Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 04-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Naar verwachting treedt op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking. Eindhoven heeft ervoor gekozen om alle bestemmingsplannen op dat moment actueel te hebben. Voor het plangebied gelden drie bestemmingsplannen vastgesteld in 2009/2010. Om die reden is actualisatie van deze bestemmingsplannen nu aan de orde.
Het bestemmingsplan "Kapelbeemd - GDC - Zuid 2021" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt in het noordwestelijk deel van de gemeente en omvat de bedrijventerreinen GDC-Zuid en Kapelbeemd.
Het plangebied Kapelbeemd wordt globaal begrensd door het spoor Eindhoven - 's-Hertogenbosch/Tilburg aan de westzijde, de rijksweg A2/A58 aan de noordzijde, de Boschdijk aan de oostzijde en kerkdorp Acht aan de zuidzijde.
Het plangebied GDC-Zuid wordt globaal begrensd door de Oirschotsedijk aan de westzijde, de Mispelhoefstraat en GDC-Noord aan de noordzijde, het spoor Eindhoven - 's-Hertogenbosch/Tilburg aan de oostzijde en de Anthony Fokkerweg aan de zuidzijde.
De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in onderstaande figuur.
![]() |
Begrenzing plangebied |
1.3 Voorgaande Plannen
Het bestemmingsplan "Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021" vervangt de volgende bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kapelbeemd-Acht 2007', vastgesteld door de raad op 11 juni 2009.
- Bestemmingsplan 'Goederendistributiecentrum Acht 2007', vastgesteld door de raad op 11 juni 2009.
- Bestemmingsplan 'Goederendistributiecentrum Zuid 2008', vastgesteld door de raad op 20 juli 2010 (onherroepelijk 16 september 2010).
- 'I Bedrijventerrein Kapelbeemd-Acht 2007 (Dinkelstraat 1-21, Steenoven 8-10)' vastgesteld door de raad op 25 juni 2013.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Kapelbeemd
Het deelgebied Kapelbeemd bestaat vrijwel volledig uit bedrijventerrein. Op een aantal plaatsen komen bedrijfswoningen voor. Binnen het deelgebied Kapelbeemd liggen enkele woningen. Deze zijn gelegen aan de Maasstraat 2 en 4 en Dinkelstraat 4. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is gestart in de jaren tachtig van de vorige eeuw en is nu bijna geheel voltooid. Het is een vrij modern opgezet bedrijventerrein met een hoogwaardige uitstraling. Vele bedrijven hebben representatieve kantoorgebouwen aan de voorzijde van de bedrijfsgebouwen. De kwaliteit van de openbare ruimte is hoog, de wegen worden begeleid door bomen en op vele plaatsen bestaat de mogelijkheid om langs de wegen te parkeren in vakken.
Aan de noordzijde van het plan, tussen het bedrijventerrein en de A2/A58 bevindt zich een groene strook die over de gehele lengte van het gebied loopt. Deze zone betreft Natuur Netwerk Brabant (NNB). Hier bevindt zich ook een watergang. In het zuidoosten van het plangebied ligt een kleiner groenelement. Parallel aan de Maasstraat ligt hier een openbare groenstrook die tevens als groene buffer tussen het bedrijventerrein en het woongebied Acht-Noord fungeert. Aan de verkaveling van de percelen aan de zuidzijde van de weg Steenoven is ook te zien dat deze een overgang vormt van de grootschalige bedrijvigheid van Kapelbeemd (met name de noordelijke kavels op het bedrijventerrein kennen grote kavel maten) naar de schaal van verkaveling van de woonwijk Acht.
Het bedrijventerrein wordt voornamelijk ontsloten via de Steenoven. Via de Leemkuil is het bedrijventerrein ook te bereiken en door middel van een speciale 'auto-sluis' is via de Dinkelstraat ook toegang tot het bedrijventerrein mogelijk. De 'auto-sluis' is niet voor vrachtverkeer toegankelijk. De Dinkelstraat kent een aantal woonwerkkavels. Hier liggen woningen met aan de achterzijde bedrijvigheid. Een uitzondering hierop is de woning aan Dinkelstraat 4. Deze straat sluit hiermee aan op de Alblasstraat waar soortgelijke woningen liggen.
In de noordoosthoek van het plangebied, grenzend aan de Boschdijk, is nog een kavel waar zich nieuwe bedrijvigheid kan vestigen. Met name deze hoek heeft een bijzonder karakter en kan een prominente rol gaan vervullen voor Kapelbeemd. De locatie wordt alleen door de groenzone gescheiden van het achterliggende knooppunt Ekkerswijer en kan daarmee als een zichtlocatie aangemerkt worden vanaf de autosnelweg.
Aan de zuidwest zijde van het deelgebied Kapelbeemd ligt de spoorlijn Eindhoven - 's-Hertogenbosch/Tilburg, een aantal bedrijven aan de weg Leemkuil zijn dan ook georiënteerd richting het spoor. Achter deze bedrijven ligt parallel aan het spoor een bovengrondse hoogspanningsleiding die het plangebied doorkruist en daarmee een opvallend element is op het bedrijventerrein Kapelbeemd.
Op dit moment loopt vanuit Rijkswaterstaat een planstudie naar de aanpassing van de A2/A58 ter hoogte van het plangebied. Het is mogelijk dat een klein deel van de gronden in het plangebied tussen het bedrijventerrein en de rijksweg te zijner tijd nodig is voor de uitvoering van de aanpassing. Mocht dit het geval zijn dan zal hiervoor een aparte procedure worden gevolgd.
2.2 Gdc-zuid
Het deelgebied GDC-Zuid bestaat vrijwel volledig uit bedrijventerrein. Bij de realisering van het goederendistributiecentrum werd Eindhoven gezien als een belangrijke mogelijkheid om Noord-Brabant als Europese Multimodale Transportregio op de kaart te zetten. Het goederendistributiecentrum kent een gunstige combinatie van kwalitatief hoogwaardige industriële bedrijvigheid, een goede ligging ten opzichte van de belangrijke vervoersstromen en in de nabijheid van Luchthaven Eindhoven.
Voor het goederendistributiecentrum kan een aantal functies worden onderscheiden. Zo kent het goederendistributiecentrum een overslagfunctie (van wegvervoer naar spoorvervoer). Dit is het overbrengen van lading op een ander transportmiddel voor verder vervoer. De groupagefunctie, welke gezien kan worden als de kernactiviteit van GDC-Zuid, houdt in het bijeenbrengen en verzenden van goederen van verschillenden herkomst met geheel of gedeeltelijk de zelfde bestemming, maar ook het splitsen van goederen die als samengestelde lading worden aangevoerd. Het doel van de groupagefunctie is de transportkosten te verlagen en de serviceverlening aan de afnemer te vergroten. Verder kent het goederendistributiecentrum nog een warehousingfunctie, waaronder voornamelijk wordt verstaan het opslaan van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten. Voortvloeiend uit eerdere functies is er nog de assemblagefunctie waarbij de distributie en warehousing uitgebreid kunnen worden met activiteiten als kwaliteitscontrole, testen, etiketteren, labellen en verpakken. De gebouwen op het goederendistributiecentrum bestaan hoofdzakelijk uit grote 'dozen'. Dit zijn gebouwen die vooral een functionele opzet kennen. Aan de voorzijde van de gebouwen bevindt zich veelal een bedrijfsondersteunende kantoorfunctie. Het bedrijventerrein kent een vrij heldere opzet en een overzichtelijk straatbeeld. De wegen worden begeleid door groenstroken die tevens de afscheiding vormen naar de vrij liggende fietspaden. Met name aan de zuidzijde kent het terrein een groen karakter. Naar de Anthony Fokkerweg toe, schermen enkele bossages het bedrijventerrein af van de weg. Aan de noordzijde van het terrein, langs de Mispelhoefstraat, kent het goederendistributiecentrum een zeer diverse inrichting. Mede vanuit de reeds in het verleden aanwezige bebouwing komt er een aantal functies voor. Dwars door het plangebied loopt de weg Achtseweg Noord. Deze weg doorsnijdt het gehele gebied en is de voornaamste ontsluitingsweg, via De Schakel, naar de Anthony Fokkerweg.
In het zuidoostelijk deel van het plangebied liggen enkele percelen die tot het Natuur Netwerk Brabant (NNB) behoren. De zuidzijde van de percelen ten noorden van de Anthony Fokkerweg geven de begrenzing van deze strook. Ook het gebied ingeklemd tussen de Anthony Fokkerweg en de Achtseweg Zuid behoren hiertoe.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land. Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieus, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onderhavig actualisatieplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking daarom niet nodig is.
3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 9 september 2020 vastgesteld. Publicatie heeft plaatsgevonden op 11 september 2020. In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen. Door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- duurzaam economisch groeipotentieel
- sterke en gezonde steden en regio’s
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de EHS vormen worden bij provinciale verordening aangewezen (zie ook paragraaf Interim omgevingsverordening). Daarmee is de EHS een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.
3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.5 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.
![]() |
Kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro) Bron: http://wetten.overheid.nl |
3.2.5 Luchthavenbesluit
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit zijn het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
- de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.3.5 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
- de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
- het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.
Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.
![]() |
Kaart beperkingengebied |
De obstakelbeheergebieden
Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS.
Vliegfunnel
De vliegfunnel wordt bepaald door de start- en landingsbaan en het verlengde daarvan. Hier gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van obstakels. Het onderhavige bestemmingsplangebied ligt niet binnen het obstakelbeheergebied van de vliegfunnel.
IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.
Van de bebouwing binnen het plangebied die ligt binnen het obstakelgebied van de IHCS is de bestaande hoogte of hoogte conform de vigerende bestemmingsplannen als maximale hoogte toegestaan in het bestemmingsplan. Op grond van het bestemmingsplan zijn dus geen hogere objecten toegestaan dan nu het geval is.
![]() |
Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS |
ILS
Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).
![]() |
Kaart ILS-verstoringsgebied |
Het onderhavige bestemmingsplangebied ligt binnen het obstakelbeheergebied van het ILS. Van de bebouwing binnen het plangebied die ligt binnen het obstakelgebied van de ILS is de bestaande hoogte of hoogte conform de vigerende bestemmingsplannen als maximale hoogte toegestaan in het bestemmingsplan. Op grond van het bestemmingsplan zijn dus geen hogere objecten toegestaan dan nu het geval is. Hoogtebeperkingen vanwege de ligging binnen het obstakelgebied zijn daarom niet nodig.
Het vogelbeheersgebied
Het plangebied ligt binnen het vogelbeheersgebied. Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
- oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
- natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
- vishouderijen met extramurale bassins;
- extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
- afvalwaterzuiveringsinstallaties.
![]() |
Kaart Vogelbeheersgebied |
In de specifieke gebruiksregels is een verbod opgenomen voor functies/gebruik die niet toegestaan zijn conform het luchthavenbesluit Eindhoven; oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden, vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.
3.2.6 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel
Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Bakens luchthaven Eindhoven
Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:
- een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
- een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.
De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.
![]() |
Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB. |
Radarverstoringsgebied Volkel
Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt binnen dit radarverstoringsgebied, maar maakt geen bebouwing mogelijk hoger dan 65 meter.
![]() |
Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel. |
3.2.7 Outer-horizontal
Met de “outer-horizontal” moet rekening worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hoge objecten door de “outer-horizontal” kunnen leiden tot aanpassing van de vliegprocedures wat het, bijvoorbeeld, minder goed mogelijk maakt om het vliegverkeer van- en naar Eindhoven te spreiden. Deze “outer-horizontal” heeft een radius van 15 km rondom het midden van de start- en landingsbaan en ligt op een hoogte van 150 meter boven maaiveld (gerelateerd aan de baan). Objecten hoger dan 150 meter zijn toelaatbaar indien aangetoond is dat deze geen impact hebben op het vliegverkeer. Op de hieronder ingevoegde kaart is aangegeven binnen welke gebieden hoogbouw/windturbines kansrijk (=groen gekleurd), kansarm (= oranje gekleurd) of onmogelijk (=rood gekleurd) zijn. In de oranje gekleurde gebieden kan vooraf advies worden gevraagd bij de luchtverkeersleiding van de vliegbasis of de hoogbouw/winturbines op die locatie mogelijk worden geacht. Op grond van het bestemmingsplan zijn dus geen hogere objecten toegestaan dan nu het geval is.
![]() |
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
3.3.2 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
![]() |
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
3.3.3 Interim omgevingsverordening
De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:
- provinciale milieuverordening
- verordening natuurbescherming
- verordening ontgrondingen
- verordening ruimte
- verordening water
- verordening wegen
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
- Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
- Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema's rechtstreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Binnen het plangebied zijn geen rechtstreekse regels van toepassing die van invloed zijn op voorliggend plan.
Instructieregels
Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant. De regels zijn gekoppeld aan de aanduidingen die op de verschillende kaarten van de Interim omgevingsverordening zijn opgenomen.
![]() |
Kaart 3: Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed |
![]() |
Kaart 4: Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden |
![]() |
Kaart 5: Instructieregels gemeenten: grondwaterbescherming, waterveiligheid en -berging |
Op de 'Kaart 3: Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed' is te zien dat het gehele plangebied aangeduid is als 'concentratiegebied - stedelijk gebied', met uitzondering van de groenzone op de hoek Boschdijk- Anthony Fokkerweg. Het 'stedelijk gebied' is primair aangewezen om stedelijke functies zoals wonen, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen op te vangen. In de interim omgevingsverordening zijn hier regels aan gekoppeld. Bij nieuwe ontwikkelingen moet hieraan getoetst worden. Dat is bij dit bestemmingsplan niet aan de orde. De huidige functies binnen het plangebied passen binnen de op basis van de verordening toegestane functies binnen stedelijk gebied.
Op de 'Kaart 4: Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden' is te zien dat de groenzone op de hoek Boschdijk- Anthony Fokkerweg aangeduid is als NNB. Het gebied aangeduid als NNB heeft in voorliggend bestemmingsplan de bestemming 'Natuur' gekregen.
Het gebied rondom de watergang Ekkersrijt ten noorden van Kapelbeemd is aangeduid als 'attentiezone waterhuishouding; , 'behoud en herstel van watersystemen' en 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone'. Deze aanduidingen overlappen op enkele plaatsen het plangebied. Dit gebied heeft in voorliggend bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone' gekregen van ongeveer 30 meter. Deze dubbelbestemming loopt door en valt ook deels in het plangebied van het voorontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied 2019', waarvoor ook een vergelijkbare zonebreedte is opgenomen.
Op de 'Kaart 5: Instructieregels gemeenten: grondwaterbescherming, waterveiligheid en -berging' is te zien dat twee aanduidingen het plangebied slechts op enkele plaatsen beperkt overlappen ter plaatse van de watergang Ekkersrijt. In de interimomgevingsverordening is aangegeven dat met het vaststellen van een bestemmingsplan geen afbreuk mag worden gedaan aan het waterbergend vermogen van gronden die gelegen zijn binnen aanduiding 'Reservering waterberging'. Hetzelfde geldt voor gronden die gelegen zijn binnen de aanduiding 'Regionale waterberging', al geldt voor gronden binnen die aanduiding een strenger regime dan voor gronden binnen de aanduiding 'Reservering waterberging'. In de waterparagraaf (Hoofdstuk 5) wordt verder ingegaan op de wijze waarop dit bestemmingsplan strekt tot het behoud van het bergend vermogen van de betreffende gronden. In beginsel kan worden opgemerkt dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Ten opzichte van de huidige situatie blijft het waterbergend vermogen van het gebied dan ook gelijk.
Het waterschap heeft als vooroverlegreactie (zie hiervoor hoofdstuk 9) opgemerkt dat de begrenzing van de regionale en reservering waterbergingsgebieden in de IOV niet helemaal correct overeen komt met de hoogtekaart. Het waterschap zal bij de volgende herziening van de waterdata voor de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant de gecorrigeerde data inbrengen.
Voor regionale waterberging is een dubbelbestemming opgenomen. Voor het gebied binnen 'reservering waterberging' geldt dat dit gebied eveneens is meegenomen in deze dubbelbestemming. De attentiezone waterhuishouding en het werkingsgebied behoud en herstel watersystemen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen als gebiedsaanduidingen.
Dit bestemmingsplan is een actualisering die past binnen de regels van de Interim omgevingsverordening.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Eindhoven
Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.
Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.
Brainportregio
De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.
Ambitie
Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:
- economische wereldspeler;
- gezonde en toekomstbestendige stad;
- een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
- een authentieke stad met sterke gebieden.
Van ambitie naar stedelijke opgaven
Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.
De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.
De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.
Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:
- Werken aan een gezonde groei van de stad
- Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum
- Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit
- Werken aan een duurzame en concurrerende economie
- Werken aan de energietransitie van de stad
- Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid
Werken aan een duurzame en concurrerende economie
De bedrijventerreinen dragen vooral bij aan de opgave 4: werken aan een duurzame en concurrerende economie. We versterken bedrijventerreinen, campussen, kantorenlocaties en buurteconomie met aandacht voor een duurzame stad. Bereikbare, goede en duurzame werklocaties.
- Door ontwikkelen van de campussen (HT Campus, BIC en Tu/e ) en de toplocaties in Eindhoven en de regio.
- Opgave om de bedrijventerreinen, kantorenlocaties en buurteconomie te versterken en verduurzamen.
- Werken aan een goede bereikbaarheid van de economische toplocaties en goede (inter)nationale verbindingen met andere economische kerngebieden in binnen- en buitenland.
Innovatie
- Samen met bedrijven, kennisinstellingen en inwoners in de stad werken we aan het bedenken van slimme oplossingen voor economische en maatschappelijke opgaven
- Voldoende ruimte bieden voor nieuwe en bestaande broedplaatsen voor designers en makers uit allerlei disciplines.
Samen werken aan de stedelijke opgaven
Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.
Plangebied
Dit bestemmingsplan is niet gericht op ontwikkeling. Het bereiken van de doelen uit de omgevingsvisie gebeurt met name door ontwikkeling. Wel ziet dit bestemmingsplan op de doelen van de omgevingsvisie die zich richten op bescherming. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het beschermen van ons natuurnetwerk, het in stand houden van ecologische verbindingszones en het beperken van risico's bij branden, rampen en crisis door het opnemen van regels vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Ook het beschermen van erfgoed zoals historische radialen, historisch groen en historische stedenbouwkundige structuur vallen hieronder.
Daarnaast draagt dit bestemmingsplan bij aan een goede gezondheid van inwoners en een veilige leefomgeving. Zo is een specifieke bestemming voor het groen in het plangebied opgenomen en wordt ruimte geboden voor het realiseren van voet- en fietspaden en het bouwen van sport- en spelvoorzieningen in het openbare gebied.
Daarnaast is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen voor waterberging wanneer zich ontwikkelingen voordoen. Dit draagt bij aan een beter functionerend watersysteem.
Het bestemmingsplan is dus in lijn met de uitgangspunten van de omgevingsvisie.
3.4.2 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
3.5 Volkshuisvesting
In het onderhavige plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen voorzien. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het gebied voordoen op het gebied van wonen zal dit worden getoetst aan het volkshuisvestingsbeleid.
3.5.1 Regionaal beleid
Samen staan de negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven(SGE) aan de lat om een woon- en leefklimaat van hoge kwaliteit te realiseren en de veranderende kwalitatieve en kwantitatieve vraag zo goed mogelijk te bedienen. Dit is een voorwaarde voor een aantrekkelijke vestigingsplek voor nieuwe inwoners en om te kunnen blijven concurreren met andere (inter)nationale topregio's. Dit gaat niet alleen. We hebben elkaar maar vooral bewoners en partners, zoals corporaties, ontwikkelaars, beleggers, bouwondernemingen en makelaars, nodig. Die investeren mee in de kwaliteit van de regio en het woonklimaat. Als samenwerkende partners in een creatieve regio zoeken we daarbij ook naar mogelijkheden om innovaties in het bouwproces te realiseren.
Het Regionaal Ruimtelijk Overleg (gemeenten, provincie) heeft op 13 december 2017 het 'Afsprakenkader Wonen 2017' bekrachtigd dat door de afzonderlijke negen gemeenteraden is vastgesteld. Hierin zijn o.a. de volgende afspraken over woningbouwontwikkelingen opgenomen:
- We geven ruim baan aan initiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding. Dit betreft de locaties binnen het bestaand stedelijk gebied zoals dat is aangegeven in de provinciale Interim omgevingsverordening.
- Alle overige initiatieven stemmen we op elkaar af, waarbij geldt dat we geen nieuwe uitleglocaties ontwikkelen, tenzij…….Het regionaal portefeuillehoudersoverleg neemt hierover een unanieme beslissing. Uitleglocaties liggen buiten het bestaand stedelijk gebied zoals aangegeven in de provinciale interim omgevingsverordening.
- In principe beschouwen we de kwantitatieve provinciale prognoses 2017 als richtinggevend op het niveau van het Stedelijk Gebied. Hierbij maken we zo optimaal mogelijk gebruik van de ruimte die de Brabantse Agenda Wonen biedt. Door de woningbouwontwikkelingen goed te monitoren kunnen we ingrijpen op het moment dat dat nodig is en voorkomen we dat goede plannen voor de korte termijn (2021) worden tegengehouden op basis van de programmering op langere termijn (2030). Hierdoor ontstaat meer ruimte om snel in te kunnen spelen op marktontwikkelingen.
- Het Stedelijk Gebied Eindhoven heeft een bestuursopdracht voor de aanpak van een negental majeure projecten gegeven. Het onderdeel programmering kan echter volgens het coördinatieteam op dit moment niet voldoende worden uitgewerkt. Hiervoor heeft zij kaders in de vorm van een regionale visie op wonen en bijbehorende marktonderzoek(en) nodig. Deze visie wordt 2e helft 2019 verwacht. Het merendeel van de majeure projecten kan daar niet op wachten omdat er enerzijds behoefte is aan deze woningen en anderzijds bestemmingsplannen geactualiseerd, gewijzigd dan wel opgesteld moeten worden. Daarom is in het portefeuillehoudersoverleg van 26 oktober en 21 december 2017 besloten het onderdeel programmeren, voor nu uit de Bestuursopdracht te halen en ten aanzien van de locaties planologische voorwaarden in de nieuwe bestemmingsplannen mee te geven.
In het Afsprakenkader 2017 is aangegeven welke plannen regionaal afgestemd worden. Een nieuw bestemmingsplan dat meer dan 75 woningen in stedelijke kernen of 25 woningen in landelijke kernen mogelijk maakt, dient regionaal afgestemd te worden. Via het coördinatieteam worden deze plannen aan het portefeuillehoudersoverleg voorgelegd.
De provincie ziet er op toe dat de plannen regionaal afgestemd worden. Wanneer bij het vooroverleg blijkt dat dat niet het geval is worden de plannen door de provincie niet in behandeling genomen.
3.5.2 Lokaal beleid
Woonvisie
De Woonvisie is op 15 december 2015 vastgesteld. In de woonvisie gaat de gemeente in op haar ambities op het gebied van bouwen en wonen. Daarmee maken we de richting waarin we ons willen ontwikkelen duidelijk aan de stad, haar bewoners en alle partijen die een rol spelen in de verdere ontwikkeling van de stad. Drie pijlers zijn geformuleerd als kader voor de nieuwe opgave: Eindhoven als ambitieuze stad, als solidaire stand en als innovatieve stad.
Ambitieuze stad
Eindhoven groeit en dat creëert een nieuwe vraag naar wonen. Eindhoven wil verder verstedelijken. Onder stedelijkheid verstaan we een gemengde en gevarieerde omgeving waar mensen wonen, werken en elkaar ontmoeten. En een stad die tegelijk ook groen en gemoedelijk blijft.
