KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie - 1
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie - 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Onderdelen Van Dit Plan
1.4 Voorgaande Plannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Stedenbouwkundige Structuur
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.7 Verkeer
3.8 Groen
3.9 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Duurzaamheid
4.6 Bodem
4.7 Natuur
Hoofdstuk 5 Verwerving Van Gronden
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Inleiding
6.2 Beleid
6.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied
6.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
7.2 Planmethodiek
7.3 Verbeelding
7.4 Planregels
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
8.2 Handhaving Voorliggend Plan
Hoofdstuk 9 Financiële Aspecten
Hoofdstuk 10 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
10.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
10.3 Samenspraak
10.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Compensatieplan Nnb
Bijlage 2 Cultuurhistorische Waarderingskaart Historisch Landschap, Kaartbijlage 2a
Bijlage 3 Cultuurhistorische Waarderingskaart Historische Landschap, Kaartbijlage 2b
Bijlage 4 Cultuurhistorische Waarderingskaart Historisch Landschap, Kaartbijlage 2c
Bijlage 1 Verzoek Herbegrenzing Nnb
Bijlage 2 Bijlagen Bij Verzoek Herbegrenzing Nnb
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna Fietsbrug A2 Nabij A. Fokkerweg
Bijlage 4 Cultuurhistorische Waardenkaart Van Buitengebied Eindhoven

I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug)

Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven

Vastgesteld op 12-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80313-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.7 abiotische waarde

geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (=niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige verschijnselen zoals steilranden en bodemovergangen.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 beeldbepalende boom

Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.

1.12 belemmeringenstrook

een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.

1.13 bestaande situatie

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.

1.24 dagrecreatie

Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.

1.25 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.26 evenementen

een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

1.27 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.30 geluidgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.31 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.33 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.34 kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.

1.35 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.36 kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.37 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.38 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.39 Nota Parkeernormen 2016

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016.

1.40 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.41 peil

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.42 rijstrook

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.43 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.44 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.45 voorgevel

de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.46 voorkeursgrenswaarde

de toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.47 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.49 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.50 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.51 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingsperentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. fiets- en wandelpaden met de daarvoor benodigde kunstwerken zoals grondlichamen;
  4. d. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;
  5. e. duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  8. h. kunstobjecten;
  9. i. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;

met daarbij behorende:

  1. j. extensief recreatief medegebruik;
  2. k. verhardingen;
  3. l. parkeervoorzieningen;
  4. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.1 of lid 3.2.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gericht zijn op het natuurbelang of de natuurbeleving, zoals uitkijktorens, kijkhutten en vleermuiskelders, en met een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden, van natuurwaarden en van landschappelijke waarden ;
  2. b. het behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden en kenmerken;
  3. c. het behoud, herstel en ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
  4. d. duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;

met daarbij behorende:

  1. e. extensief recreatief medegebruik;
  2. f. infrastructurele voorzieningen, voor zover het betreft onverharde wegen en paden;
  3. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  4. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2.1 of lid 4.2.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gericht zijn op het natuurbelang of de natuurbeleving, zoals uitkijktorens, kijkhutten en vleermuiskelders, en met een maximale bouwhoogte van 6 meter.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen (waaronder ook vlucht- en busstroken, opstelstroken en op- en afritten zijn begrepen) en straten met handhaving van de bestaande wegprofielen/rijstroken;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' wegen en straten, in- en uitvoegstroken en op- en afritten, bestaande uit maximaal 2x1 rijstroken;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' een fietsbrug over de rijksweg (N2/A2);
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. kunstwerken, zoals bruggen, tunnels of duikers;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. h. geluidwerende voorzieningen;
  2. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
  3. j. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  4. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 5.1, sub c en d, wordt in ieder geval gerekend indien binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de natuurcompensatie overeenkomstig het Compensatieplan NNB (Bijlage1 bij deze regels) niet is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor het bouwen van gebouwen alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits:

  1. a. dit in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming; en
  2. b. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met de oprichting van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor afwijking wordt gevraagd kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de afwijking de volgende regels verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; en/of,
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; en/of,
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied. Het betreft de gebieden die zijn opgenomen als landschapstypen met hoge waarde op kaartbijlage 2a van de 'Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap' zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de regels.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het bouwen van een bouwwerk is mogelijk krachtens de onderliggende andere bestemming(en);
  2. b. rekening dient te worden gehouden met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorisch waarden en kenmerken, zoals beschreven in het RAAP-rapport 3258 "De groene zoom van Eindhoven – Een cultuurhistorische waardenkaart van het buitengebied van Eindhoven, alsmede enkele groene delen van de bebouwde kom". Ter beoordeling of daarvan sprake is dient de aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de daarbinnen aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende bouwwerken en (landschap)elementen, die zijn opgenomen als (landschaps)elementen met hoge en zeer hoge waarde op kaartbijlage 2b en kaartbijlage 2c van de 'Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap' zoals opgenomen in Bijlage 3 en Bijlage 4 bij de regels.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het bouwen van het bouwwerk is mogelijk krachtens de onderliggende bestemming(en);
  2. b. rekening dient te worden gehouden met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken, zoals beschreven in het RAAP-rapport 3258 "De groene zoom van Eindhoven – Een cultuurhistorische waardenkaart van het buitengebied van Eindhoven, alsmede enkele groene delen van de bebouwde kom". Ter beoordeling of daarvan sprake is dient de aanvrager van de benodigde omgevingsvergunning een door een ter zake deskundige opgesteld onderzoek te overleggen.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke opzet van de (landschaps)elementen en ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor de bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 milieuzone - boringsvrije zone

Binnen de aanduiding "milieuzone - boringsvrije zone" zijn onverminderd het elders in dit bestemmingsplan bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.

11.2 overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' wordt de in de Verordening ruimte Noord-Brabant opgenomen structuur voor het NNB verwijderd.

11.3 overige zone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - te realiseren Natuur Netwerk Brabant' geldt dat het gronden betreft die onderdeel (gaan) uitmaken van het Natuur Netwerk Brabant in het kader van compensatiemaatregelen in het Natuur Netwerk Brabant zoals bedoeld in de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant.

11.4 vrijwaringszone - weg

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn geen nieuwe bouwwerken toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone -weg' nieuwe bouwwerken toegestaan, mits daarvoor een positief advies van de wegbeheerder is afgegeven;
  3. c. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals hierna genoemd in sub 1 en 2, die een toekomstige uitbreiding van de Rijksweg kunnen belemmeren ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' kunnen uitsluitend plaatsvinden na een positief advies daarover van de wegbeheerder:
    1. 1. het ophogen van gronden;
    2. 2. het aanbrengen van ondergrondse (infrastructurele) leidingen.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages. Uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte van kunstwerken genoemd in artikel 5.2.2 mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  2. b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 meter is. Uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken 20 meter is. Uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Parkeereis

  1. a. Bij de afgifte van een omgevingsvergunning wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen bepaald conform de Nota Parkeernormen 2016.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a, mag getoetst worden aan nieuwe dan wel gewijzigde parkeernormen, als deze in werking zijn getreden en leiden tot een lagere parkeernorm.

13.2 Afwijken van parkeereis

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 indien:

  1. a. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. b. het voldoen aan de in lid 13.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 13.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om een fietsbrug over de N2/A2, de aansluitende fietspaden op grondlichamen en de landschappelijke inrichting van het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg te realiseren. Deze langzaam verkeer infrastructuur is noodzakelijk in het kader van het Groene Raamwerk om de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer in oost-westelijke richting in Brainport Park te verbeteren.

Door dit bestemmingsplan kan een deel van de (recreatieve, groene) fietsverbinding tussen de Oirschotsedijk (Groene Corridor) en de Slowlane en dus de verbinding stad - platteland worden aangelegd. Anderzijds is deze ontwikkeling onderdeel van de primaire fietsroute van Meerhoven/Flight Forum/Eindhoven Airport en omgeving naar het bedrijventerrein GDC en de woongebieden in het noorden van Eindhoven. De primaire en recreatieve routes komen dus samen bij de fietsbrug over de N2/A2. Door realisatie van de fietsbrug wordt het fietsnetwerk en het autonetwerk volledig ontvlochten. Fietsers kunnen volledig conflictvrij doorfietsen en hoeven niet meer te wachten bij verkeerslichten, wat in de huidige situatie op een drietal locaties wel het geval is. Het comfort, de aantrekkelijkheid en de doorstroming voor fietsers verbetert aanzienlijk na realisatie van de fietsbrug.

In Brainport regio Eindhoven wordt structureel gewerkt aan het versterken van het internationaal vestigingsklimaat voor kennisintensieve bedrijven en kenniswerkers en daarmee bij te dragen aan de internationale concurrentiepositie van Nederland. Een essentiële stap daarin is de gebiedsontwikkeling van Brainport Park (voorheen Landelijk Strijp). De gebiedsontwikkeling Brainport Park bestaat vooral uit de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC), het uitbreiden en aanpassen van de infrastructuur in het noordwesten van Eindhoven en de aangrenzende delen van Oirschot en Best, alsmede het versterken van het Groene Raamwerk.

De nieuwe wegenstructuur Brainport Park is planologisch mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Op basis van het hierboven genoemde bestemmingsplan kan de wegenstructuur door een aantal maatregelen worden gewijzigd en verbeterd. Een onderdeel van de bereikbaarheidsopgave, die ten grondslag lag aan dit bestemmingsplan, is de fietsstructuur. De verbetering van de fietsstructuur wordt ook uitgewerkt in het kader van het Groene Raamwerk.

De ambitie van het Groene Raamwerk is om het derde stadspark van Eindhoven te creëren door het versterken van natuur- en landschapsontwikkeling, het creëren van recreatiemogelijkheden, en het verbinden van stad en land (in de vorm van het derde stadspark van Eindhoven) door het wegnemen van barrières. Om deze ambitie te realiseren is een herverdeling van het verkeer en daarmee aanpassing van de infrastructuur nodig.

Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om de fietsbrug over de N2/A2 en de aansluitende fietspaden, zoals die mogelijk zijn gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', te wijzigen zodat deze beter passen binnen de ambities van het Groene Raamwerk. Omdat hiervoor Natuur Netwerk Brabant (NNB) wordt aangetast, vindt langs de oostzijde van de beek de Ekkersrijt compensatie van NNB plaats. Dit is conform de visie over de landschaps- en natuurontwikkeling in Brainport Park en in aansluiting op de compensatie NNB van de voorgaande ontwikkelingen in Brainport Park.

Het bestemmingsplan "I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied ligt in het noordwesten van de gemeente Eindhoven en wordt in grote lijnen begrensd door de Anthony Fokkerweg aan de noordzijde en Novotel en de Vensedijk aan de westzijde. Op ongeveer 140 meter ten zuiden van Anthony Fokkerweg ligt de grens aan de zuidzijde van het plangebied. Een gering deel van het plangebied ligt langs de oostzijde van de Ekkersrijt en langs de grens met de gemeente Best.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Kaart gemeente Eindhoven met blauw omlijnd globaal de ligging van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Fragment van de kaart van gemeente Eindhoven met blauw gearceerd globaal de ligging van het plangebied.

1.3 Onderdelen Van Dit Plan

In het plangebied worden de onderstaande maatregelen mogelijk gemaakt (zie schetsontwerp hieronder van deze maatregelen, met uitzondering van nr. 5):

  1. 1. een fietsbrug over de N2/A2, en;
  2. 2. de op deze fietsbrug aansluitende fietspaden op grondlichamen/taluds, en;
  3. 3. de landschappelijke inrichting van het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg, en;
  4. 4. een deel van de toerit naar de N2/A2, zoals die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', en;
  5. 5. de compensatie vanwege de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant langs de oostzijde van de Ekkersrijt. De compensatie van het NNB wordt in hoofdstuk 3.3.2.1 (Verzoek wijziging begrenzing NNB) van deze toelichting, het Compensatieplan NNB (Bijlage 1 bij de regels) en in het verzoek herbegrenzing NNB (Bijlage 1 en Bijlage 2 bij de toelichting) nader beschreven.

De nieuwe fietsbrug over de N2/A2 ligt ongeveer 140 meter ten zuiden van het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg.

De landschappelijke inpassing van dit plan wordt in hoofdstuk 2.1.3 van deze toelichting onderbouwd. De fietspaden en de grondlichamen van deze fietspaden worden landschappelijk ingepast en het merendeel van deze fietspaden worden in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Groen'. Het deel van het plangebied, dat ligt tussen het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg en de nieuwe fietsbrug, krijgt ook de bestemming 'Groen'. De toerit naar de N2/A2, zoals die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', en de fietsbrug over de N2/A2 krijgen de bestemming 'Verkeer'. De compensatie vanwege de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant vindt plaats aan de oostzijde langs de Ekkersrijt en is bestemd tot 'Natuur'. Het deel van de fietspaden dat onderdeel is van de recreatieve fietsroute en ligt ter plaatse van het NNB nabij de Vensedijk krijgt ook de bestemming 'Natuur'. Dit is omdat het recreatieve fietspad past binnen de multifunctionele doelstelling van het bos (extensief recreatief medegebruik) en het NNB niet wordt aangetast door dit fietspad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0003.jpg"

Afbeelding 1.3:Schetsontwerp van de fietsbrug over de N2/A2, de op deze fietsbrug aansluitende fietspaden, alsmede de landschappelijke inrichting van het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg.

1.4 Voorgaande Plannen

Het bestemmingsplan "I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug)" vervangt de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', vastgesteld door de raad op 6 juni 2017, in werking getreden op 4 augustus 2017;
  • 'Reconstructie A2/A67', vastgesteld door de raad op 6 maart 2007, goedgekeurd d.d. 21 mei 2007 (nr. 1283284), onherroepelijk sinds 2 augustus 2007;
  • 'Tegenbosch', vastgesteld door de raad op 26 juni 2012, onherroepelijk sinds 17 augustus 2012;
  • 'Buitengebied', vastgesteld door de raad op 22 augustus 2006, gedeeltelijk goedgekeurd d.d. 17 april 2007 door Gedeputeerde Staten (nr. 1225743), onherroepelijk sinds 29 april 2008.
  • Brainport Industries Campus (cluster 1), vastgesteld door de raad op 15 december 2015, onherroepelijk sinds 28 september 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0004.jpeg"

Afbeelding 1.4: Kaart met plangrenzen van vigerende bestemmingsplannen. Lichtgroen= bestemmingsplan Tegenbosch. Groen= bestemmingsplan Buitengebied. Grijs= bestemmingsplan Reconstructie A2/A67. Lichtblauw= bestemmingsplan Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best. Rode lijnen= plangrenzen bestemmingsplan I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug).

