Timmersteekade en passantenhaven
Bestemmingsplan - Gemeente Geertruidenberg
Vastgesteld op 24-11-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan het bestemmingsplan "Timmersteekade en passantenhaven" met identificatienummer NL.IMRO.0779.GBBPtimmersteekade-vs01 van de gemeente Geertruidenberg;
1.2 bestemmingsplan de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.6 aanlegsteiger een aan de oever gekoppelde, gebouwde constructie ten behoeve van het aanleggen of afmeren van een vaartuig;
1.7 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bed & breakfast een voorziening gericht op het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.9 bestaande situatie - t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, mits niet gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, dan wel gebouwd mag worden krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.10 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bevoegd gezag het bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of opvolgende wetgeving;
1.13 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.14 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.17 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of een ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;
1.21 extensieve dagrecreatie niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;
1.22 gebouw elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 historische woonschip een woonschip dat voldoet aan de criteria zoals opgenomen in artikel 12 lid 4 van de Woonschepenverordening Geertruidenberg 2016, die op 24-11-2016 wordt vastgesteld door de gemeenteraad vaan Geertruidenberg en is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Indien de Woonschepenverordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging;
1.24 hoofdgebouw/hoofdbebouwing een gebouw/bebouwing, dat/die op een bouwperceel door zijn/haar constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw/bebouwing op een bouwperceel kan worden aangemerkt. In het geval van een woning betreft dit de woning zelf (meestal bestaande uit meer dan een bouwlaag) zonder aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen;
1.25 ligplaats een plaats in het water, die door een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen ten behoeve van een gebruik ter plaatse of waar het vaartuig (gewoonlijk) wordt gestald gedurende de periode dat het niet wordt gebruikt voor deelname aan het vaarverkeer;
1.26 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.27 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 passantenhaven een aanmeervoorziening waar gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen of aanmeren van recreatievaartuigen;
1.29 peil - voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m;
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 slopen het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk;
1.32 woning een complex van ruimten geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één afzonderlijke huishouding;
1.33 woonschip elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf;
1.34 waterbeheerder - Rijkswaterstaat voor het waterbergingsgebied;
- Waterschap Brabantse Delta voor de waterkering;
gebied begrensd door primaire waterkeringen dan wel de vastgestelde hoogwaterlijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt, tenzij in deze regels anders is bepaald, als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.3 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- bermen en beplantingen;
- behoud, bescherming en ontwikkeling van ecologische waarden;
- ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’ tevens voor aanlegsteigers;
en daarbij behorende:
- ongebouwde parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen en straatmeubilair;
- voorzieningen voor ondergrondse inzameling van huishoudelijk afval;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor langzaam verkeer, zoals wandelroutes;
- nutsvoorzieningen;
- extensieve dagrecreatie.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- er mogen uitsluitend kleine gebouwen voor nutsvoorzieningen worden gebouwd;
- de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m;
- de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m².
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 6 m, gemeten vanaf NAP;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
- de (gezamenlijke) oppervlakte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 50 m²;
- de bebouwde oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 m².
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- voorzieningen voor ondergrondse inzameling van huishoudelijk afval;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’ tevens voor aanlegsteigers;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – voorziening passantenhaven' tevens voor een (sanitaire) voorziening voor passanten en (water)recreanten;
- ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ tevens voor een brug;
en daarbij behorende:
- ongebouwde parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen en straatmeubilair;
- nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2. Specifieke vorm van recreatie – voorziening passantenhaven In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – voorziening passantenhaven' één gebouw ten behoeve van (sanitaire) voorzieningen worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte van het gebouw niet meer dan 50 m² bedraagt;
- de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
- de bouwhoogte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 6 m, gemeten vanaf NAP;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het verkeer, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de scheepvaart;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
- behoud, bescherming en ontwikkeling van ecologische waarden;
- groenvoorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘passantenhaven’ tevens voor een passantenhaven;
- ter plaatse van de aanduiding ‘woonschepenligplaats’ tevens voor ligplaatsen voor (historische) woonschepen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘aanlegsteiger’ tevens voor aanlegsteigers;
en daarbij behorende:
- voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder water overbruggende voorzieningen zoals bruggen, duikers, vlonders, vissteigers, en gelijksoortige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- het maximum aantal woonschepen bedraagt het aantal zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, met dien verstande dat minimaal vijf van de woonschepen historische woonschepen moeten zijn;
- de hoogte van woonschepen, met uitzondering van de stuurhut, mag niet meer bedragen dan 2,5 m, gemeten vanaf de waterlijn;
- op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 6 m, gemeten vanaf NAP;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten vanaf NAP;
- de (gezamenlijke) oppervlakte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 500 m²;
- de bebouwde oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 20 m².
