Fort Lunet
Bestemmingsplan - Gemeente Geertruidenberg
Vastgesteld op 20-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Fort Lunet met identificatienummer NL.IMRO.0779.RVBPFortLunet-vs03 van de gemeente Geertruidenberg.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.7 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en de overige dienstruimten.
1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 bijbehorend bouwwerk
de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.22 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.23 binnenterrein
Het terrein op het forteiland gelegen tussen de fortbebouwing en de grondwallen
1.24 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.25 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.26 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.29 horecabedrijf
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van de consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met zaalverhuur, zoals een restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
1.30 kantoor
een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.31 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.32 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.33 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.34 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.35 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.36 pleziervaartuig
elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.
1.37 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.38 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.39 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.
1.40 workshops
Creatieve workshops, zoals knutselen e.d.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 hoogte van een woonschip
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 oppervlakte van een woonschip
tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur En Ontspanning
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden in de vorm van een fort met randbeplanting en fortgracht;
- b. groepsactiviteiten op het gebied van ontspanning en recreatie, waaronder tevens wordt verstaan:
- 1. activiteiten gericht op kunst en cultuur(historie) en natuur- en landschapsbeleving;
- 2. het geven van workshops;
- 3. vergaderingen, recepties, bedrijfsbijeenkomsten;
- c. verhuur van electrische vervoersmiddelen zoals scooters, pleziervaartuigen en electrische tuktuks, ten behoeve van recreatieve doeleinden;
- d. activiteiten van de scouting;
- e. horeca-activiteiten ten dienste van het gebruik zoals genoemd onder b t/m c in de fortbebouwing en op het forteiland;
- f. kantoorruimte, tot een oppervlak van ten hoogste 25 m² ten behoeve van de onder b t/m e genoemde functies;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''terras'': een terras op het binnenterrein behorende bij de horeca-activiteiten;
- h. opslag ten behoeve van de onder b t/m f genoemde activiteiten;
- i. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein": een parkeerterrein voor ten hoogste 23 parkeerplaatsen;
- j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen, landhoofden en damwanden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. in de fortbebouwing mag het bruto vloeroppervlak in gebruik voor horeca zoals genoemd in lid 3.1 onder e ten hoogste 100 m² bedragen;
- b. buitenactiviteiten dienen om 22.30 uur beëindigd te zijn;
- c. na 22.30 uur mag er geen geluid van een binnen de gebouwen aanwezige geluidsinstallatie buiten het terrein van het fort waarneembaar zijn;
- d. bij activiteiten op het binnenterrein mag geen gebruik worden gemaakt van zowel onversterkt muziekgeluid en versterkt geluid (muziek of overig);
- e. het maximale aantal personen dat zich gelijktijdig binnen de bestemming Cultuur en ontspanning mag bevinden bedraagt 210, waarvan maximaal 160 buiten de bebouwing;
- f. na 22.30 uur zijn binnen de fortbebouwing de activiteiten als bedoeld in artikel 3.1 onder b, c, en e uitgesloten en zijn uitsluitend activiteiten ten behoeve van de scouting toegestaan;
- g. na 22.30 uur mogen er niet meer dan 50 mensen ten behoeve van activiteiten van de scouting binnen de fortbebouwing aanwezig zijn.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en –afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
- b. verkeer te water;
- c. het behoud, bescherming en het herstel of de duurzame ontwikkeling van de aan de gronden eigen zijnde ecologische waarden; behoud, bescherming en ontwikkeling van ecologische waarden
- d. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats': tevens als ligplaats voor een schip in gebruik bij de scouting;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': tevens als ligplaats voor een woonschip, waarin tevens een bed & breakfast is toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'steigers': steigers;
- g. groenvoorzieningen;
en daarbij behorende:
- h. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'steigers' een gebouw ten behoeve van opslag mag worden gebouwd van ten hoogste 5 m bij 4 m met een bouwhoogte van ten hoogste 2,3 m;
- c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en omvang van de toegestane gebouwtjes binnen de aanduidingen 'steigers' zodanig dat de realisatie van de gebouwtjes niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gewenste beeldkwaliteit. Alvorens omtrent het stellen van nadere eisen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. ter plaatse van de aanduidingen 'ligplaats' en 'woonschepenligplaats' is het ligplaats innemen met meer dan 1 schip respectievelijk 1 woonschip niet toegestaan;
- b. ten aanzien van de bed & breakfast in het woonschip:
- 1. de hoofdfunctie wonen dient gehandhaafd te blijven;
- 2. het oppervlak in gebruik voor bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van het woonschip;
- 3. de bed & breakfast bestaat maximaal uit 4 slaapplaatsen;
- 4. permanent verblijf is niet toegestaan
- 5. de verblijfsruimten moeten voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening en het bouwbesluit;
- 6. het gebruik voor een bed&breakfast mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de in de omgeving gelegen gronden en/of opstallen, zoals gevolgen ten aanzien van het parkeren.
Artikel 5 Waterstaat - Beschermingszone
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de waterkerende functie van de aangrenzende waterkering.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 5.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding van de bestaande waterkering en de waterkerende functie.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 6.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' is het oprichten van geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van aanduidingsgrenzen met ten hoogste 10%; voorzover het betreft de grenzen van de aanduidingen 'ligplaats', 'parkeerterrein', 'steiger' en 'woonschepenligplaats';
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Fort Lunet'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Fort Lunet
Fort Lunet aan de Maasdijk, gelegen op de grens van Raamsdonksveer en Geertruidenberg, is in de jaren 1833-1839 gebouwd ter bewaking van zowel de Donge als de naastgelegen straatweg Breda-Gorinchem. Het behoorde tot het vestingstelsel van Geertruidenberg. Fort Lunet is in 1919 als verdedigingswerk opgeheven. Vanaf het midden van de jaren 60 wordt het Fort Lunet gebruikt door diverse plaatselijke verenigingen en initiatieven. Het historische Fort is daarna in verval geraakt en verkeert in slechte staat.
Op 20 september 2011 besloot de raad van de gemeente Geertruidenberg om het rijksmonument Fort Lunet aan te merken als een belangrijk historisch verdedigingsbolwerk van de oude vesting Geertruidenberg en als uniek onderdeel van de Zuiderwaterlinie. Tevens werd besloten om prioriteit te geven aan de restauratie van dit cultureel erfgoed. De restauratie is inmiddels afgerond.
In hetzelfde besluit werd eveneens de eerste aanzet gegeven voor een nieuwe invulling van het Fort. De raad heeft aangegeven dat, gezien de specifieke ligging van het Fort aan de oever van de Donge, het Fort herontwikkeld kan worden tot een bijzonder cultuurhistorisch 'pareltje'.
De herontwikkeling van het Fort kan volgens de raad gericht zijn op het cultuurhistorische gebruik alsmede op een stimulans van toeristisch en recreatief gebruik en van de lokale economie.
Voor een nieuw gebruik van het fort zijn door Water Events Geertruidenberg (W.E.G) inmiddels plannen ontwikkeld. Naast voortzetting van het gebruik van de helft van de fortbebouwing voor de scouting/zeeverkenners bestaat de wens om een breder toeristisch/recreatief gebruik mogelijk te maken, dit in combinatie met het realiseren van steigers en aanlegplaatsen en een damwand aan de Donge-oever. Het beoogde gebruik is commercieel van aard en omvat de verhuur van bootjes, scooters en tuk tuks in combinatie met sport- en spelactiviteiten op het binnenterrein, creatieve workshops en bijbehorende horeca. De ontwikkeling ziet eveneens op het realiseren van parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het fort.
Als gevolg van de nieuwe invulling van het fort en de bijbehorende voorzieningen aan de Donge-oever dient ook de zuidwaartse verplaatsing van het motorschip De Eben Haezer (woonschip) mogelijk gemaakt te worden. Daarbij bestaat tevens de wens om te starten met een bed & breakfast aan boord van het schip.
De beoogde ontwikkelingen passen niet binnen de vigerende bestemming voor het Fort Lunet. Om die reden is voor het fort dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Plangebied
Onderstaand figuur geeft de ligging van het plangebied weer.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
De gronden waarop de beoogde planologische wijziging ziet, zijn gelegen binnen het bestemmingsplan 'Raamsdonk 1967'. De betreffende gronden kennen op grond van het bestemmingsplan 'Raamsdonk 1967' in zijn geheel de bestemming 'Centrumvoorzieningen', inclusief het water ten westen van Fort Lunet. Op de voor centrumvoorzieningen bestemde gronden is in het vigerende bestemmingsplan bebouwing toegestaan van warenhuizen, café-restaurants, winkels, kantoren, praktijkruimten voor vrije beroepen en woningen, alsmede de aanleg van rijwegen, wandelwegen, parkeergelegenheden e.d..
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan het bestaande beleid en wordt aangegeven hoe het initiatief zich verhoudt tot de beleidskaders van Rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de feitelijke situatie. Hierbij wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke en functionele structuur. In hoofdstuk 4 wordt een planbeschrijving gegeven. Vervolgens komen in de hoofdstukken 5 en 6 de verantwoordingen betreffende planologische, milieuhygiënische en andere aspecten aan bod. In hoofdstuk 7 volgt de juridische toelichting en in hoofdstuk 8 worden de financiële haalbaarheid en de procedures toegelicht.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Het relevante beleidskader voor de beoogde ontwikkeling is weergegeven in onderstaande tabellen. In de tweede kolom van de tabel zijn de relevante beoordelingsaspecten uit de beleidsdocumenten weergegeven en in de derde kolom is de afweging hiervan weergegeven.