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit 10 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de verwerving van gronden. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Stedenbouwkundige Structuur

2.1.1 Brainport Park

Brainport Park (voorheen Landelijk Strijp) is een groot groen en landelijk gebied in de periferie van het stedelijk gebied in het noordwesten van Eindhoven. Het gebied van circa 1.400 hectare groot is nu reeds een plek om te wonen, te werken en te recreëren in een groene omgeving. Brainport Park bestaat grofweg uit twee delen. In het noordelijke deel van Brainport Park is de ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) voorzien. Het zuidelijke deel -aangeduid als het Stadswoud- is een overwegend groen gebied met diverse andere functies, zoals de Campus Internationale School, het trainingscomplex van PSV (de Herdgang), GGzE medisch centrum De Grote Beek en de Philips Fruittuin. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is geprojecteerd in het zuidelijk deel van Brainport Park. De gebiedsontwikkeling Brainport Park bestaat uit drie hoofdelementen:

  • het Groene Raamwerk
  • Brainport Industries Campus (BIC)
  • infrastructuur

2.1.2 Groene Raamwerk

De langzaam verkeer infrastructuur die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt wordt uitgevoerd in het kader van het Groene Raamwerk. Het gebied Brainport Park is één van de drie stadsparken in Eindhoven dat is verbonden met de groene ruimte in gemeenten Best en Oirschot (figuur 2.1), de groene schakel vormt tussen het stedelijk gebied van Eindhoven en de uitgestrekte groene ruimte ten noordwesten van de stad. In het gebied komen de 'quality of life' elementen samen. Enerzijds zijn er hoogdynamische functies zoals de N2/A2 met de daaraan gekoppelde infrastructuur, luchthaven Eindhoven en omringende bedrijventerreinen (GDC Acht, Eindhoven Airport, Flight Forum, Park Forum, bedrijvenpark Westfields) die ruimte bieden voor een internationaal vestigingsklimaat. Anderzijds zijn er natuurlijke, rustige en ruimtelijke (landschaps) elementen zoals het Beatrixkanaal, de Ekkersrijt en de ontwikkeling van de Slowlane en de Groene Corridor tussen Eindhoven en Oirschot die voorwaarden zijn voor een hoogwaardige leefomgeving. Deze combinatie van elementen en de mogelijkheden tot recreatief gebruik geven het gebied een uniek karakter en een hoge potentie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0005.jpg"

Figuur 2.1:Groene wiggen/stadsparken gemeente Eindhoven

Bij de ontwikkeling van het Groene Raamwerk (zie overzicht maatregelen Groene Raamwerk figuur 2.4) wordt gebruik gemaakt van de potenties van het gebied. De Oirschotsedijk en het Beatrixkanaal hebben bijvoorbeeld een grote waarde in ecologisch en recreatief opzicht en deze twee 'groene' routes, die een verbinding leggen tussen stad en landschap, worden versterkt tot ruimtelijke dragers van Brainport Park. De snelweg en het spoor bieden mogelijkheden voor representatie van de stad.

Het bestaande paden- en lanenstelsel, dat in grote delen van Brainport Park in meer of mindere mate aanwezig is, is zeer waardevol voor het gebied. Het stelsel zorgt voor herkenbaarheid en bereikbaarheid van Brainport Park en biedt mogelijkheden om het netwerk van fiets- en voetpaden uit te breiden. De barrièrewerking van een aantal grote infrastructuren (Beatrixkanaal, snelweg A2, spoor) draagt bij aan een moeizame oost - west verbinding in Brainport Park. Met name voor het langzaam verkeer, met uitzondering van de fietsbruggen over het Beatrixkanaal, zijn er bijna geen mogelijkheden voor fietsers om zich in Brainport Park van oost naar west te verplaatsen.

Het Groene Raamwerk zet in op het versterken van natuur- en landschapsontwikkeling, het verbeteren van recreatiemogelijkheden en van de bereikbaarheid voor recreanten alsmede het verbinden van stad en het platteland (in de vorm van het derde stadspark van Eindhoven) door het wegnemen van barrières (van bijv. A2 of Beatrixkanaal), het realiseren van nieuwe verbindingen en het (door)ontwikkelen van de groene omgeving. Om deze ambitie te realiseren is een herverdeling van het verkeer en daarmee aanpassing van de infrastructuur nodig. Onderstaand figuur 2.2 is afkomstig uit hoofdstuk 2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Een groot aantal van deze aanpassingen aan de infrastructuur is planologisch al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0006.png"

Figuur 2.2:Totale wegenstructuur Brainport Park, inclusief fietsverbindingen (geel) en HOV (blauw).

In het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' is al een fietsverbinding langs het viaduct van de Anthony Fokkerweg planologisch mogelijk gemaakt. Het tracé van deze fietsverbinding moet gewijzigd worden zodat deze beter past binnen de ambities van het Groene Raamwerk. Daarom worden de tracés van de betreffende fietsverbinding uit het hierboven genoemd bestemmingsplan en zoals opgenomen in het overzicht van maatregelen Groene Raamwerk gewijzigd uitgevoerd zoals mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0007.jpg"

Figuur 2.3: Overzicht van onderzochte tracés langzaam verkeer tussen Groene Corridor en Slowlane ter plaats van kruising met N2/A2. Blauwe lijn= tracé fietsverbinding langs A. Fokkerweg zoals mogelijk gemaakt in bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Gele lijn= tracé zoals een deel wordt mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan. Oranje lijn= tracé zoals opgenomen in overzicht maatregelen Groene Raamwerk (figuur 2.4).

Maatregelen voor het Groene Raamwerk

Het Groene Raamwerk van Brainport Park bestaat uit het grootste deel van het Stadswoud (het zuidoostelijk deel van Brainport Park) en de groene dooradering van BIC. In het Landschapsplan Landelijk Strijp (zie hoofdstuk 3.5.3 van deze toelichting) zijn de ambities en maatregelen voor het Groene Raamwerk weergegeven. De maatregelen worden gefaseerd uitgevoerd. Inmiddels zijn diverse maatregelen van fase 1 uitgevoerd en is een aantal beoogde maatregelen voor fase 2 en 3 aangepast of geoptimaliseerd.

Fase 1 (2010-2014) stond in het teken van de verbinding tussen stad en het platteland, meer in noordzuidelijke richting. In deze fase is het deel van de Groene Corridor tussen de Anthony Fokkerweg en de Bezuidenhoutseweg gerealiseerd. De overige delen van de Groene Corridor worden in fase 2 en 3 gerealiseerd. De Groene Corridor fungeert als groene ruimtelijke drager van het Brainport Park en vormt de stad-land verbinding in dit stadspark. Daarnaast is de Slowlane langs het Beatrixkanaal aangelegd. De Slowlane is een utilitaire fietsroute, gekoppeld aan de ecologische verbindingszone, die kennisterreinen in en rondom Eindhoven met elkaar verbindt. Verder is een infocentrum in de Philips Fruittuin gebouwd en is een aantal natuurontwikkelingsgebieden gerealiseerd, zoals het achterterrein bij de Internationale School (in het Stadswoud).

Fase 2 van het Groene Raamwerk bestaat met name uit recreatieve infrastructurele maatregelen die de oost-westverbindingen van het Groene Raamwerk versterken. De maatregelen zijn voornamelijk gesitueerd in het Stadswoud. Het betreffen maatregelen zoals onderdelen van de Groene Corridor en de verbinding naar Meerhoven langs de zuidkant van het Stadswoud, de verbinding Woensel/Stadswoud ter hoogte van de Philips Fruittuin, de langzaam verkeer verbinding over de N2/A2 ter hoogte van Tegenbosch, de ongelijkvloerse kruising over de Anthony Fokkerweg aan de noordkant van het Stadswoud ten gunste van het opheffen van barrières voor de Groene Corridor, maar ook de doorontwikkeling van het Strijpse Pad in de richting van BIC. Verder is in BIC-noord in deze fase de realisatie van een faunapassage over het Beatrixkanaal voorzien, gekoppeld aan de ontwikkeling van de Ekkersrijt als ecologische verbindingszone. De uitvoering van de maatregelen in fase 2 is gepland tot 2021.

Voorliggend bestemmingsplan maakt een onderdeel van het Groene Raamwerk in de vorm van een langzaam verkeer verbinding over de N2/A2 mogelijk. Hierdoor wordt een deel van de (recreatieve) langzaam verkeer verbinding tussen de Oirschotsedijk (Groene Corridor) en de Slowlane aangelegd en wordt deze langzaam verkeer verbinding verbeterd. De langzaam verkeer voorzieningen die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt vormen tevens een onderdeel van het Strijpse Pad uit het Groene Raamwerk (zie ook hoofdstuk 3.5.3 van deze toelichting).

De nieuwe fietsbrug met fietspaden heeft een dubbel functie: enerzijds is deze ontwikkeling onderdeel van de primaire fietsroute van Meerhoven/Flight Forum/Eindhoven Airport en omgeving naar het bedrijventerrein GDC en de woongebieden in het noorden van Eindhoven. Anderzijds voorziet deze ontwikkeling in een recreatieve verbinding van de kanaalzone (Slowlane) naar de woonwijk Tegenbosch/de Groene Corridor (Oirschotsedijk) en vice versa. De primaire en recreatieve routes komen dus samen bij de fietsbrug. Door realisatie van de fietsbrug wordt het fietsnetwerk en het autonetwerk volledig ontvlochten. Fietsers kunnen volledig conflictvrij doorfietsen en hoeven niet meer te wachten bij verkeerslichten, wat in de huidige situatie op een tweetal locaties wel het geval is. Het comfort, de aantrekkelijkheid en de doorstroming voor fietsers verbetert aanzienlijk na realisatie van de fietsbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0008.png"

Figuur 2.4 Overzicht maatregelen Groene Raamwerk

2.1.3 Landschapsontwerp

Voor het ontwerp van de fietsbrug is gekozen voor een boogbrug. Het voorliggende plangebied krijgt een kenmerkend landschapsontwerp. Dit landschapsontwerp verbeeld het innovatieve karakter van Brainport Eindhoven, lichtstad Eindhoven en verbindt voor de passant de twee groene zones aan weerszijden van de snelweg. Tussen de toe- en afrit naar de N2/A2 en de top van de grondlichamen voor de fietspaden worden zo flauw mogelijke taluds aangelegd. Aan de westzijde wordt ook tussen de nieuwe toerit en de N2 een zo flauw mogelijk talud aangelegd. Op deze nieuwe taluds en het bestaande westelijke talud van de aan de oostzijde gelegen afrit worden vlakken met gevarieerde lage beplanting aangelegd. De lage beplanting belemmert het zicht niet vanaf de A. Fokkerweg op de nieuwe fietsroute. Het gebied wordt begrensd door dichte bosschages.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0009.jpeg"

Afbeelding inrichtingsschets plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0010.jpeg"

Lichtontwerp

Met het lichtontwerp vormt het ontwerp ook 's avonds een kenmerkend element in de Brainport Avenue. In de vlakken met gevarieerde lage beplanting worden rondstralende lichtelementen geplaatst. Op de fietsbrug wordt het brugdek verlicht middels in de handregels geïntegreerde LED lijnverlichting. De boog van de fietsbrug wordt aangelicht middels in de brugrand opgenomen spots. Langs de primaire fietspaden binnen het plangebied wordt deze lijnverlichting op vergelijkbare wijze als op de fietsbrug ook aan de 'buitenzijde' van de fietspaden op de grondlichamen geplaatst.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.

Realisatie

Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:

  • Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
  • Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
  • Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
  • Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).

  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.

Brainport Eindhoven is eveneens opgenomen als project in bijlage II (nr. 9 en 24) van de Crisis- en herstelwet (Chw). Omdat voorliggend bestemmingsplan onderdeel uitmaakt van het Groene Raamwerk en van Brainport Park, is de Chw van toepassing op dit bestemmingsplan.

Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening) worden onderbouwd bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toets aan ladder voor duurzame verstedelijking

De in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakte fietsbrug, fietspaden, landschappelijke inrichting van een gebied en de compensatie vanwege de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant behoeven geen toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking omdat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.2.2 Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2015 (MIRT 2015)

De transformatie van Brainport Avenue naar een hoogwaardig, internationaal concurrerend vestigingsmilieu voor de hightech maak- en kennisindustrie is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport 2015 (MIRT, 2015) van het Rijk onder de titel 'Brainport Eindhoven'. In het MIRT 2015 zijn de gebiedsopgave, de oplossingen, de financiële en politiek-bestuurlijke afspraken van Brainport Eindhoven weergegeven.

De hoofdopgaven voor Brabant zijn:

  • Kenniseconomie: Het versterken van de economische (innovatieve) clusters en het creëren van een excellent (internationaal) vestigingsklimaat. Voor het zuidoosten van Brabant betekent dit de ontwikkeling van Brainport Zuidoost-Nederland met een hecht netwerk van onderzoeks- en kennisinstellingen, kennisintensieve bedrijven en hoogwaardige maakindustrie;
  • Bereikbaarheid: Voor de bereikbaarheid van Brabant zijn goede verbindingen met name met de Randstad en het buitenland nodig. De verbindingen door Brabant naar het achterland zijn van belang voor o.a. de Brainport Zuidoost-Nederland. Daarbij hoort de ontwikkeling van een adequaat logistiek netwerk met sterke intermodale verbindingen. Het Rijk zet in op het handhaven van een goede bereikbaarheid via weg (o.a. op de A2 en op de A58), water (Wilhelminakanaal, Zuid Willemsvaart), spoor en de lucht (o.a. via Eindhoven Airport). Voor de bereikbaarheidsopgave binnen Brabant zet de regio in op het versterken van het stedelijk netwerk door de realisatie van een duurzaam en robuust verkeer- en vervoersysteem in combinatie met de ontwikkeling van hoogstedelijke zones. Het verbinden van deze zones levert naar verwachting een belangrijke bijdrage aan het vergroten van de agglomeratiekracht van het Brabants stedelijk netwerk.
  • Quality of life en vestigingsklimaat: Het vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers vraagt om gevarieerde woonmilieus, concurrerende werklocaties en een aantrekkelijk landschap. Daarbij gaat de aandacht uit naar de ontwikkeling van dynamische steden (hoogstedelijke zones en stedelijke knooppunten) en vitale dorpen.
  • Duurzaamheid en energie: In het westelijk deel van Brabant ligt een opgave voor het aanwijzen van voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV).

