KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nuts
Artikel 7 Bedrijf - Windturbine
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Groen - Houtsingel
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Maatschappelijk - Molen
Artikel 14 Natuur
Artikel 15 Recreatie
Artikel 16 Recreatie - Recreatief Agrarisch Natuurbedrijf
Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoning
Artikel 18 Tuin
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Verkeer - Onverhard
Artikel 21 Verkeer - Spoorverkeer
Artikel 22 Water
Artikel 23 Wonen
Artikel 24 Leiding
Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 26 Waarde - Archeologie 1
Artikel 27 Waarde - Archeologie 2
Artikel 28 Waarde - Archeologie 3
Artikel 29 Waarde - Archeologie 4
Artikel 30 Waterstaat - Attentiegebied Ehs
Artikel 31 Waterstaat - Regionaal Waterbergingsgebied
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Artikel 34 Algemene Bouwregels
Artikel 35 Algemene Gebruiksregels
Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 39 Overige Regels
Artikel 40 Overgangsrecht
Artikel 41 Slotregel
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Partiële Herziening Buitengebied

Bestemmingsplan - gemeente Etten-Leur

Vastgesteld op 24-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Bijlage Bij Toelichting

Bijlage Bij Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel A Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan Partiële Herziening Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0777.0145PHBUITENGEBIED-3001 van de gemeente Etten-Leur.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

bestemmingsplan 'Buitengebied':

het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Etten-Leur op 30 september 2013, met inachtneming van:

  • de gevolgen van de 'Reactieve aanwijzing tav bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Etten-Leur', zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 5 november 2013;

  • de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 20 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1583);

  • de partiële herziening 'Reparatieplan Buitengebied, Hoevenseweg 26 en statische opslag in kassen', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Etten-Leur op 21 maart 2016;

  • de partiële herziening 'Paraplubestemmingsplan Vergroten inhoudsmaat burgerwoningen Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Etten-Leur op 27 mei 2019.

Artikel B Toepassingsbereik

B.1 Toepassingsverklaring

Op alle gronden die deel uitmaken van het plangebied van dit plan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van toepassing, met inachtneming van de aanpassingen zoals beschreven in B.2.

B.2 Partiële herziening

Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt als volgt gewijzigd.

  1. De verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt als volgt gewijzigd:

  1. waar in dit plan aan gronden een enkelbestemming is gegeven, wordt het betreffende gedeelte van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' vervangen door het betreffende gedeelte van de verbeelding van dit plan;

  2. waar in dit plan aan gronden geen enkelbestemming is gegeven, maar uitsluitend een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding, wordt deze dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding toegevoegd aan de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied';

  3. waar in dit plan een gebiedsaanduiding 'overige zone - ... vervallen' is opgenomen, wordt de corresponderende dubbelbestemming of aanduiding als volgt verwijderd van de verbeelding van het bestemmingplan 'Buitengebied':

  • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - leiding hoogspanningsverbinding vervallen' vervalt de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';

  • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veiligheidszone windturbine vervallen' vervalt de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine';

  • ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - sloop- en bonusregeling vervallen' vervalt de aanduiding 'sloop- en bonusregeling (m2)';

  1. voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' ongewijzigd van toepassing.

  1. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' worden als volgt gewijzigd:

  1. de tekstdelen die in hoofdstuk 2 van dit plan in rood zijn weergegeven, worden toegevoegd aan de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied';

  2. de tekstdelen die in hoofdstuk 2 van dit plan in rood zijn weergegeven en zijn doorgehaald, worden verwijderd uit de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied';

  3. waar artikelen, leden of subleden aan de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' worden toegevoegd of daaruit worden verwijderd, worden de daarop volgende artikelen, leden of subleden hernummerd en worden de verwijzingen naar deze artikelen, leden of subleden overeenkomstig aangepast;

  4. voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' ongewijzigd van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan:

het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Etten-Leur.

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0777.0027BUITENGEBIED-3002 met de bijbehorende regels en bijlagen.

ondergrond:

de informatie die gebruikt is om de geometrische planobjecten te bepalen als vervat in het bestand NL.IMRO.0777.0027BUITENGEBIED-3002.

verbeelding:

de digitale weergave van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, gewaarmerkt als NL.IMRO.0777.0027BUITENGEBIED-3002 en elektronisch beschikbaar gesteld op de daarvoor aangewezen landelijke voorziening.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

aangebouwd:

minimaal twee bouwwerken die aan elkaar zijn gebouwd en al dan niet een interne verbinding hebben.

aan-huis-gebonden-beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinning of ontwerp-technisch gebied of, alsmede hiermee gelijk te stellen dienstverlenende beroepen en ambachtelijke en verzorgende bedrijven, zoals bijvoorbeeld een architect, tandarts, kunstenaar, edelsmid, adviseur en dergelijke. Hieronder worden eveneens kleine ateliers en kleine galeries verstaan.

aardkundige waarden:

waarden van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen dan wel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.

afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning dat qua ligging hoort tot het perceel van de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding gehuisvest is.

agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

agrarische bedrijfswoning:

een woning op bij een agrarisch bedrijf behorende grond en uitsluitend dienend voor de huisvesting van een huishouding waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de agrarische bedrijfsvoering, noodzakelijk is.


agrarisch hulpgebouw:

buiten agrarische bouwvlakken gelegen gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf, zoals veldschuren. Tijdelijke menstoegankelijke tunnels vallen hier niet onder.

ambachtelijk en verzorgend bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen die verband houden met het ambacht.

archeologisch onderzoek:

bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

archeologische verwachtingswaarde:

de kans op aanwezigheid van onbekende archeologische vindplaatsen, zoals die met behulp van locatieanalyse is voorspeld.

attentiegebied EHS:

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bed & breakfast:

particuliere verstrekking tegen betaling, met een niet bedrijfsmatig karakter, aan derden van uitsluitend logies (met ontbijt) zonder dienstverlening, niet zijnde uitoefening van hotel, pension of ander bedrijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 4 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers.

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten. Een bedrijfswoning wordt hieronder niet begrepen.

bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf.

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor één huishouden waarvan huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

begane grond:

de eerste bouwlaag volledig gelegen boven het peil.

beplantingsplan:

plan, waarin wordt aangegeven hoe de beplanting ingericht en beheerd zal gaan worden.

bestaand:

  1. bij bebouwing: bebouwing die aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Partiële Herziening Buitengebied, mits die bebouwing legaal is opgericht, dan wel bebouwing die mag worden opgericht krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

  2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Partiële Herziening Buitengebied, mits dat gebruik legaal is.

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

bewoning:

het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf, zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdverblijf wordt beschikt.

bijgebouw:

een vrijstaand gebouw of een aan het hoofdgebouw aangebouwd (gedeelte van een) gebouw dat qua constructie, afmetingen en/of verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. een gebouw, vrijstaand, aangebouwd dan wel inpandig, ten dienste van een groter genot van het hoofdgebouw, zoals een garage, schuurtje en berging.

boog- en tunnelkassen:

al dan niet verplaatsbare constructies geheel of gedeeltelijk overtrokken met en/of omsloten door lichtdoorlatend materiaal, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of sierteelt.

bosbouw:

een complex van activiteiten die zich richten op de ontwikkeling en instandhouding van de levensgemeenschap bos ten behoeve van de volgende doeleinden: houtteelt, natuur, landschap en dagrecreatie.

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwen, ondergronds-:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen en andere permanente voorzieningen zijn toegelaten.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond.

criteria voor grondgebondenheid:

criteria om te bepalen of een veehouderij grondgebonden is, zoals opgenomen in nadere regels die door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger.

cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:

karakteristieke bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4 en/of aangewezen gemeentelijke monumenten en/of rijksmonumenten.

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

dierenverblijf:

een gebouw of overkapping voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.

duurzame locatie:

bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.

ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

erf- en terreinafscheiding met een open constructie:

een erf- of terreinafscheiding met een constructie die voor ten minste 80% open is, zoals palen met draad, gaashekwerken en hekwerken met planken waarbij voldoende ruimte tussen de planken vrij blijft.

evenement:

een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het betreffende publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke.

extensief recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën.

