I Woensel buiten de Ring I 2017 (Onze Lieve Vrouwestraat)
Bestemmingsplan - gemeente Eindhoven
Vastgesteld op 25-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is voornemens een zorgcomplex te bouwen aan de Onze Lieve Vrouwestraat in Eindhoven, bestaande uit de bouw van 10 groepswoningen, 6 studio's, woon- en behandelvoorzieningen, kantoren, ondersteunende ruimtes en terreininrichting. Het betreft een woon- en behandellocatie voor jeugdigen, waarbij behandeling en/of training wordt aangeboden tijdens verblijf. In de huidige situatie is de geplande locatie voor het grootste gedeelte braakliggend. Een klein gedeelte is in gebruik als parkeerterrein.
Het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Woensel buiten de Ring 2017 I' biedt geen ruimte voor de realisatie van voornoemd planvoornemen binnen het plangebied. Om het plan te realiseren, dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld voor de locatie. Het nieuwe bestemmingsplan is genaamd 'I Woensel buiten de Ring I 2017 (Onze Lieve Vrouwestraat)'.
Het bestemmingsplan "I Woensel buiten de Ring I 2017 (Onze Lieve Vrouwestraat)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
Topografische kaart (plangebied in rode cirkel)
1.2 Het Plangebied
Het plangebied ligt aan de Onze Lieve Vrouwestraat, Oude Torenstraat en Eckartseweg Zuid. De locatie is gelegen in stadsdeel Woensel-Zuid, in de wijk Begijnenbroek en in de buurt Oude Toren. Deze buurt is gelegen direct ten noorden van de ring en ten westen van het Maxima Medisch Centrum Eindhoven. De Algemene begraafplaats en kerk de Oude Toren is gelegen ten noorden van het plangebied.
Luchtfoto plangebied
De zuidelijke plangrens is gelegen aan de ring (Oude Lieve Vrouwestraat). Ten oosten van de locatie is naast parkeerruimte een hoogbouw appartementencomplex gesitueerd. Ten noordoosten van het plangebied zijn enkele moestuinen gesitueerd die vervolgens grenzen aan een tweetal rijen grondgebonden woningen. Ten noordwesten van de locatie is recentelijk een ander zorgcomplex gerealiseerd. Het westelijk gesitueerde gebouw betreft een gebouw met studentenhuisvesting.
1.3 Voorgaande Plannen
Het plangebied is gelegen binnen het geldende bestemmingsplan "Woensel buiten de Ring I 2017" en heeft de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Een gedeelte van het plangebied is bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Er is geen bouwvlak aanwezig binnen het plangebied, waardoor het oprichten van gebouwen niet is toegestaan. De bouw van het zorgcomplex is daarom niet toegestaan binnen het geldende bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan biedt geen binnenplanse afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden om de ontwikkeling mogelijk te maken, zodat een nieuw juridisch-planologisch kader benodigd is. Een nieuw bestemmingsplan voorziet daarin.
Uitsnede bestemmingsplan "Gestel buiten de ring 2005" (plangebied blauw omlijnd)
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiële uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de samenspraak/inspraak).
Hoofdstuk 2 Gebieds- En Projectprofiel
In dit hoofdstuk worden zowel het gebied waar de ontwikkeling is beoogd als het project zelf beschreven. Tevens wordt ingegaan op de stedenbouwkundige en ruimtelijke effecten van het project.
2.1 Beschrijving Gebied
Het plangebied is gelegen in stadsdeel Woensel-Zuid, in de wijk Begijnenbroek en in de buurt Oude Toren. Woensel is één van de vijf lobben die rond het centrum van Eindhoven zijn ontwikkeld. Deze lobben zijn te vergelijken met een bloem waarvan de blaadjes (de lobben) rondom het hart (Eindhoven Centrum) zijn geformeerd. De scheiding tussen de lobben is duidelijk waarneembaar en wordt gevormd door groengebieden of bedrijventerreinen. Voor Woensel wordt de scheiding met de aangrenzende lobben gevormd door het westelijk gelegen bedrijventerrein Acht en de groenstructuren Wielewaal en Herdgang. In het oosten vormt de Dommel met name de scheiding.
De buurt Oude Toren verwijst naar de oude kerktoren die in deze buurt staat. De kerk dateert uit de 15e eeuw. Bij deze kerk ligt een algemene begraafplaats. De begraafplaats vormt een groot gedeelte van deze buurt. Het oosten van de buurt wordt gekenmerkt door hoogbouw appartementen bij de John F Kennedylaan. Tussen de begraafplaats en de hoogbouw zijn enkele grondgebonden woonstraten gesitueerd. Ten westen van de begraafplaats zijn eveneens grondgebonden woonstraten gesitueerd. Ook is hier een praktijkschool gevestigd. De westgrens wordt eveneens gekenmerkt door hoogbouw bij de Veldmaarschalk Montgomerylaan.
Luchtfoto 2020
2.2 Beschrijving Projectgebied En -Profiel
Het plangebied was bebouwd met een kerk daterend uit 1931 (Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand). Het kerkgebouw is vanaf de jaren '70 tot de jaren '90 in gebruik geweest als kinderspeelpaleis. De bebouwing is in het najaar van 1995 gesloopt. Vanaf die tijd tot de huidige situatie is dit terrein braakliggend. Ten oosten van dit terrein is een parkeerterrein gesitueerd. Hiervan wordt gebruik gemaakt door met name omwonenden.
Foto huidige situatie (google maps, 2018)
2.3 Toekomstige Situatie
Beoogd is een zorgcomplex te realiseren aan de Onze Lieve Vrouwestraat in Eindhoven. Het zorgcomplex betreft een woon- en behandellocatie voor jeugdigen, waarbij behandeling en/of training wordt aangeboden tijdens verblijf. Dat is dus onzelfstandig wonen. De gemiddelde verblijfsduur van cliënten is circa 1,5 tot 2 jaar. Naast de jeugdigen wordt er behandeling en begeleiding geboden aan (jong) volwassenen met verblijf (wonen). In totaliteit zijn in het programma 68 bedden opgenomen voor de cliënten met behandeling of training. Daarnaast is 461 m² bvo kantoorruimte beoogd en een zestal behandelplaatsen voor zowel de interne cliënten als ook cliënten uit de omgeving. Het complex gaat daarnaast dienst doen als poliklinische zorglocatie en als uitvalsbasis voor zorg op (thuis)locatie. Het betreft allen cliënten met een licht verstandelijke beperking.
Het gebouw bestaat uit 3 'vleugels' en 5 verdiepingen. Elke vleugel bevat één of twee woongroepen (per verdieping). De hoofdingang van het gebouw is voorzien bij de kruising van Onze Lieve Vrouwestraat (ventweg) en Eckartseweg Zuid. De kantoorruimte en de ruimtes die als wijkvoorziening dienen zijn in de vleugel bij de hoofdingang voorzien en op de verdieping hierboven.
Aan de layout van het gebouw ligt de samenwerking tussen twee groepen van zes ten grondslag. In horizontale zin vormt een cluster van twee groepen de basis bouwsteen voor de gebouwstructuur. De lengte van de groep wordt bepaald door de bewonerskamers en de woonkamers die allen aan de gevel gelegen moeten zijn vanwege daglicht. Door twee samenwerkende groepen niet in elkaars verlengde te positioneren, maar haaks op elkaar te plaatsen, wordt optisch de lengte van de gang gehalveerd mét behoud van maximaal overzicht voor het personeel. De L-vormige clusters omarmen de buitenruimten op begane grond en vormen de fysieke begrenzing voor een veilige, groene verblijfstuin voor de bewoners aan de westkant en een parkeerkoffer aan de oostkant. De huidige volkstuintjes aan de noordzijde van het plangebied kunnen in de toekomst mogelijk nog worden toegevoegd als aanvulling op de bewonerstuin en als ontmoetingsplek voor bewoners en omwonenden uit de wijk. Dit maakt echter geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
3D-sfeerbeeld (beeld vanaf zuidwesten)
Door de haken spiegelend te stapelen vormt het gebouw aan de stadzijde een geluidbuffer voor de eigen tuin en de achterliggende woonstraten. Het gebouw toont zich aan de Onze Lieve Vrouwestraat dan ook als een wand van maximaal vijf bouwlagen, daar waar het richting de wijk aftrapt naar twee bouwlagen door op de hoeken de verdiepingen weg te snijden ten behoeve van buitenruimten voor de groepen. Het lager bouwen aan de woonbuurtzijde is dan ook veel dynamischer en zoekt meer aansluiting in maat en schaal van de wijk ondanks het grote programma.
3D-sfeerbeeld met zicht op tuin en lagere bebouwing richting de achterliggende woonbuurt
De meest vooruitgeschoven haak aan de Onze Lieve Vrouwestraat zijde biedt ruimte aan het 'openbare' ambulante programma. Dit is terug te zien in de behandeling van de gevel. De plint is hier uitgevoerd in een donkere baksteen die juist op de woonlagen wordt ingezet voor de accentvlakken binnen de lichtere metselsteen. In plaats van een rigide grid van ramen voor elke bewonerskamer is gekozen voor een rondlopend gevelsysteem waarin meerdere ramen worden gekoppeld. Dit doorbreekt de telbaarheid van alle kamers aan de gevel en introduceert een grotere maat. Deze suggereert veel meer een maat van een 'groot' appartement en geeft het gebouw een luxere woonuitstraling. Dit is tevens met het duurzaam oog op de alternatieve aanwendbaarheid van het gebouw in de verre toekomst.
De rondgaande bloembakken op de begane grond en als terrasafscheiding op verdieping, in combinatie met verticale groene gevels onder andere ter plaatse van de terrassen, dragen bij aan een zorgvuldige inpassing. In de tuin worden de bestaande bomen behouden en de diverse plantvakken rondom het gebouw samen met de vergroende (fiets)bergingen complementeren de groene inrichting. In paragraaf 3.8 is nader ingegaan op de groenaspecten.
Parkeerplaatsen zijn voorzien achter het gebouw, met een in- en uitrit aan de Eckartseweg Zuid. In paragraaf 3.7 is nader ingegaan op de aspecten verkeer en parkeren.
Bovenaanzicht
3D-sfeerbeeld met zicht op hoofdingang en in- en uitrit parkeerterrein
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, Randvoorwaarden En Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beëindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.
In de regio Eindhoven moeten vanwege de groei van het aantal huishoudens in de periode tot 2040 nog circa 40.000 woningen worden bijgebouwd en ook een kleine 30.000 woningen worden vervangen die niet meer voldoen aan de woonwensen. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieu's, stedelijke voorzieningen, voldoende aanbod van cultuur en sport en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor.
Realisatie
Uitgangspunt bij het realiseren van de doelstellingen is een integrale, regionaal-specifieke aanpak, waarmee investeringen en ander rijksinstrumentarium zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden. Dat vraagt om een gedegen afweging van alle relevante belangen en goede afstemming en samenwerking tussen regio en Rijk. Over de rijksopgaven zullen op basis van de MIRT-gebiedsagenda's afspraken worden gemaakt.