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de realisatie van een bed & breakfast, met dien verstande dat:
- de hoofdfunctie wonen dient gehandhaafd te blijven;
- het oppervlak in gebruik voor bed & breakfast mag per woonschip niet meer bedragen dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van het woonschip;
- de bed & breakfast bestaat maximaal uit 4 slaapplaatsen;
- permanent verblijf is niet toegestaan;
- de verblijfsruimten moeten voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het bouwbesluit.
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid uit artikel 5.3.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
- de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- de mate waarin de gebruiksmogelijkheden van de in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren, kunnen worden beperkt.
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde –Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor beschermd stadsgezicht en daarmee voor het behoud, het herstel en de versterking van het karakter van de historische kom van de stad Geertruidenberg die tot uitdrukking komt in de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden van de aanwezige monumenten, beeldbepalende panden, gevelwanden en de openbare ruimte.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.2.1. Daken
Binnen het gebied zijn bij het bouwen, waaronder begrepen verbouwen, de volgende regels van toepassing:
- de hoofdgebouwen moeten worden afgedekt met een schuine kap waarvan de hellingshoek ten minste 35° en ten hoogste 65° bedraagt;
- indien de aanbouwen en bijgebouwen worden afgedekt met een schuine kap dient de hellingshoek ten minste 35° en ten hoogste 65° te bedragen.
Binnen het gebied zijn de volgende regels van toepassing:
Gevels
- Gevels of gedeelten van gevels van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen en bijgebouwen die een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m² en die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, mogen niet anders dan in verweerbare materialen zoals baksteen, pleisterwerk, hout en natuursteen worden uitgevoerd.
Daken
- De schuine daken van hoofdgebouwen alsmede van aanbouwen of bijgebouwen die een vloeroppervlak hebben van meer dan 6 m² moeten worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leien.
Dakkapellen
- In schuine daken mogen dakkapellen worden aangebracht, met dien verstande dat:
- dakkapellen uitsluitend naast elkaar in één dakvlak mogen worden gebouwd;
- de hoogte van een dakkapel ten hoogste 1,8 m mag bedragen;
- de breedte van een dakkapel ten hoogste 1 m mag bedragen;
- de afstand tussen de bovenkant van het hoofdgebouw en de bovenkant van de dakkapel ten minste 0,6 m dient te bedragen;
- de afstand van de dakkapel tot de zijgevel van het hoofdgebouw, de woningscheidende muur dan wel een andere dakkapel, ten minste 0,6 m dient te bedragen;
- de afstand tussen de goot van het hoofdgebouw en de onderkant van een dakkapel ten minste 0,6 m dient te bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1. Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.1
en 6.2.2 indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historische en ruimtelijke karakter van het beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie schriftelijk advies heeft uitgebracht.
6.3.2. Uitzondering beschermde monumenten en vergunningsvrije activiteiten
Het bepaalde in lid 6.2 is niet van toepassing voor bebouwing die als rijksmonument onder de bescherming van de Monumentenwet 1988 valt en voor activiteiten die ingevolge het bepaalde in artikel 4a lid 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij zijn.
6.3.3. Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent:
- de toepassing van materialen als bedoeld onder 6.2.2, hun structuren, textuur en hun kleuren, teneinde gevels of geveldelen meer in overeenstemming te brengen met de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht;
- de kapvorm en nokrichting van daken.
Alvorens omtrent het stellen van nadere eisen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1. Verbod
Het is verboden binnen de onder 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het slopen van gebouwen of delen van gebouwen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning voor het bouwen en/of slopen is verleend of ter vernieuwing van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
- het bestraten of herstraten van de gronden met de bestemming ‘Verkeer’, in de zin van herprofilering en/of wijziging van bestratingsmateriaal, het aanbrengen, wegnemen of veranderen van stoepen, stoepranden, stoeppalen, of waterpompen daaronder begrepen;
- het bestraten en verharden van de gronden die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Groen’, met uitzondering van de aanleg van steigers conform lid 3.2.2 onder c, voor zover
- de bestrating of verharding een groter oppervlak dan 10% van deze gronden beslaat of meer dan 15 m² bedraagt;
- het geheel of gedeeltelijk vergraven of dempen van waterlopen, alsmede verwijderen of aanbrengen van kademuren, beschoeiingen of meerpalen;
- het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur op gronden die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Groen’, met uitzondering van de aanleg van steigers conform lid 3.2.2 onder c;
- het bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Groen’ en die op het tijdstip van ter inzage legging van het vastgesteld van dit plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid.
