KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Centrum 1
Artikel 6 Centrum-horeca
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Parkeergarage
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Waarde-archeologie 1
Artikel 18 Waarde-archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.2 Doel En Aanleiding Van Het Plan
1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plan
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Inventarisatie Bestaande Situatie
2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis
2.2 Historische Stadsstructuur En Vestingwerken
2.3 Stedenbouwkundige Structuur
2.4 'S-hertogenbosch; Centrum Van De Regio
2.5 Binnenstad Als Conflictgebied
2.6 Beschermd Stadsgezicht
2.7 Functionele Structuur
2.8 Groen- En Waterstructuur
2.9 Verkeersstructuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten
4.1 Inleidend
4.2 Ruimtelijke Uitgangspunten
4.3 Functionele Uitgangspunten
4.4 Planmethodiek En Complexe Opgaven
4.5 Bestemming Van Bijzondere Gebieden In De Binnenstad
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleidend
5.2 Gewenste Ruimtelijke Ontwikkeling
5.3 Gewenste Functionele Ontwikkeling
5.4 Planmethodiek En Complexe Opgaven
5.5 Bijzondere Deelgebieden
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Waterhuishouding
6.2 Riolering
6.3 Beleid Voor Integraal Waterbeheer
6.4 Kansen En Afwegingen Voor Integraal Waterbeheer In De Bossche Binnenstad
6.5 Integrale Watertoets Binnenstad
Hoofdstuk 7 Milieuaspecten
7.1 Inleidend
7.2 Geluid
7.3 Bodem
7.4 Externe Veiligheid
7.5 Luchtkwaliteit
7.6 Bedrijvigheid
7.7 Flora- En Fauna
7.8 Duurzaamheid
7.9 Overige Belemmeringen
Hoofdstuk 8 Juridische Aspecten
8.1 Inleidend
8.2 Planmethodiek
8.3 Regels
8.4 Verbeelding
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Inspraak En Overleg
Bijlage 1 Lijst Van Gebouwen Binnenstad Met Hoogtematen En Aantal Bouwlagen
Bijlage 2 Stegenkaart
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"
Bijlage 1 Archeologische Beleidskaart Binnenstad
Bijlage 2 Monumentenkaart
Bijlage 3 Bouwhistorische Waardenkaart
Bijlage 4 Uitgangspunten Watertoets Waterschap Aa En Maas
Bijlage 5 Verslag Inspraakavond
Bijlage 6 Overzicht Horecapanden Met Horeca Op De Verdieping

Binnenstad

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Binnenstad van de gemeente 's-Hertogenbosch.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002067-1401 met de bijbehorende regels.

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 ambachtelijke bedrijvigheid:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.

1.10 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.11 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende bouwvergunning en/of omgevingsvergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.15 bijzondere woonvoorzieningen:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, souterrain, dakopbouw en/of zolder.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevel.

1.25 dakterras:

buitenruimte gelegen boven de goothoogte of boeiboordhoogte van een (deel van een) gebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende bestemming.

1.29 functie-ondersteunende horeca:

functie-ondersteunende horeca 1 bij een andere hoofdfunctie dan horeca behorende, daaraan ondergeschikte (maximaal 20% van het netto-vloeroppervlak) en niet-zelfstandige horeca in de horecacategorie als omschreven onder "horecabedrijf categorie 2 en/of 3" en waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie, zonder aparte toegang en niet fysiek gescheiden van de hoofdfunctie.

functie-ondersteunende horeca 2 bij een detailhandel in voor consumptie bestemde artikelen (zoals bakker, slager, kaas e.d.) behorende, daaraan ondergeschikte (=maximaal 20% van het netto-vloeroppervlak en minder dan 35 m2) en niet-zelfstandige horeca in de horecacategorie als omschreven onder "horecabedrijf categorie 2" , waarbij produkten al dan niet onder het genot van niet-alcoholische drank worden aangeboden voor consumptie ter plaatse en waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de detailhandel, zonder aparte toegang en niet fysiek gescheiden van de hoofdfunctie.

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.32 horeca:

horecabedrijf categorie 1:

een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies en hotels.

horecabedrijf categorie 2:

het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, broodjeszaken en dergelijke)

horecabedrijf categorie 3:

een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder feestzalen.

horecabedrijf categorie 4:

  1. a. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
  2. b. inrichtingen, waarin een speelautomatenhal (conform de Wet op de Kansspelen) wordt geëxploiteerd.

1.33 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 kap of dakschild:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel een hellend dak met een hellingsvlak van ten minste 40° en ten hoogste 60°, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.35 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen en diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben.

1.36 parcellering

de indeling van de straatwand, bepaald door de breedte van de individuele panden.

1.37 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken.

1.38 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.39 prostitutie:

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.40 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.41 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.42 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 winterterras:

een semi-permanent gebouw, behorend bij de aan de openbare straat gelegen zijde van een hoofdgebouw wat bestemd is voor horecadoeleinden, waarvan de constructie van zodanige aard is, dat de wanden en eventueel het dak geheel verwijderbaar zijn.

1.44 wonen

woondoeleinden in de vorm van woningen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.45 wonen-werkgemeenschap:

wonen conform de bestemming wonen; daarnaast activiteiten in de vorm van praktijkvestiging, aan huisverbonden beroeps- of bedrijfsactiveit, maatschappelijke dienstverlening, recreatieve activiteiten en ambachtelijke bedrijvigheid.zoals genoemd in de bij deze bestemmingsregels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” onder de categorieën A, B of C.

1.46 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, woonwagens uitgezonderd.

1.47 woonboot:

een vaartuig, bestemd tot woning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze bestemmingsregels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

tenzij in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels anders is geregeld: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een kap die bestaat uit één of meerdere hellende dakvlakken waarbij de bovenzijde van de hellende dakvlakken grenzen aan een plat dak, deze daken worden ook wel afgetopte of afgesnoten daken genoemd, de goothoogte wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel aan de laagste zijde van het hellende dakvlak.

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.9 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse.

2.10 peil:

  1. a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaats van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bedrijf zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” onder de categorieën A, B of C, waarbij categorie C uitsluitend is toegestaan indien het bedrijf een directe ontsluiting heeft op de verkeersinfrastructuur met de bestemming Verkeer;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bedrijf van categorie D1' tevens voor een bedrijf, genoemd onder categorie D1 van de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bedrijf van categorie D3' tevens voor een bedrijf, genoemd onder categorie D3 van de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bedrijf van categorie D4' tevens voor een bedrijf, genoemd onder categorie D4 van de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bedrijf van categorie D5' tevens voor een bedrijf, genoemd onder categorie D5 van de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" tevens voor een ondergrondse parkeergarage, inclusief fietsenstalling ;
  7. g. productiegebonden detailhandel;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verdieping(en) tevens voor woondoeleinden, zoals omschreven in artikel 16.1 onder a;
  9. i. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  10. j. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, terreinen en stegen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.2 en 3.2.3, waarbij wordt toegestaan dat:

  1. 1. gebouwd wordt ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft;
  2. 2. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  3. 3. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  4. 4. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel;
  5. 5. het opdelen van vroeger samengevoegde panden;
  6. 6. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm of plat dak; de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  7. 7. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
  8. 8. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  9. 9. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht.

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 2 t/m 9 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden . Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 3.7.4 onder 2.

3.5 Specifieke gebruiksregels

a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. b. Tenzij onder 3.1 een specifieke bestemming voor een kelder is aangegeven, dient het gebruik van de kelder ten dienste te staan en onderdeel te zijn van de begane grond functie

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 ten behoeve van detailhandel in bouwmaterialen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woongebied in de omgeving.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid onder 3.5 en toestaan, dat bedrijven worden toegelaten, die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.
  3. c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 onder b. voor het vestigen van een zelfstandige functie in een kelderruimte onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.
  4. d. Voorzover het betreft de gronden, ter plaatse aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Watertoren' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5 voor de vestiging van horecadoeleinden, kantoordoeleinden, detailhandelsdoeleinden en maatschappelijke doeleinden of een combinatie hiervan.
  5. e. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Begane grond en kelder

  1. a. detailhandel;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. kantoren;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
  6. f. een bedrijf zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” onder de categorieën A, B of C, waarbij categorie C uitsluitend is toegestaan indien het bedrijf een directe ontsluiting heeft op de hoofdinfrastructuur;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bedrijf van categorie D2' tevens voor een bedrijf, genoemd onder categorie D2 van de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”;
  8. h. wonen, waarbij uitsluitend woningen zijn toegestaan en de vloeroppervlakte per woning ten minste 50 m2 moet bedragen, met dien verstande dat hiervan ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan afwijkende bestaande woonsituaties tevens zijn toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' tevens voor een horecabedrijf categorie 1;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens voor een horecabedrijf categorie 2;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2" tevens voor een horecabedrijf categorie 1 en 2;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' tevens voor een horecabedrijf categorie 2 en 3, met dien verstande dat ten aanzien van het gebouwencomplex Burgemeester Loeffplein /Pastoor de Kroonstraat geldt, dat in dit complex één horecavoorziening is toegelaten;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4a' tevens voor een horecabedrijf categorie 2, 3 en 4a;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4b' tevens voor een horecabedrijf categorie 4b;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -horeca in kelder- tevens zijn bestemd voor een horecabedrijf categorie 2 en 3 in de kelder;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' tevens voor een seksinrichting;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving''Water' ;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' voor een ondergrondse parkeergarage, inclusief fietsenstalling;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor parkeervoorzieningen;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' voor een ondergrondse fietsenstalling;
  21. u. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functieondersteunende horeca 2, verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven.

Tweede en hogere bouwlagen

op de tweede en hogere bouwlagen voor wonen, waarbij uitsluitend woningen zijn toegestaan en de vloeroppervlakte per woning ten minste 50 m2 moet bedragen en in de kap geen zelfstandige woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat hiervan- ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan- afwijkende bestaande woonsituaties tevens zijn toegestaan; ingeval van woonruimte in de kap moet deze deel uitmaken van de woning op de ondergelegen verdieping;

met dien verstande dat voor alle lagen geldt, dat:

1. de gronden zijn bestemd voor bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;

2. de functies die ten tijde van het in werking treden van dit plan reeds bestonden, tevens zijn toegestaan; 3. ter plaatse van de aanduiding kantoren tevens kantoren en dienstverlening zijn toegestaan op de verdieping.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. de cultuurhistorische en archeologische waarde;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel.

4.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4 , waarbij wordt toegestaan dat:

  1. 1. gebouwd wordt ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft;
  2. 2. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  3. 3. voor het toestaan van (een) zelfstandige woning(en) in de kap, mits geen sprake is van een monument of een bouwhistorisch waardevolle kap;
  4. 4. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren , mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  5. 5. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel ;
  6. 6. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  7. 7. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  8. 8. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  9. 9. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid;
  10. 10. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  11. 11. de minimale hoogte van de begane grondlaag lager mag zijn;
  12. 12. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;
  13. 13. stegen worden overbouwd waarbij de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende gebouwen;
  14. 14. hekken in stegen worden gebouwd teneinde deze voor publiek af te sluiten indien sprake is van een voortdurende onaanvaardbare overlast, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten is gewaarborgd; b. er vindt geen beperking van de functionele waarde (schakel in de stedelijke structuur) plaats;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor een andere situering van de hoofdtoegang van (boven)woningen dan is bepaald in 4.2.2 onder p, mits:

  • situering als bepaald in 4.2.2 onder p. op redelijke wijze niet geëist kan worden;
  • een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;
  • de brandveiligheid kan blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  • de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

c. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 2 t/m 12 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 4.7.4 onder 2.

4.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Tenzij onder 4.1 een specifieke bestemming voor horeca in een kelder is aangegeven, mag een kelder niet worden gebruikt als publieksruimte voor horeca; voor het overige geldt, dat gebruik van de kelder ten dienste dient te staan en onderdeel dient te zijn van de functie van de begane grond en/of van de verdieping(en);
  3. c. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "dakterrassen uitgesloten" is het gebruik als dakterras verboden;
  4. d. Gebruik van ruimten binnen woningen en bij de woningen behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet publieksaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    4. 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

e. Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van ruimten binnen woningen en bij woningen behorende bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a en toestaan dat de functies als bedoeld in lid 4.1 op de tweede en hogere bouwlagen worden toegelaten indien de instandhouding van het pand in het gedrang komt en vestiging van genoemde functies een wezenlijke bijdrage levert aan die instandhouding, dan wel indien gebleken is dat de mogelijkheden inzake de haalbaarheid van wonen voor het betreffende bouwperceel of onderdeel daarvan geheel is uitgeput.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a en toestaan, dat bedrijven worden toegelaten, die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.
  3. c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.5 onder e. ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    4. 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
    5. 5. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    6. 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop, ondergeschikt aan en in verband met de activiteit.
  4. d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder b. voor het vestigen van een zelfstandige - op de begane grond toegelaten - functie in een kelderruimte onafhankelijk van de beganegrondfunctie, mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.
  5. e. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 4.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor zover dit betrekking heeft op het verwijderen van de functieaanduiding als bedoeld in lid 4.1 onder h t/m o, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 5 Centrum 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
  3. c. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en waarden van het beschermd stadsgezicht;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h. van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving''Water';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca op de verdieping -' tevens voor een horecabedrijf categorie 2 op de verdieping;
  6. f. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functieondersteunende horeca 1, verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, terreinen en stegen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van Binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel.

5.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.2.2 , waarbij wordt toegestaan dat:

  1. 1. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  2. 2. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden op de verdieping zichtbaar blijft;
  3. 3. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  4. 4. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  5. 5. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
  6. 6. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel ;
  7. 7. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  8. 8. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  9. 9. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 1 t/m 7 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 5.7.4 onder 2.

5.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

b. Het gebruik van de kelder dient ten dienste te staan en onderdeel te zijn van de begane grond functie.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 5.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5 onder b. voor het vestigen van een zelfstandige functie in een kelderruimte onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.

5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 6 Centrum-horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum-Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijf categorie 1 en 2;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' uitsluitend voor een horecabedrijf categorie 2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verdieping(en) tevens voor woondoeleinden, zoals omschreven in artikel 16.1 onder a;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
  5. e. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht.
  2. b. de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel.

6.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.2, waarbij wordt toegestaan dat:

  1. 1. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  2. 2. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  3. 3. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  4. 4. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en het maken van doorbraken in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  5. 5. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
  6. 6. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel ;
  7. 7. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  8. 8. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  9. 9. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 1 t/m 9 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 6.7.4 onder 2.

6.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;
  2. b. Het gebruik van de kelder dient ten dienste te staan en onderdeel te zijn van de functie van de begane grond en/of verdiepingen.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 6.5indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 onder b en toestaan, dat een zelfstandige functie in een kelderruimte wordt gevestigd onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt,kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.

6.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 7 Cultuur En Ontspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bioscoop;
  2. b. creativiteitscentrum;
  3. c. dansschool;
  4. d. museum;
  5. e. muziekschool;
  6. f. muziektheater;
  7. g. theater ;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verdieping(en) tevens voor woondoeleinden, zoals omschreven in artikel 16.1 onder a;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens voor een horecabedrijf categorie 2;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' tevens voor een horecabedrijf categorie 2 en 3;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving ''Water' ;
  12. l. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  13. m. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functieondersteunende horeca 1, verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, terreinen en stegen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht.
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel.

7.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.2en 7.2.3, waarbij wordt toegestaan dat:

  1. 1. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  2. 2. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en het maken van doorbraken in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  3. 3. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel;
  4. 4. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld ;
  5. 5. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  6. 6. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kammenstructuur;
  7. 7. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
  8. 8. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  9. 9. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor een andere situering van de hoofdtoegang van (boven)woningen dan is bepaald in 7.2.2 onder m, mits:

  • situering als bepaald in 7.2.2 onder m op redelijke wijze niet geëist kan worden;
  • een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;
  • de brandveiligheid kan blijven voldoen aan het Bouwbesluit ;
  • de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

c. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 1 t/m 9 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 7.7.4 onder 2.

7.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;
  2. b. Tenzij onder 7.1 een specifieke bestemming voor horeca in een kelder is aangegeven, mag een kelder niet worden gebruikt als publieksruimte voor horeca; voor het overige geldt, dat gebruik van de kelder ten dienste dient te staan en onderdeel dient te zijn van de functie van de begane grond en/of van de verdieping(en).

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 7.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5 onder b en toestaan, dat een zelfstandige functie in een kelderruimte wordt gevestigd onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.

7.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Begane grond en kelder

  1. a. dienstverlening;
  2. b. kantoren;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
  5. e. een bedrijf zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage 3 behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” onder de categorieën A, B of C, waarbij categorie C uitsluitend is toegestaan indien het bedrijf een directe ontsluiting heeft op de hoofdinfrastructuur;
  6. f. wonen, waarbij uitsluitend woningen zijn toegestaan en de vloeroppervlakte per woning ten minste 50 m2 moet bedragen, met dien verstande dat hiervan ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan afwijkende bestaande woonsituaties tevens zijn toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens voor een horecabedrijf categorie 2;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' tevens een horecabedrijf categorie 2 en 3;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4a' tevens voor een horecabedrijf categorie 4a;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4b' tevens voor een horecabedrijf categorie 4b;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'religie' tevens voor religieuze-levensbeschouwelijke doeleinden;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor ondergrondse parkeergarage, inclusief fietsenstalling;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor parkeervoorzieningen;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving ''Water' ;
  16. p. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functieondersteunende horeca 2, verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven.

Tweede en hogere bouwlagen

wonen, waarbij uitsluitend woningen zijn toegestaan en de vloeroppervlakte per woning ten minste 50 m2 moet bedragen en in de kap geen zelfstandige woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat hiervan- ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan- afwijkende bestaande woonsituaties tevens zijn toegestaan; ingeval van woonruimte onder de kap moet deze deel uit maken van de woning op de ondergelegen verdieping,

met dien verstande dat voor alle lagen geldt, dat:

1. de gronden zijn bestemd voor bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;. 2.de functies die ten tijde van het in werking treden van dit plan reeds bestonden, tevens zijn toegestaan.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. de cultuurhistorische en archeologische waarde;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel.

8.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2.2, 8.2.3 en 8.2.4, waarbij wordt toegestaan, dat:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' gebouwd wordt ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft;
  2. 2. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  3. 3. voor het toestaan van (een) zelfstandige woning(en) in de kap, mits geen sprake is van een monument of een bouwhistorisch waardevolle kap;
  4. 4. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  5. 5. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel ;
  6. 6. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  7. 7. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  8. 8. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  9. 9. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid;
  10. 10. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  11. 11. de minimale hoogte van de begane grondlaag lager mag zijn;
  12. 12. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;
  13. 13. stegen worden overbouwd waarbij de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende gebouwen;
  14. 14. hekken in stegen worden gebouwd teneinde deze voor publiek af te sluiten indien sprake is van een voortdurende onaanvaardbare overlast, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten is gewaarborgd; b. er vindt geen beperking van de functionele waarde (schakel in de stedelijke structuur) plaats,

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor een andere situering van de hoofdtoegang van (boven)woningen dan is bepaald in 8.2.2 onder o, mits:

  • situering als bepaald in 8.2.2 onder o. op redelijke wijze niet geëist kan worden;
  • een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;
  • de brandveiligheid kan blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
  • de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.

c. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 2 t/m 12 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 8.7.4 onder 2.

8.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Tenzij onder 8.1 een specifieke bestemming voor horeca in een kelder is aangegeven, mag een kelder niet worden gebruikt als publieksruimte voor horeca; voor het overige geldt, dat gebruik van de kelder ten dienste dient te staan en onderdeel dient te zijn van de functie van de begane grond en/of van de verdieping(en); ;
  3. c. Gebruik van ruimten binnen woningen en bij woningen behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet publieksaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik in strijd met de bestemming aangemerkt, ingeval dit gebruik niet ondergeschikt is aan de woonfunctie en niet voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    4. 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

d. Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van ruimten binnen woningen en bij woningen behorende bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 8.5 onder a en toestaan dat de functies voor begane grond en kelder als genoemd in lid 8.1 tevens op de tweede en hogere bouwlagen worden toegelaten, indien de instandhouding van het pand in het gedrang komt en vestiging van genoemde functies een wezenlijke bijdrage levert aan die instandhouding, dan wel indien gebleken is dat de mogelijkheden inzake de haalbaarheid van wonen voor het betreffende bouwperceel of onderdeel daarvan geheel is uitgeput.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.5 en toestaan, dat bedrijven worden toegelaten, die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.
  3. c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 8.5 onder c. ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden.
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    4. 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
    5. 5. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    6. 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop, ondergeschikt aan en in verband met de activiteit.
  4. d. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 8.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  5. e. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.5 onder b en toestaan, dat een zelfstandige - op de begane grond toegelaten - functie in een kelderruimte wordt gevestigd onafhankelijk van de beganegrondfunctie, mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.
  6. f. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 8.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

8.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

8.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor zover dit betrekking heeft op het verwijderen van de functieaanduiding als bedoeld in lid 8.1 onder h t/m k, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets en/of voetpaden;
  3. c. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  4. d. de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen en watersystemen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomende gevallen ook flora, verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden en herstel van watersystemen, in ieder geval ter plaatse van de aangegeven aanduiding 'ecologische verbindingszone ;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' voorzieningen voor de waterhuishouding c.q. berging van rioolwater;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vestingwerken' tevens voor behoud en herstel van walmuren en overige vestingwerken;
  7. g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 9.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-ontvanginstallatie' tevens voor telecommunicatie-voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor wonen;
  5. e. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  6. f. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, terreinen en stegen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarde;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel.

10.4 Afwijken van bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.2.2, 10.2.3 en 10.2.4 waarbij wordt toegestaan dat:

  1. 1. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  2. 2. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  3. 3. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel;
  4. 4. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  5. 5. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  6. 6. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
  7. 7. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
  8. 8. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  9. 9. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 1 t/m 9 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 10.7.4 onder 2.

10.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Het gebruik van de kelder dient ten dienste te staan en onderdeel te zijn van de begane grond functie.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.5 onder b en toestaan, dat een zelfstandige kantoorfunctie in een kelderruimte wordt gevestigd onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.
  2. b. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 10.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

10.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

10.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming kantoordoeleinden te wijzigen naar de bestemming 'Wonen', 'Maatschappelijk' en/of 'Centrum' met dien verstande dat

a. de wijziging uitsluitend geldt voor de kantoorpanden gelegen aan de Hoge Steenweg/Orthenstraat (vestiging bank Van Lanschot). b. ingeval van wijziging ten behoeve van woondoeleinden de parkeerdruk ten gevolge van de woonfunctie op eigen terrein dan wel anderszins wordt opgelost; c. de historische karakteristiek van betrokken panden en de stedenbouwkundige karakteristiek van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.


Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonwerkgemeenschap' de gronden tevens zijn bestemd voor een woon-werkgemeenschap als omschreven in artikel 1 onder 1.59;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens voor cultuur en ontspanning, zoals omschreven in artikel 7.1;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor wonen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'religie' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor religieuze doeleinden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' de gronden tevens zijn bestemd voor kantoor en dienstverlening;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' tevens voor een horecabedrijf categorie 2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca -horeca in kelder- tevens zijn bestemd voor een horecabedrijf in de kelder in een categorie overeenkomstig de aanduiding, die of 'horeca van categorie 2' of 'horeca van categorie 4a' is;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor veilinghuis;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' de gronden tevens zijn bestemd voor een al dan niet ondergrondse parkeergarage, inclusief fietsenstalling;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' de gronden uitsluitend zijn bestemd voor parkeervoorzieningen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' de gronden tevens zijn bestemd voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving''Water' ;
  12. l. de gronden tevens zijn bestemd voor bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  13. m. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functieondersteunende horeca 1 verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, terreinen en stegen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht.
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel.

11.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 11.2.2,11.2.3 en 11.2.4 waarbij wordt toegestaan dat:
    1. 1. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
    2. 2. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden op de verdieping zichtbaar blijft;
    3. 3. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel;
    4. 4. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld; ;
    5. 5. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
    6. 6. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kammenstructuur;
    7. 7. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
    8. 8. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
    9. 9. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 1 t/m 9 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen onder meer voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 11.7.4 onder 2.