De transformatie van Brainport Avenue bestaat o.a. uit de volgende onderdelen:

  • De realisatie van de Brainport Industries Campus (BIC);
  • Realisatie van een 'slowlane' (snelfietspad) dat alle economische hotspots met elkaar verbindt;
  • De realisatie van vrijliggende busvoorzieningen in het gebied;
  • De ontwikkeling van een multimodaal transferpunt;
  • De ontwikkeling van een groen recreatief raamwerk Landelijk Strijp;
  • Een verbeterde ontsluitingsstructuur op de bestaande aansluiting Randweg A2/N2 en de A58 t.b.v. Eindhoven Airport, Brainport Industries Campus en GDC-Acht.

Brainport Zuidoost-Nederland/Brainport Eindhoven is één van de twee stedelijke regio's in Brabant met een concentratie van topsectoren. Brainport Eindhoven is de spil van de Brainport Zuidoost-Nederland. Voor de versterking van de internationale concurrentiepositie is een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak nodig. Het gaat niet alleen om een goede (inter)nationale bereikbaarheid, maar ook om 'quality of life'. Deze integrale opgaven worden in lijn met de Brainport 2020 agenda opgepakt, in het kader van de verdere ontwikkeling van Eindhoven Airport conform het Aldersadvies, de Brainport Avenue aan de westzijde van Eindhoven en de afspraken over Brainport-Oost aan de oostelijke zijde.

Voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Brainport Eindhoven op de lange termijn is, op basis van een brede analyse van het vestigingsklimaat en van meerdere ruimtelijk-economische ontwikkelingsperspectieven, een gebiedsvisie Brainport Avenue 2020-2040 opgesteld. Deze visie bevat ook een voorkeursalternatief voor de OV-bereikbaarheid van Eindhoven Airport. Parallel wordt gewerkt aan quick wins op de korte termijn.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten. Er is gekozen om de regels zoveel mogelijk direct door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, zoals bij het natuurnetwerk Nederland en bij de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Er is geen sprake van een 380 Kv hoogspanningsleiding binnen onderhavig plangebied.

Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Natuur Netwerk Nederland direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het Natuur Netwerk Nederland vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf 3.3.2). Daarmee is het Natuur Netwerk Nederland een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van de luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.

3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

In het Barro en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn algemene regels gegeven voor het militaire luchtvaartterrein Vliegbasis Eindhoven en voor het daarbij behorende beperkingengebied. In de Rarro zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn de dB(A) geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.5 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0011.png"kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl

Artikel 2.6.9. van het Barro en artikel van het 2.4 Rarro ziet op radarverstoringsgebieden. Over het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel is meer opgenomen in hoofdstuk 3.2.6 van deze toelichting.

3.2.5 Luchthavenbesluit

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  1. 1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.2.4 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  2. 2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. 3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0012.png"

Kaart beperkingengebied. Bron: Bijlage 2 bij het Luchthavenbesluit Eindhoven, d.d. 18-09-2017.

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS. De toegestane hoogten binnen onderhavig plangebied worden bepaald door de ILS.

ILS
De Luchthaven beschikt over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0013.png"

Kaart ILS-verstoringsgebied. Bron: Bijlage 5 bij het Luchthavenbesluit Eindhoven, d.d. 18-09-2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0014.png"

Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven

Het plangebied ligt binnen de ILS. Er geldt een hoogtebeperking van NAP +40.3 meter volgens bovenstaande kaart. Het maaiveld binnen onderhavig plangebied ligt tussen circa NAP +18,80 en 24 meter. De maximale hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is NAP +48,5 meter (hoogste punt boog van de fietsbrug). Op grond van het ontwerp zijn berekeningen uitgevoerd voor de infrastructurele maatregelen die mogelijk worden gemaakt in voorliggend bestemmingsplan. Deze zijn afgestemd met het Ministerie van Defensie. Er is geen verstoring op de ILS van de luchthaven te verwachten op basis van deze infrastructurele maatregelen.

Verder is in de binnenplanse afwijkingsregeling ten aanzien van de hoogte van specifieke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bepaald dat uitsluitend kan worden afgeweken van de maximale bouwhoogte mits bij de beheerder van het ILS, te weten het Ministerie van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Gelet op deze regels wordt aan deze hoogtebeperking voldaan.


Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0015.png"

Kaart Vogelbeheersgebied. Bron: Bijlage 6 bij het Luchthavenbesluit Eindhoven, d.d. 18-09-2017.

Vanwege dit luchthavenbesluit is in de regels opgenomen dat bovenstaand gebruik als strijdig wordt aangemerkt. Dergelijk gebruik van gronden is wel toegestaan mits dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar van de Minister van Defensie, Rijksvastgoedbedrijf. Een verklaring van geen bezwaar wordt uitsluitend afgegeven als aan de hand van fauna-effectenstudie kan worden aangetoond dat het gewenste grondgebruik niet leidt tot een toename van het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van en naar de luchthaven Eindhoven.

In dit bestemmingsplan wordt natuur gerealiseerd in het kader van de compensatie van het Natuur Netwerk Brabant. Verder worden delen van het plangebied landschappelijk ingericht. Deze locaties liggen in het vogelbeheersgebied. Dit vogelbeheersgebied ziet met name toe op grote groepen vogels die voornamelijk voorkomen bij oppervlaktewater. Vanuit de compensatieopgave en de landschappelijke inrichting van het plangebied voorziet het plan hier niet in. Het vogelbeheersgebied vormt derhalve geen beperking.

3.2.6 Bakens nabij luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel

Bakens

Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
  • een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.

De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0016.jpeg"

Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.

Radarverstoringsgebied Volkel

Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen dit radarverstoringsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0017.jpeg"

Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

3.2.7 Crisis-en herstelwet

Met de Crisis- en herstelwet (Chw) wil het kabinet de procedures voor grote projecten versnellen. Hiermee wordt een stap gezet om de gevolgen van de economische crisis te bestrijden.

Brainport Eindhoven/Eindhoven A2 is opgenomen als project in bijlage II van de Crisis- en herstelwet. Brainport Eindhoven bestaat uit Brainport Avenue (A2-zone vanaf knooppunt Leenderheide tot en met Ekkersrijt) en de Westcorridor (de stedelijke as vanaf het stationsgebied via Strijp S naar Eindhoven Airport). De aard van het project 'Eindhoven A2 zuidelijke aansluiting' wordt omschreven als "Integrale gebiedsontwikkeling: aanleg infrastructuur en herstructurering werklandschappen." Optimale bereikbaarheid is een wezenlijk onderdeel van het plan. Een verbinding met het Nationaal landschap Het Groene Woud en investeringen in openbaar vervoer, fietspaden en bereikbaarheid per auto dragen bij aan de inpassing en ontsluiting van Brainport. De Crisis- en herstelwet is van toepassing op voorliggend bestemmingsplan omdat dit moet worden aangemerkt als een besluit dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een ruimtelijk project zoals genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet (art. 1.1 Chw). De regels uit de Chw betreffen in deze met name het bestuursprocesrecht waardoor de doorlooptijd van procedures voor het aangewezen project kan worden verkort.

Op basis van artikel 7c, lid 16, onder o en bijlage 62 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is voor Brainport Park een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' mogelijk. De mogelijkheid die dit artikel biedt, kan ook worden ingezet voor dit bestemmingsplan. Van deze mogelijkheid wordt bij dit bestemmingsplan geen gebruik gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0018.png"

Figuur 3.2 Brainport Avenue, weergave van het project Brainport Eindhoven/A2-zone zoals opgenomen in het Nota Ruimte budget en de Crisis- en herstelwet

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0019.png"

Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.

3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.

Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening ruimte 2014' vastgesteld (later gewijzigd in 'Verordening ruimte Noord-Brabant' (VrNB)). In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder één van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0020.png"

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de themakaart van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'integratie stad-land'. De verordening (artikel 9.1) stelt dat een bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'integratie stad-land' kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits deze in samenhang en evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling binnen de aanduiding 'Integratie stad-land' of de naaste omgeving. Een stedelijke ontwikkeling wordt in de verordening gedefinieerd als 'nieuw ruimtebeslag, dan wel uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende structuur van stedelijke functies'. Het begrip 'stedelijke functie' is in de verordening niet nader gedefinieerd. In paragraaf 2.1.3 is nader gemotiveerd hoe de ontwikkeling van de infrastructuur en groene en blauwe landschapsontwikkeling samengaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0021.jpeg"

Uitsnede uit de kaart 'stedelijke ontwikkeling' van de Verordening ruimte. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 27-06-2017.

Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines

Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de structuur 'gemengd landelijk gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0022.jpg"

Uitsnede uit de kaart 'agrarische ontwikkeling en windturbines' van de Verordening ruimte. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 27-06-2017.

De structuur 'gemengd landelijk gebied' (artikel 7) onderscheidt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening gebieden waar:

  • een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen;
  • een in hoofdzaak agrarische economie wordt nagestreefd met daarbij passende bestemmingen.

Themakaart water

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Het plangebied is aangeduid als 'boringsvrije zone'. Binnen deze zone geldt de minst strikte vorm van bescherming, namelijk behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. In de Provinciale Milieuverordening zijn regels opgenomen ter bescherming van deze kleilaag. De aanduiding 'boringsvrije zone' op de verbeelding van dit bestemmingsplan heeft uitsluitend een signalerende functie (zie ook hoofdstuk 6.3.9 van deze toelichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0023.jpg"

Uitsnede uit de kaart 'water' van de Verordening ruimte. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 04-07-2017.

Themakaart natuur en landschap

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen rondom natuur en landschap. Een deel van het plangebied aan de westzijde van de N2/A2 is noodzakelijkerwijs geprojecteerd binnen de structuur van het Natuur Netwerk Brabant (NNB).

De gronden met de structuur NNB zijn aangewezen voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden van een gebied. De aanleg van langzaam verkeer infrastructuur voor een primaire fietsroute past niet binnen de doeleinden van het NNB. Om toch ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken kunnen gemeenten bij kleinschalige ingrepen op grond van artikel 5.5 lid 1 van de Verordening ruimte Gedeputeerde Staten verzoeken om de begrenzing van het NNB te wijzigen. In het kader van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van deze regel (zie hoofdstuk 3.3.2.1 van deze toelichting). Op één locatie waar de nieuwe fietspaden voor woon-werkverkeer (primaire fietsroute) en bijbehorende grondlichamen/taluds zijn geprojecteerd wordt het NNB aangetast. Daarom is een verzoek om wijziging begrenzing NNB bij kleinschalige ingrepen voorbereid. Het voornemen om een verzoek te doen aan Gedeputeerde Staten om wijziging van de begrenzing van NNB maakt deel uit van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van het bestemmingsplan. Het concept verzoek wijziging begrenzing NNB is daarom tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het verzoek om wijziging van de begrenzing van NNB bij kleinschalige ingrepen (zie Bijlage 1 en Bijlage 2 van deze toelichting) is na afloop van deze terinzagelegging bij Gedeputeerde Staten ingediend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0024.jpg"

Uitsnede uit de kaart 'natuur en landschap' van de Verordening ruimte. Lichtgroen= structuur - Natuur Netwerk Brabant. Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 24-08-2017.

3.3.3 Gebiedsagenda Noord-Brabant

De Gebiedsagenda Noord-Brabant (2013) is een gezamenlijke agenda gemaakt door Rijk, provincie Noord-Brabant, stedelijk netwerk BrabantStad, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, regio West-Brabant, regio Hart van Brabant en de regio 5-sterren Noordoost-Brabant en de Brabantse Waterschappen. In de Gebiedsagenda staat de gedeelde visie en ambitie van deze partijen op de ruimtelijke ontwikkeling van Brabant op de lange termijn (tot circa 2040).

De Gebiedsagenda sluit aan op de Agenda van Brabant, waarin de provincie de ambitie uitspreekt om Brabant te ontwikkelen tot een top kennis- en innovatieregio. Brainport Regio Eindhoven, Maintenance Valley West- en Midden-Brabant, Logistiek en Agro & Food vormen dan ook de 4 hoofdopgaven voor Brabant. Daarnaast zijn ondersteunende opgaven vastgesteld die bijdragen aan de versterking van het Brabants mozaïek: verstedelijking en mobiliteit, energie, water, natuur en landschap en leisure.

Brainport Park en daarbinnen het Groene Raamwerk passen binnen de uitgangspunten van de Gebiedsagenda Noord-Brabant.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Gebiedsvisie Brainport City

Voor de periode 2020 - 2040 is in gezamenlijk opdrachtgeverschap van rijk, provincie, regio, gemeente Eindhoven, Brainport Industries en Eindhoven Airport een MIRT-onderzoek uitgevoerd. In november 2014 zijn de uitkomsten van het MIRT-onderzoek, weergegeven in de Gebiedsvisie BrainportCity, gepresenteerd aan minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0028.png"

Figuur BrainportCity, kansrijk perspectief


Resultaat van het MIRT-onderzoek is de schaalsprong van Brainport Avenue naar BrainportCity waarbij het vergroten van de aantrekkelijkheid van de Brainportregio en het verbeteren van de fysieke en virtuele relaties met de wereld er om heen, centraal staan. De gebiedsvisie is geen blauwdruk, maar zet een stip op de horizon. De BrainportCity zal zich stapsgewijs ontwikkelen. Het agendeert tien majeure, samenhangende opgaven en nodigt partijen uit om mee te doen. Om beweging op gang te brengen wordt een zogeheten 'adaptief programma' gemaakt, een uitvoeringsagenda met ruimte voor aanpassing aan veranderende omstandigheden. Enkele quick wins starten op korte termijn al, met name waar het gaat om de Aldersafspraken Eindhoven Airport.

De realisatie van de langzaam verkeer infrastructuur in het kader van het Groene Raamwerk sluit aan op de Gebiedsvisie Brainport City.

3.4.2 Visie "De geniale Brainportlocatie"

"De geniale Brainportlocatie; integrale gebiedsontwikkeling A2-zone regio Eindhoven", d.d. maart 2008, is opgesteld in opdracht van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (nu Metropoolregio Eindhoven genaamd), de gemeenten Eindhoven, Best, Veldhoven, Waalre en Son en Breugel. De gemeenteraad van Eindhoven heeft in december 2007 ingestemd met de visie uit dit rapport. Het ontwikkelingsplan geeft richting aan de ontwikkeling van de A2-zone voor een periode van minimaal 15 jaar. Het plan bestaat in hoofdlijnen uit het vaststellen van het duurzaam groen raamwerk, een gewenst stedelijk programma en het gewenste leefmilieu per deelgebied.