De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van “best practices”).
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (beleidsmatig versus procesmatig).
- Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het geldende ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
- Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp en aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Bro.
Nationaal belang 13 vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hierin is het volgende aangegeven:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Met artikel 3.1.6 lid 2 Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren.
Stedelijke ontwikkeling
Allereerst is hier de vraag aan de orde in hoeverre hier sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Bro (artikel 1.1.1, lid 1, onder i) is voor stedelijke ontwikkeling een definitie opgenomen: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
Het begrip 'andere stedelijke voorzieningen', zoals opgenomen in de definitie is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. Gelet op de vaste rechtspraak over dit aspect is deze ontwikkeling te kwalificeren als een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 Bro en tevens is deze ontwikkeling aan te merken als een ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied. Hierdoor is een beschrijving van de behoefte aan deze ontwikkeling noodzakelijk.
Beschrijving van de behoefte
Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor het beoogde zorgcomplex is primair de stad Eindhoven en daarnaast de regio Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE). Met het planvoornemen worden enkele kleinere locaties van de initiatiefnemer geclusterd op deze planlocatie. Dit betreffen een viertal locaties in de regio SGE. Het gaat hierbij om 68 bedden, circa 35 werkplekken (461 m² bvo kantoorruimte) en een zestal behandelplaatsen voor interne of externe cliënten uit de omgeving.
Amarant helpt mensen met een (verstandelijke) beperking, autisme of hersenletsel om hun mogelijkheden optimaal te benutten. Met ruim 5000 medewerkers en 1800 vrijwilligers draagt Amarant dag in dag uit bij aan het welzijn en geluk van ruim 6.000 cliënten en hun verwanten in heel Noord-Brabant. Naast een breed aanbod aan zorg - begeleiding en behandeling aan huis of met verblijf - biedt Amarant volop mogelijkheden op het gebied van dagbesteding, leren, werken en vrije tijd.
Amarant telt 5 zorgdivisies met elk een eigen specialisme. Een van deze divisies biedt in de regio Eindhoven inmiddels een aantal jaren zorg aan jeugdigen en hun ouders/verwanten. De huidige woon- en behandellocaties voldoen niet meer aan de gewenste eisen van Amarant en daarom is onderzoek gedaan naar een nieuwe locatie in Eindhoven. Deze locatie is gevonden aan de Onze Lieve Vrouwestraat in Eindhoven.
De jeugdige cliënten in de regio Eindhoven ontvangen verblijf, behandeling en/of dagbesteding. Zij volgen hun speciaal onderwijs en hebben een sociaal netwerk in en rondom Eindhoven. Mede daarom zijn deze cliënten veelal aangewezen op goede algemene voorzieningen, zoals bijv. openbaar vervoer om getraind te worden naar zelfstandigheid. De locatie aan de Onze Lieve Vrouwestraat voldoet door zijn ligging aan de randvoorwaarden die nodig zijn om een goede begeleiding en behandeling aan deze cliënten te kunnen bieden.
De locatie biedt tevens beschutting voor de kwetsbare cliënten in de woon- en behandelsetting. Daarnaast is de locatie goed bereikbaar en biedt het de mogelijkheid voor een regionaal training-, diagnostiek- en observatiecentrum. Ook zal het dienen als uitvalsbasis van medewerkers voor de ambulante begeleiding van jeugdige en volwassen cliënten in de regio.
Gezien ook de ontwikkelingen van andere stakeholders in de regio en de ontwikkelingen landelijk lijkt het erop dat de vraag naar zorg voor deze doelgroep de komende jaren alleen nog maar zal toenemen. Hierop wil Amarant als organisatie en grote regionale speler in zorgland ook inspelen door een goed kwalitatief gebouw op een passende locatie te realiseren.
3.2.3 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In Nederland staan we voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Denk aan de opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen. Door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.
In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
o ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
o duurzaam economisch groeipotentieel
o sterke en gezonde steden en regio's
o toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
3.2.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv-hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in het noorden en deels oosten van Eindhoven. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van Natuurnetwerk Nederland (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die de NNN vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is de NNN een provinciaal belang geworden, namelijk Natuurnetwerk Brabant (NNB). Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd.
Het plangebied is niet gelegen nabij de hoogspanningsleiding of NNN. Het is dan ook niet noodzakelijk om op deze zaken afzonderlijk nader in te gaan. Dit geldt ook voor het luchtvaartterrein daar het plangebied niet gelegen is in het obstakelbeheergebied.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2022 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
3.3.2 Structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1. de groenblauwe structuur
De groenblauwe structuur bestaat uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Dit is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.
2. het landelijk gebied
Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De provincie streeft hier naar een multifunctionele gebruiksruimte, met behoud van agrarische productieruimte in die delen van het landelijk gebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen.
3. de stedelijke structuur
De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
4. de infrastructuur
Het infrastructuurnetwerk bestaat uit een fijnmazig en samenhangend netwerk van wegen, spoorlijnen, vaarwegen, luchthavens en buisleidingen. De Brabantse infrastructuur maakt deel uit van het internationale netwerk van infrastructuur in noordwest Europa. De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische clusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de te ontwikkelen Goederenruit (spoor en waterwegen) geleid. Zo wordt ruimte gemaakt voor het versterken van de (inter)nationale ontsluiting (weg, water, spoor en lucht) van de Brabantse steden.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
Uitsnede structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014
Toepassing plangebied
Onderhavig plangebied bevindt zich in binnen het 'Stedelijke concentratiegebied'. Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen (RRO's). Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro) zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken.
Dit plan maakt de realisatie van maatschappelijke voorzieningen mogelijk op een leegstaand terrein waar reeds een maatschappelijke bestemming op rust. Op dit terrein heeft bebouwing gestaan in de vorm van een kerk en dit gebouw bevatte daarna een binnenspeeltuin. Een dergelijke ontwikkeling is een goed voorbeeld van transformatie, waarbij veel aandacht is besteed aan zowel zorgvuldig ruimtegebruik als de ruimtelijke kwaliteit. In de SVRO zijn deze twee aspecten aangemerkt als aandachtspunten voor het stedelijk gebied. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen het beleid uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening van de provincie Noord-Brabant.
3.3.3 Interim omgevingsverordening
De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:
- provinciale milieuverordening
- verordenring natuurbescherming
- verordening ontgrondingen
- verordening ruimte
- verordening water
- verordening wegen
Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving).Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.
In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:
- Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
- Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.
Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven
Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema's rechtstreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw. De meeste van deze regels waren eerst opgenomen in de Provinciale milieuverordening, de Verordening wegen, de Verordening ontgrondingen en de Verordening natuurbescherming.
Beoordeling plan
Binnen het plangebied is het volgende werkingsgebied rechtstreekse regels van toepassing:
- Stedelijk gebied
Uitsnede plangebied
Het plangebied is gelegen in 'Concentratiegebied' in 'Stedelijk gebied'. Hiervoor gelden de volgende regels.
Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
- de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
- het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
- bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
- bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
- geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
- houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
- geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
- draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.
Het planvoornemen behelst een duurzame stedelijke ontwikkeling. In dit geval is sprake van een binnenstedelijke ontwikkeling. Dit is een goed voorbeeld van zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij wordt beoogd veel aandacht te hebben voor groen, duurzaamheid en water. Zie hiervoor de paragraven 3.8, 4.5 en hoofdstuk 5 (waterparagraaf). Wat betref mobiliteit wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid (paragraaf 3.7), dat gericht is op duurzame mobiliteit. Het plan voldoet aan en past binnen de beleidsregels zoals deze zijn opgesteld in de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Eindhoven
Samen met de stad heeft de gemeente Eindhoven een omgevingsvisie opgesteld. Met ons hebben meegedacht: inwoners, ondernemers, belangenorganisaties, GGD, Veiligheidsregio, Omgevingsdienst, woningcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders en andere overheden (buurgemeentes, provincie, rijk). Op 16 juni 2020 is de omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
De omgevingsvisie is een integraal verbindende visie voor de fysieke leefomgeving die focus aanbrengt bij het inrichten van onze stad en stimuleert om samen te werken aan de stedelijke opgaven. De omgevingsvisie is gebaseerd op bestaand beleid. Het hebben van een omgevingsvisie is onder de nieuwe Omgevingswet verplicht. Omdat een omgevingsvisie allesomvattend is, willen we die lerende wijs ontwikkelen. Dat betekent concreet dat we, eerder dan wettelijk verplicht, met een omgevingsvisie komen. Maar dan wel een 'light-variant' (versie 1.0), die we één of twee jaar later gaan aanvullen en verfijnen.
Deze omgevingsvisie (versie 1.0) is gebaseerd op het bestaand beleid. Het document vervangt niet de bestaande beleidsdocumenten, maar is een aanvullend beleidsdocument. De interim structuurvisie blijft daarom nog steeds van kracht. Bij het opstellen van een omgevingsvisie versie 2.0 wordt de interim structuurvisie wel ingetrokken.
Brainportregio
De Brainportregio is een technologische topregio en één van de belangrijkste pijlers van de Nederlandse economie. De sleutel tot dit succes is samenwerking. Het is een regio van contrasten en dat maakt ons uniek: een hecht netwerk van steden, stedelijke buurgemeenten, dorpen en bewoond landelijk gebied. Je bent snel in de stad of juist in het groen, er is cultuur én natuur. We zijn sterk in high tech, design en innovaties en kennen een dynamische economie en een gastvrije bourgondische levensstijl. De strategie van de regio is gericht op het sterker maken van deze kwaliteiten door aan te haken op de eigen kracht en identiteit van de deelgebieden.
Ambitie
Als centrumstad vervult Eindhoven een cruciale rol bij de versterking van Brainport Eindhoven als economische wereldspeler op het gebied van kennisintensieve maakindustrie en design. Om internationaal concurrerend te blijven, streeft Eindhoven samen met de regio naar een excellent woon- en werkklimaat. Eindhoven zet daarom in op gezonde en duurzame verstedelijking met behoud van stedelijke en dorpse kwaliteiten en met bijzondere aandacht voor sociale cohesie en inclusie. Eindhoven is in staat om zich snel aan te passen aan de steeds veranderende vraag naar geschikte en betaalbare ruimte om te wonen, werken, verblijven en recreëren. Deze ambitie vertaalt zich naar vier deelambities. Eindhoven als:
- economische wereldspeler;
- gezonde en toekomstbestendige stad;
- een sociale, inclusieve en gastvrije stad en
- een authentieke stad met sterke gebieden.
Van ambitie naar stedelijke opgaven
Als we onze ambities leggen naast de huidige kwaliteiten en structuren van de stad en de actuele trends en ontwikkelingen, zien we een aantal stedelijke opgaven voor de stad. Brainport Eindhoven blijft groeien, mede door de sterke economische positie.
