
2363, 2364 2 - p.c >= 100 t/u 30 200 300 Z 50 R 300 4.2
2365, 2369 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips):
2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2
2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 30 200 300 Z 200 R 300 4.2
237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 10 30 100 0 100 D 3.2
237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 10 30 50 0 50 3.1
237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 10 100 300 10 300 4.2
237 4 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j 30 200 700 Z 10 700 5.2
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2399 A1 - p.c. < 100 t/u 300 100 100 30 300 4.2
2399 A2 - p.c. >= 100 t/u 500 200 200 Z 50 500 5.1
2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 100 200 300 CZ 30 300 4.2
2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 C 50 200 4.1
2399 C Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2
2399 D0 Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1
2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2
24 - VERVAARDIGING VAN METALEN
241 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
241 1 - p.c. < 1.000 t/j 700 500 700 200 R 700 5.2
241 2 - p.c. >= 1.000 t/j 1500 1000 1500CZ 300 R 1500 6
245 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
245 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 500 30 500 5.1
245 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 100 1000 Z 50 R 1000 5.3
243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
243 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 300 30 300 4.2
243 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 50 700 Z 50 R 700 5.2
244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 100 100 300 30 R 300 4.2
244 A2 - p.c. >= 1.000 t/j 200 300 700 Z 50 R 700 5.2
244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
244 B1 - p.o. < 2.000 m2 50 50 500 50 R 500 5.1
244 B2 - p.o. >= 2.000 m2 200 100 1000 Z 100 R 1000 5.3
2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen:
2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2
2451, 2452 2 - p.c. >= 4.000 t/j 200 100 500 CZ 50 R 500 5.1
2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen:
2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2
2453, 2454 2 - p.c. >= 4.000 t/j 200 100 500 CZ 50 R 500 5.1
25, 31 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN)
251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 50 200 300 Z 30 300 4.2
2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 300 30 R 300 4.2
2529, 3311 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 100 500 Z 50 R 500 5.1
2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1
255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1
255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2
255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1
2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200 D 4.1
2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2
2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2
2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2
2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2
2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) 30 30 100 50 100 3.2
2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2
2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 10 30 50 10 50 D 3.1
259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
259, 331 A2 - p.o. >= 2.000 m2 50 100 500 Z 30 500 5.1
269, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken:
27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2
27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 M2 50 30 200 30 200 D 4.1
28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 300 D 4.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 200 30 30 50 200 4.1
271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1
273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 R 200 D 4.1
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
274 Lampenfabrieken 200 30 30 300 R 300 4.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
2790 Koelelectrodenfabrieken 1500 300 1000CZ 200 R 1500 6
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
29 - VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
291 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 C 30 R 200 D 4.1
291 2 - p.o. >= 10.000 m2
200 30 300 Z 50 R 300 4.2
29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 R 200 4.1
29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN
(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2
301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1
301, 3315 4 - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
100 100 500 CZ 50 500 5.1
3831 Scheepssloperijen 100 200 700 100 R 700 5.2
302, 317 - Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2
302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50 30 300 Z 30 R 300 4.2
303, 3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1
303, 3316 2 - met proefdraaien motoren 100 30 1000 Z 100 R 1000 5.3
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING
383201 Metaal- en autoschredders 30 100 500 Z 30 500 5.1
383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 30 100 300 10 300 4.2
383202 A2 - v.c. >= 100.000 t/j 30 200 700 10 700 5.2
383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 300 4.2
383202 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300 C 50 300 4.2
35 - PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 A0 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
35 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 700 700 CZ 200 700 5.2
35 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen >= 75 MWth
100 100 500 CZ 100 500 5.1
35 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 100 500 CZ 100 R 500 5.1
35 A4 - kerncentrales met koeltorens 10 10 500 C 1500 1500 D 6
35 A5 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 30 30 500 CZ 100 R 500 5.1
35 B0 bio-energieinstallaties elektrisch vermogen
< 50 MWe:
35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2
35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van
overige biomassa
50 50 100 30 R 100 3.2
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100C 50 100 3.2
35 C4 - 200 - 1000 MVA 0 0 300 CZ 50 300 4.2
35 C5 - >= 1000 MVA 0 0 500 CZ 50 500 5.1
35 D0 Gasdistributiebedrijven:
35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300 C 100 300 4.2
35 D2 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0 0 500 C 200 R 500 5.1
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 D5 - gasontvang- en verdeelstations, cat. D 0 0 50C 50 R 50 3.1
35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 A0 Waterwinning-/bereiding bedrijven:
36 A1 - met chloorgas 50 0 50 C 1000 R 1000 D 5.3
36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
36 B3 - >= 15 MW 0 0 300 C 10 300 4.2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats:
b.o. > 1000 m2
10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:
b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 10 10 100 10 100 3.2
45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
45204 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
453 Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires 0 0 30 10 30 2
473 0 Benzineservicestations:
473 1 - met LPG > 1000 m3/jr 30 0 30 200 R 200 4.1
473 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 R 50 3.1
473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4621 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1
4621 1 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 100 100 300 Z 50 R 300 4.2
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
4623 Groothandel in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën 10 0 30 50 R 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1
46499 3 - professioneel vuurwerk, netto expl.massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) 10 0 30 500 V 500 5.1
46499 4 professioneel vuurwerk, netto expl.massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton 10 0 30 1000 V 1000 5.3
46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2
46711 0 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
46711 2 - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 50 500 500 Z 100 500 5.1
46712 0 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 R 200 D 4.1
46712 2 - vloeistoffen, o.c >= 100.000 m3 100 0 50 500 R 500 D 5.1
46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2
46713 Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
46721 0 Groothandel in metaalertsen:
46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 30 300 300 10 300 4.2
46721 2 - opslag opp. >= 2.000 m2 50 500 700 Z 10 700 5.2
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 10 50 10 50 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46751 Groothandel in chemische producten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 10 30 100 30 100 3.2
4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 10 10 50 10 50 3.1
4677 0 Overige groothandel in afval en schroot:
b.o. > 1000 m2
10 30 100 10 100 D 3.2
4677 1 - overige groothandel in afval en schroot:
b.o. <= 1000 m2
10 10 50 10 50 3.1
466 0 Groothandel in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1
952 Reparatie t.b.v. partuculieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1
55 - LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
49 - VERVOER OVER LAND
491, 492 0 Spoorwegen:
493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
493 Touringcarbedrijven 10 0 100 C 0 100 3.2
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 0 0 100 C 30 100 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 0 0 50 C 30 50 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
50, 51 - VERVOER OVER WATER/DOOR DE LUCHT
50, 51 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 0 10 1
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52242 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
52242 1 - containers 0 10 300 50 R 300 4.2
52242 2 - stukgoederen 0 10 100 50 R 100 D 3.2
52242 3 - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. < 2.000 M2 30 200 300 30 300 4.2
52242 4 - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 M2 50 500 700 Z 50 700 5.2
52242 5 - granen of meelsoorten, v.c. < 500 t/u 50 300 200 50 R 300 4.2
52242 6 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 100 500 300 Z 100 R 500 5.1
52242 7 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 50 300 300 50 300 4.2
52242 8 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 50 500 500 Z 100 500 5.1
52242 9 - olie, LPG, e.d. 100 0 50 700 R 700 5.2
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1
791 Reisorganisaties 0 0 10 0 10 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 0 10 D 1
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C 0 10 1
61 B0 Zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
61 B2 - FM en TV 0 0 0 C 10 10 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders 0 0 0 C 10 10 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
58, 63 B Switchhouses 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk mits sprake is van voldoende parkeergelegenheid 30 10 30 30 R 30 2
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek, mits sprake is van voldoende parkeergelegenheid 0 0 10 0 10 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 A Overige zakelijke dienstverlening, kantoren
mits sprake is van een bestaand, legaal kantoor of als onderdeel van een bedrijf
0 0 10 0 10 D 1
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 50 30 200 C 50 R 200 4.1
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
8422 Defensie-inrichtingen 30 30 200 C 100 200 D 4.1
8425 Brandweerkazernes 0 0 50 C 0 50 3.1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100 C 10 200 4.1
3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200 CZ 10 300 4.2
3700 A3 - >= 300.000 i.e. 500 10 300 CZ 10 500 5.1
3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1
381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2
382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 A1 - mestverwerking/korrelfabrieken 500 10 100 C 10 500 5.1
382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
382 A3 - verwerking radio-actief afval 0 10 200 C 1500 1500 6
382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2
382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 200 300 CZ 50 300 D 4.2
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
382 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2
382 C0 Composteerbedrijven:
382 C1 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr 300 100 50 10 300 4.2
382 C2 - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr 700 300 100 30 700 5.2
382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2
382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1
382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 200 4.1
59 - CULTUUR,

EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 C 10 30 2
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2
96013 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1

Bijlage 2 Lijst Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Lijst van horeca-activiteiten

Bijlage 3 Legale Zelfstandige Kantoren

Bijlage 3 Legale zelfstandige kantoren

Bijlage 4 Legale Detailhandel

Bijlage 4 Legale detailhandel

Bijlage 5 Legale Bedrijfswoningen

Bijlage 5 Legale bedrijfswoningen

Bijlage 6 Besluit Externe Veiligheid

Bijlage 6 Besluit externe veiligheid

Bijlage 7 Regeling Externe Veiligheid

Bijlage 7 Regeling externe veiligheid

Bijlage 8 Regeling Provinciale Risicokaart

Bijlage 8 Regeling provinciale risicokaart

Bijlage 1 Gezondheidsonderzoek

Bijlage 1 Gezondheidsonderzoek

Bijlage 2 Zone Industriegeluid

Bijlage 2 Zone industriegeluid

Bijlage 3 Adviezen Veiligheidsregio 2011-201

Bijlage 3 Adviezen Veiligheidsregio 2011-201

Bijlage 4 Definitief Advies Veiligheidsregio

Bijlage 4 Definitief advies Veiligheidsregio

Bijlage 5 Dekkingsplan Brandkranen

Bijlage 5 Dekkingsplan Brandkranen

Bijlage 6 Risico-analyse Bestemmingsplan De Hurk-croy

Bijlage 6 Risico-analyse bestemmingsplan De Hurk-Croy

Bijlage 7 Risico-analyse Avia

Bijlage 7 Risico-analyse Avia

Bijlage 8 Risico-analyse Lpg Punt Limburglaan

Bijlage 8 Risico-analyse LPG punt Limburglaan

Bijlage 9 Vooroverleg En Samenspraak 2013

Bijlage 9 Vooroverleg en samenspraak 2013

Bijlage 10 Inventarisatie 2017

Bijlage 10 Inventarisatie 2017