We staan voor de unieke kans om de stad als geheel, en het gebied binnen de Rondweg in het bijzonder, de komende jaren te laten groeien. We verwachten dat het inwonersaantal van Eindhoven de komende 10 jaar fors zal toenemen, harder dan de prognoses nu voorspellen. De bijzondere bevolkingsopbouw van Eindhoven (een relatief jonge bevolking) draagt daaraan bij. Die groei moet ook op het vlak van wonen gefaciliteerd worden.
Tot 2030 willen we minstens twee derde van de extra woningcapaciteit binnen de Rondweg realiseren. Voor het gebied binnen de Rondweg staan met projecten als Strijp S, Stations- omgeving, NRE en Philips Lighting in deze periode al circa 5.000 nieuwe woningen in de planning. Daarnaast is de wens dat boven winkels wooneenheden worden gerealiseerd en kantoren worden omgebouwd tot woningen. Hierin is de markt aan zet.
Eindhoven formuleert in deze Woonvisie geen concreet woningbouwprogramma, gegoten in cijfers en categorieën. Dat zou niet passen bij de rol van een gemeente anno 2015. We willen ruimte geven aan de markt om gewenste ontwikkelingen te realiseren. Zonder op voorhand aan te geven wat-waar-wanneer gebouwd moet worden. Dat doen we door gebruik te maken van een model voor de onderbouwing van de wenselijkheid van nieuwe initiatieven. Daarin vragen we van initiatiefnemers (projectontwikkelaars, corporaties, gemeentelijke grondexploitaties) om in te gaan op een aantal punten zoals bijvoorbeeld het marktsegment, het woonmilieu en de periode van oplevering.
Solidaire stad
Wij willen dat Eindhoven een samenleving is, waarvan iedereen onderdeel is. De meeste inwoners kunnen zelfstandig hun plaats vinden in die samenleving, sommigen hebben een steuntje in de rug nodig. We zorgen dat er voor hen een vangnet is.
We hebben oog voor mensen in lastige situaties: asielzoekers, daklozen, mensen in psychische nood en ex-gedetineerden. Door de decentralisatie in de zorg moeten meer mensen met een beperking een plek in de wijk vinden. De vergrijzing zet de komende jaren stevig door. Veel ouderen, met of zonder zorgvraag, zullen langer thuis blijven wonen. Het is belangrijk dat er voor al deze mensen een plek blijft op de woningmarkt. Concentratie in bepaalde wijken is ongewenst.
De sociale woningvoorraad is onderdeel van de sociale basisinfrastructuur. In theorie is in Eindhoven de sociale woningvoorraad in balans met de doelgroep. Twee ontwikkelingen vragen echter om aandacht: de samenstelling van de sociale woningvoorraad en de positie van de 13.500 huishoudens met een middeninkomen. Met de inwerkingtreding van de nieuwe woningwet 2015 moeten woningcorporaties hun woningen 'passend toewijzen'. Minimaal 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan huishoudens met een laag inkomen worden toegewezen. Daarnaast is er ruimte om 10% van de woningen toe te wijzen aan huishoudens met een middeninkomen. De resterende 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen die door bijvoorbeeld fysieke of psychische beperkingen moeilijk aan voor hen passende huisvesting kunnen komen.
Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens groeit. Dit betekent een grote uitdaging. Niet alleen in woonwensen maar ook in betaalbaarheid, want alleen wonen is relatief duur. We zetten in op transformatie en ander gebruik. Bij de transformatie van grotere kantoren, zorg- en onderwijsgebouwen kunnen (collectief) particulier opdrachtgeverschap en nieuwe woonconcepten een oplossing bieden. Ook het gebruik van eengezinswoningen door bijvoorbeeld twee eenpersoonshuishoudens, met name in het gebied buiten de Rondweg, behoort tot de mogelijkheden.
Innovatieve stad
We gaan partijen uitdagen om klantgeoriënteerd, sneller, goedkoper en duurzamer te produceren. En ook in de aanpak van de bestaande voorraad en in de transformatie van kantoren en zorggebouwen is er een grote behoefte aan vernieuwing en aan creatieve, betaalbare oplossingen.
Een andere ontwikkeling is het zogenaamde flexwonen. Tot voor kort kende de woningmarkt een vrij overzichtelijk aanbod: koop- of huurwoningen, zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, grondgebonden woningen of appartementen. Maar de vraagkant is de afgelopen jaren sterk veranderd. Er komen steeds meer groepen die behoefte hebben aan tijdelijke woonruimte. Denk bijvoorbeeld aan studenten, expats, arbeidsmigranten, mensen die een echtscheiding achter de rug hebben, ex-gedetineerden en mensen die uit een opvangvoorziening komen. Deze mensen zijn op zoek naar goede tijdelijke huisvesting, met passende voorzieningen, die snel beschikbaar is en tegen een prijs die past bij hun budget. Dit flexwonen wordt een belangrijke nieuwe woonvorm in Eindhoven. Het biedt tevens kansen voor de transformatie van leegstaand vastgoed.
Verder willen we in de koopsector dat inwoners zoveel mogelijk invloed hebben op hun eigen woning en woonomgeving, bijvoorbeeld door het stimuleren (collectief) particulier opdrachtgeverschap. En we willen dat zelf bouwen niet alleen bereikbaar is voor de huishoudens met een hoger inkomen. Ook in de huursector is er sinds de herziening van de Woningwet meer aandacht voor mede-eigendom en zelfbeheer, bijvoorbeeld via het model van wooncoöperaties. Wooncoöperaties zijn een soort tussenvorm van huur en koop. Samen met de corporaties willen we de vraag naar deze eigendoms- en beheervorm en de mogelijkheden in Eindhoven onderzoeken.
3.5.3 Kamerverhuur en woningsplitsing
Op 12 juni 2018 heeft de gemeenteraad het paraplubestemmingsplan 'parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing' vastgesteld. Tot het moment van inwerkingtreding van dit paraplubestemmingsplan, werd via de huisvestingsverordening voorkomen dat woningen zonder vergunning werden gesplitst, omgezet, onttrokken en samengevoegd. Hoewel kamerverhuur en woningsplitsing verschillend zijn en andere toetsingskaders kennen, hebben beiden wel een zelfde soort ruimtelijk effect op de omgeving en is het wenselijk om deze initiatieven soortgelijk te reguleren in bestemmingsplannen. Door de regeling in het paraplubestemmingsplan wordt kamerverhuur en woningsplitsing voortaan via één vergunning (omgevingsvergunning) geregeld. Deze regeling moet in opvolgende bestemmingsplannen zoals het onderhavige worden overgenomen om geldend te blijven voor het betreffende plangebied. Om die reden is de regeling uit dit paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan overgenomen.
3.6 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.6.1 Archeologie
Wettelijk en beleidsmatig kader
Nationaal beleid
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is vertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart
Toetsing plan aan de hand van de Archeologische waardenkaart en aan het gemeentelijk archeologiebeleid (2008)
Deelgebied Kapelbeemd
Volgens de Archeologische waardenkaart c.q. beleidskaart is het deelgebied Kapelbeemd niet gekarteerd. Beleidsmatig geldt er hier geen onderzoeksplicht.
Deelgebied GDC-Zuid
Binnen het deelgebied GDC-Zuid is het volgende van de Archeologische waardenkaart af te lezen:
1. Archeologisch onderzocht gebied & niet gekarteerd gebied. Beleidsmatig geldt er hier geen onderzoeksplicht.
2. Archeologisch waardevol of verwachtingsgebied. Beleidsmatig is dit specifieke gebied 'doorvertaald' naar een gebieden met een hoge archeologische verwachting in de gemeente Eindhoven, categorie III. Hier geldt dat archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk is bij een verstoringsoppervlak van een geplande bodemingreep ? 100 m2 en een verstoringsdiepte ? 30 cm beneden maaiveld. Bij het voornemen tot grondwerkzaamheden van het terrein dat aan beide voorwaarden voldoet dient een archeologisch onderzoek te worden ingesteld naar de aan- of afwezigheid van (behoudenswaardige) archeologische resten.
Ad 1. Dit betreft het gebied A37 'Mispelhoef', globaal het terrein tussen de Oirschotsedijk, Mispelhoefstraat en De Schakel (en daarmee slechts een fractie van het op kaart als 'onderzocht' aangegeven terrein). In 1997 en 1998 is het terrein gedeeltelijk opgegraven. Op dit terrein bevond zich een kleine dekzandkop, waarin zich, zoals tijdens het archeologisch onderzoek bleek, een grafveld uit de Romeinse tijd bevond. Uit een latere periode (vermoedelijk 13e/14e eeuw) dateren enkele kuilen waarin houtskool werd geproduceerd. Kort na de opgraving is de zandkop afgegraven. Het daadwerkelijk opgegraven terrein had na het archeologisch onderzoek geen archeologische waarden meer.
Ad 2. Dit betreft het gebied A55 'Hoeve De Mispelhoef' waarvan een relatief klein gedeelte langs de Oirschotsedijk binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan ligt (zie bijlage 1 en 2). Hoeve De Mispelhoef is een voormalige kampontginning te Acht. De hoeve bestaat zeker sinds 1590 als deze wordt genoemd in historische bronnen. Er zijn aanwijzingen voor een laatmiddeleeuwse ouderdom
Contact
Binnen de plangrenzen van het voorontwerp bestemmingsplan bevinden zich volgens de Archeologische waardenkaart zones die niet zijn gekarteerd of zijn aangegeven als archeologisch onderzocht. Vanuit beleidsmatig oogpunt betekent dit dat er vooraf geen rekening hoeft te worden gehouden met archeologisch (voor)onderzoek. Wel geldt dat als er archeologische resten (vondsten, sporen et cetera) worden aangetroffen bij de grondwerkzaamheden, deze op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016 gemeld moeten worden bij de Minister van OCW en bij de (afdeling Omgevingskwaliteit van de) gemeente. Er zal dan na overleg met initiatiefnemer bekeken worden hoe met deze toevalsvondst dient te worden omgegaan.
Actualisatie beleid en beleidskaart
In 2020 is de gemeentelijke archeologische waardenkaart uit 2008 geactualiseerd in de vorm van een archeologische verwachtingen- en waardenkaart (zie bijlage 3). De kaart uit 2020 wordt beschouwd als een gemeentedekkend bureauonderzoek. Hierbij zijn de archeologische waarden en verwachtingen omgezet in beleidscategorieën en zijn deze gecombineerd met verstoringsinformatie en de resultaten van eerdere onderzoeken binnen de gemeente. Op de verwachtingen- en waardenkaart komen binnen de plangrenzen van het voorontwerp bestemmingsplan verschillende categorieën archeologische verwachting en waarde voor met daaraan gekoppeld vastgestelde oppervlakte en diepte ondergrenzen.
De planning is dat de nieuwe kaart in het najaar van 2021 als onderdeel van de geactualiseerde Erfgoedverordening ter vaststelling wordt voorgelegd aan de raad. De regels in de erfgoedverordening zullen dan per 1 januari 2022 overgaan in het Omgevingsplan van rechtswege. Aanvragen zullen dan worden getoetst aan de nieuwe kaart.
3.6.2 Cultuurhistorie
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
![]() |
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven |
De Mispelhoefstraat en de Oirschotsedijk zijn op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als 'historische wegenstructuur voor 1900'. De waterloop ten noorden van Kapelbeemd, parallel aan de A58, is aangeduid als 'historische waterloop'. Omliggend groen buiten het plangebied (Grote Beek, Wielewaal, Meerbos) is aangeduid als 'historisch landschap'.
Algemeen
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn landschappelijke/groene waarden van het historisch landschap (historische wegenstructuren, waterlopen en waterwegen, historisch landschap en groenstructuren) in kaart gebracht. In 2015-2017 en 2018-2019 zijn in opdracht van de gemeente Eindhoven cultuurhistorische onderzoeken uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Deze onderzoeken hadden als doel de gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart wat betreft het onderdeel historisch landschap nader te onderbouwen en waar nodig aan te vullen. Door middel van een cultuurhistorische inventarisatie en waardering is met deze onderzoeken allereerst het buitengebied en vervolgens het stedelijk gebied van Eindhoven gedetailleerd in beeld gebracht. In 2017 zijn de resultaten van het onderzoek naar het buitengebied gepubliceerd in het rapport 'De groene zoom van Eindhoven' (zie bijlage) en in 2019 verscheen het rapport van het stedelijk gebied 'Het landschap onder de stad' (zie bijlagen). Onderhavig plangebied valt voor een klein deel onder het onderzoek van het buitengebied en verder onder het onderzoek van het stedelijk gebied.
De rapporten geven de diversiteit weer binnen de landschappen zoals deze zich tussen omstreeks 1840 en het moment van verstedelijking en deels ook al daarvoor manifesteerden. De 'Kenmerkenkaart' bij de rapporten geeft een overzicht van de afgedekte cultuurlandschappen (landschapstypen) met de nog bestaande en verdwenen landschapselementen. De 'Cultuurhistorische waarderingskaart historisch landschap' (buitengebied) en de kaart 'Herkenbaarheid prestedelijk landschap' (stedelijk gebied) geven respectievelijk de mate van waardering van de verschillende landschapstypen en de mate van herkenbaarheid van het prestedelijk landschap in de afzonderlijke deelgebieden weer. De waardering van nog bestaande landschapselementen wordt weergegeven op de 'Waarderingskaart landschapselementen'.
Tot ver in de 20e eeuw breidde Eindhoven zich vooral uit over de oude akkers van Woensel, Strijp, Stratum, Tongelre en Gestel. Alhoewel deze ontwikkelingen veel van het vroegere landelijke karakter van het gebied hebben uitgewist, is er zeker nog het nodige in het buitengebied en stedelijk gebied te herkennen dat voortkomt uit de oude structuur van het platteland, het vroegere agrarisch cultuurlandschap. Het kan daarbij gaan om grotere structuren, zoals groene gebieden, maar ook om kleine verwijzingen als het verloop van een rooilijn, een oude boom of bomenrij of een wegtracé.
De mate waarin dit historisch landschap nog herkenbaar is, hangt mede af van de stedenbouwkundige ontwikkelingswijze van de stad. Met name in de wederopbouwperiode is veel van het bestaande landschap als een tabula rasa overschreven, terwijl vóór de Tweede Wereldoorlog er (noodgedwongen) en na 1975/1980 er resp. meer werd aangesloten en meer aandacht bestond voor de vroegere situatie. Zelfs wanneer een gebied door stedelijke ontwikkeling sterk gewijzigd is, zijn er nog verwijzingen naar het vroegere agrarisch cultuurlandschap te vinden.
Algemene karakteristiek
Het gebied Kapelbeemd - GDC-Zuid behoort vanouds tot Woensel. Met de annexatie van de gemeente Woensel in 1920 kwam ook het plangebied in de gemeente Eindhoven te liggen. Het cultuurlandschap van Woensel was in belangrijke mate georiënteerd op het Dommeldal, dat van noordnoordoost naar zuidzuidwest verloopt. Parallel aan het beekdal lag een langgerekte dekzandrug, die verder zuidelijk doorliep in het dorpsgebied van Strijp. Daarnaast behoorde ook het gebied rond Acht, ontstaan langs de Groote Beek die verder noordelijk in het Dommelsysteem mondde, vanouds tot het dorpsgebied van Woensel. Acht ligt, vanaf de Dommel bekeken, feitelijk 'tweede rang'. Zowel de langgerekte dekzandrug van Acht als die van Woensel liep in de gemeente Son en Breugel door. Vanaf Woensel bezien lag Acht aan de andere zijde van de Woenselse Heide. Het landschap was hier veel kleinschaliger dan in Woensel. Rond het dorp Acht zelf lagen, evenals bij de nederzettingen van Woensel, veel kleine, door opgaand groen omgeven percelen. Het betreft hier de zone ten noorden en ten zuiden van de nederzetting. Heel karakteristiek voor Acht zijn de meer naar het zuidwesten gelegen kleinschalige vroege heideontginningen, die dikwijls enige vorm van regelmatigheid laten zien. Een voorbeeld is de strokenverkaveling achter de erven van Nieuw Acht, ten zuiden van de Mispelhoefstraat. Ten noorden daarvan lag een jonge droge landbouwontginning, een ontginningsvorm waarin ook de Woenselse Heide omgezet zou worden. Op de volgende kaart zijn diverse oorspronkelijke landschapstypen binnen het plangebied weergegeven:
![]() |
Gecombineerde kenmerkenkaart stedelijk en landelijk gebied. RAAP-rapport 'Het landschap onder de stad.' |
Historisch cultuurlandschap
Oude heideontginningen: GDC-Zuid
Oude heideontginningen kenmerken zich door hun vaak systematische, soms onregelmatiger uitbreiding van het oude cultuurland. Vaak zijn het akkers aan de randen van het oude cultuurland, en opgaand groen was en is vaak veelvuldig aanwezig. In Eindhoven vinden we deze oude heideontginningen voornamelijk aan de randen van het grote heidegebied noordwestelijk van Woensel en Strijp. Opvallend is dat deze landschappen, alhoewel deels verstedelijkt, vaak nog wel herkenbaar zijn door het overnemen van de verkaveling en het behoud van enig groen en bebouwing. Dat geldt in dit geval zowel voor de kleinschaliger gebiedjes, zoals noordelijk van het Evoluon in Strijp, als het veel grootschaliger bedrijventerrein ten zuiden van het gehucht Nieuw Acht. De lengtewerking van de verkaveling is in dat laatste geval nog goed herkenbaar, aangevuld met de bebouwing langs de Mispelhoefstraat en die straat zelf.
GDC-Zuid is grotendeels aangeduid als "kleinschalige heideontginning, zeer onregelmatig met opgaand bos". De zuidoostelijke hoek aan de Anthony Fokkerweg is aangeduid als "actieve heidebebossing".
Jonge heide- en broekontginningen: Kapelbeemd
Het areaal aan (voormalige) woeste gronden vinden we voornamelijk in het westen van het stedelijk gebied. Het gaat om het westelijk deel van de huidige Woenselse wijken, het gebied ten noorden van de Mispelhoefstraat en om Eindhoven Airport en omgeving. Deze voormalige heidevelden werden in de late 19e en vroege 20e eeuw op een uiteenlopende manier ingevuld. Delen werden met naaldbos beplant. Die heidebebossingen lagen vooral ter plaatse van het vliegveld en tegen de Boschdijk nabij Acht. De overige heidevelden werden tot landbouwgrond ontgonnen, veelal volgens een rationeel patroon.
De herkenbaarheid van de heide- en broekontginningen in het huidige stedelijk weefsel wisselt sterk. In sommige gebieden, zoals in Woensel, is er relatief weinig of niets meer van te herkennen. Alleen richting de Oude Bossche Baan vinden we nog enkele structuren terug, zoals een bewaard gebleven driehoekig bosperceel en de nodige laanbeplanting. Elders is het gebiedskarakter als geheel veel sterker, zoals het lanenpatroon ten zuiden van de kern van Acht en de landelijke sfeer van het bedrijventerrein ten noorden van de Mispelhoefstraat. Op het vliegveld zijn bovendien nog enkele bospercelen bewaard gebleven.
Kapelbeemd is grotendeels aangeduid als "droge landbouwontginning". Alleen een klein deel in het oosten van Kapelbeemd is aangeduid als "kleinschalige heideontginning, open".
Waardevolle historische gebieden
GDC-Zuid kent voor het grootste deel een 'middel' herkenbaarheid. De diverse latere inpassingen hebben de hoofdstructuur van het landschap gedeeltelijk in stand gelaten. Alleen de zuidoostelijke hoek van het plangebied (bosperceel ten zuiden van Van Rooijen) aan de Anthony Fokkerweg kent een hoge herkenbaarheid. Kapelbeemd kent een lage herkenbaarheid.
![]() |
Kaart herkenbaarheid prestedelijk landschap. RAAP-rapport 'Het landschap onder de stad' Donkerpaars = hoge herkenbaarheid; midden paars = middel herkenbaarheid; licht paars = lage herkenbaarheid. De historische gehuchten (nederzettingen) zijn daarnaast gestippeld. Het donker paarse gebied is in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. |
Waardevolle historische elementen
In het plangebied komen diverse waardevolle historische elementen. In het kader van dit bestemmingsplan zijn de elementen die als 'hoog' of 'zeer hoog' zijn gewaardeerd van belang. Het betreft de volgende zaken:
- De Oirschotsedijk, Mispelhoefstraat en Maasstraat zijn aangeduid als zeer hoog gewaardeerde elementen.
- De spoorweg is aangeduid als hoog gewaardeerd element.
- Langs de Mispelhoefstraat en de Maasstraat bevinden zich hoog gewaardeerde, monumentale bomen.
De hoog gewaardeerde (oranje) en zeer hoog gewaardeerde (rood) elementen zijn op de volgende kaart weergegeven:
![]() |
Waarderingskaart landschapselementen prestedelijk landschap. RAAP-rapport 'Het landschap onder de stad' De rode en oranje lijnvormige structuren (wegen, paden en bomenrijen) zijn waardevol en zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2'. De oranje bolletjes zijn monumentale bomen. |
Regeling in het bestemmingsplan
Om de aanwezige cultuurhistorisch landschappelijk waardevolle gebieden en elementen te beschermen is er in het bestemmingsplan voor deze gebieden en elementen een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' opgenomen. Deze dubbelbestemming geldt voor de gebieden die een hoge herkenbaarheid of een hoge of zeer hoge waarde hebben en voor de elementen die een hoge of zeer hoge waarde hebben. Naast wat in de hoofdbestemming is geregeld zijn hier ook regels met betrekking tot cultuurhistorie van toepassing.
De betreffende landschapselementen die binnen een gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' liggen, vallen onder die dubbelbestemming. De elementen die niet binnen een gebied met dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' liggen, zijn apart op de verbeelding opgenomen met een dubbelbestemming.
Voor de gebieden met een middel herkenbaarheid die hierboven zijn vermeld is geen dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' opgenomen. Binnen deze gebieden worden de historisch landschappelijke waarden geborgd met de hoofdbestemmingen.
Monumenten
In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. Wel is er in het plangebied één gemeentelijk monument gelegen. Het betreft een bakhuisje en put uit 1850 aan de Oirschotsedijk, tegenover restaurant De Mispelhoef. Het pand geniet bescherming als gemeentelijk monument. Er hoeft geen aparte regeling in het bestemmingsplan voor worden opgenomen om de monumentale waarde te beschermen. Wel is het pand aangeduid aangezien het in de groenbestemming is gelegen en daar niet zonder meer gebouwen zijn toegestaan.
Beeldbepalende panden
In het plangebied liggen tevens verschillende beeldbepalende panden, die van waarde zijn vanwege hun verschijningsvorm/architectuur en hun stedenbouwkundige kenmerken. Bovendien betreft het nog 'gave' panden: ze kenmerken zich door de oorspronkelijke architectuur en detailleringen en daarmee is de historie nog goed afleesbaar.
De bebouwing aan de op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduide historische radialen en wegstructuren kenmerken zich voor het overgrote deel door een bescheiden maat, kleine variaties in bouwhoogte, rooilijnverschillen, afwisseling in vrijstaande en aaneengesloten bebouwing en een diversiteit aan bouwperioden. De tracés van de historische wegstructuren zijn afdoende geborgd met de hoofdbestemming verkeer. De historische wegstructuur van vóór 1900, de Mispelhoefstraat, wordt door RAAP hoog gewaardeerd.