11.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Tenzij onder 11.1 een specifieke bestemming voor horeca in een kelder is aangegeven, mag een kelder niet worden gebruikt als publieksruimte voor horeca; voor het overige geldt, dat gebruik van de kelder ten dienste dient te staan en onderdeel dient te zijn van de functie van de begane grond en/of van de verdieping(en);

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 11.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5 onder b en toestaan, dat een zelfstandige functie in een kelderruimte wordt gevestigd onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt, kan worden voldaan aan het Bouwbesluit en geen sprake is van een horecafunctie.

11.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

11.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor zover dit betrekking heeft op het verwijderen van de functieaanduiding als bedoeld in 11.1 onder lid g en h, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegverkeer;
  2. b. openbaar vervoer;
  3. c. verblijfsgebied;
  4. d. standplaatsen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving''Water';
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor water overeenkomstig artikel 15.1Bestemmingsomschrijving''Water';
  9. i. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.2.1 en toestaan dat de oppervlakte per gebouw mag worden vergroot tot 50 m2, een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 12.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'water' is het bepaalde in artikel 15.6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Verkeer - Parkeergarage

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen, waaronder fietsenstallingen;
  2. b. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  3. c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen en dergelijke.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 13.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied;
  2. b. terrassen, evenemententerrein en standplaatsen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'markt' tevens voor warenmarkten en ambulante handel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' tevens voor ondergrondse doorgang met detailhandel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een loopbrug als verbinding tussen verdiepingen van naastgelegen panden;
  6. f. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze': tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving''Water' en overigens de bepalingen van onderhavige bestemming Verkeer-Verblijfsgebied;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor water overeenkomstig artikel 15.1Bestemmingsomschrijving''Water';
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vestingwerken' tevens voor behoud en herstel van walmuren en overige vestingwerken;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bergbezinkbassin' tevens voor voorzieningen voor de waterhuishouding c.q. berging van rioolwater;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor gebouwde parkeervoorzieningen, tevens fietsenstalling;
  12. l. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, bruggen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van :

1. het bepaalde in lid 14.2.2 onder c. voor vlonders uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding vlonder' bij horecabedrijven op de Markt, mits de vlonders slechts tijdelijk aanwezig zullen zijn;

2. het bepaalde in lid 14.2.2 onder d. waarbij hekken in stegen worden gebouwd teneinde deze voor publiek af te sluiten indien sprake is van een voortdurende onaanvaardbare overlast, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten is gewaarborgd; b. er vindt geen beperking van de functionele waarde (schakel in de stedelijke structuur) plaats,

3. het bepaalde onder 14.2.1 onder e. en toestaan dat de oppervlakte per gebouw mag worden vergroot tot 50 m2 en hoogte van 5 m2, een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

      • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
      • cultuurhistorische en archeologische waarden;
      • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 14.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'water' is het bepaalde in artikel 15.6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, voorland van vestingmuren, recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren;
  2. b. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze;
  4. d. de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomende gevallen ook flora, verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden en behoud en herstel van watersystemen , in ieder geval ter plaatse van de aangegeven aanduiding 'ecologische verbindingszone';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' tevens voor aanlegplaatsen van pleziervaartuigen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' tevens voor ligplaatsen van woonschepen;
  8. h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, taluds, bermen, kunstwerken, oeverbeschoeiingen, kademuren en dergelijke.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van Binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2.1 en 15.2.2 waarbij wordt toegestaan, dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'voetgangersverbinding' een voetgangersverbinding over de Binnendieze wordt gemaakt en ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "terras" een terras boven het water, een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht en cultuurhistorische waarden

15.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 15.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waarbij uitsluitend woningen zijn toegestaan en de vloeroppervlakte per woning ten minste 50 m2 moet bedragen, met dien verstande dat hiervan ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan afwijkende bestaande woonsituaties tevens zijn toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonwerkgemeenschap' tevens voor woondoeleinden als hiervoor omschreven onder a, alsmede voor een werkgemeenschap als omschreven in artikel 1 onder 1.45;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een al dan niet ondergrondse parkeergarage, inclusief fietsenstalling;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor parkeervoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze, waarbij voor de waterloop van toepassing zijn de bepalingen onder de leden a t/m e en h van artikel 15.1 Bestemmingsomschrijving ''Water' en overigens de bepalingen van onderhavige bestemming Wonen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "centrum" tevens voor de bestemming Centrum als omschreven in artikel 4.
  7. g. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  8. h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functieondersteunende horeca 2, verkeers- en groenvoorzieningen, parkeren op eigen terrein, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, terreinen en stegen,

met dien verstande dat ter plaatse van de volgende aanduidingen de begane grondlaag van de gebouwen tevens zijn bestemd voor:

    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': een bedrijf zoals genoemd in de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten “functiemenging” onder de categorieën A, B of C, waarbij categorie C uitsluitend is toegestaan indien het bedrijf een directe ontsluiting heeft op de hoofdinfrastructuur;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': een detailhandelsbedrijf;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': een dienstverlenend bedrijf;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': een horeca 2 bedrijf;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': een horeca 2 en 3 bedrijf;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor ;
    7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing, de plaatsing van bijgebouwen onderling en ten opzichte van de hoofdgebouwen, alsmede de hoogte en plaatsing van erfafscheidingen ten behoeve van behoud en versterking van:

  1. a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. de cultuurhistorische en archeologische waarde;
  3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de milieusituatie;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  9. i. de situering van het laden en lossen op het perceel;
  10. j. de noodzakelijke openheid en toegankelijkheid van binnenterreinen.

16.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2.2, 16.2.3 en 16.2.4 waarbij wordt toegestaan dat:

  1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' gebouwd wordt ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft;
  2. 2. de maximale goot- en bouwhoogte wordt vergroot met maximaal 1,50 meter;
  3. 3. voor het toestaan van (een) zelfstandige woning(en) in de kap, mits geen sprake is van een monument of een bouwhistorisch waardevolle kap;
  4. 4. panden worden samengevoegd, wordt afgeweken van bestaande breedte van panden en doorbraken worden gemaakt in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
  5. 5. binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel;
  6. 6. in het verleden samengevoegde panden worden opgedeeld;
  7. 7. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
  8. 8. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kammenstructuur;
  9. 9. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid dan wel gewijzigd;
  10. 10. erkers worden gebouwd waarbij de voor-, zij- en achtergevel van de hoofdgebouwen met maximaal 1,25 meter mogen worden overschreden;
  11. 11. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;
  12. 12. de minimale hoogte van de begane grondlaag lager mag zijn;
  13. 13. stegen worden overbouwd waarbij de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende gebouwen;
  14. 14. plekken in stegen worden gebouwd teneinde deze voor publiek af te sluiten indien sprake is van een voortdurende onaanvaardbare overlast, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten is gewaarborgd; b. er vindt geen beperking van de functionele waarde (schakel in de stedelijke structuur) plaats,

een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • de cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

b. Binnen het gebied met de aanduiding 'cultuurhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a sub 2 t/m 12 dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd, waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of ingeval naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgelegd als hierna genoemd in artikel 16.7.4 onder 2.

16.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Tenzij onder 16.1 een specifieke bestemming voor horeca in een kelder is aangegeven, mag een kelder niet worden gebruikt als publieksruimte voor horeca; voor het overige geldt, dat gebruik van de kelder ten dienste dient te staan en onderdeel dient te zijn van de functie van de begane grond en/of van de verdieping(en);
  3. c. Gebruik van ruimten binnen woningen en bij woningen behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    4. 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

d. Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van ruimten binnen woningen en bij woningen behorende bijgebouwen voor publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.5 en toestaan, dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' bedrijven worden toegelaten, die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels als bijlage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.5 onder b en toestaan, dat een zelfstandige functie in een kelderruimte wordt gevestigd onafhankelijk van de beganegrondfunctie mits de kelderruimte over een zelfstandige toegang beschikt.
  3. c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 16.5 onder c. ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden :
    1. 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    4. 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
    5. 5. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
    6. 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan en in verband met de activiteit.
  4. d. Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 16.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

16.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

16.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor zover dit betrekking heeft op het verwijderen van de functieaanduidingen 'horeca van categorie 2', 'horeca van categorie 3', mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 17 Waarde-archeologie 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan meer dan 50 cm beneden maaiveld met een grondoppervlakte groter dan 1m2;

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.2 Bouwregels, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  1. a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  2. b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;

  1. c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 17.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of het slopen van een bouwwerk

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde-archeologie 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde-Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden van de gronden.

18.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn geen bouwwerkzaamheden toegestaan meer dan 50 cm beneden maaiveld met een grondoppervlakte groter dan 25m2;

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.2 Bouwregels, en toestaan dat onder maaiveld gebouwd, mits:

  1. a. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de bouwwerkzaamheden betrekking hebben, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
  2. b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door de bouwwerkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorwaarden verbinden:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend archeoloog;

  1. c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b. bepaalde met betrekking tot de mogelijkheid van opleggen van voorwaarden is van overeenkomstige toepassing.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

18.5 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde onder 18.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waarvan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

1. De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen en bouwen ten dienste van bestemmingen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

      • ondergeschikte delen van bebouwing zoals plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, kroonlijsten e.d., indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 12 cm bedraagt; daken, overbouwingen, en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
      • hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voorzover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden.

2. Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maten en normen in de vorm van vermeerdering dan wel vermindering, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, nutsgebouwtjes (schakelkastjes), geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van de oppervlakte van het gebouw bedraagt;
      • de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de in de bij de regels als bijdrage 3 behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging" in die zin dat de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd, indien en voorzover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijfsactiviteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

Artikel 23 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de titel:

regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad' van de gemeente 's-Hertogenbosch.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan “Binnenstad” bestaat uit bestemmingen en regels.

De bestemmingen zijn geometrisch bepaald en digitaal verbeeld door middel van een plankaart. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. De toelichting geeft een toelichting op het bestemmingsplan, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

In de toelichting worden de keuzes die in het plan zijn gemaakt verantwoord en verduidelijkt.

1.2 Doel En Aanleiding Van Het Plan

Voor de binnenstad van 's-Hertogenbosch geldt een groot aantal bestemmingsplannen. Deze zijn op onderdelen inmiddels verouderd en dienen ingevolge de Wet ruimtelijke ordening te worden geactualiseerd. Het primaire doel van het bestemmingsplan is dan ook het formuleren van een actuele juridische regeling, met inachtneming van nieuwe wet- en regelgeving. Tevens worden de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen die na vaststelling van de vigerende plannen door middel van binnenplanse en buitenplanse vrijstellingen hebben plaatsgevonden in de actualisatie meegenomen. Nieuw beleid dat gedurende het bestemmingsplantraject is vastgesteld, is waar nodig in het bestemmingsplan verwerkt.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan het juridisch-planologisch kader waarbinnen het ruimtelijke beheersbeleid voor de binnenstad, zoals dat is verwoord in de "Ontwikkelingsvisie Stadscentrum" (juni 2003), kan worden gerealiseerd.

Tenslotte zijn ten aanzien van een aantal concrete ruimtelijke en functionele opgaven, welke zich met name in binnenstedelijk gebied voordoen, in samenspraak met de bevolking keuzes gemaakt die als uitgangspunt leidend zijn voor de juridisch-planologische regeling. Deze zijn in de "Nota van uitgangspunten herziening bestemmingsplannen Binnenstad", die vooruitlopend op het bestemmingsplan is opgesteld en in de gemeenteraad van 20 december 2005 is vastgesteld, benoemd. In het bestemmingsplan is nadere invulling c.q. uitwerking gegeven aan de genoemde uitgangspunten. In een aantal gevallen is als gevolg van gewijzigde inzichten gekozen voor een enigszins andere uitwerking dan in de nota van uitgangspunten was voorzien. De beoogde doelstellingen zijn evenwel hetzelfde gebleven.

1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plan

De grens van het plangebied wordt in grote lijnen gevormd door rivier de Dommel aan de westzijde van de binnenstad, de rivier de Aa aan de noord- en oostzijde en door de stadsmuur aan de zuidzijde.

De plangrens is zodanig bepaald dat de binnenstad inclusief de vesting (met uitzondering van het Baselaarspark) en de projecten die hier aan zijn gerelateerd binnen de plangrenzen van het onderliggende bestemmingsplan vallen. Dit betekent ook dat de Dommeloever, waarvoor in het vastgestelde bestemmingsplan “'t Zand” een juridische regeling is opgenomen, in het bestemmingsplan voor de binnenstad is meegenomen.

In het bestemmingsplan worden de ontwikkelingen in het Zuiderpark/de Stadswalzone inclusief parkeergarage en het Grootziekengasthuisterrein (GZG-terrein) buiten beschouwing gelaten, met uitzondering van een nieuwe brug, die over de Aa is geprojecteerd in verband met de toekomstige ontwikkelingen, die in de planperiode te verwachten zijn op het terrein van het voormalige GZG-complex.Dit in verband met de planbegrenzing van het bestemmingsplan GZG.

Voor Zuiderpark/Stadswalzone is op 15 december 2009 reeds een bestemmingsplan vastgesteld. Het GZG-terrein is een herontwikkelingsgebied, dat via een apart - op die specifieke herontwikkeling toegespitst - bestemmingsplan wordt geregeld.

Tenslotte is een nog te actualiseren gedeelte van het bestemmingsplan 't Zand (1981) meegenomen (Essent-terrein c.a.).

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

In het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen.

  • Zuid Willemsvaart
    1. 1. “Zuid-Willemsvaart - Aa” (goedgekeurd op 8 januari 1986)
    2. 2. “Uitwerkingsplan Rouppe van der Voort” (goedgekeurd op 1 juli 1987)
    3. 3. “Wijzigingsplan Oude Hofstad” (goedgekeurd op 14 september 1993)
    4. 4. “Partiële herziening Zuid-Willemsvaart - Aa, Muntelstraat - Aawal” (gedeeltelijk goedgekeurd op 14 juni 1995)
    5. 5. “Zuid Willemsvaart - Aa, partiële herziening, Het Kruithuis” (gedeeltelijk goedgekeurd op 19 mei 1998)
    6. 6. “Partiële herziening Zuid Willemsvaart - Aa, Sint Andriesstraatje” (goedgekeurd op 3 juli 1998)
    7. 7. “Partiële herziening Zuid Willemsvaart - Aa, Deelgebied Van Berckelstraat” (goedgekeurd op 3 juli 1998)
    8. 8. “Hinthamereinde/Oostwal” (goedgekeurd op 8 mei 2003)
  • Havenkwartier
    1. 1. “Havenkwartier” (goedgekeurd op 27 februari 1985)
    2. 2. “Visstraat en Orthenstraat, 1e partiële herziening Havenkwartier” (goedgekeurd op 11 juni 1985)
    3. 3. “Partiële herziening Bestemmingsplan Havenkwartier, Kop van de Haven” (gedeeltelijk goedgekeurd op 8 februari 2000)
  • Tolbrug I
    1. 1. “Tolbrug I” (goedgekeurd op 13 februari 1985)
    2. 2. “Tolbrugkwartier” (goedgekeurd op 7 december 1995)
  • Tolbrug II
    1. 1. “Tolbrug II” (goedgekeurd op 10 mei 1988)
  • Binnenstad Oost
    1. 1. “Binnenstad-Oost” (gedeeltelijk goedgekeurd op 15 oktober 1987)
    2. 2. “Partiële herziening Binnenstad-Oost, parkeergarage In den Boerenmouw” (goedgekeurd op 26 november 1990)
    3. 3. “Binnenstad-Oost, partiële herziening Kerkstraat/Korte Putstraat” (goedgekeurd op 18 april 2000)
    4. 4. “Binnenstad-Oost/Antoniegaarde” (goedgekeurd op 11 juni 2002).
  • Uilenburg I
    1. 1. “Uilenburg I” (gedeeltelijk goedgekeurd op 30 maart 1977)
    2. 2. “Molenstraat, partiële herziening Uilenburg I” (goedgekeurd op 10 januari 1985)
    3. 3. “Uilenburg I, 1e herziening” (goedgekeurd op 27 mei 1986)
    4. 4. Wijzigingsplan “Uilenburg I restaurant Uilenburg/Molenstraat” (goedgekeurd op 9 december 1989)
  • Uilenburg II
    1. 1. “Uilenburg II” (goedgekeurd op 12 oktober 1982)
    2. 2. “1e Partiële herziening Uilenburg II/Postelstraat” (goedgekeurd op 10 april 1985)
    3. 3. “2e Partiële herziening Uilenburg II” (goedgekeurd op 10 april 1985)
    4. 4. Uitwerkingsplan “Uitwerkingsgebied Minderbroedersplein bestemmingsplan Uilenburg II” (goedgekeurd op 15 juli 1986)
    5. 5. Uitwerkingsplan “Diezehof” (goedgekeurd op 21 juli 1995)
  • Stadskern
    1. 1. “Stadskern” (goedgekeurd op 10 mei 1988)
    2. 2. “Partiële herziening bestemmingsplan Stadskern, Achter het Verguld Harnas” (goedgekeurd op 10 juli 1997)
    3. 3. “Herziening bestemmingsplan Stadskern, Huis van de Stad” (goedgekeurd op 6 november 2000)
  • Zuidwal
    1. 1. “Zuidwal” (goedgekeurd op 30 oktober 1986)
  • Vughterdriehoek
    1. 1. “Vughterdriehoek” (goedgekeurd 12 mei 1987)
    2. 2. “Vughterdriehoek, partiële herziening inzake nadere eisen” (goedgekeurd 27 augustus 2002)
  • Het Zand (gedeeltelijk)
    1. 1. “'t Zand” (gedeeltelijk goedgekeurd op 28 april 1981)
    2. 2. “'t Zand” (goedgekeurd op 15 februari 2005)

Hoofdstuk 2 Inventarisatie Bestaande Situatie

2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

's-Hertogenbosch, handels- en vestingstad

De binnenstad van 's-Hertogenbosch is gelegen op een hoge oost-west lopende dekzandrug die doorsneden wordt door de riviertjes Dommel en Aa. Ter plaatse van de binnenstad zijn door de eroderende werking van de rivier stukken van de zandrug verdwenen waardoor een reliëfrijk landschap is ontstaan van hoge droge zandkoppen en moerassige laagten waarin zich veen kon ontwikkelen.

Vanaf de Bronstijd vond incidenteel bewoning plaats. In de IJzertijd lijkt de intensiteit van de bewoning iets toe te nemen maar bleef vrij gering en komt overeen met het bewoningspatroon zoals we dat van de omgeving kennen.

De stad is eind 12e eeuw gesticht door Hertog Hendrik I van Brabant aan de noordgrens van het hertogdom Brabant binnen het hertogelijke domein Orthen, gelegen nabij de rivier de Maas op de samenvloeiing van het Oost-Brabants bekenstelsel. De nabijheid van goede waterwegen stond garant voor een voorspoedige economische ontwikkeling. Kort na de vorming van de nederzetting verleende omstreeks 1185 hertog Hendrik I 's-Hertogenbosch stadsrechten. Als vesting had de stad ook een belangrijke militair-strategische positie als noordelijk steunpunt voor het hertogdom Brabant.

Al in het begin van de 13e eeuw werd de toenmalige stad (de Markt en directe omgeving) beschermd door middel van een stenen verdedigingsmuur met gekanteelde weergang, muurtorens en stadspoorten. Hiervan zijn enkele onderdelen bovengronds als relict bewaard gebleven: een toren als onderdeel van de “Leuvense poort” in de Hinthamerstraat als ook een nabijgelegen toren van een waterpoort waar een tak van de Binnendieze in de stad kwam. Enkele hergebruikte delen van de stadsmuur zijn als perceelsscheidende huismuur verscholen in de binnenstadsbebouwing.

Binnen de eerste stadsommuring lagen enkele belangrijke gebouwen: de hertogelijke residentie, het Minderbroedersklooster, het stadhuis, de lakenhal en de grotere handelshuizen. Deze laatste bevonden zich voornamelijk aan de noordzijde van de Markt en de Hoge Steenweg, aan de voorzijde ontsloten door de straat en aan de achterzijde door de Dieze (de binnenhaven). Aan de Pensmarkt bevond zich de hertogelijke residentie, een in tufsteen uitgevoerd stadspaleis, waar de hertog tijdens zijn aanwezigheid kon verblijven.

Naast het hertogelijke paleis bevond zich al in de 13e eeuw in het centrale bouwblok op de Markt het eerste stadhuis. Het stadhuis wordt in de eerste helft van de 14e eeuw verplaatst naar een locatie achter het huidige stadhuis. Pas in 1366 is er een vermelding van het stadhuis aan de Markt, weliswaar kleiner maar wel op de huidige positie. Tevens bevond zich in het centrale blok al aan het einde van de 13e eeuw de Lakenhal. Later vestigden zich in dit blok ook de Vleeshal (oudste vermelding 1310) en het Broodhuis (1339). Deze handelshallen behoorden alle tot het bezit van de hertog. De Waag bevond zich aan de Schapenmarkt, hier konden de handelsgoederen gewogen worden.

Zeer bijzonder is de ligging van het Minderbroedersklooster binnen de eerste stadsommuring. Zij vestigden zich al in 1228 op het achterterrein van het hertogelijk paleis en het betreft de oudste vestiging van de Minderbroeders in Nederland.

In de beginperiode heeft de stad een enorme aantrekkingskracht en blijkt het ommuurde gebied veel te klein te zijn. Met archeologisch en bouwhistorisch onderzoek is aangetoond dat men al vrij snel na de voltooiing van de eerste muur nieuwe huizen buiten de muur bouwt. Hiervoor worden de hogere zandkoppen gebruikt. We zien ook dat langs de uitvalswegen buiten de stadspoorten volop gebouwd wordt. Het gedeelte van de Beurdsestraat en omgeving werd al vroeg genoemd als “de Beurde”, een vroege stadswijk buiten de muur. Een ander hoog gedeelte is het gebied aan de westzijde, omgeving Postelstraat en Uilenburg. Hier is al bebouwing aanwezig in de eerste helft van de 13e eeuw.

Vermoedelijk begint men, op een positie waar later de Visstraat zou komen te liggen, aansluitend op de eerste ommuring met de bouw van de tweede stadsommuring. Aangenomen wordt nu dat dit in het laatste kwart van de 13e eeuw plaats vond maar een iets vroegere datering is niet uit te sluiten. Rond het midden van de 14e eeuw is de tweede ommuring voltooid. De uitvalswegen werden van nieuwe stadspoorten voorzien. Aan de westzijde van de stad werd al in de 14e eeuw de nieuwe haven aangelegd.

Geleidelijk worden ook de lager gelegen delen binnen de tweede ommuring, door middel van ophogingen, geschikt gemaakt voor bewoning. Het lager gelegen gebied aan de noordzijde van de stad werd pas het laatst opgehoogd. Hier vestigden zich een groot aantal kloosters, zoals o.a. het Predikherenklooster, het zusters van de Orthenklooster, nonnen van het Groot-Ziekengasthuis en het Elisabeth Bloemenkamp klooster.

In de tweede helft van de 14e eeuw en rond 1500 werd de stad uitgebreid met respectievelijk de Vughteruitleg en het Hinthamereinde.

2.2 Historische Stadsstructuur En Vestingwerken

De hoofdstructuur van de stad wordt bepaald door de driehoekige vorm met de drie hoofdstraten, de Hinthamerstraat, Orthenstraat (Hooge Steenweg) en de Vughterstraat. Een vierde belangrijke straat is de Verwersstraat. Al deze straten hebben een gezamenlijk kenmerk. Eén zijde van de straten heeft huizen met erven die eindigen op de Dieze, de kenmerkende “van straat tot stroom” percelen.

Afgezien van een klein aantal wijzigingen in de stadsstructuur in respectievelijk de 17e eeuw (bouw Citadel, aanleg Esplanade, aanleg “Nieuwstraten” over vm. kloosterterreinen), 18e eeuw (aanleg Parade t.p.v. vm. Begijnhof), 19e eeuw (aanleg Zuidwillemsvaart) en 20ste eeuw (sanering Tolbrugkwartier) heeft de binnenstad een zeer goed bewaard gebleven middeleeuws straten- en bebouwingspatroon. Op de oudste kadastrale opmeting van de stad (“kadastrale Minuut”, 1823) is de nog bestaande middeleeuwse verkavelings- en bebouwingsstructuur voor het eerst maatvast in kaart gebracht. Ook in de huidige situatie is deze kenmerkende stedenbouwkundige structuur, zoals weergegeven op de kaart van 1823, nog grotendeels behouden gebleven.

