De Nieuwe Erven te Molenschot
Bestemmingsplan - Gemeente Gilze en Rijen
Vastgesteld op 20-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan De Nieuwe Erven te Molenschot met identificatienummer NL.IMRO.0784.BPdenieuweerven-VG01 van de gemeente Gilze en Rijen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0784.BPdenieuweerven-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan huis gebonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies zoals vermeld in de 'Lijst van vrije beroepen' Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.
Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven;
1.4 aan huis gebonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk met ondergeschikte functies waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt. Het bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven;
1.5 aan- / uitbouw:
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt, deel van een hoofdgebouw dat door zijn indeling en inrichting is bestemd om hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de hoofdfunctie;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.9 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
1.10 afhankelijke woonruimte:
een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden;
1.11 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf -niet zijnde een aan-huis-gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven. Voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.
1.12 archeologisch deskundige:
een door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de geldende kwaliteitscriteria VTH en adviseert en beoordeelt conform de ten tijde van het advies of beoordeling geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.13 archeologisch onderzoek:
onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische relicten door een gecertificeerde instantie werkend volgens de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van Aanpak (PvA) (bij booronderzoek) of Programma van Eisen (PvE) (bij gravend onderzoek).
1.14 archeologisch rapport:
rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.15 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.16 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.18 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.19 begane grond:
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een onderbouw;
1.20 behoudsmaatregelen:
document waarin maatregelen zijn geformuleerd die getroffen worden om archeologische resten in de bodem te behouden en te beschermen tijdens de uitvoering van werkzaamheden en het gebruik van de gronden nadien.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.24 bijgebouw
een niet voor zelfstandige bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.32 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand;
1.33 dakopbouw:
bouwlaag welke maximaal 70% van het bebouwde oppervlak van de daaronder gelegen bouwlaag van het hoofdgebouw omvat.
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, kapsalon, schoonheidssalon, schoenmaker of reisbureau;
1.36 eengezinswoning:
een gebouw dat uitsluitend één woning omvat;
1.37 eigen terrein:
ruimte in, op of onder een gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met twee of meer wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege het weg- of vliegverkeer, een industrieterrein en/of het spoorwegverkeer.
1.40 geluidsgevoelig object
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder.
1.41 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.42 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat en/of woningen boven een andere functie op de begane grond en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.44 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.45 inwoning:
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden aangebouwde bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerverhuur niet toegestaan is;
1.46 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband;
1.47 mantelzorgbehoevende:
eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
1.48 mantelzorgverlener:
diegene die (deels) in een behoefte van een mantelzorgbehoevende voorziet;
1.49 meergeneratiewoning:
één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;
1.50 NAP:
Nieuw Amsterdams Peil;
1.51 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, milieuvoorzieningen, e.d.;
1.52 ondergeschikte functies:
functies waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing als zodanig mag worden gebruikt;
1.53 overkapping/ carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal één gesloten wand;
1.54 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.55 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.56 perceelsgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling en tussen bouwpercelen en openbaar gebied;
1.57 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.58 seks- en /of pornobedrijf:
een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen.
Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen;
1.59 stedenbouwkundige samenhang:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
1.60 twee-aaneengebouwde woningen:
blokken van twee eengezinswoningen welke aan maximaal één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd en door een gemeenschappelijke scheidingsmuur met elkaar zijn verbonden;
1.61 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen;
- a. bruto verkoopvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van functies, gerekend op alle bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; - b. netto verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimtes, alleen op de begane grond, ten behoeve van de detailhandel;
1.62 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loop langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
1.63 vrijstaand bijgebouw:
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte, of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;
1.64 vrijstaande woning:
eengezinswoning welke aan beide zijden van de woning niet in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
1.65 waterberging:
voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk en bestrating;
1.66 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan waterbergbezinbasins, retentievijvers, WADI’s, duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
1.67 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen, bermsloten en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende bushaltes, parkeerplaatsen en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.68 wonen:
de afzonderlijke huisvesting van huishoudens in woningen al dan niet in samenhang daarmee aan-huis-gebonden-beroepen;
1.69 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
1.70 zijdelingse en achterste perceelsgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.71 zorgwoning:
zelfstandige woning voor mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op zorg en ondersteuning aan huis. Het gaat om mensen die gemiddeld op niveau 3 zitten van de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM).