Langs de Mispelhoefstraat bevindt zich nog een aantal gebouwen dat dateert uit de periode voor of rond 1920 en daarmee nog een fysieke verwijzing zijn naar de pre-stedelijke situatie. In maat en positionering, maar ook in de vormgeving van de panden is dit nog duidelijk af te lezen. Het betreft agrarische bebouwing van rondom 1900 die nog verwijst naar de oorspronkelijke bebouwing langs de historische wegstructuur van voor 1900, de Mispelhoefstraat. De Mispelhoefstraat was een zogenaamd kransakkerdorp, een gehucht op zichzelf. Later (na 1823) kwam er een verbinding met de Oirschotsedijk. Het gaat om de volgende panden:
- Mispelhoefstraat 19
- Mispelhoefstraat 25
Deze panden hebben een aanduiding 'karakteristiek' gekregen op de verbeelding. Aan deze aanduiding is een sloopvergunningsstelsel gekoppeld.
3.7 Verkeer En Parkeren
De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiële elementen voor het gebied Kapelbeemd - GDC-Zuid beschreven.
Autoverkeer
De wegencategorisering is in 2017 geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.
De A2/N2 en de A58 (beide buiten het plangebied) zijn aangeduid als stroomwegen. De Anthony Fokkerweg en de Boschdijk zijn aangeduid als gebiedsontsluitingsweg en De Schakel/ Achtseweg Noord zijn aangeduid als wijk- en buurtontsluiting. De overige wegen zijn erfoegangswegen. De bedrijventerreinen zijn voor autoverkeer goed bereikbaar. De Anthony Fokkerweg heeft een directe aansluiting op de N2.
Met de nieuwe Wegenstructuur Eindhoven noordwest verandert de ontsluitingsstructuur. Realisatie vindt op dit moment plaats. De Oirschotsedijk (Groene Corridor) wordt afgesloten voor doorgaand verkeer en ingericht als doorfietsroute. Intentie is om de weg volledig af te sluiten voor autoverkeer, maar vanwege aanliggende bestemming is een beperkte verkeersfunctie mogelijk nog nodig (erftoegangsweg). Er komt een nieuwe ontsluiting aan de noordzijde met een viaduct onder de A2/N2 over BIC-Noord richting Erica. Deze is naar verwachting gereed in 2023.
De Challenge-variant wordt naar verwachting over enkele jaren uitgevoerd waardoor er een nieuwe ontsluiting van GDC op het hoofdwegennet (A58 via Westfields) ontstaat.
![]() | ![]() |
Kaart Regio en Randweg: automobilist |
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. Uit de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes. Deze fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.
De Oirschotsedijk is aangeduid als snelfietsroute (Oirschot - Eindhoven-Helmond). De snelfietsroutes zijn van het hoogste kwaliteitsniveau. Op een snelfietsroute moet een fietser in principe non-stop, comfortabel en veilig kunnen fietsen. Het zijn brede, vrijliggende asfaltfietspaden met goede verlichting en in principe voorrang op kruisend verkeer.
De Oirschotsedijk ten noorden van de Antony Fokkerweg wordt ingericht als snelfietsroute (fietspad en fietsstraat). De primaire fietsroute loopt inmiddels anders over GCD. De doorsteek bij Van Rooijen, ten oosten van de Schakel in het verlengde van de Achtseweg-Zuid, is er niet meer. Nu loopt de fietsroute via de Schakel en de Achtseweg-Noord naar de onderdoorgang onder de randweg naast het spoor en verder naar Breeven in Best.
De nieuwe fietsbrug over de A2 (Tegenbosch) buigt uit van de Anthony Fokkerweg. De Anthony Fokkerweg, Mispelhoefstraat en Achtseweg Noord zijn aangeduid als primaire fietsroute. De primaire fietsroutes zijn ook van een hoog kwaliteitsniveau. De kenmerken komen overeen met die van snelfietsroutes, maar het ambitieniveau om deze kenmerken te realiseren is iets lager.
De Steenoven/Dinkelstraat (Kapelbeemd) is aangeduid als secundaire fietsroute. Secundaire fietsroutes hebben geen specifieke inrichtingseisen, maar worden wel gekenmerkt door een of andere vorm van fietsvoorzieningen. Dat kunnen vrijliggende of aanliggende fietspaden zijn, maar ook fietsstroken of fietssuggestiestroken.
![]() | ![]() |
Kaart Regio en Randweg: fietser |
Openbaar vervoer
Eindhoven op Weg gaat uit van drie netwerken voor het openbaar vervoer: spoor, een Hoogwaardig Openbaar Vervoer netwerk (HOV-netwerk) en een netwerk van ontsluitende buslijnen.De spoorverbinding met stations en de HOV zijn ruimtelijk structurerend.
Dwars door het plangebied loopt het spoor. Ter plaatse van GDC/Kerkdorp Acht is een nieuw station voorzien met Park & Ride. De route Anthony Fokkerweg/ Achtseweg Noord is opgenomen als doorstroomas OV met twee halteplaatsen.
De mobiliteitsvisie is inmiddels enigszins verouderd. Er wordt gewerkt aan HOV3: Station - Woensel - GDC - Airport. Het voorgenomen tracé voor HOV3 is voorzien over de Anthony Fokkerweg, via De Schakel, Mispelhoefstraat naar Luchthaven Eindhoven. De status van Station Acht / Multimodale Knoop is onzeker. Op lange termijn nog in beeld afhankelijk van het ontwikkelpad dat Eindhoven (en de regio) kiest voor haar ruimtelijke opgave.
Door het gebied rijdt daarnaast ook lijn 400 (Airport Shuttle via Anthony Fokkerweg - Oirschotsdijk - Landsard), deze heeft echter geen halte op GDC. Het plangebied wordt op dit moment (begin 2021) met buslijnen 8 en 10 bediend.
![]() | ![]() |
Kaart Regio en Randweg: (H)OV reiziger |
Autoparkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd. Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Hierin zijn normen vastgelegd voor parkeren. Deze nota is inmiddels geactualiseerd door de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019.
De Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 is vanaf 4 oktober 2019 van kracht en past in de ontwikkeling naar een groenere, bereikbare en duurzame stad. We hebben te maken met een grote verdichtingsopgave in Eindhoven en tegelijk moeten we het centrum van Eindhoven goed bereikbaar houden. Er is straks minder plaats voor autoverkeer en parkeren in en om het autoluwe centrum. Daarom streven we nu naar het aanleggen van zo min mogelijk nieuwe parkeerplaatsen en we zetten zoveel mogelijk in op duurzame alternatieve vervoerswijzen: lopen, fietsen en openbaar vervoer.
In de nota is dat uitgewerkt in de zogenaamde verplichte "HOV-reductie" (minder parkeerplaatsen bij stations en Hoogwaardig openbaar vervoer-haltes) en het stimuleren van gebruik van deelauto's voor bewoners. Als tweede aanpassing willen we de bestaande (privé) parkeercapaciteit beter en efficiënter gaan benutten ten opzichte van realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein. De derde belangrijke aanpassing is dat ontwikkelaars een bijdrage in het mobiliteitsfonds moeten storten, bij gebruik van reeds aanwezige openbare parkeerplaatsen. Met dat geld willen we onder andere de opbouw van een stadsbreed deelmobiliteit netwerk op weg helpen. In de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 hebben we eveneens de fietsparkeernormen geactualiseerd en gaan daar uitgebreider op toetsen en handhaven.
Verder is van belang dat elk bestaand adres of een nieuw adres waar een omgevingsvergunning is afgegeven na 2016 in het POET-overzicht (parkeren op eigen terrein) komt. Adressen uit dit overzicht kunnen geen (nieuwe) parkeervergunning aanvragen en hebben geen recht op een bezoekersregeling binnen betaald parkeergebieden. Bestaande parkeervergunningen worden niet meer verlengd. Dat gaan we in een vroeg stadium communiceren met de nieuwe bewoners.
3.8 Groen
3.8.1 Groenbeleidsplan
Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.
Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.
Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
![]() |
Ruimtelijke Strategieënkaart |
Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 grotendeels aangeduid als 'Stad, rood beeldbepalend'. Delen langs de randen van het gebied zijn aangeduid als 'Multifunctioneel groen' en 'Natuur en landschap'. In deze gebieden worden als ordeningsprincipe de volgende strategie(en) aangehouden:
Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
Strategie 5: Multifunctioneel groen
Het betreft voornamelijk aan de stadsrand gelegen gebieden met uiteenlopende groenfuncties, gericht op relatief intensieve benutting van het landschap. Het beleid is gericht op het versterken van het contact tussen de stedelingen en het landschap, derhalve met een relatief intensieve benutting van het landschap. Uitgangspunt daarbij is het behouden van de aanwezige natuur- en landschapskwaliteiten en waar mogelijk deze verder te ontwikkelen. Gebruiksfuncties zijn veelal volkstuinen, golfbanen, bos, natuureducatie, kleinschalige sportgebieden, maneges, wandelen, fietsen, maar ook landbouw.
Gebieden met deze aanduiding liggen voor een belangrijk deel in het Natuur Netwerk Brabant. Verdere verstedelijking (toevoeging van niet aan het groen gebonden functies of gebouwen) is in deze categorie derhalve niet aan de orde tenzij in geval van zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie. De aanleg van nieuwe sportcomplexen wordt uitgesloten (wel eventueel verplaatsing van sportterreinen naar minder kwetsbare locaties). Uitbreiding van sportcomplexen kan echter niet worden uitgesloten. Versterking van multifunctioneel groen als element van de ruimtelijke hoofdstructuur is in het bijzonder gewenst langs de Oirschotsedijk (verbinding met groengebied Groene Woud).
Strategie 6: Natuur en landschap
In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.
De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).
Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeëindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.
Beleidsregel groencompensatie
Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.
3.8.2 Beleid Bomen
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.
Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2015. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.
Verordening Bomen
Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.
Groene kaart
Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieën houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieën:
- Monumentale bomen;
- Waardevolle bomen;
- Basisbomen;
- Bomen hoofdstructuur;
- Bomen nevenstructuur;
- Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.
De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieën:
- Waardevolle bomen;
- Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
- Bomen op percelen van 500 m2 of groter.
Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste één van deze categorieën is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.
Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in houtopstanden.
Het plangebied
De zone rondom het spoor is aangeduid als 'Stad groenbeeldbepalend' op de Groene Kaart. Op de hoek Dinkelstraat/Maastraat staan enkele waardevolle particuliere bomen. Dit bestemmingsplan gaat uit van het conserveren van de bestaande situatie, zodat hiermee geen effecten op de bomen zijn te verwachten.
3.9 Detailhandel
Leegstaande winkelpanden en borden met ‘opheffingsuitverkoop’ en ‘leegverkoop’ sieren de Nederlandse winkelstraten. Door onder meer de economische crisis en de toenemende invloed van internetverkopen heeft de retail-sector het erg moeilijk. Tegelijkertijd bieden de veranderingen in de sector ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor innovatieve concepten. Duidelijk is in ieder geval dat regionale afstemming steeds meer noodzakelijk wordt. Bovendien vraagt de provincie in de Verordening Ruimte om regionale afstemming en zijn regionale afspraken van belang voor de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Naar aanleiding hiervan heeft de Metropoolregio Eindhoven een detailhandelsvisie opgesteld. Hierin zijn de verschillende trends en ontwikkelingen en de gevolgen daarvan beschreven. Vervolgens is er een visie opgesteld, op basis waarvan concrete afspraken geformuleerd zijn. In de subregio’s is vervolgens gewerkt aan subregionale detailhandelsvisies. Deze visies bieden een kader, maar vragen wel nog om lokale verankering. Dat is gebeurd in de gemeentelijke Detailhandelsnota. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende visies. De gemeenteraad heeft op 15 december 2015 ingestemd met de regionale en subregionale visies. In diezelfde raadsvergadering is ook de gemeentelijke detailhandelsnota vastgesteld. Deze is op 2 november 2016 gepubliceerd.
3.9.1 Regionale detailhandelsvisie Metropoolregio Eindhoven
De detailhandelswereld is de laatste jaren sterk veranderd. Er zijn een aantal belangrijke trends en ontwikkelingen die daaraan ten grondslag liggen: de economische crisis, toename internetdetailhandel, vergrijzing, huishoudenssamenstelling, veranderend consumentengedrag, het verdwijnen van supermarkten en andere voorzieningen (zoals banken, bibliotheken etc.) in centra en branchevervaging. Deze trends en ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor het winkellandschap.
Goed voorzieningenniveau
Het doel van de regionale detaihandelsvisie is om een goed voorzieningenniveau voor de inwoners van de regio te creëren. De detailhandelsstructuur in de regio is opgebouwd uit verschillende lagen. Het centrum van Eindhoven en Ekkersrijt vormen de top van de piramide. Beiden hebben een bovenregionaal verzorgingsgebied. De tweede laag van de piramide bestaat uit regionaal en bovenlokaal verzorgende centra. Deze centra hebben een belangrijke functie in de subregio of voor de omliggende gemeenten. Daarna volgen de grote en kleine kernverzorgende centra, de belangrijkste winkelcentra in de kernen met een lokaal verzorgingsgebied. De onderste laag van de piramide zijn de wijk- en buurtcentra (inclusief kerkdorpen). Naast alle centra zijn er in de regio diverse PDV-locaties. Op Ekkersrijt en de Engelseweg na hebben deze locaties veelal een lokaal verzorgingsgebied.
![]() |
Detailhandelsstructuur Metropoolregio Eindhoven |
Specifieke thema's
Op drie regionale thema’s is specifiek ingezoomd. Het gaat om supermarkten, internetdetailhandel en marketing. Supermarkten zelf hebben de voorkeur voor een vestigingsplaats aan de rand van een centrum of net buiten het centrum. Echter, een gevarieerd aanbod in een centrum is van groot belang voor de levensvatbaarheid van het centrum. Daarom is het essentieel om supermarkten zoveel mogelijk in centra te vestigen of te behouden. Daarbij is het wel van belang dat de overheid de supermarkten zo goed mogelijk faciliteert (bijvoorbeeld bij parkeren, goede bereikbaarheid of een slimme oplossing voor een uitbreidingsvraag).
Internetdetailhandel kent allerlei (verschijnings)vormen met verschillende ruimtelijke consequenties. In de visie wordt ingegaan op deze vormen en aangegeven waar deze het beste gevestigd kunnen worden (zie de regionale afspraken die hieronder zijn beschreven).
Tot slot het thema marketing. Gemeenten moeten niet allemaal hetzelfde willen zijn, maar een statement maken en dat ook met trots uitdragen. Vervolgens is het goed om evenementen en activiteiten aan te bieden die passen bij het profiel en het ook kunnen versterken.
Regionale afspraken
Op basis van de trends en ontwikkelingen en de visie, zijn in de detailhandelsvisie regionale afspraken geformuleerd. In de subregionale detailhandelsvisies worden deze afspraken nader uitgewerkt.
- Detailhandel wordt geconcentreerd in bestaande winkelgebieden (ruimtelijke concentratie) om zo de hoofdstructuur te behouden en te versterken;
- Nieuwe detailhandelsontwikkelingen moeten passen bij het verzorgingsgebied en aantoonbaar kwaliteit toevoegen en de structuur versterken;
- Nieuwe detailhandelsontwikkelingen vinden in principe alleen plaats in de concentratiegebieden of op plekken waar dat voor de leefbaarheid noodzakelijk is;
- Supermarkten worden gerealiseerd in of aan de rand van bestaande winkelgebieden;
- Solitaire supermarkten op bedrijventerreinen of perifere detailhandelslocaties zijn niet toegestaan;
- Perifere detailhandel (PDV) met een bovenlokale impact wordt geclusterd op bestaande locaties. Er worden in principe geen nieuwe PDV-locaties met een bovenlokale functie toegevoegd;
- Er komt geen Retail Park of mega mall in de regio;
- Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid voor de consument zijn toegestaan op bedrijventerreinen (passen in reguliere bestemming);
- Zuivere afhaalpunten (pick-up points) worden geconcentreerd op bestaande detailhandelslocaties of op een kruispunt van passanten;
- Internetwinkels met een fysieke bezoekmogelijkheid en een showroom worden gezien als reguliere winkels en worden gerealiseerd op een bestaande detailhandelslocatie;
- Ontwikkelingen met een bovenlokale impact worden subregionaal afgestemd (nader gespecificeerd in subregionale detailhandelvisies), ontwikkelingen met een regionale impact worden regionaal afgestemd.
3.9.2 Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied Eindhoven
In de detailhandelsvisie van de subregio Stedelijk Gebied Eindhoven wordt gestreefd naar een sterke, vitale en dynamische detailhandelsstructuur. Het beleid is gericht op het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. Nieuwe vestigingslocaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van de bestaande (perspectiefrijke) winkelgebieden.
![]() |
Detailhandelsstructuur Stedelijk Gebied Eindhoven |
Het regionaal detailhandelsbeleid streeft naar een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij onderscheid en complementariteit van winkelgebieden centraal staan. Dit houdt in dat detailhandel zoveel mogelijk wordt geclusterd in winkelgebieden en verspreide bewinkeling wordt afgebouwd. Dit geldt ook voor grootschalige winkels zoals tuincentra en bouwmarkten. Indien deze ruimtelijk niet inpasbaar zijn, dan is vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden in regionaal verband bespreekbaar. De afwegingen voor het al dan niet toestaan van nieuwvestiging van een tuincentrum of bouwmarkt is gericht op de consumentenverzorging in het verzorgingsgebied.
De hoofdwinkelgebieden hebben allemaal een eigen functie in de structuur. Aard, omvang en samenstelling van het aanbod zijn afgestemd op de verzorgingsfunctie. De binnenstad van Eindhoven moet streven naar het toevoegen van het topsegment om haar positie te verstevigen.
Perifere concentraties hebben een complementair en aanvullend aanbod ten opzichte van de centrumvoorzieningen en buurt- en wijkvoorzieningen. Verbreding van het aanbod is niet het uitgangspunt. Uitzondering hierop is de locatie Ekkersrijt. De consument verwacht in dit winkelgebied een compleet aanbod op het gebied van ‘in en om het huis’. Ekkersrijt dient uit te groeien tot één van de leidende perifere winkelconcentraties in Nederland.
De komst van een Retail Park (Mega Mall) in de regio is niet wenselijk. Een dergelijke ontwikkeling heeft een verstorend effect op de bestaande structuur en ondermijnt de ontwikkelingskansen van andere clusters.
Internetafhaalpunten voor consumenten (met of zonder showroom) kunnen bestaande winkelgebieden versterken en worden daarom zoveel mogelijk in of aansluitend aan deze gebieden gesitueerd.
Nieuwe initiatieven
Het Rijk heeft de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in het leven geroepen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen aan te toetsen. In de regionale detailhandelsvisie is ook een soort 'ladder' opgenomen voor nieuwe initiatieven. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe meegewerkt als:
- de initiatiefnemer kan aantonen dat het initiatief een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur.
- aangetoond kan worden dat het initiatief resulteert in een versterking van de bestaande detailhandelslocaties. Wanneer dit niet het geval is, dient nadrukkelijk beargumenteerd te worden of er sprake is van meerwaarde en waarom het initiatief niet in- of aangrenzend aan een bestaand winkelgebied kan worden gefaciliteerd. De argumenten dienen van ruimtelijke aard te zijn, bijvoorbeeld grootschaligheid/ ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid en parkeren en bevoorrading.
- aangetoond kan worden dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of in het beleid aangegeven ontwikkeling daarvan.
Wanneer er op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ingestemd wordt met een initiatief, dient het initiatief onderbouwd te worden op basis van ruimtelijke ordening relevante criteria (in de ruimtelijke onderbouwing). De ladder en de criteria zijn in regionale detailhandelsvisie uitgebreid beschreven.
3.9.3 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven
Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota “Wie kiest, wordt gekozen” vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. In de nota wordt eerst ingegaan op verschillende onderdelen. Vervolgens wordt per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven.
Beleid op onderdelen
Op onderdelen is de detailhandel aan grote veranderingen onderhevig. De volgende onderdelen zijn nadrukkelijk opnieuw tegen het licht gehouden:
Perifere detailhandel
De oorsprong van perifere detailhandel is gelegen in de aard en omvang van de artikelen. Winkels die vanwege de aard en omvang van de artikelen een groot oppervlak nodig hebben, krijgen ruimte in de daarvoor benoemde gebieden buiten reguliere winkelcentra. In de loop der jaren is de aard en omvang van de assortimenten op perifere locaties wel sterk gewijzigd. Mede vanwege gunstigere marges is de nadruk steeds meer komen te liggen op niet-volumineuze assortimenten en branchevreemde artikelen. Onderscheid met aanbod in centrumgebieden is kleiner geworden. Ongebreidelde mogelijkheden op (bestaande en nieuwe) perifere locaties leiden echter tot sterke wijziging van de bestaande winkelstructuur en kunnen de vitaliteit van een binnenstad, stadsdeel- of boodschappencentrum aantasten. Gelet op de grote ruimtelijke, economische en maatschappelijke belangen, is dit in veel gevallen niet gewenst. Bij elke verruiming van beleid is dan ook steeds een afweging nodig van de gevolgen voor de bestaande en beoogde winkelstructuur. Centraal staat de uitdaging om de dynamiek op een verantwoorde wijze te faciliteren.
Perifere detailhandel dient op een beperkt aantal aangewezen locaties ruimtelijk geclusterd te worden. Waar mogelijk en wenselijk (denk aan voldoende infrastructuur, maar ook potentiële overlast voor woongebieden), wordt met deze detailhandel aansluiting gezocht bij bestaande perifere winkelgebieden. In Eindhoven zijn dit Koopcentrum De Hurk, De Kade (Kanaaldijk-Noord) en Bisschop Bekkerslaan (De Tempel). Gezien de positie en het perspectief van Ekkersrijt wordt zeer weloverwogen omgegaan met uitbreiding van het perifere detailhandelsaanbod.
Detailhandel op bedrijventerreinen
Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het ‘zuiver’ houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.
Voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt dat dit ondergeschikt blijft aan de bedrijfsactiviteiten. Bovendien mag het geen afbreuk doen of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven op het bedrijventerrein. De voorkeur gaat ernaar uit dat er geen showroom bij een bedrijf komt. Bedrijven kunnen hun verkoopbare goederen via daarvoor bestemde locaties (winkelpanden) aanbieden. Indien er toch de wens, nut en/of noodzaak is om producten ter plekke te tonen, dan mag hier in principe maximaal 20% van het totale bedrijfsoppervlak voor worden gebruikt, met een maximum van 200 m². Vanwege de diversiteit van de initiatieven, dient elk initiatief echter afzonderlijk beoordeeld te worden op eventuele (structuurverstorende) effecten voor de perspectiefrijke winkelgebieden in Eindhoven en het betreffende bedrijventerrein. Bovendien moet een initiatief voldoen aan het meest recente beleid op het gebied van externe veiligheid.
Megasupermarkten
Vanwege de mogelijke effecten van Megasupermarkten op de voorzieningenstructuur, met name op de winkelcentra die een belangrijke functie op het gebied van boodschappen doen hebben, wordt de solitaire vestiging van megasupermarkten niet toegestaan. Evenmin als de vestiging van dergelijke supermarkten op perifere detailhandelslocaties. Vestiging van een nieuwe megasupermarkt op een nieuwe locatie heeft met name gevolgen op buurt- en wijkniveau. Juist vanwege het feit dat deze buurt- en wijkstructuur zo zorgvuldig is opgebouwd en de inwoners beschikken over een supermarkt in de directe woonomgeving, is het behoud en de versterking hiervan uitgangspunt. In alle gevallen is de uiteindelijke locatie natuurlijk cruciaal voor de effecten.
Inpassing van een megasupermarkt in de bestaande reguliere winkelcentra behoort tot de mogelijkheden. Reëler lijkt de kans dat een bestaande supermarkt uitbreidt tot grootschalige supermarkt. Een dergelijk initiatief (uitbreiding tot of nieuwvestiging van een megasupermarkt) in een van de bestaande winkelcentra wordt beoordeeld op de mogelijke effecten op het perspectief van de tot de structuur behorende winkelgebieden. Slechts wanneer geen structuur verstorende effecten worden verwacht, kan worden meegewerkt aan het initiatief. Dit is in lijn met Europees (Europese Dienstenrichtlijn), landelijk en provinciaal beleid (ladder voor duurzame verstedelijking).