Kenmerkend voor het middeleeuwse verkavelingspatroon zijn de smalle, diepe kavels van “straat naar stroom”, waarbij de hoofdbebouwing is georiënteerd op de straat (kapvorm met nokrichting haaks op de straat), hierachter secundaire achterbebouwing, aan achterzijde grenzend tot aan de Binnendieze. In de gevallen waar achter langs de stroom zich een achterstraat bevindt (bijv. Molenstraat-Uilenburg), strekken sommige percelen zich uit tot over het riviertje en hadden hier een achteruitgang (bijv. een koetshuis). In een later stadium is deze achterbebouwing aan de achterstraat veelal verzelfstandigd.

De stadsversterkingen die de historische binnenstad omringen zijn gefaseerd tot stand gekomen vanaf het einde van de 13e eeuw. Zij zijn in de loop van de tijd aangepast aan de eisen van de tijd en omgevormd van middeleeuwse stenen muren en torens naar aarden wallen met bastions en voorwerken, omringende forten en inundatiekommen. De huispercelen in de stad binnen langs de vesting, grensden met de achterzijde aan de wallen. Daarnaast bevonden zich tot in de 20ste eeuw laaggelegen open flankgebieden (met name aan noordoostzijde van de stad) binnen de stadsmuren, daar waar zich aan het eind van de middeleeuwen kloosters en liefdadigheidsinstellingen hadden gevestigd. Deze terreinen hadden boomgaarden, bleekvelden en moestuinen. Dit alles gaf het gebied langs de binnenzijde van de wallen een open, groen aanzicht. Pas na de ontmanteling van de vesting (na 1874) werden wegen over de wallen aangelegd en ontstond hierop “naar buiten toe” georiënteerde bebouwing langs de wal.

Tijdens de 80-jarige oorlog bleek de vesting ernstig verouderd en vervallen te zijn. Men had al in de 16e eeuw tijdens twee campagnes achter de muur een aarden wal opgeworpen. Dit was niet afdoende en de nieuwste inzichten leidden er toe dat gedurende het twaalfjarig bestand de tweede ommuring werd voorzien van bastions en een nieuwe zwaardere aarden wal. Dat dit niet voldoende is geweest blijkt uit het feit dat Menno van Coehoorn aan het einde van de 17e eeuw een nieuw plan maakt voor het versterken van de vesting door voor de muren en stadspoorten extra buitenwerken aan te leggen. Dit plan werd pas in de 18e eeuw, ruim na zijn dood, uitgevoerd.

In 1629 werd de stad ingenomen door de staatse troepen onder leiding van Frederik Hendrik. Om de opstandige, Rooms-katholieke Bosschenaren in bedwang te houden werd aan de noordzijde de Citadel aangelegd als een soort dwangburcht. Het aansluitende gedeelte van de stad werd gesloopt om een vrij schootsveld te hebben en wordt de Plein genoemd.

Na de inname trad er een periode van stilstand en mogelijk zelfs achteruitgang in. Pas in de 19e eeuw treedt er een wijziging in deze situatie op. Een nieuwe impuls is de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in de 20-er jaren van de 19e eeuw. Hierdoor vestigden zich nieuwe bedrijven langs de Zuid-Willemsvaart. Aan de noordzijde van de stad (binnen de stadsmuur) ontwikkelen zich de bijbehorende arbeidersbuurten. In deze periode is er weer een grote behoefte aan ruimte en wordt de ommuring als een knellende band ervaren. Pas met de opheffing van de vestingstatus van 's-Hertogenbosch in 1874 kunnen de muren gesloopt worden en kunnen de eerste uitbreidingen plaats vinden. De eerste uitbreiding vond plaats aan de westzijde van de stad, namelijk het Zand. Ook werd de Plein bebouwd, en toont ons thans de kenmerkende laat 19e en vroeg 20e eeuwse bebouwing.

Een gedeelte van de vestingwerken werd vrijwel direct gesloopt, met name de stadspoorten en een aantal bastions. Een groot deel bleef echter behouden omdat de muren een waterkerende functie hadden en hebben. Vrijwel iedere winter stroomde het hele omliggende gebied van de stad onder water (door de Beerse Overlaat) en lag de stad hierbinnen als een geïsoleerde polder. De muren boden de stad op die momenten bescherming tegen het hoge water.

De vestingmuren vormen de begrenzing van de oude stad en zijn een belangrijk element in de beleving van de historische stadskern en hebben nog steedseen waterkerende functie. De vestingwerken zijn voor een belangrijk deel nog steeds fysiek aanwezig. Het zuidelijke deel langs de Bossche Broek is zelfs landelijk uniek te noemen. Daarentegen zijn met name ter plaatse van de stadsentrees de vestingwerken onvoldoende herkenbaar of hebben deze zelfs volledig moeten wijken voor het stadsverkeer. Het gevolg is dat de Bossche vesting niet overal afleesbaar is.

2.3 Stedenbouwkundige Structuur

In de binnenstad van 's-Hertogenbosch is bebouwing uit drie te onderscheiden (steden)bouwperioden vertegenwoordigd: bebouwing uit de periode vóór 1823 (de eerste kadastrale kaart), bebouwing uit de periode tussen 1823 en 1940 en, tenslotte, bebouwing uit de periode na 1940.

De periode vóór 1823

De stedenbouwkundige opzet van de stadsdelen die zijn gebouwd in de periode vóór 1823 wordt gekenmerkt door het traditionele bouwblok met aaneengesloten bebouwing als ook individuele bebouwing per perceel. De meeste bouwblokken dateren in aanleg uit de 14e tot 16e eeuw. Daarnaast is er een duidelijke hiërarchie herkenbaar in het stratenstelsel, bestaande uit hoofdstraten, secundaire straten en overige straatjes en stegen. De bebouwing is in dit historische deel van de stad veelal direct in een rooilijn aan de straten gelegen. De voorgevels van de panden vormen met elkaar straatwanden.

In de middeleeuwse situatie waren ófwel de huizen onderling gescheiden door middel van een eigen zijmuur met tussenliggende smalle drupstrook (“soeye”), ofwel hadden zij gemeenschappelijke zijmuren, waarbij het hemelwater via een gemeenschappelijke (zak-)goot tussen de daken afwaterde. De hoofdstraten hebben het kenmerkende middeleeuwse smalle, diepe verkavelingspatroon ”van straat tot stroom”. De hoofdbebouwing georiënteerd op de straat, achterbebouwing aan de Binnendieze.

Ook in de huizenbouw evolueert het woonhuis in de zestiende eeuw tot een typisch Bosch woonhuis. Dit typische Bossche woonhuis kenmerkt zich door een tweedeling: een voorhuis en een achterhuis gescheiden door een brandmuur. Het voorhuis heeft een hoge eerste verdiepingsvloer, waardoor een zeer hoge ruimte ontstaat die vaak als winkelruimte gebruikt werd. Deze ruimte werd soms deels van een hangverdieping voorzien, het betreft hier het achterste deel tegen de brandmuur. Het achterhuis was vaak voorzien van een kelder.

Gesloten straatwanden worden onderbroken door secundaire straten en vooral ook steegjes, die als oorspronkelijk privébezit van oudsher werden vernoemd naar de naam van het hoofdpand aan de straat (“Achter de Exters” “Achter de Kan” etc.). Langs dergelijke stegen, doorgaans gelegen “tussen straat en stroom” werden vanaf de middeleeuwen tot in de 19e eeuw rijen kleine arbeiderswoningen (“cameren”) gebouwd. Deze onhygiënische en ook in andere opzichten mensonterende huisvesting van de maatschappelijk en sociaal zwakkeren in 's-Hertogenbosch vormde mede de aanleiding tot de totstandkoming van de Woningwet in 1901. Na deze datum werden nieuwe ruimere arbeiderscomplexen gebouwd veelal buiten de historische binnenstad (o.a. wijk de Muntel) en verdwenen de oude kamerwoningen geleidelijk uit het stadsbeeld. Nu zijn een aantal stegen, waarvan enkele openbaar gebied zijn, andere nog in privé-bezit, hetzij vrij toegankelijk, hetzij met een poort afgesloten, deels bebouwd of nog over de volle oorspronkelijke lengte bewaard gebleven. Sommige zijn of waren binnen het bouwblok onderling verbonden, met name waar deze in de 17e eeuwse periode hebben gediend als vluchtroute uit de diverse katholieke schuilkerken.

De drie straten in de richting van de voormalige stadspoorten (de Orthenpoort, de Hinthamerpoort, de Vughterpoort) kunnen worden opgevat als hoofdstraten. Dit zijn respectievelijk de Hooge Steenweg/ Orthenstraat (noorden), de Schapenmarkt/ Vughterstraat (zuidwesten), en de Hinthamerstraat/ Hinthamereinde (oosten). Via de Sint-Janspoort, gebouwd vóór 1528 werd een uitvalsweg in westelijke richting gerealiseerd vanuit de Sint Jansstraat. Deze verloor zijn betekenis aan het eind van de 19e eeuw toen door middel van een doorbraak bij de Vismarkt een verbinding tot stand werd gebracht met het nieuw gebouwde spoorwegstation in de wijk Het Zand (Visstraat-Stationsweg). De stadsuitgang via het bolwerk voor de Sint Janspoort werd hierbij verwijderd.

De overige hoofdstraten met een verkaveling “van straat tot stroom” zijn de Postelstraat-Kruisstraat en Verwersstraat.

De bebouwing aan hoofdstraten bestaat overwegend uit twee á drie lagen met een kap waarvan de kaphelling varieert tussen 40 en 60 graden. Het gevelbeeld wordt vooral bepaald door 18e en 19e eeuwse lijstgevels, plaatselijk afgewisseld met oudere topgevels (inclusief trap- en klokgevels), of dezelfde geveltypen uit een jongere periode (omstreeks 1900, neorenaissance). Op een enkele uitzondering na (bijvoorbeeld de Moriaan, Markt 79), zijn er nauwelijks oorspronkelijke middeleeuwse voorgevels bewaard gebleven. De talloze houten voorgevels uit deze periode zijn in de loop van de tijd vervangen door stenen gevels.

In de binnenstadsbebouwing zijn aldus de meeste voorgevels van recentere datum dan de overige bouwdelen, die in mindere of meerdere mate nog uit de oorspronkelijke middeleeuwse periode kunnen dateren, variërend van oorspronkelijke stenen achtergevels, perceelsscheidende zijmuren en kelders tot panden met volledige houtskelet- en kapconstructies. In veel gevallen is de hoogte van de begane grond hoger dan die van de verdiepingen, een directe aanwijzing voor een oude oorsprong van de betreffende panden, waarbij sprake was van een hoog voorhuis met insteekverdieping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002067-1401_0001.jpg"

De goothoogte van de bebouwing aan de hoofdstraten varieert tussen de tien meter en twaalf meter. De begane grondhoogte varieert tussen de 3,5 meter en 5 meter en is daarmee veelal hoger dan de verdiepingshoogte; deze varieert tussen de 2,7 meter en 4 meter. Bij de sporadisch voorkomende panden bestaande uit vier lagen varieert de goothoogte tussen de 12 meter en 14 meter.

De bebouwing aan weerszijden van de Hinthamerstraat bestaat overwegend uit drie lagen maar verder in oostelijke richting uit twee lagen. Dominante gebouwen zijn de brede gebouwen met een bijzondere functie zoals de voorbouw van het voormalige “Geefhuis”/Oude mannen- en vrouwenhuis, nu bibliotheek, met het aangrenzende voormalige militaire commandement, paleis van Justitie, nu “Muzerije”. In het oostelijke deel het voormalige hoofdgebouw van het Reinier van Arkelgesticht.

De binnenstadsverkaveling, zoals ook weergegeven op het kadastrale minuutplan van 1823 heeft aan de hoofdstraten een overwegende perceelsbreedte van vijf tot zes meter. Plaatselijk zijn bredere percelen vertegenwoordigd. Deze zijn óf het product van samenvoeging van twee of meer oudere smalle huispercelen, óf hebben een zeer vroege oorsprong als perceel van een breed stenen huis uit de 13e-14e eeuw (10,5 tot 12 meter breed).

De overige straten met een zelfstandige verkaveling kunnen worden getypeerd als secundaire straten. Dit zijn, bijvoorbeeld, de zijstraten vanaf de Markt (Ridderstraat, Kolperstraat, Kerkstraat), straten in het Uilenburgkwartier, de Stoofstraat, de Minderbroedersstraat, de Snellestraat, Achter het Stadhuis, de Molenstraat en dwars daarop in de richting van de voormalige Sint-Janspoort, de Sint Jansstraat en de Korenbrugstraat.

In de secundaire straten is sprake van meer variatie in bouwhoogte; naast drie lagen met kap is er veel bebouwing te vinden bestaande uit twee lagen of één laag met kap. De goothoogte van de bebouwing in dit gebied varieert tussen de 9 meter en 11 meter, en waar sprake is van twee bouwlagen, tussen de 6 meter en 8 meter, éénlaags tussen vier en zes meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002067-1401_0002.jpg"

Verspreid over de nog resterende open gebieden, maar vooral in het laaggelegen noordoostelijk flankgebied van de binnenstad werden in de middeleeuwse periode een groot aantal kloosters en (semi-)religieuze liefdadigheidsinstellingen zoals het (Grootzieken-) Gasthuis en Heilige-Geesthuis (Geefhuis) gebouwd. De kloosters werden na de reformatie grotendeels gesloopt, de liefdadigheidsinstellingen bleven op de lokatie gehandhaafd en kwamen tot verdere ontwikkeling in de volgende eeuwen.

Binnen het oorspronkelijke middeleeuwse stratenpatroon zijn vóór 1823 enkele wijzigingen tot stand gekomen met een geheel eigen identiteit. Zo werd in de 17e eeuw de Smalle Haven als kade aangelegd over de achtererven van de “straat tot stroom” verkaveling aan de westzijde van de Orthenstraat. In dezelfde periode werden “Nieuwstraten” geprojecteerd over de terreinen van de door de Republiek onteigende katholieke kloosterterreinen. De tweede belangrijke open ruimte van de binnenstad, de Parade, werd in de 18e eeuw aangelegd ten behoeve van het militaire garnizoen ter plaatse van het gesloopte Begijnhof.

De bebouwing rond de Parade en de daarop aansluitende Weesstraat en Peperstraat heeft sinds de aanleg van het plein een gedaantewisseling ondergaan. De bestaande kleinschalige, van oorsprong middeleeuwse verkaveling is in stand gebleven langs de westzijde van het plein vanaf de Kerkstraat ter plaatse van de huidige horecavoorzieningen. Hiernaast heeft in de loop van de 18e en 19e eeuw in zuidelijke richting een schaalvergroting van gebouwen plaatsgevonden door samenvoeging van smallere percelen en de nieuwbouw van brede patriciërshuizen vanaf het huidige bisschoppelijke paleis.

De periode 1823 - 1940

Door de aanleg van de Zuidwillemsvaart werd het noordoostelijke deel van de Binnenstad als het ware afgesneden van de rest en vormde het een apart eiland tussen kanaal en noordoostelijke vestinggracht. Langs het kanaal ontstond in de loop van de 19e eeuw een bebouwingsstructuur van afwisselend bedrijven en woningen en aan de zuidzijde van het kanaal een soortgelijke aaneengesloten langsbebouwing van woningen, afgewisseld door bedrijven, in hoogte meerlaags met (langs-)kap.

De uit de 17e eeuw daterende Nieuwstraten, met name de huidige nog aanwezige Nieuwstraat, waarvan de invulling met woningbouw maar ten dele was gerealiseerd, werden in de 19e eeuw verder in langsrichting bebouwd met woningen, in hoogte tweelaags met langskap. Ook werden andere open gebieden binnen de vesting, oorspronkelijk van de opgeheven middeleeuwse kloosters, na de 17e eeuw veelal in gebruik als bleekveld, boomgaard of moestuin, ingevuld met woningbouw. In de jaren dertig van de 20ste eeuw werd een geheel nieuwe wijk, deels met vrijstaande woningen, gebouwd tussen Hekellaan en Hinthamerstraat (Bethaniestraat en Baselaarsstraat).

Het herstel van het bisdom 's-Hertogenbosch in de negentiende eeuw zorgde voor een voor de stad 's-Hertogenbosch zeer typerende “inbreiding” van katholieke religieuze instellingen, kerken en kloostercomplexen. Vooral in het gebied tussen Choorstraat, Papenhulst en Parade, alsmede het gebied tussen de Sint Janssingel en Postelstraat en langs de Sint Josephstraat verrezen omvangrijke religieuze complexen, veelal in neogotische architectuur.

De opheffing van de vestingstatus van de stad 's-Hertogenbosch in 1874 had grote consequenties voor de stedenbouwkundige ontwikkeling binnen en buiten de stadswallen. De vestingwerken zèlf bleven voor een groot deel behouden dankzij het feit dat zij een functie behielden in de waterbeheersing van de stad. Het fort de Citadel bleef zijn militaire functie, nu als kazerne, behouden, maar het daarbij in de binnenstad aangelegde vrije schootsveld “de Plein” werd door de gemeente verworven waarna hier aan het eind van de 19e eeuw een tweetal gesloten bouwblokken tot ontwikkeling kwam langs Zuidwillemsvaart, Jan Heinsstraat, Van Tuldenstraat en Handelskade. De directe omgeving van het Kruithuis werd bebouwd met woningen, een militaire broodbakkerij en kleine bedrijfjes. Op de wallen werden straten aangelegd (Noordwal-Kasterenwal-Oliemolensingel-Buitenhaven-Sint Janssingel-Westwal-Parklaan-Spinhuiswal-Zuidwal-Hekellaan-Oostwal-Muntelwal) De hierlangs gerealiseerde bebouwing, variërend van (volks-) woningbouw tot het Paleis van Justitie en het nieuwe kloostercomplex Mariënburg (Congregatie JMJ), is op de wal naar buiten georiënteerd.

In de jaren dertig leidden uitbreidingsplannen, waarbij het Bossche Broek zou worden bebouwd, tot een verkeersdoorbraak (Prins Bernardstraat) tussen de Wolvenhoek en de Zuidwal ten behoeve van de aansluiting van de binnenstad op de nooit gerealiseerde wijk

De periode na 1940

Aan het eind van de tweede wereldoorlog werd 's-Hertogenbosch hersteld van de oorlogsschade die de stad had opgelopen tijdens de bevrijding in 1944. Dit leidde verspreid over de binnenstad tot invullingen in de kenmerkende wederopbouwarchitectuur van de Delftse school (o.a. Paleis van Justitie Spinhuiswal, bebouwing rond Sluis 0, Visstraat), spoedig gevolgd door gebouwen in de daaraan verwante Bossche-School-architectuur (o.a. kunstacademie Pettelaarseweg, 1953, gesloopt 1989 en zorgcentrum Anthoniegaarde 1956, gesloopt 2001).

De meest ingrijpende wijzigingen binnen de historische binnenstad vonden plaats in de jaren 60 van de 20ste eeuw. Dit proces van stadssanering, waarbij ingrijpende wijziging van de historisch stedenbouwkundige structuur werd voorzien, inclusief het dempen van de Binnendieze, werd verlaten in de jaren 70 en gewijzigd in een beleid dat was gericht op het behoud van de historische structuur. Desalniettemin werd het gebied ten noordoosten van de Markt, het Tolbrugkwartier, op grootschalige wijze gesaneerd en ingevuld met hoogbouw rond het nieuw aangelegde Burgemeester Loeffplein. Het aangrenzende gebied van het Groot-Ziekengasthuis-complex onderging in de vroege jaren 70 een schaalvergroting als gevolg van de nieuwbouw van verpleeggebouwen langs de Tolbrugstraat-Zuidwillemsvaart. Het stadsaanzicht aan de zuidelijke rand van de Binnenstad kreeg in de naoorlogse periode een nieuw aanzien door bebouwing van de in oorsprong open flankgebieden: vrijstaande woningbouw langs de Parklaan, grootschaliger appartementen en kantoorgebouwen langs de Zuidwal. Laatstgenoemde ontwikkeling zet zich voort tot op de dag van vandaag. Het sterk verpauperde gebied aan1estzijde van de (Brede) Haven werd aanvankelijk bestemd om geheel te worden gesloopt en opnieuw te worden bebouwd met woonflats. Na realisatie van één flatgebouw werd het beleid gewijzigd en de nog resterende bebouwing omstreeks het monumentenjaar 1975 gerestaureerd, samen met het toen sterk verpauperde Uilenburgkwartier. In het meest recente verleden heeft het Tolbrugkwartier opnieuw een stedenbouwkundige metamorfose ondergaan met het inbreiden van een grootschalig nieuw winkel-wooncomplex (Stoa-Arena), die evenmin een relatie heeft met de historisch- stedenbouwkundige structuur als met de daar eerder gerealiseerde nieuwbouw in de naoorlogse periode. Met de herontwikkeling van het naastgelegen Groot-Ziekengasthuis-complex wordt in het begin van de 21ste eeuw een omvangrijke stedenbouwkundige herinvulling van de binnenstad voorzien.

2.4 'S-hertogenbosch; Centrum Van De Regio

De binnenstad van 's-Hertogenbosch wordt sinds de zeventiger jaren van de 20ste eeuw gekenmerkt door een menselijke maat en een gevarieerde ruimtelijke structuur. Die kwaliteit werd in het structuurplan van 1980 onderstreept. De beleidslijnen uit dit structuurplan hebben geleid tot behoud van de historische structuur en de schaal van de bebouwing. De binnenstad kende een hoge werkgelegenheid en ook de woonfunctie, in de vorm van bovenwoningen, is toen sterk toegenomen. De bestaande sterke mix van functies vormde de kracht van de binnenstad. Dominantie van welke functie dan ook bleek ongewenst en ongezond voor het functioneren van de stad.

De historische binnenstad is in de periode van 1985 tot 1995 uitgegroeid tot het hart van de regio in zowel emotioneel, functioneel als commercieel opzicht; het aantal winkels en horecagelegenheden is toen enorm toegenomen.

's-Hertogenbosch heeft zich sinds medio jaren negentig ontwikkeld tot één van de belangrijkste middelgrote steden van Nederland. Op nationale schaal scoort de stad voor wat betreft werkgelegenheid als ook detailhandel goed. De regionale functie van de stad blijkt uit het feit dat bijna een kwart van de bezoekers uit de omliggende gemeenten komt en bijna even zo veel bezoekers zelfs van buiten de regio. Voor een deel is dit te verklaren door de vele niet-winkelfuncties die in de historische binnenstad van 's-Hertogenbosch voorkomen. De binnenstad kent nog steeds een grote dynamiek door de aanwezigheid van vele functies die tegelijkertijd een samenhangend stedelijk geheel vormen. Het "bindmiddel" is de (vormgeving van de) ruimtelijke omgeving. Dit alles maakt dat 's-Hertogenbosch “ontmoetingsstad” bij uitstek is, en zich ook als zodanig profileert.

Het bijzondere van de binnenstad van 's-Hertogenbosch is dat de winkelfunctie hand in hand gaat met cultuurhistorie, toerisme en recreatie.

2.5 Binnenstad Als Conflictgebied

Een historische binnenstad met een regionale verzorgingsfunctie is per definitie een conflictgebied. Een integrale benadering van ruimtelijke en functionele vraagstukken staat daarom voorop. In 's-Hertogenbosch is die vraag om een integrale benadering extra beladen door de kwestie van maat en schaal. In de oude binnenstad, die bekend staat om haar menselijke maat en de grote mate van samenhang tussen functies en openbare ruimten, is geen ruimte voor grootschalige op zich zelf staande functies. Die ruimte biedt de spoorzone bijvoorbeeld wel.

Waar de oude binnenstad mee worstelt is de schaalvergroting van detailhandel- en horecaondernemingen en de bijbehorende wens om zich met een eigen huisstijl prominent te profileren. Dat staat op gespannen voet met de (historische) kwaliteit van panden.

2.6 Beschermd Stadsgezicht

De historische stad binnen de wallen is aangewezen als beschermd stadsgezicht, samen met het ten zuiden van de stad gelegen open natuurgebied en voormalige inundatiegebied het “Bossche Broek”. Naderhand zijn ook de eerste twee stadsuitbreidingen buiten de historische binnenstad als stadsgezicht beschermd: de westelijk hiervan gesitueerde stationswijk “Het Zand” (eind 19e, vroeg 20e eeuw) en de noordoostelijke uitbreiding “de Muntel” met volkswoningbouwcomplexen uit de vroege 20ste eeuw. Deze beide wijken konden pas worden gerealiseerd nadat de vestingstad 's-Hertogenbosch in 1874 zijn functie als verdedigingswerk had verloren. Beide jongere stadsuitbreidingen hebben een voor de periode kenmerkend stedenbouwkundig patroon en diversiteit in bebouwing.