De ambities en groei vragen om ruimte voor nieuwe woningen, bedrijven en voorzieningen. Ruimte die we bieden door te verdichten in het gebied binnen
de Ring en door te verdichten nabij voorzieningen als HOV en winkelcentra. Met name binnen de Ring is voldoende ruimte om te verdichten, omdat er nog relatief weinig mensen wonen. Met de keuze voor verdichten binnen de Ring gaan we duurzaam om met de (groene) ruimte die de stad heeft. We behouden hiermee de kwaliteit van de groenstedelijke woonwijken, de landschapsparken en het buitengebied.
De keuze voor een compact stedelijke woonmilieu gaat gepaard met forse investeringen in o.a. bereikbaarheid, luchtkwaliteit, groen en voorzieningen.
Eindhoven wil een leefbare en een inclusieve stad zijn waar iedereen kan profiteren van het succes van de Brainport. Dat vraagt om keuzes ten aanzien van het woning- en voorzieningenaanbod. Het verschil tussen de ambitie en de huidige stand van zaken in Eindhoven leidt tot zes concrete stedelijke opgaven:
- Werken aan een gezonde groei van de stad
- Werken aan een aantrekkelijk en hoogstedelijk centrum
- Werken aan leefbare, sociale wijken met een sterke identiteit
- Werken aan een duurzame en concurrerende economie
- Werken aan de energietransitie van de stad
- Werken aan een goede stedelijke bereikbaarheid
Samen werken aan de stedelijke opgaven
Dit zijn de opgaven waar we als gemeente de komende jaren samen met onze partners aan werken. Wij werken zelf aan deze opgaven, maar stimuleren ook andere partijen in de stad om dit te doen. We bepalen samen met de stad en regio wat kansrijke initiatieven en locaties zijn. We geven prioriteit aan initiatieven die bijdragen aan meerdere stedelijke opgaven tegelijkertijd en kwaliteit toevoegen aan de stad. Hiernaast zetten we in op het beschermen en versterken van de stedelijke en groene hoofdstructuur van de stad. De gemeente organiseert het werken aan de stedelijke opgaven met thematische en gebiedsprogramma's en stimuleert o.a. via regels en uitgangspunten zoals opgenomen in de omgevingsvisie dat ook andere initiatiefnemers bijdragen aan het realiseren van de opgaven.
Plangebied
Met het planvoornemen wordt ingezet op de realisatie van een zorgcomplex. Deze ontwikkeling draagt in grote mate bij aan de gezonde groei van de stad en draagt bij aan de stedelijke opgaven die er zijn. Het plan bevat ambities die ook in de Omgevingsvisie terugkomen, zoals veel groen, veel openbare ruimte en klimaatadaptieve oplossingen. Het planvoornemen past goed binnen het opgestelde beleidskader van de gemeente Eindhoven.
3.4.2 Interimstructuurvisie 2009
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
3.5 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
3.5.1 Archeologie
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012', dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise.
De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart.
Uitsnede archeologische waardenkaart (plangebied blauw omcirkeld)
Zoals op de archeologische waardenkaart van de gemeente Eindhoven is te zien is het plangebied aangeduid als een archeologisch waardevol of verwachtingsgebied of als een gebied dat op de landelijke Archeologische Monumentenkaart voorkomt. In een eerdere fase is op deze locatie een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Geconcludeerd is dat er geen archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Ter plaatse van de huidige parkeerplaatsen in het oosten van het plangebied is echter geen proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Vanwege de hoge verwachting is voor dit gedeelte een nieuw proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hierna volgen de belangrijkste resultaten en conclusies.
Proefsleuvenonderzoek
Er zijn twee proefsleuven aangelegd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn 14 sporen aangetroffen. Deze sporen zijn op basis van een waardestelling als niet behoudenswaardig gewaardeerd. De lage waardering van de vindplaats leidt tot het selectieadvies "niet behoudenswaardig". Het selectieadvies is daarom dan ook om geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling. De gemeente Eindhoven adviseert vooralsnog de dubbelbestemming binnen het gehele plangebied te behouden en nader gravend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Gezien het reeds ingezette onderzoekstraject is een proefsleuvenonderzoek met een optie tot doorstart hier de meest logische vorm van onderzoek.
3.5.2 Cultuurhistorie
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Eindhoven (plangebied rood omcirkeld)
Motivering plan
Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en bevat om deze reden geen (aanwezige) cultuurhistorische waardevolle elementen. De Onze Lieve Vrouwestraat is aangeduid als 'Historische wegenstructuur na 1900' en 'Aan de weg gerelateerde bebouwing'. De Eckartseweg Zuid is aangeduid als 'Historische wegenstructuur voor 1900'.
Zoals in paragraaf 2.1 is aangegeven heeft het plangebied wel een historie met de voormalige aanwezigheid van een kerk die uit 1931 dateerde. De naam van de kerk was Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand. De bebouwing is in 1995 gesloopt en is tussentijds in gebruik geweest als kinderspeelpaleis. De Onze Lieve Vrouwestraat is een verwijzing naar deze gesloopte kerk.
De buurt Oude Toren verwijst naar de andere kerk die in deze buurt staat. De kerk - gelegen ten noorden van het plangebied - dateert uit de 15e eeuw. Bij deze kerk ligt een algemene begraafplaats. De begraafplaats vormt een groot gedeelte van deze buurt.
Met de realisatie van dit plan wordt bebouwing gerealiseerd aan de ring (Onze Lieve Vrouwestraat) en Eckartseweg Zuid. Hiermee wordt de bestaande bebouwingsrand aan weerszijden van het plangebied doorgezet. Wat betreft maat, schaal en verschijningsvorm wordt in dit geval duidelijk een nieuw element aan de historische wegverbinding (na 1900) toegevoegd, omdat in de huidige situatie sprake is van een onbebouwd terrein. In het kader van de aanduiding 'Aan de weg gerelateerde bebouwing' is dit nieuwe element een bouwkundige aanvulling op de historische wegenstructuur en een vervolmaking van het straatbeeld (vult lege plek in). In paragraaf 2.3 is meer inhoudelijk ingegaan op het stedenbouwkundig beeld.
Met dit bestemmingsplan worden geen cultuurhistorische waarden geschaad en met de nieuwbouw wordt een aanvulling tot stand gebracht aan de weg gerelateerde bebouwing, waardoor kan worden voldaan aan artikel 3.1.6 lid 5a Bro. Dit bestemmingsplan is wat betreft cultuurhistorie uitvoerbaar.
3.6 Verkeer En Parkeren
3.6.1 Verkeer
Het projectgebied is goed bereikbaar. Ingevolge de nota 'Eindhoven op Weg' (2013) is de Onze Lieve Vrouwestraat (de ring) aangewezen als gebiedsontsluitingsweg. De Veldmaarschalk Montgomerylaan en John F Kennedylaan zijn rondom het plangebied aangewezen als wijk- en buurtontsluitingswegen. Gezien de aanwezigheid van deze wegen is het plangebied goed bereikbaar. De toename van het aantal verkeersbewegingen na realisatie van dit planvoornemen zal niet dusdanig toenemen dat dit tot problemen leidt op de omliggende wegenstructuur. Het planvoornemen betreft kleinschalig als het gaat om verkeerstoename.
Aan de wegenstructuur rondom het plangebied zullen geen veranderingen plaatsvinden door de totstandkoming van dit project. Alle huidige straten en trottoirs blijven gehandhaafd. Deze zijn gelegen buiten het plangebied.
Het gebouw presenteert zich (met de hoofdingang) richting de Onze Lieve Vrouwestraat. Dit betekent dat de hoofdingang zichtbaar is vanaf deze straat. De hoofdingang zal bereikbaar zijn via zowel de ventweg van Onze Lieve Vrouwestraat als Eckartseweg Zuid. Direct ten noorden van deze toegang tot de hoofdingang is een parkeerterrein voorzien met 33 parkeerplaatsen die met een inrit aansluit op de Eckartseweg Zuid. Via de Oude Torenstraat is een verbinding voorzien met het achterterrein. De fietsberging is via deze verbinding bereikbaar. De verbinding is bedoeld voor langzaam verkeer.
3.6.2 Autoparkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiënt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld.
De gemeentelijke Nota Parkeernormen 2016 was gericht op voldoende parkeergelegenheid, bij voorkeur op eigen terrein. De afgelopen jaren bleek dit uitgangspunt steeds meer problemen op te leveren. Gebiedsontwikkelingen in het centrum hebben reeds een hoge planexploitatie, waarbij de huidige parkeernormen op eigen terrein niet langer reëel zijn. Met de Actualisatie Nota Parkeernormen 2019 is het mogelijk om op een andere manier in de parkeerbehoefte te voorzien, waarbij tegelijkertijd duurzame vormen van mobiliteit in de stad worden gestimuleerd.
De gemeente Eindhoven wil de vraag naar parkeergelegenheid faciliteren op een zodanige wijze dat de bereikbaarheid van de stad in zijn geheel als de verschillende delen daarvan (het centrum, de woonwijken, de bedrijventerreinen e.d.) kan worden gewaarborgd en de kwaliteit van de openbare ruimte behouden blijft of verbetert. Bovendien wil de gemeente zorgen voor voldoende flexibiliteit om initiatieven in de stad te faciliteren. Nieuwe woon- en werkvormen moeten mogelijk zijn en het bijbehorende parkeeraanbod dient daarmee in overeenstemming te worden gebracht.
en tekort aan parkeercapaciteit kan een bron van overlast in een (centrum)gebied of (woon)buurt zijn. Een goede sturing en afweging van belangen is noodzakelijk bij het oplossen van het parkeervraagstuk. Parkeernormen zijn daarbij een hulpmiddel.
Het doel van het toepassen van de gemeentelijke parkeernormen is ervoor te zorgen dat een (nieuwe of her)ontwikkeling op de beleidsmatig gewenste wijze voorziet in de parkeeropgave en daarmee niet leidt tot parkeeroverlast in de omgeving, waarbij de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling zo veel mogelijk wordt beperkt.
Conform de Nota Parkeernormen 2019 is de rekentool parkeren auto's en fietsen ingevuld. Dit project is gelegen in het zogenoemde restgebied en bestaat uit 68 eenheden voor begeleid wonen, 6 behandelkamers gezondheidscentrum en circa 461 m² kantoorruimte. Met inachtneming van 0,3 bezoekers per woonruimte en dubbelgebruik zijn minimaal 24 parkeerplaatsen voor auto's en 104 fietsstallingen benodigd. Beoogd is parkeerruimte te realiseren voor 37 auto's en minimaal 106 fietsstallingen, zoals op navolgende afbeelding is weergegeven. De overige parkeerplaatsen zijn namelijk voorzien voor openbaar gebruikt (10 parkeerplaatsen en 2 plaatsen voor deelauto's).
