KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Landschap - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Huidige En Beoogde Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Geurhinder
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Waterhuishouding
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Archeologie, Cultuurhistorie En Natuur
5.1 Archeologie
5.2 Cultuurhistorie
5.3 Natuur
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Inleiding
6.2 Toelichting Op De Analoge Verbeelding
6.3 Algemene Toelichting Op De Regels
6.4 Toelichting Op De Bestemming
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg Inspraak Zienswijzen En Procedure
8.1 Inspraak
8.2 Overleg
8.3 Zienswijzen
8.4 Procedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 3 Inspraakverslag
Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 5 Nota Van Zienswijzen

Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19

Bestemmingsplan - Gemeente Gilze en Rijen

Vastgesteld op 11-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19 met identificatienummer NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01 van de gemeente Gilze en Rijen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw/aangebouwd bijgebouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die ten hoogste vallen binnen de categorieën A en B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' in Bijlage 1, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen en vergunningbesluit milieubeheer geldt en dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, waaronder bollenteelt, daaronder niet begrepen sier- en fruitteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  2. b. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  3. c. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
  4. d. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens wordt verstaan een paardenfokkerij;
  5. e. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  6. f. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  7. g. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen;
  8. h. fruitteelt: de teelt van fruit;
  9. i. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  10. j. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  11. k. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege.

1.8 agrarisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake land- en tuinbouw.

1.9 agrarisch hergebruik

het opnieuw in gebruik nemen van voormalige agrarische bebouwing voor agrarische doeleinden.

1.10 agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking; voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

1.12 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden; voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven en volkstuinen.

1.13 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw/bedrijfsgebouw dat een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.14 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkoop en/of leveren - als ondergeschikte nevenactiviteit - van goederen die verband houden met het ambacht zoals een kaasmakerij of een klompenmakerij.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.

1.17 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.18 bedrijfsgebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of twee of meer met wanden omsloten ruimte vormt en in gebruik is ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.

1.19 bedrijfsmatige recreatieve doeleinden/exploitatie

het via één bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie van een recreatieterrein, dat in de logiesverblijven en op de standplaatsen daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; bestemmingsvlakken ten behoeve van bestemmingen die verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie', worden geacht één bestemming te vormen.

1.23 boomteelthekken

permanente teeltondersteunende voorziening om schade aan gewassen door dieren te voorkomen.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; bouwvlakken ten behoeve van bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie', worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het woongenot.

1.29 biomassa- en vergistingsbedrijven

bedrijven gericht op het omzetten van biomassa in energierijk gas.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienst- of bedrijfswoning

een woning, bij een bedrijf of instelling, bestemd voor de huisvesting (het huishouden) van een persoon die op dat bedrijf werkzaam is.

1.32 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.

1.33 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.34 extensief recreatief medegebruik/recreatief medegebruik

een extensieve recreatieve niet-bedrijfsmatige gebruiksvorm, welke zich beperkt tot bijvoorbeeld wandelen, paardrijden, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie en de daarbij behorende extensieve recreatieve voorzieningen zoals banken, bewegwijzering en picknicktafels, ondergeschikt aan de overige ingevolge de doeleindenomschrijving toegestane bestemming, en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.37 hervestigen

het opnieuw vestigen van een agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bouwvlak.

1.38 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.39 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.40 Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer

besluit van 5 januari 1993 (Stb. 50) houdende uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8 van de Wet milieubeheer en hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, zoals dit luidde op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.41 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.42 kleinschalig kamperen

een kampeerterrein voor niet-permanente kampeermiddelen dat ruimte biedt voor ten hoogte 25 standplaatsen en voorzien is van een randbeplanting van 5 m breed.

1.43 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.44 mestverwerking

het door middel van chemische, fysische en/of biologische behandeling omzetten van kippenmest, varkensdrijfmest, rundveemest en/of overige mestsoorten in relatief droge producten ten behoeve van de bemesting van de bodem en/of producten die een ander toepassingsgebied hebben.

1.45 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.46 nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.

1.47 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.48 omschakeling van een agrarisch bedrijf

het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm in een andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van agrarisch gebruik in een niet-agrarische bedrijfsvorm.

1.49 ondergeschikte detailhandel

Detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.50 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal drie gesloten wanden.

1.51 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.52 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.53 peil

  • voor bouwwerken die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.54 permanente bewoning

het verblijven in een kampeermiddel, een recreatieverblijf, een verblijfsrecreatief appartement of in een gebouw, geen woning zijnde, met het kennelijke doel om dat kampeermiddel, recreatieverblijf, verblijfsrecreatief appartement dan wel het gebouw als hoofdverblijf te gebruiken.

1.55 permanente teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, worden gebruikt zoals bakken op stellingen, regenkappen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken.

1.56 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.57 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.58 sloop

het afbreken van de agrarische bedrijfsgebouwen, het afvoeren van puin en afval, het inventariseren en selectief verwijderen van asbesthoudende materialen, het verwijderen van putten en fundering en egalisering van het perceel.

1.59 teeltondersteunende kassen

kassen, schuur-, tunnel- en boogkassen of daarmee gelijk te stellen constructies hoger dan 1,5 m.

1.60 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 1,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen.

1.61 tunnel- en boogkassen

verankerde menstoegankelijke kassen met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning.

1.62 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van rundvee, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.63 veekering

een afscherming (zoals hekken, heggen of houtwallen) ter voorkoming van het uitbreken van vee.

1.64 verbeelding

de digitale weergave van het bestemmingsplan.

1.65 verkoop streekeigen agrarische producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.66 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang.

1.67 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.68 woning

een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of een andere daarmede vergelijkbare economische eenheid.

1.69 zijdelingse perceelsgrens

de zijdelingse grens tussen twee (of meerdere) percelen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw;
  2. b. recreatief medegebruik;
  3. c. bedrijfswoningen;
  4. d. evenementen;
  5. e. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen;

met uitzondering van:

  1. g. aan-huis-gebonden beroepen;

met dien verstande dat:

  1. h. tevens het bepaalde in Artikel 6 van toepassing is.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - slooplocatie ruimte voor ruimte' de bestaande bebouwing de maximaal toegestane bebouwing betreft;

met dien verstande dat:

  1. b. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. c. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor erf- of terreinafscheidingen, veekeringen, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en permanente boomteelthekken;
  3. d. overigens geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak max-oppervlak max in- houd max. goot hoog te max. bouw hoogte dak-hel- ling min/ max min afstand zijde lingse perceels-grens min afstand voor gevel rooilijn min. afstand tot de bedrijfs-woning (min./ max.)
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) één - 750 m³ 5 m 11 m 18°/55° 5 m - -/-
bijgebouwen + overkappingen bij de bedrijfswoning - 100 m² - 3 m 5,5 m 18°/55° 5 m 5 m 2/10
overige bedrijfsgebouwen (niet zijnde teeltondersteunende kassen) - - - 5 m 11 m 18°/55° 5 m 10 m 2/-
permanente teeltondersteunende kassen - - - - - - - - -
sleufsilo's
overige silo's
- - - - 8,5 m 2,5 m
15 m
-/- 5 m
5 m
5 m
10 m
10 m
10 m
2/-
2/-
2/-
erf- of terreinafscheidingen binnen bouw- vlakken
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen

buiten bouwvlakken
-erfafscheidingen
- - - -



1 m

2 m



1 m

1,5 m
-/- - -



-/-

-/-



-/-


-/-
antennes/windturbine 1 - - - 12 m -/- 5 m 10 m -/-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - - 6 m -/- - - -/-

- = Niet van toepassing.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.
  2. b. Hervestiging van een veehouderij is uitgesloten.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen;
  2. b. landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor bij deze bestemming behorende voorzieningen als nutsvoorzieningen, fiets- en voetpaden, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen;

met uitzondering van:

  1. d. aan-huis-gebonden beroepen;

met dien verstande dat:

  1. e. tevens het bepaalde in Artikel 6 van toepassing is.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

met dien verstande dat:

  1. b. algehele herbouw van de woning uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  2. c. splitsing in meerdere wooneenheden is niet toegestaan;
  3. d. overigens geldt het volgende:
max. aantal per bouw vlak max op per vlak max. inhoud max. goot hoogte max. bouw hoogte dakhel ling (min./ max.) min. afstand zijde lingse per ceels grens afstand tot de woning (min./
max.)
min. af stand tot de voor gevel rooilijn
woning (inclusief aan- en uitbouwen) één 750 m³ 5 m 10 m, 20°/55° 5 m - -
bijge bouwen en overkappingen bij de woning 100 m² 3 m, 5,5 m, 20°/55° 5 m 2 m/ 10 m 5 m
erfafscheidingen binnen het bouw vlak:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen

buiten het bouw vlak






1 m


2 m



1 m
antennes en windturbines 1 12 m 5 m 2/- 10 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf afscheidingen) 6 m

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. paardenbakken binnen het bouwvlak zijn niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Landschap - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het open karakteristiek landschap te weten:

  1. a. de openheid.