Brainport Zuidoost-Brabant is in de Nota Ruimte aangemerkt als economisch kerngebied en vormt onderdeel van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Ter versterking van de kracht van de steden en ter verbetering van de internationale concurrentie geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van de nationale stedelijke netwerken en van de economische kerngebieden. De regio Eindhoven heeft zich daarom ten doel gesteld de A2-zone te transformeren naar een kwalitatief aansprekende, samenhangende en onderscheidende zone waarlangs de regio zich presenteert als een toptechnologische regio.

Om de ruimtelijke kwaliteit in de A2-zone voor langere tijd te waarborgen is een ruimtelijk-functionele visie en ontwikkelstrategie vereist. Eén van de belangrijkste opgave bestaat uit het realiseren van de groene opgave. Het vervolmaken van de groene mal om Eindhoven en het leggen van groene, recreatieve en ecologische verbindingen van en naar de stad vormt een belangrijk deel van deze opgave. Een uitstekende multimodale bereikbaarheid is voor een internationaal vestigingsklimaat een eerste voorwaarde. De A2-zone ligt op een knooppunt van doorgaande (inter)nationale snelwegen, spoorwegen en kanalen. Eindhoven Airport ligt in de directe nabijheid. Op stedelijk en regionaal niveau wordt ingezet op uitbreiding van het HOV-netwerk.

Conclusie

De realisatie van de langzaam verkeer infrastructuur in het kader van het Groene Raamwerk sluit aan op de visie "De geniale Brainportlocatie".

3.4.3 Brainport 2020

In 2010 is in opdracht van de toenmalige minister van Economische Zaken een samenhangende en integrale visie ontwikkeld voor Brainport Zuidoost-Nederland 2020. Dit heeft geresulteerd in de visie "Brainport 2020: Top economy, smart society" en een concreet uitvoeringsprogramma. Met de uitvoering van Brainport 2020 worden voor de Nederlandse economie belangrijke topsectoren en topclusters gefaciliteerd door samen te werken aan een internationale innovatieve en duurzame economische topregio via focus en samenwerking in een groene omgeving.

Volgens Brainport 2020 is de kracht van de regio o.a. dat het in twee topsectoren al meespeelt in de Champions League, te weten de High tech systems & materials en Chemie, inclusief het Lifetec-cluster dat zich op het snijvlak van deze topsectoren en Lifesciences bevindt. Uniek is de aanwezigheid van sterke grote bedrijven met daaromheen een uitgebreid netwerk van hoogwaardige MKB toeleveranciers en een internationaal gerenommeerd Design cluster. Die bedrijven zijn concurrenten van elkaar, maar werken ook veel met elkaar samen aan nieuwe innovaties op de grens van wat technisch mogelijk is. Door die samenwerking in open innovatie staan ze sterk. Daarbij kunnen ze een beroep doen op universiteiten, ziekenhuizen en onderzoeksinstituten van wereldklasse. En op een goed opgeleide beroepsbevolking. Bovendien komen ze in een groene en gastvrije omgeving terecht.

35% van de Nederlandse export komt uit deze regio. Zuidoost-Nederland presteert zo sterk omdat de bedrijven veel geld investeren in onderzoek en ontwikkeling (R&D) van nieuwe producten, diensten en technologieën. Bijna de helft van alle R&D-investeringen binnen de grenzen van Nederland vindt in deze regio plaats. En meer dan de helft van alle patenten en octrooien komt uit Zuidoost-Nederland.

Om Zuidoost-Nederland internationaal competitief te houden en sterker te maken, moet de regio zo aantrekkelijk mogelijk zijn voor bedrijven, inwoners en bezoekers. Sommige vestigingsvoorwaarden zijn gericht op de absolute internationale top (bijvoorbeeld internationaal gezien excellente innovatiecampussen). Voor het verhogen van die top is een bredere basis en een sterker fundament nodig. Bij die bredere basis gaat het bijvoorbeeld om het verkrijgen van meer bedrijvigheid uit kennisinstellingen en grotere bedrijven. Voldoende aanwas van jongeren in technische opleidingen en beroepen en een attractief woonklimaat zijn voorbeelden van zaken die het fundament sterker maken.

Willen de clusters in Zuidoost-Nederland internationaal concurrerend blijven, dan moet het vestigingsklimaat worden verbeterd. Hiervoor zijn maatregelen op 5 terreinen nodig: arbeidsmarkt, technologie, bedrijvigheid, voorzieningen en organisatie. Over technologie wordt opgemerkt dat open innovatie moet worden gewaarborgd omdat dat één van de grote sterktes is van deze regio. Open innovatie draagt bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en producten en diensten met hoge toegevoegde waarde. Een sterkere publieke R&D-infrastructuur is van vitaal belang voor productontwikkeling, export en voor de vestigings- en ondernemingscondities.

Het uitvoeringsprogramma Brainport 2020 bevat ruim 70 acties, waarbij de acties die met voorrang ter hand moeten worden genomen zijn opgenomen in het urgentieprogramma 2011-2015.

Conclusie

De realisatie van de langzaam verkeer infrastructuur in het kader van het Groene Raamwerk sluit aan op de visie "Brainport 2020"

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Interimstructuurvisie 2009

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

3.5.2 Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp

Voor de introductie van Brainport Park was het gebied in het beleid opgenomen als Landelijk Strijp. In 2009 is voor dit gebied de 'Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp' vastgesteld (maart 2009 instemming door gemeenteraad), waarin in hoofdlijnen de visie op het gebied is vastgelegd. In deze visie worden drie ontwikkelingen benoemd:

  • aanleg van een duurzame en toekomstgerichte internationale toplocatie voor bedrijvigheid in het groen (BIC);
  • aanleg van een ecologische, landschappelijke en recreatieve verbinding van het Nationaal Landschap het Groen Woud met Brainport Park en de stad (Groene Raamwerk);
  • realisering van een nieuw aansluitpunt op de A2 ter ontsluiting van diverse ontwikkelingen en voorzieningen (o.a. Eindhoven Airport en BIC).


Er worden drie sleutelprojecten onderscheiden in deze visie: Brainport Industries Campus (BIC), het Groene Raamwerk en Bereikbaarheid.


BIC

Brainport Eindhoven wil bijdragen aan het versterken van het internationaal vestigingsklimaat voor bedrijven en werknemers en voor kennisintensieve bedrijven. De ontwikkeling van Brainport Industries Campus (BIC) is daarbij een essentiële stap. Door de ligging tussen het Beatrixkanaal en de A2 en de nabijheid van Eindhoven Airport vormt het gebied een zeer interessant internationaal vestigingsklimaat. In de visie wordt de ambitie uitgesproken om het gebied zowel qua bedrijvigheid als qua ruimtelijk ontwerp vernieuwend in te richten. Het gebied is opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk cluster. De visie en strategie voor BIC is verder uitgewerkt in het "Ontwikkeldocument Brainport Innovatie Campus". Dit document heeft met name betrekking op het zuidelijke cluster van BIC. Voor het 1e cluster in het zuidelijk gebied van BIC is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld en onherroepelijk ('Brainport Industries Campus (cluster 1)').

Groene Raamwerk

Het Groene Raamwerk is de basis voor de ontwikkelingen in Brainport Park. Het behouden en versterken van het groene karakter van Brainport Park is een van de ambities van de ontwikkelingsvisie. Het gebied vormt een zogenaamde groene poort naar grote natuurgebieden buiten de stad, zoals het Groene Woud. In hoofdstuk 2.1 van deze toelichting wordt de stedenbouwkundige structuur van het plangebied besproken, waarin dit Groene Raamwerk verder uitgewerkt wordt. Vertrekpunten zijn de bestaande laan- en bosstructuren uitgebreid met (ecologische) verbindingen langs het Beatrixkanaal, de Oirschotsedijk en de beekloop de Ekkersrijt. Noodzakelijke ingrepen zijn gericht op het kwalitatief versterken van het raamwerk, zo nodig door compensatie (natuurontwikkeling) en het maken van verbindingen tussen de stad en het landschap, tussen stadsdelen onderling en het bereikbaar maken van Brainport Park vanuit de omliggende wijken.

Onderdeel van de ontwikkelingsvisie is het versterken van de langzaam verkeersstructuur waarmee de verbindingen voor de fiets en voetganger in Brainport Park worden verbeterd. Het raamwerk voor het langzaam verkeer is zodanig opgezet dat de verbindingen tussen de stad en het landschap, de verbindingen tussen de stadsdelen onderling en de bereikbaarheid van Brainport Park vanuit de omliggende wijken optimaal is.

Bereikbaarheid

Om de bereikbaarheid van Brainport Park te verbeteren worden in de visie de volgende maatregelen voorzien:

  • verlenging van de bestaande HOV-verbinding tussen Eindhoven Airport en het beoogde station nabij Acht;
  • aanleg van een verbindingsweg waarmee BIC ontsloten wordt op de aansluiting Erica/A58/Best


Realisering van deze nieuwe infrastructuur moet de andere ontwikkelingen van BIC verkeerskundig mogelijk maken. Deze nieuwe infrastructuur is inmiddels planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

3.5.3 Landschapsplan Landelijk Strijp

Voor de realisatie van het Groene Raamwerk uit de 'Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp' is in oktober 2009 het Landschapsplan Landelijk Strijp opgesteld. Dit plan dient als uitvoeringsprogramma en benoemt de onderdelen van het raamwerk. Een van de beoogde maatregelen uit dit plan is het Strijpse Pad. Als aanvulling op de Groene Corridor wordt een tweede route tussen het centrum van Eindhoven, via het Stadswoud, naar Het Groene Woud mogelijk gemaakt. In tegenstelling tot de zeer eenduidige Groene Corridor bestaat dit pad uit een amalgaam van verschillende paden. Het Strijpse Pad bestaat uit verschillende delen met elk een eigen karakter. De gemene deler is de bosrijke omgeving. De route pakt veelal de bestaande paden op en als een 'connext the dots'-puzzel schakelt de route en passant de belangrijkste activiteiten in Brainport Park aaneen.

Conclusie

Het plan I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug) past binnen de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp. Het plan draagt bij aan de ambities van het Groene Raamwerk door uitvoering te geven aan een onderdeel van het Strijpse Pad.

3.5.4 Mobiliteitsvisie 'Eindhoven op weg'

Met de visie "Eindhoven op Weg" (vastgesteld door gemeenteraad op 19 november 2013) biedt de gemeente ruimte aan economische ontwikkeling én wordt er gewerkt aan een aantrekkelijke en leefbare stad. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat betekent dat de stad en daarmee economische kerngebieden als Brainport Avenue en Brainport Park, duurzaam bereikbaar moeten zijn. Een robuuste infrastructuur geldt als één van de basics van Brainport. Eindhoven streeft naar een schone en stillere stad met een minimale uitstoot van schadelijke stoffen. Energieneutraliteit in 2040 kan worden bereikt door energiebesparing in het verkeer en een transitie naar het gebruik van duurzame brandstoffen.

"Eindhoven op Weg" is gebaseerd op drie invalshoeken die elkaar versterken: Eindhoven veelzijdige stad, Sturen en Innoveren, en Organiseren.

Eindhoven veelzijdige stad: beschrijft de gewenste transformatie van het Eindhoven van nu naar het Eindhoven van straks als centrum van de Brainportregio. Brainport wordt daarbij gevormd door een nieuwe laag van 'bouwstenen' die aan de stad wordt toegevoegd. Naast het centrum en de dorpen van toen zijn dit de nieuwe 'places to be' zoals de High Tech Campus, Strijp-S, TU/e Science Park en Brainport Industries Campus (BIC). Het succes van Eindhoven als veelzijdige stad zal naast het versterken van het centrum worden bepaald door de bereikbaarheid en onderlinge verbindingen tussen de 'places to be'. Bij dit nieuwe netwerk wordt voorrang gegeven aan duurzame wijzen van verplaatsen. 'Slow motion – fast forward': waar het kan krijgen de voetganger, de fietser en het openbaar vervoer het primaat. Waar het moet is er prioriteit voor de auto. Voor het ruimtelijk transformeren geldt het principe 'plaats maken'. Daadwerkelijk ruimte maken voor duurzamer vervoer en verbetering van de stedelijke kwaliteit met meer ruimte voor groen.

Sturen en Innoveren: zet in op slim, efficiënt, schoon, gezond en veilig. Er is alles aan gelegen om vraag en aanbod in vervoer slimmer te organiseren en beter op elkaar af te stemmen. Samen met kennisinstituten en bedrijven wordt ingezet op de toepassingsmogelijkheden van nieuwe technologie. De stad als 'proeftuin'.

Organiseren: partnerschap in zowel voorbereiding, financiering en uitvoering van projecten is nodig om de ambities te bereiken. Daarbij wordt gebiedsgericht gewerkt aan de uitvoering van de strategie zoals vastgesteld in "Eindhoven op Weg". In overleg met de stakeholders en zo veel mogelijk aansluitend op de actuele (project)mogelijkheden en financieringsstromen.

Conclusie

De realisatie van de langzaam verkeer infrastructuur in het kader van het Groene Raamwerk in Brainport Park sluit aan op de mobiliteitsvisie van de gemeente Eindhoven.

3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden

3.6.1 Archeologie

Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.
Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.

Archeologische waarden plangebied

Ten oosten van de A2/N2 loopt het plangebied door een gebied met een hoge archeologische verwachting. Hier worden onder andere de resten van de voormalige hoeve Tegenbosch verwacht. In het plangebied heeft in 2007 een opgraving plaatsgevonden. Daarbij zijn geen resten van de oude hoeve aangetroffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0031.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0032.jpg"

Links: op een uitsnede uit de archeologische waardenkaart staat het archeologisch verwachtingsgebied rood gerasterd aangegeven. Daarop is globaal de opgraving Tegenbosch 2007 (zwart gearceerd) geprojecteerd. Rechts: de contouren van de opgravingsputten van de opgraving 2007.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie': hoge archeologische verwachting

In voorliggend bestemmingsplan is voor het archeologisch verwachtingsgebied een archeologische dubbelbestemming ('Waarde - Archeologie') opgenomen, waarmee de ter plaatse aanwezige archeologische waarden beschermd worden. Door middel van het stellen van diverse voorwaarden is het niet zonder meer mogelijk om bodemverstorende ingrepen uit te voeren. Door middel van de bouwregels en vergunningvereisten in de regels, worden de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden beschermd en veilig gesteld. Bij verstoringen die in oppervlakte groter zijn dan 100 m2 én dieper gaan dan 50 cm onder het maaiveld geldt een bouwverbod met een mogelijkheid om hiervan af te wijken. Bij bepaalde werkzaamheden geldt een eis van een omgevingsvergunning.