overheid en kader | beoordelingaspect | afweging |
Rijk | ||
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) | Het nationale beleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van nationale belangen. Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. | Verwezen wordt naar de afweging bij de provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten. |
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), 2012 | Dit besluit bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan ruimtelijke besluiten moeten voldoen. In 2012 is het Barro aangevuld, met deze aanvulling van het Barro is een extra motiveringsplicht aan het Bro toegevoegd voor bestemmingsplannen met nieuwe stedelijke ontwikkelingen in verband met het onderwerp duurzame verstedelijking. | |
De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de volgende stappen: a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins; c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. | Een stedelijke ontwikkeling wordt gedefinieerd als een ontwikkeling waarbij sprake is van nieuw ruimtebeslag dan wel uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur. In deze situatie is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Barro, aangezien de bebouwing reeds aanwezig is en er geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt. Van belang daarbij is dat het plan gericht is op een verruiming van de gebruiksmogelijkheden. De recreatieve en horecafuncties die op het fort worden aangeboden maken onderdeel uit van een groter recreatef aanbod van de ondernemer binnen de gemeente. De ondernemer richt zich op het aanbieden van recreatieve activiteiten voor groepen zoals bedrijfsfeestjes en groepsuitjes. Het is niet de bedoeling dat er een nieuwe zelfstandige horecavestiging komt. Hierdoor concurreren de aangeboden horeca-activiteiten niet met horecavestigingen in de omgeving en is het een uniek aanbod. Het aanbod van activiteiten pas binnen de gemeentelijke visie voor de Donge-oevers, waarin een economische en recreatieve impuls van de Donge-oevers wordt voorgestaan. Een commerciële functie in het fort is daarnaast noodzakelijk om de kosten van het onderhoud te kunnen dekken en zo het behoud van het fort voor de toekomst te kunnen waarborgen. De ontwikkeling vind plaats binnen bestaand stedelijk gebied en vindt plaats binnen de bestaande gebouwen van het Fort Lunet en op de binnenplaats van het fort. | |
provincie Noord Brabant | ||
Verordening ruimte 2014 Noord-Brabant | Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied of in kernen in het landelijk gebied. | De projectlocatie ligt in bestaand stedelijk gebied. |
Ten aanzien van de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit dient voor het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt een retrospectieve toets plaats te vinden. | De zeeverkennersgroep Mafeking maakt al sinds de jaren 60 van de vorige eeuw gebruik van Fort Lunet. Het schip van de zeeverkenners, de Steur ligt vanaf 2000 op de huidige locatie aan de oeverkant bij het fort. Van 1970-2000 hadden de zeeverkenners een soortgelijke boot aldaar liggen (van circa 24 x 5 meter). De woonboot Eben Haezer ligt sinds 1997 aan de oeverkant voor het fort. Van 1986-1997 lag aldaar een andere woonboot (van circa 29 x 4,2 meter). Voor 1986 lag ter plaatse jarenlang een boot van Rijkswaterstaat. Waar nu het enkele jaren geleden gebouwde appartementencomplex van Rivierzicht noord is gesitueerd, ten zuiden van Fort Lunet, was voorheen tientallen jaren scheepsmachinefabriek Asto aanwezig. Dit bedrijf heeft schepen, van diverse afmetingen, op de werf c.q. aan de kade gehad. Deze activiteiten zijn verplaatst naar het 'natte' deel van bedrijventerrein De Pontonnier bij Keizersveer (Raamsdonksveer). Scheepswerf Ruijtenberg ten noorden van Fort Lunet was al in de jaren 60 van de vorige eeuw aanwezig ter plaatse en is nog steeds actief. | |
Het plan draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid. | De herontwikkeling van het fort maakt onderdeel uit van de ontwikkeling van de gehele Donge-oevers. In de visie 'Herontwikkeling Donge-oevers (maart 2012)' heeft de gemeenteraad zich uitgesproken over de gewenste ontwikkelingsrichting. De ontwikkeling van het fort past binnen de 2 speerpunten 'Recreatie en Toerisme 'en Stimulering Economie en gebruik Cultuurhistorische panden'. Daarnaast is de invulling van het fort met een commerciele functie noodzakelijk om het behoud van het fort te kunnen garanderen. In hoofdstuk 5 en 6 wordt de landschappelijke inpasbaarheid verder verantwoord. | |
Een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gebruik maakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald. | De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. . ![]() | |
Uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden. | De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande bebouwing. | |
Ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking); | De verantwoording van de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen bij het rijksbeleid. | |
Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een verantwoording waaruit blijkt dat: 1. in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden; 2. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid; 3 een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in deze verordening is bepaald. | Hoofdstuk 5 en 6 bevatten een verantwoording van de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. 1. hoofdstuk 6 gaat in op deze aspecten. 2. hoofdstuk 4 en 5 gaan in op de genoemde aspecten. 3. paragraaf 5.4 gaat in op dit aspect. | |
De Donge is aangewezen als EHS en Ecologische verbindingszone. | Voor de gewenste activiteiten op het Fort worden geen nieuwe gebouwen gebouwd, maar wordt gebruik gemaakt van de bestaande gebouwen. Het Fort zelf valt buiten de EHS en de EVZ. De ontwikkeling van het fort en de parkeerplaatsen er rondom, liggen dus niet binnen de EHS en de EVZ. De woonboot en het schip van scouting liggen al in de Donge. Het woonschip wordt uitsluitend verplaatst, maar er vindt geen extra verstoring plaats. De aanleg van de aanlegsteigers is in paragraaf 6.4 van de toelichting onderzocht. Geconcludeerd is dat de aanlegsteigers de wezenlijke waarden van de EHS (natuurbeheertype beek en bron) niet aantast. De aanleg van de steigers vindt niet plaats binnen de EVZ. De betreffende gronden zijn binnen de bestemming Water mede bestemd voor het behoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van de aan die gronden eigen zijnde ecologische waarden. | |
gemeente Geertruidenberg | ||
Structuurvisie Geertruidenberg 2030 | Ingezet wordt op de ontwikkeling van een aantrekkelijke gemeente – zowel om te wonen, als te werken en te recreëren. De opgave en kansen voor de gemeente liggen vooral in het onderhouden en versterken van bestaande kwaliteiten. - een samenhangende toeristisch-recreatieve bestemming; - ontwikkelen vanuit het bestaande; - kleinschalige ontwikkelingen; - gebruik makend van bestaande kansen: historische vesting, Donge-oevers, de plassen, historisch landschap. De gemeente ontwikkelt een samenhangend beleid met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente, als basis voor ontwikkelingen en beheer. Basis daarvan is een zorgvuldige omgang met het bestaande: het cultuurhistorische erfgoed. | De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een nieuwe toeristisch-recreatieve trekker. Door gebruik te maken van de bebouwing van het fort wordt ontwikkeld vanuit het bestaande. De recreatieve activiteiten maken tevens gebruik van kwaliteiten van de gemeente zoals de Donge-oevers. Tevens wordt aansluiting gezocht op bestaande routenetwerken over het water en land. Daarnaast zorgen de nieuwe activiteiten voor het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed. |
Visie herontwikkeling Donge-oevers (vastgesteld 29 maart 2012) Projectplan Donge-oevers | Als structurerend element voor het projectplan zijn drie thema's benoemd: - water; - militair/cultuurhistorie; - energie/industrie (industrieel erfgoed). Alle thema's hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Geertruidenberg. De sterke elementen per thema worden benoemd en tevens wordt aangeven op welke wijze deze elementen kunnen worden versterkt. Voor Fort Lunet worden specifiek de volgende maatregelen genoemd: - Fort Lunet restaureren, herbestemmen en 'ontsluiten'. | Fort Lunet gaat een centrale plaats innemen bij het aanbieden van culturele en ontspannende activiteiten rond het oevergebied van de Donge. Daarnaast worden bestaande routestructuren uitgebreid en versterkt. Als publiekstrekker geeft het fort tevens een economische en recreatieve impuls aan de nabije omgeving. |
Conclusie
De ontwikkeling van het Fort Lunet in combinatie met het verplaatsen en het toestaan van een bed & breakfast binnen het motorschip De Eben Haezer (woonschip) past binnen het rijks-, provinciaal en overheidsbeleid.
Hoofdstuk 3 Feitelijke Situatie
3.1 Historische Ontwikkeling
De vesting van Geertruidenberg maakt in het einde van de 16e eeuw onderdeel uit van de Nederlandse verdedigingslinie samen met de vestingwerken in onder andere Klundert en Heusden. De vestingwerken zijn na de Gouden Eeuw in verval geraakt en houden een aanval van de Fransen in 1794 niet tegen. De vesting Geertruidenberg is gedurende de Franse tijd in militaire zin van weinig waarde, maar behoudt haar status als vesting. Ook het veer dat tussen Geertruidenberg en Raamsdonck vaart, blijft bestaan.
Op een overzichtskaart uit 1814 blijkt dat in die tijd begonnen is met aanleg van een nieuwe weg langs Raamsdonksveer. Het betreft een belangrijke infrastructurele verbindings- route die op last van keizer Napoleon is gebouwd. Het is de Rue Imperial No 2, van Parijs naar Amsterdam (vandaar de huidige namen Keizersdijk en Keizersveer).
Na de val van het Napoleontische keizerrijk verliest Geertruidenberg haar vestingstatus en wordt de verdedigingslinie gevormd door de vesting Grave, Den Bosch, Heusden en Breda. Wel worden langs de Rijksweg nieuwe batterijen opgericht, waarvan een in de bocht van de straatweg bij het veer naar Geertruidenberg.
Vanaf 1831 wordt Geertruidenberg weer tot vesting verklaard en bemand met een garnizoen. De vestingwerken worden hersteld en in staat van verdediging gebracht. Als onderdeel daarvan wordt de Donge afgedamd door middel van een aarden dam. Omdat door de aarden dam de haven van Raamsdonksveer en het verdere achterland niet meer bereikbaar is voor scheepvaart, wordt voor de dam een tijdelijke extra haven gegraven die later wordt vervangen door een open penantendam in de Donge. Deze dam dient tevens als waterkering om het peil in de inundatiekom op het gewenste niveau te brengen. | ![]() |
Op een tekening uit 1835 staat de Lunet in de stedenbouwkundige situatie voor het eerst ingetekend. De Lunet is gesitueerd op de rechteroever van de Donge, gecentreerd op de kapitaal van het vierde bastion van de vesting. In de keel van de Lunet ligt de pas aangelegde penantendam en ook wordt de ingang van de vestinghaven beschermd door de nieuw op te werpen Lunet.
Na die tijd wordt er in verschillende documenten melding gemaakt van aanpassingen van de Lunet.
De veerdienst tussen Geertruidenberg en Raamsdonksveer vervalt met de aanleg van een houten brug over de penantendam in de Donge. In 1890 wordt deze brug weer afgebroken en vervangen door de zuidelijker gelegen verkeersbrug (naast de spoorbrug).
Het bomvrije keelgebouw wordt voorzien van een waterdicht pannendak. De geschutopeningen in de kazematten zijn vanaf de bouw ongewijzigd. De toegangsbrug naar het keelgebouw wordt omstreeks 1890 vervangen. De ophaalbrug wordt vervangen door een vaste brug met een uitneembaar deel. Op last van het Ministerie worden in 1896 in de aarden borstwering aan de zuidzijde, twee emplacementen voor 12 cm geschut ingericht.
De emplacementen worden gescheiden door een traverse. De twee stuks geschut dienen de Bredaschen Straatweg en de spoorwegdijk onder vuur te nemen.
In 1911 wordt Geertruidenberg als vesting buiten werking gesteld en in 1919 verliest het definitief zijn militaire status. Van activiteiten gedurende de eerste wereldoorlog zijn geen gegevens gevonden. Gedurende de tweede wereldoorlog werd de Lunet gebruikt door de Duitse bezetter. Na de capitulatie wordt de Lunet gebruikt voor internering van Duitse krijgsgevangenen. Vanaf de zomer 1946 staat het fort leeg en is het in beheer bij de Dienst Domeinen.
Rond 1965 komt het fort weer in beeld bij de gemeente Geertruidenberg omdat het voor de plaatselijke recreatie van belang wordt geacht. Vanaf die tijd wordt het fort gebruikt door plaatselijke verenigingen in initiatieven.
(bron: Cultuurhistorische analyse Fort Lunet aan de Donge, BUNKER, 2012, zie Bijlage 1)
3.2 Ruimtelijke Analyse
Fort Lunet ligt op de rechteroever van de Donge tussen de kernen Geertruidenberg en Raamsdonksveer. Het fort ligt aan de Maasdijk, het verlengde van de Keizersdijk, in de kromming van de rivier de Donge. De Donge is hier breder dan in de rest van het stroomgebied. De rivier heeft hier een duidelijk economische functie voor de industrie, of liever gehad, want het belang van de industrie langs dit deel van de Donge is inmiddels sterk afgenomen. Tot 2005 waren er drie scheepswerven gevestigd aan de oost- en westoever van de rivier. Deze zijn inmiddels verplaatst naar een locatie aan de Bergse Maas, omdat de gemeente Geertruidenberg deze plekken heeft ontwikkeld als woningbouwlocaties. De scheepswerfbedrijven Nederlof en Ruitenberg zijn nog steeds actief langs de Donge-oevers.
Verschillende vormen van recreatie en toerisme vinden hun plaats langs de rivier. Aan de linkeroever van de Donge ligt een drietal jacht- en passantenhavens, twee jachthavens aan de Statenlaan en een passantenhaven aan het Scheepsdiep. De passantenhaven biedt de mogelijkheid om de boot op een centrale plek 'te parkeren' en te gaan genieten van alles wat de gemeente Geertruidenberg te bieden heeft. Het is ook mogelijk er te overnachten. Aan het Scheepsdiep bevindt zich tevens een restaurant. De kaden aan de linkerzijde van de Donge zijn een aantrekkelijk wandel- en verblijfsgebied. Een uitgebreid fiets- en wandelnetwerk, waarvan het Fort Lunet onderdeel uitmaakt, biedt tevens de mogelijkheid om de rest van de omgeving te ontdekken, namelijk de historische kern, de vesting en het buitengebied. Via het water is Geertruidenberg een goed uitvalsbasis richting het Nationaal Park de Biesbosch.