Bovenaanzicht planvoornemen
Een gedeelte van het bouwplan is voorzien op de plek van het huidige parkeerterrein aan Eckartseweg Zuid. Dit parkeerterrein biedt in de huidige situatie ruimte voor 31 parkerende auto's. Gelet hierop heeft initiatiefnemer een notitie laten opstellen door Goudappel Coffeng, waarin de parkeerdruk in de omgeving tot 150 meter is geïnventariseerd door middel van parkeertellingen. De notitie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Op deze manier is in beeld gebracht of het mogelijk is om bestaande parkeerplaatsen in de omgeving te gebruiken t.b.v. van deze planontwikkeling. Ook is dubbelgebruik onderzocht. Conform gemeentelijk beleid wordt als uitgangspunt een maximale parkeerdruk van 90% gehanteerd. Uit de resultaten is gebleken dat:
- in het onderzochte gebied nog geen 50% van de parkeerplaatsen bezet is op het drukste moment van de week (donderdagavond);
- het niet nodig is om de parkeercapaciteit van de huidige parkeerplaatsen aan de Eckartseweg Zuid binnen het plangebied te compenseren;
- door de mogelijkheden van dubbelgebruik van parkeerplaatsen in de directe omgeving bij de ontwikkeling geen parkeerplaatsen gerealiseerd hoeven worden.
Dit betekent dus dat in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is als dit parkeerterrein wordt verwijderd (en niet wordt gecompenseerd binnen het plangebied). In het plan is echter rekening gehouden met de realisatie van 10 openbare parkeerplaatsen en 2 plaatsen voor deelauto's. Op deze wijze wordt toekomstige parkeerdruk in de buurt voorkomen.
3.6.3 Fietsparkeren
Voor wat betreft (brom)fietsparkeren is voorzien in bergingen ten noordwesten van het gebouw. Hierin is plaats voor 106 fietsen. Ook zijn er fietsaanleunbeugels voorzien bij de hoofdingang van het beoogde gebouw. Hiermee wordt voldaan aan de minimaal 104 benodigde fiets stallingen.
Concluderend kan worden gesteld dat het plan voldoet aan de Nota Parkernormen 2019 en dat in de directe omgeving voldoende ruimte is om te parkeren, ook na vermindering van het aantal parkeerplaatsen ter plaatse van het huidige parkeerterrein aan de Eckartseweg Zuid.
3.7 Groen
3.7.1 Groenbeleidsplan
Begin 2017 is een actualisatie van het Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is, welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. De doelen van het Groenbeleidsplan 2017 zijn:
- richting geven aan ontwikkelingen en ambities formuleren;
- faciliteren van de ontwikkeling van Eindhoven als gezonde, klimaatadaptieve en groene stad om zo de vitaliteit en het welzijn van haar bewoners naar een hoger plan te kunnen brengen;
- aanknopingspunten bieden voor beheer en inrichting;
- groen en groenontwikkelingsmogelijkheden voor Eindhoven duurzaam veiligstellen waar het moet en flexibiliteit bieden waar het kan;
- partners in de stad inspireren en stimuleren: inwoners, bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid.
Het Groenbeleidsplan 2017 blijft na vaststelling van kracht tot de gemeenteraad anders beslist; het streven is een geldigheid van 10 jaar of langer. Het plan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn onder andere procesafspraken genoemd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. De genoemde groenplannen dienen een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling te geven. Behoud van het bestaande groen is het uitgangspunt, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieën de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen. Onderhavig plangebied is geheel gelegen binnen de strategie 'Stad, rood beeldbepalend'.
Strategie: Stad, rood beeldbepalend
In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud van de bestaande structuur, kwaliteit, identiteit en functionaliteit. Uiteindelijk moet het groen in deze meer stenige gebieden omspoeld zijn door grotere groenstructuren die deel uitmaken van de groene dooradering die op de groene wiggen aansluit. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal. Dit plangebied is niet aangeduid als groenarme buurt.
Uitsnede ruimtelijke strategieën Groenbeleidsplan 2017
Beoordeling plan
Met de realisatie van het gebouw is groen integraal bij de plan betrokken. Voor de buitenruimte is een schetsontwerp opgesteld. Dit schetsontwerp is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Het nieuwe zorgcomplex wordt voorzien van groene gevels (met nestgelegenheden), worden de woonvleugels geconcentreerd aan de besloten en landschappelijk ingerichte tuin. De keuze om de tuin aan deze zijde te realiseren heeft te maken met o.a. de oude tuinmuur die de westelijke plangrens vormt. Dit mooie detail wordt daardoor integraal onderdeel van de tuin.
Het parkeerterrein wordt aangelegd met hagen en bomen. De verharding zal waterdoorlatend zijn zodat het regenwater ter plekke kan infiltreren in de noodzakelijke waterbergingsvoorziening. De fietsenstallingen en overige bergingsruimte (voor o.a. afvalcontainers) worden compact samengevoegd en voorzien van een groene gevel en groen dak. De twee volgroeide bomen in het noordwesten van het plangebied blijven behouden en de groeiplaatsen van deze bomen zullen zo veel mogelijk worden voorzien van onverharde bodem. Ten slotte wordt bij de hoofdingang een groen element gerealiseerd. Zie het schetsontwerp in de bijlage voor meer details.
Gelet op het voorgaande voldoet onderhavig plan aan het Groenbeleidsplan.
Beleidsregel groencompensatie
Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen.
Op deze ontwikkeling is de beleidsregel niet van toepassing. Feitelijk was geen groen aanwezig, op enkele (te behouden) bomen na. Functioneel is reeds sprake van een maatschappelijke functie en de locatie had ook reeds een maatschappelijke bestemming. Zoals uit het voorgaande blijkt, wordt groen integraal in de planvorming betrokken.
3.7.2 Beleid Bomen
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2021. Deze is op 6 april 2021 door de gemeenteraad vastgesteld en de verordening met bijbehorende regels is op 23 april 2021 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels voor compensatie is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.
Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of de Verordening Bomen 2021. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.
Verordening Bomen 2021
In de Verordening Bomen 2021 is de bescherming van bomen geregeld, doordat voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig is. Daarbij kan ook nog worden gezorgd voor herplant van de te kappen bomen (compensatieplicht). De verordening bevat regels over hoe wordt omgegaan met overlast door bomen, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de beoordeling (weigeringsgronden) van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in bomen.
Conform de verordening is een vergunning voor kappen van bomen nodig als:
bomen vanaf 45 cm stamomtrek op gemeentegrond of op particuliere percelen groter dan 250 m2;
- een houtopstand die voor de eerste keer wordt teruggesnoeid tot op de hoofdtakken of stam;
- een houtopstand, ongeacht de stamomtrek, die is aangelegd op grond van een herplant-, compensatie en/of instandhoudingsplicht op grond van artikel 6 of een overeenkomst met het college.
- voor het voorhanden of in voorraad hebben dan wel het vervoeren van een gekapte houtopstand of delen ervan met een plantenziekte is een omgevingsvergunning vereist, voor zover deze plantenziekte zich kan verspreiden is wel een vergunning nodig.
Groene kaart
Er is een groene kaart waarop ter informatie het volgende is aangegeven:
- Groenstructuur van de gemeente Eindhoven (groene wiggen, groene dooradering en hoofgroenstructuur);
- Groenarme gebieden;
- Centrumgebied;
- Bebouwde komgrens Wet natuurbescherming;
- (Particuliere) percelen groter dan 250 m2.
De informatie op de groene kaart is nodig om:
- Te duiden waar de waardevolle bomen staan;
- Te duiden waar de monumentale bomen staan;
- Inzicht te geven in de Bebouwde komgrens wet natuurbescherming;
- Inzicht te geven in de gebieden waar een compensatiefactor geldt in het geval financiële compensatie aan de orde is, het centrumgebied en de groenarme gebieden.
Om de kaart actueel te houden wordt de informatie over de bomen op de kaart en de kadastrale situatie op de kaart, zeer frequent bijgewerkt. Zo blijft de kaart up-to-date en betrouwbaar voor zowel interne als externe gebruikers.
Compensatieplicht bomen
Door het kappen van bomen gaat groen verloren. Het weggevallen groen moet in beginsel worden gecompenseerd. Aan een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand (bomen) kunnen voorschriften worden verbonden. Onder andere kan een compensatieplicht worden opgelegd. In de Nadere regels Verordening bomen 2021 is bepaald wanneer een compensatieplicht ontstaat en hoe die wordt bepaald.
Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels voor compensatie. Deze zijn op 21 april 2021 vastgesteld door het college en op 23 april 2021 in werking getreden. Het college mag op basis van de Verordening bomen 2021 compensatie opleggen zoals uitgewerkt in de 'Nadere Regels voor compensatie'
Het plangebied
Voor dit plan is een bomeneffectenanalyse uitgevoerd om mogelijk (negatieve) effecten voor de bomen binnen het plangebied te analyseren. Het onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt wat de huidige conditie en kwaliteit van vier bomen is, er is ingeschat wat de effecten van de voorgenomen werkzaamheden zijn en er zijn aanbevelingen gedaan t.b.v. van duurzaam behoud van de bomen. De rapportage van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hierna volgen de resultaten uit de effectenanalyse.
De nulmeting die als onderdeel van de BEA is uitgevoerd heeft geleid tot de volgende aanbevelingen:
- Geadviseerd wordt om in het kader van de veiligheid de bomen 1 en 2 te laten snoeien door boomverzorgers in bezit van een European Tree Worker (ETW) certificaat of gelijkwaardig.
De toetsing van de geplande werkzaamheden heeft geleid tot de volgende aanbevelingen:
- Geadviseerd wordt om de kroonprojectie van de bomen 1 en 2 af te zetten met bouwhekken. Het gebied binnen de bouwhekken wordt aangewezen als boombeschermd gebied. Hier mag geen materieel of materiaal worden gestald. Werkzaamheden binnen de bouwhekken mogen enkel plaatsvinden in overleg met een bomenwacht in bezit van een ETW- of ETT (European Tree Technician) certificaat. Bij de bomen 3 en 4 volstaat een stamommanteling bestaande uit twee 80 mm drain slagen en planken. De planken mogen de stam van de boom niet raken.
- Aanleg van de parkeervakken onder de kroonprojectie van boom 2 mag plaatsvinden zonder toezicht van een bomenwacht. De bouwhekken mogen voor deze situatie (aan de oostkant) twee meter in westelijke richting worden verplaatst om werkruimte te creëren voor de werkzaamheden.
- Tenslotte wordt geadviseerd om de groeiplaats na de bouwwerkzaamheden, ten gunste van de bomen in te richten. Het volgende wordt geadviseerd:
- Aanbevolen wordt om de onverharde delen van de groeiplaats van de bomen zoveel als mogelijk in te richten als beplante border.