Daarnaast geldt voor de rest van het plangebied (ten westen van de A2/N2) ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens de grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan moeten deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.

3.6.2 Cultuurhistorie

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

In 2017 zijn de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het buitengebied van de gemeente Eindhoven in een cultuurhistorisch onderzoek door RAAP Archeologisch Adviesbureau BV door middel van een cultuurhistorische beschrijving en waardering gedetailleerd in beeld gebracht. De resultaten van dit onderzoek zijn te vinden in het RAAP-rapport 3258 "De groene zoom van Eindhoven – Een cultuurhistorische waardenkaart van het buitengebied van Eindhoven, alsmede enkele groene delen van de bebouwde kom".

Het gehele plangebied van onderhavig bestemmingsplan is meegenomen in het onderzoek van RAAP (zie bijlage Bijlage 4 bij deze toelichting). In dit rapport bevinden zich diverse kaarten. Kaartbijlage 1 geeft de cultuurhistorisch kenmerken van het historisch landschap weer en bevat een gedetailleerd overzicht van de aanwezige landschapstypen (gebieden) en landschapselementen. Kaartbijlagen 2a, 2b en 2c bevatten de cultuurhistorische waarden van het historisch landschap. Deze laatste kaarten werken met een waarderingsschaal bestaande uit de volgende waarderingen: zeer hoog, hoog, midden, plus en niet gewaardeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0033.jpeg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0034.jpeg"

Het plangebied maakt deel uit van een veel groter gebied dat wordt gewaardeerd als landschapstype met hoge waarde, te weten een kleinschalige heideontginning, zeer onregelmatig, met opgaand bos. In de regels is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde -Cultuurhistorie - 1' opgenomen. In deze dubbelbestemming zijn regels opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, waardoor het niet zonder meer mogelijk is om een werk of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren. Voor de beoordeling of een omgevingsvergunning kan worden verleend bevatten de regels een verwijzing naar de bijlagen (kaarten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0035.jpeg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0036.jpeg"

In het plangebied bevinden zich ook enkele hoog en zeer hoog gewaardeerde elementen (zie kaartbijlagen 2b en 2c bij het RAAP-rapport), te weten een rabattenbos, een pad van voor 1850 en een tweetal bomkraters uit de Tweede Wereldoorlog. De cultuurhistorisch waardevolle (landschaps)elementen met hoge en zeer hoge waarden worden voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. In de planregels zijn voorschriften opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, waardoor het niet zonder meer mogelijk is om een werk of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren. Voor de beoordeling of een omgevingsvergunning kan worden verleend bevatten de regels een verwijzing naar de bijlagen (kaarten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0037.jpeg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0038.jpeg"

In het plangebied zijn geen monumenten gelegen.

3.7 Verkeer

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om de fietsbrug over de N2/A2 en de aansluitende fietspaden, zoals die mogelijk zijn gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', te wijzigen zodat deze beter passen binnen de ambities van het Groene Raamwerk.

3.7.1 Fietsstructuur

De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Het netwerk van snelfietsroutes is met de vaststelling van de Agenda Fiets 2016-2025 in 2016 nog verder aangevuld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0039.png"

Afbeelding 3.3: Kaartbeeld uit Agenda Fiets 2016-2025 met fietsnetwerk.

Een onderdeel van de bereikbaarheidsopgave in Eindhoven-Noordwest, die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', is de fietsstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0040.png"

Figuur 3.4:Totale wegenstructuur Brainport Park, inclusief fietsverbindingen (geel) en HOV (blauw).

De twee belangrijkste ontsluitingen voor de fiets binnen Brainport Park zijn de Slowlane en de Groene Corridor. De Slowlane is ter plaatse van Eindhoven-Noordwest reeds gerealiseerd en ligt op de oostoever van het Beatrixkanaal. Uitgangspunt is dat de Slowlane ongelijkvloers kruist met het autoverkeer.

De Groene Corridor wordt een aantrekkelijke langzaam verkeersverbinding tussen Oirschot en Eindhoven en loopt onder andere over de Oirschotsedijk/Eindhovensedijk. Ten behoeve van de Groene Corridor gaat de kruising Spottersweg/Oirschotsedijk verdwijnen en is de Oirschotsedijk vanaf de westzijde van het Beatrixkanaal niet meer toegankelijk voor autoverkeer. Dit onderdeel van de Groene Corridor is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'.

Aanvullend op deze twee fietsroutes komen in Eindhoven-Noordwest nog primaire en recreatieve fietsroutes te liggen. Recreatieve fietsroutes maken onderdeel uit van het landschapsplan van Brainport Industries Campus en bedrijvenpark Westfields (in Oirschot). Primaire fietsroutes worden zoveel mogelijk gekoppeld aan de nieuwe en bestaande infrastructuur en krijgen verbindingen met de Slowlane en de Groene Corridor.

Voor de primaire fietsroute via de Anthony Fokkerweg is een nieuwe fietsbrug over de A2/N2 mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Deze nieuwe fietsbrug is nodig omdat doorstromingsmaatregelen voor gemotoriseerd verkeer uit het hierboven genoemd bestemmingsplan ten koste gaan van de fietspaden op de bestaande brug. De nieuwe fietsbrug in voorliggend bestemmingsplan heeft een dubbel functie: enerzijds is de brug onderdeel van de primaire fietsroute van Meerhoven/Flight Forum/Eindhoven Airport en omgeving naar het bedrijventerrein GDC en de woongebieden in het noorden van Eindhoven. Anderzijds voorziet de fietsbrug in een recreatieve verbinding van de kanaalzone (Slowlane) naar Tegenbosch en vice versa. De primaire en recreatieve routes komen dus samen bij de fietsbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0041.jpeg"

Afbeelding 3.5:Schetsontwerp van de fietsbrug over de N2/A2 met de aansluitende primaire en recreatieve fietspaden.

Door realisatie van de fietsbrug wordt het fietsnetwerk en het autonetwerk volledig ontvlochten. Fietsers kunnen volledig conflictvrij doorfietsen en hoeven niet meer te wachten bij verkeerslichten, wat in de huidige situatie op een tweetal locaties wel het geval is. Het comfort, de aantrekkelijkheid en de doorstroming voor fietsers verbetert dan ook aanzienlijk na realisatie van de fietsbrug.

3.7.2 Parkeren

In het plangebied worden geen ontwikkelingen gerealiseerd die aanleiding geven om extra parkeervoorzieningen te realiseren. Het bestemmingsplan voorziet alleen in de uitbreiding en aanleg van fietsinfrastructuur. Ondanks dat feit is in de verschillende bestemmingen de mogelijkheid opgenomen om parkeervoorziening te realiseren voor zover deze behoren bij de functies die zijn toegestaan binnen de bestemmingen.

Medio 2012 hebben burgemeester en wethouders van Eindhoven het parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen vastgesteld ("Nota parkeernormen gemeente Eindhoven)". Daarbij wordt in principe, conform de normen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur), gewerkt met een minimum- en maximumnorm. Er waren allerlei ontwikkelingen die aanleiding gaven om het huidige gemeentelijke parkeerbeleid en de parkeernormen te actualiseren. Deze actualisatie heeft plaatsgevonden medio 2016. De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan/nieuwe ontwikkelingen eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld, waarbij het uitgangspunt is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld (gepubliceerd Gemeenteblad van 10 juni 2016, nr. 41).

3.8 Groen

3.8.1 Groenbeleidsplan 2017

Begin 2017 is een actualisatie van het Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.

Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.

Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0042.png"

Figuur: Ruimtelijke Strategieënkaart

Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 aangeduid als 'multifunctioneel groen'en 'natuur en landschap'. In deze gebieden wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie(en) aangehouden:

Strategie: Multifunctioneel groen

Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.

Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in het Natuur Netwerk Brabant. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten. Versterking van multifunctioneel groen als element van de ruimtelijke hoofdstructuur is in het bijzonder gewenst langs de Oirschotsedijk (verbinding met groengebied Groene Woud).

Strategie: Natuur en landschap

In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

3.8.2 Beleid Bomen

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). Voor bomen geldt één van beide regelingen (Wnb of Verordening Bomen 2015) en dus gelden nimmer beide regelingen. De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Boswet' liggen, en;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are, of;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

In het kader van de Wnb dient voor het vellen van bomen, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord-Brabant (zie ook hoofdstuk 4.7.1.1 van deze toelichting). Er is een herplantplicht van toepassing. Bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wnb, vallen onder de Verordening Bomen / Nadere Regels Bomen zoals opgesteld door de gemeente Eindhoven.

Verordening Bomen 2015

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene Kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden 'stad, groen beeldbepalend'.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden 'stad, groen beeldbepalend';
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in houtopstanden.

Het plangebied
Op basis van de Groene Kaart van de Verordening Bomen 2015 liggen in het plangebied voor deze ontwikkeling:

  • 'kadastrale percelen > 500 m2';
  • 'waardevolle gemeentelijke bomen' die tevens liggen in de 'bomen hoofdstructuur';
  • basisbomen;
  • een boom met de aanduiding 'bomen hoofdstructuur (toekomst)'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0043.jpeg"

Fragment van de Groene Kaart ter plaatse van het plangebied. Bron: Geofundament d.d. 27-6-2017.

Omdat onderhavig plangebied geheel buiten de 'bebouwde kom Boswet' ligt is in beginsel voor het vellen van een houtopstand de regelgeving van de Wet natuurbescherming van toepassing (melding bij Provincie Noord-Brabant, zie ook hoofdstuk 4.7.1.1 van deze toelichting). Indien de Wet natuurbescherming niet van toepassing is, is behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

3.9 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Binnen het plangebied liggen geen leidingen die ruimtelijk relevante belemmeringen opleveren waarmee rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf

4.1 Milieueffectrapportage

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een MER moet worden opgesteld.

Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.

De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

  • Kolom 1: de activiteit zelf
  • Kolom 2: drempelwaarden activiteit
  • Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
  • Kolom 4: de besluiten

De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.

Conclusie voor het bestemmingsplan

De ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn niet genoemd als activiteit in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r..

4.2 Geluid

4.2.1 Wettelijk kader

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.

In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan liggen geen geluidgevoelige bestemmingen en er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Verder wordt binnen het plangebied geen nieuwe weg met een zone als bedoeld in artikel 74 Wet geluidhinder mogelijk gemaakt. Uitsluitend een deel van de toerit vanaf de Anthony Fokkerweg naar de N2/A2, zoals die reeds mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', is noodzakelijkerwijs ingepast in onderhavig plangebied.

4.2.2 Wegverkeerslawaai

Binnen onderhavig plangebied is een deel van de toerit vanaf de Anthony Fokkerweg naar de N2/A2, zoals die reeds mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', ingepast.

De aanleg van de nieuwe toerit naar de N2 betreft een wijziging van het hoofdwegennet. Rijkswaterstaat is de wegbeheerder. Deze wijziging is met de regionale dienst Zuid-Nederland van Rijkswaterstaat afgestemd. Rijkswaterstaat bepaalt het effect van de wijziging op de referentiepunten. Binnen de geluidzone van de aanleg van de nieuwe toerit N2 liggen geen woningen.

De akoestische consequenties van de aanleg van de verschillende infrastructurele maatregelen van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' voor de aangrenzende geluidgevoelige bestemmingen zijn door Antea Group in beeld gebracht. In de rapportage van het akoestisch onderzoek (“Akoestish onderzoek bestemmingsplan weginfrastructuur Eindhoven Noordwest”, projectnr. 0403826.00, d.d. 20-05-2016, bijlage 6 bij de toelichting van dat bestemmingsplan) staan de berekeningsresultaten weergegeven. Uit dit rapport blijkt dat ten gevolge van het wegverkeer op de nieuw aan te leggen wegen de geluidbelasting ter plaatse van de bestaande woningen ten hoogste 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Een hogere waardenprocedure ingevolge de Wet geluidhinder is derhalve niet nodig.

In het geluidonderzoek is tevens de geluidbelasting op de niet-geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzones van wegen onderzocht. De (toename van) de geluidbelasting op de niet-geluidgevoelige bestemmingen leidt niet tot onaanvaardbare geluidhinder. Er is daarmee sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Er is voor onderhavig bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd ("Akoestisch onderzoek fietsbrug A2/N2 ter hoogte van de Anthony Fokkerweg", gemeente Eindhoven, april 2018). Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het realiseren van de fietsbrug over de A2/N2 met bijbehorende grondlichamen een te verwaarlozen invloed heeft op de geluidbelasting van de woningen in de wijk Tegenbosch.

4.2.3 Industrielawaai

In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan liggen geen geluidgevoelige bestemmingen en er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Verder zijn zoneringsplichtige bedrijven (grote lawaaimakers) in de zin van de Wet geluidhinder in dit plan niet toegestaan. Industrielawaai speelt hierdoor geen rol in dit plan. Het plangebied ligt in de zone (dB(A)) van Vliegbasis Eindhoven.

4.2.4 Luchtvaartlawaai

In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan liggen geen geluidgevoelige bestemmingen en er worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt waardoor luchtvaartlawaai geen rol speelt in dit plan.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Wettelijk kader

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.3.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.3.3 Luchtkwaliteit project "Brainport Park"

Het totale project "Brainport Park" is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betekent dat met deze ontwikkeling rekening is gehouden in het kader van de luchtkwaliteit. In het kader van het bestemmingsplan is geen toets nodig aan de normen van de luchtkwaliteit. Met de NSL-monitoringstool wordt jaarlijks de luchtkwaliteit gemonitord en gerapporteerd.

4.3.4 Besluit gevoelige bestemmingen

Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemming' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.

In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk. Het bestemmingsplan verandert ook niet het tracé van Rijkswegen of provinciale wegen. Er wordt alleen een afrit aan een Rijksweg/provinciale weg, die al mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', ingepast. Er zijn geen gevoelige bestemmingen binnen een straal van 300 meter van deze afrit gelegen.

4.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied.

Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om een fietsbrug over de N2/A2, de aansluitende fietspaden op grondlichamen en de landschappelijke inrichting van het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg te realiseren. In het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of mogelijk.

4.4.1 Wettelijk kader

Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Het plangebied
Hieronder wordt beschreven welke risicovolle inrichtingen in of nabij het gebied liggen, of er vervoer van gevaarlijke stoffen in het gebied plaatsvindt en of er risicovolle buisleidingen liggen.