Fort Lunet ligt direct naast Scheepswerf Ruitenberg aan de noordzijde. Aan de zuidzijde van het fort werd, nadat de scheepsmachinefabriek was verplaatst, een appartementencomplex gerealiseerd. Ook voor de bewoners van het wooncomplex worden aanlegsteigers aangelegd. Het historische fort, bestaande uit 2 gebouwen, namelijk een keelgebouw en kazematten, ligt op een kunstmatig eiland omringd door een gracht welke verbonden is met de Donge. Aan de rivierzijde wordt het complex ontsloten door een houten brug over de gracht. Men komt binnen door de poortdoorgang van het keelgebouw en komt uit op de binnenplaats vanwaar de kazematten bereikbaar zijn.
Het fort wordt ontsloten vanaf de Maasdijk, een doorgaande weg met in noordelijke richting een aansluiting op de A27. In zuidelijke richting sluit de Keizersdijk (het verlengde van de Maasdijk) aan op de A59.
3.3 Functionele Analyse
Vandaag de dag wordt Fort Lunet benut door leden van de Scouting Mafeking Geertruidenberg. Tot eind 2012 waren de Bergsche Battery en Stichting Vestingfeesten Geertruidenberg en een muziekband in het fort gevestigd.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
Water Events Geertruidenberg B.V. (W.E.G.) wil het fort gaan gebruiken als onderdeel van haar aanbod van activiteiten binnen de gemeente. W.E.G. biedt in de omgeving al meerdere activiteiten aan. Onder W.E.G vallen Bootjegezond, Scootertjegezond, Tuktukbrabant, Biesboschkano-events en Werkplaats 17. W.E.G. kan tal van mogelijkheden aanbieden voor familie-uitjes, bedrijfsuitjes en vrijgezellenfeestjes. Fort Lunet moet gaan dienen als 'op- en overstappunt' binnen de gemeente waar deze dagjes uit kunnen starten en/of eindigen.
W.E.G., Bootjegezond, Scootertjegezond en Tuktuk Brabant voorzien in een regionale behoefte. Zij bieden een voor de regio uniek aanbod voor groepsuitjes en zijn een aanvulling op het bestaande toeristische aanbod. Zij trekken hiermee bezoekers van ver buiten de gemeentegrenzen naar de gemeente Geertruidenberg.
Verder nemen ook de Waterscouts Mafeking weer hun intrek in het fort. Onderstaand wordt de gewenste invulling van de gebouwen volgens de plannen van W.E.G. beschreven.
4.2 Programma
W.E.G.
Fort Lunet bestaat uit 9 kazematten, een kruitkamer, een binnenplaats en een keelgebouw. W.E.G zal 4 kazematten in gebruik nemen en het linker keelgebouw. De kazematten worden gebruikt als opslag- en workshopruimte. Kazemat 9 dient als gemeenschappelijke toiletruimte voor W.E.G. en Mafeking. Het linkerdeel van het keelgebouw krijgt een horecafunctie (met keuken) en wordt tevens in gebruik genomen als kantoor.
De binnenplaats van het fort wordt gebruikt voor diverse sport- en spelactiviteiten, zoals boogschieten, beugelbanen en blaaspijpschieten. Op het binnenterrein is ruimte voor een terras behorende bij de horecafunctie. W.E.G wil het binnenterrein ook kunnen gebruiken voor recepties, borrels of een ander evenement. Dit zal zich uitsluitend voordoen als er op het fort geen andere activiteiten plaatsvinden.
Er zal geen sprake zijn van een zelfstandig café/restaurant naast de (recreatieve) groepsactiviteiten.
De activiteiten dienen in verband met mogelijke geluidsoverlast om 22.30 uur te worden beeindigd. Om 23.00 uur zal er dan geen sprake meer zijn van activiteiten in en rondom het fort. Ook versterkt en onversterkt muziekgeluid op het binnenterrein wordt niet toegestaan.
Op het fort kunnen meerdere groepen aanwezig zijn. In het kader van de invulling die nu concreet wordt beoogd zullen er doorgaans tot circa 50 bezoekers zijn voor de horecafunctie. In incidentele gevallen kunnen er meer bezoekers zijn. W.E.G. zal voor grotere groepen gebruik maken van de voorzieningen van haar huidige partners (restaurants in Drimmelen, Geertruidenberg en Raamsdonksveer). De groepen worden dan over meerdere locaties verspreid. Grote groepen zullen vertrekken vanuit café/restaurant 't Voske in Drimmelen. Daar is tevens parkeerruimte voor 150 personen. Kleinere groepen blijven in Geertruidenberg of Raamsdonksveer en worden verdeeld over restaurants aldaar. De parkeerbehoefte wordt zo verdeeld.
Bij het fort worden 25 scooters, 7 tuktuks en 14 boten verhuurd.
Voor het fort wordt een steiger aangelegd waar Bootjegezond haar boten kan neerleggen. De te verhuren bootjes kunnen naar het gewenste beginpunt worden gebracht, mocht het startpunt van de groepsactiviteiten buiten het fort liggen.
In het plangebied wordt ten zuiden van het fort een parkeerplaats met 23 plaatsen mogelijk gemaakt.
Figuur 4.1 Inrichtingsschets Fort Lunet e.o.
Mafeking
Mafeking gebruikt ook 4 kazematten, de kruitkamer en tevens het rechter deel van het keelgebouw. De kazematten worden gebruikt als opslagruimten en als activiteitenruimte voor de verschillende onderdelen van de scouts (dolfijnen, orka's, zeeverkenners, plusscouts, leiding en bestuur). Zoals al eerder aangegeven delen zij in de toiletruimten met W.E.G.
De Steur is het wachtschip (het moederschip) van de Waterscouts Mafeking. Het is een schip dat als de Nooitgedacht 4 in de beroepsvaart heeft gevaren. Er kunnen 30 kinderen in het ruim slapen. Naast een volledig uitgeruste keuken is het schip voorzien van een douche en toiletten. Met dit schip kan worden gevaren, maar het doet tevens dienst als gezamenlijke activiteitenruimte voor de scouts. Voor de Steur zal een aanlegplaats worden gerealiseerd.
Ook voor Mafeking wordt een steiger aangelegd waar zij hun boten kunnen aanleggen. Zie figuur 4.1.
Eben Haezer
De Eben Haezer is een voormalig binnenvaartschip welke is verbouwd voor permanente bewoning. Het schip wordt in zuidelijke richting verplaatst (zie figuur 4.1). Het voormalige schippersverblijf van het schip is nog in originele staat en zal worden gebruikt als bed & breakfast. De accommodatie voor het bed & breakfast heeft twee slaapkamers met elk een tweepersoonsbed. Maximaal kunnen er 4 gasten verblijven. Het vloeroppervlakte van de ruimte in relatie met de eigen woning bedraagt respectievelijk 29 m² en 103 m².
Hoofdstuk 5 Planologische Verantwoording
5.1 Ruimtelijke Motivering
Fort Lunet is aangewezen als rijksmonument (zie Bijlage 11). Tussen alle nieuwe bebouwing is het fort een stempel uit het verleden. Het fort maakt een deel van de geschiedenis van Geertruidenberg en Raamsdonksveer als belangrijk onderdeel van de verdedigingslinie van Nederland beleefbaar. De historische waarde van het fort heeft de gemeenteraad van Geertruidenberg doen besluiten het fort te restaureren. Deze restauratie is bijna afgerond. Belangrijk uitgangspunt voor de nieuwe invulling van het fort is het behoud van de monumentale bebouwing, zowel op korte als lange termijn.
Ten behoeve van de nieuwe invulling van het fort worden geen nieuwe gebouwen gebouwd, behoudens beperkte opslaggebouwtjes op de steigers van Mafeking, W.E.G. en de Eben Haezer. Alle functies worden ondergebracht in bestaande bebouwing. De nieuwe functies tasten de beeldkwaliteit van het fort dan ook niet aan. Om het behoud van de gebouwen op lange termijn te garanderen is gebruik van het object voor commerciële doeleinden juist noodzakelijk. De door W.E.G. voorgestelde functionele invullingen dragen bij aan het behoud van het fort, aangezien hiermee een betere exploitatie van het fort mogelijk is en dit geld genereert voor de instandhouding van het fort.
De beoogde bed & breakfast kan voorzien in een behoefte om op een bijzondere locatie, nabij een fort, te overnachten. Het is een aanvulling op wat verder op de locatie van het fort wordt aangeboden aan mogelijkheden voor de toerist en recreant.
De nieuwe invulling draagt tevens bij aan de doelstellingen die voortkomen uit het Projectplan Donge-oevers. De gemeente Geertruidenberg wil met de herinrichting van de Donge-oevers de blauw-groene ader in de gemeente versterken en vanaf vele plekken van de oevers zichtbaar maken. Ingezet wordt op de toeristische, recreatieve, cultuurhistorische en economische herontwikkeling van diverse locaties om de (be)leefkwaliteit voor inwoners, bezoekers en ondernemers te stimuleren.
De nieuwe invulling voor het Fort Lunet past binnen de gemeentelijke visie voor een toeristische, recreatieve, cultuurhistorische en economische impuls van de Donge-oevers. De door W.E.G. voorgestelde activiteiten sluiten aan op reeds bestaande activiteiten in de omgeving. Het samenbrengen van deze activiteiten binnen het fort zorgt voor een publieksaantrekker aan de Donge-oever, waardoor ook de lokale economie kan worden gestimuleerd.
In het Projectplan Donge-oevers (BureauBuiten, 2012) wordt geconcludeerd dat een belangrijk onderdeel van de verblijfskwaliteit aan of langs de Donge-oevers wordt bepaald door de aanwezigheid van recreatieve routes, die het mogelijk maken een wandeling of fietstocht te maken langs interessante en mooie plekken in Geertruidenberg. Volgens het Projectplan zijn er reeds wandel- en fietsknooppuntennetwerken in de gemeente aanwezig, maar deze staan nog beperkt in verbinding (fysiek en qua bewegwijzering) met de oevers en kennen nog een aantal ontbrekende schakels. Het fort kan gaan dienen als een belangrijke schakel in de reeds aanwezige routestructuren. Het fort gaat dienen als start- en vertrekpunt voor allerlei activiteiten waarbij aangesloten wordt op reeds bestaande netwerken van wandel- en fietspaden en routestructuren over het water, onder meer richting de Biesbosch.
De functionele invulling van het fort past ook binnen de directe omgeving, welke gekenmerkt wordt door een diversiteit aan woon-, werk- en centrumfuncties. Een uitgebreide beschrijving van de milieukundige inpasbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 6.
5.2 Cultuurhistorie
Het bestemmingsplan leidt niet tot een aantasting van cultuurhistorische waarden. De beoogde ontwikkeling leidt tot het meer dan voorheen openbaar toegankelijk zijn van het recent gerestaureerde fort, wat ten goede komt aan de beleving van de cultuurhistorie. De ontwikkeling kan geld genereren voor de instandhouding van het fort.
Er wordt verwezen naar het vermelde over de historie in paragrafen 1.1 en 3.1, tevens wordt verwezen naar de cultuurhistorische analyse in Bijlage 1.
5.3 Archeologie
Op grond van de Monumentenwet dient de gemeente bij bestemmingsplannen rekening te houden met archeologische (verwachtings)waarden. De wet schrijft niet voor in welke mate met archeologie rekening dient te worden gehouden. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid en kan het archeologische belang afwegen ten opzichte van andere belangen, de belangen van de burger en van de gemeente.
De gemeente Geertruidenberg heeft besloten, mede gezien de nieuwe regelgeving, een eigen archeologiebeleid te formuleren. Dit gemeentelijke archeologiebeleid is nog in ontwikkeling, maar wel kon al worden gekomen tot de relevante beleidsuitgangspunten voor het onderhavige bestemmingsplan. Zie onderstaande afbeelding voor een verbeelding van het beleid, de archeologische verwachtingswaardenkaart:
Figuur 5.1 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, BAAC 2008.