De Bossche stadskern herbergt in zijn ondergrond een zeer rijk bodemarchief, waarvan maar een klein gedeelte door middel van archeologisch onderzoek onderzocht is. Een aantal van de belangrijkste terreinen zijn aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument, waaronder de Markt, de Parade en de belangrijkste kloosterterreinen, evenals de eerste en de tweede stadsmuur.

2.7 Functionele Structuur

Zoals in een centrum betaamt, is er in de binnenstad een grote diversiteit aan functies en voorzieningen aanwezig waaronder detailhandelsfuncties, horeca, (kleinschalige) kantoor- en bedrijfsfuncties, maatschappelijke voorzieningen en woningen.

De detailhandelsfuncties omvatten zowel de landelijke ketens als ook de kleinschaligere, specialistische en ambachtelijke winkeltjes. Hoewel in de binnenstad ook winkels aanwezig zijn voor de dagelijkse boodschappen heeft het recreatieve winkelen (“funshoppen”) de overhand.

De recreatieve functie van de binnenstad wordt versterkt door de aanwezigheid van veel horecabedrijven. Deze komen zowel verspreid over de binnenstad voor als ook geconcentreerd in de uitgaansgebieden. De Markt, de Parade, de Korte Putstraat en de Karrenstraat vormen de horecaconcentratiegebieden in de Bossche binnenstad. Tot de horecabedrijven behoren ook de enkele hotels in de binnenstad (Markt en Kerkstraat).

De in de historische binnenstad gevestigde kantoren zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de dienstverlenende/publieksverzorgende functie van de binnenstad. Het betreffen dan ook vooral banken en reisbureaus, of andersoortige kantoren, niet zijnde maatschappelijke instellingen, met een baliefunctie. De, veelal kleinschalige, bedrijfsfuncties in de binnenstad passen goed in het bestaande gemengde functiepatroon van een stadscentrum.

Onder maatschappelijke voorzieningen worden scholen, musea, ouderenvoorzieningen (Anthoniegaarde, Nieuwenhagen), kerken, de bibliotheek en ook het bestuurscentrum en het stadskantoor verstaan. Deze zijn alle in de binnenstad vertegenwoordigd.

Tot slot wordt er in de binnenstad, vanzelfsprekend, ook gewoond. In het winkelgebied zijn dit vooral de appartementen en bovenwoningen. Voor het overgrote deel betreffen dit relatief kleine woningen. Aan de randen van de binnenstad neemt het aandeel woningen ten opzichte van overige functies toe en zijn vooral grondgebonden eengezinswoningen te vinden.

2.8 Groen- En Waterstructuur

De vestingwerken bepalen in grote mate de hoofdgroenstructuur van de binnenstad. Hiertoe behoren, onder meer, bastion Vught, bastion Oranje, bastion Baselaar en de Citadel. Daarnaast zijn op enkele plekken in de binnenstad waardevolle groene binnentuinen en monumentale boomstructuren aanwezig die ook van belang zijn voor de (beleving van de) groenstructuur van de binnenstad.

De rivieren de Aa en de Dommel, de Stadsgracht alsook de Zuid Willemsvaart en de Binnenhaven en de ruimtelijk-historisch van groot belang zijnde Dieze, die binnen de muren van de binnenstad Binnendieze wordt genoemd, vormen tezamen de hoofdwaterstructuur van de binnenstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002067-1401_0003.jpg"

Afbeelding hoofdgroen- en waterstructuur

2.9 Verkeersstructuur

Verkeersstructuur

De interne ontsluitingsstructuur van de Bossche binnenstad bestaat uit de drie radialen, de Orthenstraat overgaand in de Hoge Steenweg, de Vughterstraat overgaand in de Schapenmarkt en de Hinthamerstraat, waaraan diverse zijstraten (de eerder genoemde secundaire straten) zijn gesitueerd. Hierbij is met name van belang de verbinding naar het station via de Visstraat/Stationsweg. De secundaire straten ontsluiten de verschillende buurtjes in de binnenstad. De radialen vormen de ontsluiting tussen het letterlijke centrum van de binnenstad, de Markt, en de routes rondom de binnenstad die naar andere wijken en/of plaatsen leiden.

De binnenstad is het domein van de voetganger. De Bossche binnenstad beschikt over een uitgebreid voetgangersgebied en verschillende openbare pleinen, waaronder de Markt, de Parade en de Kerkstraat. Deze pleinen worden tevens gebruikt voor diverse evenementen die jaarlijks in de stad plaatsvinden. Er komt steeds meer ruimte voor de voetganger. De Binnenstad is voor de voetganger veiliger geworden. Ook komt er steeds meer ruimte voor de fiets. Dat betreft naast het rijden ook het stallen in de vorm van grootschalige gebouwde stallingsvoorzieningen zoals bijvoorbeeld in de kelder van het voormalige postkantoor.

Het basisnet voor het openbaar vervoer reikt nog gedeeltelijk tot in de binnenstad. De binnenstadsrandhaltes zijn bij het centraal station en de Zuid-Willemsvaart ter hoogte van het Groot Zieken Gasthuis gesitueerd. Snelle openbaar vervoer verbindingen tussen transferia en de binnenstad dragen bij aan zowel een goede bereikbaarheid als leefbaarheid.

Voor de auto zal de parkeercapaciteit aan de rand van de binnenstad (onder andere de Hekellaangarage) en op transferia worden uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002067-1401_0004.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Hierna volgt een samenvatting van het relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het gemeentelijke beleidskader is het meest van belang maar vindt zijn oorsprong in het regionale, provinciale en nationale ruimtelijke ordeningsbeleid. In een enkel geval is Europees beleid geformuleerd en van belang, met name als het gaat om cultuurhistorie, flora en fauna, geluidhinder en luchtkwaliteit. Ter onderbouwing van de gemeentelijke beleidskeuzes zal dus ook het bovengemeentelijke beleidskader worden aangestipt.

3.1 Europees Beleid

Verdrag van Malta

Nederland heeft in 1992 het Verdrag van Malta (Valletta) ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is om op een verantwoorde wijze om te gaan met archeologische belangen in de ruimtelijke ordening door, onder meer, de zorg voor het archeologisch erfgoed te verbeteren en archeologen eerder bij de planvorming te betrekken.

Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Malta en het rijksbeleid is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat boven het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van veldonderzoek vroegtijdig inzicht wordt gegeven in de archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied. Op deze manier kunnen de aanwezige waarden bij de planontwikkeling voldoende worden gewaarborgd.

Door een wijziging van de Monumentenwet 1988 in 2007 is dit verdrag in de Nederlands wetgeving geïmplementeerd. Het bestemmingsplan wordt daarin aangewezen als het instrument waarbinnen archeologische monumentenzorg kan worden geregeld.

De historische binnenstad bevat belangrijke archeologische en cultuurhistorische waarden.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden. Hierin is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd.

De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied;
  • krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden;
  • borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten.

Krachtige steden

Ten aanzien van de ontwikkeling van krachtige steden streeft het rijk naar verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden. Om dit te bereiken stimuleert het rijk meer variatie in het woningaanbod. Met name in de stad zijn meer hoogwaardige woonmilieus nodig. Dit vraagt enerzijds om verdichting tot hoogstedelijke milieus en anderzijds om verdunning tot groene woonmilieus.

Nationaal stedelijk netwerk Brabantstad

De nota Ruimte richt zich voor wat betreft de nationale stedelijke netwerken op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen.

Brabantstad, bestaande uit de gemeenten 's-Hertogenbosch, Tilburg, Breda, Eindhoven en Helmond, is na de Randstad het tweede nationale stedelijke netwerk van Nederland. De kracht van Brabantstad ligt in de verwevenheid van de steden met de groene ruimte. Om deze positie te behouden en te versterken is het van belang voldoende ruimte te bieden voor woningbouw, bedrijven en instellingen, de kennisinfrastructuur verder te ontwikkelen en een betrouwbare bereikbaarheid te waarborgen.

3.2.2 AMvB Ruimte

Ingevolge de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kan de rijksoverheid ter waarborging van de nationale belangen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft vastgesteld, dat deze bevoegdheid om algemene regels te stellen voor een beperkt aantal onderwerpen zou moeten ingezet. Het gaat om een negental onderwerpen, ontleend aan de Nota Ruimte. Omdat een deel van rijksbeleidskaders nog in ontwikkeling is en nieuw rijksbeleid wordt voorbereid, heeft het kabinet besloten dat de amvb gefaseerd wordt opgesteld en in werking zal treden. De eerste tranche zal naar verwachting binnenkort in werking treden. Hierin zijn naar verwachting geen onderwerpen geregeld, welke een specifieke regeling in dit bestemmingsplan behoeven.

3.2.3 Nota Mobiliteit

Op 21 februari 2006 is de Nota Mobiliteit in werking getreden. De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en daarmee de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2).

Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Het handhaven en waar mogelijk verbeteren van de bereikbaarheid zal gepaard moeten gaan met het verbeteren van de leefbaarheid. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Belangrijk aandachtspunt blijft het terugdringen van het gebruik van de auto, met name op de korte ritten, door het (verder) ontwikkelen en aantrekkelijk maken van het vervoer per fiets en het openbaar vervoer.

3.2.4 Nota Belvédère

De Nota Belvédère, beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting uit 1999, richt zich op het behoud en de versterking van de cultuurhistorische identiteit van de leefomgeving. Deze doelstelling wordt bereikt door een sterker accent te plaatsen bij het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. De opgave ligt zowel in het stedelijk als het landelijk gebied. Het stedelijk gebied biedt kansen in het kader van herstructureringsopgaven, bijvoorbeeld door het revitaliseren van bestaande kwaliteiten.

De nota Belvédère geeft een aanzet voor een beleidssystematiek, uitgaande van gradaties in ruimtelijke dynamiek. De concrete invulling vindt plaats in het kader van de Nota Ruimte.

3.2.5 Beleid Moderne Monumentenzorg

Het rijksbeleid beoogt een modernisering van de monumentenzorg. Belangrijk onderdeel van dit nieuwe beleid is, dat de monumentenzorg meer als onderdeel van de ruimtelijke ordening wordt beschouwd en de bescherming van cultuurhistorische waarden waar mogelijk via het bestemmingsplan wordt geregeld. In het bestemmingsplan moet zijn aangegeven, hoe het cultuurhistorisch belang is afgewogen. Het bestaande instrumentarium, zoals bijvoorbeeld de aanwijzing van monumenten en stadsgezichten, blijft behouden. De wetgever ziet het bestemmingsplan echter als integratiekader voor het beleid. In verband hiermee is het Besluit op de Ruimtelijke Ordening op 17 juni 2011 gewijzigd.

Dit bestemmingsplan is aangepast aan dit nieuwe beleid. In de paragraaf "cultuurhistorie" van deze toelichting wordt het beleid met betrekking tot cultuurhistorie en monumenten toegelicht en wordt aangegeven, hoe dit in het bestemmingsplan is verwerkt.

3.3 Provinciaal Beleid

Verordening Ruimte en Provinciale Structuurvisie

In de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant en de Verordening Ruimte is de binnenstad aangewezen als stedelijk concentratiegebied . Van belang is, dat in de Verordening Ruimte De Dommel, De Zuid-Willemsvaart en de Aa zijn aangewezen als ecologische hoofdstructuur. Voorts als zoekgebied voor ecologische verbindingszones en zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen. De verordening schrijft bescherming voor van deze zones tegen ontwikkelingen die deze zones minder geschikt maken voor verwezenlijking, het behoud en het beheer.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurplan Binnenstad 's-Hertogenbosch

Het Structuurplan Binnenstad 's-Hertogenbosch is door de gemeenteraad op 13 juni 1980 vastgesteld. Met dit plan zijn de waarden van de historische binnenstad erkend en is de weg ingeslagen naar herstel van deze waarden door middel van een uitgevoerd intensief restauratieprogramma. Het structuurplan is de basis geweest voor de meeste thans geldende bestemmingsplannen voor de binnenstad. De hoofddoelstelling voor het ruimtelijk beleid voor de binnenstad is hierin als volgt geformuleerd. “Het ruimtelijk beleid voor de binnenstad richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden voor centrumfuncties waardoor de binnenstad een levendig en veelzijdig ontmoetingscentrum voor stad en regio blijft, het versterken van de woonfunctie, het terugdringen van functies welke aan de gewenste functieontwikkeling afbreuk doen en het in samenhang hiermee verbeteren van de verblijfskwaliteit. De karakteristieke stedenbouwkundige structuur en de bereikbaarheid moeten te allen tijde worden gewaarborgd. De werkgelegenheidsfunctie dient te worden gehandhaafd.

3.4.2 Ruimtelijke Structuurvisie

In de Ruimtelijke structuurvisie "Stad tussen stromen" (juni 2003) is een richtinggevende visie gegeven op de ruimtelijke en economische ontwikkelingsmogelijkheden van de stad. Een goede balans tussen natuurlijke, verkeerstechnische, culturele, sociale, technologische en economische stromen is daarbij uitgangspunt. Ofwel, de toekomstige intensiteit van functies wordt niet alleen door nieuwe ontwikkelingen bepaald, maar tevens door wat de ondergrond aan kan. Op deze wijze kunnen de ruimtelijke samenhang en herkenbaarheid van de stad worden behouden en de vitaliteit vergroot.

Het centrum van de stad maakt deel uit van de stedelijke ruggengraat en bepaalt mede het karakter van de stad. In de stedelijke ruggengraat wordt gestreefd naar een grote menging van functies in een compacte ruimtelijke opzet. Het beleid voor de stedelijke ruggengraat, en in het bijzonder het centrumgebied, is gericht op:

  • Zorgvuldig omgaan met de historische binnenstad van 's-Hertogenbosch. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen binnen de cultuurhistorische rijkdom en de menselijke maat van de binnenstad. Functies worden in aard, schaal en maat hierop geselecteerd.
  • Optimaal gebruik maken van de uitstralingsgebieden die in de directe invloedssfeer van de binnenstad liggen, maar die niet direct een centrumklimaat kennen. De opgave voor deze gebieden is om de ruimtelijke aanhaking op de binnenstad te stimuleren waardoor een grotere wisselwerking tussen de gebieden ontstaat.
  • Toevoegen van nieuwe stedelijke knopen complementair aan de binnenstad, inclusief een verdere verdichting van de tussenliggende gebieden. De aan de binnenstad complementair zijnde gebieden - het gaat onder andere om het Paleiskwartier en 't Zand - worden ontwikkeld voor de functies die schaal en maat van de binnenstad te boven gaan.

Er is een nieuwe structuurvisie voor de gehele stad in voorbereiding. Ten tijde van het in procedure brengen van dit plan is deze nog niet in procedure gebracht. Naar verwachting zal de nieuwe structuurvisie geen nieuwe zaken bevatten, die in dit bestemmingsplan moeten worden geregeld.

3.4.3 Ontwikkelingsvisie Stadscentrum

De Ontwikkelingsvisie Stadscentrum "Samen investeren in een groeibriljant" (vastgesteld door de gemeenteraad op 20 mei 2003) voor het stadscentrum zal in de komende periode van circa 20 jaar een leidraad moeten bieden voor het voeren van een ruimtelijk ontwikkelings- en beheersbeleid dat inspeelt op maatschappelijke processen. Uitgangspunt is dat alle kansen om tot kwaliteitsverbetering te komen en de identiteit van het stadscentrum te versterken moeten worden benut.

Gewenste positie van het stadscentrum

Regionale verzorgingsfunctie

De binnenstad heeft een verzorgingsgebied dat gemeentegrensoverschrijdend is. Daarom is het van groot belang dat met name het winkelareaal, de cultuur en het toerisme zich in de historische binnenstad verder kunnen ontwikkelen. Tegelijkertijd zal ook de woonfunctie verdere impulsen moeten krijgen.

Functieontwikkeling in aansluiting op historisch karakter

Vergroting en intensivering van het stadscentrum, langs de radialen en in het toekomstige te ontwikkelen Groot Zieken Gasthuisgebied maken het mogelijk om een evenwichtige groei van de diverse functies te realiseren en leiden tot het ontstaan van een stadscentrum dat een grote verscheidenheid aan sferen kent waarbij de functieontwikkeling goed kan aansluiten bij het karakter van de historische stad.

Cultuurhistorisch centrum op landelijk niveau

Binnen Brabantstad bestaat de behoefte aan stedelijke concentratiegebieden waar bewoners binnen de regio de belangrijkste voorzieningen van regionaal niveau kunnen vinden, waar sprake is van een hoogstedelijk woonmilieu en waar bijzondere elementen een aantrekkingskracht kunnen uitoefenen die voor Brabantstad als geheel van belang is.

De stedelijke concentratiegebieden dienen elkaar aan te vullen. De historische binnenstad van 's-Hertogenbosch kan in toenemende mate een unieke rol vervullen als cultuurhistorisch centrum van landelijk toeristische betekenis. Het functieaanbod dient hier op afgestemd te zijn en de kwaliteit van het winkel- en horecagebied dienen aan te sluiten bij het gewenste behoud en herstel van het culturele erfgoed en het culturele klimaat.

Complete stad

Op stedelijk niveau wordt gestreefd naar een “complete stad”: een stad met een zo hoog mogelijk voorzieningenniveau. Hierbij wordt primair gedacht aan de historische binnenstad als locatie om dit voorzieningenniveau te realiseren. Voorwaarde is dat dit gebeurt in overeenstemming met het cultuurhistorische karakter van het stadscentrum.

De gewenste positie van het stadscentrum wordt tenslotte bepaald door de menselijke maat van de binnenstad, de grote mate van samenhang tussen de functies en openbare ruimten, de aanwezigheid van een “skyline” (de Sint Janskathedraal, het Paleiskwartier), de directe stedelijke en landelijke omgeving en de aansluiting daarop en net buiten het stadscentrum gelegen voorzieningen als politie en brandweer, Jeroen Bosch ziekenhuis en Brabanthallen.

Gewenste ontwikkeling functieclusters

In de Ontwikkelingsvisie wordt een beeld geschetst van de gewenste ontwikkeling van functieclusters. Voor het veelzijdig functioneren van het stadscentrum is het van belang om door middel van het onderscheiden van functieclusters een zodanige ordening te bereiken dat enerzijds sprake is van herkenbaarheid van ieder cluster (door concentratie van een zelfde soort functies), maar anderzijds ook sprake is van een interessante menging. Het stadscentrum is gebaat bij een samenhangende en evenwichtige ontwikkeling van functieclusters.

De functieclustering is gebaseerd op de betekenis die de functies hebben voor het stadscentrum, de specifieke eisen die zij stellen aan het binnenstedelijk milieu en het druktebeeld dat ermee samenhangt.

Daarbij moet rekening worden gehouden met het accommoderen van nieuwe ruimtebehoeften, met flexibiliteit in verband met onzekerheid omtrent de toekomstige ruimtevraag en met de ontwikkeling van gevarieerde vestigingsmilieus.

Gewenst ruimtelijk sfeerbeeld

De gewenste ontwikkeling van de functieclusters stelt eisen aan de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Een historisch stedelijk centrum is per definitie een ontmoetingsplek en dient dan ook die sfeer uit te stralen. Dat betekent, dat eisen worden gesteld aan een goede samenhang tussen functie, vorm (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) en gebruik van de openbare (buiten)ruimte. De openbare ruimten zijn van grote waarde voor de omgevingskwaliteit van het stadscentrum omdat zij sfeerbepalend zijn, recreatiemogelijkheden bieden en een belangrijke ontmoetingsfunctie hebben.

Daarnaast zijn de opvattingen van de bewoners, werkenden en bezoekers van de binnenstad belangrijk als het gaat om de vormgeving van de binnenstad. Voor bewoners is de binnenstad deel van de eigen identiteit, voor de bezoekers is de veelzijdige identiteit van de binnenstad op zichzelf interessant of aantrekkelijk, een reden om naar de stad te komen.

Het culturele erfgoed van de historische binnenstad geldt als waardevol uitgangspunt en inspiratiebron voor verdere ontwikkeling.

3.4.4 Archeologiebeleid

Voor de binnenstad is op 8 oktober 2002 de archeologische verwachtingskaart voor de binnenstad vastgesteld. Op deze kaart zijn toen verschillende gebieden aangegeven met een verschillende verwachting. Op 15 juni 2010 is voor de gehele gemeente, inclusief de binnenstad een archeologische beleidskaart vastgesteld met bijbehorende legenda. De in 2002 voor de binnenstad vastgestelde verwachtingen zijn hierin verwerkt en met nieuwe categorie-aanduidingen opgenomen. Op de in juni 2010 vastgestelde beleidskaart met bijbehorende legenda zijn de verschillende archeologische verwachtingen ingedeeld in categorieën. De beleidskaart met bijbehorende legenda is als bijlage 1 opgenomen bij deze plantoelichting. Deze kaart is op een aantal punten nog verbeterd en geactualiseerd ook om een eenduidigere systematiek voor de binnenstad te verkrijgen. Aan elk van de op de beleidskaart aangegeven categorieën zijn regimes gekoppeld, waarin wordt aangegeven in welke gevallen ter bescherming van (mogelijke) archeologische waarden archeologisch onderzoek noodzakelijk is en onder welke voorwaarden vrijstelling daarvan kan plaatsvinden, voor welke categorieën een omgevingsvergunning is vereist voor bouwen, slopen, en werken en werkzaamheden onder maaiveld of voor welke categorie geen vergunning noodzakelijk is. Voor de binnenstad zijn de volgende categorieën van belang:

  • Categorie 2: Wettelijk beschermde gemeentelijke archeologische monumenten (categorie

1 en 3 op de voormalige archeologische verwachtingskaart van de binnenstad).

  • Categorie 4A: Delen van de stadskern van hoge archeologische waarde op de plaatsen van

bijzondere gebouwen (categorie 2 en 4 op de voormalige archeologische verwachtingskaart van de binnenstad).

  • Categorie 4B: Delen van de stadskern van hoge archeologische waarde binnen de

middeleeuwse hoofdstructuur (categorie 5 op de voormalige archeologische verwachtingskaart van de binnenstad).

  • Categorie 4C: Overige delen van de middeleeuwse stadskern van hoge archeologische

waarde (categorie 6 op de voormalige archeologische verwachtingskaart van de binnenstad.

  • Categorie 7 Verstoorde terreinen. In deze gebieden is wat archeologie betreft geen vergunning vereist. Wel zal bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd.

Categorie 2 betreft de reeds wettelijk beschermde archeologische momenten. Deze behoeven geen regeling in dit bestemmingsplan. Die waarden worden volledig en uitputtend door de Monumentenwet en Monumentenverordening beschermd. Ook het bovengrondse deel van een archeologisch monument, voor zover aanwezig, maakt deel uit van dat monument.

Om inzicht te geven, welke gronden dit betreft, zijn deze beschermde monumenten op kaartbijlage nr. 2 van deze toelichting aangegeven, op welke kaart ook de bovengrondse rijks- en gemeentelijke monumenten en het beschermd stadsgezicht zijn aangegeven. Voor categorie 7 (lage verwachting) is voor wat betreft archeologie geen vergunning vereist.

Categorieën 4A en 4B zijn voor de Binnenstad samengevoegd, omdat voor deze categorieën dezelfde regimes gelden. Voor categorie 4C geldt een ander regime, zodat in de Binnenstad twee groepen overblijven, waarvoor afzonderlijke regels dienen te worden opgesteld. Dit is mogelijk door aan de gronden met de categrorieën 4A en 4B de hierna nader toegelichte dubbelbestemming Waarde Archeologie 1 en aan de gronden met de categorie 4C de hierna toegelichte dubbelbestemming Waarde Archeologie 2 toe te kennen.

Waarde Archeologie 1: Delen van de stadskern van hoge archeologische waarde op de plaats van bijzondere gebouwen of binnen de middeleeuwse hoofdstructuur.