6.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt in afwijking van Artikel 3 de volgende regel:

  1. a. permanente boomteelthekken zijn niet toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt in afwijking van Artikel 3 de volgende regel:

  1. a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Indien met betrekking tot de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) het plan kan worden gewijzigd, wordt hierbij het volgende in acht genomen:

  1. a. door de planwijziging mogen de waarden, zoals in lid 6.1 bedoeld, niet worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

8.2 Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten:

inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden
minimumafstand tot objecten categorie I en II 100 m* 50 m*
minimumafstand tot objecten categorie III, IV en V 50 m* 25 m*

* Tenzij uit de Geurverordening (vastgesteld d.d. 15 december 2008) blijkt dat een andere afstand tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten in acht genomen moet/kan worden.

8.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil;
  3. c. burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in sub b indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt geschaad.

8.4 Algemene gebruiksregels

  1. a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige regels.
  2. b. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  3. c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. a. Binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan dient de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels gerealiseerd te zijn.
  2. b. De landschappelijke inpassing dient duurzaam in stand te worden gehouden.
  3. c. Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de aangewezen gronden en bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen'en het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch' is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels overeenkomstig het bepaalde in lid a is gerealiseerd en duurzaam wordt beheerd en in stand wordt gehouden.

9.2 Voorwaardelijke verplichting sloop

Alle bedrijfsgebouwen, erfverharding en bijbehorende voorzieningen, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, die in gebruik zijn ten behoeve van de veehouderij dient gesloopt te zijn:

  1. a. binnen één jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan.
  2. b. in samenhang met het gestelde onder a dient de erfverharding die gelegen is buiten de bestemming 'Wonen' dan we buiten het bouwvlak in de bestemming 'Agrarisch' te zijn verwijderd.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Overige zone - IHCS

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS' (met nummer) ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan:

  • 56 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - IHCS - 1'

in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

10.2 Overige zone - agrarisch balansgebied

In aanvulling op hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - agrarisch balansgebied' de volgende regels:

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 12 Overige Regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  2. b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  3. c. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  4. d. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  5. e. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam regels van het bestemmingsplan Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Het doel van dit bestemmingsplan is herontwikkeling van de locaties Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19 te Hulten, hierna ook het plangebied genoemd. Het plangebied kent in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Gilze en Rijen twee bouwvlakken voor de intensieve veehouderij met elk twee bedrijfswoningen. Ter plaatse van het plangebied is sprake van één intensieve veehouderij en daarmee ook één milieuvergunning voor de varkenshouderij. Ter plaatse is dan ook sprake van vier bedrijfswoningen op twee agrarische bouwvlakken. Hierbij zijn circa 4.700 m² aan stallen in gebruik voor de intensieve veehouderij. Bij de woning aan Hulteneindsestraat 19 is in 2014 een loods ten behoeve van de akkerbouwtak vergund. Deze loods blijft behouden en de akkerbouwtak blijft behouden bij sanering van de veehouderij. Navolgende figuur geeft een luchtfoto overzicht van het bedrijf ten tijde van bouw van de loods bij Hulteneindsestraat 19.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0001.jpg" Figuur 1: Luchtfoto van het bedrijf, waarop de gerealiseerde loods aan Hulteneindsestraat 19 nog niet is opgenomen


Beoogd wordt de intensieve veehouderij te saneren in het kader van de provinciale Ruimte voor Ruimte regeling. Alle stallen in gebruik voor de intensieve veehouderij worden gesloopt, de milieuvergunning wordt ingetrokken en de dierrechten worden doorgehaald. In samenhang met de sanering van de intensieve veehouderij worden de drie bedrijfswoningen Hulteneindestraat 15, 15 en 17 omgezet naar reguliere burgerwoningen. De bedrijfswoning aan Hulteneindsestraat 19 zal als bedrijfswoning behouden blijven bij de resterende grondgebonden akkerbouwtak ter plaatse.


De uit de sanering van de intensieve veehouderij gegenereerde bouwtitels Ruimte voor Ruimte zullen niet worden ingezet binnen het plangebied. De bouwtitel die worden gerealiseerd worden in separaat te doorlopen ruimtelijke procedures ingezet elders binnen de provincie Noord-Brabant. Om de bouwtitels te kunnen realiseren dient de saneringslocatie te worden herbestemd naar een passende andere herbestemming. Daarom wordt deze bestemmingsplanprocedure gevoerd. Levering van de bouwtitels en daarmee realisatie van de Ruimte voor Ruimte woning kan na vaststelling van dit bestemmingsplan plaatsvinden.


De beoogde herontwikkeling is binnen de vigerende bestemmingsplanregels niet mogelijk. Derhalve dient het vigerende bestemmingsplan ter plaatse te worden herzien. Door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen is op 17 april 2018 besloten om in principe medewerking te verlenen aan de beoogde herontwikkeling. Dit bestemmingsplan is in navolging van dit besluit opgesteld om de beoogde herontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan Hulteneindsestraat, ten oosten van de kern Rijen, ten noorden van de kern Hulten en ten westen van Tilburg. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Gilze en Rijen. Op navolgende luchtfoto is de ligging van het plangebied weergegeven, waarbij tevens nader is ingezoomd op het plangebied. Het plangebied is hierbij rood omkaderd.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0002.jpg"

Figuur 2: Ligging plangebied in de omgeving met een luchtfoto van de huidige situatie

1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt de herbestemming van een intensieve veehouderij met varkensstallen en vier bedrijfswoningen naar drie burgerwoningen en akkerbouwbedrijf met bedrijfswoning mogelijk.

De sanering van de intensieve veehouderij genereert bouwtitels Ruimte voor Ruimte. Na herbestemming van de saneringslocatie (het plangebied) kunnen deze bouwtitels worden verkocht en in separaat te voeren ruimtelijke procedures worden gekoppeld aan concrete aanvragen binnen een bebouwingsconcentratie in de provincie Noord-Brabant.

Hoofdstuk 2 Huidige En Beoogde Situatie

2.1 Huidige Situatie

2.1.1 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied is gelegen op de percelen kadastraal bekend als gemeente Gilze, sectie M, nummer 288, 434, 435, 767 en 768. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de herontwikkeling van de volledige kadastrale percelen, maar enkel ter plaatse van de vigerende agrarische bouwvlakken. Het zuidelijk gelegen bouwvlak heeft een omvang van 13.244 m². Het noordelijk gelegen bouwvlak heeft een omvang van 12.341 m².


De overige gronden blijven behoudens een strook grond direct aan sluitend aan het kadastraal perceel met nummer 435 buiten het plangebied. Ten behoeve van het realiseren van een passende herbestemming wordt de bestemming achter de woning aan Hulteneindsestraat 19 vergroot met een omvang van 615 m².