Volgens deze beleidsuitgangspunten worden de hierna te noemen zones onderscheiden binnen het gemeentelijke grondgebied. Aan elke zone is een beleidsadvies te koppelen bij welke mate van bodemverstoring (door bijvoorbeeld een bouwplan) vooraf een archeologisch onderzoek te adviseren is.
De gemeente kiest er vooralsnog voor om alleen archeologiebeschermende bestemmingsplanregels op te nemen voor gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor andere gebieden met een lagere archeologische verwachtingswaarden dan zeer hoog worden vooralsnog geen archeologiebeschermende bestemmingsplanvoorschriften opgenomen, dit vanwege planschaderisico's van dergelijke voorschriften onder de huidige wetgeving en mede in relatie hiermee vanwege de belangen van de gemeente en van de burger om gevrijwaard te zijn van een onevenredig hoge financiële belasting als uitvloeisel van een bestemmingsplanmatige bescherming van archeologie.
In het onderhavige plangebied komen geen zones voor met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde, wel zones met een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het fort en forteiland hebben een hoge waarde. Het oostelijke deel van het plangebied heeft een lage verwachtingswaarde, de rest van het gebied heeft een middelhoge verwachtingswaarde. De restauratie van het fort en forteiland is medio 2014 afgerond.
Zones met een zeer hoge archeologische verwachting
De gehele zone van de historische stad Geertruidenberg (inclusief bijbehorende vestingwerken);
Zones met een hoge archeologische verwachting
Het gaat hierbij om terreinen, waar op grond van de landschappelijke ligging, een grote kans is op het aantreffen van archeologische resten. Het betreft:
- de dekzandruggen;
- de oeverwallen van de Donge en het Oude Maasje.
Aan diverse elementen uit de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd (zoals historische bebouwing, vestingwerken etc.) waarvan de ligging op basis van kaartmateriaal is vastgesteld, is een hoge archeologische verwachting toegekend. Afhankelijk van het type element geldt een dergelijke hoge verwachting ook om een bepaalde zone om het element heen. Het betreft hierbij:
- De bebouwingslinten van Raamsdonk en Raamsdonksveer zoals weergegeven op de kadastrale kaart uit 1832;
- De zones waarin (restanten van) vestingwerken te verwachten zijn.
Zones met een middelhoge archeologische verwachting
Het gaat hierbij om terreinen waar op grond van de landschappelijke ligging een middelhoge kans is op het aantreffen van archeologische resten. Het betreft:
- Het afgedekte rivierterras uit de Late-Dryas
Zones met een lage archeologische verwachting
Het gaat hierbij om terreinen waar op grond van de landschappelijke ligging een kleine kans is op het aantreffen van archeologische resten. Het betreft:
- Dekzandvlakten;
- Vlakten van getijafzettingen;
- Ontgonnen veenvlakte.
5.4 Verkeer
5.4.1 Auto
Fort Lunet ligt aan de Maasdijk in Raamsdonksveer. De Maasdijk is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom van Raamsdonksveer en heeft een wettelijke maximumsnelheid van 50 km/h. Op deze wegen gaat een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer boven uitwisselen. Dit betekent dat een extra aansluiting voor Fort Lunet nu en in de toekomst ongewenst is.
In noordelijke richting ontsluit de Maasdijk naar het bedrijventerrein Dombosch en de A27 Breda-Utrecht. De kruispunten op deze route zijn met verkeerslichten geregeld en kunnen grotere hoeveelheden verkeer afwikkelen. In zuidelijke richting sluit de Maasdijk door middel van een rotonde aan op de Bergsedijk richting Geertruidenberg. De ontsluiting van de locatie naar Geertruidenberg en Raamsdonksveer is goed. Daarnaast is de locatie binnen 5 minuten verbonden met de autosnelwegen A27 en A59. De ontsluiting voor het autoverkeer is goed.
5.4.2 Fiets
Fietsers zijn gescheiden van het gemotoriseerd verkeer door middel van een vrijliggend fietspad aan de west-/noordzijde van de Maasdijk. Het fietspad aan de westzijde kent tweerichtingsverkeer, waardoor fietsers niet genoodzaakt zijn de Maasdijk ter plaatse van het fort over te steken. Een verkeersveilige oversteekvoorziening is aanwezig ter plaatse van de rotonde met de Bergsedijk. Hier is ook een oversteekvoorziening voor voetgangers aanwezig. Daarnaast loopt vanaf de Maasdijk een fietspad richting de Donge. Tevens kruist de Reenweg dit fietspad. De aansluiting is vormgegeven door middel van een uitritconstructie. In de huidige situatie is de opstelmogelijkheid voor wachtende voertuigen die de Maasdijk oprijden beperkt, waardoor het fietspad geblokkeerd kan worden. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid wordt deze situatie aangepast. De ontsluiting voor fietsverkeer is verder over het gehele tracé goed.
5.4.3 Openbaar Vervoer
In de directe nabijheid van de locatie bevindt zich op 150 m loopafstand een bushalte. Deze halte wordt 2x/uur per richting bediend door een streekbus Breda-Raamsdonksveer. Daarnaast is het busstation van Raamsdonksveer binnen 1 km bereikbaar. Hier vandaan vertrekken (boven)regionale busdiensten naar Oosterhout, Breda en Utrecht. De locatie is goed per openbaar vervoer ontsloten.
5.4.4 Parkeren
De ontwikkeling voorziet in diverse functies die bezoekers aantrekken. Daarom is de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkeling bepaald. Op grond van de beoogde functies is de theoretische parkeerbehoefte van de ontwikkeling berekend. Aangetoond moet worden dat voor de ontwikkeling kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij maakt de gemeente standaard gebruik van de meest recente kencijfers van het kennisplatform CROW, in dit geval de cijfers uit 2012 (CROW-publicatie 317). In dergelijke berekeningen wordt uitgegaan van een worst-case benadering. Dit betekent dat alle activiteiten, die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt , tegelijkertijd plaats vinden. Daarnaast is gekeken naar een reëel scenario (zoals dit in de praktijk zal voorkomen). Hierbij is rekening gehouden met aanwezigheidsfactoren van de verschillende activiteiten en bezoekersgroepen (zie Bijlage 14). Uit bijlage 14 volgt dat de parkeerbehoefte op werkdagen op maximaal 75 plaatsen kan worden vastgesteld, op zaterdag op maximaal 118 plaatsen en op zondagen op maximaal 109.
Het plan voorziet in recreatief gebruik van het fort. Binnen het fort kunnen voor groepen dagactiviteiten worden ondernomen. Het betreft diverse spelactiviteiten die op het binnenterrein kunnen worden uitgeoefend. Daarnaast is een horecavoorziening aanwezig en worden scooters, boten en tuktuks verhuurd. Een ander deel van het fort wordt gebruikt door scoutingvereniging Mafeking. Deze vereniging maakt in de huidige situatie reeds gebruik van het fort.
De activiteiten zijn voor een belangrijk deel seizoensgebonden, met name het vaarseizoen. Er zullen hierdoor perioden zijn waarin geen sprake is van groepsarrangementen en waarbij alleen sprake is van losse verhuur van boten, scooters en tuktuks. In het kader van de invulling die nu concreet wordt beoogd, zullen er doorgaans tot circa 50 bezoekers zijn voor de horeca-lokalitiet. Dit is een maximum aantal bezoekers en is gebaseerd op de omvang (oppervlaktemaat) van de voorziening. In voorkomende gevallen maken meerdere groepen op dezelfde dag gebruik van het fort. Het kan voorkomen dat deelnemers van andere groepen gedurende een activiteit het fort bezoeken.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om - onafhankelijk van het gebruik van het fort - boten, scooters en tuktuks te huren. Deze losse verhuur kan aanvullend plaatsvinden op de verhuur in het kader van arrangementen.
De scoutingvereniging Mafeking heeft, op basis van praktijkervaring, een parkeerbehoefte van 6 tot 13 parkeerplaatsen. Uitgegaan wordt van voortzetting van de huidige praktijk, waarbij Mafeking gebruik maakt van 5 parkeerplaatsen in het plangebied . Wanneer een grotere parkeerbehoefte optreedt, wordt in de omgeving geparkeerd.
Binnen het plangebied ligt een woonboot. Op deze woonboot is ook een bed & breakfast voorzien. De parkeerbehoefte van deze woonboot is op basis van het gebruik gesteld op 3 parkeerplaatsen. Voor de bed & breakfast wordt uitgegaan van 2 parkeerplaatsen.
Parkeercapaciteit
Parkeerders worden in de nieuwe situatie opgevangen op twee permanente locaties (op het fort en aan de Reenweg) en op een overloopterrein (Dongemondcollege). Op deze terreinen zijn in totaal 170 parkeerplaatsen aanwezig. De parkeercapaciteit van de locaties Reenweg en Dongemondcollege is afhankelijk van de restcapaciteit. Deze terreinen worden namelijk ook gebruikt door andere parkeerders. Uit parkeeronderzoek (Bijlage 13) dat is uitgevoerd in oktober en december 2014 (blijkt dat de maximale restcapaciteit op het piekmoment van het fort (zaterdagmiddag) 36 parkeerplaatsen op de Reenweg en 91 parkeerplaatsen bij het Dongemondcollege bedraagt.
Op werkdagen is de beschikbaarheid van het aantal parkeerplaatsen nabij het Dongemondcollege een stuk minder groot. Op werkdagen in de middag is ongeveer 80 % van de beschikbare parkeerplaatsen bezet. Dat betekent dat er van de aldaar aanwezige 129 parkeerplaatsen op dat tijdstip circa 25 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Dat is voldoende om te voorzien in de parkeerbehoefte. Uitgaande van een behoefte van 75 parkeerplaatsen op weekdagen ten behoeve van bezoekers en gebruikers van het fort, zijn de volgende parkeerplaatsen beschikbaar:
- 23 parkeerplaatsen nieuw aan te leggen bij het fort;
- 36 parkeerplaatsen op het parkeerterrein aan de Reenweg;
- 25 plarkeerplaatsen nabij het Dongemondcollege.
Vanwege behoud van een goed verblijfsklimaat en de beeldkwaliteit is het aantal parkeerplaatsen op het fort tot een minimum beperkt. Het aanbod parkeerplaatsen op het fort is minimaal, waardoor veel gebruik zal worden gemaakt van de genoemde terreinen elders. Gezien de aard van de functie en de afstand tot deze terreinen zijn de loopafstanden naar deze parkeerterreinen acceptabel. Aan de zuidzijde van het fort worden 23 parkeerplaatsen voor personeel, leveranciers, mindervaliden en gasten van de bed & breakfast gerealiseerd. Dagrecreanten en groepen worden doorverwezen naar de parkeerlocatie aan de Reenweg (36 parkeerplaatsen). Wanneer het aanbod parkeerplaatsen hier niet voldoende is, wordt doorverwezen naar het Dongemondcollege als overloopparkeerterrein met 91 beschikbare plaatsen in het weekend. Gedurende een pieksituatie zijn op deze manier 150 parkeerplaatsen beschikbaar. Dat is voldoende om de parkeerbehoefte die, zoals uit de berekening van de parkeerbehoefte blijkt (Bijlage 13), in het weekend op te vangen. De parkeerbehoefte op weekdagen is eveneens op te vangen, aangezien op dat moment behoefte is aan maximaal 75 plaatsen. Ook die 75 plaatsen kunnen worden opgevangen door de combinatie van 23 parkeerplaatsen bij het fort, 36 parkeerplaatsen aan de Reenweg en die 25 parkeerplaatsen bij het Dongemontcollege te gebruiken. Hiervoor is dat al onderbouwd. Ten behoeve van het parkeren op deze locaties komt er een verwijssysteem.
Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze terreinen binnen de planperiode niet meer gebruikt kunnen worden ten behoeve van de opvang van de parkeerdruk. Beide terreinen zijn in gemeentelijk eigendom, waardoor de gemeente kan garanderen dat het aantal parkeerplaatsen, gedurende de planperiode, beschikbaar blijven.
Het aantal beschikbare parkeerplaatsen is per terrein weergegeven in tabel 5.1.
Tabel 5.1 Parkeerlocaties
parkeerlocatie | aard van de locatie | beschikbare parkeerplaatsen | |
op het fort | permanent | 23 | |
Reenweg | permanent | 36 | |
Dongemondcollege | overloop | 91 (in het weekend) | |
25 (op werkdagen) | |||
totaal | 84/150 (op werkdagen/in het weekend) |
Parkeervraag
Zoals aangegeven wordt de parkeervraag zoveel mogelijk berekend op basis van CROW-kencijfers. Voor sommige functies zijn geen CROW-kencijfers beschikbaar, waardoor de parkeerbehoefte is berekend op basis van een aanname over het gebruik. In tabel 5.2 is de berekening van de parkeerbehoefte voor de verschillende functies weergegeven. De methode die gebruikt is om de parkeerbehoefte te bepalen, is weergegeven in de tabel. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
- voor het verhuur van boten, tuktuks en scooters is uitgegaan van 3 personen per auto en 100% autogebruik; dit is gebaseerd op CROW-kencijfers voor leisure, waarbij uitgegaan wordt van 2,6 personen per auto en 80% autogebruik (beide benaderingen hebben hetzelfde resultaat);
- voor de andere functies is zoveel mogelijk gezocht naar passende CROW-kencijfers.
Tabel 5.2 Parkeerbehoefte nieuwe ontwikkeling
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de parkeerbehoefte minimaal 100 en maximaal 125 parkeerplaatsen bedraagt. Dit is een worstcasebenadering, waarbij uitgegaan wordt van gelijktijdigheid van functies. In werkelijkheid zullen niet alle functies gelijktijdig een piekmoment kennen, waardoor uitgegaan mag worden van aanwezigheidspercentages. Deze analyse is opgenomen in Bijlage 14. Hieruit blijkt dat de parkeerbehoefte, uitgaande van de maximale kencijfers, maximaal 118 parkeerplaatsen bedraagt, en dat deze maximale parkeerbehoefte van 118 parkeerplaatsen zich alleen in het weekend voordoet.
De parkeercapaciteit bedraagt op piekmomenten 150 parkeerplaatsen (in het weekend), waardoor de parkeerbehoefte op de drukste momenten opgevangen kan worden, zelfs wanneer uitgegaan wordt van gelijktijdig gebruik. Verder kan worden aangetekend dat groepen vaak gebruik maken van touringcars, waardoor de parkeerbehoefte in veel gevallen lager ligt. Ook is het gebruikelijk dat de activiteiten bij grote groepen op een andere locatie starten, zoals in Drimmelen waar meer parkeerruimte aanwezig is. Op werkdagen is het eveneens mogelijk om de parkeerbehoefte aan maximaal 75 parkeerplaatsen op te vangen.
Loopafstand
Tussen het Fort en de parkeerlocatie Reenweg (en overloopterrein van het Dongemond College) wordt een directe en veilige looproute aangelegd. De afstand tussen de parkeervoorzieningen en het Fort bedraagt maximaal 475 meter. In de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' zijn ter indicatie enkele loopafstanden opgenomen. Voor ontspanning is een loopafstand van 100 m genoemd. In het ASVV 2012 zijn deze loopafstanden niet opgenomen en wordt een loopafstand tussen 100 en 800 m als acceptabel beschouwd. Dit is afhankelijk van de aantrekkelijkheid van de looproute, maar ook het type voorzieningen, concurrentiegevoeligheid en verblijfsduur. Fort Lunet is een unieke voorziening in de gemeente, waar bezoekers gericht naartoe gaan en relatief lang blijven. Er is geen sprake van vergelijkbare voorzieningen in de omgeving en de looproutes tussen de parkeervoorzieningen en het Fort zijn goed. Een langere loopafstand dan 100 m is acceptabel, zolang deze de maximale loopafstand van 800 m niet overschrijdt. Een loopafstand van maximaal 475 m is daarom acceptabel.
Doordat er een heldere parkeerverwijzing naar deze locatie wordt neergezet is de verwachting niet dat bezoekers uitwaaieren in de omgeving.
Voor de volledigheid is echter nog een aanvullend onderzoek gedaan naar beschikbare parkeerplaatsen in een straal van 475 meter rondom het fort, indien bezoekers onverhoopt besluiten geen gebruik te maken van de aangegeven parkeerplaatsen (zie Bijlage 15 en Bijlage 16). Uit dit onderzoek blijkt dat er in een straal van 475 meter rondom het fort, buiten de aangewezen parkeerplaatsen bij het fort, de Reenweg en het Dongemontcollege, nog een ruim aantal parkeerplaatsen beschikbaar is. Dit varieert van maximaal 57 op een zondag om 17.00 uur tot maximaal 116 parkeerplaatsen op een woensdag om 10.00 uur. Hierbij zijn de parkeerplaatsen aan het Tolbrugplein wel geteld, maar buiten beschouwing gelaten, aangezien het hier gaat om een terrein in eigendom van de VvE. Bij dit parkeerterrein is een bord geplaatst dat deze parkeerplaatsen zijn bestemd voor bezoekers van het appartementencomplex.
5.4.5 Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie is berekend aan de hand van de kencijfers van het CROW. Daarbij is gebruik gemaakt van dezelfde uitgangspunten die voor de berekening van de parkeerbehoefte zijn gehanteerd. Voor de functies waarvoor geen kencijfers beschikbaar zijn, is uitgegaan van het aantal parkerende voertuigen met een turnover (aantal maal dat een parkeerplaats wordt gebruikt) van 2. In tabel 5.3 is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling weergegeven.
Tabel 5.3 Verkeersgeneratie ontwikkeling
Bij gelijktijdig gebruik van alle voorzieningen op een etmaal bedraagt de verkeersgeneratie minimaal 392 en maximaal 452 mvt/etmaal. Dit is een pieksituatie die zich slechts op een beperkt aantal momenten per jaar zal voordoen. Op andere dagen zal de verkeersgeneratie lager liggen. Deze voertuigen zullen gespreid over het omliggend wegennet afwikkelen, waarbij circa 60% (271 mvt) via de Maasdijk richting de A27 zullen rijden. De overige voertuigen (181 mvt) zullen richting de rotonde rijden en zich verspreiden over het wegennet van Raamsdonksveer en Geertruidenberg.
De verkeersintensiteit op de Maasdijk bedraagt op basis van tellingen van de gemeente circa 10.000 mvt/etmaal. Gezien deze hoge verkeersintensiteit op de Maasdijk is een verkeerstoename van maximaal 271 nieuwe voertuigen zeer klein. De toename bedraagt circa 2,5%. Een dergelijke verkeerstoename kan – ook gezien de dimensie van de ontsluitende wegen en kruispunten – ruimschoots op het omliggende wegennet worden afgewikkeld.
5.4.6 Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
5.5 Kabels En Leidingen
5.5.1 Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
5.5.2 Onderzoek en conclusie
Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig in de directe omgeving van het plangebied. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Hoofdstuk 6 Milieuhygiënische Verantwoording
6.1 Bodem
6.1.1 Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
6.1.2 Onderzoek en conclusie
Ter plaatse van het plangebied zijn volgens het Bodemloket (www.bodemloket.nl) geen historische activiteiten bekend die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. Daarnaast bestaat de beoogde functiewijziging uitsluitend uit een interne functieverandering, waarbij de bodem niet wordt geroerd. Ook is een deel van het plangebied reeds in gebruik door de scouting. De beoogde functie is niet gevoeliger voor bodemkwaliteit dan dit reeds aanwezige gebruik. Voor de beoogde ontwikkeling is dan ook geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
6.2 Waterhuishouding
De nieuwe bouwmogelijkheden die worden gegeven betreffen in essentie de te maken aanmeervoorzieningen op het water. Op het land zijn bouwmogelijkheden gegeven binnen het bouwvlak en dit bouwvlak omvat de bestaande bebouwing van het fort. Bij de aanleg van parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met het voldoende weg kunnen lopen van regenwater in de grond. Geconcludeerd kan worden dat de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving niet verandert en het bestemmingsplan “hydrologisch neutraal van aard is”.
Rondom het fort is een fortgracht gelegen, deze staat in verbinding met rivier De Donge met een gemetselde duiker met schuif. De schuif staat in principe altijd dicht. Het hemelwater van de bebouwing en verhardingen stromen af naar de fortgracht. Als het water bij hevige regenval te hoog komt te staan kan de schuif geopende worden om het water af te laten lopen naar De Donge.
Al het vrijkomende vuilwater van het fort wordt verzameld en via een bestaande drukrioolpompput op het fort afgevoerd naar het stelsel van Raamsdonksveer. Het vuilwater van de ligplaats van de scouting wordt verzameld via een bestaande walaansluiting naar een drukrioolpompput nabij het steiger.
Het vuilwater van het woonschepen steiger wordt via een walaansluiting en een vrijvervalstelsel afgevoerd naar het gemaal Maasdijk (naast Maasdijk 2 t/m 70).
Vanwege de waterkering die op de Maasdijk ligt zijn dubbelbestemmingen opgenomen.
Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer van de waterkeringen binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur binnen een waterkering bepaalde handelingen of werkzaamheden te verrichten die de veiligheid en stabiliteit van de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
De waterparagraaf is in het kader van het vooroverleg ter beoordeling toegestuurd naar het Waterschap Brabantse Delta.
Verder is van belang te melden dat bestaande regelgeving van het waterschap, waaronder de keur, een separaat toetsingskader vormt. De keur van het waterschap bevat onder andere bepalingen ten behoeve van de bescherming en het beheer en onderhoud van watergangen en oppervlaktewater.
6.3 Luchtkwaliteit
6.3.1 Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 6.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Fijn stof (PM2.5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ |
- 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
- 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit de regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven. Bij de berekening van de luchtkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen verkeers- en industriële bronnen. Voor verkeer wordt onderscheid gemaakt tussen Standaard Rekenmethode 1 (SRM 1) betreffende stedelijke situaties met weinig hoogteverschillen; en Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2) voor de bepaling van overige situaties. De luchtkwaliteit als gevolg van het extra wegverkeer is berekend met behulp van de door het Ministerie van VROM goedgekeurde rekensoftware NSL-rekentool. De NSL-rekentool kan berekeningen uitvoeren voor onder andere de maatgevende stoffen fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide, voor zowel SRM-1 wegen, als SRM-2 wegen. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. In het de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond.
6.3.2 Toetsing/onderzoek
Onderzoek
Met behulp van de NSL-rekentool is de luchtkwaliteit ten gevolge van de verkeersgeneratie berekend. Hiervoor zijn de gegevens uit de NSL-monitoringstool gedownload en vervolgens ingelezen in de NSL-rekentool. De Maasdijk en Lunet zijn vervolgens ingevoerd als SRM1.1 weg. Deze wegen kunnen gezien worden als maatgevende wegen, daar dit de wegen zijn waarop sprake is van de toename van het meeste aantal verkeersbewegingen, de hoogte etmaalintensiteiten, en direct nabij de ontwikkeling zijn gelegen.
De etmaalintensiteiten (2025) zijn eveneens als de voertuigverdelingen overgenomen uit de verkeersparagraaf. In onderstaande tabel zijn de ingevoerde verkeersgegevens weergegeven, zowel exclusief, als inclusief ontwikkeling.