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.


gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

geitenhouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van geiten.

geiten- en/of schapenhouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op het houden van schapen en/of geiten.

geluidhinder:

gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid.

geluidsgevoelige functies:

geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt.

geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt,.

geluidzone - industrie:

een op grond van de Wet geluidhinder, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting veroorzaakt door dat industrieterrein niet meer bedraagt dan 50 dB(A).

geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, rondom het terrein van een vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

geometrische plaatsbepaling:

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

gevelvlak:

een (denkbeeldig) vlak, gesloten dan wel open, aan de buitenzijde van een bouwwerk dat de contouren van een bouwwerk aangeeft en waarbinnen de constructieve delen liggen.

glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf gericht op het telen van gewassen waarbij de bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

groenblauwe mantel:

gebieden die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

groepsaccommodatie:

als zodanig aangeduid gedeelte van een (voormalig) agrarisch bedrijf, waarbij een of meerdere gebouwen geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf.


grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.

grondgebonden teeltbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Grondgebonden teeltbedrijven zijn in ieder geval akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven.

grondgebonden veehouderij:

een veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie. een agrarisch bedrijf dat gericht is op het houden van dieren en op de huiskavel en in de directe omgeving voldoende areaal grond ter beschikking heeft voor de ruwvoederproductie en/of weidegang. waarbij de grondgebondenheid van het bedrijf door de ondernemer dient te worden onderbouwd.

groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven, instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

herbouw:

herbouw van de bestaande bebouwing waarbij sprake is van herbouw op exact dezelfde locatie en met exact dezelfde buitenwerkse maatvoeringen als de bestaande bebouwing.

hogere grenswaarde:

een bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt.

hoofdgebouw:

het gebouw, of het gedeelte daarvan, dat door zijn constructie, afmetingen en/of verschijningsvorm als het belangrijkste (gedeelte van een) gebouw ten behoeve van de woonfunctie is aan te merken; aangebouwde bijgebouwen die qua constructie, afmetingen en/of verschijningsvorm ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw worden niet als onderdeel van het hoofdgebouw aangemerkt. gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

hoofdverblijf:

de woning waar:

  • naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen door een huishouden overnacht wordt, en

  • als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van dat huishouden aan te merken is, en

  • waar dat huishouden staat ingeschreven in de GBA.

horeca/horecabedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar. Discotheken en het bieden van nachtverblijf worden hieronder niet begrepen.


houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe een vrijstelling is verleend.

hoveniersbedrijf:

een bedrijf, geen tuincentrum zijnde, dat gericht is op het kweken van planten, bomen en graszoden, de aanleg en het onderhoud van tuinen, parken en plantsoenen alsmede de levering van producten daartoe.

huishouden/ huishouding:

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg;

  • een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband.

Een éénpersoonshuishouden wordt hieronder ook begrepen.

huisverkoop:

detailhandel in de vorm van verkoop van eigen agrarische producten dan wel streekgebonden agrarische producten uit eigen streek en rechtstreeks daarvan afgeleide ambachtelijke producten.

informatieve en/of educatieve activiteiten:

informatieve en/of educatieve activiteiten zoals rondleidingen en excursies, in relatie tot het bedrijf en/of de omgeving, als ondergeschikt, niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsactiviteiten.

inrichting:

elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

inrichting, Bevi-:

een inrichting die valt onder het regime van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt.

installatie:

één of een aantal bij elkaar behorende technische en/of mechanische hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een hijsinstallatie, antenne-installatie, waterzuiveringsinstallatie en dergelijke.

intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten-, of schapenhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m.

kernrandzone:

een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal standplaatsen.

kwetsbare soorten:

flora en/of fauna die zeer gevoelig is voor verstoring door menselijke activiteiten.

landbouwhuisdieren:

dieren die worden gehouden in een veehouderij voor de productie van onder andere melk, vlees, eieren of wol dan wel voor begrazing van gronden.

landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.

loon- en grondwerkbedrijf:

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loon- en grondwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos- of natuurbouw wordt verricht.

maaiveld:

de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

manege:

een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport, het recreatief laten berijden van paarden en pony's en het lesgeven / gelegenheid geven tot paardrijlessen, al dan niet met mogelijkheden voor verblijf en verzorging van de paarden en pony's.

mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt. zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.

mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, waaronder droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product teweeg te brengen.

mestverwerking:

het behandelen van dierlijke mest door het toepassen van basistechnieken of combinaties daarvan, met als doel de aard, de samenstelling of de hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen.

milieuhygiënisch inpasbaar:

ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking, niet gewenst is, dient o.a. rekening te worden gehouden met:

  • de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen;

  • de regels, voortvloeiend uit wettelijke bepalingen.

molenbiotoop:

de omgeving van een molen die van belang is voor een goede windvang.


monumentencommissie:

de ingestelde commissie of aangewezen deskundige(n) met als taak het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over monumenten en overige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Erfgoedverordening Etten-Leur en het monumentenbeleid.

nadere regels zorgvuldige veehouderij:

regels over de inzet van maatregelen die bijdragen aan de ontwikkeling naar zorgvuldige veehouderij, zoals opgenomen in nadere regels die door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant of diens rechtsopvolger.

Natuurbeschermingswet:

de Wet van 25 mei 1998, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap (Natuurbeschermingswet 1998) dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt.

natuurwaarden:

waarden in verband met de aanwezigheid van of potentiële mogelijkheden voor bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid, zeldzaamheid, natuurlijkheid, ongestoordheid en kenmerkend voor het gebied.

niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf, met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

nieuwvestiging:

projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een zelfstandig bouwvlak.

omschakeling:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.

ondergeschikte functie:

gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan en/of beperkt aanvullend is op de hoofdfunctie.

nevenfunctie:

een functie die naast de primaire agrarische activiteiten wordt uitgeoefend bij een agrarisch bedrijf als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering.

(normaal) onderhoud, gebruik en beheer:

het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande en/of voorgeschreven kwaliteitsniveau wordt gewaarborgd en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft en/of aan de voorgeschreven eisen blijft voldoen.

onderkomen:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.


ondersteunende horeca:

horeca die wordt aangeboden binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ter ondersteuning van en gerelateerd en ondergeschikt aan de hoofd- of nevenfunctie een ruimte en/of terras gebruikt dan wel specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, niet bedoeld voor feesten en partijen. Sanitaire en keukenvoorzieningen zijn als onderdeel van de ondersteunende horeca toegestaan.

onevenredige aantasting:

de situatie dat een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een afbreuk van bestaande ruimtelijke belangen en waarden, die redelijkerwijs niet in verhouding staat tot de ruimtelijke belangen en waarden van de ontwikkeling.

openheid:

landschappelijke waarde die wordt gekenmerkt door een landschap met een bepaalde openheid.

overkapping:

een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

paardenbak:

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

paardenhouderij:

het bedrijfsmatig voortbrengen, opfokken, africhten, trainen, verhandelen, houden en/of stallen van paarden en pony's, niet zijnde een manege.

prostituee:

degene (v/m) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

recreatief agrarisch natuurbedrijf:

een agrarisch verwant bedrijf met zorg- , educatie- en kleinschalige of nader aangeduide recreatie- voorzieningen, waarbij de agrarische uitstraling in stand wordt gehouden en behoud en versterking van de aanwezige en potentiële natuur- en landschapswaarden deel uit maken van de bedrijfsvoering.

recreatief verblijf:

het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte ten behoeve van niet permanent verblijf met een recreatieve bedoeling.

recreatiewoning:

woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief verblijf.

referentiedatum:

de datum waarop het betreffende Natura 2000-gebied als zodanig is aangewezen, tenzij bij, krachtens of ingevolge de Natuurbeschermingswet een andere datum wordt voorgeschreven. In het laatste geval geldt de daar voorgeschreven datum.

regionaal waterbergingsgebied:

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan.


ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.

seksinrichting:

een bedrijf met een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

speelvoorziening:

voorziening ter stimulering van het klim-, klauter- en balanceergedrag van kinderen, al dan niet functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens, zoals hangnetten, schommels, glijbanen, speelforten en dergelijke.

spoorweg:

spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt, voor zover deze is aangegeven op een bij of krachtens deze wet vastgestelde kaart.

statische binnenopslag:

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen die onderdeel zijn van de bedrijfsvoering van een grondgebonden teeltbedrijf en die worden gebruikt voor:

  • verbetering van de productie, bijvoorbeeld door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld door gewassen hoger te telen; en/of

  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water, bijvoorbeeld door bescherming van de bodem, terugdringing van onkruidbestrijding en effectief omgaan met water.

teeltondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak).

teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal of permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 m) en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.

teeltondersteunende voorzieningen, permanent:

teeltondersteunende voorzieningen, geen kassen of andere gebouwen zijnde, die op een locatie voor onbepaalde tijd worden gebruikt of aanwezig zijn, zoals containervelden, stellingen en dergelijke.

teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijk:

teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, doch die maximaal 6 maanden per kalenderjaar worden gebruikt of aanwezig zijn. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten en dergelijke.


teeltondersteunende voorzieningen, overig:

teeltondersteunende voorzieningen niet zijnde permanente en/of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bedoeld ter ondersteuning of bescherming van teelten die rechtstreeks in de open grond plaatsvinden, zoals een hekwerk ten behoeve van boomteelt, teeltgeleidende en/of -ondersteunende palen en dergelijke.

ter zake deskundige:

de AAB of een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige.

torensilo:

veelal cilindervormig bouwwerk voor de opslag van stoffen met bijbehorende constructie en randapparatuur.

tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop de volgende categorieën artikelen te koop worden aangeboden:

  1. Boomkwekerijproducten, buitenplanten en bloembollen;

  2. Artikelen voor de inrichting, het onderhoud en de verfraaiing van particuliere tuinen en daarbij noodzakelijke hulpmiddelen dan wel daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen; waarbij in daaraan ondergeschikte mate ook de volgende categorieën artikelen te koop kunnen worden aangeboden:

  1. binnenplanten en bloemen en daarvoor bestemde potten en vazen;

  2. tuinmeubelen en barbecues;

  3. diervoer en kleine huisdieren geschikt voor verblijf buitenshuis;

  1. Branchevreemde artikelen, te weten:

  1. artikelen voor decoratie binnenshuis;

  2. seizoensgebonden artikelen;

  3. kleine huisdieren die in het algemeen binnenshuis verblijven en dierbenodigdheden;

  4. kookartikelen, zoals keukengerei, kookboeken, luxe eetproducten (zoals olie, azijn, tapas) en serviezen;

  5. algemene schoonmaakproducten voor in het huis;

  6. kleding anders dan voor werken in de tuin;

  7. en daarmee gelijk te stellen artikelen;

  1. Waarbij ook ondersteunende horeca is toegestaan;

een en ander met inachtneming van de in de planregels opgenomen percentages.

tuinmeubelen:

meubelen die volgens algemeen gebruik onmiskenbaar bedoeld zijn voor gebruik in de tuin.

veehouderij:

een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en/of houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

veiligheidszone:

gebied waar beperkingen ten aanzien van gebruik en/of bouwen gelden ter bescherming van personen tegen een aanwezig plaatsgebonden risico.

verbrede landbouw:

specifieke vorm van een nevenfunctie. De activiteit hangt samen met de agrarische bedrijfsvoering of staat ten dienste van het bedrijf, zoals kleinschalig kamperen, agrarisch natuurbeheer, informatieve en educatieve activiteiten, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, huisverkoop en zorgfunctie.


vereveningseffect:

toename van stikstofemissie binnen een inrichting terwijl binnen een of meerdere andere inrichting(en), al dan niet in hetzelfde plangebied, een afname van de stikstofemissie plaatsvindt zodat de totale stikstofdepositie op een voor stikstof overbelast Natura 2000 - gebied ten opzichte van de voor het betreffende gebied relevante referentiedatum aantoonbaar niet toeneemt, of door de initiatiefnemer wordt aangetoond dat er concreet zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet, dan wel indien aangetoond wordt dat de toename past binnen bij of krachtens de Natuurbeschermingswet opgestelde regels.

verharding:

gesloten verharding van gronden, bijvoorbeeld bestaande uit asfalt, beton, tegels of klinkers, alsmede halfverharding van gronden, bijvoorbeeld in de vorm van grind, gebroken puin of gebroken steen.

verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten dienste van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

verkoopvloeroppervlak tuincentrum:

het totale vloeroppervlak (overdekt en niet overdekt) van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare (winkel)ruimte in een detailhandelsvestiging waarop artikelen aan particulieren te koop worden aangeboden, waarbij het vloeroppervlak op de begane grond, eventuele verdiepingen en/ of verhogingen en eventueel ondergronds vloeroppervlak, elk afzonderlijk voor het totaal, wordt meegerekend en waarbij ook de gangpaden als verkoopvloeroppervlak worden aangemerkt.

vervangende nieuwbouw:

het vervangen van bebouwing.

voeder- en watervoorzieningen:

een aarden wal of een bouwwerk, geen gebouw, overkapping of torensilo zijnde, eventueel met opstaande randen of aarden wal, voor het opslaan van veevoeder dan wel water.

volkstuin:

perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.

volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen, waarvan de continuïteit ook op langere termijn gewaarborgd is. Zonodig kan ter beoordeling advies worden gevraagd bij de AAB dan wel een andere door het bevoegd gezag aangewezen ter zake deskundige. Voor het beoordelen van de volwaardigheid van een paardenhouderij wordt dit begrip overeenkomstig toegepast.

vormverandering van een bouwvlak:

wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.

voorgevel:

de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien meerdere gevels naar het openbaar toegankelijk gebied gericht zijn, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel.

voorkeursgrenswaarde:

de bij het bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, dan wel de wet- en/of regelgeving die daarvoor in de plaats treedt.

vrijstaand:

bouwwerk dat geheel los staat van andere bouwwerken.

vrijwaringszone:

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten behoeve van een goed functioneren van bijvoorbeeld een weg of molen.

water:

alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en vennen, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld.

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterretentie, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit.

weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, bermsloten en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig kenbare parkeervoorzieningen.

werkzaamheid:

op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, graven, heien en dergelijke.

windturbine:

een bouwwerk bestaande uit een mast met bijbehorende fundering en de rotor met rotorbladen bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie.

woning:

een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

woonunit:

een (tijdelijke) woonunit voor huisvesting ten behoeve van mantelzorg of seizoenarbeiders bestaande uit een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw, onder welke benaming ook aangeduid, doch die in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf.

zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen:

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het provinciaal waterbeleid op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.

zoekgebied voor ecologische verbindingszone:

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd.

zoekgebied doorgroeigebied glastuinbouw:

gebied waar een beperkt aantal glastuinbouwbedrijven aanwezig is dat zich verder kan ontwikkelen.

zoekgebied vestigingsgebied glastuinbouw:

gebied waar nieuwvestiging van en omschakeling naar glastuinbouwbedrijven mogelijk zijn, tenzij anders bepaald.

zorgfunctie:

een ondergeschikte nevenfunctie ten behoeve van dagbesteding van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg. Overnachting valt hier niet onder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten, tenzij anders is aangegeven.

2.2 Bouwwerken

de bepaling van het peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee te vergelijken constructiedeel.

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as en/of de tiphoogte van de windturbine.

de ashoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

de tiphoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de wieken van de windturbine.

de bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloerhet peil, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergronds bouwen wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk. Bijgebouwen tellen niet mee voor het bepalen van de inhoud van de woning.

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de afstand tot de perceelsgrens:

vanaf de perceelsgrens tot enig punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, daar waar die afstand het kleinste is. vanaf de perceelsgrens tot aan het gevelvlak van een bouwwerk, daar waar de afstand het kleinste is.

de afstand tot de as van de weg:

vanaf de as van de weg tot enig punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, daar waar die afstand het kleinste is.

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, portalen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden teeltbedrijven, agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen,met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘glastuinbouw’ tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

  2. ‘grondgebonden veehouderij’ tevens een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan;

  3. ‘intensieve veehouderij’ tevens een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan;

  4. ‘paardenhouderij’ tevens een paardenhouderij is toegestaan;

5. ‘specifieke vorm van agrarisch - champignonkwekerij’ tevens een champignonkwekerij is toegestaan;

  1. ‘specifieke vorm van agrarisch - geiten- en of schapenhouderij' tevens een geiten- en/of schapenhouderij is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. verbrede landbouw in de vorm van:

  1. bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf;

  2. kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten;

  3. huisverkoop;

  4. informatieve en/of educatieve activiteiten;

  1. nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw zoals hierna genoemd: , met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

1. 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulpgebouw', een agrarisch hulpgebouw is toegestaan;

  1. een neventak intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij';tevens een neventak intensieve veehouderij is toegestaan;

  2. een kaasmakerij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kaasmakerij’; tevens een kaasmakerij is toegestaan;

  3. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen'; tevens kleinschalig kamperen is toegestaan;

  4. ondersteunende horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ondersteunende horeca'; tevens ondersteunende horeca is toegestaan;

  5. een paardenmelkerij met zorgfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenmelkerij met zorgfunctie’; tevens een paardenmelkerij met zorgfunctie is toegestaan;

  6. een zorgfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - zorgfunctie’; tevens een zorgfunctie is toegestaan.