Inrichtingen
Op enige afstand van het plangebied, op het bedrijventerrein Eindhoven Airport, is een bedrijf (Edco Eindhoven B.V.) gevestigd dat wordt aangemerkt als risicovol bedrijf. Dit bedrijf valt vanwege de opslag van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen onder het Bevi. Voor Edco is geen plaatsgebonden risicocontour vastgelegd. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt.

Het invloedsgebied van dit bedrijf ligt wel over een deel van het plangebied (zie onderstaande kaart). In juli 2010 is er een kwantitatieve risicoanalyse opgesteld voor EDCO. Hieruit blijkt dat het groepsrisico ver onder de oriëntatiewaarde ligt. De onderhavige ontwikkeling maakt ook geen realisatie mogelijk van een (beperkt) kwetsbaar object. Verdere toetsing aan het Bevi is derhalve niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0044.jpeg"

Rode cirkel geeft het invloedsgebied van Edco Eindhoven B.V. weer. Bron: Geofundament d.d. 27-06-2017.

Transport
Plaatsgebonden risico

Het plangebied ligt nabij en gaat over de Rijksweg A2. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plaatsgebonden risico van de A2 ter hoogte van het plangebied is 21 meter (gemeten vanaf het midden van de weg). Deze risicocontour ligt over een deel van het plangebied. Fietspaden en een fietsbrug zijn geen kwetsbare objecten en geen beperkt kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico van de A2 vormt daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling. Verder beschikt de weg over een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter. Ook dit levert geen belemmeringen voor het plan, aangezien het geen (beperkt) kwetsbaar object omvat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0045.jpeg"

Risicocontour A2. Bron: Geofundament d.d. 27-06-2017.

Buisleidingen
Plaatsgebonden risico

Nabij het plangebied ligt een hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie. De buisleiding heeft een diameter van 12,76 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. De PR 10-6 contour van de leiding is berekend met het programma CAROLA. Uit deze berekeningen blijkt dat de hoge druk aardgastransportleiding geen PR 10-6 contour heeft. Wel beschikt de leiding over een belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud aan de leiding van 4 meter. De belemmeringenstrook reikt niet over het plangebied, waardoor dit geen strijdigheden oplevert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0046.jpeg"

Afbeelding hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie. Rode lijn= gasleiding. Blauwe contour= belemmeringenstrook van de gasleiding.

Invloedsgebied en groepsrisico hogedrukaardgastransportleiding

Een gering deel van het plangebied ligt in het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleiding. Fietspaden en een fietsbrug zijn geen kwetsbare objecten en geen beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico hoeft niet te worden verantwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0047.jpeg"

Paarse zone = het invloedsgebied van de buisleiding. Bron: Geofundament d.d. 27-06-2017.

4.4.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid

De Gemeente Eindhoven heeft in mei 2009 de Visie externe veiligheid vastgesteld. Daarin is onder meer vastgelegd hoe in de stad nabij risicobronnen wordt omgegaan met het veilig stellen van een acceptabel niveau voor risico's in het kader van externe veiligheid en de beheersbaarheid ervan. Ook is in de visie voor de gebieden buiten invloedsgebieden van risicobronnen (o.m. het gebied > 200m van hoofdstransportassen, zoals A2/A67/A58) een verantwoording van het groepsrisico uitgewerkt.

Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om een fietsbrug over de N2/A2, de aansluitende fietspaden op grondlichamen en de landschappelijke inrichting van het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg te realiseren. In het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of mogelijk. Bij het vaststellen van onderhavige bestemmingsplan door de gemeenteraad hoeft het groepsrisico dan ook niet te worden verantwoord.

4.4.3 Conclusie

Externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.

4.5 Duurzaamheid

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Belangrijke thema's daarbij zijn:

  • Eindhoven Energieneutraal
    Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Eindhoven heeft in 2008 de ambitie vastgelegd om 'energieneutraal' te worden in de toekomst (2035 - 2045). Dat wil zeggen dat alle energie die de stad dan nog gebruikt, duurzaam wordt opgewekt.

    Daarbovenop heeft de gemeenteraad in de 'Klimaatverordening gemeente Eindhoven 2016' vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. Dit betekent dat bij elk project of ontwikkeling enerzijds ingezet moet worden op een zo groot mogelijke bijdrage aan de beperking van de CO2 emissie, en anderzijds dat in de planontwikkeling gekwantificeerd moet worden wat voor en na de ingreep de omvang van de CO2 emissie is, uitgedrukt in kg CO2/jaar.

    Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is ook Rijksbeleid. Hoewel er op dit moment geen eis tot 'aardgasloos bouwen' kan worden opgelegd, is het verstandig voor bouwers en ontwikkelaars om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden. Het is wijs om nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst mogelijk is.
  • Duurzame mobiliteit
    Duurzame Mobiliteit richt zich onder andere op het voorkomen van verplaatsingen, het veranderen van de keuze van vervoermiddelen naar meer duurzaam vervoer en het verschonen van het vervoer (Trias Mobilica). Duurzame mobiliteit leidt tot minder energiegebruik en het gezonder worden van de leefomgeving. Duurzame mobiliteit en energiebesparing zijn belangrijke ambities in de in 2013 vastgestelde visie 'Eindhoven op weg, duurzaam verbinden van mensen en locaties in Eindhoven veelzijdige stad'. De visie geeft met een inspirerend vergezicht voor 2040 invulling aan de ambities.
  • Circulaire Economie
    Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur.
  • Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
    Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is voor ons een belangrijke en uitdagende opgave. Aan de ene kant zijn wij er voor het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving en doen we impliciet dus aan MVO. Aan de andere kant zijn we een organisatie als elke andere en kunnen MVO-thema's ook gewoon binnen de eigen muren aan de orde komen. MVO richt zich enerzijds op het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering en anderzijds op samenwerking met en het stimuleren van MVO bij partners in de stad, waaronder bedrijven en kennisinstellingen.

The Natural Step
Samenwerking tussen de partners in de stad en co-creatie zijn essentieel. Om te zorgen dat we een gedeelde taal spreken, gebruiken wij de aanpak van The Natural Step (TNS) om duurzaamheid vorm te geven. In het kort komt het erop neer dat we duurzaam handelen door met vier principes van duurzaamheid rekening te houden:

  • We gaan zuinig om met energie en kiezen voor groene, duurzame energie
  • We kiezen voor recyclebare of gerecyclede materialen of materialen die door de natuur afgebroken kunnen worden en we gebruiken producten die geen schade toebrengen aan mens en milieu
  • We gaan zuinig om met de natuur en breiden die waar mogelijk uit
  • We gaan uit van de eigen kracht van onze inwoners en zorgen voor hen waar het even moeilijk mee gaat. Mensen in de rest van de wereld ondervinden geen nadelen van ons handelen en waar mogelijk verbeteren we hun kwaliteit van leven.

4.5.1 Planbeschrijving

Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk om een fietsbrug over de N2/A2, de aansluitende fietspaden op grondlichamen en de landschappelijke inrichting van het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg te realiseren. Deze langzaam verkeer infrastructuur wordt uitgevoerd in het kader van het Groene Raamwerk.

De ontwikkeling van het Groene Raamwerk maakt gebruik van de potenties van het gebied en zet in op het versterken van natuur- en landschapsontwikkeling, het verbeteren van recreatiemogelijkheden en van de bereikbaarheid voor recreanten alsmede het verbinden van stad en het platteland (in de vorm van het derde stadspark van Eindhoven) door het wegnemen van barrières, het realiseren van nieuwe verbindingen en het (door)ontwikkelen van de groene omgeving.

Met deze ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan doelstellingen op het gebied van duurzame mobiliteit.

4.6 Bodem

Voor een deel van het plangebied is bodemonderzoek verricht. Uit deze bodemonderzoeken zijn geen bodemverontreinigingen van betekenis gebleken. Voor een klein deel van het plangebied zijn er nog geen resultaten beschikbaar. Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal voor die delen een bodemonderzoek plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0048.jpeg"

4.7 Natuur

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2019 in werking treedt. Met het van kracht worden van deze wet komen vrijwel alle verantwoordelijkheden bij de provincies te liggen.

4.7.1 Wet natuurbescherming (Wnb)

De nieuwe wet beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk. Zoals eerder vermeld zijn de provincies in hoofdzaak verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeschermingsbeleid.

Gelijktijdig met de in werkingtreding van Wnb veranderen de lijsten met beschermde soorten. Zo is een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.

Door de integratie van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet in de nieuwe Wnb is er nog maar één natuurvergunning nodig van één bevoegd gezag.

4.7.2 Natuur in plangebied

Zoals is beschreven in hoofdstuk 1.1 maakt voorliggend bestemmingsplan het mogelijk om een fietsbrug over de N2/A2, de aansluitende fietspaden op grondlichamen en de landschappelijke inrichting van het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg te realiseren. De fietsbrug over de N2/A2 en de aansluitende fietspaden, zoals die mogelijk zijn gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best', kunnen hierdoor gewijzigd worden gerealiseerd zodat deze beter passen binnen de ambities van het Groene Raamwerk.

Houtopstanden

Onderhavig plangebied ligt buiten de door de gemeenteraad in het kader van de voormalige Boswet vastgestelde bebouwde kom grens. Deze regeling over het vellen van houtopstanden is van toepassing op alle bossen en houtopstanden die een grotere oppervlakte beslaan dan 1.000 m2 en op rijbeplantingen van meer dan 20 bomen. Indien houtopstanden (geheel of gedeeltelijk) moeten worden geveld om de ontwikkeling in voorliggend bestemmingsplan mogelijk te maken, dan wordt een melding bij Gedeputeerde Staten ingediend. Verder wordt er voor zorg gedragen dat binnen drie jaar nadat tot velling is overgegaan het betreffende perceel opnieuw en op bosbouwkundig verantwoorde wijze is herplant. Indien dit niet mogelijk is dan wordt aan Gedeputeerde Staten een ontheffing gevraagd teneinde de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan het perceel waar de velling heeft plaatsgevonden.

Natuur Netwerk Brabant (NNB)

Door de nieuwe fietspaden en bijbehorende grondlichamen/taluds wordt op één locatie binnen het plangebied het NNB aangetast. Daarom is een verzoek om wijziging begrenzing NNB voor een kleinschalige ingreep voorbereid. Voor een nadere toelichting over het NNB wordt verwezen naar hoofdstuk 3.3.2 (Verordening ruimte Noord-Brabant Noord-Brabant) van deze toelichting en Bijlage 1 en Bijlage 2 bij deze toelichting (verzoek hergrenzing NNB bij kleinschalige ingreep).

Natura 2000-gebieden

In het kader van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' is onderzocht (zie bijlage 4 bij de toelichting van dat bestemmingsplan) of de totale ontwikkeling van de wegenstructuur Brainport Park significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden. Als gevolg van deze totale wegenstructuur treden er geen significante effecten op op Natura 2000-gebieden. Omdat voorliggend bestemmingsplan een geringe wijziging betreft van de totale wegenstructuur Brainport Park die in dit kader is beschouwd zijn er geen significante effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling in dit plan.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

In het kader van het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' is conform het PAS onderzocht (zie bijlage 4 bij de toelichting van dat bestemmingsplan) of de totale ontwikkeling van de wegenstructuur Brainport Park gepaard gaat met effecten op de stikstofdepositie. Blijkens de, voor de totale ontwikkeling van de wegenstructuur Brainport Park, uitgevoerde Aerius berekening wordt de drempelwaarde van 0,05 mol N/ha/jr niet overschreden.

Beschermde flora en fauna

De Wet natuurbescherming biedt het juridisch kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen.

Verspreid over het plangebied kunnen beschermde soorten voorkomen. Er is een quickscan uitgevoerd die is gerapporteerd in de "Notitie Fietsbrug A2 nabij Anthony Fokkerweg" (Ecologica, 18 december 2017, kenmerk P2017/59, zie Bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan). Hieruit blijkt dat realisatie van het plan mogelijk effecten kan hebben op kleine marterachtigen, eekhoornnesten, verblijfplaatsen en foerageergebied van vleermuizen, jaarrond beschermde nesten van broedvogels, amfibieën (poelkikker en alpenwatersalamander), en de iepenpage (vlindersoort). Het aantonen van aan- of afwezigheid van kleine marterachtigen is moeilijk, daarom moet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode met betrekking tot deze soorten. Voor de overige hierboven genoemde mogelijke effecten wordt nader onderzoek uitgevoerd. Gemeente Eindhoven laat de komende maanden onderzoeken of en welke van deze effecten zijn uit te sluiten. Indien zou blijken dat voor bepaalde soorten een ontheffing nodig is, dan is de verwachting dat die kan worden verkregen op basis van het belang van realisatie van onderhavige ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Verwerving Van Gronden

Voor de realisatie van de ontwikkelingen uit voorliggend bestemmingsplan is het noodzakelijk een aantal (delen van) percelen aan te kopen. Het betreft de percelen zoals weergegeven in de figuren 5.1 t/m 5.4 (zie hieronder). In deze afbeeldingen zijn de kadastrale nummers van de te verwerven (delen van) percelen weergegeven en de bestemmingen ('Groen', 'Verkeer' of 'Natuur') op basis van voorliggend bestemmingsplan.

Als minnelijke verwerving van deze gronden niet leidt tot het gewenste resultaat zal het instrument van onteigening worden ingezet. De overige gronden, die nodig zijn voor de ontwikkeling die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt, zijn eigendom van de gemeenten Eindhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0050.png"

Figuur 5.1. Overzicht van de verschillende te verwerven gronden ter plaatse van fietsbrug en aan de oostzijde van de fietsbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0051.png"

Figuur 5.2. Overzicht van de verschillende te verwerven gronden ter plaatse van fietsbrug en aan de westzijde van de fietsbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0052.jpeg"

Figuur 5.3. Overzicht van de verschillende te verwerven gronden langs de oostzijde van de Ekkersrijt aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0053.jpeg"

Figuur 5.4. Overzicht van de verschillende te verwerven gronden langs de oostzijde van de Ekkersrijt aan de noordzijde.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

6.2 Beleid

6.2.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

6.2.2 Provinciaal beleid

6.2.3 Beleid Waterschap

6.2.4 Gemeentelijk beleid

6.2.5 Waterplan

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald

6.3 Beschrijving Watersysteem Plangebied

Het hemelwater afstromend van de westzijde van de A2/N2 stroomt grotendeels over het maaiveld af richting de aan de westzijde gelegen watergang. In deze watergang wordt het hemelwater geborgen en middels een stuw (nabij de Anthony Fokkerweg) vertraagd afgevoerd naar het noorden. Uiteindelijk watert het gehele systeem van dit deel van de A2/N2 af op de Ekkersrijt.