Internethandel
Met de komst van internethandel is een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. We maken onderscheid tussen twee typen internethandel:
1. Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid
Bij deze vorm van internethandel is er geen contact tussen internetwinkel en klant. Alle klantencontacten met de klant en de verzending van de goederen gebeurt uitsluitend via het internet of per post. Deze vorm van internethandel wordt in ruimtelijke zin niet aangemerkt als detailhandel. Zij kunnen voorkomen als uitsluitend kantoor maar ook als bezorgdienst.
Locaties waar deze kantoorachtige internethandel zich kan vestigen zijn: bedrijventerreinen, kantoorlocaties, woonwijken (kleinschalig en mits zij geen overlast bezorgen), buitengebied en PDV-locaties. Locaties waar internet bezorgdiensten zich zouden kunnen vestigen zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en PDV-locaties.
2. Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid
Hier kan de klant de internethandel bezoeken om de bestelde artikelen af te halen, te retourneren (de zogenaamde afhaalpunten). Daarnaast zijn er ook afhaalpunten waar ook andere zaken mogelijk zijn, zoals het presenteren, kopen, bestellen en omruilen van artikelen (de webwinkel).
Een afhaalpunt is een vorm van internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en rekenen we juridisch-planologisch tot detailhandel. Dat wil zeggen dat afhaalpunten in principe ingepast kunnen worden op (de vele) locaties waar reeds een detailhandelsbestemming op zit. Door deze benadering is het mogelijk om grip te houden op de verdere ontwikkeling van dit fenomeen. Zelfstandige afhaalpunten, ook wel Pick-Up- Points, kunnen alleen of geclusterd (meerdere afhaalpunten dus) gevestigd worden. Door clustering kunnen verkeersstromen beter geconcentreerd worden.
Webwinkels (waar ook artikelen gepresenteerd worden en / of waar men ook niet via internet bestelde artikelen kan kopen) beschouwen we als detailhandel. Ter voorkoming van ongewenste concurrentie op ruimtelijke aspecten zoals bereikbaarheid, parkeren of gebiedsbestemming bieden we voor deze vorm van detailhandel alleen mogelijkheden in winkelcentra en (mits passend in branchering) op PDV-locaties.
Kringloopbedrijven en –winkels
Kringloopwinkels (oftewel tweedehands winkels) richten zicht op het verhandelen van nog bruikbare artikelen die via diverse kanalen worden verkregen. Daarnaast is er een bedrijfstak ontstaan die zich het best laat benoemen als kringloopbedrijven. Deze richten zich op het opruimen van boedels waarbij vervolgens, in het bedrijf, bruikbare en onbruikbare zaken van elkaar worden gescheiden en bovendien artikelen die nog bruikbaar gemaakt kunnen worden, worden opgeknapt of verwerkt tot grondstof of 'halffabricaat'. Kringloopbedrijven hebben daardoor een andere ruimtelijke impact op hun omgeving dan kringloopwinkels / tweedehands winkels.
Vanwege de koppeling van de verkoop met andere bedrijfsmatige activiteiten en het doelgerichte bezoek door consumenten, is de vestiging van kringloopbedrijven op bedrijventerreinen min of meer gemeengoed geworden. Voor kringloopbedrijven geldt dan ook dezelfde beleidslijn als voor perifere detailhandel. Kringloopbedrijven zijn op de reguliere zgn. PDV-locaties (Categorie III) toegestaan voor wat betreft hun detailhandelsactiviteiten, omdat het aanbod voor een zeer groot deel voor “in en om het huis” is. Verder kan de beleidslijn voor productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen een uitkomst bieden voor kringloopbedrijven.
Kringloopwinkels (winkels in tweedehands goederen zonder het totaalconcept van inzamelen en verwerken/repareren) worden als detailhandel beschouwd. Mogelijkheden voor vestiging in Eindhoven worden hiervoor dan ook alleen geboden in winkelcentra en op de zgn. PDV-locaties (Cat. III, ook vanwege het grote aandeel “in en om het huis”).
Trafficlocaties
Trafficlocaties (stations, ziekenhuizen, campussen, tankstations) worden een steeds belangrijkere aankoopplaats. Detailhandel op dergelijke locaties past dan ook binnen de huidige trends en ontwikkelingen. Omvang en invulling hiervan moeten passen bij de functie van de locatie en het gebied en is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. De detailhandel dient dus hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers / forensen of werknemers / studenten op de locatie en mag niet concurreren met de reguliere winkelgebieden. Denk hierbij aan mandjeswinkels of micromarkten (onbemande gemakswinkels met bijv. gekoelde drank en versartikelen). Het vestigen van afhaalpunten op deze locaties is mogelijk. Voor trafficlocaties geldt dat vanwege de diversiteit in verschijningsvorm elk initiatief afzonderlijk beoordeeld wordt.
Winkelleegstand
Leegstand van winkelpanden heeft diverse oorzaken, bestaat al langer en is een zichtbaar gevolg van de dynamiek in het winkellandschap. Leegstand is in de visie van de gemeente Eindhoven een maatschappelijk probleem wanneer de veiligheid in het geding komt of een dermate grote invloed op de directe omgeving heeft (zie ook paragraaf over voormalige (buurt)winkelstrips) dat hierdoor de vitaliteit van centrumgebieden onder druk komt te staan. Dat is immers niet altijd het geval. Zolang dat niet het geval is, is leegstand vooral een probleem van de eigenaar van het vastgoed.
Het belang van leefbaarheid en waar mogelijk beperken van (mogelijke) leegstand is een van de uitgangspunten van de detailhandelsnota. Dat wordt gedaan door in eerste instantie scherpe keuzes te maken over waar we welke vormen van detailhandel een plek bieden en dus ook waar niet. Ook blijven we winkellocaties ruim bestemmen zodat verandering van functie eenvoudig blijft. Verder biedt de Stichting Middenstands- en Bedrijfshuisvesting (SMB) subsidie voor eigenaren of huurders die willen investeren in de uitstraling van hun pand. Een opgeknapt pand levert niet alleen meerwaarde op voor het bedrijf, maar zorgt ook voor het behoud van maatschappelijke en economische functies van de wijk waar het gevestigd is. Kortom, een positief effect voor het bedrijf en de omgeving.
Bijzondere initiatieven
In de toekomst kunnen en zullen zich kansen voordoen waarbij een nieuw (on brand) initiatief (Technologie, Design of Kennis), naar aard, reikwijdte en schaal, passend bij de ambities van Brainport Eindhoven zich wil vestigen op een locatie die daarvoor niet bestemd is. Een ondergeschikte vorm van detailhandel kan hier deel van uitmaken en valt dan ook buiten de daarvoor aangewezen locaties in de detailhandelsstructuur, zoals vastgelegd in deze nota. Het voorbeeld bij uitstek is Piet Hein Eek op Strijp R. In de detailhandelsnota zijn voorwaarden opgenomen waaronder dergelijke initiatieven kunnen worden toegestaan.
Positie en perspectief per stadsdeel
In de detailhandelsnota 'Wie kiest, wordt gekozen' is per stadsdeel de positie en het perspectief van alle winkelcentra beschreven. Voor dit bestemmingsplan speelt dat geen rol omdat hierin geen winkelcentrum genoemd wordt.
Plangebied
Onderhavig actualisatieplan richt zich op het vastleggen van de bestaande en vergunde situatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Conform de vigerende bestemmingsplannen is de volgende detailhandel toegestaan:
- productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- detailhandel in volumineuze goederen, alleen toegestaan binnen een deel van Bedrijventerrein - 1 (de strook ten zuiden van de Steenoven en de locaties aan de Boschdijk).
Dit komt overeen met het gemeentelijk detailhandelsbeleid op bedrijventerreinen.
3.10 Bedrijvigheid
Eindhoven is het kloppend hart van de Brainport regio Eindhoven. We leveren met onze bedrijventerreinen een groot aandeel in de totale werkgelegenheid van de regio. De bedrijventerreinen GDC (Noord en Zuid) en Kapelbeemd dragen bij aan deze werkgelegenheid en leveren direct banen op voor Eindhoven en de regio. Eindhoven zet zich in om deze bedrijventerreinen te behouden en te versterken. Daarvoor heeft de gemeente onder meer op 15 maart 2016 de Bedrijventerreinnennota met de ondertitel "Aan de slag voor waardevolle locaties" vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.
Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.
Het plangebied
In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Onderhavig plangebied is aangewezen als Modern-gemengd.
![]() |
Modern gemengd kenmerkt zich door moderner en hoogwaardiger vastgoed en een verzorgde openbare ruimte. Deze bedrijventerreinen functioneren doorgaans goed en kennen over het algemeen een lager leegstandspercentage. Het zijn gewilde locaties vanwege de goede ligging en bereikbaarheid. Er vestigen zich veel industriële-, maak-, bouw- en groothandelsbedrijven.
Verkleuring
Op een aantal bedrijventerreinen neemt de groei van andere functies toe, ook wel ‘verkleuring’ genoemd. Denk hierbij aan vestiging van sportscholen, detailhandel en (kamer)bewoning. Dit is vooral waarneembaar op binnenstedelijke terreinen. Daarnaast vindt met name op de modernere bedrijventerreinen een toename van kantoorachtige bedrijvigheid (herprofilering) vindt plaats.
De terreinen krijgen hierdoor een andere uitstraling, maar ook nieuw toekomstperspectief. Verkleuring kan de waarde van de bedrijventerreinen vergroten. Tegelijkertijd kan verkleuring bedrijventerreinen beperken in hun functionaliteit voor de oorspronkelijke bedrijvigheid. Verkleuring moet dus zorgvuldig plaatsvinden, passend bij de desbetreffende locatie. De huidige bestemmingsplannen zijn nog veelal gebaseerd op de ‘oude fabrieksbedrijvigheid’ en behoeven mogelijk actualisatie.
In onderstaande tabel staat per type bedrijventerrein de huidige eerste strategie en te volgen lijn. In het vervolg op de bedrijventerreinennota worden deze richtingen / strategieën uitgewerkt. Onderhavig actualisatieplan richt zich op het vastleggen van de bestaande/vergunde situatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
![]() |
3.11 Kantoren
De Kantorenstrategie 2012-2020 (vastgesteld op 26 juni 2012) is verschenen midden in de financiële crisis van 2008 tot circa 2014. Deze crisis liet onder andere zijn sporen na op de nationale vastgoedmarkt. De kantorenmarkt kende toen vrijwel overal een hoog leegstandscijfer, zo ook in Eindhoven. Vandaar dat toen een gemeentelijk kantorenbeleid is ontwikkeld dat zich niet alleen richt op het voeren van regie op de nieuwbouw kantorenmarkt. Juist op de bestaande markt zijn maatregelen geïntroduceerd om deze gezonder te maken. Dat vraagt enerzijds om een positieve en actieve grondhouding van gebouweigenaren. Anderzijds is er vaak nog een (andere) vastgoedpartij nodig die op creatieve wijze met de leegstand aan de slag wil gaan. De gemeente Eindhoven speelt daarbij vooral een stimulerende en faciliterende rol. De Eindhovense werkwijze is toentertijd afgestemd met de andere 'kantoorgemeenten' in de stedelijke regio. Dit is vastgelegd in een 'Regionale programmering kantoorlocaties' d.d. november 2013.
Op de bestaande kantorenmarkt ligt de focus op het goed op elkaar afstemmen van vraag en aanbod op de Eindhovense kantorenmarkt in kwantitatieve én kwalitatieve zin. Op die manier ontstaat een goede balans met toekomstbestendige locaties die bijdragen aan de realisatie van de Brainport-ambities van stad en regio. Binnen Eindhoven worden drie afzonderlijke nieuwbouw kantorenmilieus onderscheiden, te weten Stationsgebied, Strijp-S en Flight Forum. Deze verschillende kantorenmilieus voorzien in een specifieke en onderscheidende behoefte. Het is belangrijk om deze onderscheidende kwaliteiten de komende jaren verder uit te bouwen. Het is daarnaast belangrijk dat ongebreidelde groei van de kantorenvoorraad, door toevoeging van niet duurzame / toekomstbestendige nieuwbouw, wordt voorkomen. Kantoorgebruikers die op zoek zijn naar nieuwe huisvesting worden daarom zoveel mogelijk bediend op de bestaande kantorenmarkt. Nieuwbouw van kantoren op geprioriteerde locaties en door middel van toekomstbestendige gebouwen is alleen met inachtneming van hiervoor genoemde uitgangspunten mogelijk.
De gemeente Eindhoven werkt, uiteraard passend binnen wet- en regelgeving, mee aan de transformatie van leegstaande kantoren op het moment dat het een 'kansarm' gebouw betreft. We spreken van 'kansarm' op het moment dat de kans dat het gebouw nog als kantoor verhuurd kan worden, niet groot is. Op die manier draagt het beleid bij aan een gezonde, Eindhovense kantorenmarkt.
Geen van bovenstaande prioritaire gebieden is gelegen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Binnen het plangebied zijn dus geen nieuwe kantoorontwikkelingen toegestaan, met uitzondering van aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte. Dit was reeds toegestaan in de vigerende bestemmingsplannen.
3.12 Kabels, Leidingen En Straalpaden
In het plangebied van Bedrijventerrein Kapelbeemd ligt aan de westzijde, parallel aan de spoorlijn, een bovengrondse hoogspanningsleiding. Voor de leiding met bijbehorende zone is de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen.
Parallel aan de Mispelhoefstraat ligt de hogedruk aardgastransportleiding Z-506-01. Parallel aan de spoorlijn Eindhoven-'s-Hertogenbosch/Tilburg ligt de hogedruk gasleiding Z-519-01, waarvan een vertakking haaks op de spoorlijn door het midden van het plangebied loopt. Voor deze leidingen met bijbehorende zone is de dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Milieueffectrapportage
4.1.1 Wettelijk kader
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
- Kolom 1: de activiteit zelf
- Kolom 2: drempelwaarden activiteit
- Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
- Kolom 4: de besluiten
De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.
4.1.2 Conclusie
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de bestaande situatie en van de functionele en ruimtelijke structuur. Er worden met onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Gelet op het bovenstaande zijn is er geen reden voor het opstellen van een MER of m.e.r.-beoordelingsplicht.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.
4.2.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze staat is gebaseerd op bovengenoemde VNG - brochure. In deze staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met potentiële milieuemissies. Op grond van deze staat wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied worden toegestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
- categorie 1: grootste afstand 10 meter;
- categorie 2: grootste afstand 30 meter;
- categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
- categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
- categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
- categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
- categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
- categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
- categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
- categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.
Plangebied
Voor dit bestemmingsplan is de staat van bedrijfsactiviteiten van de VNG aangepast. Bedrijven die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet passend zijn op een bedrijventerrein, zijn niet in de staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen (denk bijvoorbeeld aan bioscopen, dierentuinen, sporthallen, kantoren, etc.). Daarnaast worden bedrijven die gezien hun aard en activiteiten niet in onderhavig plangebied thuishoren en/of voor kunnen komen, uitgesloten. Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met ontheffing, toegelaten milieucategorie.
De milieucategorisering in voorliggend bestemmingsplan is opgenomen conform de vigerende bestemmingsplannen. Hierbij is een inventarisatie gedaan naar de bestaande milieucategorieën waar eventuele afwijkingen zijn ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan naar voren zijn gekomen. Indien deze vergund zijn, zijn deze meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.
Er zijn in voorliggend bestemmingsplan twee bedrijventerrein bestemmingen opgenomen: Bedrijventerrein - 1 voor Kapelbeemd en Bedrijventerrein - 2 voor GDC-Zuid. Bij GDC-Zuid gaat het om bedrijven met een kavelgrootte van minimaal 1.000 m² en waarvan de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel bestaat uit overslag, groupage, distributie en assemblage van goederen, niet zijnde afvalstoffen.
Afhankelijk van de betreffende aanduiding zijn binnen het plangebied bedrijven toegestaan behorend tot de milieucategorieën 2 tot en met 4.2 of bedrijven die qua milieubelasting daarmee gelijk gesteld kunnen worden. Milieucategorie 1 en soms milieucategorie 2 (afhankelijk van de aanduiding) zijn niet wenselijk op een bedrijventerrein. Om deze reden zijn alleen bestaande bedrijven in deze milieucategorieën toegestaan. Deze zijn aangeduid. Binnen het plangebied ligt 1 bedrijf in milieucategorie 5.1: Lindegas Therapeutics Benelux B.V. aan De Keten 7. Dit betreft een bedrijf in de vervaardiging van industriële gassen. Dit bedrijf heeft een specifieke aanduiding gekregen.
Bedrijven die niet op de bedrijvenlijst zijn vermeld, maar die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bijgevoegde lijst van bedrijfsactiviteiten, kunnen via een afwijkingsprocedure worden toegestaan.
4.3 Geluid
4.3.1 Wettelijk kader
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
4.3.2 Wegverkeerslawaai
Het plan ligt in de zone van diverse wegen zoals de A2, de N2, de Boschdijk, de Oirschotsedijk, de Mispelhoefstraat, de Anthony Fokkerweg en diverse wegen binnen het plangebied.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zodat geen nader akoestisch onderzoek naar de hoogte van de geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai noodzakelijk is. Reconstructies van wegen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, die leiden tot een toename van de geluidbelasting met 2 dB of meer, worden niet toegestaan.
4.3.3 Railverkeerslawaai
Het plan ligt in de zone van de spoorlijn Eindhoven - 's-Hertogenbosch/Tilburg.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zodat geen nader akoestisch onderzoek naar de hoogte van de geluidbelastingen ten gevolge van het railverkeerslawaai noodzakelijk is.
4.3.4 Industrielawaai
De bedrijventerreinen Kapelbeemd en GDC-Zuid betreffen industrieterrein waar de vestiging van zogeheten grote lawaaimakers niet is toegestaan. Formeel hoeven deze terrein dan ook geen geluidzone te hebben, dit in tegenstelling tot terreinen waar wel grote lawaaimakers aanwezig mogen zijn. Voor elk bedrijf gelden afzonderlijke geluidvoorschriften, meestal ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen. Wanneer elk afzonderlijk bedrijf op elke woning een bepaalde geluidbelasting mag veroorzaken, betekent het dat die woningen door alle bedrijven samen een aanzienlijk hogere geluidbelasting kunnen ondervinden. Dit wordt de cumulatie van geluid genoemd. In de praktijk komt het er dus op neer dat woningen nabij een niet-gezoneerd industrieterrein minder goed beschermd zijn tegen geluid dan woningen nabij een gezoneerd industrieterrein.
De gemeente kan op basis van de ruimte die de wet Geluidhinder biedt besluiten om een "vrijwillige gemeentelijke zone" voor industrieterreinen vast te leggen, bijvoorbeeld vanuit de wens om het akoestisch woon-/ leefklimaat rondom een industrieterrein te kunnen garanderen. Deze "gemeentelijke zone" dient dan in het bestemmingsplan te worden vastgelegd.
Middels vrijwillige zonering van de terreinen GDC-Zuid, GDC Noord en Kapelbeemd (zonebesluit 3 maart 2010) is beoogd geluidoverlast door de cumulatie van geluid voor omwonenden van deze industrieterreinen te voorkomen. De werkwijze is grotendeels hetzelfde als bij wettelijke zonering. Zo is er ook een zone vastgesteld en een zonebeheersplan opgesteld. De vrijwillige zonering heeft niet dezelfde rechtskracht als verplichte zonering. Het zonebesluit dient te worden doorvertaald in een bestemmingsplan. Wel kunnen er bij bestemmingsplan of bij zonebesluit voorwaarden en regels worden opgenomen die de zonering meer rechtskracht geven.
![]() |
Begrenzing industrieterrein GDC Acht en Kapelbeemd |
![]() |
Geluidcontour industrieterrein GDC Acht en Kapelbeemd |
Het zonebesluit betreft het gebied binnen de groene lijn, maar buiten het industrieterrein. Op basis van het zonebesluit en zonebeheer wordt bepaald of bedrijven zich kunnen vestigen, dan wel welke geluidmaatregelen zij moeten treffen en worden bewoners beschermd tegen een maximaal toegestane geluidbelasting. Bewaking op het zonebesluit gebeurt door middel van een geluidbeheer- en bewakingsysteem. Daarbij wordt een administratie van bedrijven en bronnen bijgehouden. Bij iedere wijziging van bronnen en/of bedrijven op het industrieterrein, dan wel minimaal een maal per jaar wordt deze geactualiseerd.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in de uitbreiding van de bedrijven terreinen, zodat geen nader akoestisch onderzoek naar de hoogte van de geluidbelastingen ten gevolge van het industrielawaai noodzakelijk is.
4.3.5 Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt op enige afstand (circa 1,0 km) van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.
De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.
De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt. Hierbinnen zijn geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen en ligplaatsen) toegestaan.
De 35 Ke contour ligt over een gedeelte van het bedrijventerrein Kapelbeemd zoals te zien is in onderstaande figuur. Binnen de 35 Ke contour liggen geen geluidsgevoelige objecten. Deze geluidszone werkt daarom niet belemmerend voor onderhavig bestemmingsplan. De 35 Ke contour is opgenomen op de verbeelding.
![]() |
Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven (bijlage 3). |
4.4 Luchtkwaliteit
4.4.1 Wettelijk kader
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
4.4.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
- woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
- kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
4.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
4.4.4 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
4.4.5 Planbeschrijving en toetsing
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Hierdoor kan gesteld worden dat er geen sprake is van een “in betekende mate “ project zodat het bestemmingsplan niet zal leiden tot overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
4.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid. Tot slot wordt het groepsrisico verantwoord.
4.5.1 Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling.
4.5.2 Gemeentelijk beleid: Visie Externe Veiligheid
De gemeenteraad van Eindhoven heeft de visie Externe Veiligheid 'Risico's de maat genomen'. vastgesteld Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoorde veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. In de visie wordt aangegeven waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheidsverhogende condities dat mogelijk is. Tevens wordt aangegeven op welke locaties in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter niveau van beheersbaarheid. Tot slot wordt beschreven waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd.
De beleidsvisie is opgebouwd aan de hand van een aantal gebiedsgerichte risicoprofielen. Daarin zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid voorwaarden opgenomen. Het plangebied GDC-Zuid/Kapelbeemd ligt binnen gebiedsgerichte risicoprofiel A 'Bedrijventerrein'. Behoudens de randen rondom de Kapelbeemd, deze vallen onder risicoprofiel C.
Aan dit risicoprofiel A stelt de visie van het oogpunt van externe veiligheid de volgende voorwaarden:
- Risicovolle bedrijven zijn aanwezig;
- Bestemmingsplan staat uitbreiding en nieuwe risicovolle bedrijven toe;
- Nieuwe risicovolle activiteiten gecontroleerd mogelijk maken indien ontwikkeling ook vanuit zelfredzaamheid en hulpverlening aanvaardbaar is;
- Milieu-beschermingsniveau bij bedrijven moet conform landelijke wetgeving voldoen aan BBT (Best Beschikbare Technieken)/ VBS;
- Zelfredzaamheid en beheersbaarheid worden op peil gebracht en restrisico's worden acceptabel bevonden;
- Perceelsoverschrijdende bestaande risicocontouren PR-10-6/jaar krimpen tot binnen perceelsgrens en binnen deze contouren geen kwetsbare objecten;
- Geen nieuwe en geen uitbreiding van bestaande perceelsoverschrijdende risicocontouren PR-10-6/jaar.
Bij risicoprofiel C geldt dat er geen risicovolle bedrijven aanwezig zijn en ook niet mogen vestigen.