- De opgehoogde laag grond onder de kroonprojectie dient handmatig te worden verwijderd en te worden uitgewisseld met gecertificeerde teelaarde.
- Geadviseerd wordt om de nieuwe groeiplaats aan te planten en vervolgens tussen de beplanting een laag van 5 cm mulch aan te brengen.
- De werkzaamheden ter hoogte van boom 3 en 4 kunnen conform de huidige plannen worden uitgevoerd.
3.8 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels, leidingen of straalpaden aanwezig. Het planvoornemen wordt dan ook niet belemmerd door de aanwezigheid van kabels, leidingen en straalpaden.
Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijven en/of inrichtingen in het plangebied zijn toegestaan. Dit houdt in dat er voldoende ruimtelijke scheiding moet zijn tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en woongebieden. Hoe zwaarder de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009.
In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in de richtafstandentabel gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elke ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op het omgevingstype 'rustige woonwijk';
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot gemengd gebied.
Toepassing plangebied
Dit bestemmingsplan voorziet in een zorgcomplex. Dit behelst in hoofdzaak een woon- en behandellocatie voor jeugdigen, waarbij behandeling en/of training wordt aangeboden tijdens verblijf in woongroepen. Een dergelijke voorziening kan worden aangemerkt als een milieugevoelig object.
In de omgeving van het plangebied komen naast de functie wonen (zowel grondgebonden, als gestapeld), ook niet-woonfuncties voor. Deze niet-woonfuncties zijn gelegen binnen de bestemmingen 'Kantoor', Maatschappelijk', 'Bedrijf - 1', en 'Detailhandel'. Het betreffen o.a. een tweedehands autowinkel, een autoreparatiebedrijf, zorgappartementen, een kantoorgebouw en een (voormalige) detailhandelszaak. Ook is het plangebied direct gelegen aan de ringweg, waardoor er sprake is van een relatief hoge geluidsbelasting in tegenstelling tot een rustige woonwijk. Met dit in wetenschap is het plangebied en de directe omgeving aan te duiden als 'gemengd gebied'. Hierdoor worden de richtafstanden in dit concrete geval met één afstandsstap verlaagd toegepast. Hierna volgt een beschouwing van deze niet-woonfuncties en is getoetst of aan de richtafstanden kan worden voldaan.
Zorgappartementen hoek Nansenstraat-Oude Torenstraat
Op deze locatie zijn recentelijk 34 zorgappartementen opgeleverd. Voor deze functie geldt milieucategorie 1 en daarvoor geldt in dit geval de richtafstand van 0 meter (na verlaging van één richtafstandenstap). Aan de richtsafstand kan worden voldaan. Overigens geldt dit andersom ook: het planvoornemen - milieucategorie 1 - levert geen belemmering op voor omliggende woonfuncties.
Doreleijers Occasions - Eckartseweg Zuid 187a
Op dit adres is een tweedehands autowinkel gevestigd. Hiervoor geldt de milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter. De afstand van het bedrijf tot het plangebied is meer dan 60 meter. Aan de richtafstanden kan worden voldaan.
RETO - Eckartseweg Zuid 189
Op dit adres is een kunsthars bedrijf gevestigd. Er worden o.a. bumpers van auto's gerepareerd. Hiervoor geldt de milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter. De afstand van het bedrijf tot het plangebied is meer dan 50 meter. Aan de richtafstand kan worden voldaan.
Detailhandelsfunctie - Eckartseweg Zuid 386
Op deze locatie was een vishengelsportwinkel gevestigd. Op dit moment is er geen bedrijf gevestigd, al is er wel sprake van een detailhandelbestemming. Hiervoor geldt de milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter. Aan de richtafstand kan worden voldaan.
Kantoorbedrijven - hoek Oude Torenstraat-Onze Lieve Vrouwestraat
Op deze locatie is een bedrijfsgebouw gesitueerd met een kantoorbestemming. Op deze locatie zijn meerdere bedrijven gevestigd, zoals o.a. een notaris en een marketingbedrijf. Hiervoor geldt eveneens de milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter. Aan de richtafstand kan worden voldaan.
Gelet op het voorgaande is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd voor het planvoornemen. Daarnaast levert het planvoornemen geen belemmeringen op voor de huidige bedrijfsactiviteiten van de in de omgeving aanwezige bedrijven en diens bestemmingen. Dit geldt tevens voor de omliggende woningen.
4.2 Geluid
4.2.1 Wettelijk kader
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in realisatie van een zorgcomplex. Dit object is geluidsgevoelig in de zin van de Wgh. Het plan is gelegen aan (een ventweg van de) de Onze Lieve Vrouwestraat. De Onze Lieve Vrouwestraat is een 70 km/u weg en heeft een geluidzone. Het plan is gelegen binnen deze geluidzone. Conform de Wgh is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawwaai noodzakelijk.
Daarnaast is het plan gelegen aan 30 km/u wegen Eckartseweg Zuid en Oude Torenstraat. Dit type weg (30 km/u) vormt een afwijkende categorie binnen de Wet geluidhinder. Formeel kan voor deze wegen geen hogere waarde worden aangevraagd of verleend, aangezien deze wegen niet zoneplichtig zijn. Echter voor de waarborging van een goed akoestisch woon- en leefklimaat dient de geluidbelasting op de gevels van nieuw te bouwen woningen nabij 30 km/uur wegen alsnog te worden bepaald. Derhalve is in het onderhavige akoestisch onderzoek de geluidbelasting ten gevolge van de voornoemde 30 km/uur wegen inzichtelijk gemaakt.
Het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hierna volgen de belangrijkste resultaten en conclusies.
4.2.2 Wegverkeerslawaai
Voor de 30 km/uur weg Oude Torenstraat en het gedeelte van de Onze Lieve Vrouwenstraat met een snelheidsregime van 30 km/uur geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de richtwaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het nieuwe zorgcomplex overschrijdt.
Voor de gezoneerde weg Veldmaarschalk Montgomerylaan geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het nieuwe zorgcomplex overschrijdt.
Voor de gezoneerde weg John F. Kennedylaan geldt dat de geluidbelasting op de gevels van het nieuwe zorgcomplex de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met maximaal 6 dB overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt hiermee nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien de toepassing van overdrachts- of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet.
Voor het gedeelte van de Onze Lieve Vrouwestraat met een snelheidsregime van 50 en 70 km/uur geldt dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde op diverse toetspunten overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde wordt ten gevolge van dit gedeelte van deze weg eveneens overschreden ter plaatse van een gedeelte van de oost- en zuidgevel.
Een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde wordt in principe niet toegestaan door de Wgh. Om toch woningbouw te kunnen realiseren wordt er ter plaatse van de verblijfsruimten waar de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden ter plaatse van één te openen geveldeel maatwerk maatregelen toegepast.
Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde is in de onderhavige situatie niet mogelijk. Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is in onderhavige situatie niet doeltreffend. Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt dat de voorkeurgrenswaarde nog altijd wordt overschreden. Deze geluidreducerende maatregel is derhalve niet doeltreffend. Het toepassen van een stiller wegdek ontmoet bovendien overwegende bezwaren van financiële aard.
Ten behoeve van het akoestisch onderzoek is tevens rekening gehouden met het document "Hogere Waarden Beleid Geluid" d.d. maart 2010 en "het gemeenteblad Beleidsregels hogere waardenbeleid geluid" d.d. 17 juli 2018 van de gemeente Eindhoven.
De geluidbelasting ter plaatse van de zuidgevel en een gedeelte van de oost- en westgevel is hoger dan 53 dB (incl. aftrek conform art. 110g Wgh). Derhalve dienen de aan deze gevels gelegen woningen / verblijfsruimten te beschikken over een geluidluwe gevel.
Rekening houdend met de maatwerk toepassingen en met het feit dat de geluidbelasting ten gevolge van het gezoneerde gedeelte van de Onze Lieve Vrouwestraat veruit maatgevend is, kan gesteld worden dat de gecumuleerde geluidbelasting ter plaatse van de draaiende delen de maximale ontheffingswaarde niet zal overschrijden. Het resterende gedeelte van de gevel zal doof worden uitgevoerd en hoeft derhalve formeel niet getoetst te worden.
Bij toepassing van deze maatregelen waar de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden ten gevolge van de Onze Lieve Vrouwestraat en wanneer de verblijfsruimten dusdanig wordt gesitueerd c.q. ingedeeld dat ook ter plaatse van deze woningen sprake is van een geluidluwe gevel wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid.
In dat geval wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.
4.2.3 Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt op ongeveer 1,1 km van de spoorlijn Eindhoven-Venlo. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de zone van de spoorlijn. Het aspect railverkeerslawaai is dan ook niet aan de orde voor onderhavig plan.
4.2.4 Industrielawaai
Het plan ligt niet in de zone van een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder, waarop de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers is toegestaan. Het aspect industrielawaai is dan ook niet aan de orde voor onderhavig plan.
4.2.5 Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt op hemelsbreed circa 6,7 km van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). Vanaf 1 november 2009 geldt de Wet luchtvaart. Deze wet omvat een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol. Conform de systematiek van deze wet is voor luchthaven Eindhoven één luchthavenbesluit vastgesteld met een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik. Het luchthavenbesluit is op 26 september 2014 vastgesteld. Met dit besluit is de 35Ke-geluidszone rond de luchthaven vastgelegd als grens van de geluidsbelasting van het gezamenlijke militaire en civiele vliegverkeer. Het plangebied ligt niet binnen deze vastgestelde geluidszone (35Ke-contouren). Deze geluidszone werkt daarom niet belemmerend voor onderhavig plangebied.
4.3 Luchtkwaliteit
4.3.1 Wettelijk kader
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
4.3.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieën projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
- woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
- kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
4.3.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Met deze Algemene Maatregel van Bestuur wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het 'Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.
Het besluit is gericht op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor stikstofdioxide en fijnstof. Het gaat met name om kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is als een 'gevoelige bestemmingen' wordt mogelijk gemaakt. Voor rijkswegen geldt een zone van 300 meter aan weerszijden en langs provinciale wegen 50 meter, gemeten vanaf de rand van de weg.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als 'gevoelige bestemming': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien.
In aanvulling op het Besluit gevoelige bestemmingen is er een Brabantse “Handreiking gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit” opgesteld (maar in Eindhoven (nog) niet vastgesteld). Deze Handreiking heeft als uitgangspunt geheel nieuwe bestemmingen voor kinderen en ouderen (conform de AmvB gevoelige bestemmingen) niet te situeren binnen 50 meter van de wegrand van drukke gemeentelijke wegen (als eerstelijns bebouwing) of binnen 300 meter van snelwegen, ongeacht de berekende concentraties.
