Centrumplan Gilze - Parkdeel
Bestemmingsplan - Gemeente Gilze en Rijen
Vastgesteld op 03-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Centrumplan Gilze - Parkdeel met identificatienummer NL.IMRO.0784.BPCENTRUMPLGILZEPD-VG01 van de gemeente Gilze en Rijen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis gebonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies zoals vermeld in Bijlage 4 Lijst van vrije beroepen. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.
Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven;
1.4 aan huis gebonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met ondergeschikte functies, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt. Het bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven;
1.5 aan- / uitbouw:
een uit de gevel springend, in architektonisch opzicht ondergeschikt, deel van een hoofdgebouw dat door zijn indeling en inrichting is bestemd om hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de hoofdfunctie;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengebouwde woning:
een grondgebonden woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.9 afgewerkt maaiveld:
de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond;
1.10 afhankelijke woonruimte:
een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden;
1.11 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf -niet zijnde een aan huis gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven. Voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.12 ambachtelijke dienstverlening:
een bedrijf -niet zijnde een aan huis gebonden beroep- waarbij de nadruk ligt op dienstverlening aan consumenten en de dienstverlening grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of al thans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven. Voor zover van laatst bedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid. Hieronder worden onder andere verstaan een kappersbedrijf en een pedicure;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.15 beschermingswaardige bomen:
een alleenstaande boom, boomgroep of bomencluster welke beeldbepalend en van lokale importantie is;
1.16 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, detailhandel, dienstverlening, horeca of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. Hieronder wordt verstaan de totale oppervlakte van de begane grond, verdiepingen en eventuele aan-, uit- en (vrijstaande) bijgebouwen;
1.17 begane grond:
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een onderbouw;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand;
1.29 brutovloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor wonen beschikbare ruimte, inclusief de bergruimte en dergelijke;
1.30 dakopbouw:
bouwlaag welke maximaal 70% van het bebouwde oppervlak van de daaronder gelegen bouwlaag van het hoofdgebouw omvat;
1.31 dakvlak:
een hellend vlak in een dak;
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau;
1.34 dove gevel:
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.35 eengezinswoning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 geschakelde woning:
blokken van twee vrijstaande eengezinswoningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een of meer bijgebouwen met elkaar zijn verbonden;
1.38 gestapelde woning:
een niet-grondgebonden woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat en/of woningen boven een andere functie op de begane grond en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
1.39 gevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn;
1.40 grondgebonden woning:
een woning, niet zijnde een gestapelde woning, die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld;
1.41 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.42 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.43 inwoning:
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden aangebouwde bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerverhuur niet toegestaan is;
1.44 kamerverhuur en/of logies:
de verhuur van een deel van een al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van bewoning aan personen;
1.45 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.46 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband;
1.47 mantelzorgbehoevende:
een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
1.48 mantelzorgverlener:
diegene die (deels) in een behoefte van een mantelzorgbehoevende voorziet;
1.49 meergeneratiewoning:
één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;
1.50 noordgevel:
de gevel van het hoofdgebouw gericht op het noorden;
1.51 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, milieuvoorzieningen, e.d.;
1.52 NAP:
Nieuw Amsterdams Peil;
1.53 oostgevel:
de gevel van het hoofdgebouw gericht op het oosten;
1.54 ondergeschikte functies:
functies waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing als zodanig mag worden gebruikt;
1.55 overkapping/ carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal één gesloten wand;
1.56 perceelsgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling en tussen bouwpercelen en openbaar gebied;
1.57 platte afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat;
1.58 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.59 prositutiebedrijf:
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;
1.60 seks- en /of pornobedrijf:
een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen.
Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen;
1.61 stedenbouwkundige samenhang:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
1.62 twee-aaneengebouwde woningen:
blokken van twee vrijstaande grondgebonden woningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden;
1.63 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen;
- a. bruto verkoopvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van functies, gerekend op alle bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; - b. netto verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimtes, alleen op de begane grond, ten behoeve van de functie;
1.64 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.65 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw en wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
1.66 vrijstaand bijgebouw:
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte, of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;
1.67 vrijstaande woning:
een grondgebonden woning welke aan beide zijden van de woning niet in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
1.68 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen, bermsloten en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende bushaltes, parkeerplaatsen en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.69 wigvormig:
een meetkundig figuur met twee lange en twee korte zijden waarbij de lange zijden niet parallel aan elkaar zijn gelegen;
1.70 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.71 woonblok:
een bij elkaar behorend al dan niet bebouwd, aaneengesloten en in samenhang ontwikkeld stedelijke terrein, begrensd door een doorlopend net van openbare wegen;
1.72 zijdelingse en achterste perceelsgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.73 zuidgevel:
de gevel van het hoofdgebouw gericht op het zuiden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
wordt gemeten tussen de zijdelingsegrenzen van een bouwperceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw, bouwwerken geen gebouwen zijnde of gebouwencomplex, gemeten op één meter boven het gemiddelde afgewerkt maaiveld van het aansluitende afgewerkte terrein;
2.3 het bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.6 de diepte van een gebouw:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels gemeten van de voorgevel tot de achtergevel en 1 m boven peil en waarbij de grootste maat (gemeten evenwijdig aan één van de zijgevels ) bepalend is;
2.7 de verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil;
2.8 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 de lengte en breedte van een bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren), met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.12 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:
horizontaal tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren over alle bouwlagen;
2.13 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouw en binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, lichtkoepels, antennes, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken bui ten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,0 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, eventueel met recreatief medegebruik, zoals speelplaats of speelveld;
- b. voet- en fietspaden;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' parkeervoorzieningen, met dien verstande dat de afstand van de parkeervoorzieningen tot de gevels van woningen ten minste 2,50 meter dient te bedragen;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' (ontsluitings)wegen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. ondergrondse voorzieningen, zoals bergbezinkbassins, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, speeltoestellen en straatmeubilair.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik van de grond wordt in ieder geval verstaan:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het gebruik als standplaats voor woonwagens;
- d. het gebruik als kampeerterrein.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bevoegd gezag kan afwijken bij omgevingsvergunning voor gebruik van het bepaalde in artikel 3.1 om parkeerplaatsen mogelijk te maken op de gronden zonder aanduiding 'parkeerterrein', met dien verstande dat:
- a. de noodzaak voor parkeerplaatsen moet worden aangetoond middels een parkeeronderzoek in relatie tot de parkeerkencijfers (Bijlage 2 Parkeerkencijfers) en de parkeerbalans;
- b. de parkeerplaatsen landschappelijk en ruimtelijk inpasbaar zijn.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. ondergrondse voorzieningen, zoals bergbezinkbassins, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, speeltoestellen, straatmeubilair en uitritten.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik van de grond wordt in ieder geval verstaan:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het gebruik als standplaats voor woonwagens;
- d. het gebruik als kampeerterrein.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de afzonderlijke huisvesting van huishoudens of daarmee vergelijkbare economische eenheden van een of meer personen in een woning en in samenhang daarmee aan-huis-gebonden beroepen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoren;
- c. tuinen en erven;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, speeltoestellen en straatmeubilair en uitritten.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid:
- 1. 5.2.1 onder a zodat op de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied-1' eveneens grondgebonden woningen kunnen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- het hoofdgebouw uit minimaal 4 bouwlagen bestaat;
- de buitenruimte op de eerste verdieping dan wel geintegreerd in het pand wordt gerealiseerd;
- 2. 5.2.1 onder e om hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied-4' plat af te dekken, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- 3. 5.2.5 onder b om de hoofdgebouwen op de gronden met de bouwaanduiding 'gestapeld' met een platte afdekking te realiseren, met dien verstande dat:
- deze uitvoering op alle hoofdgebouwen wordt toegepast met de aanduiding 'gestapeld';
- de bouwhoogte niet meer en niet minder mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimum-maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
- 4. 5.2.6 onder a ten behoeve van realisatie van een aanbouw tot een diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn, waarbij de goot- en bouwhoogte van de aanbouw ten hoogste respectievelijk 3 en 5,5 meter bedragen;
- 5. 5.2.6 onder b en c zodat de absolute hoogte binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingseperceelsgrens, zulks ten behoeve van de bouw van bijgebouwen waarvan de nok (bij benadering) loodrecht op de zijdelingse perceelsgrens staat.