Deze groep van terreinen is op de archeologische beleidskaart van de gemeente aangeduid als categorie 4A en 4B. Voor de terreinen met deze dubbelbestemming geldt dat voor alle ingrepen groter dan 1 m² en dieper dan 50 cm onder het huidige maaiveld een aanleg-, bouw of sloopvergunning vereist is. Omdat in de beleidsnota voor deze gebieden hetzelfde regime geldt, zijn ze op de bestemmingsplankaart samengevoegd. Het betreft resten van belangrijke gebouwen die zeldzaam zijn of resten van de middeleeuwse hoofdstructuur van de stad. De resten zijn zeer geconcentreerd en vanaf geringe diepte onder het maaiveld aanwezig. Een zeer klein oppervlak kan reeds veel informatie bevatten. In principe is behoud in situ van archeologische resten voor deze terreinen het uitgangspunt.

Bij ingrepen groter dan 25 m² en dieper dan 50 cm beneden maaiveld kan een waarderend onderzoek worden geeist ten einde vast te stellen of de ingreep de archeologische waarden aantast en of technische maatregelen noodzakelijk zijn om de resten in situ te beschermen. In de Binnenstad is in het verleden veel onderzoek gedaan. Een waarderend onderzoek is daarom niet altijd noodzakelijk omdat er bij de BAM reeds voldoende inzicht is om terreinen te waarderen. De BAM heeft dan ook de mogelijkheid de verstoorder vrij te stellen van een waarderend onderzoek. De BAM zal dergelijke informatie beschikbaar stellen. Voorafgaand aan het verlenen van de vergunning is echter wel aanvullende informatie nodig om de plannen op aan te kunnen passen.

Ingrepen kleiner dan 25 m² vragen vaak geen planaanpassing maar hier kan het wel noodzakelijk zijn om voorafgaand aan de werkzaamheden een opgraving uit te voeren of de werkzaamheden te begeleiden. Omdat de kosten voor archeologisch onderzoek in dergelijke gevallen vrijwel altijd excessief zijn, zal de gemeente de kosten voor dit onderzoek voor haar rekening nemen.

Bij ondiepe ingrepen voor de realisering van bijgebouwen bestaan er voor de initiatiefnemer meestal weinig mogelijkheden om de bouw ten gunste van de archeologie aan te passen. Een financiële prikkel met dat doel is hier dus niet van toepassing en daarom zal de gemeente bij bijgebouwen ondiep onderzoek (tot 1 meter beneden maaiveld) op eigen kosten (laten) uitvoeren. Op het moment dat er binnen het plan wel diepere ingrepen plaats vinden (bijvoorbeeld een kelder) komt het onderzoek wel geheel voor rekening van de initiatiefnemer.

Waarde Archeologie 2: Overige delen van de middeleeuwse stadskern van hoge archeologische waarde.

Deze groep van terreinen is op de archeologische beleidskaart van de gemeente aangeduid als categorie 4C. Voor de terreinen met deze dubbelbestemming geldt dat voor alle ingrepen groter dan 25 m² en dieper dan 50 cm onder het huidige maaiveld een aanleg-, bouw of sloopvergunning vereist is. Het betreft het gebied binnen de 17de eeuwse vestingwerken. Hier zijn vaak tot op enkele meters diepte resten bewaard gebleven. De resten zijn zeer geconcentreerd en vanaf geringe diepte onder het maaiveld aanwezig. Een zeer klein oppervlak kan reeds veel informatie bevatten.

Bij ondiepe ingrepen voor de realisering van bijgebouwen bestaat er voor de initiatiefnemer meestal weinig mogelijkheden om de bouw ten gunste van de archeologie aan te passen. Een financiële prikkel met dat doel is hier dus niet van toepassing en daarom zal de gemeente bij bijgebouwen ondiep onderzoek (tot 1 meter beneden maaiveld) op eigen kosten (laten) uitvoeren. Op het moment dat er binnen het plan wel diepere ingrepen plaats vinden (bijvoorbeeld een kelder) komt het onderzoek wel geheel voor rekening van de initiatiefnemer.

Bodemverstoring

Plaatselijk kunnen in de binnenstad (sub)recente bodemverstoringen aanwezig zijn die er voor hebben gezorgd dat archeologische resten tot een veel dieper niveau geheel of gedeeltelijk zijn verstoord of vernietigd. Locaties waar grootschalige bodemverstoring heeft plaatsgevonden zijn zoveel mogelijk verwerkt in het bestemmingsplan. In de praktijk zullen echter nog veel meer locaties zijn waar archeologische resten door bodemverstoring verloren zijn gegaan. De omvang en locatie van deze verstoringen zijn echter niet op voorhand bekend, en het is dus van belang om bij elke ingreep eerst te bepalen of er sprake is van bodemverstoring en zo ja wat het effect daarvan is (geweest) op archeologische waarden. Indien de initiatiefnemer met behulp van relevante en eenduidige gegevens kan aantonen dat het plangebied dermate sterk verstoord is dat geen intacte archeologische resten verwacht kunnen worden, kande gemeente vrijstelling verlenen voor archeologisch onderzoek.

Heipalen

Het aanbrengen van heipalen leidt in vrijwel alle gevallen tot een diepe en vaak onomkeerbare aantasting van archeologische resten. De aard van de verstoring is vaak echter dermate lokaal en beperkt van omvang dat gericht archeologisch onderzoek ter plaatse van de heipalen niet goed mogelijk is. Voor het aanbrengen van heipalen wordt daarom in veel gevallen geen archeologisch onderzoek verplicht gesteld. Wel kunnen eisen worden gesteld aan de dichtheid van heipalen of de gebruikte methode van heien (slaan, schroeven etc.). Het aanbrengen van heipalen waarbij zo min mogelijk grondverplaatsing of verdringing plaatsvindt zijn in veel gevallen het meest wenselijk. Er moet overigens wel een onderscheid worden gemaakt in het daadwerkelijk aanbrengen van de heipalen en de werkzaamheden die nodig zijn om het terrein gereed te maken voor heiwerkzaamheden. Het (plaatselijk) uitgraven van de bodem, bijvoorbeeld om muren en/of funderingsresten te verwijderen, is zeer destructief en valt niet onder de vrijstelling van archeologisch onderzoek. Het kan voorafgaand aan heiwerkzaamheden zeer zinvol zijn om contact op te nemen met de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten (BAM). Zij beschikken vaak over gedetailleerde informatie over de ligging van (soms zeer zware) muren en funderingen. In overleg kan dan worden bekeken welk palenplan en welke methode het meest geschikt is. In het geval van het bouwen in een zone met Waarde Archeologie 1 en 2 zal het palenplan eerst ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan het bevoegd gezag tot verlening van de omgevingsvergunning.

3.4.5 Cultuurhistorie

In deze paragraaf wordt uiteengezet, op welke wijze dit bestemmingsplan het integratiekader vormt voor het cultuurhistorisch beleid.

Zoals in paragraaf 3.2.5 is uiteengezet, heeft de Tweede Kamer ingestemd met een wetswijziging, die beoogt dat de cultuurhistorische belangen voortaan integraal moeten worden meegewogen in bestemmingsplannen. Dat geldt niet alleen voor de archeologie, maar ook voor bovengrondse monumenten en gebouwen en bouwwerken die geen monument zijn, maar wel cultuurhistorische waarde hebben.

De Binnenstad van 's-Hertogenbosch is in zijn geheel aangewezen als beschermd stadsgezicht. Ingevolge artikel 1 onder f van de Monumentenwet 1988 luidt de definitie van beschermd stadsgezicht als volgt:

“groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden”.

Artikel 36 van de Monumentenwet bepaalt, dat ter bescherming van een beschermd stads- en dorpsgezicht een bestemmingsplan dient te worden vastgesteld.

Om de afweging van de (bovengrondse) cultuurhistorische belangen te kunnen maken, is de volgende werkwijze gevolgd:
1) Allereerst is bepaald wat de belangrijkste structurele cultuurhistorische waarden zijn in het stadsgezicht; deze zijn niet overal in de binnenstad gelijk.
2) Vervolgens is bepaald welk beleid de gemeente wil volgen als het gaat om het behoud van deze waarden.
3) Als derde stap is in het bestemmingsplan een zone aangegeven waarbinnen bijzondere voorschriften zijn opgenomen om de structurele waarden te beschermen.
4) In de voorschriften is vervolgens flexibiliteit ingebouwd, om te zorgen dat bij concrete bouwplannen een nadere afweging mogelijk blijft tussen de cultuurhistorische waarden en andere waarden die in het geding zijn.
In het navolgende worden deze stappen nader toegelicht

1. De belangrijkste cultuurhistorische waarde in het stadsgezicht

De gemeente 's-Hertogenbosch voert al vele jaren een actief beleid op het terrein van archeologie, bouwhistorie en monumentenzorg. De basis daarvoor ligt in het unieke karakter van met name de historische binnenstad. De stad 's-Hertogenbosch kende een grote bloeitijd in de periode vanaf de 14e tot en met de 16e eeuw. In die periode speelde de stad op internationaal niveau een belangrijke rol, zowel in economisch als in cultureel opzicht. Aan het eind van de 16e eeuw verschoof het economisch zwaartepunt in Europa langzamerhand naar het Noorden. Na de verovering door Frederik Hendrik in 1629 veranderde de plek van de stad op de Europese kaart definitief. Een periode van economische achteruitgang volgde. Deze ontwikkeling was er de oorzaak van, dat de bouwwerken die in de laat-middeleeuwse periode waren opgetrokken, zeer lang bleven bestaan en slechts minimaal werden aangepast. Pas in de 19e eeuw kwam daar verandering in. Bovenstaande ontwikkeling is er de oorzaak van, dat de (laat-)middeleeuwse hoofdstructuur van de binnenstad vrijwel intact bewaard is gebleven. Vaak vinden we langs de belangrijkste straten in die hoofdstructuur negentiende- eeuwse en twintigste- eeuwse gevels terug, maar dat is niet wat het lijkt. Achter de gevels zijn vaak middeleeuwse kelders, tussenmuren, balklagen, vloeren en soms zelfs muurschilderingen en kappen nog aanwezig.

2. Het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid in de binnenstad

Hiervoor genoemde (laat-)middeleeuwse hoofdstructuur en de nog bestaande historische bouwdelen die er onderdeel van uitmaken, vormen de kern van de waarde van het stadsgezicht. Het cultuurhistorisch beleid is erop gericht die zoveel mogelijk te behouden. Daarbij doet zich het probleem voor dat veel van de middeleeuwse elementen op dit moment verborgen zijn achter de gevels of zelfs behang, schrootjes, stucwerk of plafonds. Die komen tevoorschijn bij verbouwingen. Het beleid is, om ook deze elementen zoveel mogelijk te behouden. Maar 's-Hertogenbosch is ook een eigentijdse stad met een grote dynamiek. De belangrijkste cultuurhistorische zones vallen grotendeels samen met de belangrijkste winkelstraten. Het kan dus gebeuren dat bij de voorbereiding van een verbouwing waardevolle elementen worden gevonden, maar dat andere belangen moeten worden afgewogen tegen de wens tot behoud. In dat geval wordt in de praktijk zoveel mogelijk gezocht naar een oplossing die weliswaar zorgt dat zoveel mogelijk behouden blijft, maar anderzijds goede initiatieven niet frustreert. In de dagelijkse praktijk in onze stad blijkt dit vrijwel altijd te lukken. Het is daarom van belang dat het bestemmingsplan instrumenten voor behoud, maar ook de nodige flexibliteit kent.

3. De opname van een cultuurhistorische zone in het bestemmingsplan

Op 31 januari 2006 heeft het college van B&W de bouwhistorische waardenkaart vastgesteld. Bij die gelegenheid heeft het college aangegeven, dat de uitkomsten van de bouwhistorische waardenkaart als volgt in het bestemmingsplan binnenstad zullen worden verwerkt:

"Bescherming van de historische structuur kan met name bewerkstelligd worden door bestemmingsplanvoorschriften in relatie tot het Beschermd Stadsgezicht. De gegevens van panden die van belang zijn voor de historische structuur (dit kunnen ook panden met een hoge beeldkwaliteit zijn, omdat ze een bijzondere samenhang vormen met de structuurbepalende panden) worden in dat kader ingebracht als onderlegger bij de opstelling van nieuwe bestemmingsplanvoorschriften. In dit kader is in de Uitgangspuntennota van het bestemmingsplan Binnenstad reeds opgenomen, dat -met relaties naar de waardering- en verwachtingenkaart- aangegeven zal worden hoe de structuren van de binnenstad (zoals de kenmerkende kappenstructuur en nokrichtingen) worden beschermd. De kaart met de daaraan ten grondslag liggende gegevens zal verder -waar nodig- gebruikt worden bij de nadere vastlegging van zaken als voorgevelrooilijn, achtergevelrooilijn, verdiepingshoogte begane grond e.d., die van belang zijn voor de structuur van het beschermd stadsgezicht".

Om invulling te geven aan het bovenomschreven beleid is het allereerst van belang om te bepalen wat in stedenbouwkundige zin de cultuurhistorische waarden zijn die moeten worden beschermd. Daarbij is het essentieel, dat de binnenstad van 's-Hertogenbosch nog een vrijwel gave stedenbouwkundige hoofdstructuur kent, die sinds de late middeleeuwen, de historische bloeiperiode van de stad, vrijwel ongewijzigd is gebleven.

De oudste kaart met een betrouwbare maatvoering, die we van de stad hebben, is de kadastrale kaart van 1823. De toen aanwezige structuur was nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van de laat-middeleeuwse (blijkt o.a. uit studie A. Van Drunen "Van Straet tot Stroom"). Met gebruikmaking van digitale technieken is het mogelijk gebleken om foto's van de huidige situatie te projecteren op de kadastrale kaart van 1823. Daarbij is gebleken, dat veel van de toen aanwezige bouwmassa's, inclusief parcellering, bouwhoogte en kaprichting, op dit moment nog steeds aanwezig zijn. Op de Bouwhistorische waardenkaart (zie bijlage nr. 3 bij deze plantoelichting) is dit aangegeven. Deze stedenbouwkundige structuur en verschijningsvom heeft door zijn ouderdom en uniciteit een cultuurhistorische waarde die door het bestemmingsplan specifiek beschermd moet worden. In het bestemmingsplan is het gebied, waarbinnen deze bijzondere stedenbouwkundige structuur is gelegen, aangeduid als “cultuurhistorische zone”.

Ook achter de voorgevels zijn naar verwachting nog waardevolle elementen aanwezig. De huizen zijn naast elkaar gebouwd en hebben vaak gemeenschappelijke zijmuren. Bij latere verbouwingen zijn deze zijmuren vaak behouden gebleven. Zij vormen het historische geraamte van de stad. Dit gedeelte tussen de oude voor- en achterrooilijnen bevat de historische hoofdbebouwing. Op de Bouwhistorische waardenkaart is deze bebouwingszone weergegeven en is per pand de waarde aangegeven. Ter bescherming van deze waarden zijn in het bestemmingsplan bouwregels opgenomen.

Tot de historische hoofdbebouwing in de 'cultuurhistorische zone' behoren ook beschermde monumenten. Voor een aantal van deze monumenten zijn in dit bestemmingsplan zogenaamde 'maatbestemmingen' opgenomen (zie hierna onder 5.3 van de plantoelichting). Het betreft veelal bestemmingen voor panden en/of functies die van grote ruimtelijke invloed zijn op de omgeving, bijvoorbeeld door de (monumentale) vormgeving van het pand, het specifieke belang van de functie of in verband met (milieu)hinder en/of waarvan de opstallen niet zonder meer benut kunnen worden voor een andere functie dan de bestaande. Het gaat bijvoorbeeld om kantoren, bedrijven en maatschappelijke en culturele doeleinden. Omdat deze panden een bestemming op maat kennen en de cultuurhistorische waarden ervan volledig worden beschermd via de monumentenwet, zijn deze panden in het bestemmingsplan buiten de 'cultuurhistorische zone ' gehouden.

4. Uitwerking in voorschriften

In dit bestemmingsplan zijn op de eerste plaats algemene voorschriften opgenomen om de stedenbouwbouwkundige structuur en bouwhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht te beschermen zoals het handhaven van bestaande kappen, het verbod tot samenvoeging van panden, het toevoegen van kelders. Ook de bestaande hoogten en het aantal lagen van panden zijn vastgelegd.

Daarnaast zijn voor de aangewezen cultuurhistorische zone in het bestemmingsplan nog specifieke voorschriften opgenomen ter bescherming van de bouwhistorische waarden. Hierbij wordt de oude achtergevelrooilijn beschermd en kunnen aan- en uitbouwen van achtergevels niet zonder meer plaatsvinden.

Het voorgaande betekent niet, dat bouwvoorstellen die afwijken van de structuur onmogelijk zijn. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid om bij een omgevingsvergunning hiervan af te wijken na afweging van de gevolgen van het bouwvoorstel tegen het belang van de aantasting van de cultuurhistorische waarde.

Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het samenvoegen van panden, het maken van doorbraken in zijmuren, het opdelen van panden, het wijzigen van de oude achtergevelrooilijnen, aan- en uitbouwen van oude achtergevels en het toevoegen van kelderruimten.

Wanneer in voorgaande bestemmingsplannen bouwrechten zijn opgenomen die aantasting van de historische bouwmassa mogelijk maken (bijvoorbeeld wanneer het oude bestemmingsplan een andere achtergevelrooilijn mogelijk maakt), wordt rekening gehouden met de bestaande rechten in die zin, dat de wijziging niet bij voorbaat onmogelijk wordt gemaakt, maar uitsluitend mogelijk is met toepassing van een in de voorschriften opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Bij een concreet bouwinitiatief kan dan worden afgewogen, of de belangen die gemoeid zijn met de uitbreiding opwegen tegen de cultuurhistorische belangen.

Voor het gebied dat behoort tot “de cultuurhistorische zone” wordt de afwijkingsbevoegdheid voor de samenvoeging van panden, of toestemming voor uitbreiding aan de achterzijde, een andere kapvorm e.d. niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de bouwhistorische waarde van de gebouwen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het overleggen van een dergelijk rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Buiten het gebied dat behoort tot “de cultuurhistorische zone” is een dergelijk rapport evenmin noodzakelijk.

Tenslotte is ter bescherming van de specifiek in de “cultuurhistorische zone” voorkomende cultuurhistorische waarden een sloopverbod opgenomen. Op grond daarvan kan ongewenste sloop van cultuurhistorisch belangrijke elementen worden voorkomen. Het belang van behoud van cultuurhistorisch belangrijke elementen in deze zone wordt hiermee onderstreept. Van dit verbod kan worden afgeweken via de mogelijkheid van toepassing van een afwijkingsbevoegdheid na een afweging van eventuele cultuurhistorische belangen tegen andere belangen die in het geding zijn. Vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de bouwhistorische waarde van de gebouwen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het overleggen van een dergelijk rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

Indien bij een verbouwing met sloop of sloop anderszins bouwhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen, kan aan de omgevingsvergunning de voorwaarde worden verbonden dat deze elementen goed worden gedocumenteerd voordat ze worden verwijderd.

Met de beperking van deze vereisten tot het gebied van de cultuurhistorische zone geeft het bestemmingsplan een meer genuanceerde benadering dan het algemeen sloopvergunningstelsel dat geldt voor rijks beschermde stads- en dorpsgezichten.

5. Monumenten

Binnen het beschermd stadsgezicht van de binnenstad van 's-Hertogenbosch zijn veel monumenten aangewezen. Daarbij zijn veel rijksmonumenten, maar ook veel gemeentelijke monumenten. De afgelopen jaren heeft het rijk een zeer terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van het aanwijzen van monumenten, en heeft dit in toenemende mate aan de gemeenten overgelaten. De gemeente is, als gevolg van het voortschrijdend onderzoek, de laatste jaren meer (bouw-)historisch zeer waardevolle panden tegengekomen, die vervolgens zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Dat beleid zal ook de komende jaren worden voortgezet. Voor de aanwijzing als rijksmonument geldt dat sprake moet zijn van monumentale waarde op nationaal niveau, waarbij de factor zeldzaamheid mede van belang is. Geringe zeldzaamheid zegt echter weinig over de culturele waarde op lokaal niveau. Het onderscheid tussen rijks- en gemeentelijke monumenten zegt dus weinig over het verschil in cultuurhistorische waarde. Rijks- en gemeentelijke monumenten worden daarom door de gemeente op gelijke wijze behandeld. In de toelichting van het bestemmingsplan is een monumentenkaart opgenomen (zie bijlage 2). Deze kaart heeft tot doel om eigenaren en andere belanghebbenden een inzicht te geven in het beleid dat op elk pand van toepassing is. Dit conform de intenties van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg.

Het bestemmingsplan gaat ervan uit, dat de aangewezen monumenten behouden blijven; de bouwmassa is vastgelegd conform de bestaande situatie. Voor het overige wordt de bescherming van de monumenten geregeld via het regime van de monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening. Beschrijvingen of waardestellingen van monumenten zijn daarom in dit bestemmingsplan niet opgenomen.

Indien een pand is aangewezen als monument, is een vergunning nodig voor wijzigingen aan het monument. Dat is geregeld in de Monumentenwet (rijksmonumenten) of in de gemeentelijke monumentenverordening (gemeentelijke monumenten) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Is er sprake van een monument, dan is het verstandig -alvorens vergunning aan te vragen- contact op te nemen met de gemeente (Afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten) voor een advies over de waarde van het pand en hoe een gewenste en toegelaten wijziging kan plaatsvinden met zo min mogelijk aantasting van die waarde.

3.4.6 Overig vastgesteld beleid

Naast het hiervoor beschreven beleidskader, dat het meest van belang is uit oogpunt van ruimtelijke ordening, zijn en worden nog diverse andere instrumenten dan het bestemmingsplan ingezet ten behoeve van behoud en versterking van de kwaliteit van de binnenstad. Hierna volgen de belangrijkste beleidsuitgangspunten per onderwerp.

Horecabeleid

Algemeen

De algemene doelstelling ten aanzien van het horeca(beleid) is het kwalitatief versterken van de horecastructuur in de stad. De horeca draagt direct bij aan het imago van 's-Hertogenbosch als 'ontmoetingsstad'. Daarbij zetten wij onder meer in op het realiseren van een gedifferentieerd aanbod gericht op doelgroepen en dus meer afstemming op wensen van het publiek en op verzorgde presentatie en daarmee kwalitatieve verbetering van de (binnen-)stad. Voorts is samenwerking binnen de horecabranche van belang evenals afstemming met andere functies en voorzieningen, zoals detailhandel, warenmarkt, cultuur en evenementen.

Voor actualisering van het bestemmingsplan binnenstad gaat het om het formuleren van een actuele juridische regeling voor bestaand gebied. Zoals verwoord in de vigerende bestemmingsplannen wordt in dit beleid geen groei van het aantal horecavestigingen nagestreefd. Wel is sindsdien een beperkte groei van de horeca-restaurant-functie mogelijk gemaakt, wat vooral tot een concentratie van eetgelegenheden in de Korte Putstraat heeft geleid. Er zal overigens een nieuwe Horeca beleidsnota worden opgesteld. De vaststelling hiervan wordt in de loop van 2013 verwacht.

Bij nieuwe ontwikkelingen kan een specifieke afweging plaats hebben over de meerwaarde of wenselijkheid van toevoeging van horeca. Deze afweging vindt dan plaats via een aparte procedure, buiten dit bestemmingsplan.

Ten aanzien van horecaterrassen bestaat een spanningsveld tussen de kwaliteit van de openbare ruimte en de exploitatiemogelijkheden of -wensen van horecaondernemers. Het gebruik van het openbare gebied is de verantwoordelijkheid van de gemeente. Terrassen worden toegelaten binnen de bestemming voor de openbare ruimte en zijn via de eisen van de Horecaverordening 's-Hertogenbosch 2012 gekoppeld aan een horecabestemming. Een voorstel voor de aanleg, situering of bijstelling van een horecaterras wordt daarnaast in alle gevallen getoetst aan criteria als doorgang voor voetgangers en calamiteitenverkeer, aan stedenbouwkundige inpassing en uiterlijk aanzien. De eisen ten aanzien van inrichting en ruimtegebruik van terrassen zijn via de regels van de Horecaverordening 's-Hertogenbosch 2012 van de gemeente 's-Hertogenbosch beschreven.

Ondersteunende horeca

Naast reguliere horeca kennen we functie-ondersteunende horeca. Dat is een planologisch begrip voor horeca, die binnen een andere dan een specifieke horeca-bestemming voorkomt. Er is sprake van functie-ondersteunende horeca, als men in een zaak of instelling, die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft, iets kan consumeren en daarvoor moet betalen.