4.5.3 Plangebied
Binnen en in de omgeving van het plangebied liggen verschillende risicobronnen, zoals weergegeven in onderstaande figuur.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen 200 meter van het spoor en de weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Daarnaast ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van viertal aardgasbuisleidingen. Ook ligt het plangebied in het invloedsgebied van verschillende risicovolle inrichtingen.
Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor
Direct nabij het plangebied ligt de spoorweg route 12, Tilburg-Eindhoven (spoordelen AP, AR en AS). Over dit traject worden ook gevaarlijke stoffen getransporteerd. In de Regeling basisnet zijn vervoerscijfers opgenomen waarmee risicoberekeningen moeten worden uitgevoerd. Dit traject heeft plaatsgebonden risico van 1 meter (spoordeel AP en AR) en 6 meter (spoordeel AS) en plasbrandaandachtsgebied van 30 meter volgens de regeling Basisnet. Volgens het Bevt dient het groepsrisico te worden verantwoord indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen 200 meter van een transportroute.
De berekeningen voor de spoorweg is uitgevoerd op 28 april 2021 met het rekenprogramma RBM II. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de berekeningen kenbaar gemaakt.
Het groepsrisico over de gehele route bedraagt 0,04* de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico over de totale route overschrijdt niet de oriëntatiewaarde. Daarnaast betreft het hier een conserverend bestemmingsplan, waardoor er dus ook geen sprake is van een stijging van het groepsrisico (van minimaal 10%). Conform artikel 8 lid 2 sub b Bevt kan een beperkte verantwoording van het groepsrisico voor de transport van gevaarlijke stoffen over het spoor hierdoor volstaan.
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt ook in het invloedsgebied van de snelweg A2/A58. Bedrijventerrein Kapelbeemd ligt in het invloedsgebied van het ten noorden gelegen wegvak B7, knooppunt Ekkersweijer A2/A58. Het bedrijventerrein GDC-Zuid ligt ook in het invloedsgebied van het ten westen gelegen wegvak B63 knooppunt Batadorp A2 t/m afrit 30 Eindhoven Centrum. Over beide wegvakken worden er gevaarlijke stoffen getransporteerd. In de Regeling basisnet zijn vervoerscijfers opgenomen waarmee risicoberekeningen moeten worden uitgevoerd.
Het wegvak B7 knooppunt Ekkersweijer A2/58 heeft geen plaatsgebonden risico volgens de regeling Basisnet en geen plasbrandaandachtsgebied. Het wegvak B63 knooppunt Batadorp A2 t/m afrit 30 Eindhoven Centrum heeft een plaatsgebonden risico van 21 meter en een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Volgens het Bevt dient het groepsrisico te worden verantwoord indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen 200 meter van een transportroute. Het plangebied is gedeeltelijk gelegen beide wegvlakken. De berekeningen voor beide wegvlakken is uitgevoerd op 3 mei 2021 met het rekenprogramma RBM II.
Groepsrisico
Wegvak B7 Knooppunt Ekkersweijer A2/A58
In de huidige situatie bedraagt het groepsrisico over de totale route van dit wegvak 0,05* de oriënterende waarde. Het hoogtepunt van het groepsrisico ligt ten hoogte van Kapelbeemd en bedraagt ook 0,05* de oriënterende waarde.
Wegvak B63 Knooppunt Batadorp A2 t/m afrit 30 Eindhoven Centrum
In de huidige situatie bedraagt het groepsrisico over de totale route van dit wegvlak 0,48* de oriënterende waarde. Het hoogtepunt van het groepsrisico ligt ten hoogte van GDC-zuid en bedraag 0,48* de oriënterende waarde.
Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico voor beide wegvlakken onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waardoor er dus ook geen sprake is van een stijging van het groepsrisico (van minimaal 10%). Conform artikel 8 lid 2 sub b Bevt kan een beperkte verantwoording van het groepsrisico voor de transport van gevaarlijke stoffen over de weg hierdoor volstaan.
Buisleidingen
Volgens het Bevb dient het groepsrisico te worden verantwoord indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van de volgende aardgasleidingen:
- Z-519-01
- Z-519-05
- Z-519-06
- Z-506-01
Voor de buisleidingen geldt geen plaatsgebonden risico contour (10-6/jaar). Alle buisleidingen kennen een belemmeringstrook van 4 meter. Volgens het Bevb dient het groepsrisico te worden berekend en verantwoord indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen het invloedsgebied van de buisleiding.
Voor de berekeningen zijn de leidinggegevens aangeleverd door de Gasunie. Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) dient het groepsrisico voor de buisleiding te worden berekend met het rekenprogramma “Carola”. Op 28 april 2021 is de berekening voor alle relevante buisleidingen uitgevoerd.
Groepsrisico
Z-519-01
De hoogte van het groepsrisico voor de buisleiding Z-519-01 is berekend op 0,01* de oriënterende waarde.
Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico voor de buisleiding conform het Bevb kan hierdoor volstaan.
Z-519-05
De hoogte van het groepsrisico voor de buisleiding Z-519-05 is berekend op 0* de oriënterende waarde.
Er is dus geen sprake van een groepsrisico. Een verdere verantwoording blijft dan ook achterwege.
Z-519-06
De hoogte van het groepsrisico voor de buisleiding Z-519-06 is berekend op 0* de oriënterende waarde.
Ook bij deze leiding is geen sprake van een groepsrisico. Een verdere verantwoording is voor deze buisleiding dan ook niet noodzakelijk.
Z-506-01
De hoogte van het groepsrisico voor de buisleiding Z-506-01 is berekend op 0,0012* de oriënterende waarde.
Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico bij alle relevante buisleidingen onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waardoor er dus ook geen sprake is van een stijging van het groepsrisico (van minimaal 10%). Conform artikel 12 lid 3 Bevb kan een beperkte verantwoording van het groepsrisico voor de relevante buisleidingen hierdoor volstaan.
Inrichtingen
Binnen het plangebied zijn verschillende risicovolle inrichtingen gevestigd.
Hauck Heat Treatment Eindhoven B.V.
Binnen het plangebied is Hauck Heat Treatment Eindhoven B.V. gevestigd aan de Achtseweg-Noord 5. Binnen deze inrichting worden giftige gassen opgeslagen (chloor, koolmonoxide en ammoniak). Deze inrichting valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi. Vanwege deze risicovolle activiteit kent de inrichting een invloedsgebied van 205 meter. Binnen dit invloedsgebied worden geen nieuwe kwetsbare gerealiseerd. Een verdere verantwoording zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
Linde Gas Therapeutics
Binnen het plangebied aan de Keten 7 en 8 is Linde Gas Therapeutics gevestigd. Het bedrijf houdt zich bezig met opslag, vullen, distributie en verkoop van gassen en gasmengsels in drukhouders voor medische en medicinale doeleinden. Dit is een BRZO-inrichting en Bevi-inrichting. Het invloedsgebied bedraagt 150 meter. Binnen dit invloedsgebied worden er geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd.
Op 2 maart 2012 is er een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd met het programma Safeti.
Uit de berekening is gebleken dat er geen sprake is van een groepsrisico.
Conform artikel 12 lid 3 Bevi wordt er wettelijk advies gevraagd aan de Veiligheidsregio over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.
DHL Express
Aan de Achtseweg-Noord 20 is DHL Express gevestigd. Binnen deze inrichting wordt de activiteit 'Tijdelijke opslag gevaarlijke stoffen met een maximum van 30.000 kg in een vak' uitgevoerd. De inrichting valt niet onder de werkingssfeer van het Bevi. De activiteit kent een invloedsgebied van 846 meter, wat buiten de inrichtingsgrenzen rijkt. Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan en er worden geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd. Een verdere verantwoording zal dan ook buiten beschouwing gelaten worden.
Truckstop Acht
Truckstop Acht B.V. is een LNG-tankstation gelegen aan het Schakelplein 30. Het LNG-tankstation wordt, conform het beleid dat is vastgelegd in de Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations, beschouwd als een Bevi-inrichting. Deze installatie van 70 m³ heeft een plaatsgebonden risicocontour van 50 meter en een invloedsgebied van 277 meter. Binnen het invloedsgebied worden er geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd. Binnen de PR 10-06 contour bevindt zich geen bebouwing.
Op 12 mei 2015 is middels het programma Safeti een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Bij deze analyse is een berekening gedaan van het groepsrisico.
Uit de berekening is gebleken dat het groepsrisico bij dit bedrijf onder de oriëntatiewaarde is gelegen.
Conform artikel 12 lid 3 Bevi wordt er wettelijk advies gevraagd aan de Veiligheidsregio over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting.
Imperial Chemical Logistics
Aangrenzend aan het bestemmingsplan is de inrichting Imperial Chemical Logistics aan de Achtsweg-Noord 13 gevestigd. Binnen de inrichting worden de activiteiten 'Tijdelijke opslag van gevaarlijke stoffen met een vergunde hoeveelheid van ca. 400.000 kg', 'Opslagtank met 900 liter ammoniak' en opslag van gasflessen met een waterinhoud van 102 kg zwavelwaterstof' uitgevoerd. Deze inrichting valt niet onder de werkingssfeer van de Bevi. Vanwege de risicovolle activiteiten kent de inrichting een invloedsgebied van 320 meter en kent een plaatsgebonden risicocontour van 20 meter. Het invloedsgebied reikt over de inrichtingsgrenzen. Binnen in het invloedsgebied worden geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd. Een verdere verantwoording zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
Gasdrukregel- meetstations
Aan De Schakel 6 (Enexis) en aan de Achtseweg-Noord 5 liggen twee Gasdruk-regel en meetstations. Beide inrichtingen vallen niet onder de werkingssfeer van het Bevi. Er is geen PR 10-06 contour of een invloedsgebied waar rekening mee gehouden dient te worden.
Wel zijn er in het Activiteitenbesluit veiligheidsafstanden tot aan (beperkt) kwetsbare objecten opgenomen. Met betrekking tot de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten, worden de in tabel 3.12 opgenomen afstanden in acht genomen (artikel 3.12 lid 6).
Het gasreduceerstation aan De Schakel 6 kent een doorzet 2500 m3/uur en het betreft een vrijstaand gebouw. De veiligheidsafstanden bedragen 10 meter tot kwetsbare objecten en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.
Het gasreduceerstation aan de Achtseweg-Noord 5 kent een doorzet 2540 m3/uur en het betreft een vrijstaand gebouw. De veiligheidsafstanden bedragen 10 meter tot kwetsbare objecten en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.
Voor beide stations geldt dat er binnen de vereiste veiligheidsafstanden geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn gerealiseerd.
4.5.4 Verantwoording groepsrisico
Gezien de hoogte van het groepsrisico bij alle risicobronnen binnen dit plan, behoudens inrichtingen, wordt er een beperkte verantwoording van het groepsrisico gegeven. Hierdoor wordt er tenminste ingegaan op de mogelijkheden voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid. Voor de inrichtingen geldt de volledige verantwoording.
Advies veiligheidsregio
Ook is er wettelijk advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Brabant Zuid-Oost (VRBZO). Dit advies is op 10 mei 2021 ontvangen.
Conform artikel 9 van het Bevt, artikel 12 Bevb en artikel 13 Bevi dient advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio in verband met de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid. Op 13 april 2021 is er advies ontvangen. Het advies van de Veiligheidsregio luidt als volgt.
- Communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico's van
de gevaarlijke stoffen;
- Pas de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening van VRBZO toe;
- Op het bedrijventerrein Kapelbeemd is de bluswatercapaciteit voldoende, behalve rondom het spoortracé. Op het bedrijventerrein GDC-Zuid is de bluswatercapaciteit onvoldoende. Er wordt geadviseerd om in samenspraak met de Veiligheidsregio en de gemeente Eindhoven om te kijken naar de mogelijkheden om dit te verbeteren;
Het advies is opgenomen in de verantwoording van het groepsrisico.
Hoogte groepsrisico en de dichtheid van personen
In dit rapport zijn de hoogtes van het groepsrisico weergegeven (hoofdstuk 4) en de dichtheden van personen.
Bronmaatregelen
Binnen de vergunning en bedrijfsvoering is best beschikbare technieken (BBT) toegepast.
Mogelijkheden voor een lager groepsrisico
Het betreft een conserverend plan, daarnaast zijn de terreinen al vol gebouwd. Er zijn geen mogelijkheden voor een lager groepsrisico.
De mogelijkheden voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid
Beide bedrijventerreinen in dit plangebied zijn goed te bereiken. Verkeerskundig gezien is er sprake van een goede ontsluiting voor hulpdiensten. Bedrijventerrein Kapelbeemd is via de zuidkant bereikbaar vanuit het kerkdorp Acht en vanuit de oostkant is er een ontsluiting naar de Boschdijk. Voor het bedrijventerrein GDC-Zuid geldt dat deze bereikbaar is vanuit het noord via de Mispelhoefstraat en GDC-Noord, aan de westkant via de Oirschotsedijk en aan de zuidkant via de Anthony Fokkerweg. Verder dient het plan te voldoen aan de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen.
Volgens het advies van de Veiligheidsregio is de beheersbaarheid en de bestrijdbaarheid voor het conserverend bestemmingsplan Kapelbeemd voldoende, behalve voor het aanliggend spoortracé, wat een lastigere bereikbaarheid heeft door de aanwezigheid van een groenstrook en bijbehorende infrastructuur. Bluswatercapaciteit is rondom het tracé niet overal voorhanden en vraagt meer tijd om dit goed te onderzoeken wat de noodzakelijke (extra) voorzieningen zijn. In overleg tussen de gemeente en de Veiligheidsregio zal moeten worden bekeken welke mogelijkheden zijn om dit te verbeteren.
Voor het conserverend bestemmingsplan GDC-Zuid geeft de Veiligheidsregio aan dat de beheersbaarheid en bestrijdbaarheid onvoldoende is. Bluswatercapaciteit is niet overal in het openbaar gebied (Achtseweg-Noord), inclusief het spoortracé, goed geborgd . In de huidige situatie zijn er grote complexen met diverse aard van functie en bedrijfsprocessen, welke ook een verschil laten zien in bouwjaar en in eigen (blus)voorzieningen. Recentelijk zijn er nieuwe aanvragen binnengekomen op gebied van energietransitie bij enkele inrichtingen (op- en overslag van grote hoeveelheden lithium Ion-batterijen) die vragen om een nieuwe kijk op incidentbestrijding bij deze inrichtingen. Daarnaast hebben diverse incidenten aangetoond in het plangebied dat bluswatercapaciteit vanuit de beleidsregels moeilijk is te realiseren. De Veiligheidsregio adviseert dat samen met de gemeente bekeken moet worden wat de mogelijkheden zijn om de beheersbaarheid en bestrijdbaarheid op dit bedrijventerrein te verbeteren.
De zelfredzaamheid
Binnen het plan worden er geen nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor het vestigen van groepen verminderd zelfredzame personen. Om de zelfredzaamheid bij de huidige populatie ook nog te vergroten, kunnen verschillende maatregelen genomen worden:
- het actief informeren van de werknemers over de aanwezige risico's en handelingsperspectieven. Hiermee wordt invulling gegeven aan het risicobewustzijn van de aanwezige personen. De informatie zorgt er daarnaast voor dat de gebruikers op het moment dat een incident plaats vindt direct weten hoe ze moeten handelen.
Dit heeft een positieve invloed op de mate van zelfredzaamheid. De VRBZO heeft hiervoor het document “handvatten risicocommunicatie” opgesteld. Deze kan als leidraad gebruikt worden. Daarnaast worden risico's en calamiteiten binnen Eindhoven gecommuniceerd via www.eindhoven.nl.
Voor ruimtelijk ontwikkelingen vlakbij het spoor is voor het risico op een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen een risicocommunicatielijn ontwikkeld. De informatie hierover is te vinden via www.ophetjuistespoor.nl Op deze site staat onder andere uitgelegd hoe omwonenden van het spoor moeten handelen als zich een dergelijk incident voordoet.
- Voor hulpverleningsdiensten is het van belang dat aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden. Dit kan met behulp van het zogenaamde waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Het WASnetwerk is dekkend voor het plangebied. Het gebruik van WAS, aangevuld met het gebruik van NLAlert, kan er aan bijdragen dat het aantal slachtoffers wordt beperkt.
4.5.5 Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan.
Voor de nadere onderbouwing van de externe veiligheid wordt verwezen naar het rapport externe veiligheid GDC Zuid / Kapelbeemd, opgesteld door de omgevingsdienst Zuidoost-Brabant dat als bijlage 6 bij de toelichting is gevoegd.
4.6 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.
- CO2 reductie
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
1A) Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.
In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
1C) warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
1D) duurzame energie opwekking
Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2 Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
2A) duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
2B) geen afval
In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
2C) flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
2D) deeleconomie/ as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.
Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.
3) Natuur
Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?
3A) biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
3B) oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
4A) Klimaatadaptatie
Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
4B) gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte.
4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
Specifiek Eindhovens
Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
4.6.1 Planbeschrijving
Dit bestemmingsplan richt zich voornamelijk op bestemming van de bestaande situatie en het vastleggen van de functionele en ruimtelijke structuur. Er worden geen nieuwe bouwontwikkelingen mogelijk gemaakt.
4.7 Bodem
Het (industriële) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn de gegevens van alle bekende bodemonderzoeken opgenomen.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Uit de kaart 'Schone bodem' uit de Atlas van de ondergrond van gemeente Eindhoven (zie onderstaande afbeelding) blijkt dat er binnen het onderhavig plangebied de volgende locaties bekend zijn waar sprake is (geweest) van een ernstig geval van bodemverontreiniging: Achtseweg Noord 16-18, Achtseweg-Noord (Philips), Hoppenkuil 6, Mispelhoefstraat, Mispelhoefstraat 1-11, Anthony Fokkerweg en de spoorbaan.
![]() |
Uitsnede van de kaart Schone bodem uit de Atlas van de ondergrond van gemeente Eindhoven. Groen = grondsanering, geel = grondverontreiniging en bruin = grondwaterverontreiniging |
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt dan ook geen nieuwe functies of bodemingrepen mogelijk vergeleken met het vorige bestemmingsplan. In geval van nieuwe activiteiten kan het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het aanvragen van sommige omgevingsvergunningen en bij het afvoeren van vrijkomende partijen grond.
Het plangebied is deels verdacht voor het voorkomen van niet gesprongen explosieven (NGE) in de bodem. Het is mogelijk dat voor het uitvoeren van bodemingrepen maatregelen hiervoor getroffen moeten worden.
Het aspect bodem vorm geen belemmering bij dit bestemmingsplan.
4.8 Natuur
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2022 in werking treedt. Met het van kracht worden van deze wet komen vrijwel alle verantwoordelijkheden bij de provincies te liggen.
4.8.1 Gebiedsbescherming
De Wnb gaat uit van vijf gebiedssoorten te weten: Natura 2000-gebieden, het Natuur Netwerk Nederland, bijzondere nationale natuurgebieden, nationale parken, bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen. De Wnb verplicht tot het tot stand brengen van het Natuur Netwerk Nederland en tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden, die beide van cruciaal belang zijn voor het nakomen van de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van beschermde natuurgebieden zoals bedoeld in de Wnb. Omdat het plan conserverend van aard is, worden met dit plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een direct of indirect een effect kunnen hebben op natuurgebieden in de omgeving.
4.8.2 Soortenbescherming
De Wnb beoogt zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de Europese kaders (o.a. vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Volgens de wetgever is hiermee sprake van een hoog beschermingsniveau van de natuur. De Europese beschermingskaders zijn met het oog op een goede doorwerking en duidelijkheid over de consequenties daarvan zo veel mogelijk één-op één opgenomen in de wet zelf. Alleen voor zover nodig voor een adequate bescherming van natuurwaarden die niet beschermd worden door Europese regelgeving, voorziet de Wnb in een aanvullende bescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de bescherming van diersoorten die niet vallen onder de Europese beschermingskaders. De Wnb voorziet in een instrumentarium in de vorm van beheerplannen en programma's voor gebieden en soorten, teneinde de samenhang tussen gebieds- en soortenbescherming mogelijk te maken. Verder is gekozen voor één vergunning- en ontheffingsprocedure en is tegen besluiten rechtsbescherming in twee instanties mogelijk.
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van Wnb zijn de lijsten met beschermde soorten veranderd. Zo is een aantal plantensoorten (o.a. orchideeën) en insecten- en vissoorten (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn) niet langer meer beschermd. Andersom zijn dieren en planten die voorheen niet beschermd waren (o.a. haas, bosmuis en kleine ereprijs) nu wel beschermd. Voor de soorten die beschermd zijn geldt een verbod om die opzettelijk te verstoren als dat van wezenlijke invloed is op de gunstige staat van instandhouding.
In het plangebied is uit waarnemingen bekend dat er diverse beschermde soorten voorkomen (o.a. vogels, zoogdieren en amfibieën). Dit bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en richt zich voornamelijk op het vastleggen van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan zorgt dan ook niet voor aantasting van (het leefgebied van) (beschermde) soorten.
4.8.3 Algemene zorgplicht
Artikel 1.11 Wnb voorziet in de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nagelaten moeten worden of dat maatregelen genomen moeten worden om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen. Die plicht is niet alleen van belang voor soorten maar ook voor gebieden. De zorgplicht fungeert als vangnet ten opzichte van de bij en krachtens de Wnb gestelde voorschriften. Bestuursrechtelijke handhaving van de zorgplicht is mogelijk in kennelijke gevallen van onzorgvuldig handelen en in situaties waarin er geen concreet voorschrift ter bescherming van de desbetreffende natuurwaarde van toepassing is.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Het bestemmingsplan Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021 heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Beleid
5.2.1 Rijksbeleid
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
5.2.2 Provinciaal beleid
5.2.3 Beleid Waterschap
5.2.4 Gemeentelijk beleid
5.2.5 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
5.3 Eindhovense Klimaattoets
Het klimaat verandert. Dat heeft gevolgen voor Eindhoven. We krijgen onder andere te maken met meer en hevigere buien, langere perioden van droogte en meer hitte(stress). Om in de toekomst prettig te wonen en te werken in onze groeiende stad, is het noodzakelijk nú maatregelen te nemen. Dit betekent dat we 'klimaatrobuust' te werk moeten gaan.
5.3.1 Klimaatadaptatiebeleid
In samenwerking met Brabantse overheden en kennisinstellingen is een prototype klimaatadaptatie-toets ontwikkeld met richtlijnen en ontwerpnormen voor de (her)inrichting en ruimtelijke ontwikkeling van stedelijk gebied op straat- en wijkniveau.
De toets omvat 3 hoofdregels en deze vormen de basis voor het Eindhovens klimaatadaptatie beleid:
- Zorg voor voldoende bergingsruimte om extreme buien tijdelijk op te vangen en vertraagd af te voeren.
- Infiltreer regenwater zoveel mogelijk en waar mogelijk op de plek waar het valt, en voorkom daarmee droogte.
- Zorg dat de straat niet onnodig opwarmt en voldoende plekken voor verkoeling heeft op het heetst van de dag.
Voor de klimaatadaptatie normen en richtlijnen is een indeling gemaakt naar ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein (circa 60% van het areaal) en op publiek terrein (circa 40% van het areaal). In de binnenstad ligt deze verhouding zelfs op 80-20%. Bovenstaand is vertaald in een waterbergingsnorm.