  1. tevens een agrarisch hulpgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulpgebouw';

  2. wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende tuin en erf ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’;

  1. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. tevens huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting seizoenarbeiders';

  2. agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer;

h. bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf;

i. kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsactiviteiten;

j. huisverkoop;

k. informatieve en/of educatieve activiteiten;

  1. tevens kamerverhuur ter plaatse van de aanduiding ‘kamerverhuur’;

  2. extensief recreatief medegebruik;

  3. aan-huis-gebonden-beroepen;

  4. bed & breakfast;

  5. behoud, versterking en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’;

  2. een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’;

waarbij voor m het bepaalde onder 1 en m onder 2 het bepaalde in 36.7 van toepassing is;

alsmede voor bijbehorende:

  1. veepaden;

  2. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;

  3. groenvoorzieningen en/of kleinschalige landschapselementen;

  4. duikers, dammen en overkluizingen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 3.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij en voorts voldaan moet worden aan de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden teeltbedrijven, agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen,met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. ‘glastuinbouw’ tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;

  2. ‘grondgebonden veehouderij’ tevens een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan;

  3. ‘intensieve veehouderij’ tevens een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, is toegestaan;

  4. ‘paardenhouderij’ tevens een paardenhouderij is toegestaan;

  5. ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - geiten- en of schapenhouderij' tevens een geiten- en/of schapenhouderij is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

  1. verbrede landbouw in de vorm van:

  1. bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf;

  2. kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten;

  3. huisverkoop;

  4. informatieve en/of educatieve activiteiten;

nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

1. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - agrarisch hulpgebouw', een agrarisch hulpgebouw is toegestaan;

  1. tevens een agrarisch hulpgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - agrarisch hulpgebouw';

  2. wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende tuin en erf ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’;

  1. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. tevens huisvesting van seizoenarbeiders in bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - huisvesting seizoenarbeiders';

  2. agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer;

g. bewerken, afvoergereedmaken en verpakken van eigen agrarische producten geteeld op of in de directe omgeving van het bedrijf;

h. kleinschalige ambachtelijke verwerking van eigen agrarische producten als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsactiviteiten;

i. huisverkoop;

j. informatieve en/of educatieve activiteiten;

  1. extensief recreatief medegebruik;

  2. aan-huis-gebonden-beroepen;

  3. bed & breakfast;

  4. behoud, versterking en/of ontwikkeling van de natuurwaarden en landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol’;

  2. beekdal ter plaatse van de aanduiding ’beekdal’;

  3. cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’;

  4. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;

  5. landschappelijke afwisseling ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’;

  6. landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’;

  7. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  8. struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’;

  9. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’;

  10. een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’;

waarbij voor l het bepaalde onder 1 tot en met l onder 10 het bepaalde in 36.7 van toepassing is;

alsmede voor bijbehorende:

  1. veepaden;

  2. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;

  3. groenvoorzieningen en/of kleinschalige landschapselementen;

  4. duikers, dammen en overkluizingen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 4.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij uitsluitend gebouwd mag worden ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf of ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een volwaardige paardenhouderij en voorts voldaan moet worden aan de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven, uitsluitend zoals hierna genoemd:

  1. een gemaal ter plaatse van de aanduiding ‘gemaal’;

  2. een groothandelsbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel’;

  3. een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;

  4. een opslagbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

  5. een aannemersbedrijf, zowel bouwkundig als civiel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf’;

  6. een garagebedrijf inclusief autohandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf’;

  7. een hondenkennel inclusief hondenpension ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel’;

  8. een hoveniersbedrijf met zorgfunctie ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - hovenier met zorgfunctie’

  9. een industrieel, bouwkundig en civiel aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - industrieel aannemersbedrijf';

  10. een kassen- en serrebouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - kassen- en serrebouwbedrijf’;

  11. een loon- en grondwerkbedrijf’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - loon- en grondwerkbedrijf’;

  12. een rietdekkersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf’;

  13. een rioolgemaal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal’;

  14. een stratenmakersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - stratenmakersbedrijf’;

  15. een timmer- en meubelmakersbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - timmer- en meubelmakersbedrijf’;

  16. een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’;

  17. een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;

  18. een transportbedrijf, zonder op- en overslag, ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';

  1. wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf, met dien verstande dat:uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’;

  1. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;

  1. aan-huis-gebonden-beroepen;

  2. bed & breakfast;

alsmede voor bijbehorende:

  1. paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;

  2. erf, tuin en andere groenvoorzieningen;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 5.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - Nuts

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nuts’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor het openbaar nut, zoals de energie-, warmte- en telecommunicatievoorziening;

alsmede voor bijbehorende:

  1. paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 6.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

Artikel 7 Bedrijf - Windturbine

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Windturbine’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een windturbine met bijbehorende voorzieningen;

alsmede voor bijbehorende:

  1. paden en toegangswegen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 7.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

7.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. duurzame instandhouding van bosgebieden;

  2. behoud, versterking en/of ontwikkeling van de aan de bosgebieden eigen zijnde natuurwaarden en landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol’;

  2. beekdal ter plaatse van de aanduiding ’beekdal’;

  3. cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’;

  4. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;

  5. landschappelijke afwisseling ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’;

  6. landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’;

  7. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  8. struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’;

  9. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’;

  10. een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’;

waarbij voor b het bepaalde onder 1 tot en met b onder 10 het bepaalde in 36.7 van toepassing is;

  1. bosbouw;

  2. behoud en herstel van watersystemen;

  3. een materiaalberging uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - materiaalberging';

alsmede voor bijbehorende:

  1. extensief recreatief medegebruik;

  2. onverharde paden en bruggetjes ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

b. De terreinafscheidingen dienen een open karakter te hebben.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen;

  2. waterkeringen, kades en dijken;

  3. een voorziening ten behoeve van waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’;

alsmede voor bijbehorende:

  1. onverharde paden;

  2. extensief recreatief medegebruik;

  3. straatmeubilair;

  4. kunstobjecten, gedenktekens en religieuze objecten;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. duikers, dammen en overkluizingen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in 9.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

Artikel 10 Groen - Houtsingel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - Houtsingel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. houtwallen, houtopstanden en bosschages;

  2. behoud, versterking en/of ontwikkeling van de in lid a genoemde natuur- en landschapswaarden;

alsmede voor bijbehorende:

  1. duikers, dammen en overkluizingen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag niet worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

b. De terreinafscheidingen dienen een open karakter te hebben.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven;

  2. tevens kamerverhuur ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';

  3. wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

  4. terras, tuin, erf en terrein;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. aan-huis-gebonden-beroepen;

  7. bed & breakfast;

alsmede voor bijbehorende:

  1. paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 11.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. terreinen bij en groenvoorzieningen op een voormalige stortplaats ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige stortplaats’;

alsmede voor bijbehorende:

  1. duikers, dammen en overkluizingen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 12.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

Artikel 13 Maatschappelijk - Molen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk - Molen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een molen;

  2. erven en terreinen;

alsmede voor bijbehorende:

  1. paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 13.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de duurzame instandhouding van natuurgebieden;

  2. behoud, versterking en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuurwaarden en landschapswaarden, waaronder houtopstanden, rietoevers en poelen, in samenhang met de waterhuishouding en de ecologische verbindingszones, in het algemeen en in het bijzonder voor:

  1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol’;

  2. beekdal ter plaatse van de aanduiding ’beekdal’;

  3. cultuurhistorisch waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’;

  4. het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;

  5. landschappelijke afwisseling ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’;

  6. landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’;

  7. kwetsbare soorten ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’;

  8. struweelvogels ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’;

  9. een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’;

  10. een zoekgebied voor een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’;

waarbij voor b het bepaalde onder 1 tot en met b onder 10 het bepaalde in 36.7 van toepassing is;

  1. behoud en herstel van watersystemen;

alsmede voor bijbehorende:

  1. extensief recreatief medegebruik;