Het verbod zoals opgenomen in lid 6.4.1 is niet van toepassing op:
- normale onderhoudswerkzaamheden, noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning voor werken of werkzaamheden;
- het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
- werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische waarden;
- gevallen waarbij de Monumentenwet 1988 van toepassing is.
De vergunning wordt slechts verleend indien, mede gelet op de te hanteren materialen, geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht en de werken en werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate aantasten, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet worden verkleind.
6.4.4. Advies Alvorens omtrent het verlenen vergunning voor werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.
Artikel 7 Waarde - Ecologie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden, gericht op ontwikkeling en instandhouding van ecologische netwerken en verbindingszones;
- voorzieningen ten behoeve van en behorende bij de onder a bedoelde doeleinden.
Behoudens het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) omtrent het bouwen, is het verboden bouwwerken te bouwen.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.3.1. Omgevingsvergunningplicht Behoudens het bepaalde in lid 7.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen of ophogen van gronden;
- het rooien of aanplanten van bomen of andere houtgewassen;
- het aanleggen van paden of oppervlakteverhardingen, anders dan de aanleg van steigers conform lid 3.2.2 onder c en lid 5.2.2 onder c;
- het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op het uitvoeren van werken of werkzaamheden welke:
- binnen het kader van het normale beheer en onderhoud nodig zijn;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
- waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een (omgevings)vergunning is verleend.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in lid 7.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 8 Waterstaat - Waterbergingsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen bestemd voor het behoud van het stroomvoerend en bergend vermogen van de rivier De Donge, met daarbij behorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels 8.2.1. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde Op deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
8.2.2. Verhouding met samenvallende bestemmingen Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijkt van het bepaalde in lid 8.2.1. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken, indien het waterstaatsbelang als aangegeven in lid 8.1 niet onevenredig wordt geschaad.
8.2.3. Advies Alvorens omtrent het verlenen van vergunning als bedoeld in lid 8.2.2 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de verantwoordelijke waterbeheerder omtrent de vraag of door voorgenomen activiteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen door de grenzen van de bestemming ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ te veranderen indien gedeputeerde staten van de provincie hebben besloten tot wijziging van de begrenzing van het winterbed als gevolg van een wijziging van de begrenzing van de primaire waterkering en beschermingszone.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen bestemd voor:
- voorzieningen ten behoeve van de (primaire) waterkering, zoals dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen;
- de instandhouding en / of bescherming van de waterkering.
Op deze gronden mogen ten behoeve van deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
9.2.2. Verhouding met samenvallende bestemmingen
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijkt van het bepaalde in lid 9.2.1. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken, indien het waterstaatsbelang als aangegeven in lid 9.1 niet onevenredig wordt geschaad.
9.2.3 Advies
Alvorens omtrent het verlenen van vergunning als bedoeld in lid 9.2.2 te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de verantwoordelijke waterbeheerder omtrent de vraag of door voorgenomen bouwactiviteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen door de grenzen van de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ te veranderen indien de verantwoordelijke waterbeheerder heeft besloten tot een wijziging van de begrenzing van de (primaire) waterkering en beschermingszone.
3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, diepte, en/of de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens of enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
11.2 Parkeren 11.2.1. Parkeereis Op grond van het bepaalde in de regels mogen de voor de verschillende bestemmingen aangewezen gronden daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd of in stand gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan parkeerbeleidsplan "Parkeren doen we zo!", dat op 25-02-2016 is vastgesteld door de gemeenteraad van Geertruidenberg, en is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Indien dit parkeerbeleidsplan gedurende de planperiode wordt gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
11.2.2. Afwijken van parkeereis Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 indien in het plangebied, dan wel in de directe omgeving, op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning financiële voorwaarden verbonden kunnen worden.
11.2.3. Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 11.2.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Gebruiksverbod
Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- elke vorm van bewoning in een vrijstaand bijgebouw.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
- de regels en toestaan dat ten hoogste met 10% mag worden afgeweken van aanduidingsgrenzen, voor zover het betreft de aanduidingen ‘aanlegsteiger’ en ‘woonschepenligplaats’, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is;
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met ten hoogste 3 meter overschreden mogen worden en het bouwvlak ten hoogste 10% mag worden vergroot, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is;
- de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
- de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat deze wordt vergroot:
- ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
- ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
- ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
- de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag ten hoogste 10 % worden vergroot.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 15.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- artikel 15.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsregels gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het artikel 15.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in het artikel 15.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- artikel 15.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders respectievelijk het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Timmersteekade en passantenhaven".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
De voorzitter, De griffier,