Het stuwpeil van de betreffende stuw is NAP + 18,05 (bron; revisie RWS ombouw Randweg T-UV-WH-2001-02.09 en T-UV-WH-2001-02.11).

Het hemelwater afstromend van de oostzijde van de A2/N2 stroomt grotendeels via een rioolstelsel af richting de aan de oostzijde gelegen watergang. In deze watergang wordt het hemelwater geborgen en middels een stuw (nabij de Anthony Fokkerweg) vertraagd afgevoerd naar het oosten. Uiteindelijk watert het gehele systeem van dit deel van de A2/N2 af op de ER41-40.

6.3.1 Checklist watersysteem

Checklist Watersysteem
Hoofdwatergang cq open water JA
zijwatergang JA
Keurgebied binnen plangebied? JA
Binnen 25-100 jaarszone? NEE
Binnen boringsvrije zone? JA
Ecologische verbindingszone? NEE
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? NEE
Attentiegebied EHS JA, deels westzijde A2/N2
Rioolwatertransportleiding NEE
Waterschap gemaal NEE
Landelijke afvoernorm binnen plangebied 1 l/s/ha
Verdachte/verontreinigde locaties? NEE
Infiltratie praktisch mogelijk? NEE
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid NEE

6.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water

De A2/N2 zorgt voor een knip in de afvoer van hemelwater. Hemelwater vallende aan de westzijde van de A2/N2 wordt naar het noorden afgevoerd en komt uiteindelijk in de Ekkersrijt uit. Hemelwater dat aan de oostzijde van de A2/N2 valt wordt afgevoerd in oostelijke richting naar de ER41-40.

6.3.3 Oppervlaktewater

Aan weerszijde van de A2/N2 ligt een watergang welke voorziet in de berging en de afvoer van hemelwater dat op de A2/N2 valt. Het water wordt in de watergangen geborgen middels twee stuwen ten zuiden van de Anthony Fokkerweg. Deze stuwen hebben beide een stuwpeil van NAP + 18,05 m. Er liggen geen 'Leggerwateren' binnen het plangebied.

6.3.4 Verharding

Op dit moment is het gebied waar de fietsbrug komt verhard (A2/N2). Het gebied waar het toekomstige fietspad komt is onverhard.

Binnen het plangebied ligt ook de nieuwe bypass / toerit vanaf de A. Fokkerweg naar de N2 (westzijde) met een toename van verhard oppervlak. Dit is waterhuishoudkundig geregeld in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best' (vastgesteld), waarin wordt verwezen naar rapport "Waterhuishouding Challenge variant, gemeente Eindhoven, 2016". Ook is in dat bestemmingsplan opgenomen dat nadere uitwerking van de waterhuishouding plaats vindt in overleg met de waterbeheerder.

6.3.5 Bodemopbouw

De bodem ter plaatse bestaat voornamelijk uit lemig zand waarbij de eerste meter onder maaiveld bestaat uit fijn zand met leem. Vanaf een meter beneden maaiveld bestaat de ondergrond uit enkele meters leem.

6.3.6 Grondwater

Op basis van de aanwezige peilbuizen B51D2021, B51D2090 en B51D0199 (Dinoloket) en de berekende grondwaterstanden (Royal Haskoning, evaluatie grondwatermeetnet 2011) zit de GHG op circa 17,90 m + NAP.

6.3.7 Regenwater

Het hemelwater vallende op de A2/N2 wordt geborgen en vertraagd afgevoerd via de aan weerszijde gelegen watergangen. Hemelwater wat op het onverharde (groen) gebied valt zal ter plaatse infiltreren naar de ondergrond.

6.3.8 Afvalwater

Er zijn geen voorzieningen in het plangebied aanwezig voor de inzameling en afvoer van afvalwater.

6.3.9 Boringsvrijze zone

Het plangebied ligt tevens in een 'boringsvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringsvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provinciale milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringsvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.

6.4 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem

De aanleg van de fietsbrug is nauw verbonden met de aanleg van de Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best. Zo zal een deel van de benodigde waterberging voor de uitbreiding van de Anthony Fokkerweg worden gevonden in de oksel tussen het fietspad en de Anthony Fokkerweg (westzijde). Ook zal het verhard oppervlak van de Bypass afwateren naar deze waterbergingslocatie.

Door de aanleg van de nieuwe fietsbrug zal een deel van de aan de oostzijde van de A2/N2 gelegen watergang worden gedempt. De watergang aan de westzijde blijft gehandhaafd.

6.4.1 Verharding

De verharding van het nieuwe fietspad zal afwateren naar het talud aan weerszijde van het fietspad. De fietsbrug zal voorzien worden van een hemelwaterafvoer welke zal lozen op de sloot.

6.4.2 Berging

Fietsbrug

Aangezien de verharding ter plaatse van de A2/N2 niet toeneemt worden voor de fietsbrug geen water compenserende maatregelen getroffen. Wel wordt een deel van de bestaande waterberging aan de oostzijde van de A2/N2 gedempt ten gevolgen van de aanleg van fietsbrug. Derhalve wordt de watergang ten noorden van de fietsbrug verbreedt (enkel aan de oostzijde van de A2/N2) om het verlies aan berging te compenseren.

Fietspad evenwijdig aan A2/N2

Het deel van het fietspad dat evenwijdig aan de A2/N2 ligt zal afwateren naar de waterbergingen in de oksels tussen de A2/N2 en het fietspad en aldaar worden geborgen en vertraagd worden afgevoerd.

Fietspad haaks op de A2/N2

Het deel van het fietspad haaks op de A2/N2 zal afwateren naar het talud aan weerszijde van het fietspad. Het dijklichaam waarop het fietspad wordt gesitueerd wordt voorzien van een goed doorlatend materiaal. Er wordt uitgegaan dat de verharding van het fietspad grotendeels zal infiltreren in het talud van het dijklichaam. Er is voor gekozen geen overige waterbergende voorzieningen aan te leggen voor het fietspad om de ingreep in het Natuur Netwerk Brabant (NNB) zo beperkt mogelijk te houden.

6.4.3 Oppervlaktewater

Daar waar aanpassingen worden gedaan aan de watergangen (oostzijde van de A2/N2) worden geen aanvullende maatregelen getroffen in relatie tot de boringsvrije zone.

6.4.4 Waterkwaliteit

De aanleg van de fietsbrug en de fietspaden er naartoe zullen geen negatief effect hebben op de waterkwaliteit.

6.4.5 Advies / overleg Waterschap

Op 14 september 2017 is advies gevraagd aan het waterschap over deze waterparagraaf. Bij brief van 7 december 2017, kenmerk Z47698/U59720, heeft het waterschap ingestemd met voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

7.2 Planmethodiek

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

7.3 Verbeelding

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

7.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. DeInleidende regels in Hoofdstuk 1 bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In "Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht in Hoofdstuk 2.

Bestemming `Groen” (Artikel 3)

Binnen de bestemming 'Groen' is de mogelijkheid opgenomen om de beoogde fietspaden te realiseren alsmede de daarvoor benodigde grondlichamen/taluds.

Het gebied tussen de nieuwe fietsbrug en het bestaande viaduct in de Anthony Fokkerweg wordt opnieuw ingericht. Deze landschappelijke inrichting (zie hoofdstuk 2.1.3) wordt ook mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Groen'.

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.

Bestemming 'Natuur' (Artikel 4)

Vanwege het aanleggen van de primaire fietspaden aansluitend aan de nieuwe fietsbrug vindt op één locatie aantasting van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) plaats. Daarom moet er een wijziging van de begrenzing van het NNB plaatsvinden en compensatie van NNB. De bestemming 'Natuur' is opgenomen voor de gronden langs de oostzijde van de Ekkersrijt waar natuur wordt ontwikkeld bij wijze van compensatie overeenkomstig het bepaalde in de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant. Deze gronden worden ontwikkeld conform het compensatieplan dat als Bijlage 1 bij de regels is gevoegd. Dit is in een voorwaardelijke verplichting binnen de bestemming 'Verkeer' (artikel 5.3) geborgd.

Bij de aanleg van de fietspaden die dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt op één locatie het NNB doorsneden maar niet aangetast omdat het recreatieve fietspad past binnen de multifunctionele doelstelling van het bos (extensief recreatief medegebruik). De locatie waar het NNB niet wordt aangetast door voorliggend bestemmingsplan behoud de bestemming 'Natuur'.

Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden, van natuurwaarden, van landschappelijke waarden, van ecologische waarden en kenmerken, van de ecologische verbindingszone en voor duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw.

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Verder geldt er een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

Vanwege het Luchthavenbesluit Eindhoven wordt als strijdig gebruik aangemerkt oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden, vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Bestemming `Verkeer” (Artikel 5)

Deze bestemming is geprojecteerd ter plaatse van de nieuwe fietsbrug over de N2/A2 en een deel van de toerit naar de N2/A2, zoals die reeds mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best'. Laatstgenoemd deel van de toerit heeft de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1'. Waar de fietsbrug kruist met de rijksweg (N2/A2) is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' opgenomen.

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. Kunstwerken (de fietsbrug) mogen maximaal 23 meter hoog zijn.

In de gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te borgen dat de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) wordt gecompenseerd overeenkomst de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Dubbelbestemming `Waarde - Archeologie´ (Artikel 6)

Deze bestemming geldt voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader archeologisch onderzoek vereist is. Door middel van een dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige waarden optimaal worden beschermd.

Dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' (Artikel 7) en 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' (Artikel 8)

Deze bestemmingen gelden voor die delen in het plangebied, waarbij bij bepaalde ingrepen eerst nader onderzoek vereist is. Door middel van deze dubbelbestemming wordt gezorgd dat de aanwezige cultuurhistorische waarden optimaal worden beschermd.

Onder de Algemene regels in Hoofdstuk 3 zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, Algemenegebruiksregels,Algemene aanduidingsregels,Algemene afwijkingsregels en de Overigeregels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrechten deSlotregel opgenomen.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

De gemeente stelt jaarlijks het toezicht- en handhavingsprogramma vast. In dit handhavingsprogramma is aangegeven dat de gemeente zich inzet om van Eindhoven een sterke stad met een levendige economie te maken. Veiligheid en leefbaarheid staan daarbij voorop. Het gemeentebestuur heeft een gemeente voor ogen die maximaal dienstverlenend is, maar die ook de grenzen aangeeft en de spelregels bewaakt. Zij treedt, waar dat nodig is, daadkrachtig op in het algemeen belang voor de bescherming van de rechtszekerheid van individuele belangen. De gemeente handhaaft consequent, werkt in belangrijke mate stadsdeel- en gebiedsgericht en programmatisch en staat dicht bij de burger.

Goed toezicht en handhaving zijn van cruciaal belang om de leefbaarheid, de rechtszekerheid, de veiligheid, bedrijvigheid en het milieu in Eindhoven te bevorderen. Overlast en vervuiling dienen te worden teruggedrongen en naleving van voorschriften van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening , bouw-, milieu- en gebruiksvergunningen is hierbij noodzakelijk.

De wet- en regelgeving blijft het uitgangspunt voor toezicht en handhaving. Cruciaal is evenwel dat de gemeente zich vanuit toezicht en handhaving als partner opstelt en daarbij de nodige dynamiek toont en helder communiceert over wat wel en niet kan.

Handhavingsmodel
Er is een handhavingsmodel voor toezicht en handhaving en dit model wordt gekenmerkt door zeven basisprincipes:

  1. 1. Integrale aanpak vanuit een samenhangende organisatie.
  2. 2. Toezicht en handhaving als sterke schakels in de reguleringsketen ( zowel beleidsmatig als qua uitvoering).
  3. 3. Optimaal toepassen van moderne communicatietechnologie bij toezicht en handhaving.
  4. 4. Goede informatiepositie van de handhavers door een betere beschikbaarheid van betrouwbare gegevens over kenmerken van de stad, vergunningen, controles, activiteiten en procedures.
  5. 5. In een vroegtijdig stadium van toezicht en handhaving in gesprek gaan met de burgers en bedrijven gericht op het zo min mogelijk hoeven toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen.
  6. 6. In alle redelijkheid is ruimte voor maatwerk maar zo nodig wordt doorgepakt.
  7. 7. We zeggen wat we doen; we doen wat we zeggen en we laten zien wat we gedaan hebben.

Op basis van dit toezicht- en handhavingsprogramma is een gemeentelijk werkplan opgesteld waarin per aandachtsveld de toezicht- en handhavingsactiviteiten SMART zijn vorm gegeven.

Voor het aandachtsveld Bouwen, wonen en ruimtelijke ordening (strijdigheid met het bestemmingsplan) zijn op ruimtelijke ordeningsgebied onder meer de volgende activiteiten benoemd:

  • Controle panden op illegale bewoning/strijdig gebruik woning met bestemmingsplan.
  • Controle panden op ontoelaatbare woningsplitsing.
  • Accent op specifieke locaties per stadsdeel (autohandellocaties) .

Bij illegale bouw en illegaal gebruik worden gemelde misstanden aangepakt waarbij zaken waar veiligheid, monumentale panden en welstand in het geding is.

Duidelijke regels
Een eerste vereiste om goed te kunnen handhaving zijn duidelijk regels. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2012). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.

In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van Eindhoven vastgelegd, toegespitst op het plangebied. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.

De handhavingscapaciteit is beperkt zodat het college jaarlijks de handhavingsprioriteiten vastlegt in een werkprogramma handhaving.

8.2 Handhaving Voorliggend Plan

Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, winkelsluitingswet, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.) Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het met het voorliggende plan legaliseren van situaties die niet conform de nu nog geldende bestemmingsplannen zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving) ter zake blijft uiteraard onverkort van kracht.

Hoofdstuk 9 Financiële Aspecten

Exploitatieplan

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin een 'bouwplan' mogelijk wordt gemaakt, moet de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vaststellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten, die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt voor welke 'bouwplannen' een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is geen 'bouwplan' als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Hierdoor hoeft geen exploitatieplan voor dit bestemmingsplan te worden vastgesteld. De kosten voor zowel het opstellen als het realiseren van het bestemmingsplan worden bekostigd uit reeds beschikbare en toegezegde bijdragen en subsidies.

Verwerving/onteigening gronden

Voor de realisering van het plan is het noodzakelijk om een aantal percelen (geheel of gedeeltelijk) te verwerven. Indien verwerving op minnelijke wijze niet mogelijk blijkt, zal zo nodig tot onteigening worden overgegaan.