  2. onverharde paden en bruggetjes ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.2 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

b. De terreinafscheidingen dienen een open karakter te hebben.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatieve voorzieningen, uitsluitend zoals hierna genoemd:

  1. sportvelden ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’;

  2. een manege ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2';

  3. paardensport ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van recreatie - paardensport’;

  4. tennisbanen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 2';

  5. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding ‘volkstuin’;

  1. ondersteunende horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’, 'specifieke vorm van recreatie - manege 2' en ‘specifieke vorm van recreatie - tennisbaan 1';

  2. wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - manege 1’ en 'specifieke vorm van recreatie - manege 2', met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

  3. erf en terrein;

  4. aan-huis-gebonden-beroepen;

  5. bed & breakfast;

alsmede voor bijbehorende:

  1. paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. duikers, dammen en overkluizingen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 15.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Recreatie - Recreatief Agrarisch Natuurbedrijf

[Vervallen]

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Recreatief agrarisch natuurbedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. recreatief agrarisch natuurbedrijf;

b. tevens horecavoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

c. tevens recreatieve blokhutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - blokhutten';

d. tevens een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';

e. tevens kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie - kleinschalig kamperen';

f. tevens een natuurstudiecentrum ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - natuurstudiecentrum’;

g. tevens informatieve en educatieve activiteiten;

h. tevens een zorgfunctie;

i. wonen in een bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf ;

j. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;

k. ondergeschikte speelvoorzieningen en extensieve recreatieve boerenspelen;

l. erf en terrein;

m. aan-huis-gebonden-beroepen;

alsmede voor bijbehorende:

n. paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;

o. groenvoorzieningen;

p. duikers, dammen en overkluizingen;

q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 16.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van blokhutten die uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - blokhutten' zijn toegestaan.

b. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 5 m.

16.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

c. De dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°.

16.2.3 Blokhutten

Voor het bouwen van blokhutten gelden de volgende regels:

a. Blokhutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - blokhutten'.

b. Het aantal blokhutten mag niet meer bedragen dan 5.

c. De oppervlakte per blokhut mag niet meer bedragen dan 30 m². Indien de bestaande legale oppervlakte meer bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte.

d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,1 m.

e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,8 m.

16.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a. Het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één.

b. Vervangende nieuwbouw, met uitzondering van herbouw, van bedrijfswoningen is niet toegestaan.

c. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3. De ondergrondse bebouwing en de bijgebouwen worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud.

d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

f. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 50°.

16.2.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m.

c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

d. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 45°.

16.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a. Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.

c. De bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.3.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.1 onder c:

a. Voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden, mits de gebouwen en overkappingen worden opgericht op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel, indien geen bedrijfswoning aanwezig of toegestaan is, op een afstand van ten minste 3 m achter de voorste grens van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn;

2. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

b. Voor het bouwen op een afstand minder dan 5 m van dan wel op de perceelsgrenzen met derden in geval van herbouw, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. het bouwen dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn;

2. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

16.3.2 Afwijken vervangende nieuwbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.4 onder b voor vervangende nieuwbouw van een bedrijfswoning, al dan niet op dezelfde locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. Vervangende nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak.

b. De afstand van de bedrijfswoning tot de as van de openbare weg dient minimaal 15 m te bedragen. Deze afstand mag minder bedragen, mits:

1. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad;

2. er geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat.

c. De bouw van de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische en andere bedrijven.

d. De afwijking dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

e. De afwijking dient stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.

16.3.3 Afwijken ten behoeve van een tijdelijke woonunit voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.5 onder a voor de plaatsing van een tijdelijke woonunit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. De woonunit is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg.

b. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is.

c. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige adviesinstantie.

d. De oppervlakte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 80 m².

e. De bouwhoogte van de woonunit mag niet meer bedragen dan 3,25 m.

f. De woonunit dient minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning te worden geplaatst.

g. De woonunit mag ook vrij van de woning geplaatst worden.

h. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient de woonunit te worden verwijderd.

16.3.4 Afwijken bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

a. In 16.2.6 onder b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 m vóór de voorgevel van de bedrijfswoning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

b. In 16.2.6 onder d voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

16.4 Specifieke gebruiksregels

16.4.1 Strijdig gebruik

Naast het bepaalde in artikel 35 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:

a. Het gebruik van bedrijfs- en bijgebouwen als zelfstandige woning.

b. Het gebruik van bedrijfs- en bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.

c. Het gebruik van gebouwen ten behoeve van bed & breakfast.

d. Het gebruik van gronden en/of gebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders.

16.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep

Het gebruik van een woning of een bijgebouw ten behoeve van een aan-huis-gebonden-beroep is toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:

a. Het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dat behouden en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming.

b. De daarvoor te benutten ruimte in de bedrijfswoning beslaat maximaal 33% van het gebruiksoppervlak van de bedrijfswoning, of maximaal 50 m² van de bijgebouwen.

c. Het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijgebouw uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is.

d. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

e. Er vindt geen uitoefening van detailhandel plaats, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten.

16.4.3 Blokhutten

Het gebruik van de recreatieve blokhutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - blokhutten' is enkel toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

16.4.4 Groepsaccommodatie

Behalve voor recreatieve overnachting mag de groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' ook gebruikt worden voor educatieve en informatieve activiteiten in relatie tot landschap, natuur en landbouw (agrarisch).

16.4.5 Huisverkoop en ondergeschikte detailhandel

Bij het recreatief agrarisch natuurbedrijf is huisverkoop en ondergeschikte detailhandel in informatiemateriaal met betrekking tot landschap, natuur en recreatie en ter plaatse vervaardigde goederen vanuit de zorgfunctie toegestaan, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

16.4.6 Horeca

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is horeca in de vorm van het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor het gebruik ter plaatse toegestaan.

16.4.7 Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' is kleinschalig kamperen toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:

a. Het aantal toeristische standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25.

b. Kleinschalig kamperen is enkel toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

16.4.8 Natuurstudiecentrum

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - natuurstudiecentrum’ is een natuurstudiecentrum toegestaan, waarbij de volgende regels gelden:

a. Er zijn uitsluitend educatieve en informatieve activiteiten in relatie tot landschap, natuur en landbouw (agrarisch) toegestaan.

b. Samenkomst in verband met rondleidingen, excursies en buitenactiviteiten in relatie tot de omgeving is toegestaan.

c. Ondersteunende horeca, uitsluitend ter ondersteuning van en gerelateerd en ondergeschikt aan de toegestane activiteiten is toegestaan, waarbij feesten en partijen niet zijn toegestaan.

16.4.9 Zorgfunctie

Bij het recreatief agrarisch natuurbedrijf mag de oppervlakte aan bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de zorgfunctie niet meer bedragen dan 120 m².

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

16.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.4.1 onder b en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. De afwijking is noodzakelijk ten behoeve van huisvesting in het kader van mantelzorg.

b. Er is sprake van een zorgbehoefte welke tijdelijk van aard is.

c. De zorgbehoefte is aangetoond door een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige adviesinstantie.

d. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m².

e. Zodra de zorgbehoefte niet meer aanwezig is dient het gebruik te worden beëindigd.

16.5.2 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.4.1 onder c ten behoeve van bed & breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning.

b. De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

c. Per woning is sprake van niet meer dan 2 bed & breakfast kamers en maximaal 4 slaapplaatsen.

d. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

e. De vloeroppervlakte aan logeereenheden en zelfstandige sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m².

f. De bed & breakfast-voorziening is vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar in de omgeving.

g. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

16.6 Wijzigingsbevoegdheid

16.6.1 Wijzigen ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. Wijziging is noodzakelijk in het kader van de bedrijfsvoering.

b. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.

c. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen en de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

d. Indien de vormverandering leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van het landschap, gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan.

Artikel 17 Recreatie - Recreatiewoning

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Recreatiewoning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een recreatiewoning ten behoeve van recreatief verblijf;

alsmede voor bijbehorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. duikers, dammen en overkluizingen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 17.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

17.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erven met bijbehorende voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - bloemendrogerij’ tevens een bloemendrogerij;

  3. groenvoorzieningen;

  4. tuinpaden, terrassen, rechtstreekse toegangspaden tot gebouwen en overkappingen en in- en uitritten;

  5. duikers, dammen en overkluizingen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in 18.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. In 18.2.2 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw de woning, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. In 18.2.2 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch’ en/of ‘Agrarisch met waarden’ met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De gronden worden niet langer als tuin ten behoeve van de bijbehorende woning gebruikt.