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
wordt gemeten tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw, bouwwerken geen gebouwen zijnde of gebouwencomplex, gemeten op één meter boven het gemiddelde maaiveld van het aansluitende afgewerkte terrein;
2.3 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel of bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 de breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.7 de diepte van een gebouw:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels gemeten van de voorgevel tot de achtergevel en 1 m boven peil en waarbij de grootste maat (gemeten evenwijdig aan één van de zijgevels ) bepalend is;
2.8 de verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf peil;
2.9 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.10 lessenaarsdak:
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht. Hierbij betreft de goothoogte de laagste zijde en de bouwhoogte de hoogste zijde;
2.11 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.13 de lengte en breedte van een bouwwerk:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren), met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.14 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:
horizontaal tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren over alle bouwlagen;
2.15 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.16 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, lichtkoepels, antennes, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,0 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. ondergrondse voorzieningen zoals bergbezinkbassins, drinkwatervoorzieningen en (hoofd)riolering;
- f. kunstobjecten;
- g. hondentoilet;
- h. straatmeubilair;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' tevens een speelplaats of speelveld.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik van de grond wordt in ieder geval verstaan:
- a. tijdelijke of permanente bewoning;
- b. het gebruik als standplaats voor woonwagens;
- c. het gebruik als kampeerterrein;
- d. seks- en/of pornobedrijf en prostitutie.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bevoegd gezag kan afwijken bij omgevingsvergunning voor gebruik van het bepaalde in artikel 3.1 om parkeerplaatsen mogelijk te maken met dien verstande dat de noodzaak voor parkeerplaatsen moet worden aangetoond middels een parkeeronderzoek.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en natuurgebieden;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
- c. recreatief medegebruik;
- d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, wandel- en fietspaden en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en waterberging;
- e. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van natuur – waterhuishoudkundige voorzieningen” tevens waterbergende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan het niet uitvoeren van de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 3. De vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap moet worden uitgevoerd binnen twee jaar nadat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen rechtskracht heeft verkregen en het aldus tot stand gebrachte dient daarna in stand te worden gehouden.
4.4 Aanleg vergunning
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bushaltes inclusief bijbehorende abri's;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen en -gangen, kunstwerken, kunstobjecten en straatmeubilair;
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de afzonderlijke huisvesting van huishoudens in vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengebouwde eengezinshuizen, en gestapelde woningen al dan niet in samenhang daarmee aan huis gebonden beroepen;
- b. tuinen en erven;
- c. zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en daarvoor gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke bouwregels
Het gebruik van een object voor het wonen, als geluidgevoelige functie, is uitsluitend toegestaan indien:
- a. De karakteristieke geluidwering van een uitwendinge scheidingsconstructie van een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie aantoonbaar niet kleiner is dan het in de tabel aangegeven geluidniveau;
Geluidbelasting in Ke vereiste karakteristieke geluidwering in dB 36-40 30-33 41-45 33-36 46-50 36-40 meer dan 50 40 - b. De uitwendinge scheidingsconstructie van een verblijfsruimte heeft een bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2dB of dB(A) lager is dan de karakteristieke geluidwering bedoeld in lid a.
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de bebouwingsdiepte en de dakvorm van hoofd- en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:
- a. De nadere eisen dienen noodzakelijk te zijn ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld en handhaving van het historisch beeld dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing.