- 1. 5.2.1 onder a zodat op de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied-1' eveneens grondgebonden woningen kunnen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient het onderstaande in acht te worden genomen:
- 1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
- 3. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Woongebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de afzonderlijke huisvesting van huishoudens of daarmee vergelijkbare economische eenheden van een of meer personen in een woning en in samenhang daarmee aan-huis-gebonden beroepen;
- b. tuinen en erven;
- c. (ontsluitings)wegen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, speeltoestellen, straatmeubilair en uitritten.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid:
- 1. 6.2.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een ander woningtype, met dien verstande dat:
- dit past binnen het volkshuisvestingsbeleid en de woonvisie;
- uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied-2' gestapelde woningen kunnen worden gebouwd, onder de voorwaarde dat per woonblok maximaal 4 gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
- wordt voldaan aan de bouwregels die behoren bij dat woningtype, zoals opgenomen in 6.2.2, 6.2.3 en 6.2.4;
- 2. 6.2.1 onder b van het aantal toegestane woningen tot ten hoogste 98 mits:
- gebruik wordt gemaakt van de afwijking, zoals opgenomen in 6.3 onder a.1;
- voldaan wordt aan de parkeernormen, zoals opgenomen in Bijlage 2Parkeerkencijfers;
- 3. 6.2.1 onder e1 voor het realiseren van bebouwing bestaande uit 1 bouwlaag zonder kap met dien verstande dat:
- dit uitsluitend is toegestaan op de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied-3';
- de afwijking niet mag worden toegepast op aan elkaar grenzende woonblokken;
- er een gevarieerd gevelbeeld ontstaat;
- voldaan wordt aan de kwaliteitsregels uit het beeldkwaliteitsplan voor het parkdeel;
- 4. 6.2.3 en 6.2.4 voor het realiseren van smallere hoofdgebouwen, met dien verstande dat:
- het maximum aantal woningen niet mag worden overschreden;
- voldaan wordt aan de parkeernormen, zoals opgenomen in Bijlage 2Parkeerkencijfers;
- voldaan wordt aan de kwaliteitsregels uit het beeldkwaliteitsplan voor het parkdeel;
- 5. 6.2.5 onder a voor het realiseren van een aanbouw voor de voorgevel of het verlengde daavan, met dien verstande dat:
- de daklijn van het hoofdgebouw en de daklijn van de aanbouw niet in een lijn doorlopen;
- de bouwhoogte bij het toepassen van een platte afdekking niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- de goothoogte bij het toepassen van een kap niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
- de bouwhoogte bij het toepassen van een kap niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
- 6. 6.2.5 onder b en c zodat de absolute hoogte binnen een denkbeeldig vlak onder 60º gaande door de goothoogtelijn op de zijdelingseperceelsgrens, zulks ten behoeve van de bouw van bijgebouwen waarvan de nok (bij benadering) loodrecht op de perceelsgrens staat.
- 1. 6.2.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een ander woningtype, met dien verstande dat:
- b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient het onderstaande in acht te worden genomen:
- 1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
- 3. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
8.2 Bestaande maten en afstanden
8.3 Ondergronds bouwen
Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken en werkzaamheden geldende volgende bepalingen:
- a. de ondergrondse bouwwerken gesitueerd mogen zijn onder bestaande bebouwing, dan wel op voor bebouwing bestemde gronden;
- b. de diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 4 meter gemeten vanaf peil tot onderkant fundering ondergronds bouwwerk;
- c. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte die boven maaiveld mag worden gerealiseerd voor hoofdgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
- d. het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten op de bodem en de waterhuishouding heeft.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Overig - IHCS - 1
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 1', ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan 56 m boven NAP in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
9.2 Beschermingswaardige bomen
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bouwvlak mag worden overschreden ten behoeve van de bouw van uitbouwen, balkons, erkers, en luifels waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
- 1. de diepte uit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tot de voorste perceelsgrens niet minder dan 2 meter mag bedragen;
- 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat voor balkons geldt dat de hoogte van de balustrade niet meer mag bedragen dan 1,5 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
- c. de bouwregels in hoofdstuk 2 alsmede 8.3 ten behoeve van het realiseren van ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak van de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied', mits;
- 1. de aanvragers van de omgevingsvergunning de effecten op de bodem en grondwater middels een milieurapport kunnen aan te tonen;
- 2. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij het Waterschap Brabantse Delta;
- d. de bouwregels in hoofdstuk 2 alsmede 8.3 ten behoeve van het realiseren van ondergrondse bouwwerken binnen de bestemming 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', mits er voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij het Waterschap Brabantse Delta.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken als seksinrichting;
- b. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. uitstallings- of opslagplaats, dan wel als stand- of ligplaats voor kampeerwagens, woonwagens, woonboten, tenten en andere onderkomens;
- d. kamerverhuur aan vijf of meer personen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.
14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Centrumplan Gilze - Parkdeel.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeerkencijfers
Bijlage 3 Groene Wiggen
Bijlage 4 Lijst Van Vrije Beroepen
Bijlage 4 Lijst van vrije beroepen
Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 1 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Verkeersonderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Milieuruimte
Bijlage 4 Onderzoek milieuruimte
Bijlage 5 Watertoets
Bijlage 6 Natuurtoets
Bijlage 7 Cultuurhistorische Onderzoek
Bijlage 7 Cultuurhistorische onderzoek
Bijlage 8 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 9 Nota Van Inspraak En Vooroverleg Voorontwerpbestemmingsplan Centrumgebied Gilze - Parkdeel
Bijlage 9 Nota van inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Centrumgebied Gilze - Parkdeel
Bijlage 10 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 10 Vormvrije m.e.r.-beoordeling