Het plangebied kent daarmee een oppervlakte van 26.216 m². Navolgende figuur geeft een kadastraal overzicht van het plangebied, geprojecteerd op een luchtfoto. Het plangebied is hierbij aangeduid met de zwarte bolletjeslijn.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0003.jpg"

Figuur 3: Kadastraal overzicht plangebied

2.1.2 Inrichting van het plangebied

Het plangebied is thans in gebruik voor de intensieve veehouderij. Het bedrijf is in het verleden samengevoegd uit twee afzonderlijke bedrijven van twee broers. Ter plaatse zijn dan ook bestemmingsplanmatig nog twee bouwvlakken gevestigd. Ter plaatse is echter thans één milieuvergunning vigerend en wordt ter plaatse dan ook slechts één bedrijf gevoerd. Binnen het plangebied is sprake van circa 4.700 m² aan stallen in gebruik voor de intensieve veehouderij, waarbij tevens sprake is van vier bedrijfswoningen: de woningen aan Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19. Ten behoeve van de akkerbouwtak is een loods met een omvang van circa 535 m² aanwezig. Navolgende figuren geven een beeld van de aard en omvang van de bedrijfsgebouwen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0004.jpg"

Figuur 4: Beeld van de bedrijfsbebouwing binnen het plangebied


Hierna is zijn foto's opgenomen van de bedrijfswoningen binnen het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0005.jpg"

Figuur 5: Woningen aan Hulteneindsestraat 15 en 15a

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0007.jpg"

Figuur 6: Woning aan Hulteneindsestraat 17


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0008.jpg"

Figuur 7: Woning aan Hulteneindsestraat 19

2.1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Gilze en Rijen het vigerende bestemmingsplan. Navolgende figuur betreft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan. Het plangebied is hierbij aangeduid met de blauwe cursor.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0009.jpg"

Figuur 8: Uitsnede vigerend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied


Het plangebied kent in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch', met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 1', en tweemaal een 'bouwvlak', de bouwaanduiding 'antennemast', tweemaal de functieaanduiding 'intensieve veehouderij', tweemaal de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden: 2' en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - ihcs - 1' en 'overige zone - overig - agrarisch balansgebied'.

2.1.4 Vergunning

Ter plaatse van het plangebied is thans nog een vergunning vigerend voor het houden van varkens. Navolgende dieraantallen zijn ter plaatse vergund:

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0010.jpg"
Figuur 9: Vergunde dieraantallen (Bron: Web BVB provincie Noord-Brabant)

2.1.5 Totstandkoming van herontwikkelingsplan

Het bedrijf is gelegen in het agrarisch balansgebied, op de grens met het agrarisch vebredingsgebied, dat gelegen is tussen de veehouderij en 'De Reeshof'. De overwegende windrichting in Nederland is zuidwest. Hierdoor zorgt de ligging van de Reeshof ten opzichte van het plangebied tot een grote beperking voor de veehouderij. In het buitengebied geldt een geurnorm van 14 oue/m³ voor de voorgrondbelasting. In stedelijk gebied de Reeshof geldt een geurnorm van 3 oue/m³. Navolgende figuur geeft een beeld van ligging van het plangebied ten opzichte van de wijk De Reeshof, gelegen op korte afstand van de veehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0011.jpg"

Figuur 10. Ligging van het plangebied ten opzichte van De Reeshof

Ook in oostelijke richting is de veehouderij beperkt in haar uitbreidingsmogelijkheden. Op een afstand van circa 127 meter is de eerste burgerwoning gelegen. De uitbreiding van de veehouderij mag niet leiden tot een slecht woon- en leefklimaat voor deze burger. Navolgende figuur geeft een beeld van de ligging van het plangebied tot deze woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0012.jpg"

Figuur 11. Ligging veehouderij ten opzichte van belendende woonbestemming

Naast ligging van het bedrijf nabij burgerwoningen in stedelijk gebied De Reeshof en het buitengebied, is het plangebied daarnaast gelegen nabij natuurgebieden (Natura-2000 en NNB-gebieden) in de omgeving. Voor deze gebieden geldt een beschermingsregime ten opzichte van uitbreiding van veehouderijen. Ook dit maakt dat de veehouderij niet duurzaam is voor de toekomst. Navolgende figuur geeft een beeld met de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura-2000 gebieden en NNB-natuurgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0013.jpg" Figuur 12. Ligging veehouderij ten opzichte van Natura-2000 en NNB gebieden

Het bedrijf staat al enige jaren in te koop. Omdat gebleken is dat de locatie niet verkoopbaar is voor de veehouderij wordt tot herbestemming naar een passende functie overgegaan. Het bedrijf is inmiddels gedateerd en er dient zeer fors geïnvesteerd te worden om het bedrijf zonder uitbreiding in extra gebouwen te kunnen blijven exploiteren voor de toekomst. Deze noodzakelijke investeringen leiden er in samenhang met het aankoopbedrag van het bedrijf toe dat er geen sprake is van een duurzaam bedrijf voor de toekomst.

De beoogde herbestemming ziet toe op sanering van de intensieve veehouderij binnen het plangebied middels toepassing van de regeling Ruimte voor Ruimte. Deelname aan de regeling Ruimte voor Ruimte is mogelijk indien een veehouderijlocatie gezien de omliggende waarden en functies niet geschikt is voor de uitoefening van een veehouderij. De ligging van de locatie in een agrarisch balansgebied, grenzend aan een agrarisch verbredingsgebied, met grootschalige stedelijke ontwikkeling woongebied 'De Reeshof' op een afstand van 500 meter tot de veehouderij, een burgerwoning op een afstand van 127 meter tot de veehouderij en de nabijheid van natuurgebieden, leidt ertoe dat de locatie gezien de omliggende waarden en functies niet geschikt is voor de uitoefening van een veehouderij.

2.2 Beoogde Situatie

2.2.1 Planbeschrijving

De beoogde herontwikkeling ziet op de sanering van de intensieve veehouderij ter plaatse van het plangebied Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19 te Hulten. De stallen in gebruik voor de intensieve veehouderij worden gesloopt, de dierrechten worden doorgehaald en de vergunning voor het houden van dieren wordt ingetrokken. De uit de sanering gegenereerde bouwtitels Ruimte voor Ruimte zullen elders binnen de provincie Noord-Brabant worden ingezet. De bedrijfswoningen 15, 15a en 17 zullen worden omgezet naar reguliere burgerwoningen. De bedrijfswoning aan Hulteneindsestraat 19 blijft behouden als bedrijfswoning behorende bij de te handhaven akkerbouwtak ter plaatse. Hierna is de beoogde planologische situatie na herontwikkeling weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0014.jpg" Figuur 13: Beoogde planologische situatie na herontwikkeling

2.2.2 Bebouwing

Met de beoogde herontwikkeling zal de intensieve veehouderij worden gesaneerd. Alle varkensstallen met een oppervlakte van in totaal circa 4.700 m² zullen worden gesloopt. De vier bestaande bedrijfswoningen met daar bij behorende bijgebouwen en de loods voor de resterende kleinschalige akkerbouwtak met een omvang van circa 535 m² blijven met de beoogde herontwikkeling behouden. Navolgende figuur geeft een beeld van deze loods.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0015.jpg"

Figuur 14: Te behouden loods aan Hulteneindsestraat 19


Drie bedrijfswoningen worden herbestemd naar reguliere burgerwoning en één woning blijft een bedrijfswoning behorende bij de te handhaven agrarische bestemming met akkerbouwtak. De loods op deze locatie blijft behouden voor stalling van machines die nodig zijn voor bewerking van omliggende agrarische gronden. De omvang van de loods is voldoende voor de langere termijn om deze machines te stallen. Met deze omvang van een volwaardig akkerbouwbedrijf worden geëxploiteerd. Op navolgende figuur is de te slopen bebouwing weergegeven, waarbij tevens inzichtelijk is welke bebouwing behouden blijft.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0016.jpg"

Figuur 15: Beeld van te behouden loods

2.2.3 Inpasbaarheid woningen en akkerbouwtak

Binnen het plangebied vindt herbestemming van vier adressen plaats. De woning aan Hulteneindsestraat 19 wordt herbestemd naar een akkerbouwbedrijf, waarbij de bestaande loods behouden blijft en verankerd wordt dat de bestaande bebouwing de maximaal toegestane bebouwing betreft.


De akkerbouwloods is gelegen op een afstand van circa 60 meter tot de dichtstbijzijnd gelegen woning aan Hulteneindsestraat 17. Op grond van de richtlijn bedrijven en milieuzonering dient een afstand van tenminste 30 meter in acht te worden genomen tot bedrijfsgebouwen bij een akkerbouwbedrijf in bedrijfsgebouwen. De loods wordt aan de Hulteneindsestraat ontsloten ten noorden van de woning aan Hulteneindsetraat 19. De bedrijfswoning aan Hulteneindsestraat heeft daarbij tevens een geluidsafschermende werking ten opzichte van de te bestemmen woningen aan de Hulteindsestraat. De beoogde bestemmingen zijn inpasbaar ten opzichte van elkaar.

2.2.4 Inpassing nieuwe situatie

2.2.5 Verkeer & parkeren

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau. Het hoofdthema van de SVIR is: "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen opgenomen voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Er is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.