Tabel 6.2: verkeersintensiteiten exclusief ontwikkeling
Weg | Motorvoertuigen dagperiode | Motorvoertuigen avondperiode | Motorvoertuigen nachtperiode |
Maasdijk | 9672 | 166 | 530 |
Lunet | 617 | 6 | 6 |
Tabel 6.3: verkeersintensiteiten inclusief ontwikkeling
Weg | Motorvoertuigen dagperiode | Motorvoertuigen avondperiode | Motorvoertuigen nachtperiode |
Maasdijk | 9905 | 170 | 543 |
Lunet | 883 | 9 | 9 |
Op vijf meter afstand van de wegen zijn rekenpunten gesitueerd, om de luchtkwaliteit langs de wegen te berekenen. Deze rekenpunten zijn gekoppeld aan alle SRM-2 wegen binnen een straal van 5 km, en de maatgevende SRM-1 weg.
Resultaten
Uit de NSL-rekentool blijkt dat zowel voor stikstofdioxide, als fijn stof voldaan wordt aan de normen uit de Wet milieubeheer, zoals opgenomen in tabel 6.1. De rekenpunten zijn weergegeven in afbeelding 6.1. De rekenresultaten zijn weergegeven in de tabellen 6.4 en 6.5.
Figuur 6.1: Rekenpunten Fort Lunet
Tabel 6.4: Rekenresultaten 2025 exclusief ontwikkeling
NO2 | PM10 | PM2,5 | PM10-overschrijdingsdagen |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
15,9 µg/m³ | 21,2 µg/m³ | 13,0 µg/m³ | 9 |
15,9 µg/m³ | 21,2 µg/m³ | 13,0 µg/m³ | 9 |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
18,8 µg/m³ | 22,1 µg/m³ | 13,3 µg/m³ | 11 |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
19,2 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
Tabel 6.5: Rekenresultaten 2025 inclusief ontwikkeling
NO2 | PM10 | PM2,5 | PM10-overschrijdingsdagen |
19,0 µg/m³ | 22,2µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
16,1 µg/m³ | 21,2 µg/m³ | 13,0 µg/m³ | 10 |
16,1 µg/m³ | 21,2 µg/m³ | 13,0 µg/m³ | 10 |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
19,0 µg/m³ | 22,2 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
19,3 µg/m³ | 22,3 µg/m³ | 13,4 µg/m³ | 11 |
Uit de rekenresultaten blijkt dat het gehalte stikstofdioxide met maximaal 0,1 µg/m³ toeneemt tot 19,3 µg/m³. Hierbij wordt ruimschoots voldaan de normen zoals gesteld in de Wet milieubeheer. Voor fijn stof geldt eveneens een maximale toename van 0,1 µg/m³. Hierbij wordt een maximale waarde van 22,3 voor PM10 en 13,4 voor PM2.5 bereikt wat eveneens ruimschoots aan de normen voldoet. Het aantal overschrijdingsdagen neemt op een enkele locatie toe met 1 dag, maar het maximum aantal overschrijdingsdagen van de 24-uursgemiddelde concentratie blijft maximaal 11 dagen. Ook hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de norm.
6.3.3 Conclusie
Ter plaatse van zowel het projectgebied, als omliggende woningen is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat, ook na de realisatie van de ontwikkeling.
6.4 Wegverkeerslawaai
6.4.1 Beoogde ontwikkeling
In onderhavig bestemmingsplan wordt de verplaatsing van het motorschip De Eben Haezer (woonschip) mogelijk gemaakt. Ligplaatsen voor woonschepen worden sinds 1 juli 2012 volgens het Besluit geluidhinder milieubeheer beschouwd als geluidsgevoelig gebied. Dit betekent dat de ontwikkeling wordt gezien als de aanleg van een nieuw geluidgevoelig terrein waarvoor op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Aangezien het gebied is gelegen binnen de geluidszone van de Maasdijk en de Bergsedijk is akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 2.
6.4.2 Onderzoek en conclusie
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op de ligplaats van het woonschip ten gevolge van het verkeer op de Maasdijk en de Bergsedijk de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat de verplaatsing van het woonschip dan ook niet in de weg.
6.5 Externe Veiligheid
6.5.1 Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
6.5.2 Onderzoek en conclusie
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in (de omgeving van) het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt. Daarnaast vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op het plangebied.
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
6.6 Hinderlijke Bedrijvigheid
6.6.1 Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
In de VNG-publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen in relatie tot het omgevingstype rustige woonwijk. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. In onderstaande tabel 1 zijn de milieucategorieën en richtafstanden uit de VNG-publicatie overgenomen.
Tabel 6.6:Milieucategorieën en richtafstanden
Milieucategorie | Richtafstanden tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'* in meters |
1 | 10 |
2 | 30 |
3.1 | 50 |
3.2 | 100 |
4.1 | 200 |
4.2 | 300 |
5.1 | 500 |
5.2 | 700 |
5.3 | 1.000 |
6 | 1.500 |
* indien de omgeving is te typeren als 'gemengd gebied', gelden kleinere richtafstanden, namelijk één afstandstap kleiner (Zie de VNG-publicatie, paragraaf 2.3)
De richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning (of andere milieugevoelige functie) die volgens het (bestemmings)plan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
De VNG-publicatie onderscheidt twee omgevingstypen:
- Het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.
- Het omgevingstype gemengd gebied
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.
Als niet aan de richtafstand kan worden voldaan voorziet de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” in een 4 stappenplan waarbij het effect van de ontwikkeling op de omgeving nader wordt onderbouwd. Deze stappen zijn hierna beschreven. In het geval van recreatie- en horecafuncties gaat het dan om een nadere onderbouwing van het aspect geluid.
Stap 1: Richtafstanden
Toetsing aan de richtafstand voor het aspect geluid. Indien de richtafstand niet wordt overschreden kan een verdere beoordeling van het aspect geluid in beginsel achterwege blijven.
Stap 2:Geluidonderzoek en richtwaarden
Indien stap 1 niet toereikend is, is een onderzoek naar de geluidbelasting noodzakelijk. Er wordt getoetst aan waarden voor het langtijdgemiddelde geluidniveau (dag, avond en nacht), piekgeluiden en geluid ten gevolge van verkeeraantrekkende werking. Als niet aan de geluidwaarden kan worden voldaan volgt stap 3.
Voor gemengd gebied:
- 50 dB(A) langtijdgemiddelde geluidniveau
- 70 dB(A) maximaal piekgeluid
- 50 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking
Stap 3: Gemotiveerde afwijking van richtwaarden
Indien stap 2 niet toereikend is, is een motivering mogelijk om een hogere geluidbelasting toe te staan.Het bevoegd gezag dient echter te motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht, waarbij tevens de cumulatie met eventueel reeds aanwezige geluidbelasting moet worden betrokken. Het bevoegd gezag kan daarbij gebruik maken van gemeentelijk geluidbeleid, indien de te verwachten geluidbelasting voldoet aan de in dat gemeentelijk geluidbeleid vastgestelde grenswaarden voor het betreffende gebied.
Voor gemengd gebied:
- 55 dB(A) langtijdgemiddelde geluidniveau
- 70 dB(A) maximaal piekgeluid
- 65 dB(A) ten gevolge van verkeersaantrekkende werking
Stap 4: Grondige onderbouwing
Bij grotere geluidbelastingen dan aangegeven bij stap 3 is het doorgaans niet mogelijk om een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling positief te bestemmen.
6.6.2 Onderzoek
Door de menging van de functies wonen, bedrijvigheid en maatschappelijk, én de aanwezigheid van gemeentelijke hoofdinfrastructuur als de Maasdijk en de Bergsedijk, is het plangebied en de directe omgeving te typeren als gemengd gebied, waardoor de standaard afstanden uit de VNG-uitgave met één richtafstand kunnen worden verlaagd, en de genoemde normen voor een gemengd gebied gelden.
Bedrijf Ruitenberg
Ten noorden van het fort is het bedrijf Ruitenberg gelegen. Dit betreft een bedrijf voor scheepsbouw en -reparatie voor metalen schepen. Ten gevolge van deze activiteiten beschikt de inrichting over milieucategorie 5.1. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van recreatieve activiteiten. Dergelijke activiteiten zijn niet als milieugevoelig aan te merken. Daarbij komt dat het merendeel van de bezoekers om een boot, tuk tuks of scooter te huren. De recreanten zullen daardoor geen hinder ondervinden ten gevolge van Ruitenberg. Omdat de ontwikkeling niet als gevoelige functie is aan te merken, beperkt het ook niet in de bedrijfsvoering van het bedrijf Ruitenberg. Ter plaatse van het Fort Lunet is een acceptabel leefklimaat om te recreëren, en de bedrijfsvoering van het bedrijf Ruitenberg wordt niet beperkt.
Fort Lunet
Stap 1: Richtafstand
In het fort worden verschillende recreatieve en toeristische activiteiten mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij enerzijds om een scouting en anderzijds om het verhuren van elektrische bootjes, scooters, tuk tuks, spelactiviteiten en ondergeschikte (functioneel en qua omvang) horeca. Ten zuiden van het fort worden parkeerplaatsen ten behoeven van het fort voorzien.
De beoogde activiteiten zijn niet specifiek genoemd in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (editie 2009), maar worden gecategoriseerd als sportschool (SBI 931), amusementshal (SBI 92009), buurt- & clubhuis (SBI 94991), hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra (SBI 5510) en restaurant (SBI 561). De activiteiten sportschool, amusementshal en buurt- & clubhuis vallen onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 m tot een rustige woonwijk en 10 m tot gemengd gebied in verband met het aspect geluid. Een restaurant, pension en congrescentra behoren tot milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk en 0 m tot gemengd gebied.
Het plangebied ligt op circa 15 m van de dichtstbijzijnde woningen ten zuiden van het plangebied, ook de woonboot komt op circa 12 m van het fort te liggen. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden van 10 en 0 m. Daarnaast is het binnenterrein van het fort, waar spelactiviteiten in de open lucht zullen plaatsvinden, op circa 50 m van de dichtstbijzijnde woningen gelegen. Tevens is het fort omringd door een wal.
Stap 2:Geluidonderzoek en richtwaarden
Ondanks dat voldaan wordt aan de richtafstanden uit de VNG-brochure, en dat er sprake is van een grote wal rondom de inrichting, is toch onderzoek gedaan naar de geluiduitstraling van de activiteiten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een onderzoek verricht naar de geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen als gevolg van de activiteiten ter plaatse van het Fort. Uitgangspunten bij het onderzoek zijn conform het programma zoals opgenomen in paragraaf 4.2, aangevuld met de specifieke gebruiksregels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan in artikel 3.3 van de planregels. De uitkomsten van dit onderzoek zijn opgenomen in het akoestisch rapport, welke is opgenomen in bijlage 9. Het onderzoek is verricht door met een rekenmodel de geluidniveaus ter plaatse van de omliggende woningen te bepalen voor een representatieve drukke dag. Daarbij is voor het rekenmodel gebruik gemaakt van praktijkmetingen bij soortgelijke situaties.
Opgemerkt wordt dat bij de bepaling van het maximaal te verwachten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege de activiteiten is uitgegaan van een zeer extreme situatie, waarin alle activiteiten gelijkertijd plaatsvinden. Deze situatie is uitzonderlijk en zal naar alle waarschijnlijkheid nimmer optreden. De beoordeelde bedrijfssituatie komt dan ook zeker niet het gehele jaar voor.
Ter plaatse van de maatgevende woningen, zijnde de Maasdijk 9 en het wooncomplex aan de Tolbrugweg, en de bestemming van de woonboot is een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau berekend van ten hoogste 54 dB(A) etmaalwaarde ten gevolge van de activiteiten die op grond van het bestemmingsplan kunnen plaatsvinden. Deze waarde voldoet niet aan de maximale waarde in stap 2 van de VNG brochure.
De maximale geluidniveaus die op kunnen treden vanwege de activiteiten bedragen ter plaatse van de gevels van de omliggende woningen maximaal 60 dB(A). Voor wat betreft de maximale geluidniveaus kan voldaan worden aan stap 2 van de VNG brochure.