5.3.2 Waterbergingsnorm
Minimale en maximale ontwerpnormen waterberging openbaar terrein
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op openbaar terrein moet minimaal 20 mm en mag tot 60 mm van de waterbergingsopgave ingevuld worden via primaire waterberging. Voorbeelden zijn waterpleinen, wadi's, watergangen, waterbergende funderingen of bakken. Eventuele resterende mm's (tot 40mm) van de waterbergingsopgave dient secundair te worden ingevuld. Denk daarbij aan parken, plantsoen c.q. grasvelden, parkeerplaatsen en wegen. Dit is acceptabel zolang er geen schade wordt veroorzaakt en/of dit niet ten koste gaat van andere primaire functies zoals op routes van hulpdiensten, markt- of evenement locaties. Als de secundaire waterbergings-opgave niet mogelijk is binnen de grenzen van de ruimtelijke ontwikkeling dan dient de waterbergingsopgave alsnog als primaire waterberging te worden ingevuld. Of er dienen maatregelen te worden genomen om de secundaire waterberging naar nabijgelegen ruimte te verplaatsen als dat hydraulisch mogelijk is.
Bij ontwikkelingen op privaat terrein ligt de verantwoordelijkheid voor het opvangen en verwerken van hemelwater in eerste instantie bij de eigenaar van het perceel waar de druppel valt. De landelijke voorkeursvolgorde '(her)gebruiken, vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren´ is van toepassing. Een voorbeeld van hergebruiken is hemelwater als spoelwater voor toiletten en een voorbeeld van vasthouden is infiltratie van hemelwater in de bodem.
Als hergebruik en vasthouden door lokale omstandigheden niet doelmatig is kan hemelwater worden geborgen en vertraagd worden afgevoerd. Dat is de waterbergingsopgave. Hiermee wordt het rioolstelsel bij piekbuien ontlast met als gevolg beperking van wateroverlast. Daarnaast wordt het oppervlaktewatersysteem gelijkmatiger belast. Als ondersteuning voor de berekening van de waterbergingsopgave op privaat terrein is een rekentool ontwikkeld, te vinden via de website https://rekentool.eindhovenduurzaam.nl.
Ontwerpnorm waterberging privaat terrein
De waterbergingsopgave geldt voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein in Eindhoven. In gebieden waar vanuit het verleden afspraken over waterberging zijn gemaakt, wordt in overleg bepaald of en hoe de waterbergingsopgave in de ontwikkeling wordt verhoogd. Klimaatverandering kan namelijk ook in deze gebieden aanvullende waterberging noodzakelijk maken en daarmee het risico op waterschade aan (nieuw)bouw verlagen. Indien nodig worden hierover maatwerkafspraken gemaakt.
In het beleid 'Klimaatrobuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen' wordt onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingen met 150 m² of meer verharding binnen het plangebied en kleinere ontwikkelingen tot 150 m² verharding binnen het plangebied. Voor de eerste groep geldt de eis tot 75 mm waterberging per m² verharding. Dit komt overeen met 75 liter waterberging per m² of voor een bouwplan met 400 m² verhard oppervlak 30 m³ (ofwel 30.000 liter) waterberging. Voor de tweede groep is de eis tot 25 mm. Dit komt overeen met 25 liter waterberging per m² of voor een woning met 100 m² verhard oppervlak 2,5 m³ (ofwel 2500 liter) waterberging.
De ontwerpnormen ter voorkoming van wateroverlast betekenen voor particulieren, ontwikkelaars en de gemeente een opgave om klimaat adaptief te bouwen. Vanaf 1 januari 2020 geldt voor particulieren en ontwikkelaars een wateropgave om bij ruimtelijke ontwikkelingen klimaat adaptief handelen. De datum van indiening van de omgevingsvergunning is leidend.
Stimulans klimaatadaptatiebeleid
De gemeente Eindhoven draagt met het klimaatbeleid ook bij aan het verbeteren van de kwaliteit van een gezonde leefomgeving en meer biodiversiteit door de voorkeur te geven aan vergroenen als klimaat adaptieve maatregel.
Het beleid is zo opgesteld dat vergroening op privaat terrein bij nieuwbouw wordt gestimuleerd en beloond. Hoe groener een plangebied wordt ingericht hoe lager de waterbergingseis in mm wordt. Ook groene ontwikkelingen in groen arme buurten worden op deze manier gestimuleerd.
De website geeft een overzicht van deze mogelijke beloningen via de 'rekentool'. De stimuleringsregeling waarbij méér groen een lagere waterbergingsopgave oplevert geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein.
5.4 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4.1 Checklist watersysteem
Checklist Watersysteem | |
Hoofdwatergang cq open water | Ja |
Keurgebied binnen plangebied? | Ja |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Ja, rondom de Ekkersrijt |
Binnen regionale waterberging en reserveringsgebied waterberging 2050? | ja |
Attentiegebied waterhuishouding | ja |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Landelijke afvoernorm binnen plangebied | 1,33 l/s/ha |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Zie bodemparagraaf |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Ja, beperkt, vergt in-situ onderzoek |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.4.2 Oppervlaktewater
Kapelbeemd
In het plangebied is (een deel van) de Ekkersrijt gelegen. Hiernaast is voor de opvang van regenwater ter ontlasting van het regenwaterstelsel in het zuidelijk deel van het plangebied een watergang gelegen welke een afvoer heeft naar de Ekkersrijt. Vanuit het regenwaterrioolstelsel vinden lozingen via 3 regenwateruitlaten plaats. Deze bevinden zich ter hoogte van de spoorbaan, de weg Bovenzijde en de kruising van de watergang uit het zuiden van het plangebied met de weg Steenoven. Hiernaast wordt rechtstreeks schoon regenwater via de aanliggende verhardingen geloosd op oppervlaktewater.
GDC-Zuid
Binnen GDC-Zuid is het volgende oppervlaktewater en (geheel of gedeeltelijke) A-watergangen gelegen:
- de spoorsloot (met regenwaterbuffers op particulier terrein) aan de westzijde van de spoorbaan;
- een watergang ten noorden van de Anthony Fokkerweg.
- de watergang (met regenwaterbuffers op particulier terrein) aan de oostzijde van de Oirschotsedijk;
- een watergang (buffersloot) aan de zuidzijde van de Mispelhoefstraat.
De in het plangebied gelegen watergangen dienen voor de afvoer van het regenwater uit het plangebied. Omdat de spoorsloot een beperkte capaciteit heeft en piekafvoeren niet gewenst zijn, is buffering van het regenwater (op particulier terrein) alvorens het wordt geloosd op deze sloot noodzakelijk. De spoorsloot loost uiteindelijk in de Ekkersrijt.
5.4.3 Verharding
Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit bedrijven met terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied.
5.4.4 Bodemopbouw
De opbouw van de bodem is van invloed op de karakteristiek van het watersysteem. In het plangebied treft men een toplaag aan die sterk is geroerd door de stedelijke ontwikkelingen (waaronder door de aanleg van wegen en gebouwen).
Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.
5.4.5 Grondwater
Kapelbeemd
De maaiveldhoogten in het plangebied variëren van ca. 17 meter + N.A.P in het noorden tot ca. 18 meter + N.A.P. in het zuidwesten. Voeding van het grondwater in het plangebied geschiedt door infiltratie van regenwater en door toestroming vanuit het regionaal watersysteem. De ontwatering van het gebied geschiedt door ondergrondse afstroming naar oppervlaktewater. Daarnaast is het plangebied onderdeel van het regionaal systeem: zoals grondwater het gebied instroomt, zo stroomt grondwater het gebied ook uit. Het gebied is niet grootschalig voorzien van drainage waarmee grondwater kan worden afgevoerd. Onttrekkingen van grondwater in dit gebied zijn niet bekend.
GDC-Zuid
De maaiveldhoogten in het plangebied variëren van ca. 18 meter + N.A.P. in het zuidoosten, tot ca. 19 meter + N.A.P. in het noordwesten. Voeding van het grondwater in het plangebied geschiedt door infiltratie van regenwater en door toestroming vanuit het regionaal watersysteem. De ontwatering van het gebied geschiedt door ondergrondse afstroming naar oppervlaktewater. Daarnaast is het plangebied onderdeel van het regionaal systeem; zoals grondwater het gebied instroomt, zo stroomt het grondwater het gebied ook uit. Onttrekkingen van grondwater in dit gebied zijn niet bekend. In het gebied zijn geen problemen van grondwateroverlast bekend.
5.4.6 Regenwater
Kapelbeemd
Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de riolering. De riolering in dit gebied is een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel waarbij regenwater en afvalwater apart wordt ingezameld. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldenbarneveltlaan. Het regenwater wordt geloosd op de watergang aan de zuidoostzijde van het plangebied en op de Ekkersrijt. Om piekafvoeren te voorkomen zijn nabij de Ekkersijt regenwaterbuffers aangelegd welk zijn ingepast in de ecologische zone van de Ekkersijt. Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem.
GDC-Zuid
De riolering in dit gebied bestaat uit een gemengd rioolstelsel ter plaatse van de Achtseweg Noord. Middels dit riool wordt zowel afvalwater als regenwater afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het gebied ten westen en ten oosten van de Achtseweg Noord heeft een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel waarbij regenwater en afvalwater apart wordt verzameld. Het afvalwater wordt vervolgens afgevoerd naar de zuiveringsinstallatie aan de Van Oldenbarneveltlaan. Het regenwater wordt geloosd op de eerder genoemde oppervlaktewateren en op de regenwaterbuffer ten oosten van de Oirschotsedijk.
Om piekafvoer in de spoorsloot te voorkomen, is buffering van regenwater op particulier terrein voorschreven en gerealiseerd van waaruit beperkte afvoer plaats vindt naar de spoorsloot. Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem.
5.4.7 Afvalwater
Alle panden in het plangebied zijn aangesloten op de riolering. De panden lozen hun afvalwater op het rioolstelsel dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan.
5.5 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
5.5.1 Verharding
Momenteel zijn geen ontwikkelingen bekend die een grootschalige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengen.
Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er geen plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten dan wel uit te bereiden en het verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten.
5.5.2 Oppervlaktewater
Er zijn geen plannen bekend die veranderingen aanbrengen in het oppervlaktewatersysteem.
De A-watergangen met bijbehorende onderhoudsstrook zijn bestemd als Water.
5.5.3 Waterkwaliteit
Nieuwe her(ontwikkelingen) maken ook deel uit van watersysteem, welke dienen te voldoen aan het 'paraplubestemmingsplan waterberging 2020'. Daarbij (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken (na waterberging) gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Daar waar er een gescheiden stelsel ligt dient er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden.
5.5.4 Advies / overleg Waterschap
Het waterschap heeft in een vooroverlegreactie gevraagd om het voorontwerp op een aantal punten aan te passen. Hier is grotendeels gehoor aan gegeven. De reactie van het waterschap en de gemeentelijke reactie daarop staan vermeld in hoofdstuk 9 van deze toelichting.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
6.3 Verbeelding
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. DeInleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In"Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening' (Artikel 3)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen.
Bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG" (Artikel 4)
Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied gelegen tankstations zonder LPG-functie waar deze bestaand zijn, en voor zover dit mogelijk is vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieuhinder.
Bestemming “Bedrijventerrein - 1 ” (Artikel 5)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven binnen bedrijventerrein Kapelbeemd. Afhankelijk van de betreffende aanduiding zijn binnen het plangebied bedrijven toegestaan behorend tot de milieucategorieën 2 tot en met 4.2, als bedoeld om de bij de regels horende Lijst van bedrijfsactiviteiten. Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van Bedrijfsactiviteiten maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. Milieucategorie 1 en soms milieucategorie 2 (afhankelijk van de aanduiding) zijn niet wenselijk op een bedrijventerrein. Om deze reden zijn alleen bestaande bedrijven in deze milieucategorieën toegestaan. Deze zijn aangeduid.
Detailhandel in volumineuze goederen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de betreffende aanduiding. Enkel bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, met uitzondering van een strook bebouwing aan de Steenoven. Hier is per bouwperceel 1 bedrijfswoning van 275 tot 600 m³ toegestaan, mits opgenomen in de bouwmassa. Ook ondergeschikte kantoren zijn toegestaan in deze bestemming. Deze mogelijkheden zijn overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan.
De bouwvlakken zijn overgenomen van het vigerend bestemmingsplan.
Bestemming “Bedrijventerrein - 2 ” (Artikel 6)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden en opstallen van bedrijven binnen bedrijventerrein GDC-Zuid. Bij GDC-Zuid gaat het om bedrijven met een kavelgrootte van minimaal 1.000 m² en waarvan de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel bestaat uit overslag, groupage, distributie en assemblage van goederen, niet zijnde afvalstoffen. Afhankelijk van de betreffende aanduiding zijn binnen het plangebied bedrijven toegestaan behorend tot de milieucategorieën 2 tot en met 4.1 of 4.2, als bedoeld om de bij de regels horende Lijst van bedrijfsactiviteiten. Er kan ook meegewerkt worden aan de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van Bedrijfsactiviteiten maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd. Milieucategorie 1 en soms milieucategorie 2 (afhankelijk van de aanduiding) zijn niet wenselijk op een bedrijventerrein. Om deze reden zijn alleen bestaande bedrijven in deze milieucategorieën toegestaan. Deze zijn aangeduid. In een deel van het plangebied zijn industriële bedrijven en handelsbedrijven in categorie 3 en 4 toegestaan.
Binnen het plangebied ligt 1 bedrijf in milieucategorie 5.1: Lindegas Therapeutics. Dit betreft een bedrijf in de vervaardiging van industriële gassen. Dit bedrijf heeft een specifieke aanduiding gekregen.
Enkel bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Ook ondergeschikte kantoren zijn toegestaan. Deze mogelijkheden zijn overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan.
De bouwvlakken zijn overgenomen van het vigerend bestemmingsplan.
Bestemming `Bos”(Artikel 7)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden die in het vigerend bestemmingsplan reeds deze bestemming hadden. Dit betreft het bosperceel op de hoek Maasstraat/Dinkelstraat.
Bestemming `Groen” (Artikel 8)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijke Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel groen op stedelijk niveau” en “structureel groen op wijk- en buurtniveau” is in het voorliggende plan expliciet voorzien van de bestemming `Groen´. Deze bestemming omvat ook zogenoemd 'snippergroen' en kleinere waterpartijen.
Bestemming `Natuur”(Artikel 9)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden die in het vigerend bestemmingsplan reeds deze bestemming hadden. Dit betreft een binnenterrein aan de Mispelhoefstraat en de groenzone op de hoek Boschdijk- Anthony Fokkerweg. Deze laatste is in de Interim omgevingsverordening aangeduid als Natuur Netwerk Brabant (NNB).
Bestemming `Verkeer” (Artikel 10)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
Bestemming `Verkeer - Railverkeer” (Artikel 11)
Deze bestemming is toegekend aan de bestaande spoorwegtracés.
Bestemming `Water´ (Artikel 12)
Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem.
Bestemming `Wonen” (Artikel 13)
In het plangebied zijn aan drie percelen de woonbestemming toegekend, aan de Maasstraat 2 en 4 en Dinkelstraat 4. Dit betreffen bestaande woningen. De huidige regels voor deze percelen zijn, voor zover relevant, behouden gebleven.
Hoofdgebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd waarbij de bouwvlakken volledig mogen worden bebouwd. De bestaande bouw- en goothoogte zijn op de verbeelding aangeduid. Voor de systematiek van aan- en uitbouwen en bijgebouwen is aangesloten bij de systematiek van de gemeente Eindhoven. De gezamenlijke oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 75 m. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; indien het dak is/wordt uitgevoerd in de vorm van een kap mag de maximum bouwhoogte 4,5 m bedragen.
Het gebruik van ruimten voor aan huis verbonden beroepen is binnen de woonbestemming toegestaan (tot maximaal 50 m2). Via een afwijking is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 75 m² vloeroppervlak te benutten voor aan huis gebonden beroepen. Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om maximaal 30 m2 te benutten voor kleinschalige bedrijvigheid.
Dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' (Artikel 14) en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (Artikel 15)
Deze dubbelbestemmingen rusten op respectievelijk een ondergrondse hoge druk gastransportleiding en op hoogspanningensleidingen. De hierop betrekking hebbende regels hebben tot doel de leidingen te beschermen.
Dubbelbestemming ' Waarde - Cultuurhistorie - 2' (Artikel 16)
De gebieden en landschapselementen in het plangebied welke cultuurhistorisch waardevol zijn, hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' gekregen. De begrenzing van de gebieden en de landschapselementen zijn gebaseerd op het rapport van RAAP 3398 "Het landschap onder de stad' d.d. 13 november 2018 kaartbladen 1, 2 en 3. Ter toelichting en onderbouwing is dit rapport als bijlage bij deze toelichting gevoegd. In de regeling is opgenomen dat advies wordt gegeven door de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur. Dit advies wordt uitgebracht op basis van genoemd onderzoek.
Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone' (Artikel 18)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden in de Interim omgevingsverordening aangeduid zijn als 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone'. Dit betreft het gebied rondom de watergang Ekkersrijt ten noorden van Kapelbeemd.
Dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterbergingsgebied (Artikel 19)
Deze bestemming is toegekend aan de gronden in de Interm omgevingsverordening aangeduid als regionale en reservering waterbergingsgebieden.
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel, de Algemene gebruiksregels, de Algemene aanduidingsregels, de Algemene afwijkingsregels en de Overige regels.
Hoofdstuk 7 Handhaving
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
- Informatie gestuurd
De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.
- Gebiedsgericht
Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.
- Risico- en oplossingsgerichte benadering
De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.
Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.
- Consequent en doelmatig
Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
- Object en informatiegericht
- Bouwen en Wonen
- Openbare leefomgeving
- Bedrijven
- Gebiedsgericht
- Pilot Veiligheid en leefbaarheid
- Actiegebieden
- Themagericht
Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
Ook kan er sprake zijn van zogenaamde “kruimelgevallen”. Het komt er hierbij op neer dat de door de gemeente te maken kosten beperkt zijn en de kosten verhaald kunnen worden via de legesverordening. Voorwaarde hierbij is dat er geen sprake is van fasering, locatie-eisen of eisen aan woningbouwcategorieën.
Voor dit conserverende bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd door gemeentelijke gronduitgifte of bij een overeenkomst of omdat er enkel sprake is van “kruimelgevallen”.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op XXX. De kennisgeving is tevens bij de officiële publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Bij de voorbereiding is overleg geweest met:
1. Provincie Noord-Brabant
2. Waterschap de Dommel
3. Trefpunt Groen Eindhoven
4. Henri van Abbestichting
5. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven
6. Veiligheidsregio Zuidoost Brabant
7. Rijkswaterstaat
8. TenneT B.V.
9. Gasunie
10. Prorail B.V.
Wij hebben van alle vooroverlegpartners een reacties ontvangen. Hieronder is een samenvatting van de ontvangen vooroverlegreacties weergegeven met het gemeentelijk standpunt op die reacties.
1. Provincie Noord Brabant
Het voorontwerpbestemmingsplan is beoordeeld aan de hand van de Brabantse Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening Noord Brabant. Het plan is in overeenstemming met de provinciale belangen.
antwoord
Wij vinden het prettig te vernemen dat het voorontwerpbestemmingsplan voldoet aan de provinciale belangen. Ambtshalve hebben wij aan het einde van paragraaf 3.3.3 van de toelichting het volgende toegevoegd:
“Ontwerp omgevingsverordening Noord-Brabant
De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn.
- Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.
- Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
- De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
- De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
- Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.
Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. Deze ligt vanaf 9 april 2021 ter inzage voor de duur van zes weken.
In het ontwerp van de omgevingsverordening Noord-Brabant zijn geen wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied.”.
2. Waterschap de Dommel
Verzocht wordt de volgende wijzigingen door te voeren.
Verbeelding
1.De regionale en reservering waterbergingsgebieden overeenkomstig de data van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) over te nemen op de verbeelding en dit te borgen in de regels. Geconstateerd is dat de begrenzing van de gebieden niet helemaal correct overeen komt met de hoogtekaart. In bijlage 1 (zie hieronder) zijn de verschillen in beeld gebracht. Aangegeven wordt dat het waterschap bij de volgende herziening van de waterdata voor de Omgevingsverordening van Provincie Noord-Brabant de gecorrigeerde data inbrengt. Aan de gemeente wordt overgelaten of in de toelichting van het bestemmingsplan een passage wordt opgenomen dat er gecorrigeerde data beschikbaar zijn bij Waterschap De Dommel.
antwoord
Op verzoek van het waterschap hebben wij de regionale waterbergingsgebieden overeenkomstig de data van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) overgenomen op de verbeelding en geborgd in de regels via een dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterbergingsgebied (artikel 19). Hetzelfde geldt voor het gebied binnen 'reservering waterberging': dit is in dezelfde dubbelbestemming geborgd.
Ook is de toelichting hierop aangevuld (einde paragraaf 3.3.3 en paragraaf 6.4). De suggestie met betrekking tot de te corrigeren data is eveneens opgenomen in paragraaf 3.3.3.
2. De begrenzing 'Behoud en herstel watersysteem' overeenkomstig de IOV kaart 4 op te nemen op de verbeelding, waarbij wordt verwezen naar bijlage 2 (zie hieronder). Tevens dit te borgen in de regels. Opgemerkt wordt dat dit wel correct is opgenomen in de toelichting (paragraaf 3.3.3).
antwoord
Op verzoek van het waterschap hebben wij voor het betreffende gebied een algemene aanduidingsregel “Overige zone – behoud en herstel watersystemen” opgenomen in artikel 22.5 van de planregels.
Regels
3. De planregels op te nemen voor de 'Regionale en reservering waterbergingsgebieden'.
antwoord
Hier wordt verwezen naar het antwoord bij punt 1.
4. De planregels op te nemen voor 'Behoud en herstel watersysteem'.
antwoord
Hier wordt verwezen naar het antwoord bij punt 2.
5. Voor bepaalde gebieden uit de IOV, waar met aanduiding 'Attentie waterhuishouding' deze al zijn opgenomen en als 'Natuur' zijn bestemd, is verzocht om in artikel 9 'Natuur' de extra beperkingen voor 'Attentie waterhuishouding' over te nemen. Een andere optie, die is voorgesteld, is om een nieuw artikel met 'Attentie waterhuishouding' op te nemen. In dit artikel worden vervolgens de beperkingen voor de activiteiten beschreven die een negatief effect op de (grond)waterstand kunnen hebben. Het gaat om een drietal beperkingen, namelijk; - grondverzet bij een bepaalde omvang en diepte, - aanleg van drainage en - het verlagen van de grondwaterstand.
antwoord
Op verzoek van het waterschap hebben wij voor het betreffende gebied een algemene aanduidingsregel “Overige zone- attentiezone – waterhuishouding” opgenomen in artikel 22.4 van de planregels.
6. Het waterschapsbestuur om advies te vragen indien er zich activiteiten in een van onderstaande gebieden voordoen. Dit betreft de volgende gebieden: 'Regionale en reservering waterberging', 'Attentie waterhuishouding', 'Behoud en herstel watersysteem' en 'Natuur Netwerk Brabant' of 'Ecologische verbindingszone'.
antwoord
Voor de volgende bestemming en aanduidingen is opgenomen dat in het geval wordt afgeweken van de bouwregels en/of voorafgaand aan vergunningverlening (voor zover nodig) eerst advies wordt gevraagd aan het waterschap:
- Dubbelbestemming 'Waterstaat – waterbergingsgebied';
- Aanduiding 'Overige zone – attentiezone waterhuishouding';
- Aanduiding 'Overige zone - behoud en herstel watersystemen'.
Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische Verbindingszone' geldt dat deze bestemming niet voorziet in een mogelijkheid tot het afwijken van de bouwregels of de mogelijkheid tot vergunningverlening. Daarbij komt dat deze gebieden niet altijd betrekking hebben op water of watervoorzieningen. Daarom is hier geen (mogelijke) adviesvraag aan het waterschap opgenomen.
De dubbelbestemming 'Waarde – Natuur Netwerk Brabant' is niet opgenomen in de planregels.