Voor een goed werkende woningmarkt zijn Rijksdoelstellingen voor heel Nederland benoemt. Deze doelstellingen zijn: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De programmering van verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en (samenwerkende) gemeenten. Gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering, binnen de provinciale kaders, en uitvoering van de woningbouwprogramma's.


De beoogde herontwikkeling heeft geen betrekking op de geformuleerde nationale belangen. Er worden geen woningen toegevoegd. Een niet duurzame veehouderijlocatie wordt gesaneerd en er wordt een passende andere herbestemming gerealiseerd.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro, is het verplicht om in het geval dat een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking op te nemen. Met toepassing van de beoogde ontwikkeling vindt sanering van een intensieve veehouderij plaats. De resteren de bebouwing binnen het plangebied en de bestaande vier woningen binnen het plangebied krijgen een passende andere herbestemming. In het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking, geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De provincie Noord-Brabant geeft in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.


Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 vastgesteld. De ruimtelijke keuzes die in deze Structuurvisie zijn opgenomen zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:

  • het versterken van regionale contrasten tussen klei-, zand- en veenontginningen;
  • de ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
  • het creëren en behouden van een robuust water- en natuursysteem;
  • het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
  • de koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • het geven van ruimte voor duurzame energie;
  • de concentratie van verstedelijking;
  • het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad;
  • het creëren van groene geledingszones tussen steden;
  • het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
  • het ontwikkelen van economische kennisclusters;
  • internationale bereikbaarheid;
  • de beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.


De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is opgebouwd uit twee onderdelen, onderdeel A en B. In onderdeel A wordt de kern van de visie verwoord op ruimtelijke ontwikkelingen binnen de provincie Noord-Brabant. Het landschap en de wijze waarop dit moet worden versterkt, staan in dit onderdeel voorop. Deel B van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening beschrijft de wijze waarop de provincie de visie uitwerkt in vier robuuste ruimtelijke structuren: 'Groenblauwe structuur', 'Landelijk gebied', 'Stedelijke structuur' en 'Infrastructuur'. Het plangebied is gelegen binnen het 'Landelijk gebied'. Navolgende figuur geeft een beeld van de ligging van het plangebied op de Structurenkaart van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Het plangebied is hier aangeduid met de blauwe cursor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0020.jpg"

Figuur 18: Uitsnede structuurkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening waarop de ligging van het plangebied is aangeduid

Het landelijk gebied is verbeeld in twee perspectieven: het 'gemengd landelijk gebied' en het 'accentgebied voor agrarische ontwikkeling'. In het accentgebied voor agrarische ontwikkeling ziet de provincie ruimte en kansen om de agrarische productiestructuur te verduurzamen en te versterken. In het gemengd landelijk gebied dienen verschillende functies in evenwicht met elkaar te worden ontwikkeld. Agrarische functies worden in samenhang met andere functies (in de omgeving) uitgeoefend.In het gemengd landelijk gebied wordt voldaan aan de vraag naar kleinschalige stedelijke voorzieningen, recreatie, toerisme en ondernemen in een groene omgeving. Daarnaast wil de provincie ook dat er ruimte beschikbaar blijft om de agrarische productiestructuur te behouden en te versterken. Het plangebied is gelegen binnen het gemengd landelijk gebied. Zoals uit deze toelichting blijkt, is de locatie niet duurzaam voor de toekomst en past sanering van deze locatie in de doelstellingen te komen tot een buitengebied met een evenwicht in functies.


De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening wordt nader in bindende regels uitgewerkt in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Toekomstvisie 2025 'Wij zijn Gilze en Rijen'

De gemeente Gilze en Rijen heeft in maart 2012 de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. De gemeende wil hiermee richting geven aan het beleid van de gemeente in de periode tot 2025. De toekomstvisie geeft aan welke toekomst de gemeente wenselijk vindt. Voor 2025 heeft de gemeente Gilze en Rijen de navolgende ambities:

  • Versterken van de positie als woongemeente in het goed tussen twee steden;
  • Benutten van de strategische ligging aan belangrijke vervoersassen in Midden-Brabant en versterken van de positie als werkgelegenheidsgemeente met economisch duurzame en beeldbepalende bedrijven;
  • Versterken van de vitaliteit van kernen met goede voorzieningen op het vlak van sport en cultuur die optimaal worden gebruikt;
  • Versterken van de economische draagkracht van het buitengebied en van de belevingswaarde van dat buitengebied.


De structuur van het buitengebied is een open agrarisch landschap, afgewisseld met bossen. Het buitengebied is bijna 90% van de totale oppervlakte van de gemeente Gilze en Rijen. Ten opzichte van andere Brabantse gemeenten geeft de gemeente Gilze en Rijen veel bos en natuurlijk terrein (60 hectare per 1.000 inwoners, tegenover 35 hectare gemiddeld). Het grootste deel van het buitengebied (70%) heeft een agrarische bestemming. Er zijn verschillende soorten bedrijven waaronder rundveebedrijven en intensieve veehouderijbedrijven. In vergelijking met andere delen van Brabant is de sector van de intensieve veehouderij is hier van beperkte omvang.

De beoogde sanering van de intensieve veehouderij in het buitengebied van de gemeente Gilze en Rijen draagt niet specifiek bij aan de ambities voor de gemeente voor 2025, maar heeft nochtans een aanzienlijke kwaliteitsverbetering van het landschap.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Gilze en Rijen heeft in 2006 een Landschapsontwikkelingsplan opgesteld. Op basis van deze visie is bepaald waar in het landelijk gebied ruimtelijke ontwikkelingen wenselijk zijn. Voor zover die door een fysieke ingreep te realiseren zijn, zijn die doorvertaald naar concrete projecten. Deze zijn gebundeld in het uitvoeringsplan. In het Landschapsontwikkelplan is het grondgebied van de gemeente Gilze-Rijen verdeeld in deelgebieden, die nader uitgewerkt worden in het landschapsontwikkelingsplan. Navolgende figuur geeft een beeld van de gebiedsindeling uit het Landschapsontwikkelingsplan waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0023.jpg"

Figuur 21: Gebiedsindeling buitengebied Gilze-Rijen waarop de ligging van het plangebied is aangeduid


Navolgende figuur geeft een uitsnede van de visie kaart voor de omgeving van het plangebied waarop het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0024.jpg" Figuur 22: Uitsnede visiekaart uit het Landschapontwikkelingsplan


Het plangebied is conform het Landschapsontwikkelingsplan gelegen in de open ontginningen. Het zeer weidse en ijle raster van beplanting (lanen) markeert de erven en wegen in het open gebied. In het model Gastvrij buitengebied is de Hulteneindsestraat aangeduid als bestaande lint waarin de trend functieverandering naar wonen en werken plaatsvindt. Hiertoe ziet ook deze herbestemming.


De natuurwaarden in een open ontginning zijn vooral gebonden aan de weidsheid van het landschap en het agrarische gebruik. Weidevogels en soorten van het agrarische landschap komen veelvuldig voor. De beperkte beplanting biedt voor hen voldoende beschutting. Ook hebben wegbermen en slootranden waarde voor kruidachtigen en kleine dieren, al is deze waarde veelal beperkt vanwege het intensieve onderhoud.


In de uitvoeringsparagraaf worden concrete maatregelen benoemd die kunnen leiden tot realisatie van de visie. Hierbij worden de volgende voor het plangebied relevante maatregelen benoemd die in het open gebied van toepassing zijn:

  • Completeren wegbeplantingen (enkelzijdige aanplant bomen, bv. zomereik, es);
  • Biotoopverbetering weidevogels (maaibeheer, bermbeheer, akkerranden);
  • Versterking erfbeplantingen (prioritair in open gebieden);
  • Aansluiting recreatieve routes vanuit Tilburg (oostzijde van Rijen).


De beoogde herbestemming leidt tot het terugbrengen van de openheid in het gebied. Aan het lint wordt de nieuwe functie een woonfunctie en een kleinschalige agrarische bestemming.

3.3.3 Bestemmingsplan Buitengebied

De gemeente Gilze en Rijen heeft het beleid voor het buitengebied neergelegd in de Structuurvisie Buitengebied (inmiddels vervangen door de Toekomstvisie 2025). Deze structuurvisie geeft de beleidsmatige kaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in het buitengebied. Deze kaders worden juridisch verankerd in onder meer het bestemmingsplan.