  2. De aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten, paden en fietspaden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. geluidwerende voorzieningen;

alsmede voor bijbehorende:

  1. bruggen en viaducten;

  2. taluds en oevers;

  3. straatmeubilair;

  4. kunstobjecten, gedenktekens en religieuze objecten;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen;

  7. duikers, dammen en overkluizingen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 19.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

19.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 20 Verkeer - Onverhard

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Onverhard’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. halfverharde en onverharde wegen en paden;

  2. behoud, versterking en/of herstel van de natuur- en landschappelijke waarden van bermbeplanting en behoud, versterking en/of herstel van andere aanwezige natuur- en landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;

alsmede voor bijbehorende:

  1. bruggen;

  2. taluds en oevers;

  3. straatmeubilair;

  4. kunstobjecten, gedenktekens en religieuze objecten;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen;

  7. duikers, dammen en overkluizingen;

  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 20.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Verkeer - Spoorverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vervoer per spoor;

  2. spoorwegvoorzieningen;

alsmede voor bijbehorende:

  1. geluidwerende voorzieningen;

  2. gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen met wegen, paden en water;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. bermen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen;

  5. duikers, dammen en overkluizingen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in lid 21.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

21.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterpartijen;

  2. (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels;

  3. vaarwegen met bijbehorende voorzieningen voor de scheepvaart;

  4. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige natuurwaarden;

  5. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige cultuurhistorische waarden;

  6. schouwstroken;

  7. taluds en oevers;

  8. bruggen;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. duikers, dammen en overkluizingen;

  11. overige waterhuishoudkundige voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 22.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woningen, met dien verstande dat:

  1. per bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning is toegestaan;

  1. tevens een bloemendrogerij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - bloemendrogerij’;

  2. tevens een kattenpension ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - kattenpension’;

  3. uitsluitend een paardenkliniek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenkliniek';

  4. uitsluitend statische binnenopslag ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - statische opslag’;

  5. tevens een visteeltbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - visteeltbedrijf’;

  6. uitsluitend huishoudelijke opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - huishoudelijke opslag';

  7. aan-huis-gebonden-beroepen;

  8. bed & breakfast;

alsmede voor bijbehorende:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. duikers, dammen en overkluizingen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de in 23.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Specifieke gebruiksregels

23.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 24 Leiding

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van:

  1. een ondergrondse gastransportleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - gas’;

  2. een ondergrondse hoogspanningsleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - hoogspanning'.

  3. een ondergrondse afvalwatertransportleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - riool’;

  4. een ondergrondse watertransportleiding inclusief de beschermingszone ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van leiding - water’;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 24.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding inclusief de beschermingszone, met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

25.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 25.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, indien: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de leiding in de zin van behoud en het herstel van de leidingen en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

  1. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en ongestoord functioneren van de leiding; en

  2. Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 1’.

26.2 Bouwregels

  1. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 100 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 100 m² te blijven.

  3. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag:

  1. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of

  2. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt.

  1. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. het doen van nader archeologisch onderzoek;

  2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  3. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  4. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 2’.

27.2 Bouwregels

  1. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 1.000 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 1.000 m² te blijven.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ de verplichting tot het overleggen van bedoeld rapport voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter.

  4. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag:

  1. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of

  2. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt.

  1. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. het doen van nader archeologisch onderzoek;

  2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  3. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  4. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Waarde - Archeologie 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’.

28.2 Bouwregels

  1. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 2.500 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 2.500 m² te blijven.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ de verplichting tot het overleggen van bedoeld rapport voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter.

  4. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag:

  1. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of

  2. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt.

  1. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. het doen van nader archeologisch onderzoek;

  2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  3. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  4. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 29 Waarde - Archeologie 4

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemming(en) mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de te verwachten archeologische waarden als benoemd in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming ‘Waarde - Archeologie 4’.

29.2 Bouwregels

  1. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen waarbij het daadwerkelijk te verstoren gebied groter is dan 50.000 m² en de bodemingreep dieper is dan 0,40 meter dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  2. De verplichting zoals genoemd onder a is eveneens van toepassing bij een kleinere oppervlakte van het te verstoren gebied indien daarmede kennelijk de bedoeling is om bouwwerkzaamheden te splitsen om onder de gestelde ondergrens van 50.000 m² te blijven.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a over de diepte van de bodemingreep geldt ter plaatse van de aanduiding ‘archeologie - opgehoogd’ de verplichting tot het overleggen van bedoeld rapport voor bodemingrepen dieper dan 1,40 meter.

  4. Het overleggen van een rapport is niet noodzakelijk indien naar oordeel van het bevoegd gezag:

  1. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat ter plaatse reeds in relevante mate verstoring heeft plaatsgevonden; of

  2. op basis van andere informatie in voldoende mate is aangetoond dat als gevolg van de ingreep geen verstoring plaatsvindt.

  1. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  1. het doen van nader archeologisch onderzoek;

  2. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  3. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  4. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 30 Waterstaat - Attentiegebied Ehs

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Attentiegebied EHS’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

30.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 31 Waterstaat - Regionaal Waterbergingsgebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

31.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 31.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, onbelemmerde werking, instandhouding, bescherming en het onderhoud van de waterkering.

32.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag uitsluitend ten dienste van en noodzakelijk voor de in 32.1 bedoelde bestemmingsomschrijving worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bebouwing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het waterkerende vermogen van de waterkering.

  2. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene Bouwregels

34.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de contouren van legaal opgerichte bovengrondse gebouwen, met dien verstande dat toegangen tot gebouwen, zoals laaddocks, hellingbanen en trappen, ook buiten deze contouren mogen worden gebouwd. met uitzondering van toegangen tot gebouwen zoals laaddocks, hellingbanen en trappen, welke tevens buiten de genoemde contouren mogen worden gebouwd, waarbij geldt dat indien een bouwvlak is opgenomen deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.

  2. De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter onder peil.

34.2 Bestaande maten en andere maten

34.3 Onoverdekte zwembaden

Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden bij een woning/bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. Onoverdekte zwembaden zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak waar de woning/bedrijfswoning is gelegen, het bestemmingsvlak van de bestemming 'Tuin' dan wel binnen het bouwvlak van agrarische bedrijven.

  2. Het zwembad dient te worden gebouwd op een afstand van ten minste 2,5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de (bedrijfs)woning en op een afstand van ten minste 1 m van de perceelsgrenzen met derden.

  3. Het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

  4. Per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.

  5. De oppervlakte van een zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m².

34.4 Radarverstoringsgebied

  1. Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, is het niet toegestaan om een nieuwe windturbine te bouwen dan wel een bestaande windturbine te wijzigen indien de tiphoogte van de windturbine hoger is dan 90 meter boven NAP.

  2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het toestaan van nieuwbouw of wijziging van een windturbine met een tiphoogte die hoger is dan 90 meter boven NAP, mits:

  1. wordt voldaan aan de regels voor de ashoogte en tiphoogte van een windturbine zoals opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen;

  2. geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor het radarbeeld van de radarstations die in beheer zijn bij het Ministerie van Defensie;

  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radarstations.

a. Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 113 m boven NAP, in verband met de bescherming van het radarverstoringsgebied van vliegveld Woensdrecht.

b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het toestaan van bouwwerken hoger dan 113 m boven NAP, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de radar en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de radar.

Artikel 35 Algemene Gebruiksregels

  1. Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden, alsmede gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.

  2. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  1. seksinrichtingen, escortbedrijf of prostitutie;

  2. evenementen;

  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, tenzij behorend bij dan wel onderdeel van de betreffende toegestane bedrijfsvoering;

  4. detailhandel tenzij expliciet toegestaan;

  5. het plaatsen of het geplaatst houden van onderkomens, waaronder begrepen kampeermiddelen, tenzij expliciet toegestaan.

Artikel 36 Algemene Aanduidingsregels

36.1 Geluidzone - industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’, betreffende de gronden gelegen binnen de 50 dB(A)-contour, is het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen uitsluitend toegestaan indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

36.2 Geluidzone - vliegveld seppe

[Vervallen]

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - vliegveld seppe’ gelden, naast de andere aangegeven bestemmingen, de volgende regels met betrekking tot de bouw van geluidsgevoelige gebouwen:

a. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw:

1. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan voor zover sprake is van dringend noodzakelijke redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid.