Toelichting
7. Voor de a-watergang ER1 de inrichtingsvariant 'Natte Natuurzone' op te nemen. Dit is een variant die voort komt uit de Keur van Waterschap De Dommel. Deze variant regelt een profiel van vrije ruimte voor de 1e 10 m, gemeten vanaf de insteek, aan beide zijden, van de watergang voor Waterschap De Dommel. De gemeente wordt aangesproken voor de invulling van de zone tot 25 m uit de insteek in het landelijk gebied en de zone tot 50 m in het stedelijke gebied. Deze verdeling van de verantwoordelijkheden komt veelal overeen zoals ook beschreven voor Natuur Netwerk Brabant of Ecologische Verbindingszones. Natte Natuurzone heeft tot doel de waterkwaliteit ecologisch te verbeteren.
antwoord
Ter hoogte van de genoemde a-watergang is in het 'Besluit Partiële Herziening Legger Oppervlaktewaterlichamen 2018, Beschermingszones Op Maat' een 'Natte natuurzone' opgenomen. De bescherming daarvan is geborgd in de regels via de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische verbindingszone'. Op verzoek van het waterschap is dit opgenomen in paragraaf 5.2.3.2 van de toelichting.
8. Tabel 5.4.1 de checklist watersysteem aan te passen. Het plangebied ligt in:
a. een regionale en reservering waterberging maar er is ook sprake van
b. attentiegebied Ecologische Hoofdstructuur of zoals in de huidige regels beschreven als 'attentie waterhuishouding'.
antwoord
Op verzoek van het waterschap is de tabel in paragraaf 5.4.1. van de toelichting aangepast.
9. In hoofdstuk 5 de volgende aanduidingen vanuit de IOV nader uit te werken, te weten: - regionale en reservering waterberging, - behoud en herstel watersysteem en - attentie waterhuishouding.
antwoord
Op verzoek van het waterschap is paragraaf 5.2.3.2. van de toelichting aangepast.
3. Trefpunt Groen Eindhoven
Op de concept verbeelding zijn stukken met de bestemming 'Groen' verloren gegaan (zie onderstaande afbeelding). Hiermee wordt niet zomaar akkoord gegaan want dat lijkt niet de bedoeling. Het gaat om de volgende locaties:
1.Naast de Mispelhoefweg ligt een strook met voorheen een groenbestemming omgezet naar de bestemming 'Verkeer' en 'Bedrijventerrein';
Visualisering van opmerking 1
2. langs het spoor, vanaf de A. Fokkerweg richting het noordwesten is een strook met een groenbestemming verloren;
3. een stuk natuur (GHS) is verloren gegaan in het noordelijk deel van het GDC;
Visualisering van opmerkingen 2 en 3.
4. de noordelijke rand van de Kapelbeemd is niet opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Daarom kan niet worden vastgesteld of deze groenstrook behouden is gebleven voor natuur.
Visualisering van opmerking 4
Het zomaar laten verdwijnen van groengebieden is strijdig met het groenbeleidsplan van de gemeente Eindhoven. De wens bestaat om de groenbestemmingen weer terug op de verbeelding krijgen dan wel compensatie te laten plaatsvinden. Gevraagd wordt hoe compensatie kan plaatsvinden en hoe dat geïnitieerd moet worden.
antwoorden
Ad 1. De strook aan weerszijden van de Mispelhoefweg heeft nu een groenbestemming. Deze strook is in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd als 'Verkeer', omdat hier sprake is van snippergroen. Er is geen reden om kleinere stukken groen te bestemmen als 'Groen'. Dit is gebeurd conform de in overleg met de vakspecialist gemaakte werkafspraken.
Ad 2. De strook evenwijdig aan het spoor, vanaf de A. Fokkerweg richting het noordwesten, heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Deze strook is in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd als 'Verkeer-Railverkeer', omdat hier sprake is van snippergroen. Verder wordt verwezen naar het antwoord onder ad 1.
Ad 3. Het stukje natuur (GHS), dat in het huidige bestemmingsplan 'Goederendistributiecentrum Acht 2007' de bestemming 'Natuur (GHS)' heeft, heeft in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijventerrein – 2' gekregen. Dit doet recht aan het feit dat ter plaatse feitelijk geen sprake meer is van natuur. Ter plaatse ligt een parkeerterrein. Daarvoor wordt verwezen naar de bijgevoegde luchtfoto (rode ovaal).
Visualisering ad 3
Ad 4. De strook waaraan is gerefereerd heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming 'Groenvoorziening' en 'Verkeersdoeleinden'. De strook komt niet terug in het bestemmingsplan 'Kapelbeemd – GDC Zuid 2021'. Er is voor gekozen om deze strook toe te voegen aan het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' waarvan het voorontwerp reeds in 2019 ter inzage heeft gelegen. Daarnaast wordt bij het ontwerp van bestemmingsplan 'Kapelbeemd – GDC Zuid 2021' nog een stukje plangebied afgehaald en toegevoegd aan het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' (hieronder aangegeven in een blauwe ovaal: wit gebied met paarse arcering). Daarmee is sprake van een meer logische begrenzing, omdat op deze manier aansluiting wordt gezocht bij de begrenzing 'stedelijk' en 'niet stedelijk gebied', die gebaseerd is op de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
In de ontwerpfase van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' kan te zijner tijd een zienswijze naar voren worden gebracht als de gekozen bestemming van deze strook niet wordt onderschreven.
Visualisering ad 4
4. Henri van Abbestichting
Het in het kader van het afgesproken vooroverleg toegezonden voorontwerpbestemmingsplan geeft voor de stichting aanleiding tot de volgende opmerkingen. Het bakhuisje van de Mispelhoef is beschermd en blijft buiten de plannen, omdat het behoort tot het gemeentelijke monument. De overige bebouwing aan de Mispelhoefstraat (nummers 7, 19 en 116) betreft oudere panden van begin 1900 en dient beschermd te worden. Dit kan door deze panden in het nieuwe bestemmingsplan de aanduiding 'karakteristiek' te geven, waarmee een minimale (sloop)bescherming wordt vastgelegd.
Wat betreft archeologie wordt opgemerkt dat in het recente verleden meermaals is aangedrongen om actualisering van de cultuurhistorische waardenkaart van 2008 en actualisering van het beleidsplan archeologie 2008-2012. De stichting begrijpt dat de herziening van de archeologische waardenkaart zo goed als gereed is, maar nog wel formeel vastgesteld moet worden. Daarbij hebben wij begrepen dat de attentiekaart uit 2008 ten opzichte van de nieuwe geactualiseerde kaart erg veel hiaten vertoont. Het gehele gebied is in het verleden al diverse keren bekeken en er blijken veel sporen uit de geschiedenis (romeinse tijd en middeleeuwen) te zijn aangetroffen. Het is naar de mening van de stichting dan ook niet voldoende om tijdens werkzaamheden slechts te melden dat eventuele vondsten worden gedaan. Verzocht wordt daarom bij dit plan te anticiperen op het nieuwe nog vast te stellen beleid en archeologische waardenkaart.
antwoord
Naar aanleiding van de reactie van de Henri van Abbestichting hebben de vakspecialisten opnieuw naar paragraaf '3.6 Archeologische en cultuurhistorische waarden' van de toelichting, de regels en de verbeelding gekeken. Vervolgens zijn:
- paragraaf 3.6.1 van de toelichting aangepast en aangevuld;
- de regels aangevuld en aangepast (artikel 1 (begrippen) en artikel 17 (Waarde – Archeologie – 1' (dubbelbestemming));
- de verbeelding aangepast (gebied gemarkeerd met de dubbelbestemming Waarde – Archeologie – 1'.
- de verbeelding aangepast en voor de panden Mispelhoefstraat 19 en 25 is een aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. Dit is ook vertaald in de regels in die zin dat voor de betreffende panden een sloopvergunningstelsel is opgenomen. Voor nummer 7 bestaat onvoldoende aanleiding om dit pand te voorzien van een aanduiding. Nummer 116 is buiten beschouwing gelaten, omdat dit pand niet binnen het plangebied ligt.
5. Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven
De Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven heeft het voorontwerpbestemmingsplan bekeken en geeft aan geen vooroverlegreactie in te dienen, omdat er geen sprake is van wederopbouw.
Zij blijft het op prijs stellen dat ook deze plannen haar worden toegestuurd voor een zienswijze en om te bezien of wederopbouw aan de orde is.
antwoord
Wij vinden het prettigte vernemen dat de Stichting Bescherming Wederopbouwerfgoed Eindhoven zich kan vinden in het voorontwerpbestemmingsplan.
6. Veiligheidsregio
De Veiligheidsregio heeft het volgende advies gegeven.
1. Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
Geadviseerd wordt om verder in gesprek te gaan met de veiligheidsregio over dit onderwerp. In paragraaf 4.5.4 van de toelichting is namelijk geschreven dat de bluswatervoorziening onvoldoende is. Om als hulpdiensten effectief te kunnen optreden is het van belang dat dit verbeterd wordt. Verzocht wordt hierover contact op te nemen via planvormingbrandweer@vrbzo.nl.
2. Risicocommunicatie
Geadviseerd wordt om risicocommunicatie in te zetten. Deze manier van communicatie kan worden gebruikt om aanwezigen in het gebied te informeren over de risico's van gevaarlijke stoffen en hoe ze zich kunnen voorbereiden bij een incident met gevaarlijke stoffen. Voor aanvullende handvatten voor risicocommunicatie met betrekking tot gevaarlijke stoffen wordt verwezen naar de 'Handreiking risicocommunicatie gevaarlijke stoffen' te vinden op www.vrbzo.nl.
antwoord
De gegeven adviezen zijn doorgeleid naar de betreffende vakspecialisten. Op basis daarvan is paragraaf 4.5.4 van de toelichting aangepast.
7. Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat verwijst naar de toelichting van het plan waarin bij de beschrijving van Kapelbeemd het volgende staat aangegeven: “In de noordoosthoek van het plangebied, grenzend aan de Boschdijk, is nog een kavel waar zich nieuwe bedrijvigheid kan vestigen. Met name deze hoek heeft een bijzonder karakter en kan een prominente rol gaan vervullen voor Kapelbeemd. De locatie wordt alleen door de groenzone gescheiden van het achterliggende knooppunt Ekkerswijer en kan daarmee als een zichtlocatie aangemerkt worden vanaf de autosnelweg.”. In dit kader geeft Rijkswaterstaat aan dat geen zichtlocaties worden gegarandeerd.
Daarnaast wordt opgemerkt dat er op dit momenteel een planstudie loopt naar de aanpassing van de A2/A58 ter hoogte van het plangebied. Het is mogelijk dat een klein deel van de gronden in het plangebied tussen het bedrijventerrein en de rijksweg nodig is voor de uitvoering van de aanpassing. Er wordt in overweging gegeven om de toelichting op dit punt aan te vullen.
antwoord
De reactie die gaat over de zichtlocatie wordt voor kennisgeving aangenomen. De reactie met betrekking tot de gestarte planstudie heeft aanleiding gegeven om paragraaf 2.1 van de toelichting aan te vullen met een extra (laatste) alinea.
8. TenneT B.V.
Binnen de grenzen van dit plan bevindt zich de 150.000 Volt hoogspanningsverbinding Best – Eindhoven Noord met een bijbehorende belemmerde strook van 17,50 meter aan weerszijden van het hart (totaal 35 meter). Op de concept verbeelding is een strook van 40 meter weergegeven: verzocht wordt dit aan te passen naar 35 meter.
Onder artikel 15 zijn de regels opgenomen voor de dubbelbestemming “Leiding – Hoogspanningsverbinding”. Vanwege het grote nationale belang heeft het hoogspanningsnet ruimtelijke bescherming nodig. Een passende set met regels is hierbij noodzakelijk. Met name de verboden onder 15.4.1 dienen om die reden uitgebreid te worden.
Ter bescherming van de belangen van TenneT B.V. wordt verzocht de regels over te nemen zoals weergegeven in de bij de vooroverleg gevoegde bijlage.
antwoord
Op verzoek van Tennet B.V. zal de belemmerende strook teruggebracht worden naar in totaal 35 meter breedte.
De op dit moment in artikel 15 opgenomen regels voor de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' bieden naar onze mening voldoende ruimtelijke bescherming. Volgens het huidige artikel 15.1 is ter plaatste alleen een hoogspanningsleiding mogelijk met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarmee is de aanleg van wegen, parkeerplaatsen en zonneparken sowieso niet mogelijk. Ook het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen is niet aan de orde, omdat zich ter plaatse van de dubbelbestemming geen bestaande watergang bevindt. Het aanleggen van een nieuwe watergang behoort evenmin tot de mogelijkheden: het huidige plan is een actualisatie en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
9. Gasunie
Het voorontwerp geeft de Gasunie aanleiding tot het maken van de volgende opmerking. In artikel 14.4.2 onder d van de planregels (bestemming 'Leiding – Gas') wordt verwezen naar de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion). Wij verzoeken u dit te wijzigen in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Wibon).
antwoord
Naar aanleiding van deze reactie zal artikel 14.4.2 onder d van de planregels worden aangepast.
10. Prorail
In deze fase van de procedure heeft ProRail geen opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan “Kapelbeemd – GDC-Zuid 2021”.
antwoord
Wij vinden het prettigte vernemen dat Prorail zich kan vinden in het voorontwerpbestemmingsplan.
9.3 Inspraak
Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen van 1 april 2021 tot en met 12 mei 2021. In die periode is iedereen in de gelegenheid gesteld een reactie ten aanzien van het voorontwerp in te dienen. Naast de officiële publicatie in de Staatscourant heeft een publicatie gestaan in het huis aan huis blad Groot Eindhoven en op de gemeentelijke website op 31 maart 2021. Ook is de ter inzage legging gedurende twee weken dagelijks via Facebook onder de aandacht gebracht en is melding gedaan aan de woningcorporaties, die bezit hebben binnen het plangebied. Deze aanvullende manieren om de ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan onder de aandacht te brengen, zijn gekozen, omdat het in de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage lag niet mogelijk was om inloopavonden te organiseren vanwege Covid-19. Tevens is eenieder de mogelijkheid geboden om telefonisch of per email vragen te stellen over het voorontwerpbestemmingsplan.
Hieronder is een samenvatting van de ontvangen reactie weergegeven met het gemeentelijk standpunt op die reactie.
Inspraakreactie:
1. Bewoner Dinkelstraat
In de reactie wordt verwezen naar een eerdere brief d.d. 2 februari 2021 waar door de gemeente niet is gereageerd.
Verzocht wordt het volgende (met terugwerkende kracht) aan te passen.
Toelichting
Pagina 3. De tekst 'Binnen het deelgebied..(..) Maasstraat/Dinkelstraat' wijzigen in 'Binnen het deelgebied Kapelbeemd liggen enkele woningen. Deze zijn gelegen aan de Maasstraat 2 en 4 en Dinkelstraat 4 en toevoegen na 'Hier (..) bedrijvigheid', 'Uitzondering hierop is de woning aan de Dinkelstraat 4'.
Pagina 83. 'In het plangebied (..) Maasstraat 2 en 4' vervangen door 'In het plangebied zijn aan drie percelen een woonbestemming toegekend, aan de Maasstraat 2 en 4 en Dinkelstraat 4. Dit betreffen bestaande woningen. De huidige regels zijn, voor zover relevant, behouden gebleven.
Verbeelding
Perceel Dinkelstraat 4 wijzigen van bestemming 'Bedrijf' naar bestemming 'Wonen'.
In het verlengde hiervan is ook gevraagd om het WOZ register aan te passen en alle daarop betrekking hebbende systemen. Ook is gevraagd de woning Dinkelstraat 4 te laten vallen binnen het bestemmingsplan 'Kerkdorp Acht 2021', zodat dezelfde rechten worden verkregen als degene die een woning hebben in dat bestemmingsplan. Dat leidt tot een gelijkwaardige en daarmee rechtvaardige situatie: het is eenduidig, voorkomt misvattingen en biedt gelijkwaardigheid en beschermd.
Het verzoek is door de bewoner gemotiveerd, waarbij is gerefereerd aan de historie en in dat verband een vergelijking is gemaakt met de woningen Maasstraat 2, 4 en 20 en Alblasstraat 2. De woning Dinkelstraat 4 is in 1967 gebouwd en altijd zijn ouderlijke woning geweest. In 2005 heeft hij de woning gekocht. Met de uitbreiding van industrieterrein Kapelbeemd in 1996 (bestemmingsplan 'I Acht Noord C' zijn deze vijf woningen onderdeel geworden van het bestemmingsplan 'Kapelbeemd' en dus niet meer bestemmingsplan 'Kerkdorp Acht'. Deze vijf woningen hadden in alle bestemmingsplannen altijd dezelfde rechten en uitzonderingspositie, zijnde de bestemming 'Wonen'. De woning aan Dinkelstraat 4 heeft echter ten onrechte de bestemming 'Bedrijf' gekregen. De bewoner geeft aan dat dit de rechtszekerheid heeft aangetast en hij hierdoor in de problemen komt.
antwoord
Op grond van het bestemmingsplan 'I Acht Noord C' blijkt dat deze locatie inderdaad een bestemming 'Wonen' heeft. Feitelijk betreft het hier ook een woning. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kapelbeemd Acht 2007' is de locatie bestemd als 'Bedrijfsdoeleinden II', zonder dat duidelijk is geworden waarom. Het betreft geen woning in of bij een bedrijf. Het lijkt hier daarom om een vergissing te gaan. Dit wordt bevestigd door de tekst in de toelichting, behorend bij het bestemmingsplan 'I Acht Noord C' waarin staat:
De locatie Dinkelstraat 4 (rood omcirkeld) zal daarom op de verbeelding van het onderhavige ontwerpbestemmingsplan (weer) de bestemming 'Wonen krijgen' met de daarbij behorende planregels. Ook de toelichting zal daarom, conform de reactie van de bewoner, worden aangepast. Een aanpassing met terugwerkende kracht is niet mogelijk.
De locatie Dinkelstraat 4 zal niet worden toegevoegd aan het voorontwerp bestemmingsplan 'Kerkdorp Acht 2021', omdat de meerwaarde daarvan niet wordt ingezien. De wijziging in dit verband van het WOZ register en alle daarop betrekking hebbende systemen valt buiten de omvang van deze procedure. Gevraagd wordt daarom hiervoor zelf en daarmee los van deze reactie een zelfstandig verzoek in te dienen via Waardering Onroerende Zaken (WOZ) | Gemeente Eindhoven.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan is voor 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in het Gemeenteblad en het weekblad Groot Eindhoven gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om een fysieke versie in te zien en de digitale versie via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Er zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerp van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Rapport Raap 3398 'Het Landschap Onder De Stad'
bijlage 1 Rapport RAAP 3398 'Het landschap onder de stad'
Bijlage 2 Het Landschap Onder De Stad Kb 1
bijlage 2 Het landschap onder de stad KB 1
Bijlage 3 Het Landschap Onder De Stad Kb 2
bijlage 3 Het landschap onder de stad KB 2
Bijlage 4 Het Landschap Onder De Stad Kb 3
bijlage 4 Het landschap onder de stad KB 3
Bijlage 5 Rapport Externe Veiligheid Gdc Zuid / Kapelbeemd
bijlage 5 Rapport Externe Veiligheid gdc zuid / kapelbeemd
Bijlage 6 Rekentool Waterberging
bijlage 6 Rekentool waterberging
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021 met identificatienummer NL.IMRO.0772.80356-0302 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden-beroep
een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.8 aardkundige waarden
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.9 abiotische waarde
geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (=niet levende natuur), in de vorm van specifieke aardkundige verschijnselen zoals steilranden en bodemovergangen.
1.10 Actualisatie nota parkeernormen 2019
parkeernormen gepubliceerd op 3 oktober 2019 (gemeenteblad van Eindhoven 2019, nr. 240213) en in werking getreden op 4 oktober 2019.
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voorbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.
glastuinbouwbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend is gericht op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.
grondgebonden agrarisch bedrijf;
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
intensieve veehouderij:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden vee, anders dan melkvee, weidevee of paarden, en/of het houden van pluimvee en/of pelsdieren de hoofdzaak is en waarbij dientengevolge sprake is van specifieke belasting van de leefomgeving en het natuurlijk milieu door stank/geur, mest en ammoniak.
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
paardenhouderij;
een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het africhten van paarden dan wel het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpension).
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling dat voldoet aan de meest actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bed & breakfast
een accommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Het is gevestigd in een huis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal 2 verhuurde kamers.
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.17 bedrijfsvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein wenselijk is.
1.19 beeldbepalende boom
Bomen met een hoge esthetische en belevingswaarde voor de directe omgeving of voor de wijk. De bomen zijn door hun leeftijd, omvang of verschijningsvorm onvervangbaar voor het karakter van de omgeving en vormen bovendien een buitengewoon structurerend element voor de openbare ruimte. Het criterium beeldbepalend zegt tevens iets over de zichtbaarheid.
Een beeldbepalende boom dient voor >50% van de omvang zichtbaar te zijn vanaf openbaar terrein.
1.20 belemmeringenstrook
een strook grond ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht en/of werken en werkzaamheden (niet zijnde bouwen) mogen worden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de ongestoorde ligging van de buisleiding.
1.21 beperkt kwetsbaar object
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een bevi- inrichting;
- sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
- objecten die met het onder a. tot en met e. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.22 Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen)
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.23 bestaand
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.24 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.27 boerderij
Een boerderij is een gebouw waarin de woonfunctie van een boerenbedrijf is gevestigd, in combinatie met interne bedrijfsruimte.
1.28 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.29 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.31 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.33 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.35 buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerd verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties.
1.36 café
horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.37 cafetaria/snackbar/afhaalservice
een bedrijf gericht op het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.38 coffeeshop
een bedrijf gericht op het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
1.39 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied.
1.40 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen en dergelijke waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.41 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.42 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.
1.43 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.44 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.45 discotheek of dancing
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
1.46 eengezinswoningen
als type eengezinswoning wordt beschouwd: elke woning welke tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneengebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.
1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.48 evenementen
een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
1.49 extensief recreatief medegebruik
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.50 garagebox
gebouwen voor de stalling van auto´s en andere voertuigen.
1.51 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.52 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.53 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.54 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.55 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.56 gemeentelijke normen windhinder
normen windhinder, gepubliceerd op 4 juni 2020 (gemeenteblad van Eindhoven 2020, nr. 141113) en in werking getreden op 5 juni 2020.
1.57 geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object
nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan toegestaan is.
1.58 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
1.59 GR (groepsrisico)
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
1.60 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.61 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.62 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.63 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.64 hotel
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.65 huishouden
een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.66 internetwinkel
Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
- de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
1.67 invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
1.68 kamerverhuur
woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen.
1.69 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor het bestuurlijk/ambtelijk of bedrijfsmatig uitoefenen van juridische, financiële, administratieve en naar de aard daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, zoals sociaal wetenschappelijke onderzoek of een architectenbureau.
1.70 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.71 kleinschalig kamperen
Kleinschalig kamperen is een kampeerfunctie, uitsluitend als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf.
1.72 koffie-/theehuis
een bedrijf gericht op het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.
1.73 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.74 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.75 kwetsbaar object
- woningen, niet zijnde:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- bedrijfswoningen;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
- (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- sociale werkplaatsen, of;
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting of;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een Bevi-inrichting.
1.76 landschappelijke waarden
het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beïnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.
1.77 lijst van bedrijfsactiviteiten
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.78 lijst van horeca-activiteiten
lijst met een onderverdeling van horeca-activiteiten naar de mate van mogelijke overlast voor de omgeving zoals opgenomen in lijst van horeca-activiteiten behorende bij deze regels.
1.79 lunchroom
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.