Het plangebied is gelegen in gelegen in een open karakteristiek landschap. Om de kenmerken in dit open karakteristiek landschap te beschermen gelden in dit gebied de volgende aanvullende beleidslijnen:

  • behoud en versterking van het open landschap;
  • aanleg van nieuwe beplanting alleen na afweging tegen het belang van de landschappelijke openheid toelaten; uitzondering hierop geldt voor het aanbrengen van laanbeplanting langs de wegen, zoals in het landschapsontwikkelingsplan is voorgesteld. Ook nieuwe beplanting op het erf is zonder nadere afweging mogelijk.


Voor wat betreft deelname aan de Regeling Ruimte voor Ruimte is in het bestemmingsplan opgenomen dat in de structuurvisie en in de nadere uitwerking van het bestemmingsplan Buitengebied is aangegeven dat ontwikkelingen als Ruimte voor Ruimte mogelijk zijn, maar instrumenteel niet verankerd zijn in dit bestemmingsplan. Initiatiefnemers zijn daarbij verantwoordelijk voor de financiële uitvoerbaarheid.


Gezien de ontwikkeling in de agrarische sector zullen binnen de planperiode veel veehouderijen hun bedrijfsvoering beëindigen. Om enerzijds ongewenste ontwikkelingen te voorkomen en anderzijds tegemoet te komen aan de behoefte om passende vervolgfuncties mogelijk te maken, zijn in de structuurvisie mogelijkheden opgenomen voor niet-agrarische vervolgfuncties na beëindiging van agrarische bedrijven. Vervolgfuncties worden enkel toegestaan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • het agrarische gebruik is beëindigd;
  • volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
  • de locatie kan niet meer worden gebruikt voor een te verplaatsen agrarisch bedrijf;
  • vervolgfuncties dienen milieu-hygiënisch inpasbaar te zijn;
  • er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de ontwikkelingsmogelijkheden);
  • bestaande landschappelijke-, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • voor zover relevant, dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering bij agrarisch handels- en exportbedrijf,
  • agrarisch loon-/hulptechnisch bedrijf en hoveniersbedrijf, waar maximaal 100 m² aan buitenopslag mag plaatsvinden.


Binnen het plangebied vindt sanering in het kader van de Regeling Ruimte voor Ruimte plaats. Binnen het plangebied zijn vier bedrijfswoningen aanwezig, waarvan drie woningen in samenhang met de sanering worden bestemd naar een woonbestemming. De vierde bedrijfswoning blijft als bedrijfswoning bij de resterende kleinschalige akkerbouwtak op de locatie. De te behouden loods is kwalitatief hoogwaardig en nieuw. Sanering van de loods kan in redelijkheid niet worden verlangd. Er is geen sprake van een aantasting van belangen van omliggende agrarische bedrijven. Ook is er geen sprake van een onevenredige vergroting van de publieksaantrekkende werking. De beoogde herbestemming past binnen de beleidslijnen die volgen uit de inmiddels vervangen Structuurvisie en vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Geurhinder

4.1.1 Inleiding

Bij besluitvorming omtrent geurgevoelige objecten dient in het kader van het aspect 'geur' antwoord gegeven te worden op de vragen:

  • Is ter plaatse een aanvaardbaar woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object).
  • Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden).


De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De wet geeft onder andere normen voor de voor- en achtergrondbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Gemeenten mogen, binnen bepaalde grenzen, bij verordening van de normen in de Wet geurhinder en veehouderij afwijken (artikel 6 van de wet). De gemeente Gilze en Rijen heeft op 15 december 2008 de 'Geurverordening Gilze en Rijen 2008' vastgesteld, welke op 17 juli 2017 op een aantal onderdelen nog is gewijzigd. De gemeente stelt een op de Wet geurhinder en veehouderij afwijkende afstandsnorm vast voor veehouderijen waar dieren worden gehouden waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissie is vastgesteld van 50 meter voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en 25 buiten de bebouwde kom.

4.1.2 Woon- en leefklimaat

Ter plaatse dient een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig te zijn. De achtergrondbelasting wordt berekend met V-Stacks gebied. Ten behoeve van de berekening van de achtergrondbelasting zijn de veehouderijen binnen een straal van 2 kilometer rondom het plangebied beoordeeld. De invoergegevens van de bedrijven voor het programma V-Stacks gebied zijn afkomstig uit de database van het Bestand Veehouderijbedrijven van de provincie Noord-Brabant d.d. 8 juni 2018. Aangezien sprake is van een berekening van de huidige situatie is de maximaal vergunbare emissie voor de bedrijven gelijk gesteld aan de vergunde emissie in de bestaande situatie. De emissie voor de veehouderij binnen het plangebied is hiermee op '0' gezet. Invoergegevens programma V-Stacks gebied:


Eigen ruwheid: 0,10 m

Meteo station: Eindhoven

Rekenuren: 25 %

Rasterpunt linksonder x: 125468 m

Rasterpunt linksonder y: 398670 m

Gebied lengte (x): 1000 m , Aantal gridpunten: 50

Gebied breedte (y): 1000 m , Aantal gridpunten: 50


Hierna zijn de resultaten van de berekening van achtergrondbelasting weergeven.


Cumulatieve geurbelasting op receptorpunten, zoals berekend

RecepID x-coördinaat Y-coördinaat Geurnorm Geurbelasting (ou/m³)
1 125984 399286 20 1,387
2 125976 399230 20 1,357
3 125968 399170 20 1,545
4 125964 399146 20 1,557

Tabel 1: Achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied


Ter plaatse van het plangebied is een zeer goed woon- en leefklimaat aanwezig.

4.1.3 Belangenafweging

Als gevolg van de voorgestelde herontwikkeling mogen omliggende veehouderijbedrijven niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. Deze belangen bestaan uit de voortzetting van de bestaande bedrijfsactiviteiten en, indien concrete uitbreidingsplannen aanwezig zijn (bijvoorbeeld een reeds vergunde uitbreiding), de realisatie van deze uitbreidingsplannen.


De naar burgerwoning her te bestemmen woningen aan Hulteneinsdestraat 15,15a en 17 en 19 maken thans nog deel uit van de intensieve veehouderij ter plaatse. Op deze woningen is dan ook zowel in de huidige als in de beoogde situatie, artikel 3, tweede lid van de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing:


"In afwijking van het eerste lid bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij:

  1. a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  2. b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen."


De bescherming van de woning ten opzichte van agrarische bedrijvigheid door derden wijzigt derhalve niet door de herbestemming van de bedrijfswoningen naar burgerwoningen en een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij. De herontwikkeling van het plangebied zal eventuele toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven dan ook niet meer belemmeren dan nu het geval is. Het dichtstbijzijnde veehouderijbedrijf is gelegen op een afstand van meer dan 250 meter tot het plangebied.

4.1.4 Conclusie

Bij besluitvorming omtrent de (her)ontwikkeling van de locatie dient in het kader van het aspect 'geur' antwoord gegeven te worden op de vragen:

  • Is ter plaatse een aanvaardbaar woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object).
  • Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden).


Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Ook worden als gevolg van de beoogde herontwikkeling geen omliggende veehouderijen onevenredig in de belangen geschaad. De beoogde herontwikkeling is dan ook in het kader van het aspect geur geen bezwaar.

4.2 Bodem

Als gevolg van de beoogde herontwikkeling dient te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Door Agel Adviseurs is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek met projectnummer 20180260 d.d. 11 juni 2018 behoort als bijlage bij deze toelichting. De conclusies en aanbevelingen uit dit rapport zijn hierna opgenomen.


"Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd:

  • In zowel de boven- als ondergrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden gemeten. Bij indicatieve toetsing van de grondmonsters aan het Besluit bodemkwaliteit zijn de mengmonsters beoordeeld als altijd toepasbaar.
  • In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan zware metalen (barium, cadmium, koper en nikkel) gemeten. De betreffende zware metalen worden regionaal vaker zonder aanwijsbare bron in het grondwater aangetoond. Mogelijk betreffen het licht verhoogde achtergrondwaarden.
  • Middels onderhavig verkennend bodemonderzoek is de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in voldoende mate vastgesteld. De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek.
  • De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen bezwaar voor de voorgenomen projectontwikkeling op de locatie."


Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

4.3 Geluid

4.3.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai bij de aanleg/wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in een geluidszone van bestaande wegen niet getoetst te worden (artikel 76 lid 3 Wgh). In onderhavige situatie betekent dat dat ten aanzien van de reeds bestaande bedrijfswoningen binnen het plangebied geen akoestisch onderzoek inzake de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer hoeft te worden uitgevoerd.

4.3.2 Spoorweglawaai

Via Hoofdstuk VII Zones langs spoorwegen biedt de Wet geluidhinder in het ruimtelijk spoor bescherming aan geluidsgevoelige bestemmingen tegen spoorweglawaai. Daarbij gaat het om nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs spoorwegen en om bestaande geluidsgevoelige bestemmingen bij de aanleg/wijziging van spoorwegen (die zijn aangegeven op de zonekaart).


De dichtstbijzijnd gelegen woning in het plangebied is gelegen op een afstand van meer dan 300 meter tot het spoortracé Tilburg-Breda. De woningen worden herbestemd, maar wijzigen niet qua gebruik. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven bestaande geluidsgevoelige bestemmingen niet getoetst te worden. In onderhavige situatie betekent dat dat ten aanzien van de reeds bestaande bedrijfswoningen binnen het plangebied geen akoestisch onderzoek inzake de geluidbelasting ten gevolge van spoorweglawaai hoeft te worden uitgevoerd.

4.3.3 Industrielawaai

In de omgeving van het plangebied zijn inrichtingen gelegen welke een geluidbelasting op de (bedrijfs)woningen binnen het plangebied kunnen genereren. De Wet geluidhinder maakt echter geen onderscheid tussen bedrijfswoningen en burgerwoningen. De (bedrijfs)woningen binnen het plangebied zijn en blijven een geluidgevoelig object; het beschermingsniveau zal niet wijzigen. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek industrielawaai in het kader van de bestemmings-planwijziging is dan ook niet relevant. De akkerbouwtak is thans aanwezig binnen het plangebied. Deze tak blijft in de huidige vorm en omvang behouden. Door deelname aan de regeling Ruimte voor Ruimte is uitbreiding van deze tak in de toekomst uitgesloten.

4.4 Waterhuishouding

4.4.1 Inleiding

Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. Een watertoets maakt de mogelijke negatieve invloeden van het initiatief inzichtelijk. Tevens geeft de watertoets oplossingsrichtingen aan waarmee mogelijke optredende negatieve invloeden beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden. Het plangebied valt onder het beheer van waterschap Brabantse Delta.

4.4.2 Beleidskader

4.4.3 Waterafvoer na herontwikkeling

Als gevolg van de beoogde herontwikkeling van het plangebied aan Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19 zal 4.700 m² aan stallen worden gesloopt en wordt alle erfverharding rondom stallen gesaneerd. Er wordt geen nieuwe verharding toegevoegd. De waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het plangebied zal enkel substantieel verbeteren als gevolg van de afname van oppervlakteverharding. De afvoer van het hemelwater en het afvalwater zal als gevolg van de beoogde ontwikkeling niet wijzigen.


Het waterschap Brabantse Delta eist geen bijkomende compensatie aangezien het verhard oppervlak met tenminste 4.700 m² afneemt. Er is geen compensatie noodzakelijk bij toename verharding kleiner dan 2.000 m².

4.5 Luchtkwaliteit

Met de Wet luchtkwaliteit en de bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma. Binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.


Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij 1 ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen netto. Aangezien de beoogde herontwikkeling geen nieuwe woningen mogelijk maakt, kan worden gesteld dat onderhavig plan onder het begrip NIBM valt en de luchtkwaliteit niet verder hoeft te worden onderzocht.


Tevens kan worden gesteld dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied aanzienlijk zal verbeteren als gevolg van de sanering van de intensieve veehouderij ter plaatse. De sanering van de betreffende milieuhinder ter plaatse komt ten goede van de luchtkwaliteit in de omgeving.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzoneringen van bestaande bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. De (indicatieve) lijst 'Bedrijven en Milieuzonering', uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, bevat richtafstanden voor milieubelastende activiteiten. In de lijst 'Bedrijven en Milieuzonering' worden richtafstanden gegeven voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden worden nagestreefd tussen de grens van de bestemming en de uiterste grens van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is.


De huidige bedrijfswoningen zijn reeds aan te merken als gevoelig voor eventueel omliggende niet-agrarische bedrijven in de omgeving en voor wat betreft de bedrijvigheid vanuit de eigen inrichting. Bij de herbestemming van deze woningen naar een woonbestemming blijft de bescherming gelijk. Er wordt dan ook geen nieuwe gevoelige bestemming toegevoegd ter plaatse van het plangebied. Binnen het plangebied is thans naast de veehouderijtak tevens een kleinschalige akkerbouwtak aanwezig. Deze akkerbouwtak blijft gehandhaafd.


De loods voor de akkerbouwtak is gelegen ten noorden van de woning aan Hulteneindsestraat 19 en is hiermee gelegen op een afstand van 60 meter tot de meest nabijgelegen woning aan Hulteneindsestraat 17. Doordat er sprake is van deelname aan de Regeling Ruimte voor Ruimte mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht. Hiermee is verzekerd dat de akkerbouwtak kleinschalig blijft.


In de omgeving van het plangebied zijn ook geen andere bedrijven gelegen. Het aspect bedrijven en milieuzonering brengt geen belemmeringen met zich mee binnen het plangebied.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Inleiding

Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als 'de kans op overlijden' voor personen. De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor, over de weg en het water) en kabels en leidingen. Deze aspecten worden in de navolgende subparagrafen nader toegelicht.

4.7.2 Risico

Ten aanzien van risico's wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die continu op die plaats aanwezig is. De wetgever schrijft voor hoe moet worden omgegaan met de PR 10-6/jaar contour. Binnen deze contour heeft iemand die hier continu aanwezig is de kans van 1 op één miljoen om te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.


Groepsrisico

Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen (minimaal 10) overlijdt, als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop niet meer dan 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is in onderhavige situatie niet aan de orde, daar enkel wordt voorzien in de herbestemming van bestaande bedrijfswoningen naar burgerwoningen. Een bedrijfswoning blijft een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf niet zijnde een veehouderij. Er is enkel sprake van bewoning door één huishouden per bedrijfswoning.

4.7.3 Beoordeling

Door Econsultancy is een onderzoek naar externe veiligheid binnen het plangebied opgesteld. Dit onderzoek d.d. 1 mei 2019 met rapportnummer 9602.001 behoort als bijlage bij deze toelichting. De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek zijn hierna samengevat opgenomen.


"De herbestemming leidt niet tot een toename van het aantal woningen en aanwezigen binnen het plangebied.


Het plangebied ligt binnen de inventarisatieafstand van een buisleiding. Uit de kwantitatieve risicoanalyse volgt dat het groepsrisico ruim lager is dan de oriëntatiewaarde. Maatgevend scenario is een fakkelbrand door leidingfalen. De kans op leidingfalen is uiterst klein en doet zich in feite alleen voor wanneer op of rond de leiding werkzaamheden worden uitgevoerd. De kans op een calamiteit wordt beperkt doordat tijdens werkzaamheden ter hoogte van het plangebied streng toezicht wordt voorgeschreven. De kans op slachtoffers kan verder worden beperkt door bewoners vooraf te informeren over aanstaande werkzaamheden, de mogelijke scenario's en hoe hierop te handelen.


De effecten op het plangebied als gevolg van calamiteiten op het spoorlijn zijn beperkt tot lichte schade of in het ergste geval mogelijke secundaire brandhaarden. Voor zover bekend zijn er geen primaire bluswatervoorzieningen in de directe omgeving aanwezig. In geval van toxische wolken moeten aanwezigen worden gewaarschuwd om inpandig te schuilen en ramen, deuren en ventilatievoorzieningen te sluiten."


Ook na herbestemming is er sprake van een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied.

Hoofdstuk 5 Archeologie, Cultuurhistorie En Natuur

5.1 Archeologie

5.1.1 Beleidskader

Voor archeologie geldt de nationale wetgeving die afkomstig is uit Europees beleid. Het Verdrag van Valletta (of wel: 'Verdrag van Malta') regelt hoe er omgegaan moet worden met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland heeft het verdrag in 1992 mede ondertekend. De uitgangspunten van dit Europese verdrag zijn in de Nederlandse wet- en regelgeving verankerd door middel van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). De Wamz is in werking getreden op 1 september 2007 en wijzigt hiermee de Monumentenwet uit 1988, de Ontgrondingenwet (Ow), de Wet milieubeheer (Wm), de Woningwet (Ww) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed.