Het geluid ten behoeve van de verkeersaantrekkende werking bedraagt maximaal 47 dB(A) etmaalwaarde. Voor wat betreft de verkeersaantrekkende werking kan voldaan worden aan stap 2 van de VNG brochure.
Om de geluidbelasting vanwege het plan zoveel mogelijk te reduceren kunnen geen bronmaatregelen getroffen worden, immers het maatgevend aspect, het menselijk stemgeluid en wegverkeer, kan in principe niet worden begrensd. Eventuele overdrachtsmaatregelen voor het stemgeluid dienen op een zodanige hoogte (variërend tussen 5 en 7,5 m) plaats te vinden dat dit tot afbreuk van de entourage van het fort leidt. Daarnaast stuiten dergelijke maatregelen op bezwaren van landschappelijke en stedenbouwkundige aard.
Stap 3: Gemotiveerde afwijken
Nu aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit stap 2 niet wordt voldaan en het het treffen van maatregelen om te kunnen voldoen aan deze waarde niet wenselijk is, is stap 3 doorlopen.
In tabel 6.7 zijn de geluidbelastingen gepresenteerd, die ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen optreden waar een groter langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege het plan berekend is dan de waarde uit stap 2.
Tabel 6.7: geluidbelasting ten gevolge van de inrichting
Geveldeel | Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in dB(A) | |||
dag | avond | nacht | etmaal | |
Tweede verdieping wooncomplex aan de Tolbrugweg | 49 | 48 | -- | 53 |
Grens ligplaats woonboot | 49 | 47 | -- | 52 |
Eerste verdieping woning Maasdijk 9 | 50 | 49 | -- | 54 |
Uit tabel 6.7 blijkt dat voor wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voldaan kan worden aan stap 3 (maximaal 55 dB(A)).
De overschrijding van de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit stap 2 ter plaatse van de bestaande woningen is acceptabel, gelet op:
- de bestaande geluidisolaties van de woningen, die ten minste 20 dB bedraagt;
- het vigerende bestemmingsplan, dat binnen het plangebied reeds geluidbelastende activiteiten toe liet;
- de berekende geluidbelasting van 54 dB(A) etmaalwaarde naar alle waarschijnlijkheid nimmer op zal treden;
- de geluidbelasting vanwege het bestaande wegverkeerslawaai op de omliggende wegen maatgevend is bij het cumulatieve geluidniveau zoals blijkt uit de cumulatieberekening
De woonboot, die reeds binnen het plangebied aanwezig was, is gelegen binnen de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde zonegrens van de scheepswerf Ruijtenberg, die gelegen is aan de Maasdijk 3 te Raamsdonksveer. De woonboot wordt binnen het plangebied verplaatst naar een meer zuidelijke locatie, die buiten de zonegrens van de scheepswerf gelegen is De overschrijding van de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit stap 2 ter plaatse van de woonboot is acceptabel, gelet op:
- het vigerende bestemmingsplan, dat binnen het plangebied reeds geluidbelastende activiteiten toe liet;
- de berekende geluidbelasting van 52 dB(A) etmaalwaarde naar alle waarschijnlijkheid nimmer op zal treden;
- de etmaalwaarde vanwege 'industriële geluidbronnen' ter plaatse van de woonboot niet zal wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie. Krachtens het besluit geluidhinder is een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen, aangewezen als geluidsgevoelig terrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Het betreft dan wel een ligplaats die als zodanig is bestemd in het bestemmingsplan. De grenswaarden gelden op de grens van de ligplaats, er gelden geen binnenwaarden voor woonschepen. Een toets aan het binnenniveau is zodoende niet aan de orde.
Cumulatie
Conform de VNG-brochure is het noodzakelijk om de cumulatieve geluidbelasting te beschouwen indien stap 3 wordt genomen.
Ter plaatse van de eerste verdieping van de woning aan de Maasdijk 9 treedt een gecumuleerde geluidbelasting vanwege het wegverkeer en de activiteiten binnen het plan op van ten hoogste Lden = 59 dB. Ter plaatse van de noordgevel van de tweede verdieping van het wooncomplex aan de Tolbrugweg treedt een gecumuleerde geluidbelasting op van Lden = 58. Ter plaatse van de grens van de ligplaats van de woonboot treedt een gecumuleerde geluidbelasting op van maximaal Lden = 56 dB. De feitelijk gecumuleerde geluidbelasting zal lager zijn, omdat:
- de etmaalwaarde vanwege de activiteiten binnen het plan bepaald wordt door de avondperiode, terwijl deze vergeleken wordt met een Lden;
- de ten hoogste etmaalwaarde vanwege de activiteiten binnen het plan hooguit in een weekeinde zullen optreden en dan de intensiteit op de omliggende wegen lager zal zijn dan de weekdaggemiddelde intensiteit waarmee nu gerekend is.
Bij een gecumuleerde geluidbelasting van 55 tot 59 dB hoort een matige milieukwaliteitsmaat (MKM). Op basis van de GES-score is er dan sprake van een matige gezondheidskwaliteit.
Op grond van de aanwezige geluidweringen van het wooncomplex en de woning Maasdijk 9 kan gesteld worden dat de Lden in de slaapkamers vanwege de gecumuleerde geluidbelasting ten hoogste 33 dB bedraagt, hetgeen een goed akoestisch woonklimaat is.
Een gecumuleerde geluidbelasting van ten hoogste 56 dB ter plaatse van de grens van de ligplaats van de woonboot is, gezien het vorenstaande, acceptabel.
Activiteitenbesluit
Uit de berekeningen blijkt dat het tijdgemiddelde geluidniveau ten gevolge van de activiteiten van de inrichting ten hoogste 54 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Hiermee wordt niet voldaan aan de
norm van 50 dB(A) etmaalwaarde van het Activiteitenbesluit. Het stemgeluid is hierbij echter meegerekend en dat mag op grond van art. 2.18 van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing worden gelaten. Aan de maximale geluidniveaus op grond van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Ook aan de normen voor indirecte hinder (50 dB(A) conform de circulaire indirecte hinder wordt voldaan. Met het voldoen aan het Activiteitenbesluit, en de circulaire indirecte hinder is de uitvoerbaarheid aangetoond.
6.6.3 Conclusie
Overwegende dat:
- het te vestigen 'milieucategorie 2' bedrijf binnen de richtafstand past;
- desondanks akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de geluiduitstraling van de nieuwe functies;
- dat er geen reële maatregelen ter reductie van de geluidbelasting mogelijk zijn;
- dat voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau stap 3, zoals bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' genomen is;
- dat voldaan wordt aan de wettelijke binnenniveaus en zodoende maatwerkvoorschriften, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer, gesteld kunnen worden;
- de gecumuleerde geluidbelastingen acceptabel is;
- dat ter plaatse van woningen en de woonboot een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
Hieruit volgt dat de geluidbelasting op omliggende woningen acceptabel wordt geacht, en dat het aspect bedrijven en milieuhinder de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.
6.7 Industrielawaai
6.7.1 Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door het college van burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
6.7.2 Onderzoek en conclusie
Ten noorden van het plangebied is de scheepswerf Ruijtenberg gelegen. Deze scheepswerf is een grote lawaaimaker, waardoor geluid voor deze inrichting het maatgevende milieuaspect is. Voor de inrichting is een geluidszone vastgesteld. De 50 dB(A)-contour ligt over een deel van het plangebied. Binnen deze zone zijn echter alleen de buitenste groenrand en het water gelegen. Het fort zelf en het binnenterrein zijn niet binnen de zone gelegen. De beoogde ontwikkelingen zijn daarnaast niet geluidsgevoelig waardoor de aanwezigheid van de scheepswerf geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling. Doordat de beoogde ontwikkelingen niet geluidsgevoelig zijn, zal de scheepswerf ook niet in zijn bedrijfsmogelijkheden worden belemmerd.
De reeds aanwezige woonboot in het plangebied zal worden verplaatst binnen het plangebied. Bestemde ligplaatsen voor woonschepen worden sinds 1 juli 2012 in het Besluit geluidhinder als geluidsgevoelige terreinen genoemd. De woonboot zal worden verplaatst van de huidige ligplaats binnen de geluidscontour naar een meer zuidelijke locatie buiten de geluidscontour. Het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonboot zal dus verbeteren en doordat de woonboot naar een locatie buiten de zone wordt verplaatst zal het scheepvaartbedrijf niet in zijn mogelijkheden worden belemmerd.
Het aspect industrielawaai staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Figuur 6.2 Geluidszone Scheepswerf Ruijtenberg
6.8 Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
6.8.1 Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het Fort Lunet te Geertruidenberg. Het fort is gelegen ten westen van de Maasdijk in de dorpskern Raamsdonksveer. Het westen van het perceel wordt begrensd door de Donge. Het Fort Lunet bestaat uit een aarden wallen, grachten, bebouwing en verharding. De Donge betreft een Ecologische Verbindingszone (EVZ).
6.8.2 Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de functiewijziging van het fort naar recreatie, de kap van bomen en de realisatie van aanlegsteigers in de Donge.
Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
- verwijderen beplanting en bomen;
- aanleggen van een damwand parallel aan de Donge;
- de realisatie van een aanlegsteiger aan de Donge.
6.8.3 Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Brabant in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
6.8.4 Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied is wel gelegen tegen, en voor een klein deel in de EHS. Dit betreft de Donge. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied betreft het Natura 2000-gebied de Biesbosch.
De Biesbosch is ten noorden van het plangebied gelegen op circa 1.400 m. De ontwikkeling betreft een functiewijziging van de bestaande bebouwing naar dagrecreatie met bijbehorende ongemotoriseerde bootjes, de realisatie van een aanlegsteiger en een horecagelegenheid.
Figuur 6.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden
(bron: atlas provincie Brabant)
De realisatie van de aanlegsteiger tast de wezenlijke waarden van de EHS (natuurbeheertype beek en bron) niet aan. Een deel van de ongemotoriseerde bootjes kan naar het Natura 2000-gebied Biesbosch varen. Dit zou kunnen leiden tot verstoring. De extra recreanten maken gebruik van bestaande intensief gebruikte (vaar)wegen. Verstoringsonderzoek (onder andere Krijgsveld 2008) wijst verder uit dat vogels en waarschijnlijk ook andere organismen snel wennen aan recreanten langs bestaande gebruikte routes. Omdat bezoekersstromen zich concentreren op mooi weer overdag tijdens de weekend en vakantiedagen, blijven er lange ongestoorde periodes over, met name in de winter als er veel overwinterende en trekvogels aanwezig zijn. Daarom kan worden gesteld dat de geringe extra bezoekersstromen als gevolg van de realisatie van een aanlegsteiger bij Fort Lunet geen effect hebben op de te beschermen waarden in het Natura 2000-gebied.
Stikstofdepositieberekeningen
Vanwege de beperkte toename van de verkeersgeneratie, zijn stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd (zie Bijlage 3). De berekende toename bedraagt ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen niet meer dan 0,017 mol N/ha/jr. Ter plaatse van het meest kritische habitattype H3140hz "Kranswierwateren, op hogere zandgronden" in Langstraat is de bijdrage 0,016 mol N/ha/jr. Ten op zichtte van de kritische depositiewaarde (571 mol N/ha/jr.) van dit habitattype is de toename zeer beperkt, namelijk 0,0028%. Voor de overige habitattypen ligt dit percentage nog lager. Het effect is te gering om gemeten te kunnen worden (het is niet waarneembaar), ecologisch gezien treden er geen zichtbare of meetbare effecten op. Ten gevolge van de zeer geringe toename van de stikstofdepositie is er zeker geen sprake van een significant negatief effect. De instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden komen niet in gevaar.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
In verband met restauratiewerkzaamheden voor het Fort Lunet is in juni 2012 een natuuronderzoek uitgevoerd naar de ecologische waarden (zie Bijlage 4). Dit onderzoek is uitgevoerd ter plaatse van het fort en de direct aangrenzende gronden. Ten behoeve van recente baggerwerkzaamheden in de Donge is door ATKB een onderzoek verricht voor in het water levende natuur (Bijlage 5 en Bijlage 6). Deze beide onderzoeken worden gebruikt als informatiebronnen voor deze ecologieparagraaf.