Hoofdstuk 10 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

10.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 12 juli 2017. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

10.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding van het voorontwerp bestemmingsplan is er overleg geweest met de provincie over de herbegrenzing van het Natuur Netwerk Brabant (zie hoofdstuk 3.3.2) en met het waterschap. Het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Bro heeft gedurende de periode van samenspraak plaatsgevonden. Naar aanleiding van het vooroverleg zijn 4 reacties ontvangen van besturen en/of diensten (zie onderstaande tabel).

Nummer Naam en kenmerk Datum ontvangst
1. Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, RWS-2017/48191 18 december 2017
2. Provincie Noord-Brabant, C2217566/4283678 21 december 2017
3. Waterschap De Dommel, Z47698/U59720 7 december 2017
4. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven, 2017.A2/A67.zienswijze 28 december 2017

Naar aanleiding van de overlegreacties zijn er wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het voorontwerp. Deze worden na de overlegreacties vermeld. Vervolgens is er nog een aantal ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan doorgevoerd.

10.2.1 Overlegreacties en gemeentelijk standpunt

Ad 1. Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW):

Reactie 1.: Deze fietsbrug moet aan bepaalde ontwerprichtlijnen voldoen. Een en ander zal zijn beslag krijgen in de uitvoeringsovereenkomst. Rijkswaterstaat gaat ervan uit dat het ontwerpbestemmingsplan pas ter visie wordt gelegd nadat de uitvoeringsovereenkomst is getekend en het plan indien nodig is aangepast.

Gemeentelijk standpunt reactie 1:

Dit onderdeel van de overlegreactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Reactie 2: De bestemming 'Verkeer' is geprojecteerd ter plaatse van de nieuwe fietsbrug over de N2/A2. Doordat de fietsbrug de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' heeft en geen dubbelbestemming, wordt de A2 onder de brug feitelijk wegbestemd. Het aansluitende oostelijke en westelijke deel van de fietsbrug heeft wel de bestemming verkeer, maar geen aanduiding. Dit is ook het geval bij de afrit aan de oostzijde, waar geen verdere aanduiding is opgenomen. Ik verzoek u de N2/A2 en de afrit een passende verkeersbestemming te geven.

Gemeentelijk standpunt reactie 2:

De regels zijn gewijzigd in die zin dat ter plaatse van de bestemming `Verkeer´ ook wegen (waaronder ook vlucht- en busstroken, opstelstroken en op- en afritten zijn begrepen) en straten met handhaving van de bestaande wegprofielen/rijstroken zijn toegestaan. Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' in oostelijke en westelijke richting uitgebreid.

Reactie 3: Op de verbeelding is aan de zuidzijde tussen de nieuwe toerit en de N2/A2 een deel van de bestaande rijksweg tot groen bestemd. Ik verzoek u de N2/A2 een passende verkeersbestemming te geven.

Gemeentelijk standpunt reactie 3:

De plangrens wordt ter plaatse gewijzigd waardoor de bestaande rijksweg buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt.

Ad 2. Provincie Noord-Brabant

Reactie 1: De provincie staat positief tegenover de planontwikkeling voor de langzaamverkeersverbinding tussen de stad en Noordwest Eindhoven waarbij het fietsverkeer een volledig conflictvrije route krijgt. Voor deze ontwikkeling geeft de provincie in overweging om de aantasting van het NNB voor de fietsbrug/fietspad te baseren op de ruimte voor de benodigde verkeersbestemming en de externe uitstraling op het NNB en daarbij de kleinschalige ingreep (artikel 5.5 VrNB) te kiezen voor compensatie van het NNB. In het voorontwerp-plan is niet aannemelijk gemaakt dat Beatrixoord, gelegen buiten het NNB, toegepast kan worden voor bos- en/of natuurcompensatie. Gezien het hiervoor vermeldde adviseert de provincie om een ander voorstel voor fysieke natuurcompensatie te ontwikkelen dan wel te opteren voor financiële compensatie of een combinatie van beide.

Gemeentelijk standpunt reactie 1:

Bij de ontwikkeling van voorliggend bestemmingsplan wordt op 2 locaties het NNB doorsneden. Het betreft een locatie tussen de snelweg en het Novotel en een locatie bij de Vensedijk. Bij de aanleg van de fietspaden die dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt op één locatie het NNB daadwerkelijk aangetast (door primaire fietsroute) en op de andere locatie past het recreatieve fietspad binnen de multifunctionele doelstelling van het bos/het landschap. De locatie waar het NNB niet wordt aangetast door voorliggend bestemmingsplan behoudt de bestemming 'Natuur'. De locatie waar het NNB wordt aangetast krijgt de bestemming 'Groen' met onder andere de aanduiding 'overige zone - te verwijderen NatuurNetwerk Brabant'.

Naar aanleiding van de reactie van de provincie wordt voor dit bestemmingsplan een verzoek om wijziging van de begrenzing van het NNB bij kleinschalige ingrepen als bedoeld in artikel 5.5 van de VrNB voorbereid. In het voorontwerp bestemmingsplan werd nog uitgegaan van een verzoek om wijziging begrenzing NNB met toepassing van de saldobenadering (art. 5.4 Vr).

Een deel van deze fietsverbinding dient als ontsluiting van het betreffende bos c.q. van Brainport Park en is een vorm van recreatie passend in de multifunctionele doelstelling van een bos (extensief recreatief medegebruik). Het overige deel van deze ontwikkeling is onderdeel van de primaire fietsroute van Meerhoven/Flight Forum/Eindhoven Airport en omgeving naar het bedrijventerrein GDC en de woongebieden in het noorden van Eindhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0054.jpg"

Verbeelding van onderhavig bestemmingsplan met daarop het deel van de fietsverbinding dat onderdeel is van de primaire fietsroute en het deel recreatieve fietspad.

Voor het deel van de fietsverbinding dat wordt aangemerkt als primaire fietsroute (met de functie woon-werkverkeer) moet het Natuur Netwerk Brabant (NNB) dat wordt aangetast worden gecompenseerd conform de VrNB. Deze compensatie van het NNB vindt plaats langs de Ekkersrijt. Dit is conform de visie over de landschaps- en natuurontwikkeling in Brainport Park en in aansluiting op de compensatie NNB van de voorgaande ontwikkelingen in Brainport Park. Deze compensatie sluit namelijk aan op de compensatie voor het 1e cluster van Brainport Industries Campus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0055.jpg"

Fragment van de kaart van gemeente Eindhoven met blauw gearceerd globaal de ligging van het plangebied. Meest noordelijke deel is de compensatie NNB langs de Ekkersrijt.

Reactie 2: Artikel 4.4.1, sub d, lijkt oppervlaktewateren tot 3 hectare omvang wèl mogelijk te maken. Dit conflicteert dan met de functie als natuurcompensatielocatie.

Gemeentelijk standpunt reactie 2:

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in het zogenoemde vogelbeheersgebied van de luchthaven Eindhoven. Daarom is in beginsel een grondgebruik voor oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare niet toegestaan en aangemerkt als strijdig gebruik. Dit is bepaald in artikel 4.4.1. sub d. van de regels van dit bestemmingsplan. Uit deze regels over strijdig gebruik kan niet worden opgemaakt dat een grondgebruik voor oppervlaktewateren met een oppervlakte van minder dan 3 hectare zonder meer is toegestaan.

Reactie 3: Artikel 4.5.2 onder ‘b’: het moet gaan om ‘legaal’ in uitvoering waren.

Gemeentelijk standpunt reactie 3:

Artikel 4.5.2, sub b, wordt aangepast door 'legaal' toe te voegen.

Reactie 4: Artikel 5.3: een omvang van maximaal 100m² leidt tot een nieuwvestiging via een nieuw bestaand bouwperceel (strijdig met artikel 3.1, 2e lid onder ’a’ van de VrNB).

Gemeentelijk standpunt reactie 4:

Deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheid wordt verwijderd uit de regels.

Reactie 5: Artikel 11.2: tweede woord voor ‘ontsluiting’ betreft de structuur voor het NNB.

Gemeentelijk standpunt reactie 5:

In artikel 11.2 wordt het woord 'aanduiding' in het laatste deel van de zin gewijzigd in 'structuur'.

Reactie 6: Artikel 12.1 onder ‘c’: zend-, ontvang- en/of sirenemasten achten wij niet verenigbaar met een natuurcompensatielocatie.

Gemeentelijk standpunt reactie 6:

In artikel 12.1, sub c, wordt het deel van de zin "zend-, ontvang- en/of sirenemasten" verwijderd.

Ad 3. Waterschap De Dommel

Het waterschap stemt in met dit bestemmingsplan. Het waterschap verzoekt de volgende opmerkingen op de toelichting te verwerken in het bestemmingsplan:

  1. 1. In paragraaf 6.3.3. toevoegen dat er geen Leggerwateren binnen het plangebied liggen.

Gemeentelijk standpunt reactie 1:

Dit is toegevoegd in de betreffende paragraaf van de toelichting.

  1. 2. Binnen het plangebied ligt ook de nieuwe bypass / toerit vanaf de A. Fokkerweg naar de N2 (westzijde) met een toename van verhard oppervlak. Dit is waterhuishoudkundig geregeld in het bestemmingsplan "Weginfrastructuur omgeving Eindhoven-Noordwest, Oirschot en Best" (vastgesteld), waarin wordt verwezen naar rapport "Waterhuishouding Challenge variant, gemeente Eindhoven, 2016". Ook is in dat bestemmingsplan opgenomen dat nadere uitwerking van de waterhuishouding plaats vindt in overleg met de waterbeheerder. Verzocht wordt dit voor de duidelijkheid te benoemen in de toelichting.

Gemeentelijk standpunt reactie 2:

Dit is aanvullend vermeld in paragraaf 6.3.4. van de toelichting.

Ad 4. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven

De stichting heeft geen opmerkingen met betrekking tot dit voorontwerp bestemmingsplan.

10.2.2 Ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan

1. De bestemming 'Groen' ter plaatse van het NNB nabij de Vensedijk wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' omdat ter plaatse het NNB niet wordt verwijderd.

2. In de artikelen 3.1, sub d, en 4.1, sub c, wordt "cultuurhistorische" verwijderd. Deze waarden zijn namelijk in aparte dubbelbestemmingen geborgd.

3. In artikel 4.1 zijn sub a, b en c samengevoegd.

4. In artikel 5.4 wordt "zoals vermeld in lid 5.1, sub b en c" gewijzigd in "zoals vermeld in lid 5.1, sub c en d".

10.3 Samenspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan 'I Reconstructie A2/A67 (fietsbrug)' heeft in het kader van de samenspraak, ingevolge de 'Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008' ter inzage gelegen van 23 november 2017 t/m 20 december 2017. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp in te dienen. Bovendien zijn in het kader van de samenspraak Trefpunt Groen Eindhoven (TGE), Henri van Abbe Stichting, Novotel, de bewoners van de woningen in Tegenbosch, een aantal bewoners van woningen aan de Oirschotsedijk, de Internationale school Eindhoven en de eigenaren van de percelen die liggen binnen het plangebied geïnformeerd over (de terinzagelegging van) dit plan. Verder is 14 november 2017 een informatieavond georganiseerd voor de bewoners van Tegenbosch en enkele bewoners van woningen aan de Oirschotsedijk.

Kennisgeving van de ter inzagelegging en de mogelijkheid om een reactie in te dienen is in het weekblad Groot Eindhoven van 22 november 2017 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om een digitale versie van het voorontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.bestemmingsplannen.eindhoven.nl, en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen formele reacties ontvangen. Er is wel een informele reactie ontvangen waardoor ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan.

Ambtshalve wijzigingen naar aanleiding van informele samenspraakreactie. Vanwege een reactie van een grondeigenaar van een perceel aan de oostzijde van de A2/N2 is besloten om de grens van het plangebied te verkleinen waardoor het betreffende perceel niet meer wordt opgenomen in deze bestemmingsplanherziening. Op een later moment zal de aanleg van het recreatieve fietspad aansluitend aan de fietsbrug richting de Oirschotsedijk worden afgerond.

10.4 Zienswijzen

Voordat het ontwerp bestemmingsplan en het concept herbegrenzingsverzoek NNB ter visie zijn gelegd voor zienswijzen heeft er overleg plaatsgevonden met de provincie over de wijziging van de begrenzing van het Natuur Netwerk Brabant. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 15 februari tot en met woensdag 28 maart 2018 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 14 februari 2018 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn drie zienswijzen ontvangen, waarvan er twee identiek zijn.

Ambtshalve wijzigingen

Het ontwerp van het fietspad aan de oostzijde van de N2/A2 en de planbegrenzing aan die zijde is gewijzigd (zie afbeelding hieronder). Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de regels. Op de verbeelding is de plangrens gewijzigd. Door de gewijzigde ligging van dit deel van het fietspad kan gebruik worden gemaakt van de bestaande geluidswal waardoor is er minder grondverzet nodig is. Bovendien hoeft de naastgelegen waterleiding niet te worden verlegd door de nieuwe ligging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80313-0301_0056.jpg"

Afbeelding van gewijzigde plangrens aan de oostzijde van de A2/N2. Rode stippellijn is de plangrens zoals opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Blauwe stippellijn is de nieuwe plangrens in het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Compensatieplan Nnb

Bijlage 1 Compensatieplan NNB

Bijlage 2 Cultuurhistorische Waarderingskaart Historisch Landschap, Kaartbijlage 2a

Bijlage 2 Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap, kaartbijlage 2a

Bijlage 3 Cultuurhistorische Waarderingskaart Historische Landschap, Kaartbijlage 2b

Bijlage 3 Cultuurhistorische waarderingskaart historische landschap, kaartbijlage 2b

Bijlage 4 Cultuurhistorische Waarderingskaart Historisch Landschap, Kaartbijlage 2c

Bijlage 4 Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap, kaartbijlage 2c

Bijlage 1 Verzoek Herbegrenzing Nnb

Bijlage 1 Verzoek herbegrenzing NNB

Bijlage 2 Bijlagen Bij Verzoek Herbegrenzing Nnb

Bijlage 2 Bijlagen bij verzoek herbegrenzing NNB

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna Fietsbrug A2 Nabij A. Fokkerweg

Bijlage 3 Quickscan flora en fauna fietsbrug A2 nabij A. Fokkerweg

Bijlage 4 Cultuurhistorische Waardenkaart Van Buitengebied Eindhoven

Bijlage 4 Cultuurhistorische waardenkaart van buitengebied Eindhoven