- b. De nadere eisen dienen noodzakelijk te zijn ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met dien verstande dat van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang sprake is als door een bebouwings- of gebruiksinitiatief:
- 1. de bebouwingskarakteristiek ('aaneengebouwd', 'twee-aaneen' en 'vrijstaand') wordt aangetast;
- 2. de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
- 3. de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de stedenbouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
6.5 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van
- 1. Het bepaalde in artikel 6.2.1 sub f voor het bouwen van een afwijkende dakvorm, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is;
- 2. Het bepaalde in artikel 6.2.3 sub d voor het realiseren van een aanbouw tot een diepte van maximaal 1,5 meter voor de voorgevelrooilijn, mits dit geen verstoring betekenen van de stedenbouwkundige opzet van het plan;
- 3. Het bepaalde in artikel 6.2.3 sub c voor het bouwen van een bijgebouw waarvan de nok (bij benadering) loodrecht op de zijdelingse perceelsgrens staat.
- 4. Het bepaalde in artikel 6.2.4sub c ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de bouw van antennes tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter;
- 5. het bepaalde in lid 6.2.2 sub b ten behoeve van het creëren van een extra wooneenheid ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek' om het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden te stimuleren, met inachtneming van het volgende:
- na splitsing bedraagt de inhoud per wooneenheid ten minste 600 m³;
- de splitsing heeft alleen betrekking op de woningen, het bouwvlak dient gehandhaafd te blijven;
- na de splitsing dient de specifieke bouwaanduiding 'gesplitst' te worden opgenomen dat aangeeft dat de bebouwing gesplitst is;
- 6. het bepaalde in artikel 6.2.2 onder c voor het toestaan van een afwijkende goothoogte tot een maximum van 6 meter, mits dit stedenbouwkundig verantwoord is.
- b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a dient het onderstaande in acht te worden genomen:
- 1. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
- 2. Er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu.
6.6 Specifieke gebruiksregels
6.7 Afwijken van de gebruiksregels
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- a. de inrichting van het perceel zodanig is dat voldoende ruimte aanwezig is om het parkeren op eigen terrein te kunnen afwikkelen conform de voorwaarden uit artikel 6.6.1 sub a;
- b. de vergroting en/of vormverandering niet ten koste gaat van de oppervlakte aan openbaar gebied.
Artikel 7 Leiding - Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een watertransportleiding.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Ontheffing van de bouwregels
7.4 Aanlegvergunning
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming en ten dienste van archeologisch onderzoek uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag binnen de bouwvlakken - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag voor de overige gronden - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- d. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken;
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Aanlegvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil;
- c. burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in sub b indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt geschaad.
10.2 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige regels.
- b. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- c. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Luchtvaartverkeerszone
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone' (met nummer) dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:
- a. binnen de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 7' de hoogtematen van 40 m en 45 m boven NAP;
- b. binnen de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 8' de hoogtematen van 45 m en 50 m boven NAP;
- c. binnen de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - 9' de hoogtematen van 50 m en 55 m boven NAP;
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
12.2 Overig - IHCS - 1
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 1' ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan:
- a. 56 m boven NAP;
in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.
12.3 Vrijwaringszone - ILS - 5
12.4 Milieuzone - geluidgevoelige functie - 2 (>35-45 Ke-lijn)
In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone -geluidgevoelige functie - 2 (>35-45 Ke-lijn) dat het is toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten toe te voegen, mits het gaat om een opvulling van een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing of ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidgevoelige gebouwen of standplaatsen, conform artikel 5 en 6 van het Besluit geluidbelasting grote luchtvaart.