1.80 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.81 manege
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
1.82 mantelzorg
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.83 meergezinswoningen
als meergezinswoning wordt beschouwd: elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voorzover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.
1.84 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.85 nevenactiviteiten
het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
1.86 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.87 onzelfstandige woonruimte
woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
1.88 parkeerbalans
met een parkeerbalans wordt de (on)balans berekend tussen parkeervraag en parkeeraanbod binnen een bepaald gebied. Vaak valt de parkeervraag van functies niet samen in de tijd. Gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen is dan mogelijk (dubbelgebruik).
1.89 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.90 pension
een bedrijf hoofdzakelijk gericht op het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
1.91 PR (plaatsgebonden risico)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.92 plasbrandaandachtsgebied
het gebied tot 30 meter van de weg of spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
1.93 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.94 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
1.95 PR10-6/jaar contour
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
1.96 recreatiewoning
een gebouw of woning (geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde) bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.97 Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen)
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.98 regeling provinciale risicokaart
Regeling van de minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties van 20 april 2007, Stctr. 2007, nr 75.
1.99 registratiebesluit externe veiligheid
Besluit van 28 november 2006 (stb 2006, 656), houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid).
1.100 restaurant
een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.101 rijstrook
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.102 risicovolle inrichting
- inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) (Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen) van de regels);
- inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (regeling provinciale risicokaart van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
- inrichtingen met toxische gassen;
- inrichtingen waar een brandbaar tot vloeistof verdicht gas met een inhoud van meer dan 1m3 wordt gebezigd of opgeslagen.
1.103 showroom
een uitstallingsruimte van groothandels - of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in eigen bedrijf of instelling.
1.104 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.105 SPIL centrum
‘SPIL ( Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.
1.106 stacaravan
een permanent kampeermiddel in de vorm van een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.
1.107 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
- laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
- laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
- hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
- hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
- overig: vraatnetten, boomteelthekken.
1.108 tuincentrum
een kwekerij en/of een verkoopplaats waar artikelen voor verwerking/gebruik in tuin en huis, daaronder ook begrepen dierbenodigdheden voor huisdieren, direct aan particulieren ter verkoop worden aangeboden, van welke verkoopplaats een koffiehoek deel kan uitmaken ter ondersteuning van de tuincentrumfunctie.
1.109 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.110 verdieping
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.111 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.112 voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.113 voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.114 voorkeursgrenswaarde
de toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.115 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.116 waterberging
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.
1.117 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.118 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.119 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979 (Stb. 442) houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.120 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.121 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.122 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.123 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.124 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, niet zijnde een woning, dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.125 woonwagenwoning
een op traditionele wijze gebouwd voor bewoning bestemd hoofdgebouw dat is geplaatst op een standplaats.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat de goothoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf aansluitend terrein.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een woonwagen/woonwagenwoning wordt gemeten vanaf het aansluitend terrein.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- nutsvoorzieningen;
- open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- 'waterhuishoudkundige voorzieningen' (o.a. waterlopen, waterpartijen en waterberging);
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG met bijbehorend detailhandels- verkooppunt tot een maximum van 100 m2 en overige bijbehorende voorzieningen;
- horeca in categorie 1 zoals opgenomen in Bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- open terreinen, waaronder begrepen parkeergelegenheid;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bouwwerken:
- voor opslag van organisch afval, met uitzondering van A-, B- en C-hout;
- van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
- van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
- van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 4.1 sub a;
- van gronden als waterpartijen in de vorm van waterlopen, vijvers en open bassins;
- van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van kwetsbare objecten.
Artikel 5 Bedrijventerrein - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijventerrein - 1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend voor:
Bedrijven uit de in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten vermelde categorieën ter plaatse van de aanduiding: 2
3.1
3.2'bedrijf tot en met categorie 3.2' 3.1
3.2
4.1
4.2'bedrijf tot en met categorie 4.2' Bestaande bedrijven in de categorie: • 1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1'
• 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2'
• 4.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1' - aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte onder de volgende voorwaarden:
- minimaal 70% van de brutovloeroppervlakte moet gebruikt worden voor bedrijfsruimte en niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- voor reeds bestaande gebouwen waarvan de verhouding kantoorruimte en bedrijfsruimte afwijkt van het bepaalde onder 1 mag de bestaande verhouding worden gehandhaafd.
- productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven vermeld onder a en b, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
- bestaande bedrijfswoningen;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per bouwperceel 1 bedrijfswoning van 275 tot 600 m3 toegestaan, mits opgenomen in de bouwmassa;
- detailhandel in volumineuze goederen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
met inachtneming van het volgende:
- geluidzoneringsplichtinge inrichtingen zijn niet toegestaan;
- risicovolle inrichtingen, uitsluitend voor zover bestaand;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Bedrijventerrein - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bedrijventerrein - 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven en activiteiten, waar dit specifiek is aangeduid uitsluitend bestemd voor:
Bedrijven uit de in Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten vermelde categorieën | ter plaatse van de aanduiding |
3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, met een kavelgrootte van minimaal 1.000 m² en waarvan de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel bestaat uit overslag, groupage, distributie en assemblage van goederen, niet zijnde afvalstoffen; risicovolle inrichtingen worden hieronder niet begrepen. | 'Specifieke vorm van bedrijventerrein – 2 – bedrijf categorie 3.1 tot en met 4.2' |
Industriële bedrijven en handelsbedrijven in de categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 en | 'specifieke vorm van bedrijventerrein – 2 – industriële bedrijven' |
2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, met een kavelgrootte van minimaal 1.000 m² en waarvan de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel bestaat uit overslag, groupage, distributie en assemblage van goederen niet zijnde afvalstoffen, met inbegrip van risicovolle inrichtingen en groothandelsbedrijven en met uitzondering van kwetsbare objecten. | 'Specifieke vorm van bedrijventerrein – 2 – bedrijf categorie 2 tot en met 4.2' |
2, 3.1, 3.2 en 4.1, met een kavelgrootte van minimaal 1.000 m² en waarvan de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel bestaat uit overslag, groupage, distributie en assemblage van goederen niet zijnde afvalstoffen, met inbegrip van risicovolle inrichtingen en groothandelsbedrijven en met uitzondering van kwetsbare objecten. | 'specifieke vorm van bedrijventerrein – 2 – bedrijf categorie 2 tot en met 4.1' |
Bestaande bedrijven in de categorie: | • 1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' • 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2' |
- in aanvulling op het bepaalde onder a, tevens voor bedrijven en activiteiten die hierna zijn aangegeven:
Bedrijven en activiteiten | ter plaatse van de aanduiding: |
bedrijfsspoorlijn | 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 1' |
wasserij | 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 2' |
bedrijfsverzamelgebouw waar tevens bedrijven in categorie 1 zijn toegestaan en dienstverlening | 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 3' |
bedrijf in de vervaardiging van industriële gassen | 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 4' |
drukkerij | 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 5' |
handel in vrachtauto's | 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 6' |
kantoor | 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 2 - 7' |
- aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte en/of logistieke dienstverlening onder de volgende voorwaarden:
- minimaal 70% van de brutovloeroppervlakte moet gebruikt worden voor bedrijfsruimte en niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen voor ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte;
- voor reeds bestaande gebouwen waarvan de verhouding kantoorruimte en bedrijfsruimte afwijkt van het bepaalde onder 1 mag de bestaande verhouding worden gehandhaafd.
- bestaande zelfstandige kantoren;
- productiegebonden detailhandel deel uitmakende van bedrijven vermeld onder a en b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''industriële bedrijven';
- bestaande bedrijfswoningen;
met inachtneming van het volgende:
- geluidzoneringsplichtinge inrichtingen zijn niet toegestaan;
met de daarbij behorende:
- erven en terreinen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Bos´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van aardkundige waarden;
- duurzame instandhouding van het bos met daarop afgestemde bosbouw;
- groenvoorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- kamperen in scoutingverband;
met daarbij behorende- paden en wegen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- paden;
- speelvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
- kunstobjecten;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1', een bakhuisje met put;
met daarbij behorende:
- verhardingen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Natuur
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden;
- het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
- het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- camperen in scoutingverband;
met daarbij behorende:
- extensief recreatief medegebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en straten;
- voet- en fietspaden;
- groenvoorzieningen;
- (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- geluidwerende voorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Railverkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- railverkeersvoorzieningen;
- wegen ter plaatse van spoorwegovergangen;
- groenvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Water´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- alle oppervlaktewateren, zoals kanalen, rivieren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
- waterberging;
- waterhuishouding;
- waterlopen;
met de daarbij behorende:
- andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van woonschepen;
- het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliën en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft
de maximum goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien dat wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van het bijbehorende bouwwerk bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
13.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Leiding - Gas´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- een (ondergrondse) gastransportleiding;
- met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1, en toestaan bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Hoogspanningsverbinding
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Leiding - Hoogspanningsverbinding´ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- hoogspanningsleiding;
met daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van regels in dit bestemmingsplan, gaan de regels van dit artikel voor op de regels die op grond van de andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
15.2 Bouwregels
Op of in deze dubbelbestemming begrepen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de leidingen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, afwijken van het bepaalde in lid 15.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende basisbestemmingen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende bestemming van toepassing.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en het bevorderen van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het aangewezen gebied en/of de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle en kenmerkende (landschaps)elementen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- het bouwen van bouwwerken is mogelijk krachtens de onderliggende andere bestemming(en), met dien verstande dat:
- advies is ingewonnen bij de gemeentelijk cultuurhistorisch adviseur en/of commissie ruimtelijke kwaliteit waaruit blijkt dat met het bouwen van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waardenen kenmerkende elementen;
- als blijkt dat het bouwen van het bouwwerk leidt tot onevenredige verstoring van die cultuurhistorische waarden en kenmerken, aan de omgevingsvergunning de verplichting kan worden verbonden tot het treffen van maatregelen waardoor cultuurhistorische waardevolle en kenmerkende elementen kunnen worden behouden.
16.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het belang van het behoud van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerkende elementen, nadere eisen stellen aan het materiaalgebruik voor bouwwerken, alsmede aan de situering ervan.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' (hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 17.2.1 voor het bouwen van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:
- dit in overeenstemming is met de andere te plaatse geldende bestemming(en) en;
- met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat met oprichting van het bouwwerk geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de archeologische waarden. Als het oprichten van het bouwwerk waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot onevenredige verstoring van archeologische waarden, dan worden aan de ontheffing de volgende regels verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of;
- de verplichting tot het doen van opgravingen.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Ecologische Verbindingszone
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
met daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- waterhuishoudkundige voorzieningen.
- In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
18.2 Bouwregels
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waterstaat - Waterbergingsgebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het regionaal waterbergingsgebied en reservering waterbergingsgebied, met de daarbij behorende bouwwerken.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het waterbergend vermogen van de gronden niet onevenredig wordt aangetast. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen op een daartoe strekkende omgevingsvergunning winnen zij advies in van het waterschap.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 Luchtvaartverkeerszone
Binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone' zijn geen nieuwe geluidgevoellige functies toegestaan.
22.2 Geluidzone - railverkeer
Binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - railverkeer' zijn geen nieuwe geluidgevoellige functies toegestaan.
22.3 Geluidzone - industrie
Binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn geen nieuwe geluidgevoellige functies toegestaan.
22.4 Overige zone - attentiezone waterhuishouding
22.5 Overige zone - behoud en herstel watersystemen
22.6 Veiligheidzone - bevi
22.7 Veiligheidszone - invloedsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - invloedsgebied' zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan die zijn bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van groepen verminderd zelfredzame personen. Daartoe behoren in ieder geval (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, basisscholen, sociale werkplaatsen, of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van minderjarigen. Het wijzigen van bestaande gebouwen voor het gebruik voor verminderd zelfredzame personen is eveneens niet toegestaan.
22.8 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' zijn geen nieuwe functies (zoals woningen, scholen, kinderopvangplaatsen en ziekenhuizen) toegestaan waar kinderen langdurig kunnen verblijven.
22.9 Veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied
Binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - plasbrand aandachtsgebied' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Daarnaast is wijziging van gebruik van beperkt kwetsbaar naar kwetsbaar niet toegestaan.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
- de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.
Artikel 24 Overige Regels
24.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels Actualisatie nota parkeernormen 2019 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
- Als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
24.2 Afwijken van parkeereis
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 indien:
- uit een parkeerbalans blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
- het voldoen aan de in lid 24.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 24.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
24.4 Voorwaardelijke verplichting waterbergingen
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid;
- De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van de beleidsregel "Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen" behorende bij de bijlage uit het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022, gepubliceerd op 3 december 2019 (Gemeenteblad 2019, 292183);
- Als de onder sub b bedoelde (beleids)regelingen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.2 Afwijken
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 25.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.
25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
25.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
25.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
25.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Kapelbeemd - GDC-Zuid 2021
SBI- code | Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Categorie | ||||
geur | stof | geluid | gevaar | grootste afstand | ||||
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||
101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 |
101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 |
101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 |
101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 | 50 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 |
101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 30 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | ||||||
102 | 2 | - conserveren | 200 | 0 | 100 C | 30 | 200 | 4.1 |
102 | 3 | - roken | 300 | 0 | 50 C | 0 | 300 | 4.2 |
102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 | 300 | 10 | 50 C | 30 | 300 D | 4.2 |
102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 | 100 | 10 | 50 | 30 | 100 | 3.2 |
102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 |
1031 | - | Aardappelproductenfabrieken: | ||||||
1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 C | 50 R | 300 | 4.2 |
1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 |
1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrireken: | ||||||
1032, 1039 | 1 | - jam | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 |
1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 |
1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 |
1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 |
1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 C | 10 | 300 | 4.2 |
104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | ||||||
104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 C | 30 R | 200 | 4.1 |
104101 | 2 | - p.c. > 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 |
104101 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke olieën en vetten: | ||||||
104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 C | 100 R | 200 | 4.1 |
104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 |
1042 | 0 | Margarinefabrieken: | ||||||
1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 |
1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 |
1051 | 0 | Zuivelproductenfabrieken: | ||||||
1051 | 3 | - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 |
1051 | 4 | - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 |
1051 | 5 | - overige zuivelproductenfabrieken | 50 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 |
1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 |
1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
1061 | 0 | Meelfabrieken: | ||||||
1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 |
1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 |
1061 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 C | 50 | 200 D | 4.1 | |
1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | ||||||
1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 |
1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300C Z | 50 R | 300 | 4.2 |
1091 | - | Veevoerfabrieken: | ||||||
1091 | 1 | - destructiebedrijven | 700 | 30 | 200 C | 50 | 700 D | 5.2 |
1091 | 2 | - beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek | 700 | 100 | 100 C | 30 R | 700 D | 5.2 |
1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 |
1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200C | 30 | 200 | 4.1 |
1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 |
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 C | 30 | 200 | 4.1 | |
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||||||
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 |
1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 |
1072 | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||
10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 |
10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
10821 | 4 | - suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 R | 300 | 4.2 |
10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 R | 100 | 3.2 |
10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | |
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||||||
1083 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 |
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | |
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 200 D | 4.1 | |
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 R | 200 | 4.1 | |
1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||||||
1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 100 | 3.2 |
1089 | 2 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 R | 300 | 4.2 |
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 200 | 4.1 | |
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||||||
110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 |
110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 |
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
1105 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1106 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
12 | - | VERWERKING VAN TABAK | ||||||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 C | 30 | 200 | 4.1 | |
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
132 | 0 | Weven van textiel: | ||||||
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 |
132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
1393 | Tapijt-, kokos- en vloetmattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | |
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | |
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||||||
151, 152 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 300 | 4.2 | |
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50D | 3.1 | |
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||||||
16102 | 1 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 |
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | ||||||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | |
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | ||||||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 C | 30 C | 50 | 3.1 |
1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 CZ | 50 R | 200 | 4.1 |
1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | |
17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | ||||||
17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 |
17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 CZ | 30 R | 200 | 4.1 |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1814 | A | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | |
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | |
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
19 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | ||||||
19202 | A | Smeerolieën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 |
19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 |
19202 | C | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 R | 300D | 4.2 |
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | ||||||
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 C | 200 R | 200D | 4.1 | |
2012 | 0 | Anorg, chemische grondtsoffenfabrieken: | ||||||
2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 C | 300 R | 300D | 4.2 |
20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||
20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 |
20141 | B0 | Methanolfabrieken: | ||||||
20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 C | 100 R | 200 | 4.1 |
20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 |
20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||||||
20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 |
203 | Verf-, lak- en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||||||
2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 C | 300 R | 300 | 4.2 |
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||||||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | |
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
2052 | - | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||||||
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 |
205903 | B | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 C | 200 R | 200 D | 4.1 |
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 C | 200 R | 300 | 4.2 | |
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||||||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 C | 100 R | 300 | 4.2 | |
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||||||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 |
221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 50 | 100 | 50 R | 200 | 4.1 |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||||||
222 | 1 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 |
222 | 2 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 R | 300 | 4.2 |
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | ||||||
231 | 0 | Glasfabrieken: | ||||||
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
231 | 2 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 |
231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||||||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
233 | B | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 R | 200 | 4.1 |
235201 | 0 | Kalkfabrieken: | ||||||
235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 |
235201 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 Z | 50 R | 500 | 5.1 |
235202 | 0 | Gipsfabrieken; | ||||||
235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 |
23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | ||||||
23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers | 10 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 300 | 4.2 |
23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||||||
23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | ||||||
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 R | 100 | 3.2 |
2363, 2364 | 2 | - p.c >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips): | ||||||
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 |
2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 Z | 200 R | 300 | 4.2 |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 D | 3.2 |
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||||||
2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 |
2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||||||
2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 CZ | 30 | 300 | 4.2 |
2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 C | 50 | 200 | 4.1 |
2399 | C | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 |
2399 | D0 | Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 |
24 | - | VERVAARDIGING VAN METALEN | ||||||
243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||||||
243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 300 | 30 | 300 | 4.2 |
244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||||||
244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 |
2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen: | ||||||
2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 |
2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen: | ||||||
2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 |
25, 31 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN) | ||||||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | ||||||
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 |
2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||||||
2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 |
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||||||
2561, 3311 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | 10 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 D | 3.2 |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 |
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||||||
259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
269, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
27, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||||||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | ||||||
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 |
27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 M2 | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 |
28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 | 300 D | 4.2 |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
26, 27, 33 | - | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | ||||||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | |
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | |
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 R | 200 D | 4.1 | |
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
274 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 R | 300 | 4.2 | |
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
2790 | Koelelectrodenfabrieken | 1500 | 300 | 1000CZ | 200 R | 1500 | 6 | |
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | ||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | |
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
29 | - | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | ||||||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | ||||||
291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 D | 4.1 |
291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 | 200 | 30 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||||||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||||||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 |
301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
302, 317 | - | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||||||
302, 317 | 1 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 R | 300 | 4.2 |
303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||||||
303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||
310 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 |
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 0 | 10 | 10 | 0 | 10 | 1 |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | |
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | |
38 | - | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | ||||||
383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||||||
383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 |
383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 |
383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 C | 50 | 300 | 4.2 |
35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||
35 | B0 | bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: | ||||||
35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 |
35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 |
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||
35 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 |
35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100C | 50 | 100 | 3.2 |
35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 CZ | 50 | 300 | 4.2 |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||
35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 C | 100 | 300 | 4.2 |
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 |
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 |
35 | D5 | - gasontvang- en verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50C | 50 R | 50 | 3.1 |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||
35 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 C | 50 | 100 | 3.2 |
35 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 |
36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||||||
36 | A0 | Waterwinning-/bereiding bedrijven: | ||||||
36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 |
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||
36 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 |
36 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 |
36 | B3 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 C | 10 | 300 | 4.2 |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | ||||||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 |
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 |
45204 | B | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 R | 50 | 3.1 |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
473 | 0 | Benzineservicestations: | ||||||
473 | 1 | - met LPG > 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 200 R | 200 | 4.1 |
473 | 2 | - met LPG < 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 |
473 | 3 | - zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
4621 | 0 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 |
4621 | 1 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 |
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4623 | Groothandel in levende dieren | 50 | 10 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | |
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | |
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | |
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieën | 10 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | |
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | ||||||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | 30 | 2 |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 V | 50 | 3.1 |
46499 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 |
46711 | 0 | Groothandel in vaste brandstoffen: | ||||||
46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 |
46711 | 2 | - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 500 Z | 100 | 500 | 5.1 |
46712 | 0 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||||||
46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 50 | 0 | 50 | 200 R | 200 D | 4.1 |
46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 R | 300 D | 4.2 |
46713 | Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | |
46721 | 0 | Groothandel in metaalertsen: | ||||||
46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 30 | 300 | 300 | 10 | 300 | 4.2 |
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | ||||||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 |
46735 | 4 | zand en grind: | ||||||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 |
4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
46751 | Groothandel in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 R | 100 D | 3.2 | |
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 R | 30 | 2 | |
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 |
4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 D | 3.2 |
4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
466 | 0 | Groothandel in machines en apparaten: | ||||||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 |
466 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
49 | - | VERVOER OVER LAND | ||||||
491, 492 | 0 | Spoorwegen: | ||||||
491, 492 | 1 | - stations | 0 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 |
491, 492 | 2 | - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) | 30 | 30 | 300 C | 300 R | 300 D | 4.2 |
493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 0 | 10 | 100 C | 0 | 100 D | 3.2 | |
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | |
494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 |
494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | |
50, 51 | - | VERVOER OVER WATER/DOOR DE LUCHT | ||||||
50, 51 | A | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||||||
52241 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | ||||||
52241 | 2 | - stukgoederen | 0 | 30 | 300 C | 100 R | 300 D | 4.2 |
52241 | 7 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 C | 200 R | 300 | 4.2 |
52242 | 0 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||||||
52242 | 1 | - containers | 0 | 10 | 300 | 50 R | 300 | 4.2 |
52242 | 2 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 |
52242 | 3 | - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. < 2.000 M2 | 30 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 |
52242 | 5 | - granen of meelsoorten, v.c. < 500 t/u | 50 | 300 | 200 | 50 R | 300 | 4.2 |
52242 | 7 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 | 50 | 300 | 300 | 50 | 300 | 4.2 |
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 C | 50 R | 50 D | 3.1 |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 |
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 |
5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
791 | Reisorganisaties | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 D | 1 | |
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 C | 0 | 10 | 1 |
61 | B0 | Zendinstallaties: | ||||||
61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 C | 100 | 100 | 3.2 |
61 | B2 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 C | 10 | 10 | 1 |
41, 68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||||||
41, 68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | |
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 |
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 D | 3.1 | |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 50 | 30 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | |
84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||||||
8422 | Defensie-inrichtingen | 30 | 30 | 200 C | 100 | 200 D | 4.1 | |
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||
3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||||||
3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 C | 10 | 200 | 4.1 |
3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 CZ | 10 | 300 | 4.2 |
3700 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 C | 0 | 30 | 2 |
381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 |
381 | C | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 |
382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||||||
382 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 |
382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 |
382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 R | 100 D | 3.2 |
382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 CZ | 50 | 300 D | 4.2 |
382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 |
382 | B | Vuilstortplaatsen | 300 | 200 | 300 | 10 | 300 | 4.2 |
382 | C0 | Composteerbedrijven: | ||||||
382 | C1 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 100 | 50 | 10 | 300 | 4.2 |
382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 |
382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 200 | 4.1 |
382 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 |
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 |
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 |
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bij Wonen
bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij wonen
Bijlage 3 Lijst Van Horeca-activiteiten
bijlage 3 Lijst van horeca-activiteiten
Bijlage 4 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 2
bijlage 4 Besluit externe veiligheid inrichtingen, artikel 2
Bijlage 5 Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen, Artikel 1b
bijlage 5 Regeling externe veiligheid inrichtingen, artikel 1b