Vanaf 1 juli 2016 is dit op dezelfde wijze als via de Wamz verwerkt in de Erfgoedwet en in de toekomst zal dit verwerkt worden in de Omgevingswet. Tot de Omgevingswet ingaat gelden voor onderdelen, die gaan over de fysieke leefomgeving, de bepalingen uit de Monumentenwet. Dit is opgenomen in de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Het uitgangspunt is dat er verplicht rekening gehouden moet worden met het behoud van het archeologisch erfgoed in de bodem. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden door middel van archeologisch onderzoek. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.


Op deze wijze is de zorg voor archeologische monumenten geregeld in het proces van de ruimtelijke ordening. Zo is onder andere bepaald dat gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten, archeologische waarden.

5.1.2 Archeologische beleidskaart gemeente Gilze en Rijen

In navolging van het wettelijk kader heeft de gemeente Gilze en Rijen in 2010 het 'Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg, gemeente Gilze en Rijen' vastgesteld. In combinatie met de archeologische beleidskaart vormt deze het beleidsinstrumentarium voor de gemeente om haar wettelijke taak als bevoegde overheid voor archeologie uit te kunnen voeren. In navolgende figuur is een uitsnede van deze archeologische beleidskaart te zien, waarop het plangebied is aangeduid.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0025.jpg"

Figuur 23: Uitsnede archeologische beleidskaart waarop de ligging van het plangebied is aangeduid


Voor het plangebied geldt dat er sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde. De kans op behoudenswaardige archeologische relicten wordt hier klein geacht. Om die reden is een archeologisch onderzoek alleen vereist bij bestemmingsplanwijzigingen en projectbesluiten van projectgebieden die groter zijn dan 25.000 m² en dieper gaan dan 0,4 m onder maaiveld. Ook wordt bij m.e.r. plicht nader onderzoek worden verlangd.

5.1.3 Conclusie

Een archeologisch onderzoek is voor dit plan niet noodzakelijk. Daarvoor is de omvang van het plan in combinatie met de verstoringsdiepte te gering. Ook is geen sprake van een m.e.r.-plicht.

5.2 Cultuurhistorie

Het plangebied in het gebied 'De Baronie'. De Baronie is onderdeel van het dekzandplateau dat doorsneden wordt door beken. De Aa of Weerijs en de Mark in het westelijk deel van dit gebied. In het oostelijke gedeelte ligt de breuklijn die de westgrens vormt van de Roerdal Slenk. In het zuiden stromen 't Merkske, de Chaamse beken en de Strijbeekse beek. Het zandlandschap bestaat uit een grofmazige mozaïek van oude en jonge zandontginningen en bossen. Kenmerkend voor de oude zandontginningen zijn dorpen en buurtschappen zonder open akkercomplexen en bijhorende groenstructuren. Op enkele plaatsen komen open akkercomplexen voor. De bebouwing en de akkers liggen vaak op de rand van de beekdalen, de graslanden (beemden) in het beekdal en de (voormalige) heidevelden op de hogere zandgronden.


De jongere ontginningen hebben vaak een open karakter met een rationeel patroon van wegen, waterlopen en percelen. De openheid wordt onderbroken door erfbeplanting en wegbeplanting. Daarnaast komen ook meer besloten jonge zandontginningen voor, met bebouwing langs oude wegen, kleinschaligheid door de afwisseling van akkers en weiden met bosjes en losstaande bomen. Op de overgang van bos naar beekdal is een coulissenlandschap ontstaan met transparante bomenrijen, gericht op de beek. Het Liesbos, het Ulvenhoutse Bos en het Chaamse Bos zijn zeer oude bossen die de kaalslag van de middeleeuwen overleefden. De verschillen tussen de oude en jonge ontginningen zijn door landinrichting in de afgelopen decennia grotendeels verloren gegaan. Het agrarische gebied van de Baronie heeft een meer open karakter gekregen doordat veel perceelrandbegroeiing is verdwenen. Ten zuiden van Breda hebben veel dorpen hun kleinschalige karakter behouden, zoals Galder, Strijbeek, Hulten en Molenschot. De destijds voor de landbouw op het zand zo belangrijke beemdenzone heeft zijn open graslandkarakter behouden.


De beoogde ontwikkeling in het plangebied leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden. In het kader van de beoogde herontwikkeling wordt een omvang van 4.700 m² aan stallen gesloopt. Deze bebouwing was tot direct voor sloop in gebruik voor het houden van varkens en is niet cultuurhistorisch waardevol.


De Hulteneindsestraat is een weg met een redelijke hoge geografische waarden in het kader van cultuurhistorie. Deze waarden worden niet aangepast, maar eerder versterkt door sanering van de veehouderij. De diep in het landschap liggende stallen worden gesaneerd en de ondergrond wordt weer ingezaaid ten behoeve van agrarische gewassen. De bebouwing aan het lint wordt kleinschaliger. Er is vanaf het lint doorzicht naar het daar achter gelegen landschap. Als gevolg van de beoogde herontwikkeling gaan geen cultuurhistorische waarden verloren.

5.3 Natuur

5.3.1 Inleiding

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht geworden. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Zowel in de voorgaande als nieuwe wetgeving zijn de nationale natuurwetgeving en internationale richtlijnen en verdragen verankerd, zoals Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetland-Conventie, Conventie van Bern, Cites en Verdrag van Ramsar. De wet is opgesplitst in de bescherming van gebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van soorten (soortenbescherming).

5.3.2 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te wetende Natura 2000-gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijn is bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het vereist dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in deze Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Navolgende figuur geeft een beeld van de ligging van het plangebied ten opzichte van natuurgebieden in de omgeving.


afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPHulteneind15tm19-VA01_0026.jpg"

Figuur 24: Uitsnede kaart met EHS en Natura2000 in de omgeving

5.3.3 Soortenbescherming

In de Wet natuurbescherming geldt een aantal verbodsbepalingen ter bescherming van planten- en diersoorten. Er is sprake van twee beschermingsniveaus, te weten: Europees beschermde soorten volgens de Habitat- en Vogelrichtlijn en Nationaal beschermde soorten. Voor alle inheemse diersoorten, beschermd of onbeschermd, geldt de zorgplicht. De zorgplicht wil zeggen dat men deze niet onnodig mag doden, verwonden of beschadigen. Voor onbeschermde soorten geldt geen ontheffingsplicht maar alleen de zorgplicht. Naast soorten beschermt de Wet natuurbescherming ook verblijfplaatsen die als 'vast' kunnen worden aangemerkt. Een vaste verblijfplek betreft een verblijfplek waarnaar een dier regelmatig terugkeert en niet slechts eenmalig voor een specifieke functie gebruikt wordt, zoals de nesten van de meeste vogels. Voor beschermde soorten dienen de effecten op populatieniveau te worden getoetst. In tegenstelling tot de voorgaande Flora- en faunawet is de bescherming in mindere mate individueel en dient de staat van de instandhouding van de gehele populatie in aanmerking te worden genomen.

5.3.4 Flora en fauna onderzoek

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Inleiding

Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien. De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid. Bovendien draagt de toelichting bij aan de planinterpretatie.

6.2 Toelichting Op De Analoge Verbeelding

De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied. Daartoe zijn op de verbeelding onder meer bestemmingsvlakken, functie-aanduidingen en bouwvlakken opgenomen.


De analoge verbeelding bestaat uit een planverbeelding, getekend op een digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1.000. De bestemming 'Agrarisch' is opgenomen. Ter plaatse van de te behouden akkerbouwtak aan Hulteneindsestraat 19 is een agrarisch bouwvlak opgenomen en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - slooplocatie ruimte voor ruimte'. De woningen aan Hulteneindsestraat 15, 15a en 17 hebben de bestemming 'Wonen'.


Op de verbeelding is de plangrens opgenomen Het hele plangebied heeft, conform het vigerende bestemmingsplan de gebiedsaanduidingen 'overige zone -agrarisch balansgebied' en 'overige zone - ihcs - 1' en de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1'.

6.3 Algemene Toelichting Op De Regels

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:

  • Betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen);
  • De gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingen);
  • Algemene regels (Hoofdstuk 3 Aanvullende regels);
  • Overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).


Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijking van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het aanleggen.


De specifieke afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en de toegankelijkheid van het bestemmingsplan bevorderd.

6.4 Toelichting Op De Bestemming

6.4.1 Agrarisch

Op de slooplocatie worden de gronden die tot de veehouderij behoorden, bestemd naar een reguliere agrarische bestemming, conform de omliggende gronden. De locatie aan Hulteneindsesetraat 19 blijft ten behoeve van de akkerbouw bestemd als 'Agrarisch' en is voorzien van een bouwvlak. Dit bouwvlak is rondom de bestaande bebouwing gelegen. Middels de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - slooplocatie ruimte voor ruimte' is verankerd dat de bestaande bebouwing de maximaal toegestane bebouwing is.

6.4.2 Groen - Landschappelijke inpassing

Ter verankering en borging van de landschappelijke inpassing en kwaliteitverbetering is de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' opgenomen.

6.4.3 Wonen

De bedrijfswoningen aan Hulteneindsestraat 15,15a en 17 worden bestemd naar een reguliere woonbestemming in het kader van het realiseren van een passende andere herbestemming bij deelname aan de regeling Ruimte voor Ruimte.

6.4.4 Waarde - Landschap 1

Om de kwetsbare landschapstypen te beschermen is in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap -1 opgenomen. Deze dubbelbestemming is conform het vigerende bestemmingsplan opgenomen in dit bestemmingsplan. .

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is samen met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In deze Grexwet is bepaald dat een gemeente bij het vaststellen van een planologische maatregel dat mogelijkheden biedt voor de bouw van één of meer hoofdgebouwen, verplicht is maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat de kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Voor de ontwikkeling van dit plan is er sprake van een particulier initiatief. De gemeente Gilze-Rijen zal in het kader van het bepaalde in de Grexwet daarom alle door de gemeente te maken kosten verhalen op de initiatiefnemer. Dit wordt met de initiatiefnemer kortgesloten middels een anterieure overeenkomst.


De initiatiefnemer is zich ervan bewust dat alle kosten die gemaakt worden in of ten behoeve van de procedure en de uitvoering voor rekening van de initiatiefnemer komen. Dit betreft onder meer de kosten voor de benodigde onderzoeken, de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan, de legeskosten die voldaan dienen te worden en eventuele planschade die door uitvoering van het bestemmingsplan optreedt.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan wordt conform de wettelijke vereisten kenbaar gemaakt. Naar aanleiding van zienswijzen op het bestemmingsplan zal een heroverweging op deze onderdelen plaatsvinden en kan besloten worden dit bestemmingsplan op een aantal punten gewijzigd vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Overleg Inspraak Zienswijzen En Procedure

8.1 Inspraak

In de Gemeentewet is bepaald dat de gemeenteraad een inspraakverordening dient vast te stellen waarin geregeld wordt op welke wijze ingezetenen en andere belanghebbenden bij de voorbereiding van een bestemmingsplan worden betrokken. In de inspraakverordening is aangegeven dat inspraak wordt verleend wanneer dit wettelijk verplicht is. Daarnaast kan elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluiten of inspraak wordt verleend.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen hebben in de vergadering van 2 oktober 2018 besloten het voorontwerp van het bestemmingsplan Hulteneindsestraat 15, 15a, 17 en 19 voor eenieder ter inzage te leggen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 16 oktober 2018 voor 6 weken ter inzage, tot en met 27 november 2018 ter inzage gelegen.

Binnen deze termijn is één inspraakreactie ontvangen. Naar aanleiding van deze reactie is in dit bestemmingsplan verduidelijkt dat geen sprake is van een duurzame locatie voor de veehouderij. Het inspraakverslag is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

8.2 Overleg

Het waterschap Brabantse Delta en de provincie Noord-Brabant zijn in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg. Het waterschap geeft in een vooroverlegreactie in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan omdat de belangrijkste uitgangspunten voor het waterschap naar wens zijn opgenomen.

Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de provincie Noord-Brabant is het bestemmingsplan aangevuld. Samengevat betreft dit de volgende wijzigingen:

  • In de planregels is opgenomen dat hervestiging van een veehouderij in welke vorm dan ook in de toekomst is uitgesloten en dat géén (extra) bedrijfsbebouwing voor welke functie dan ook mag worden opgericht of toegevoegd. Dit is een voorwaarde bij deelname aan de Regeling Ruimte voor Ruimte. In artikel 3.2 onder a is reeds opgenomen dat de resterende bebouwing ook de maximaal toegestane bebouwing betreft. Het hervestigen van een veehouderij is toegevoegd als zijnde strijdig gebruik. Ook is een veehouderij expliciet uitgesloten in de bestemmingsomschrijving. Het begrip veehouderij dat gehanteerd wordt in de Verordening ruimte Noord-Brabant is toegevoegd aan de begrippen in artikel 1 van de regels.
  • In de algemene regels is een voorwaardelijke verplichting voor sloop toegevoegd.
  • Conform artikel 7.7 lid 5 sub c van de Verordening ruimte Noord-Brabant dient te worden uitgesloten dat een andere bestemming dan een woonbestemming in de toekomst kan worden gerealiseerd op een locatie waar een agrarisch bedrijf is toegestaan. Derhalve is de wijzigingsbevoegdheid die in artikel 8.2.2. was opgenomen ten behoeve van wijziging naar andere functie bij sanering van een agrarisch bedrijf, verwijderd en aangepast opgenomen in de bestemming 'Agrarisch', zodat alleen wijziging naar een woonfunctie resteert.
  • De tegenprestatie in het kader van kwaliteitverbetering van het landschap is nader gespecificeerd. In deze toelichting is opgenomen hoe de kwaliteitverbetering in verhouding staat tot de geleverde tegensprestatie.
  • De bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing' is toegevoegd aan de regels en op de verbeelding.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 14 februari tot en met 27 maart 2019 ter visie gelegen. Hierop zijn drie zienswijzen ontvangen en deze worden in nota van zienswijzen behandeld en van een reactie voorzien. De nota van zienswijzen behoort als bijlage bij deze toelichting. Naar aanleiding van zienswijzen is dit bestemmingsplan aangevuld. Samengevat betreft dit de volgende wijzigingen:

  • Er is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd en toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Paragraaf 4.7. van deze toelichting is tevens aangevuld.
  • De regels van het bestemmingsplan zijn op ondergeschikte onderdelen aangevuld, waarmee vooral naleving van artikel 3.2 van de Verordening ruimte Noord-Brabant via een voorwaardelijke verplichting extra geborgd wordt.
  • De bestemming 'Groen' is gewijzigd in de bestemming 'Groen - Landschappelijke inpassing'.

8.4 Procedure

De bestemmingsplanprocedure conform de Wet ruimtelijke ordening wordt beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. In de Wet ruimtelijke ordening zijn hierop nog enkele wijzigingen beschreven. Samengevat is de bestemmingsplanprocedure als volgt:

  • het ontwerpbestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage;
  • gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijzen naar voren brengen aan de gemeenteraad;
  • binnen twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast;
  • de vaststelling van het bestemmingsplan dient binnen twee weken na de vaststelling bekend gemaakt te worden behoudens de hieronder genoemde uitzonderingen;
    1. 1. Gedeputeerde Staten hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledige door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan.
    2. 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijzen van Gedeputeerde Staten wijzigingen aangebracht.
  • Is één van bovenstaande twee gevallen aan de orde, dan mag het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan pas bekend worden gemaakt nadat zes weken zijn verstreken. Het bestemmingsplan wordt dan voor zes weken ter inzage gelegd waartegen beroep kan worden ingesteld.


Wanneer er geen beroep wordt ingesteld, dan treedt het bestemmingsplan in werking en wordt het bestemmingsplan onherroepelijk. Wanneer een beroep aanhangig is gemaakt treedt het bestemmingsplan in werking maar wordt (vooralsnog) niet onherroepelijk. Bij het instellen van een voorlopige voorziening kan het bestemmingsplan worden geschorst en treedt dan niet in werking.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Flora En Fauna Onderzoek

Bijlage 2 Flora en fauna onderzoek

Bijlage 3 Inspraakverslag

Bijlage 3 Inspraakverslag

Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 4 Onderzoek externe veiligheid

Bijlage 5 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 5 Nota van zienswijzen