Doel ervan is het bezoek te veraangenamen en de bezoekduur te verlengen. In warenhuizen is dit vanuit het verleden al geheel ingeburgerd en vanuit die optiek in het vigerende bestemmingsplan Stadskern voor de grote winkels specifiek in de bestemming opgenomen.

We hebben het hier dus niet over winkels waar de klant een gratis kopje koffie of een andere consumptie ter plekke kan gebruiken; zolang er niet voor hoeft te worden betaald is het toegestaan. Het gaat hier alleen om het bedrijfsmatig verstrekken (dus tegen betaling) van drank (geen alcohol) en etenswaren voor gebruik ter plaatse.

Ondersteunende horeca komt als ondergeschikte functie ook voor zonder dat dit in de vigerende bestemmingsplannen specifiek geregeld is. Bijvoorbeeld bij musea, theater, bibliotheek en andere vrijetijds-voorzieningen en tegenwoordig ook bij andere winkels dan warenhuizen. Als een bakker bijvoorbeeld belegde broodjes verkoopt, kan een klant het broodje ter plekke consumeren en mag de bakker hierbij ook iets te drinken schenken. Op zich is hier niets op tegen. Al deze ontwikkelingen dragen bij aan een verlevendiging van het stadscentrum, waarbij een juiste combinatie van functies als detailhandel, horeca, leisure, cultuur en verblijfsomgeving ervoor zorgt, dat meer bezoekers naar het centrum komen en dat ze graag terugkomen en er langer willen verblijven.

Voorkomen moet worden, dat er een wildgroei aan horeca-activiteiten op locaties waarop niet de bestemming horeca rust. Bovendien is niet de bedoeling dat de horeca-activiteit de hoofdactiviteit wordt of de openbare orde of veiligheid verstoort. Daarom is het goed in bestemmingsplannen meer specifieke regels te stellen met betrekking tot de toelaatbaarheid en omvang van 'functie-ondersteunende horeca'. Qua omvang komen de grotere horecavoorzieningen voor in warenhuizen/grootwinkelbedrijven en culturele instellingen. Voor het overige gaat het om kleinschalige activiteiten. Door aansluitend daaraan de omvang van 'ondergeschikte horeca' voor warenhuizen/grootwinkelbedrijven en culturele instellingen enerzijds en overige voorzieningen in de binnenstad anderzijds in aparte bestemmingen te regelen, kan wildgroei voorkomen worden. Daarnaast is er in de praktijk behoefte aan een heldere definitie, die aangeeft wanneer sprake is en mag zijn van ondergeschikte horeca.

Regeling/afbakening functie-ondersteunende horeca

a. Warenhuizen, cultuur

De warenhuizen/grootwinkelbedrijven worden, conform de bestemmingsplansystematiek van het vigerende bestemmingsplan Stadskern, ondergebracht in een aparte bestemming, thans genaamd Centrum 1. Voor de culturele instellingen is dat bestemming Cultuur en Ontspanning. Een specifieke omvang van de maximaal toegestane ondergeschikte horeca is tot op heden niet geregeld. In de praktijk van regelgeving en jurisprudentie wordt een percentage van 20% van het netto-vloeroppervlak als maximumpercentage aangehouden als omvang voor een ondergeschikte activiteit. Dit percentage wordt voldoende geacht voor de grootte van de huidige horeca-activiteiten binnen warenhuizen en culturele instellingen en zal daarom als maximumomvang voor ondergeschikte horeca worden vastgelegd in de bestemming Centrum 1 en Cultuur en Ontspanning.

Bij een omvang van 35 m² en meer is een exploitatievergunning vereist.

b. Overige winkels/voorzieningen

Aansluitend bij de huidige situatie dient, om wildgroei te voorkomen, de ondergeschikte horeca bij overige winkels en voorzieningen beperkt in omvang te blijven. Niet alleen in vierkante meters, maar ook voor wat betreft branches waar functie-ondersteunende horeca wordt toegestaan. De Bossche binnenstad beschikt over een bovengemiddeld aantal horecagelegenheden. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat er amper vraag is naar functie-ondersteunende horeca, anders dan dat we elders in den lande zien. Bij de gemeente komen slechts incidenteel verzoeken binnen. Dat komt overeen met de bevindingen van Ondernemersvereniging Hartje 's-Hertogenbosch, waar de achterban tot op heden geen behoefte heeft kenbaar gemaakt om horeca in winkels te willen. Deze organisatie en de Koninklijke Horeca Nederland, afdeling 's-Hertogenbosch kunnen zich vinden in de in dit bestemmingsplan opgenomen regeling en afbakening voor functie-ondersteunende horeca.

In het bestemmingsplan Binnenstad zal niet, zoals in een aantal andere (binnen-)steden onlangs wel is gebeurd, de mogelijkheid worden geboden in alle winkels en andere voorzieningen functie-ondersteunende horeca te exploiteren. 's-Hertogenbosch staat dit alleen toe in winkels waar etenswaren als hoofdactiviteit verkocht worden, zoals brood, banket, chocolade, ijs, vlees, vis, groenten, fruit etc..

Voor functie-ondersteunende horeca gelden verder de volgende regels:

  1. 1. De grootte is gemaximeerd op 20% van het winkelvloeroppervlak (wvo), maar moet voor wat betreft de categorie overige winkels/voorzieningen minder zijn dan 35 m² wvo. Zie onder 8
  2. 2. Het dient te gaan om een aan de hoofdfunctie ondergeschikte, niet-zelfstandige horecafunctie.
  3. 3. Er mag in winkels geen alcoholhoudende drank worden geschonken. Zie onder 9
  4. 4. Het gebruik van openbare ruimte als terras voor functie-ondersteunende horeca is niet toegestaan. Dit wordt in de nadere regels op grond van de Horecaverordening 2012 opgenomen.
  5. 5. De openingstijden van de functie-ondersteunende horeca mogen de openingstijden van de hoofdfunctie niet overschrijden.
  6. 6. Er mag geen aparte toegang zijn voor de functie-ondersteunende horeca en ook geen fysieke scheiding tussen horeca en hoofdfunctie.
  7. 7. De uitstraling van het pand betreft alleen de hoofdfunctie: er mag geen reclame worden gemaakt voor de horecafunctie, die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
  8. 8. Bij de gemeente moet krachtens de Horecaverordening een exploitatievergunning worden aangevraagd voor functie-ondersteunende horeca van 35 m2 of meer. Dit betreft dus alleen de specifiek bestemde (ondersteunende) horeca in de bestemmingen Centrum 1 en Cultuur en Ontspanning..
  9. 9. De Drank- en Horecawet verbiedt het schenken van alcohol in winkels en het vereiste van een drank- en horecavergunning is dus niet van toepassing bij ondersteunende (niet-zelfstandige) horeca in winkels. Dit geldt derhalve niet voor zelfstandige horeca in winkels en voor ondersteunende horeca niet in winkels en een oppervlakte van of groter dan 35 m2.

Beleid ten aanzien van kantoren (2011)

De combinatie van binnenstedelijke voorzieningen, historische panden en uitstekende OV-bereikbaarheid maakt de Bossche binnenstad een aantrekkelijke vestigingsplaats voor kleinere en middelgrote dienstverleners. Ook voor ZZP-ers en starters is de binnenstad een gewilde locatie. Voor grotere kantoren is de binnenstad minder geschikt. De beschikbare ruimte, de luchtkwaliteit en de verkeersdruk in de binnenstad bieden onvoldoende mogelijkheden om nieuwe grote auto-gerelateerde kantoren te ontwikkelen. De gemeente stimuleert bovendien het vertrek van grote kantoren uit de binnenstad. Door de omvorming van grotere en minder courante kantoorpanden uit de jaren 60-70-80 wordt plaats gemaakt voor andere functies zoals wonen.

Detailhandelsbeleid

Doel is het behouden en versterken van de Bossche winkelstructuur.

Basis van het beleid zijn drie uitgangspunten:

  1. a. Binnenstad: het primaat voor vestiging van grootschalige non-food winkelformules met niet-volumineuze artikelen (megastores) ligt bij de binnenstad.
  2. b. Periferie: streven naar clustering in winkelgebieden. Solitaire winkelvestiging en verspreide bewinkeling doen daaraan afbreuk.
  3. c. Winkelcentra in wijken: de fijnmazige, hiërarchische winkelstructuur voor de dagelijkse boodschappen moet in stand blijven; megasupermarkten verstoren die structuur.

Deze indeling volgt de lijnen van het drieslagmodel, gebaseerd op koopgedrag en koopmotief van de consument: recreatief winkelen (binnenstad), doelgericht winkelen (periferie), boodschappen doen (woonwijken).

Op 11 oktober 2011 is het detailhandelsbeleid opnieuw vastgesteld. Ten opzichte van de voornoemde beleidsuitgangspunten van 2006 zijn hierbij geen wijzigingen aangebracht.

Beleid ten aanzien van bereikbaarheid

Het blijvend garanderen van een goede bereikbaarheid van de binnenstad is een belangrijke voorwaarde voor het economisch functioneren.

In samenhang met een verdere verbetering van de leefbaarheid betekent dit dat het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets moet worden gestimuleerd en dat de noodzakelijke autobereikbaarheid moet kunnen worden gegarandeerd. In het kader van de Koersnota Hoofdinfrastructuur 's-Hertogenbosch zijn daarvoor door de gemeenteraad forse ambities geformuleerd. Concreet gaat het daarbij om het terugdringen van het aandeel van de auto in de vervoerswijzekeuze (modal split) van 70 naar 60% in het voordeel van de fiets en het openbaar vervoer. Voor de binnenstad betekent dat op hoofdlijnen het volgende:

  • De binnenstad wordt nadrukkelijk het domein voor de voetganger. Er komen meer vrije routes op weg naar de binnenstad. In 2008 is aan de fiets vrij baan gegeven in de gehele binnenstad. Er komt een uitbreiding van het aantal gebouwde stallingsvoorzieningen, te weten in de Kerkstraat (1.000 plaatsen), aan de Wolvenhoek (1.000 plaatsen, startend in 2011 met 500 plaatsen) en ter plaatse van de GZG-locatie (1.000 plaatsen).
  • Het basisnet voor het openbaar vervoer dat langs de binnenstad gaat, krijgt in de eindsituatie op drie plaatsen kwalitatief hoogwaardige haltes, te weten de reeds bestaande op het Centraal Station NS, en nieuwe haltes aan de Zuid-Willemsvaart (ter hoogte van het GZG) en aan de Zuidwal. Daarnaast zal een aanvullend kleinschalig milieuvriendelijk openbaar vervoerssysteem worden ingevoerd als aanvulling op het basisnet in de binnenstad. Tussen de Binnenstad en de Transferia is nog een aantal snelle en hoogfrequente openbaar vervoersverbindingen voorzien die gedeeltelijk tot in het hart van de binnenstad zullen doordringen.
  • In het collegeakkoord 2010 - 2014 is vastgelegd dat de binnenstad meer autoluw wordt. Aan de rand van de binnenstad (waaronder de Hekellaangarage en de garage GZG) en op de transferia, worden daartoe bezoekersparkeerplaatsen gerealiseerd. Ook wordt gekozen voor een vorm van ultrakort parkeren in het centrum. Doorgaand verkeer op de binnenstadsring wordt teruggedrongen.
  • Door de hoeveelheid laad- en losverkeer terug te dringen en schone voertuigen te stimuleren wordt de overlast hiervan tot een minimum teruggebracht.

De dynamiek in de binnenstad vereist een grote flexibiliteit en uitwisselingsmogelijkheden van de toegestane functies in bestaande panden. Conform de huidige praktijk worden bij gebruikswisselingen/(ver)bouw conform het vigerend bestemmingsplan geen parkeereisen gesteld. Alleen bij afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden dient op maat bezien te worden, hoe met de parkeerbehoefte wordt omgegaan.

Welstandsbeleid

De gehele binnenstad heeft vanwege de cultuurhistorische en architectonische waarde en de beeldkwaliteit, bijzondere aandacht gekregen in de welstandsnota, zoals laatstelijk vastgesteld op 17 mei 2011 door de gemeenteraad

Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten

4.1 Inleidend

Het primaire doel van het bestemmingsplan is het formuleren van een actuele juridische regeling, met inachtneming van nieuwe wet- en regelgeving. Tevens worden de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen die na vaststelling van de vigerende plannen door middel van binnenplanse en buitenplanse vrijstellingen hebben plaatsgevonden in de actualisatie meegenomen.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan het juridisch-planologisch kader waarbinnen het ruimtelijke beheersbeleid voor de binnenstad, zoals dat is verwoord in de "Ontwikkelingsvisie Stadscentrum" (juni 2003), kan worden gerealiseerd.

Tenslotte zijn ten aanzien van een aantal concrete complexe ruimtelijke en functionele opgaven, welke zich met name in binnenstedelijk gebied voordoen, in samenspraak met de bevolking keuzes gemaakt die als uitgangspunt leidend zijn voor de juridisch-planologische regeling. Deze zijn in de "Nota van uitgangspunten herziening bestemmingsplannen Binnenstad", die vooruitlopend op het bestemmingsplan is opgesteld en in de gemeenteraad van 20 december 2005 is vastgesteld, benoemd.

Nieuw beleid dat gedurende het bestemmingsplantraject is vastgesteld, is, waar nodig, in het bestemmingsplan verwerkt. Qua regelsystematiek zal aangesloten zal worden bij de door het NIROV (Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting) en IMRO (Informatie Model Ruimtelijke Ordening) ontwikkelde standaardregels. De laatst genoemde regels maken het mogelijk dat bestemmingsplannen via internet raadpleegpaar zijn.

Hierna volgt, ten aanzien van een aantal concrete en complexe opgaven die zich voordoen in de binnenstad, een samenvatting van de planuitgangspunten zoals vastgesteld door de raad.

4.2 Ruimtelijke Uitgangspunten

  • In het bestemmingsplan wordt een regeling opgenomen ter bescherming van het aanwezige archeologisch erfgoed.
  • In het bestemmingsplan worden ten aanzien van bouwhistorische waarden de parcellering, de bestaande kapvorm (waar van toepassing inclusief ornamenten en topgevels) en de monumentenbescherming vastgelegd.
  • In het bestemmingsplan worden ook de historische structuren van de binnenstad, zoals de kammenstructuur, beschermd.
  • Bestaande kelders worden gehandhaafd. Nieuwe kelders mogen in beginsel niet worden aangelegd dan na afweging via een afwijkingsprocedure en na het uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek.
  • De regeling van het water in de binnenstad zal aansluiten bij de geldende regelingen.
  • De Binnendieze zal primair een bestemming van waterhuishoudkundige aard krijgen, waarbij ook waarborgen zullen worden opgenomen ter bescherming van de monumentale waarden ervan. Er zal een afwijkingsmogelijkheid worden opgenomen voor recreatief medegebruik (in verband met de rondvaarten voor toerisme).
  • Waar de Binnendieze wordt overkluisd door gebouwen, erven en openbaar gebied zal de aanduiding “Dieze” in de verbeelding worden opgenomen.
  • Het bestaande beleid met betrekking tot woonboten is uitgangspunt. Uitbreiding van locaties in de Binnenstad wordt niet voorzien.

4.3 Functionele Uitgangspunten

  • Een nieuwe zelfstandige woning dient een minimale oppervlakte van 50 m2 te hebben. Het bezoekersparkeren zal in die gevallen moeten worden opgevangen in parkeergarages teneinde de (reeds hoge) parkeerdruk op het openbaar gebied te beperken.
  • Bestaande winterterrassen worden vastgelegd in de verbeelding.
  • Zomerterrassen worden geregeld binnen de bestemming voor het openbaar gebied.
  • Het gebruik van vlonders wordt niet toegestaan, met uitzondering van een aantal horecagelegenheden aan de Markt en mits de toegang naar kelders is gewaarborgd.
  • De gemeente kiest voor de aanwijzing van een aantal waardevolle binnenterreinen waaraan beperkingen worden gesteld met betrekking tot het verharden ten behoeve van (onder andere) parkeren, om zodoende de kwaliteit van deze terreinen te borgen.

4.4 Planmethodiek En Complexe Opgaven

  • Gelet op de ontwikkelingsvisie Stadscentrum wordt gekozen voor een methodiek, die een zekere globaliteit en flexibiliteit heeft.
  • In afwijking van de in de vigerende plannen opgenomen “blokzijdemethode” is in het voorliggende bestemmingsplan gekozen voor een regeling voor horeca met meer rechtszekerheid voor omwonenden: bestaande horecafuncties worden gedetailleerd vastgelegd door middel van een bestemming of een aanduiding. In geval van bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing wordt een nieuw horecabedrijf in een zelfde categorie in het pand toegelaten. De horeca-aanduiding die aan een pand is toegekend, kan na bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing eventueel worden geschrapt ten behoeve van de andere functies binnen de hoofdbestemming (“Centrum” of “Gemengd”).
  • Er worden vier categorieën horecabedrijven onderscheiden: 1) hotels en het bedrijfsmatig bieden van logies, 2) het in hoofdzaak verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), 3) een bedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, 4a) elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken ter plaatse worden verstrekt en 4b) inrichtingen (speelautomatenhallen) waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend.
  • Functieondersteunende horeca wordt geregeld binnen de hoofdbestemming.
  • De belangen van de vestingwerken moeten worden geborgd in het bestemmingsplan. De vesting kent een monumentenstatus en is als zodanig beschermd.
  • De te ontwikkelen ecologische verbindingszones worden met een aanduiding in het bestemmingsplan geregeld.
  • De gemeente kiest er voor om de vrijheden rond de “vijfde gevel” (het dak) aan voorwaarden te verbinden. Zo wordt in het bestemmingsplan gewerkt met verschillende bebouwingsprofielen die de maximale bebouwingsenveloppe bepaalt. Vervolgens worden in de kap geen zelfstandige woonruimtes toegestaan; de ruimte onder de kap moet in alle gevallen onderdeel zijn van de woning in de onderliggende la(a)g(en).
  • Met betrekking tot dakterrassen geldt een “ja, tenzij”-benadering. Bij de beoordeling van dakterrassen zullen de volgende aspecten een rol spelen:

- de mate waarin het dakterras vanaf het maaiveld zichtbaar is; - de aanwezigheid van vergelijkbare gevallen (precedenten).

De samenvoeging van panden wordt niet bij recht mogelijk gemaakt. Via een afwijkingsmogelijkheid gekoppeld aan het uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek en nadere voorwaarden gericht op het behoud van bepaalde karakteristieken (parcellering, gevelindeling) kan samenvoeging worden toegestaan. In de afweging worden tevens de huidige rechten van eigenaren meegenomen.

  • De gemeente kiest voor een “nee, tenzij”-benadering voor wat betreft het afsluiten van stegen. Slechts met gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid en onder voorwaarden wordt de bouw van een hekwerk mogelijk gemaakt.
  • Balkons aan de straatzijde verstoren het kenmerkende beeld van een harde overgang tussen straat en bebouwing en worden om die reden niet aan de straatzijde toegestaan. Loggia's en “french windows” worden niet verboden in het bestemmingsplan. N.B. Hiervoor geldt uiteraard wel het Welstandsbeleid, zoals vastgelegd in de Westandsnota

4.5 Bestemming Van Bijzondere Gebieden In De Binnenstad

  • Manegekwartier: In het bestemmingsplan wordt het huidige gebruik van de Rijks HBS vastgelegd; Voor de overige gebouwen geldt dat deze eveneens worden bestemd conform het huidige gebruik, dan wel het gebruik dat wordt toegelaten via een ontheffing.
  • Kruithuis e.o.: Voor het Kruithuis en de omliggende gebouwen wordt een bestemming opgenomen gericht op het gebruik voor culturele doeleinden.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleidend

Hierna volgt de onderbouwing van de uitgangspunten en de ambities voor de binnenstad zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. Vervolgens is aangegeven op welke wijze de uitgangspunten en ambities een juridische vertaling hebben gekregen. Indien de nieuwe juridische regeling afwijkt van de vigerende regeling, wordt eveneens toegelicht waarom de vigerende regeling niet meer volstaat.

5.2 Gewenste Ruimtelijke Ontwikkeling

Den Bosch kent een lange ontwikkelingsgeschiedenis die nog goed te zien is in de bebouwingsopzet en morfologie van de binnenstad. Een groot deel van de Bossche binnenstad is dan ook aangewezen als beschermd stadsgezicht. In verband met de beschrijving van waarden bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en in relatie tot de nieuwe Monumentenwet is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Voor de duidelijkheid moet hierbij worden vermeld dat monumenten, los van het bestemmingsplan, reeds zijn beschermd: in de Monumentenwet, de Monumentenverordening en de Wet administratieve bepalingen omgevingsrecht en de in dat kader vereiste vergunningen welke uitgaan van bescherming van de bestaande waarden. Ook zijn in het bestemmingsplan geen richtlijnen voor welstand en architectuur opgenomen; die zijn immers reeds vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota.

Teneinde de waardevolle ruimtelijke karakteristieken van de binnenstad veilig te stellen, is het volgende geregeld.

Ruimtelijke structuur

De binnenstad kent historische structuren en delen waarvan de oorspronkelijke historische structuur ingrijpend is veranderd. Vaak is deze verandering gepaard gegaan met een introductie van grootschalige bebouwing. Op die plaatsen is de huidige (bestaande) situatie vastgelegd.

In het historische deel van de stad vormen de huidige voor- en zijgevels de feitelijke scheidslijn tussen het openbaar gebied en het privégebied; tot het privégebied behoren de bebouwing en bijbehorende erven. Op deze wijze wordt ook het voor de Bossche binnenstad kenmerkende stedelijk weefsel herkenbaar in beeld gebracht. De voorgevelbouwgrenzen zijn namelijk van belang voor de historische hiërarchie van het stratenstelsel. De zijgevels bepalen de oorspronkelijke pandbreedtes die in het historische deel van de binnenstad zeer divers kunnen zijn. Dit zelfde geldt voor de achtergevels; deze bepalen het geschakeerde beeld van de achterkanten van de bebouwing dat op een aantal plekken goed zichtbaar is vanaf de Binnendieze.

In de geldende regelingen is rekening gehouden met de aanwijzing als beschermd stadsgezicht. Ook bij de nadien verleende vrijstellingen ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zijn de historische waarden steeds geborgd.

Als gevolg hiervan en uit oogpunt van rechtszekerheid zijn in het voorliggende bestemmingsplan de bouwgrenzen uit de vigerende bestemmingsplannen c.q. de later verleende vrijstellingen aangehouden.

Maatvoering hoofdbebouwing

Evenals bij de vigerende bestemmingsplannen het geval was, vormen de bestaande panden met hun karakteristieke maat en schaal het belangrijkste kader voor ontwikkelingen. Uitgangspunt voor het toekennen van de bouwbepalingen is respect voor de bestaande rechten. Vastgelegd zijn de rooilijnen, parcellering, de bestaande kapvorm, nokrichting e.d. . In plaats van het systeem van vastleggen van bouw- en goothoogte etc. per pand op omvangrijke geveltekeningen (zoals voor een groot deel van de binnenstad gehanteerd in de “oude” bestemmingsplannen) zijn thans per pand het aantal bouwlagen en goot- en nokhoogte c.q. hoogte vastgelegd in een matrix, die als bijlage bij de regels is gevoegd. Door het vastleggen van het maximaal aantal lagen in combinatie met maximum goot- en bouwhoogte wordt het kenmerkende beeld van de binnenstad beschermd. Op deze wijze wordt voorkomen dat binnen het bebouwingsprofiel extra bouwlagen kunnen ontstaan. De lagen in een kapverdieping of in een souterrain worden niet aangemerkt als een separate bouwlaag. Dakopbouwen in de vorm van schoorstenen en boven de goot uitstekende lijstgevels zijn eveneens buiten de bepaling gehouden.

De regels bevatten de mogelijkheid om nadere eisen te stellen aan plaats en afmeting van gebouwen ten behoeve van de karakteristieke samenhangende ruimtelijke structuur en beschermd stadsgezicht, het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing, verkeersveiligheid, milieusituatie, laden en lossen e.d..