4.3.4 Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
4.3.5 Planbeschrijving en toetsing
Het planvoornemen ziet op de realisatie van een zorgcomplex op de locatie waar in de huidige situatie sprake is van een leegstaand terrein. Op basis hiervan kan worden gesteld, voor zover daarvan al sprake is, dat deze ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Het project mag dan ook zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Het zorgcomplex betreft een woon- en behandellocatie voor jeugdigen, waarbij behandeling en/of training wordt aangeboden tijdens verblijf. De gemiddelde verblijfsduur van cliënten is circa 1,5 tot 2 jaar. Hierbij is geen sprake van mensen met een zwakke gezondheid zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen. Aangezien een zorgcomplex in de zin het Besluit gevoelige bestemmingen niet als een gevoelige bestemming wordt gezien, hoeft niet aan dit besluit getoetst te worden. Daarnaast is geen sprake van een rijks- of provinciale weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied bepaald met de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Met behulp van de monitoringstool kan inzicht worden gekregen in de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wet milieubeheer. Uit de monitoringstool volgt dat ter hoogte van de Onze Lieve Vrouwestraat zowel in de huidige situatie als voor 2020 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar. De grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 wordt eveneens niet overschreden.
Uit de monitoringstool blijkt dat de optredende concentraties NO2 en PM10 ter plaatse van het plangebied ruim onder de in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2) gestelde grenswaarden liggen. Gesteld kan worden dat ter plaatse van het plangebied vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan ten aanzien van luchtkwaliteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
4.4 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Hierbij wordt ook een beschrijving gegeven van het wettelijk kader op gebied van externe veiligheid. Tot slot wordt het groepsrisico verantwoord.
4.4.1 Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt; april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2011). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het Plaatsgebonden risico en het Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
4.4.2 Risicobronnen
Na raadpleging van de Professionele Risicokaart en de gemeentelijke versie is gebleken dat de volgende risicobron van invloed is op het plangebied:
- Gemeentelijke transportroute John F. Kennedylaan.
Uitsnede risicokaart gemeente Eindhoven (plangebied = rood omlijnd; groen = invloedsgebied John F. Kennedylaan-Ring; zwarte arcering = gasreduceerstation)
Transport
Het plangebied bevindt zich nabij de John F. Kennedylaan. Deze transportroutes is niet vermeld in de Regeling Basisnet, maar is door de gemeente Eindhoven wel opgenomen in de rapportage "Transport gevaarlijke stoffen door de gemeente Eindhoven - actualisatie van het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico's van bulktransport over gemeentelijke wegen binnen Eindhoven" (vastgesteld in 2010). Hierin wordt aangegeven dat de J.F. Kennedylaan geen plaatsgebonden risico heeft, maar wel een invloedsgebied. Het plan ligt binnen dit invloedsgebied.
In de 'Visie externe veiligheid Eindhoven - Risico's de maat genomen' wordt voor deze wegen gehanteerd dat er bij meer dan 50 woningen en/of functies bestemd voor een specifieke hulpbehoevende doelgroep binnen 200 meter maatwerk geleverd moet worden ten aanzien van de toepassing van de verantwoordingsplicht. Aangezien het plangebied is gelegen binnen 200 meter van de John F. Kennedylaan dient hiervoor een verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden. In de rapportage 'Transport gevaarlijke stoffen door de gemeente Eindhoven' wordt vermeld dat het groepsrisico lager is dan 0,1 * de oriënterende waarde. Hierdoor volstaat een beperkte verantwoording. Hierbij moet de Veiligheidsregio wel in de gelegenheid gesteld worden een advies uit te brengen.
Op 21 juli 2021 is advies ontvangen van de Veiligheidsregio. Dit advies is als bijlage opgenomen bij deze toelichting.
Zelfredzaamheid
Cliënten van Amarant zijn over het algemeen zelfredzaam. Daarnaast zullen de werknemers die werkzaam zijn binnen het complex worden geïnstrueerd over de risico's. Zo wordt men geïnformeerd over de risico's van de John F. Kennedylaan. De cliënten zullen worden geassisteerd bij een evacuatie. Het BHV-plan voorziet in een bijdrage aan een veilige en ordelijke evacuatie in geval van calamiteiten. Hierdoor kunnen de bewoners en werknemers zich voorbereiden op vluchtmogelijkheden uit hun woning en in een andere richting dan de John F. Kennedylaan (vluchten van de bron af).
Bereikbaarheid en bestrijdbaarheid
De bereikbaarheid en bestrijdbaarheid is voldoende. Het plangebied is driezijdig te bereiken (Oude Torenstraat, Onze Lieve Vrouwestraat en Eckartsweg Zuid). Er zijn voldoende blusvoorzieningen aanwezig en de hulpdiensten zijn binnen de gestelde opkomsttijden ter plaatse.
De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen.
Het maatgevend scenario op deze locatie is een explosie, aangezien er hoofdzakelijk vervoer van LPG, diesel en benzine over de Kennedylaan plaatsvindt. De LPG-branche past een hittewerende coating toe op de LPG-tankwagens. Deze bekleding zorgt ervoor dat het ten minste 75 minuten duurt voordat een warme-BLEVE (explosie) kan plaatsvinden. In deze tijd zou het gebouw ontruimd kunnen worden. In 2016 is de circulaire effectafstanden LPG-tankstations vastgesteld. In deze circulaire wordt een afstand van 160 meter gehanteerd tot zeer kwetsbare objecten. Op de afstand van 160 meter is de stralingsbelasting 35kw/m². Omdat deze belasting van zeer korte duur is geeft het gebouw voldoende bescherming en zijn op deze afstand verminderd zelfredzame personen die zich in het gebouw bevinden voldoende beschermd. Het hoofdgebouw is op circa 140 meter van de weg gelegen.
In geval dat er toch een explosie plaatsvindt schermen de flatgebouwen, die liggen tussen de Kennedylaan en de ontwikkellocatie, het beoogde zorgcomplex af . Het risico op deze locatie in combinatie met de bescherming van de flatgebouwen tussen de weg en het beoogde gebouw is minimaal. Hiernaast dienen de toekomstige bewoners op de hoogte gesteld te worden van de risico's die zich kunnen plaatsvinden.
Toepassing plangebied
Met de realisatie van onderhavig plan zal de populatiedichtheid in de dag- en nachtperiode toenemen. De beoogde woningen liggen echter niet binnen een invloedsgebied of plaatsgebonden risicocontour van een buisleiding, een inrichting of transportroute.
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.5 Duurzaamheid
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.
- CO2 reductie
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
1A) Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.
In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
1C) warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
1D) duurzame energie opwekking
Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2 Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
2A) duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
2B) geen afval
In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
2C) flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
2D) deeleconomie/ as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.
Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiënter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.
3) Natuur
Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?
3A) biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
3B) oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
4A) Klimaatadaptatie
Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
4B) gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte
4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
Specifiek Eindhovens
Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
4.5.1 Toepassing plangebied
Het gebouw wordt ontworpen en gerealiseerd volgens de vier duurzaamheidsprincipes van The Natural Step. De initiatiefnemer heeft een duurzaamheidsambitie voor haar vastgoedprojecten. Uitgangspunten hierbij zijn: een lage energievraag, een laag primair energieverbruik en gebruik van hernieuwbare energie. Ook op het gebied van circulair materiaalgebruik en biodiversiteit worden maatregelen genomen. Er wordt aardgasvrij gebouwd. Er worden zonnepanelen op het dak geplaatst en er worden warmtepompen aangebracht. Daarnaast is groen integraal betrokken in de planvorming van de buitenruimte, zoals blijkt uit het in bijlage 2 gevoegde groenplan. Zo worden de fietsenstallingen voorzien van groene daken. De precieze invulling van voornoemde initiatieven vindt plaats bij de verdere uitwerking van het project.
4.6 Bodem
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient, bij een nieuw bestemmingsplan waarmee nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt, aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie. In dit kader zijn bodemonderzoeken uitgevoerd. De rapportage van deze onderzoeken zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hierna volgen de belangrijkste resultaten en conclusies.
Verkennend bodemonderzoek - gedeelte plangebied bestemming Maatschappelijk
Een gedeelte van het plangebied heeft reeds de bestemming Maatschappelijk. Deze bestemming wijzigt door dit bestemmingsplan niet. In 2010 is dit gedeelte van het plangebied onderzocht en in 2018 is een actualiserend onderzoek uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat er geen bodemverontreiniging aanwezig is en dat er geen beperkingen zijn ten aanzien van het gebruik van de locatie.
Verkennend bodemonderzoek - gedeelte plangebied bestemming Verkeer
Een gedeelte van het plangebied heeft de bestemming Verkeer en is in gebruik als openbaar parkeerterrein. Omdat de bestemming in dit gedeelte van het plangebied wijzigt naar bestemming Maatschappelijk is een nieuw verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Zintuiglijk zijn in de bovengrond vanaf de onderzijde van de klinkerverharding tot 0,6 m-mv bijmengingen aangetroffen met puin en kolen. Uit de analyseresultaten blijkt dat de puin- en kolenhoudende bovengrond licht verontreinigd is met lood. De overige boven- en ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met zink en xylenen. De aangetoonde lichte verontreinigingen in de grond en het grondwater zijn in overeenstemming met de hypothese dat de onderzoekslocatie verdacht is. De aangetroffen gehaltes zijn echter dermate laag, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht. De concentratie aan PFAS blijft in zowel de boven- als de ondergrond onder de achtergrondwaarde en wordt derhalve geclassificeerd als "landbouw/natuur".
Tijdens het plaatsen van boringen van het verkennend bodemonderzoek zijn bijmengingen met puin in de bodem waargenomen. Derhalve is aanvullend een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. In de grond is zowel zintuiglijk (fractie > 20 mm) als analytisch (fractie < 20 mm) geen asbest aangetoond. Derhalve mag worden geconcludeerd dat de grond niet verontreinigd is met asbest. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Niet-gesprongen explosieven
Het plangebied ligt niet in een gebied dat verdacht is op het voorkomen van niet gesprongen explosieven. Aanvullende maatregelen in dit kader zijn daarom niet benodigd.
Conclusies
De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie en vormen naar mening van Tritium Advies geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging en de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen. Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen.
4.7 Natuur
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) en het bijbehorende Besluit natuurbescherming (Bnb) en de Regeling natuurbescherming (Rnb) in werking getreden. Door de inwerkingtreding van deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet komen te vervallen. Het is de bedoeling dat deze nieuwe wet en de bijbehorende Bnb en Rnb uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet waarvan verwacht wordt dat die in 2021 in werking treedt. Met het van kracht worden van deze wet komen vrijwel alle verantwoordelijkheden bij de provincies te liggen.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is op relatief kleine afstand van de Natuurnetwerk Brabant (NNB) gelegen. Dit betreft de Dommel. Samen met de aard en de relatief beperkte omvang van de ingreep (herontwikkeling in het stedelijk gebied) is er geen negatief effect te verwachten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNB.