Flora (planten)
Uit de in 2012 opgestelde quickscan blijkt dat er circa 15 plantensoorten zijn aangetroffen. Dit betreffen onder andere engels raaigras, paardenbloem, waterlelie/gele plomp, riet, lisdodde en muurvaren. In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen.
Vogels
In de slotgracht zijn 3 vogelsoorten aangetroffen waaronder de ijsvogel. Voor deze laatste soort vormt de slotgracht een deel van zijn foerageergebied. In de slotgracht vinden geen ontwikkelingen plaats. Er zijn geen sporen aangetroffen van jaarrond beschermde nesten. In 2015 wordt een veldonderzoek naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten binnen het plangebied uitgevoerd. De resultaten daarvan komen in augustus 2015 beschikbaar.
Zoogdieren
Er zijn alleen sporen van de mol aangetroffen. Het leefgebied van de waterspitsmuis is niet aangetroffen; de aanwezige rietkragen zijn te marginaal (smal).
De gebouwen binnen het plangebied kunnen een functie hebben voor vleermuizen; het gaat om mogelijke zomer- en winterverblijfplaatsen. In 2015 wordt een veldonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen binnen het plangebied uitgevoerd. De resultaten daarvan komen in september 2015 beschikbaar.
De mol behoort tot tabel 1 van de beschermde soorten van de Ffw, de vleermuizen en de waterspitsmuis tot tabel 3. Het bestemmingsplan voorziet echter alleen in de functiewijziging van de bebouwing.
Vissen
Uit de door ATKB opgestelde quickscan blijkt dat in de Donge ter plaatse van de toekomstige aanlegsteigers mogelijk de Rivierprik voorkomt. Dit betreft een beschermde vis. Ten gevolge daarvan is nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van deze Rivierprik. Uit dit nader onderzoek blijkt dat deze niet zijn aangetroffen.
Ook andere beschermde vissen zijn in de quickscan niet aangetroffen.
Overige Soorten
In het plangebied zijn verder geen amfibieën aangetroffen. Het plangebied is in potentie geschikt voor algemene amfibieënsoorten zoals de bruine kikker. Er zijn twee dagvlindersoorten aangetroffen, het kleine koolwitje en de atalanta. Daarnaast zijn er drie libellensoorten waargenomen; de bruine glazenmaker, paardenbijter en de steenrode heidelibel.
In tabel 6.7 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 6.7 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig | ||||
Vrijstellings- regeling Ffw | tabel 1 | geen mol gewone pad, middelste groene kikker | nee | |
Ontheffings- regeling Ffw | tabel 2 | geen | nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | vleermuizen | ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | geen | ja |
6.8.5 Toetsing
Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van de bebouwing, de kap van enkele bomen en de realisatie van een aanlegsteiger. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van de verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
- In de nazomer van 2015 worden de resultaten van het veldonderzoek naar vleermuizen en broedvogels bekend. Afhankelijk van deze resultaten dienen wellicht maatregelen getroffen te worden om strijdigheid met de Flora- en faunawet te voorkomen en/of dient ontheffing in het kader van deze wet te worden verkregen. Mede gezien de relatief bescheiden ingreep die het bestemmingsplan mogelijk maakt wordt verwacht dat de eventuele aanwezigheid van dergelijke soorten de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
- Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.
Gezien de bovenstaande conclusies staat de Ffw, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
De Donge is door de provincie aangewezen als Ecologische Verbindingszone. Vanwege de beoogde ontwikkeling aan de oeverkant, voor het aanzicht en de toegankelijkheid zal in essentie sprake zijn van extensief groenbeheer van de oeverkant.
6.8.6 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
6.9 Vormvrije Mer-beoordeling
6.9.1 Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten, die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
6.9.2 Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een themapark mer-beoordelingsplichtig zijn in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 25 ha of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D10). De beoogde ontwikkeling beslaat een oppervlak van circa 1,4 ha met een functiewijziging naar recreatie. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten, die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het project, zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Het Juridische Plan
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan de digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee, bij het maken van bestemmingsplannen, rekening gehouden moet worden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling, bestaande uit de verbeelding en de planregels, nader toegelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in nieuwe functionele invulling voor het Fort Lunet. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragraaf beschreven. In paragraaf 7.2 is een beschrijving gegeven van de wijze van bestemmen en is een toelichting gegeven op de verschillende regels.
7.2 Beschrijving Van De Bestemmingen
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen (artikel 1 en 2), hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsregels (artikel 3 t/m 6). Verder zijn in hoofdstuk 3 de algemene regels opgenomen (artikel 7 t/m 10) en tot slot staan in hoofdstuk 4 de slot- en overgangsregels (artikel 11 en 12).
7.2.1 Opzet en volgorde planregels
De regels van dit bestemmingsplan zijn op de volgende wijze opgebouwd.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur en ontspanning
Vanwege het cultuurhistorische belang van het fort en de daarbij passende culturele en kunstzinnige activiteiten alsmede de gewenste invulling door W.E.G. met meer op ontspanning gerichte activiteiten is aan het fort de bestemming Cultuur en ontspanning gegeven. Alle gewenste gebruiksmogelijkheden van W.E.G., de scouting en het (woon)schip Eben Haezer zijn in de bestemming opgenomen.
Uit het onderzoek naar de door W.E.G gewenste activiteiten blijkt dat de geluidsproductie van zijn activiteiten aanvaardbaar is. Tevens blijkt dat de parkeerbehoefte op te vangen is in de omgeving.
Binnen het fort is het volgende programma toegestaan:
- a. het behoud en herstel van cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden in de vorm van een fort met randbeplanting en fortgracht;
- b. groepsactiviteiten op het gebied van ontspanning en recreatie, sport- en spel activiteiten, 200 m2 buitenterrein, 180 m2 terras en 24 m2 kazematten;
- c. activiteiten gericht op kunst en cultuur(historie) en natuur- en landschapsbeleving als onderdeel van de groepsactiviteiten; activiteiten van de scouting;
- d. het geven van workshops als onderdeel van de groepsactiviteiten;
- e. verhuur van electrische vervoersmiddelen zoals scooters, pleziervaartuigen en tuktuks ten behoeve van recreatieve doeleinden;
- f. ondergeschikte horeca ten dienste van het gebruik in de fortbebouwing op ten hoogste 100 m2 en op het forteiland op een terras van ten hoogste 180 m2;
- g. kantoorruimte, tot een oppervlak van ten hoogste 25 m² ten behoeve van de onder b t/m f genoemde functies;
- h. vergaderingen, recepties en bedrijfsbijeenkomsten;
- i. opslag ten behoeve van de onder b t/m h genoemde activiteiten;
- j. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" een parkeerterrein voor ten hoogste 23 parkeerplaatsen;
- k. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen, landhoofden en damwanden.
Om te kunnen waarborgen dat er rondom het fort nog sprake is van een goed woon- en leefkwaliteit worden in de bestemming specifieke gebruiksregels opgenomen. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de ontwikkeling binnen de voorgestelde en onderzochte omvang blijft. het betreft de volgende regels:
- Activiteiten dienen om 22.30 te worden beëindigd te zijn;
- Na 22.30 mag er geen geluid van een binnen de gebouwen aanwezige geluidinstallatie buiten het terrein van het fort waarneembaar zijn;
- bij activiteiten op het binnenterrein mag geen gebruik worden gemaakt van zowel onversterkt muziekgeluid en versterkt muziek- of overig geluid;
Van de uiterste sluitingstijd kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken indien is gebleken dat door het verruimen van de openingstijd het langtijdgemiddelde geluidniveau (inclusief het stemgeluid van bezoekers binnen de inrichting en het geluid van rijden, parkeren, laden en lossen van voertuigen ten behoeve van de exploitatie van de inrichting) van 54 dB(A) etmaalwaarde op de gevel van woonschip Eben Haezer en op de gevel van het appartementencomplex ten zuiden van het fort niet wordt overschreden.
Ten behoeve van de bestemming mogen op de steigers uitsluitend drie gebouwtjes met een omvang van maximaal 20 m² worden gerealiseerd. Verder zijn er geen gebouwen toegestaan, met dien verstande dat de bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd.
Artikel 4 Water
Aan de Donge is de bestemming Water toegekend. De steigers en de schepen (Eben Haezer en de Steur) zijn op de verbeelding aangeduid en als zodanig binnen de bestemming water toegestaan. Om de ecologische waarden van de Donge als Ecologische verbindingszone (en Ecologische Hoofdstructuur) te beschermen wordt aan de bestemmingsomschrijving de volgende bepaling toegevoegd: 'het behoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van de aan de gronden eigen zijnde ecologische waarden'.
Artikel 5 en Artikel 6 Waterstaat - Beschermingszone en Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemmingen 'Waterstaat - beschermingszone' en 'Waterstaat-Waterkering' zijn opgenomen ter bescherming van de waterkering langs de Donge. Gronden waaraan deze dubbelbestemmingen zijn toegekend zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de waterkerende functie van de waterkering. Op deze gronden mag zonder omgevingsvergunning niet worden gebouwd en mogen bepaalde werken en werkzaamheden niet worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 8 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn alle algemene bouwregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is een bepaling opgenomen dat binnen de geluidzone industrielawaai geen geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn alle wijzigingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan.
Artikel 13 Slotregel
Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.
Hoofdstuk 8 Haalbaarheid
8.1 Kostenverhaal En Exploitatieplan
Er is geen sprake van een bouwplan (Bro, artikel 6.2.1., zie kader) als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet. De gemeentelijke verplichting om de hiermee gemoeide kosten te verhalen is derhalve niet van toepassing.
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor: a.de bouw van een of meer woningen; b.de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² bruto vloeroppervlakte of met een of meer woningen; d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt; f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto vloeroppervlakte. |
8.1.1 Financiële uitvoerbaarheid
Voor de ontwikkeling van de locatie wordt door de gemeente met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd.
De gemeente financiert als eigenaar van de locatie een deel van de nodige voorzieningen (zoals steigers en nutsvoorzieningen) en aanpassingen voor het realiseren van de ontwikkeling. Daarnaast is met de toekomstige gebruiker een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin de financiële afspraken over het project zijn vastgesteld. Hierbij gaat het om het doorberekenen van een gedeelte van de reeds gemaakte en nog te maken kosten, het jaarlijkse onderhoud en de kosten die de initiatiefnemer zelf maakt ten behoeve van de ontwikkeling.
8.2 Maatschappelijk
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak.
8.2.1 Overleg
Artikel 3.1.1 Bro schrijft voor dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan het college van burgemeester en wethouders overleg met de besturen van de bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg aan verschillende overlegorganen toegezonden.
8.2.2 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft de gemeentelijke inspraakprocedure doorlopen. In dat kader heeft het plan vanaf 28 maart voor een periode van twee weken ter inzage gelegen. De binnengekomen inspraak- en vooroverlegreacties zijn in Bijlage 12 samengevat en van een beantwoording voorzien.
8.2.3 Zienswijzen op ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan “Fort Lunet” heeft ingevolge artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening met ingang van 4 juli 2014 tot en met 14 augustus 2014 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn van zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijzen kenbaar te maken. Van de mogelijkheid om binnen deze termijn een zienswijze in te dienen hebben diverse personen/instanties gebruik gemaakt. De zienswijze zijn in de Nota van beantwoording Zienswijzen bestemmingsplan Fort Lunet samengevat en beantwoord (zie Bijlage 17). De hieruit voortvloeiende aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan hebben geresulteerd in onderhavig bestemmingsplan.