De regels bevatten voorts afwijkingsmogelijkheden vanwege de nodige flexibilteit, waarbij steeds met name als criterium geldt, dat geen onevenredige aantasting van de waarden van beschermd stadsgezicht, cultuur- en archeologische waarden en ook voornoemde aspecten als verkeersveiligheid etc. mag plaatsvinden. De afwijkingsmogelijkheden hebben betrekking op de maximale goot- en bouwhoogte, een incidentele verspringing van een gedeelte van de voorgevel, het afsluiten van een steeg, afwijkende kapvormen, de realisering van kelders, erkers en dakterrassen.


Archeologische en cultuurhistorische waarden

Ten behoeve van het behoud en de versterking van de ruimtelijke en/of cultuurhistorische en archeologische kwaliteiten van de binnenstad, ligt de nadruk op bescherming van bestaande waarden. Hiervoor is dit ook reeds uitdrukking gebracht bij de beschrijving van de vastlegging van de maatvoering en parcellering en onderdelen van de regels. Ook is binnen een in het bestemmingsplan aangeduide 'cultuurhistorische zone' een verbod tot slopen opgenomen zonder een omgevingsvergunning voor slopen.

Bestaande functies en bebouwing worden gerespecteerd. Hierbij is gepoogd de huidige rechten van eigenaren en gebruikers van bebouwing en gronden in de binnenstad zo veel mogelijk met het voorliggende bestemmingsplan te eerbiedigen.

Het beleid inzake archeologische en cultuurhistorische waarden en de uitwerking daarvan in de voorschriften van dit bestemmingsplan is beschreven in paragraaf 3.4.4 en 3.4.5 van deze plantoelichting.

5.3 Gewenste Functionele Ontwikkeling

De binnenstad als winkelgebied

's-Hertogenbosch beschikt over een relatief ruim detailhandelsaanbod. Van het totale winkelaanbod in de stad bevindt ruim 50% zich in de binnenstad. Binnen de detailhandel doen zich voortdurend veranderingen voor: schaalvergroting, schaalverkleining, filialisering, thematisering, internationalisering, elektronisch winkelen, winkeltijdenwijzigingen, enzovoorts.

Sinds eind jaren negentig wordt 's-Hertogenbosch geconfronteerd met een schaalvergroting en daarmee tegelijkertijd een verschraling van de winkelvoorzieningen, waardoor de winkelstructuur in de stadsdelen alsmaar grofmaziger wordt. De landelijke winkelketens kregen de overhand.

Tegelijkertijd speelde in de binnenstad een andere ontwikkeling, namelijk één die gericht was op de vraag van de consument. De consument werd gevoelig voor sfeer en kwaliteit, en vroeg niet alleen om winkelvoorzieningen maar ook om horeca, ambachtelijke en dienstverlenende functies en sociaal-maatschappelijke functies.

In de Ontwikkelingsvisie Stadscentrum wordt in de binnenstad een onderscheid gemaakt naar kernwinkelgebied (hoofdwinkelassen), zwerfgebieden en uitloopgebieden (of aanloopstraten).

Het kernwinkelgebied

De oude binnenstad en het kernwinkelgebied in het bijzonder vormen het koopcentrum voor de stad en wijde regio. Het kernwinkelapparaat (met zo'n 560 winkels) heeft een bovenregionaal verzorgingsgebied.

Van groot belang is dat voldoende aandacht wordt besteed aan de uitstraling van gevels en aan de kwaliteit van reclame-uitingen, terrassen en uitstallingen. De aantrekkingskracht van het kernwinkelgebied kan hierdoor worden vergroot. Het specifieke karakter van de verschillende winkelstraten is daarbij uitgangspunt.

In het gebied dat in de Ontwikkelingsvisie Stadscentrum is aangeduid als “hoofdwinkelas” worden met name consumentgerichte commerciële diensten geconcentreerd.

De Markt en Pensmarkt en de drie hoofdstraten, de Schapenmarkt - Vughterstraat, de Hinthamerstraat en de Hooge Steenweg, behoren tenminste tot dit gebied. De Visstraat heeft zich in de loop der tijd op een gelijke wijze ontwikkeld en ook Arena/Loeffplein.

De regeling voor het “kernwinkelgebied” kent als uitgangspunt een flexibele toelaatbaarheid van functies die binnen dit gebied passen, teneinde te kunnen voldoen aan de vraag naar uitbreiding van het kernwinkelapparaat. Dit betreffen, onder andere: detailhandel, dienstverlening, en kantoren. Deze functies zijn ondergebracht in de verzamelbestemming “Centrum” en zijn onderling uitwisselbaar voor zover het de begane grond en het souterrain (kelder) betreft.

De horecavestigingen zijn specifiek aangeduid en mogen slechts op de bestaande plek worden gehandhaafd of kunnen eventueel worden gewijzigd in één van de hiervoor genoemde (zonder meer toelaatbare) functies.

Op de etages van de panden binnen het kernwinkelgebied zijn centrumfuncties (anders dan wonen) slechts toegelaten, indien ze reeds aanwezig zijn. Overigens is een woonfunctie toegelaten. Op de etages waar reeds wordt gewoond dient de woonfunctie te worden gehandhaafd vanwege het grote belang daarvan voor de sociale veiligheid en levendigheid in het stadscentrum. Via toepassing van een afwijkingsmogelijkheid, waarbij de afweging dus bij het college van burgemeester en wethouders komt te liggen, worden ook niet-woonfuncties op de tweede en hogere lagen mogelijk gemaakt. Hiervan kan gebruik gemaakt worden, indien de instandhouding van het pand in het gedrang komt en vestiging van genoemde functies een wezenlijke bijdrage levert aan die instandhouding, danwel indien gebleken is dat de mogelijkheden inzake de haalbaarheid van wonen voor het betreffende bouwperceel of onderdeel daarvan geheel is uitgeput.

In afwijking van het voorgaande geldt voor de grootwinkelvestigingen in de binnenstad, de trekkers van de binnenstad die worden gekenmerkt door detailhandelsfuncties over alle lagen van het pand waarin de functie gevestigd is, dat daar niet op de etages mag worden gewoond. Om het onderscheid met de overige winkelfuncties in het gebied te verduidelijken zijn deze panden bestemd als “Centrum 1”.

Voor Hotel Central aan de Markt en het restaurant aan het Wilhelminapleinplein is de bestemming “Centrum-Horeca” opgenomen omdat het hier specifieke monofuncties voor Horeca betreft, van belang voor het voorzieningenniveau in het centrum, maar waarvoor de multifunctionele verzamelbestemming Centrum zich niet leent.

Nieuwe grootschalige winkelvoorzieningen worden in beginsel niet in het plangebied maar op het buiten het plangebied gelegen GZG-terrein opgevangen. De maatvoering van panden in de oude binnenstad leent zich beter voor de kleinschalige winkels.

Zwerfgebieden en uitloopgebieden

De in de ontwikkelingsvisie aangegeven zwerfgebieden rond de Markt vormen een belangrijk zwaartepunt voor het toerisme en de cultuurbeleving, doordat publiekstrekkers als Binnendieze (opstappunten), Parade en Sint Janskathedraal, theaters, bibliotheek, het Noord-Brabants Museum en Muziekcentrum hier op aansluiten.

In de zwerfgebieden is sprake van een sterke menging van functies, waaronder horecagelegenheden, ambachtelijke werkplaatsen, kleine kantoren,detailhandel en wonen.

Voor het functioneren en de beleving van de binnenstad zijn deze gebieden dan ook van groot belang. De woonfunctie is hier sterk vertegenwoordigd.

De uitloopgebieden betreffen feitelijk de uitlopers van het kernwinkelgebied. Hier is een grote diversiteit aan winkels aanwezig, gemengd met andere functies.

Beide gebieden, zwerfgebieden en uitloopgebieden, dienen ruimte te bieden aan nieuwe centrumfuncties. De uitloopgebieden zijn aangewezen voor de opvang van de groei van het kernwinkelgebied. De zwerfgebieden hebben ook een sterke woonfunctie. De uitloopgebieden zijn, evenals het kernwinkelgebied, bestemd als “Centrum”. Aan de zwerfgebieden is, mede omdat het accent hier minder sterk ligt op de consumentgerichte dienstverlening, overwegend de bestemming “Gemengd” toegekend.

De binnenstad als woongebied

De binnenstad is ook steeds meer gewild als woongebied. Deze ontwikkeling wordt toegejuicht want de aanwezigheid van woningen en dus bewoners vergroot de sociale veiligheid en leefbaarheid van de binnenstad, ook in de avonduren. Daarnaast leidt een toename van bewoners in de binnenstad tot meer draagvlak voor de voorzieningen aldaar.

Wonen in het winkelgebied

Ten behoeve van de levendigheid van de straten in het kernwinkelgebied en de uitloopgebieden wordt het wonen op de etages voorgestaan en beschermd.

De minimale oppervlakte voor een nieuwe zelfstandige wooneenheid dient 50 m2 te zijn. Uit de praktijk van de toetsing van bouwaanvragen blijkt dat bij verbouw van bestaande panden in het centrumgebied - dit zijn vaak van oorsprong “herenhuizen” bedoeld voor één huishouden met bediendes - in een groot aantal gevallen sprake is van uitponding van panden. Een dergelijke situatie kent twee schaduwkanten.

Enerzijds neemt de woonkwaliteit ernstig af. Anderzijds gaat dit ten koste van de kwaliteit van de veelal historische en behoudenswaardige panden in de binnenstad; eisen van lichttoetreding en isolatie (een grote hoeveelheid dakramen, dakkapellen) kunnen een negatief effect hebben op de (oorspronkelijke en ook bouwkundige) kwaliteit van de gebouwen en isolatiemateriaal kan de vochthuishouding van het achterliggende oorspronkelijke materiaal verstoren en daardoor de duurzaamheid beïnvloeden. Bijkomend knelpunt is dat een maximalisering van het aantal wooneenheden per pand tot een verhoogde parkeerdruk op, vooral, het openbaar gebied leidt.

Het beleid is er op gericht een evenwicht te behouden tussen de woonwensen en de kwaliteit van de (historische) binnenstad. Om die reden is in dit bestemmingsplan een nieuwe benadering ingezet: in nieuwe situaties geldt een ondergrens van 50 m2 voor de omvang van een zelfstandige wooneenheid. Deze omvang is in de bestemmingsregels vastgelegd. Woningen volledig omzetten naar kamerverhuur wordt niet toegestaan.

Ter bescherming van historische kappen en beperking van de parkeerdruk mogen zolders niet als zelfstandige woning benut worden. Ze kunnen wel onderdeel van een woning uitmaken.

Woongebieden

Binnen het plangebied van de binnenstad bevinden zich met name aan de randen ook enkele echte woongebieden, oftewel woonbuurten waar in het algemeen geen andere (centrum)functies aanwezig zijn. Aan woningen is de bestemming “Wonen” toegekend. Binnen deze bestemming zijn diverse vormen van wonen toegestaan, dus naast eengezinswoningen ook gestapelde woningen en bijzondere woonvoorzieningen waarmee kan worden voorzien in een aangepaste woonbehoefte, zoals voor gehandicapten of anderszins zorgbehoevenden.

Bij recht zijn niet-publiekgerichte aan-huis-verbonden-beroepen en bedrijven toegelaten. Indien de bestaande beroeps- of bedrijfsuitoefening de gehele begane grond laag omvat, de nevenfunctie daarmee gelijkwaardig of groter is dan woonfunctie maar het pand bevindt zich wel in een woonwijk, dan wordt aan de hoofdbestemming “Wonen” een functieaanduiding toegevoegd waarmee de bestaande niet-woonfunctie kan worden gehandhaafd.

De binnenstad als verblijfsgebied

Naast de gebouwde omgeving is ook de openbare ruimte in de Bossche binnenstad van wezenlijk belang voor de beleving van de stad door haar bewoners en bezoekers. Een deel van de openbare ruimte van de binnenstad is verblijfsgebied.

Ten aanzien van de bestemmingen van die openbare ruimte wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het gebruik in de huidige situatie, ook voor markt en evenementen. Voor wat betreft de aanwezige standplaatsen geldt als uitgangspunt, dat dit mobiele, dus verplaatsbare verkooppunten dienen te zijn, geen bouwwerken. De in de “Ontwikkelingsvisie Stadscentrum” geschetste ontwikkelingen leiden binnen de planperiode van dit bestemmingsplan namelijk niet tot een wijziging daarvan.

De regeling voor terrassen in de openbare ruimte

In het plangebied zijn tijdelijke en vaste terrassen aanwezig, ofwel zomerterrassen en winterterrassen. De zomerterrassen worden in de bestemmingen die aan het openbaar gebied zijn toegekend geregeld. De winterterrassen zijn nadrukkelijk met een aanduiding vastgelegd in de verbeelding en daarmee “bevroren”; op andere plekken dan die waar reeds winterterrassen aanwezig zijn worden geen winterterrassen mogelijk gemaakt.

Vlonders worden niet toegestaan tenzij ze behoren bij de horecavestigingen rondom het bouwblok op de Markt en mits de toegang naar kelders is gewaarborgd. Bij de herinrichting van het gebied wordt gestreefd naar een betere en duurzamere oplossing.

De eisen ten aanzien van inrichting en ruimtegebruik van terrassen zijn via de regels van de Horecaverordening 's-Hertogenbosch 2012 van de gemeente 's-Hertogenbosch beschreven.

De regeling voor waardevolle binnenterreinen

Vanwege de vestingwallen en stadsmuren hebben stedelijke inbreidingen zich altijd beperkt tot de ommuurde binnenstad. Als gevolg daarvan zijn in de loop van de tijd (binnen)terreinen benut voor woningbouw of als parkeerruimte ingericht. Desondanks kent de binnenstad nog een aantal aantrekkelijke veelal particuliere (binnen)terreinen die de stad haar eigen gezicht geven en te beleven zijn vanuit de publieke ruimte. Om deze kwaliteit te behouden, is hiermee bij de bestemming en bebouwingsmogelijkheden rekening gehouden. De openbare terreinen hebben met name de bestemming 'Groen' gekregen, waarop niet of beperkt mag worden gebouwd. Bij particuliere erven is hiermee rekening gehouden bij de toedeling van het bebouwingspercentage (Onbebouwd of beperkt bebouwingspercentage (5%)). Op deze wijze wordt de relatie tussen de particuliere terreinen en het openbaar gebied geborgd.

Op de binnenterreinen zijn soms ook nog veel cultuurhistorisch waardevolle zaken aanwezig zoals tuinmuren. Deze staan op de Bouwhistorische waardenkaart aangegeven. Voor bouwhistorisch waardevolle bouwwerken binnen het als "cultuurhistorische zone" aangeduide gebied geldt een sloopverbod.

Overige functies in de binnenstad

Maatbestemmingen voor niet-woonfuncties

Naast de genoemde bestemmingen voor het winkelgebied en de bestemmingen voor het openbaar gebied, is nog een aantal andere bestemmingen aan het plangebied toegekend. Het betreft veelal bestemmingen voor panden en/of functies die van grote ruimtelijke invloed zijn op de omgeving, bijvoorbeeld door de (monumentale) vormgeving van het pand, het specifieke belang van de functie of in verband met (milieu)hinder en/of waarvan de opstallen niet zonder meer benut kunnen worden voor een andere functie dan de bestaande. Het gaat bijvoorbeeld om kantoren, bedrijven en maatschappelijke en culturele doeleinden.

Groen langs water

Om ervoor te zorgen, dat het groen langs de Dommel en de Zuid-Willemsvaart minder geschikt zouden worden voor ecologische verbindingszone en behoud en herstel van watersystemen is conform de Proviciale Verordeing ruimte Noord-Brabant een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde opgenomen.

Water

Het water in de binnenstad heeft zowel een waterhuishoudkundige als een toeristische functie. Ten aanzien van water kan een onderscheid worden gemaakt tussen de bestaande te handhaven waterlopen en de historische waterloop. Deze laatste betreft de Binnendieze, die deels ook onder verhard gebied aanwezig kan zijn. In die gevallen is aan de gronden de gebiedsaanduiding “Binnendieze” toegevoegd. De Binnendieze vertegenwoordigt een groot (ook symbolisch) belang en is van grote waarde als ruimtelijk en toeristisch element in de stad.

De gemeente is eigenaar van de Binnendieze. Detaillering van de voorwaarden in relatie tot gebruikers zal daarom plaatsvinden via privaatrechtelijke instrumenten en valt dan ook buiten het kader van het bestemmingsplan.

De regeling van de overige waterlopen in het plangebied sluit aan op de reeds vigerende regelingen. Om ervoor te zorgen, dat de Dommel, de Zuid-Willemsvaart en de Aa minder geschikt zouden worden voor ecologische verbindingszone en behoud en herstel van watersystemen is conform de Proviciale Verordeing ruimte Noord-Brabant een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde opgenomen.

Het bestaande beleid met betrekking tot woonboten is uitgangspunt. Momenteel liggen alleen in de Binnenhaven woonboten. De regeling hiervoor is overgenomen in het onderliggende bestemmingsplan. Een verdere uitbreiding van woonbootlocaties in de binnenstad is niet voorzien en wordt ook niet mogelijk gemaakt.

5.4 Planmethodiek En Complexe Opgaven

In de binnenstad bevinden zich functies en bestemmingen die van grote invloed kunnen zijn op de woon- en leefomgeving. Horecavestigingen en seksinrichtingen zijn van die functies. Hoewel het bestemmingsplan uitgaat van een methodiek die een zekere globaliteit en flexibiliteit op het gebied van functie-invulling kent, wordt voor dit soort functies het accent sterk gelegd op rechtszekerheid voor de burger.

De toedeling van functies aan panden vindt niet meer plaats op basis van de blokzijdemethode zoals die is vastgelegd in de vigerende bestemmingsplannen. De blokzijdemethode gaat uit van een vast aantal functies binnen een bepaald begrensd bouwblok. Binnen het bouwblok is een verschuiving van functies mogelijk mits het aantal functies niet toeneemt ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Via een ontheffing kan hiervan worden afgeweken. Bij de verzamelbestemmingen, met uitzondering van de bestemming “Wonen”, is meer ruimte voor onderlinge uitwisseling van functies die goed binnen het centrumgebied passen zonder dat daarvoor toepassing behoeft te worden gegeven aan de afwijkings- dan wel wijzigingsbevoegdheid. Dit geldt niet voor voornoemde hinderlijke functies als horeca en seksininrichtingen, die een conflict kunnen opleveren met de belangrijke woonfunctie van de binnenstad. Hiervoor geldt, dat de bestaande situatie wordt vastgelegd en positief wordt bestemd middels een aanduiding. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze aanduidingen van de verbeelding te verwijderen, indien dit gewenst wordt geacht ingeval de betreffende functie ter plaatse is beëindigd. In dat geval komt een van de andere functies van de hoofdbestemming er voor terug.

Categorieën horecabedrijven

Er worden vier categorieën horecabedrijven onderscheiden: 1) het bieden van logies (hotelbedrijf), 2) het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), 3) een bedrijf, dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, 4a) elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken ter plaatse worden verstrekt en 4b) inrichtingen waarin een speelautomatenhal (conform de Wet op de Kansspelen) wordt uitgeoefend.

Horeca ondergeschikt aan andere functies, bijvoorbeeld winkel-, maar ook museumondersteunende horeca, wordt binnen de hoofdbestemming geregeld. Wat betreft functie-ondersteunende horeca wordt overigens verwezen naar het beleid als hiervoor uiteengezet onder 3.4.6 .

Seksinrichtingen

Seksinrichtingen worden als functie in een bestemmingsplan geregeld sinds de legalisatie op 1 oktober 2000. De exploitatie van een dergelijke inrichting kan evenwel een negatieve uitstraling hebben naar de woonomgeving. Er dient dan ook een acceptabel evenwicht gevonden te worden tussen de vraag naar en het aanbod van seksinrichtingen en de maatschappelijke acceptatie van de aanwezigheid van een dergelijk bedrijf in een woonomgeving. Om die reden heeft de gemeente sinds het tijdstip van de legalisatie gekozen voor de invoering van een zogenaamd “maximumstelsel”. Uitgangspunten hierbij zijn dat er in de maatschappij vraag is naar deze bedrijfstak en dat er derhalve een afdoende aanbod moet zijn alsook dat niet gestreefd moet worden naar een zogenaamde verkapte “nuloptie”.

Verder dient met de hantering van een maximumstelsel een oncontroleerbare uitbreiding van het aantal seksinrichtingen in de gemeente evenals een eventuele aantrekkende werking voor bedrijven van buiten de stad voorkomen te worden.

Om de hiervoor genoemde redenen wordt bij het maximumstelsel uitgegaan van het huidige aantal (11) van gemeentewege gedoogde seksinrichtingen. Dit aantal wordt uit oogpunt van woon- en leefklimaat in de stad aanvaardbaar geacht en daar op wordt geen uitsterfbeleid gevoerd. Hierbij wordt echter een uitzondering gemaakt voor de raamprostitutiebedrijven; daarvoor geldt een algeheel verbod.

Het maximumstelsel heeft betrekking op de gehele gemeente, met een differentiatie naar de binnenstad, dat wil zeggen het gebied dat is gesitueerd binnen de stadsmuren. In de binnenstad geldt een maximum van vier seksinrichtingen. Deze zijn met een functieaanduiding in de verbeelding vastgelegd.

De gemeente heeft ervoor gekozen de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven te reguleren door middel van een vergunningenstelsel op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening. De vergunningplicht voor dergelijke inrichtingen geldt voor de gehele gemeente.

De vestingwerken

De vestingwerken hebben de status van monument en zijn als zodanig beschermd. De karakteristiek van de aanliggende gronden is gewaarborgd middels de aan deze gronden toegekende specifieke bestemmingen. Het belang van de vestingwerken is in de bestemmingen zichtbaar gemaakt middels de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer-vestingwerken'.

Vijfde gevel

Daken worden veelal de “vijfde gevel” genoemd. Deze zijn in de Bossche binnenstad in grote mate zichtbaar vanuit andere gebouwen. Het is soms bedroevend hoe met deze vijfde gevel wordt omgegaan. Om die reden is er voor gekozen de vrijheden rond de vijfde gevel aan voorwaarden te verbinden. Daartoe is in het bestemmingsplan het volgende geregeld.

  • In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van (gebiedskarakteristieke) bebouwingsprofielen waarin een maximale nokhoogte is bepaald waaraan moet worden voldaan.
  • Voor de historische delen van de binnenstad is de kenmerkende kammenstructuur vastgelegd. Deze dient in geval van sloop en nieuwbouw of verbouw in acht te worden genomen.
  • De bebouwing in de binnenstad kenmerkt zich door een vrij harde overgang tussen de straat en de bebouwing; de voorgevels van de bebouwing staan in de voorgevelbouwgrens waardoor een gesloten stedelijke wand wordt gevormd. Balkons aan de straatzijde verstoren dit beeld en worden om die reden niet aan de straatzijde toegestaan, met uitzondering van loggia's en franse balkons. De uiteindelijke kwalitatieve beoordeling vindt overigens plaats in het kader van de welstand en/of de Monumentenwet.
  • In de kap worden geen zelfstandige woonruimtes toegestaan; de ruimte onder de kap moet in alle gevallen onderdeel zijn van de woning in de onderliggende la(a)g(en).
  • Met betrekking tot dakterrassen geldt een "ja, tenzij benadering".

Parkeren

In de binnenstad kan op verschillende manieren worden geparkeerd: op openbare terreinen, op privé terreinen en in gebouwde voorzieningen die al dan niet openbaar zijn. In het bestemmingsplan is dan ook een onderscheid gemaakt naar de verschillende vormen van parkeren.

Alle openbare parkeervoorzieningen (al dan niet in gebouwde vorm) in de binnenstad zijn ofwel bij recht (in de bestemmingsomschrijving) ofwel middels een aanduiding mogelijk gemaakt: De gebouwde en bestemmingsgebonden parkeervoorzieningen zijn met een aanduiding “parkeergarage” in de geometrische plaatsbepaling weergegeven. De parkeervoorzieningen op open terreinen hebben de aanduiding “parkeerterrein” gekregen. Gezien het belang van de parkeergarages voor de binnenstad zijn de gebouwde parkeervoorzieningen als zodanig bestemd.

Naast parkeren in het openbaar gebied en in gebouwde openbare parkeervoorzieningen zijn er ook (private) parkeerplaatsen op eigen terrein of op de begane grond van een pand in de binnenstad aanwezig. Ook hiervoor geldt dat de gebouwde en bestemmingsgebonden parkeervoorzieningen met een aanduiding “parkeergarage” zijn weergegeven en de parkeervoorzieningen op open terreinen met de aanduiding “parkeerterrein”. De laatste betreffen met name de private binnenterreinen.