Voor Natura 2000-gebieden geldt dat het plangebied op grote afstand hiervan is gelegen (circa 5,6 km). Gezien de aard en de beperkte omvang van de ingreep zorgt dit ervoor dat eveneens geen negatief effect te verwachten is op de wezenlijke kenmerken en waarden van Natura 2000-gebieden. Ter bepaling of er sprake is van stikstofdepositie is een berekening uitgevoerd. Uit deze berekening is geconcludeerd dat geen sprake is van stikstofdepositie door toedoen van dit project (bouw- en gebruiksfase) op het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux". Er is sprake van 0,00 mol/ha/jaar depositie. De rapportage is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Omliggende beschermde natuurgebieden
Soortenbescherming
De Wnb kent drie beschermingsregimes voor dier- en plantensoorten:
- paragraaf 3.1: alle vogels in de zin van de Vogelrichtlijn;
- paragraaf 3.2: alle dieren en planten, genoemd in de bijlagen van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
- paragraaf 3.3: overige soorten, genoemd in de bijlage van de Wnb, die niet onder de reikwijdte van paragraaf 3.2 vallen.
Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als braakliggend terrein en heeft in het recente verleden gediend als bouwterrein voor de naastgelegen bouw van zorgappartementen. Hierdoor is van natuurwaarden geen sprake.
Recente foto (genomen vanuit parkeerterrein in zuidoosten van het plangebied)
Recente foto (genomen vanuit ventweg Onze Lieve Vrouwestraat in zuiden van het plangebied)
De aanwezige bomen binnen het plangebied (en net daarbuiten) blijven behouden en worden tijdens de bouw deugdelijk beschermd. Er is geen sprake van oppervlaktewateren. Permanent negatieve effecten als gevolg van de ingreep worden daardoor niet verwacht. Ook is geen sprake van geschikte habitat voor beschermde soorten, omdat het gras regelmatig wordt gemaaid. Wel dient tijdens de werkzaamheden rekening gehouden te worden met de zorgplicht (artikel 1.1 Wnb).
Algemene zorgplicht
Artikel 1.11 Wnb voorziet in de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nagelaten moeten worden of dat maatregelen genomen moeten worden om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen. Die plicht is niet alleen van belang voor soorten maar ook voor gebieden. De zorgplicht fungeert als vangnet ten opzichte van de bij en krachtens de Wnb gestelde voorschriften. Bestuursrechtelijke handhaving van de zorgplicht is mogelijk in kennelijke gevallen van onzorgvuldig handelen en in situaties waarin er geen concreet voorschrift ter bescherming van de desbetreffende natuurwaarde van toepassing is.
Conclusie
Gezien de aard en beperkte omvang van het project worden geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden verwacht. Vanuit soortenbescherming worden eveneens geen negatieve effecten verwacht op beschermde soorten. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan ten behoeve van het aspect natuur uitvoerbaar is.
4.8 Milieueffectrapportage
4.8.1 Wettelijk kader
Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.
Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.
De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:
- Kolom 1: de activiteit zelf
- Kolom 2: drempelwaarden activiteit
- Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
- Kolom 4: de besluiten
De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.
In dit kader is met name 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. van belang. Het gaat daarbij om: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Stedelijk ontwikkelingsproject
Uit de jurisprudentie volgt dat of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van Besluit m.e.r afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als aard, omvang en locatie van de voorziene wijzigingen van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Hieronder wordt ingegaan op deze aspecten.
Beoordeling plan
Beoogd is een zorgcomplex te realiseren aan de Onze Lieve Vrouwestraat in Eindhoven. Het zorgcomplex betreft een woon- en behandellocatie voor jeugdigen met in totaliteit 68 bedden voor de cliënten. Daarnaast is 461 m² bvo kantoorruimte beoogd en een zestal behandelplaatsen voor zowel de interne cliënten als ook cliënten uit de omgeving. Het complex gaat daarnaast dienst doen als wijkvoorziening en als uitvalsbasis voor zorg op (thuis)locatie. Het gebouw heeft maximaal 5 bouwlagen.
Deze woningbouwtypen en bouwvolumes komen overeen met de directe omgeving van het plangebied. Ten westen van het plangebied is een studentencomplex aanwezig. Ten noordoosten van het plangebied is recentelijk een zorgappartementencomplex verrezen. Ten oosten van het plangebied is een groot en hoog flatgebouw aanwezig.
Het plangebied is gelegen in hoog stedelijk gebied, aan de ring van Eindhoven. Een dergelijke stedelijke ontwikkeling past daardoor goed in het aanwezige stedelijke milieu. Ook heeft de locatie reeds een maatschappelijke bestemming.
Het planvoornemen zal wat betreft verkeer aansluiten op de aanwezige infrastructuur (Onze Lieve Vrouwestraat, Oude Torenstraat en Eckartseweg Zuid). De infrastructuur heeft voldoende capaciteit en hoeft hierdoor niet worden opgeschaald. Het toekomstige verkeer gaat op in het heersende verkeersbeeld. Volgens de nota 'Eindhoven op Weg' (2013) is de Onze Lieve Vrouwestraat een belangrijke ontsluitingsweg voor de stad. Het plangebied is daarom goed bereikbaar. De parkeerbehoefte die deze ontwikkeling met zich mee brengt wordt op eigen terrein opgelost.
Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de uitgevoerde onderzoeken (bodem, bomeneffectanalyse, stikstofdepositie, archeologie en geluid) aantonen dat het realiseren van het beoogde zorgcomplex op de locatie voldoet aan de wettelijke eisen vanuit milieuoogpunt. De verrichte onderzoeken onderstrepen de conclusie dat geen sprake is van aanzienlijke milieueffecten. De effecten op het milieu zijn daardoor integraal afgewogen bij de totstandkoming van het bestemmingsplan.
4.8.2 Conclusie
Hieruit kan worden geconcludeerd dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is daardoor niet van toepassing. Ter aanvulling van het voorgaande volgt in dit hoofdstuk de toetsing van het planvoornemen aan de wettelijke normen wat betreft ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, duurzaamheid, bodem, natuur en water.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Het bestemmingsplan I Woensel buiten de Ring I 2017 (Onze Lieve Vrouwestraat) heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Beleid
5.2.1 Rijksbeleid
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
5.2.2 Provinciaal beleid
5.2.3 Beleid Waterschap
5.2.4 Gemeentelijk beleid
5.2.5 Waterplan
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
5.3 Eindhovense Klimaattoets
Het klimaat verandert. Dat heeft gevolgen voor Eindhoven. We krijgen onder andere te maken met meer en hevigere buien, langere perioden van droogte en meer hitte(stress). Om in de toekomst prettig te wonen en te werken in onze groeiende stad, is het noodzakelijk nú maatregelen te nemen. Dit betekent dat we 'klimaatrobuust' te werk moeten gaan.
5.3.1 Klimaatadaptiebeleid
In samenwerking met Brabantse overheden en kennisinstellingen is een prototype klimaatadaptatie-toets ontwikkeld met richtlijnen en ontwerpnormen voor de (her)inrichting en ruimtelijke ontwikkeling van stedelijk gebied op straat- en wijkniveau.
De toets omvat 3 hoofdregels en deze vormen de basis voor het Eindhovens klimaatadaptatie beleid:
- Zorg voor voldoende bergingsruimte om extreme buien tijdelijk op te vangen en vertraagd af te voeren.
- Infiltreer regenwater zoveel mogelijk en waar mogelijk op de plek waar het valt, en voorkom daarmee droogte.
- Zorg dat de straat niet onnodig opwarmt en voldoende plekken voor verkoeling heeft op het heetst van de dag.
Voor de klimaatadaptatie normen en richtlijnen is een indeling gemaakt naar ruimtelijke ontwikkelingen op privaat terrein (circa 60% van het areaal) en op publiek terrein (circa 40% van het areaal). In de binnenstad ligt deze verhouding zelfs op 80-20%. Bovenstaand is vertaald in een waterbergingsnorm.
5.3.2 Waterbergingsnorm
5.3.3 Toelichting rekentool
De gemeente Eindhoven maakt bij de beoordeling van de voor een nieuwe ontwikkeling in een plangebied voorgestelde maatregelen gebruik van een rekentool. Deze rekentool klimaatopgave, beschikbaar op rekentool.eindhovenduurzaam.nl, maakt het een ontwikkeling mogelijk interactief haar plangebied en de te nemen maatregelen te beschrijven en te controleren of aan de gemeentelijke eisen wat betreft waterberging en vergroening wordt voldaan. Bovendien kan een afschrift van de beschrijving van het plangebied en de keuze van de maatregelen met voorbeelden voor de verdere uitwerking gedownload worden om bijgevoegd te worden bij de eventuele watertoets of aanvraag van de omgevingsvergunning.
De werking van de rekentool kan worden aangepast aan nieuwe inzichten en de uitkomst van de laatste versie van de tool is maatgevend.
5.4 Beschrijving Watersysteem Plangebied
5.4.1 Checklist watersysteem
Checklist Watersysteem | ||
A-wateren binnen plangebied | Nee | |
B-wateren binnen plangebied | Nee | |
Beschermde keurgebieden binnen plangebied? | Nee | |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee | |
Binnen boringsvrije zone? | Nee | |
Ecologische verbindingszone? | Nee | |
Binnen reserveringsgebied waterberging | Nee | |
Attentiegebied NNB | Nee | |
Rioolwatertransportleiding | Nee | |
Waterschap gemaal | Nee | |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Staan vermeld in de bodemparagraaf | |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Naar verwachting mogelijk | |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
5.4.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water
Oppervlaktewater
Binnen en in de omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Verharding
Het plangebied is in de huidige situatie voor een groot gedeelte onverhard en bestaat grotendeels uit bouwrijpe grond.
Bodemopbouw
De deklaag bestaat uit zeer fijn tot zeer grof zand, lokaal kleiig, grindig of humeus en heeft daarmee een matige waterdoorlatendheid.
Grondwater
Tijdens het bemonsteren van de peilbuizen op 28 februari 2020 bleek dat de gemiddelde grondwaterstand bevond op 4,51 m-mv.
5.5 Toekomstige Situatie Van Het Watersysteem
Per saldo neemt de hoeveelheid groen toe en neemt de hoeveelheid verharding en bebouwing toe, omdat het plangebied op dit moment bestaat uit bouwrijpe (onverharde) grond. De ontwikkeling bestaat uit de nieuwbouw van een zorgcomplex. In het plangebied wordt voorzien in bovengrondse parkeervoorzieningen en groenzones rondom het nieuw te bouwen zorggebouw.
Het gebouw heeft een footprint van circa 1.200 m². Daarnaast zijn fietsbergingen en afvalcontainers voorzien met een totale oppervlakte van circa 230 m². Buiten deze gebouwen zijn er ook verhardingen voorzien voor o.a. de op- en afritten, voetgangspaden en de parkeerplaatsen. Voor uitwerking van de watertoets is uitgegaan van een oppervlak van 4.287 m² voor het totale plangebied.