12.5 Herbegrenzing stedelijk gebied
Vanwege de herbegrenzing van het stedelijk gebied zijn op de verbeelding enkele gebiedsaanduidingen opgenomen:
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim Omgevingsverordening toe te voegen Stedelijk gebied' wordt het werkingsgebied 'Stedelijk gebied' toegevoegd;
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim Omgevingsverordening toe te voegen Concentratiegebied' wordt het werkingsgebied 'Concentratiegebied' toegevoegd;
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim Omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied' wordt het werkingsgebied 'Landelijk gebied' verwijderd;
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim Omgevingsverordening te verwijderen Groenblauwe mantel' wordt het werkingsgebied 'Groenblauwe mantel' verwijderd;
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim Omgevingsverordening te verwijderen Gemengd landelijk gebied' wordt het werkingsgebied 'Gemengd landelijk gebied' verwijderd;
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in deze regels ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%, indien in verband met ingekomen aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen deze wijzigingen nodig zijn;
- b. het afwijken van de aangeduide of in de regels aangegeven maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen, mits deze met niet meer dan 10% worden veranderd;
- c. het overschrijden van de aangeduide bouwgrens(zen) voor de bouw van bouwwerken van ondergeschikte aard zoals loggia’s, keldertoegangen, dakoverstekken, luifels en balkons, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen tot maximaal 1,50 meter in de richting van de weg, met inachtneming van het overig bepaalde in deze regels, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving;
- d. het overschrijden van de voorgeschreven bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bouw van antennes met een maximale bouwhoogte van 40 meter, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Parkeren
Ten aanzien van het parkeren geldt de volgende regeling:
- a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van:
- 1. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht; of
- 2. een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan;
dient te worden verzekerd dat wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid. Dit wordt getoetst aan de hand van de normen en uitgangspunten, als vastgelegd in de Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017, inclusief de daarin opgenomen mogelijkheden tot maatwerk;
- b. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a en toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid;
- c. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. gedurende de werkingsperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Nieuwe Erven te Molenschot' van de gemeente Gilze en Rijen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Vrije Beroepen
Bijlage 2 Lijst van vrije beroepen
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 3 Landschappelijke inpassing
Bijlage 1 Onderzoek Verkeer En Parkeren
Bijlage 1 Onderzoek verkeer en parkeren
Bijlage 2 Verkennend Bodem En Asbest In Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodem en asbest in bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Memo Externe Veiligheid Bouwplan De Nieuwe Erven
Bijlage 4 Memo externe veiligheid bouwplan de Nieuwe Erven
Bijlage 5 Waterparagraaf De Nieuwe Erven Molenschot
Bijlage 5 Waterparagraaf de Nieuwe Erven Molenschot
Bijlage 6 Memo Technische Invulling Waterbergingsopgave
Bijlage 6 Memo technische invulling waterbergingsopgave
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna Veenstraat Molenschot
Bijlage 7 Quickscan flora en fauna Veenstraat Molenschot
Bijlage 8 Nader Onderzoek Beschermde Soorten Veenstraat Molenschot
Bijlage 8 Nader onderzoek beschermde soorten Veenstraat Molenschot
Bijlage 9 Memo Stikstofonderzoek Bouw- En Gebruiksfase
Bijlage 9 Memo stikstofonderzoek bouw- en gebruiksfase
Bijlage 10 Inventariserend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Inventariserend archeologisch onderzoek
Bijlage 11 Geuronderzoek
Bijlage 12 Zorgvisie De Nieuwe Erven ‘Project Wonen Met Zorg'
Bijlage 12 Zorgvisie De Nieuwe Erven ‘project wonen met zorg'
Bijlage 13 Lagenbenadering Woningbouwontwikkeling Van ‘De Nieuwe Erven’
Bijlage 13 Lagenbenadering woningbouwontwikkeling van ‘De nieuwe erven’
Bijlage 14 Beeldkwaliteitsplan ‘De Nieuwe Erven’ Molenschot
Bijlage 14 Beeldkwaliteitsplan ‘De nieuwe Erven’ Molenschot
Bijlage 15 Vormvrije Mer-beoordeling ‘De Nieuwe Erven, Molenschot'
Bijlage 15 Vormvrije mer-beoordeling ‘De nieuwe erven, Molenschot'
Bijlage 16 Participatieverslag De Nieuwe Erven Molenschot
Bijlage 16 Participatieverslag De Nieuwe Erven Molenschot
Bijlage 17 Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan De Nieuwe Erven
Bijlage 17 Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan De Nieuwe Erven