2. Nieuwbouw, niet zijnde vervangende nieuwbouw, van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, waarbij sprake is van invulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing en nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen waarbij sprake is van vervanging van op dezelfde locatie reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde geluidsgevoelige bebouwing, is toegestaan, mits:

  • sprake is van reeds geprojecteerde woningen of geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen, of

  • sprake is van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die dienen ter vervanging van reeds eerder geprojecteerde woningen of geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen, mits:

  • het voorziene aantal geluidgehinderden niet wezenlijk toeneemt;

  • de geluidbelasting op de uitwendige scheidingsconstructie niet wezenlijk toeneemt.

b. Vervangende nieuwbouw:

1. Vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen is toegestaan.

36.3 Luchtvaartverkeerzone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone’ dat in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte in meters ten opzichte van de hoogte van de ligging van het vliegveld, zoals is aangegeven op bijlage 3.

36.4 Veiligheidszone - lpg

36.5 Veiligheidszone - windturbine

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - windturbine’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bouwwerken worden opgericht, anderszins dan ten behoeve van de windturbine.

36.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop

36.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

36.8 Omgevingsvergunning voor slopen karakteristieke bebouwing

36.9 Overige gebiedsaanduidingen

Voor de overige gebiedsaanduidingen gelden, voor zover in de genoemde artikelen bepaald, de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'aardkundig waardevol’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'archeologie opgehoogd' is het bepaalde in artikel 27, 28 en 29 van toepassing;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' is het bepaalde in artikel 3 en 4 van toepassing;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk afwisselend gebied’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  8. ter plaatse van de aanduiding ‘landschappelijk open gebied’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  10. ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied struweelvogels’ is het bepaalde in artikel 4 en 36.7 van toepassing;

  11. ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied behoud en herstel watersystemen’ is het bepaalde in artikel 3, 4 en 36.7 van van toepassing;

  12. ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ is het bepaalde in artikel artikel 3, 4 en 36.7 van toepassing;

  13. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied glastuinbouwgebied doorgroeigebied' is het bepaalde in artikel 3 van toepassing;

  14. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied glastuinbouwgebied vestigingsgebied 1' is het bepaalde in artikel 3 van toepassing;

  15. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied glastuinbouwgebied vestigingsgebied 2' is het bepaalde in artikel 3 van toepassing;

  16. ter plaatse van de aanduiding 'zone langs doorgaande weg' is het bepaalde in artikel 3 en 4 van toepassing;

  17. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' is het bepaalde in artikel 3 en 4 van toepassing.

Artikel 37 Algemene Afwijkingsregels

37.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan en toestaan dat:

  1. Nutsvoorzieningengebouwtjes ten behoeve van agrarische bedrijven buiten het agrarische bouwvlak worden gebouwd, mits:

  1. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m².

  2. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

  1. Geluidwerende voorzieningen worden gebouwd indien deze in het kader van de Wet geluidhinder noodzakelijk zijn, mits:

  1. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m.

  1. Waterkerende voorzieningen en sluizen ter voorkoming van wateroverlast worden gebouwd, mits:

  1. De bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

  1. Bestemmingsgrenzen en bouwvlakgrenzen worden gewijzigd overschreden indien deze nodig zijn dit nodig is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig zijn is in verband met de juiste inpassing van de gebouwen, waarbij de grenzen met niet meer dan 2 m worden verschoven mogen worden overschreden.

  2. De voorgeschreven maatvoeringen met maximaal 10% worden overschreden, met dien verstande dat:

  1. Deze afwijkingsbevoegdheid niet mag worden toegepast voor het vergroten van de inhoud van het hoofdgebouw van (bedrijfs)woningen.

37.2 Afwijken ten behoeve van evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan voor het toestaan van evenementen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het evenement duurt maximaal 15 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen.

  2. Er vindt geen horeca plaats ter plaatse, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement.

  3. Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement.

  4. Er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap optreden.

  5. Er vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  6. Er vindt geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische, landschappelijke of natuurwaarden.

  7. De belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement.

37.3 Afwijken ten behoeve van incidenteel groepskamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan ten behoeve van incidenteel groepskamperen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Afwijken is uitsluitend toegestaan binnen de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur', dan wel binnen het bouwvlak of in een zone van maximaal 50 m aansluitend aan het bouwvlak van een agrarisch bedrijf in de bestemmingen 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden’.

  2. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast.

  3. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

37.4 Afwijken vergroten inhoud woongedeelte cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan ten behoeve van de vergroting van de inhoud van het woongedeelte van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij door de in het bouwlichaam geïntegreerde bedrijfsruimte(n) bij het woongedeelte te betrekken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De langgevelboerderij dient opgenomen te zijn in bijlage 5.

  2. Het bestaande architectonische karakter en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast. De vergroting dient gericht te zijn op het behoud en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

  3. De inhoud van het bouwlichaam mag niet worden vergroot.

  4. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast.

  5. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de Mmonumentencommissie.

  6. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt.

37.5 Afwijken herbouw of verbouw woning cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan ten behoeve van de algehele of gedeeltelijke herbouw of verbouw van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De langgevelboerderij dient opgenomen te zijn in bijlage 5.

  2. Het bestaande architectonische karakter en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast. De algehele of gedeeltelijke herbouw of verbouw dient gericht te zijn op het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waardevolle bebouwing.

  3. De grondoppervlakte van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij wordt niet uitgebreid.

  4. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast.

  5. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag advies in bij de Mmonumentencommissie.

  6. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt.

37.6 Afwijken ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit bestemmingsplan voor het toestaan van paardenbakken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Situering binnen het bouwvlak dan wel bestemmingsvlak van de bijbehorende woning is niet mogelijk.

  2. De paardenbak grenst direct aan een agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf', 'Wonen' en/of 'Tuin' van de bijbehorende woning en is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied kwetsbare soorten'.

  3. De afstand tot de meest nabijgelegen woning/bedrijfswoning van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.

  4. De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m².

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  6. Lichtmasten zijn niet toegestaan.

  7. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van particulier gebruik.

  8. De afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  9. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing.

37.7 Afwijken bouwregels hoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten behoeve van een grotere bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. afwijken is uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen bij gebouwen zoals opgenomen in bijlage 4 en bijlage 5;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,25 m;

  3. de afwijking is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. Dit bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van aangebouwde dan wel inpandige bijgebouwen met een hogere goot- en/of bouwhoogte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. afwijken is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het integreren van bijgebouwen in de bouwmassa van een woning/bedrijfswoning, mits hierdoor de karakteristiek van een langgevelboerderij behouden blijft dan wel wordt gecreëerd;

2. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de betreffende hoogte van de woning/bedrijfswoning;

3. de afwijking is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

b. Dit bestemmingsplan ten behoeve van een hogere bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

1. afwijken is uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen bij gebouwen zoals opgenomen in bijlage 4 en bijlage 5;

2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,25 m;

3. de afwijking is stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar.

Artikel 38 Algemene Wijzigingsregels

38.1 Wijzigen naar 'Bos', 'Groen', 'Groen - Houtsingel', 'Natuur' en 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het kader van natuur- en landschapsbeleid dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de bestemming van gronden wordt bestemmingen ‘Agrarisch’ en/of ‘Agrarisch met waarden’ worden gewijzigd in de bestemming ‘Bos’, ‘Groen‘, ‘Groen - Houtsingel’, ‘Natuur’ en/of ’Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, ecologische verbindingszones, landschapselementen, landschappelijke inpassing, natuur en/of water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  2. De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.

38.2 Wijzigen ten behoeve van verplaatsing houtsingel of watergang

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen indien een bestaande houtsingel of een bestaande watergang moet worden verplaatst ten gevolge van de vormverandering of vergroting van een bouwvlak van een agrarisch bedrijf of ten gevolge van het toekennen van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen'/ 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen' of 'specifieke vorm van agrarisch - voeder- en watervoorzieningen'/'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voeder- en watervoorzieningen'.

  1. In het geval van verplaatsing van een houtsingel mag het plan worden gewijzigd door de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van de nieuwe locatie van de houtsingel te wijzigen in de bestemming ‘Groen - Houtsingel’ onder gelijktijdige wijziging van de bestemming ‘Groen - Houtsingel’ ter plaatse van de bestaande houtsingel in de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden', een en ander met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De verplaatsing van de houtsingel vindt plaats op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de houtsingel.