Oppervlakte verdeling planvoornemen
In de rekentool van de gemeente Eindhoven zijn vervolgens t.b.v. van dit planvoornemen maatregelen opgenomen. Er worden 10 stuks nieuwe bomen gerealiseerd, er worden faunavoorzieningen (nestkastjes) geplaatst, er wordt 10 m² groene gevel gerealiseerd en er wordt één regenton geplaatst. Hiermee wordt de waterbergingsopgave met 36,6 m³ verminderd. Voor dit plan wordt een ondergrondse infiltratiecapaciteit geplaatst met een netto inhoud van circa 160 m³. Deze infiltratiekratten worden onder de verharding van het parkeerterrein gerealiseerd over een oppervlakte van circa 320 m², met een leegloop op het gemeentelijk riool. Met deze voorziening kan worden voldaan aan de Eindhovense klimaattoets.
Waterbergingsplan
5.5.1 Waterberging
Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking "afkoppelen & niet aankoppelen" dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.
5.6 Advies / Overleg Waterschap
In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan toegestuurd aan Waterschap De Dommel. Het waterschap heeft d.d. 10 november 2020 per brief gereageerd. Het waterschap heeft ingestemd met het plan, omdat het voldoet aan de waterbergingseisen van het waterschap en aan de Eindhovense klimaattoets. Dit is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
Het bestemmingsplan "I Woensel buiten de Ring I 2017 (Onze Lieve Vrouwestraat)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.
6.2 Planmethodiek
Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
6.3 Verbeelding
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
6.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
Inleidende regels (Artikel 1 en 2)
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten. Dit is om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In "Artikel 1 Begrippen" wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels begrippen voorkomen die niet in dit artikel zijn opgenomen, dan geldt hiervoor de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik. In "Artikel 2 Wijze van meten" zijn de te gebruiken meetmethodes opgenomen. De regels bij de bestemming wordt hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemmingsregels
Bestemming 'Maatschappelijk' (Artikel 3)
Het betreft hier een "verzamelbestemming" ten behoeve van educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, kantoorvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is.
Horeca, detailhandel of dienstverlenende functies zijn uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan de desbetreffende maatschappelijke functie(s).
Bestemming `Verkeer - Verblijfsgebied" (Artikel 4)
Het gaat bij deze bestemming om de wegen die primair dienen c.q. zullen dienen voor de ontsluiting van de aangrenzende of nabijgelegen gronden. Ook is deze bestemming bedoeld voor de parkeerterreinen en voor de groenstrookjes die een onderdeel zijn van de terreininrichting.
Algemene regels
Onder de Algemene regels zijn de Anti-dubbeltelregel, Algemene afwijkingsregels en de Overige regels opgenomen. Deze regels gelden voor het hele plan.
De Algemene afwijkingsregels bevatten bepalingen op basis waarvan in bepaalde gevallen binnenplans kan worden afgeweken van de bepalingen uit de bestemmingsregels.
Onder de Overige regels zijn eisen opgenomen die gelden met betrekking tot het aspect parkeren. Voor het aantal parkeerplaatsen wordt in de regels verwezen naar de vigerende parkeernormen.
Overgangs- en slotregels
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.
Hoofdstuk 7 Handhaving
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
- Informatie gestuurd
De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.
- Gebiedsgericht
Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.
- Risico- en oplossingsgerichte benadering
De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.
Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.
- Consequent en doelmatig
Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
- Object en informatiegericht
- Bouwen en Wonen
- Openbare leefomgeving
- Bedrijven
- Gebiedsgericht
- Pilot Veiligheid en leefbaarheid
- Actiegebieden
- Themagericht
Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Hoofdstuk 8 Financiële Aspecten
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst.
In onderhavig geval zal een anterieure overeenkomst gesloten worden zodat geen verplichting bestaat tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
De gemeente heeft de voorbereiding van dit bestemmingsplan conform artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bekend gemaakt.
9.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan toegestuurd aan Waterschap De Dommel en de Veiligheidsregio. De Veiligheidsregio heeft bij brief van 21 juli 2021 een advies op maat uitgebracht.t Dit advies is als bijlage aan deze toelichting gehecht. Het Waterschap heeft d.d. 10 november 2020 per brief gereageerd. Het Waterschap heeft ingestemd met het plan, omdat het voldoet aan de waterbergingseisen van het Waterschap en aan de Eindhovense klimaattoets. Dit is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Het wettelijk vooroverleg met de Provincie Noord-Brabant is tot slot middels het daartoe bestemde e-formulier doorlopen. De provincie heeft de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn, aangegeven geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen.
9.3 Inspraak En Samenspraak
Per 1 oktober 2008 is de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008" in werking getreden. Het doel hiervan is het betrekken van burgers bij de besluitvorming.
Op 5 maart 2020 is er een inloopbijeenkomst georganiseerd voor omwonenden waar het nieuwbouwplan is gepresenteerd. Omwonenden waren overwegend enthousiast over de plannen. Er waren enkele vragen en aandachtspunten van omwonenden over met name parkeren. Deze worden door initiatiefnemer meegenomen bij de verdere planuitwerking.
Verder is het plan besproken met Trefpunt Groen Eindhoven, Stichting Wederopbouw en Henri van Abbe stichting en allen zijn akkoord met de ontwikkeling. De aanbevelingen/adviezen van de stichtingen zullen serieus worden overwogen in het kader van de verdere uitwerking/uitvoering van het plan.
9.4 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 7 oktober 2021 tot en met woensdag 17 november 2021 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in het weekblad Groot Eindhoven gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan, Pauwert
bijlage 1 Stedenbouwkundig plan, Pauwert
Bijlage 2 Landschapsplan, Verhoeven De Ruiter
bijlage 2 Landschapsplan, Verhoeven de Ruiter
Bijlage 3 Proefsleuvenonderzoek, Econsultancy
bijlage 3 Proefsleuvenonderzoek, Econsultancy
Bijlage 4 Parkeeronderzoek En Rekentool, Goudappel Coffeng
bijlage 4 Parkeeronderzoek en rekentool, Goudappel Coffeng
Bijlage 5 Bomeneffectanalyse, Van Helvoirt
bijlage 5 Bomeneffectanalyse, Van Helvoirt
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Advies Veiligheidsregio
bijlage 7 Advies veiligheidsregio
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek 2010
bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek 2010
Bijlage 9 Bea, Van Helvoirt
Bijlage 10 Stikstofdepositieberekening, Tritium Advies
bijlage 10 Stikstofdepositieberekening, Tritium Advies
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan I Woensel buiten de Ring I 2017 (Onze Lieve Vrouwestraat) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80368-0301 van de gemeente Eindhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden-beroep
een vrij beroep, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Bijvoorbeeld gastouderopvang; detailhandel via internet zonder opslag en/of verkoop aan huis; of het enkel uitoefenen van een administratie ten behoeve van een bedrijf.
Onder vrije beroepen worden verstaan: (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, sociaal-maatschappelijke, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen.
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.8 aardkundige waarden
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding, (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.9 Actualisatie nota parkeernormen
parkeernormen gepubliceerd op 3 oktober 2019 en in werking getreden op 4 oktober 2019.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bestaande situatie
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel/webwinkel, afhaalpunten en supermarkt.
1.24 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.25 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.
1.28 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.29 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.30 hogere grenswaarden
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.32 internetwinkel
Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
- de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
- de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
1.33 kamerverhuur
woonvorm waarbij sprake is van woonruimte die geen eigen afzonderlijke toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche/bad en/of toilet) buiten die onzelfstandige woonruimte, met dien verstande dat hieronder niet wordt verstaan maatschappelijke voorzieningen in de vorm van beschermd en/of verzorgd wonen.
1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend (niet zijnde prostitutie).
1.35 kunstobject
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.36 kunstwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.37 kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen
Bij collegebesluit van 20 april 2021 vastgestelde nadere regels ter uitwerking van de Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)
1.38 lijst van bedrijfsactiviteiten
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in behorende bij deze regels.
1.39 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.40 mantelzorg
het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.41 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.42 onzelfstandige woonruimte
woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
1.43 peil
0.30 m' boven de kruin van de weg.
1.44 prostitutiebedrijf
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
1.45 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.46 SPIL centrum
‘SPIL ( Spelen, Integreren, Leren); een hechte samenwerking tussen onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang met als doel optimale ontwikkelingskansen te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar.
1.47 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.48 verdieping
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.
1.49 voorgevel
de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.50 voorgevelrooilijn
De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.51 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.52 waterberging
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk.
1.53 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
1.54 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566) houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.55 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Een woonwagen wordt niet tot een woning gerekend.
1.56 woongebouw
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, ventilatiekanalen, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- horecavoorzieningen en/of detailhandel en/of dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, voor zover ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
- tuinen, erven en terreinen,
- wegen en paden;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Verkeer - Verblijfsgebied´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woonstraten;
- pleinen;
- voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
met daarbij behorende:
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie-1 geen gebruik kan worden gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid voor zover het betreft afwijking ten behoeve van het overschrijden van de voorgevelrooilijnen, de bestaande goot- en bouwhoogte of de bestaande dakhelling;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten 20 m is.
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden met maximaal 40 cm ten behoeve van gevelisolatie om energie te besparen;
- de regels ten aanzien van de realisatie van gebouwen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie en toestaan dat de maximum oppervlakte wordt vergroot tot maximaal 100 m2.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Bouwregel parkeren
- bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat aan de hand van de beleidsregeling 'Actualisatie nota parkeernormen' en de beleidsregeling 'Kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen' wordt bepaald of hieraan voldaan is;
- als de onder a. genoemde beleidsregelingen worden gewijzigd, wordt aan de hand van de nieuwe beleidsregeling(en) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
8.2 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de (fiets)parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 8.1, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
8.4 Verbod
Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het wijzigen van de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, een en ander volgens de beleidsregeling 'Actualisatie Nota Parkeernormen (2019)' van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven zoals vastgesteld op 24 september 2019 en opgenomen in Bijlage bij de planregels.
8.5 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan in bijzondere gebieden of situaties worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en/of ruimtelijke situatie.
8.6 Voorwaardelijke verplichting waterberging
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen staat vast dat wordt voorzien in een waterberging of andere maatregelen die bijdragen aan de klimaatbestendigheid.
- De inhoud van de waterberging en de omvang van de andere maatregelen worden vastgesteld met toepassing van de beleidsregel "Klimaat robuust (her)inrichten en ruimtelijk ontwikkelen" behorende bij de bijlage uit het Gemeentelijk Rioleringsplan Eindhoven 2019-2022;
- Als de onder sub b. bedoelde (beleids)regeling wordt gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Afwijken
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan I Woensel buiten de Ring I 2017 (Onze Lieve Vrouwestraat).
Bijlage 1 Besluit Hogere Grenswaarden
bijlage 1 Besluit hogere grenswaarden