  2. De omvang van de houtsingel blijft minimaal gelijk.

  3. De wijziging is aanvaardbaar met het oog op de landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke, aardkundige en archeologische waarden van de gronden.

  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  1. In het geval van verplaatsing van een watergang mag het plan worden gewijzigd door de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van de nieuwe locatie van de watergang te wijzigen in de bestemming ‘Water' onder gelijktijdige wijziging van de bestemming ‘Water’ ter plaatse van de bestaande watergang in de bestemming ‘Agrarisch’ of 'Agrarisch met waarden', een en ander met bijbehorende aanduidingen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging leidt niet tot negatieve gevolgen voor de waterhuishouding.

  2. Het betrokken waterschapsbestuur is hieromtrent gehoord.

  3. De wijziging is aanvaardbaar met het oog op de landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke, aardkundige en archeologische waarden van de gronden.

  4. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

  5. De wijziging mag niet plaatsvinden voor de verplaatsing van een watergang die onderdeel is van het Natuur Netwerk Brabant of is aangeduid als 'zoekgebied ecologische verbindingszone'.

38.3 Wijzigen bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de begrenzing van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' voor een woonperceel wordt gewijzigd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De gezamenlijke oppervlakte van de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' die gelden voor het woonperceel wordt niet vergroot en de wijziging vindt niet plaats binnen andere bestemmingen dan 'Wonen' en 'Tuin'.

  2. Indien de wijziging een vergroting van het bestemmingsvlak 'Wonen' tot gevolg heeft en het bestemmingsvlak 'Wonen' is na vergroting groter dan 1.500 m2, gelden tevens de volgende voorwaarden:

  1. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze inpassing telt mee voor de invulling van het bepaalde onder 2;

  2. de wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied van dit bestemmingsplan. Indien een fysieke verbetering ter plaatse niet mogelijk of niet wenselijk is, kan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door een passende financiële bijdrage in het gemeentelijk landschapsfonds.

38.4 Wijzigen aanduiding 'zoekgebied ecologische verbindingszone' en / of 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de begrenzing van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen' wijzigt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone en/of een (zoekgebied voor behoud en herstel van een) watersysteem kan met de beoogde wijziging ten minste een vergelijkbare functie vervullen.

  2. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging van de begrenzing besloten.

38.5 Wijzigen aanduiding 'groenblauwe mantel'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de begrenzing van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ wijzigt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging leidt tot ten minste een vergelijkbaar of beter resultaat voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken of door een ruimtelijke ontwikkeling is het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de groenblauwe mantel niet langer zinvol.

  2. De wijziging mag niet leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de aangeduide gebieden met het oog op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

  3. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging van de begrenzing besloten.

38.6 Wijzigen naar 'Waterstaat - Attentiegebied EHS'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door aan gronden de bestemming 'Waterstaat - Attentiegebied EHS' toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Op basis van gewijzigd beleid dan wel anderszins is aangetoond dat behoud, herstel en ontwikkeling van de hydrologische waarden ter plaatse noodzakelijk is.

  2. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging besloten.

  3. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

38.7 Wijzigen naar 'Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door aan gronden de bestemming 'Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied' toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Op basis van gewijzigd beleid dan wel anderszins is aangetoond dat de inrichting en het beheer van de waterbergende functie ter plaatse noodzakelijk is.

  2. Het provinciaal bestuur heeft positief tot de wijziging besloten.

  3. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

38.8 Wijzigen naar 'Waterstaat - Waterkering'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door aan gronden de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toe te kennen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging van de ligging van de waterkering is enkel toegestaan ten behoeve van:

  1. behoud en/of ontwikkeling van ecologische verbindingszones en/of (water)natuur, en/of

  2. het verbreden, verhogen en/of verleggen van de waterkering, ten dienste van en noodzakelijk voor de waterkerende functie.

  1. De gewijzigde ligging van de waterkering leidt tot ten minste een vergelijkbaar of beter resultaat voor wat betreft de waterkerende functie.

  2. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.

38.9 Wijzigen ten behoeve van vergroting bouwvlak glastuinbouwbedrijf, omschakeling naar glastuinbouwbedrijf of nieuwvestiging glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en/of van een glastuinbouwbedrijf, dan wel omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf dan wel nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. In geval van vergroting van het bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf is wijziging uitsluitend toegestaan in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.5 en moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.6.5.

  2. In geval van omschakeling naar of nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf is wijziging uitsluitend toegestaan in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.7 en moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 3.6.7.

38.10 Wijzigen splitsing cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de splitsing van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij in twee woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De langgevelboerderij dient opgenomen te zijn in bijlage 5.

  2. De inhoud van de te splitsen langgevelboerderij bedraagt minimaal 1.000 m3.

  3. De bedrijfsvoering dient ter plaatse beëindigd te zijn.

  4. Het bestaande architectonische karakter en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast. De splitsing dient gericht te zijn op het behoud en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

  5. De grondoppervlakte van de langgevelboerderij wordt niet uitgebreid.

  6. Overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gesloopt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan.

  2. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 200 m2.

  3. Indien meer dan 400 m2 aan (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, kan de sloop van deze bebouwing worden ingezet voor het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen als genoemd onder 2. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. als op het perceel in de bestaande situatie minder dan 500 m2aan bestaande, legaal opgerichte, (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, geldt de bestaande oppervlakte van deze gebouwen en overkappingen als maximale oppervlakte die in totaal, verdeeld over beide woonpercelen, kan worden toegestaan;

  2. als op het perceel 500 m2 of meer aan bestaande, legaal opgerichte (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, bedraagt de maximale oppervlakte die in totaal, verdeeld over beide woonpercelen, kan worden toegestaan 500 m2;

  3. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden.

  1. Indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen meer bedraagt dan kan worden toegestaan op grond van het bepaalde onder 3, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum.

  2. Alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt, zodat de totale hoeveelheid bebouwing wordt teruggebracht tot hetgeen op grond van het bepaalde onder 3 en/of 4 is toegelaten.

  1. Indien per woning meer dan 200 m2 aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan, dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd beplantingsplan tot realisatie, beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing.

h. De oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 100 m² waarbij overtollige (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen, een en ander met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dienen te worden gesloopt, met dien verstande dat:

1. van de totale oppervlakte aan legaal opgerichte bebouwing mag voor elke 100 m² te slopen bebouwing de inhoud van de woning worden vergroot met 50 m³ tot een maximale inhoud van 850 m³ en/of

2. 25% van de totale, dan wel na toepassing van het bepaalde onder 1 resterende, te slopen oppervlakte aan legaal opgerichte bebouwing mag worden toegevoegd aan de toegestane oppervlakte van 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen;

3. de maximaal berekende oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ofwel behouden blijven ofwel nieuw gebouwd worden;

4. het totaal aan bijgebouwen en overkappingen mag, inclusief de aanwezige oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan 250 m² per woning;

5. indien de bestaande oppervlakte aan cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en overkappingen reeds meer bedraagt dan 250 m², geldt deze oppervlakte als maximum;

6. bij de toepassing van het bepaalde onder 1 en 2 dient de te slopen bebouwing te worden uitgelegd als sloop van de totale bebouwing, met uitzondering van de woning.

  1. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

  2. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven mogen niet worden beperkt.

  3. De aanwezige landschappelijke waarden worden niet aangetast.

  4. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Mmonumentencommissie.

38.11 Wijzigen bijlage 4 en/of 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de bijlage 'Karakteristieke bebouwing' (bijlage 4) en/of 'Cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderijen' (bijlage 5) te wijzigen door karakteristieke bebouwing en/of cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderijen toe te voegen dan wel te verwijderen, mits is aangetoond dat deze bebouwing deze waarden heeft dan wel deze waarden niet meer aanwezig zijn. Alvorens te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Mmonumentencommissie.

38.12 Wijzigen aanduiding 'veiligheidszone - lpg'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de hoeveelheid lpg is beperkt of het betreffende vulpunt is beëindigd.

38.13 Wijzigen aanduiding 'geluidzone - vliegveld seppe'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding ‘geluidzone - vliegveld seppe' in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de contouren van de geluidzone wijzigen.

38.13 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door een aanduiding te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd, dan wel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming.

Artikel 39 Overige Regels

39.1 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ter voorkoming van onevenredige ruime situering van de bebouwing binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

40.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Planregels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel C Overgangsrecht

C.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

C.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel D Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Planregels van het bestemmingsplan ‘Partiële Herziening Buitengebied’.