In verband met de dynamiek in de binnenstad is met name binnen de verzamelbestemmingen Centrum en Gemengd een grote flexibiliteit en uitwisselingsmogelijkheden van de toegestane functies in bestaande panden mogelijk. Conform de huidige praktijk worden bij gebruikswisselingen/(ver)bouw van een pand ten behoeve van een binnen de bestemming rechtstreeks toegelaten functie geen parkeereisen gesteld noch een financiële compensatie verlangd,ingeval er geen ruimte is om parkeerplaatsen aan te leggen. In deze gevallen levert de in de Nota Uitgangspunten genoemde eis van parkeren op eigen terrein dus geen probleem meer op. Alleen bij afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden dient op maat bezien te worden, hoe met de parkeerbehoefte wordt omgegaan.

Afsluiten stegen

De binnenstad kent een krachtige hoofdstructuur bestaande uit radialen (de Vughterstraat, de Hinthamerstraat en de Hooge Steenweg- Orthenstraat) met daar omheen een fijn vertakt stelsel van straten, pleintjes en stegen. Deze stegen variëren in maatvoering en zijn soms maar één tot twee meter breed. De stegen staan aangegeven op een bij de planvoorschriften behorende stegenkaart. Sommige stegen zijn doorlopend andere zijn doodlopend. In de loop van de tijd is het doorlopend karakter van enkele stegen gewijzigd door bebouwing. In het algemeen is het behoud van het openbare karakter van de stegen van belang voor de beleving hiervan en de afleesbaarheid van de ontwikkeling en geschiedenis van de stad. Tegelijkertijd is als gevolg van verschillende oorzaken het gevoel van onveiligheid toegenomen in de stad en (dus ook) de binnenstad. Stegen en binnenterreinen worden 's nachts door anderen dan directe bewoners gebruikt voor andere doelen. Om die reden worden bij de gemeente veelvuldig verzoeken ingediend om stegen dan wel binnenterreinen 's nachts af te mogen sluiten middels een hek. De gemeente kiest echter voor een “nee, tenzij” benadering en verbindt de volgende voorwaarden aan de afsluiting van een steeg.

  • Er dient aantoonbaar sprake te zijn van voortdurende onaanvaardbare overlast.
  • De bereikbaarheid van percelen, die afhankelijk is van de betreffende steeg of het binnenterrein, moet op een redelijke wijze gegarandeerd blijven. Goed overleg en instemming van een meerderheid van bewoners/belanghebbenden is daarom nodig. De aanvraag tot afsluiting dient daarom gebaseerd te zijn op een tweederde meerderheidsbesluit van de desbetreffende groep bewoners die voor de bereikbaarheid van hun woning afhankelijk is van de betreffende steeg of het binnenterrein.
  • De afsluiting is alleen in de nachtelijke uren toegestaan. Voor een afsluiting (in de vorm van een poort of hekwerk) is een bouwvergunning benodigd.
  • De aanvraag tot afsluiting zal worden voorgelegd aan de welstands- of monumentencommissie.
  • Het beheer dient gegarandeerd te zijn.
  • De constructie van de afsluiting dient te voldoen aan de eisen van de brandweer op het gebied van veiligheid en vluchtmogelijkheden; de toegankelijkheid voor hulpdiensten dient in voldoende mate te worden gewaarborgd.

In de regels van het voorliggende bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee de plaatsing van een hekwerk mogelijk wordt gemaakt.

Toegangen voor bovenwoningen

Binnen de bestemming “Centrum” en "Gemengd" voorkomende functies en panden geldt dat op de begane grond vanaf de openbare straat aan de voorzijde toegangsportalen zijn toegestaan ten dienste van de op de verdiepingen gelegen zelfstandige functies met een minimale breedte van 1 meter. Bestaande toegangsportalen dienen te worden gehandhaafd.

Balkons en erkers aan de voorgevel

Balkons en erkers aan de voorgevel niet zijn toegestaan, tenzij hiervan in de bestaande situatie ten tijde van de in werking treding van het plan wordt afgeweken.

5.5 Bijzondere Deelgebieden

Manegekwartier

Naar aanleiding van een discussie over de toekomst van het Manegekwartier is in de gemeenteraad bepaald dat in dit bestemmingsplan het huidige gebruik van de Rijks HBS zal worden vastgelegd. Voor de overige gebouwen geldt, dat voor de manege toestemming is verleend voor gebruik als veilinghuis en het voormalige Gymnasium is in gebruik genomen als kantoor ten behoeve van de handel in Kunst en antiek.

Kruithuis e.o.

Voor het Kruithuis en de omliggende gebouwen zal een bestemming worden opgenomen, gericht op gebruik voor maatschappelijk / culturele doeleinden. De specifieke kwaliteiten van dit complex en zijn omgeving vragen een publiek beleefbaar gebruik.

De flankerende panden aan de Citadellaan en Vliertstraat worden als wonen bestemd. In het bestemmingsplan zal flexibiliteit worden ingebouwd, zodat deze gebouwen indien gewenst een rol kunnen vervullen bij de nieuwe functie van het Kruithuis.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

Water is een belangrijk element in de ruimtelijke ordening, dat zowel voor bepaalde beperkingen als bepaalde kansen kan zorgen. In onderstaande tekst is beschreven hoe met de verschillende stromen van water in de Binnenstad wordt omgegaan en wat de beleidsdoelen zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Deze paragraaf is geschreven na samenspraak met het Waterschap, in het kader van het watertoetsproces.

6.1 Waterhuishouding

Water is van oudsher een belangrijk element in de Binnenstad, zowel op het gebied van transport als verdedigingsmechanisme. De Binnenstad wordt omringd door de rivieren de Aa en de Dommel. Aan de zuidkant van de stad vertakt de Dommel zich in StadsDommel en Binnendieze. De Zuid-Willemsvaart doorsnijdt de historische binnenstad en is gegraven om de aan- en afvoer van goederen en afval over het water te vergemakkelijken. Alle waterlopen komen samen bij de Citadel en stromen als de rivier de Dieze via spuisluis Crèvecoeur uit naar de Maas.


Bovenstrooms van het Vughtereiland is het peil van de Dommel 2,75m +NAP. De Binnendieze is een directe vertakking van dit hogere pand van de Dommel en heeft daarom grotendeels hetzelfde peil. Benedenstrooms van de stuwen Vughtereiland, Binnenhaven en Burgemeester Loeffplein is het peil 2,20m +NAP. Hier valt het waterpeil samen met die van de StadsAa en de Zuid-Willemsvaart. Beide waterpeilen gelden onder normale omstandigheden.


In tijden van hoogwater op de Maas of in de regionale systemen van Aa en Dommel kan het peil in de hele stad oplopen tot 4,90m +NAP bij een herhalingstijd van ca. 100 jaar. Uitgaande van HOWABO 2015 is dit afdoende. Met de verwachte klimaatsverandering is een peilstijging tot maximaal 5,60m NAP rond 2050 voorspeld, met een herhalingstijd van eveneens 100 jaar. Bij nieuwe ontwikkelingen zal moeten worden afgewogen - met een kosten-batenanalyse - of met een hoger peil rekening gehouden moet gaan worden.


Het Drongelens Kanaal fungeert als een extra afwateringsmogelijkheid van het bekensysteem tijdens hoogwater, waarbij water afgevoerd kan worden via een westelijke route naar de Maas. Het Bossche Broek is ingericht om in tijden van extreem hoog water te worden ingezet voor tijdelijke waterberging. Tevens worden plannen gemaakt om extreme hoogwaterpieken van het regionale watersysteem af te voeren via een 'Groene Rivier' aan de zuid- en westzijde van de Gement. Sinds de aanleg van de dijken langs de Maas is de Beerse Overlaat in gebruik genomen ter ontlasting van de Maasdijken bij hoge waterstanden. Hierdoor kon Maaswater de regio vrijelijk binnenstromen en werd de toenmalige vestingstad 's-Hertogenbosch omringd door water. Aan deze situatie kwam pas een einde toen in 1942 de Beerse Overlaat werd gesloten.

6.2 Riolering

De riolering van de binnenstad is hoofdzakelijk een gemengd stelsel met twee grote gemalen welke zorgen voor de af- en doorvoer: Citadellaan en Molenberg. Deze gemalen pompen het rioolwater naar het centrale riool. Vandaar gaat het rioolwater naar het gemaal Oude Engelenseweg. Het gemaal Oude Engelenseweg is het hoofdgemaal. Dit gemaal pompt het rioolwater naar de rioolwaterzuivering Treurenburg van waterschap Aa en Maas. Naast de twee grote gemalen zijn er nog enkele kleine gemalen voor onderbemalingsgebieden: Smalle Haven, Redemptoristentuin en Pastoor de Kroonstraat.

In het gemengd gerioleerde gebied zijn een aantal overstorten aanwezig. Deze zijn gelegen aan de Binnendieze, Dommel, Aa en Zuid-Willemsvaart. Onder het Kardinaal van Rossumplein is een zogenaamd bergbassin gebouwd om het overstorten van regen- en afvalwater op de Zuid-Willemsvaart zoveel mogelijk te voorkomen. Onder de Citadellaan (StadsAa), Geulweg (StadsAa), Amstellaan (StadsAA) en de Westwal (StadsDommel) zijn bergbezinkvoorzieningen gebouwd.

6.3 Beleid Voor Integraal Waterbeheer

Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2 (2009). Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. Het Waterplan 2 beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst. Hierbij wordt onder andere ingespeeld op opwarming vanwege klimaatsverandering, de verdichtingsopgave en nieuwe manieren om water te bergen.

Het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027 (zie Bijlage 4 bij deze toelichting).

De gemeenschappelijke uitgangspunten van gemeente en waterschap zijn:

  1. 10. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  2. 11. Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
  3. 12. Voorkomen van vervuiling;
  4. 13. Hydrologisch neutraal ontwikkelen;
  5. 14. Meervoudig ruimtegebruik;

Uitgangspunt 4, hydrologisch neutraal ontwikkelen, wordt uitgesplitst in het ontwikkelen van 'nieuw' stedelijk gebied en het herstructureren of opnieuw ontwikkelen van bestaand stedelijk gebied. Bij de (her)ontwikkeling van bestaand stedelijk gebied wordt de wateropgave gerelateerd aan de bestaande situatie van bijvoorbeeld een geheel verhard gebied met een gemengd rioolstelsel. Wanneer dit gebied geheel verhard blijft, maar er wel een gescheiden stelsel wordt aangelegd, vormt alleen de verloren berging in het gemengde rioolstelsel de wateropgave plus zo mogelijk een opgave vanwege de klimaatverandering.

Naast bovengenoemde uitgangspunten heeft de gemeente aanvullende beleidsdoelen geformuleerd op het gebied van klimaatadaptatie en waterbeheer. De doelstelling om een energieneutrale stad te realiseren in 2050 heeft ook implicaties voor het stedelijk waterbeheer. We zullen meer moeten inzetten op het hergebruik van hemelwater en het bufferen van water ter voorkoming van wateroverlast. Innovatieve oplossingen zijn daarbij noodzakelijk om deze doelstelling te behalen.

Bovengenoemde uitgangspunten worden in onderstaande paragraaf besproken en toegepast op de situatie van de Bossche Binnenstad.

6.4 Kansen En Afwegingen Voor Integraal Waterbeheer In De Bossche Binnenstad

Bestaande situatie

De uitgangspunten van integraal waterbeheer zijn in de loop der tijd gevormd en zijn nog niet geheel in de Bossche binnenstad terug te vinden. Het principe van scheiden van de stromen vuil- en schoonwater is op enkele plekken in de historische binnenstad gerealiseerd, maar in het grootste gedeelte van de Binnenstad vindt de afwatering nog plaats via een gemengd rioolstelsel, zoals hiervoor beschreven. Dit stelsel verkeert in een goede staat en zal pas (ver) na 2040 toe zijn aan revisie. Grootschalige vervanging van de riolering zelf zal daarom voorlopig op zichzelf geen aanleiding zijn voor een verregaande ontvlechting van de afvalwater- en regenwaterstroom.

In de bestaande historische binnenstad vindt lozing van hemelwater op het oppervlaktewater veelal ongezuiverd en zonder relevante vertraging plaats. De Dommel, Aa en Dieze fungeerden vanaf de vestiging van mensen tot ver in de vorige eeuw als berging en afvoer van de waterstromen uit de stad. De historische binnenstad kent geen ander oppervlaktewater dan het regionale watersysteem en ruimte voor bekkens waarin regenwater tijdelijk kan worden opgevangen is in historische binnenstad nauwelijks aanwezig. Ook leent de ondergrond van de Bossche binnenstad zich vaak niet voor bodeminfiltratie, door de aanwezigheid van historische bodemverontreinigingen. Een ander beletsel voor infiltreren in de Binnenstad is de aanwezigheid van paalfundering. Alleen het afvoerstelstel zelf zorgt voor enige berging en vertraging.

Herstructurering en herontwikkeling

Integraal waterbeheer in de Bossche Binnenstad komt neer op het benutten van kansen die zich voordoen als gevolg van herstructurering of sloop en nieuwbouw. Als eerste dienen bij dergelijke ontwikkelingen de schoon- en vuilwaterstromen te worden gescheiden, ofwel 'afgekoppeld'. Bij dergelijke afkoppelingsplannen geldt vanuit het Waterschap als uitgangspunt een berging van 15mm voor het oppervlak verharding dat wordt afgekoppeld van het gemengde rioolstelsel (nl. 7mm in de buis, 2mm in de randvoorziening en 6 mm aan klimaatsverandering en pompovercapaciteit).

Vervolgens gaat het om een integrale afweging en een optimalisatie van de trits 'hergebruik - buffering - afvoer'. Zo kan het schone hemelwater in het gebied zelf gebruikt worden in plaats van directe afvoer richting rioolzuiveringsinstallatie. Het schone hemelwater kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden, zoals voor de doorspoeling van toiletten, koeling van gebouwen of het irrigeren van groenvoorzieningen. Als laatste mogelijkheid kan het schone water aangesloten worden op een hemelwaterriool en kan afgekoppeld hemelwater naar het oppervlaktewater van de Binnendieze, Stadsdommel, StadsAa of Zuid-Willemsvaart worden geleid. Voorwaarde hierbij is wel dat het verzamelde hemelwater na contact met de stadsoppervlakken schoon genoeg is gebleven om afgekoppeld te worden. In principe is dit bij dakkoppervlakken en autoluwe verkeerswegen altijd het geval. Voor andere gebieden zal een gebiedsgerichte afweging moeten worden gemaakt.

Afkoppelen kan ook gefaseerd plaatsvinden. Bij renovatie of herbouw moet het vuilwater en het hemelwater gescheiden aangeleverd worden, terwijl de beide stromen op de perceelgrens weer worden aangetakt op het gemengde rioolstelsel. Wanneer in de toekomst een hemelwaterriool wordt aangelegd, kan vervolgens gemakkelijk de schoonwaterflux worden aangesloten.

Wanneer grotere delen van de binnenstad op de schop gaan, ontstaan mogelijk kansen om waterberging aan te leggen. Normaliter komen ondergrond of maaiveld daarvoor in beeld, maar wanneer daar weinig kansen bestaan kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de 'Vijfde gevel', nl. de daken. Een groen dak kan een welkome afwisseling geven als dit op een verantwoorde manier wordt geïmplementeerd. Hiermee wordt het hemelwater gezuiverd en deels geborgen, terwijl het resterende deel vertraagd afgevoerd kan worden. Tevens worden hiermee andere doelen gerealiseerd: groene daken zorgen voor een betere isolatie, wat ten goede komt van de doelstelling Den Bosch Klimaatneutraal in 2050. Ook wordt de vorming van een 'warmte-eiland' door klimaatsverandering tegengegaan, vindt vergroening van de stad plaats en bieden groene daken ruimte voor 'stadsnatuur'. Op deze manier wordt invulling gegeven aan meervoudig ruimtegebruik.

Deze kansen zijn bij kleinere invuloefeningen en historisch/ monumentale panden natuurlijk kleiner, alhoewel niet onmogelijk. Afkoppelen c.q. het treffen van de voorbereiding daartoe, hergebruik en de toepassing van een groen dak zijn op zichzelf ook mogelijkheden die gestimuleerd kunnen worden.

In de Bossche Binnenstad is de ruimte schaars en de grond duur. Er kunnen daarom redenen zijn dat niet altijd de maximale oplossing op het gebied van de waterhuishouding kan worden bereikt. Een optimum zal moeten worden gezocht in de afweging van alle belangen, van stedenbouw, water en kosten. Water met zijn vele “nevendoelen” dient daarin als een volwaardig aspect in de planvorming te worden meegenomen.

Bouwmaterialen

Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater moet bij her- en nieuwbouw worden afgezien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen in daken, gevels, verhardingen en regenwatervoorzieningen (goten en leidingen).

6.5 Integrale Watertoets Binnenstad

Dit bestemmingsplan behelst grotendeels een actualisatie van de bestaande situatie. Voor enkele, grotere herstructureringslocaties zoals het GZG-terrein wordt een apart plan ontwikkeld waarvoor een watertoets(procedure) zal worden gevoerd.


Voor het overige worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien/mogelijk gemaakt. Momenteel zijn wel enkele, kleinere ruimtelijke ontwikkelingen in verschillende fasen van uitvoering. Deze zijn in de planfase al besproken in het watertoetsoverleg.


Van (bouw-)plan tot plan zullen de locatiespecifieke mogelijkheden volgens bovenstaande benadering - met het grove onderscheid naar grootschalige en minder grootschaliger ontwikkelingen - worden ingebracht.

Hoofdstuk 7 Milieuaspecten

7.1 Inleidend

In dit hoofdstuk worden de milieuaspecten beschreven. Het bestemmingsplan is een beheerplan: nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden in dit plan niet mogelijk gemaakt. In dit hoofdstuk worden de ruimtelijk relevante milieuaspecten beschreven.

7.2 Geluid

Omdat er in het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het niet noodzakelijk akoestisch onderzoek te verrichten. In deze paragraaf is een kwalitatieve beschrijving van de akoestische situatie opgenomen.

Geluid afkomstig van bedrijven

Het plangebied omvat het kernwinkelgebied van 's-Hertogenbosch, waarin een diversiteit aan commerciële en niet-commerciële centrumfuncties aanwezig zijn. Deze functies brengen de nodige levendigheid in het gebied, in de dagperiode (met name de winkels en het winkelend publiek) en in de avond- en nachtperiode (horecavoorzieningen). Binnen dit kernwinkelgebied is ook een relatief groot aantal woningen aanwezig. De geluidsbelasting in dit gebied is kenmerkend voor een stadscentrum en wordt via de milieuwetgeving gereguleerd. Om het kernwinkelgebied heen liggen gebieden waarin een grotere mate van functiemenging aanwezig is. In deze gebieden is sprake van een wat rustigere, maar nog steeds levendige woonomgeving. De omgevingskwaliteit wordt gunstig beïnvloed door de aanwezigheid van woonblokken met rustige achterterreinen of binnenhofjes.

Geluid afkomstig van wegverkeer

Met betrekking tot het geluid afkomstig van verkeersbewegingen geldt dat sprake is van een meer belaste omgeving in de nabijheid van de binnenring (de wegenstructuur om de binnenstad heen), tegenover een rustiger karakter in de achterliggende wegen. In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen, die een nadere afweging van de akoestische belasting vereisen. Het spreekt voor zich dat in het geval van toekomstige functiewijzigingen de geluidsbelasting onderdeel uitmaakt van de beoordeling van dergelijke initiatieven.

7.3 Bodem

De gehele Bossche binnenstad wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een historische bodemverontreiniging op een diepte van 3 tot 4 meter onder maaiveldniveau. Deze verontreiniging is hoofdzakelijk ontstaan door het aanbrengen van ophooglagen met verontreinigd materiaal vanaf de 13e eeuw en verontreinigingen afkomstig van middeleeuwse bedrijfsactiviteiten. Als gevolg hiervan is de bodem verontreinigd met zware metalen (koper, lood en zink) en PAK-verbindingen. De verontreiniging is matig tot sterk. In de loop van de tijd hebben de aanwezige stoffen zich diffuus over de binnenstad verspreid. In het grondwater worden over het algemeen geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen. Op enkele locaties zijn recentere bodemverontreinigingen aanwezig. Deze verontreinigingen worden onderzocht en zonodig gesaneerd.

Voor het huidige gebruik levert de aanwezigheid van de diffuse, historische verontreiniging voor zover bekend geen belemmeringen op. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Om die reden kan worden volstaan met het (slechts) inzichtelijk maken van de bestaande bodemkwaliteitsituatie.

7.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die samenhangen met activiteiten en handelingen met gevaarlijke stoffen. Het kan hierbij gaan om inrichtingen waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt of opgeslagen, maar ook door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water, spoor of ondergrondse leidingen.

De normering van risico's is tweeledig. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het risico op een locatie in de omgeving van een risicobron. Door de punten met een gelijke mate van risico met elkaar te verbinden ontstaat een contour op de kaart. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is vastgelegd welke mate van risico acceptabel is: deze contour is de zogenaamde 'PR-contour', waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegelaten zijn. Op deze wijze wordt voorzien in een basisbeschermingsniveau.

De tweede vorm van risiconormering wordt uitgedrukt in het groepsrisico (GR). Het GR is het resultaat van een statistische berekening, waarin de mate van maatschappelijke ontwrichting inzichtelijk wordt gemaakt voor de situatie dat zich een ongeval met gevaarlijke stoffen voltrekt.

Voor het plangebied en de omgeving is beoordeeld of er relevante bronnen van risico aanwezig zijn. Hierna volgen de resultaten met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Met betrekking tot inrichtingen

Binnen het onderzoeksgebied is één inrichting aanwezig waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Het betreft een handel in munitie. De opgeslagen hoeveelheid is zodanig beperkt dat er geen belemmeringen voor de omgeving zijn. De PR-contour komt niet buiten de grens van de inrichting.

In de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen gelegen, die effect hebben op het plangebied.

Met betrekking tot transport

In en in de omgeving van het plangebied zijn een aantal transportmodaliteiten voor gevaarlijke stoffen gelegen. Het gaat om de spoorlijn, de Zuid - Willemsvaart en de hoofdwegen. Binnen het plangebiedzijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen aangewezen.

Over het algemeen ligt de spoorlijn op een afstand van meer dan 100 meter van het plangebied. Bovendien gaat het hier om de regeling van reeds bestaande situaties. Gelet hierop gelden er voor wat betreft het PR geen belemmeringen vanuit het transport over het spoor. Voor de Zuid Willemsvaart geldt dat de hoeveelheid getransporteerde gevaarlijke stoffen zodanig beperkt is dat geen sprake is van een PR-contour buiten de vaarweg. Voor de toekomst geldt dat het tracé van de Zuid Willemsvaart gewijzigd zal worden: het verleggen van het vaartracé betekent dat op termijn de binnenvaart niet langer door de binnenstad van 's-Hertogenbosch zal plaatsvinden. Over de hoofdautowegen vindt slechts incidenteel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Er is dan ook geen sprake van een PR-contour langs wegen die een belemmering oplevert voor functies in het plangebied.

Groepsrisico (GR)

Binnen het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats die het GR relevant beïnvloeden. Er hoeft geen onderzoek of verantwoording plaats te vinden. Opgemerkt wordt dat het invloedsgebied vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor gedeeltelijk over het plangebied valt. Dit heeft geen consequenties voor het onderhavige plan: bij eventuele toekomstige ontwikkelingen waarbij sprake is van een significante toename van het aantal personen op de ontwikkelingslocatie, dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico.

7.5 Luchtkwaliteit

De binnenstad trekt veel bezoekers, woon-werkverkeer en bevoorradingsverkeer, waardoor de verkeersintensiteiten op de binnenring hoog zijn. De grote hoeveelheden verkeer, in combinatie met soms op korte afstand gelegen bebouwing heeft tot gevolg dat op de binnenring en de toevoerwegen een hogere belasting van de luchtkwaliteit optreedt. Op een aantal punten treden overschrijdingen op van de in het Besluit Luchtkwaliteit gestelde grenswaarden (met name van fijn stof en stikstofdioxide). Het gaat hierbij om (voor wat betreft het plangebied en de nabije omgeving) de Tolbrugstraat, Brugstraat/Diezebrug/Brugplein/Koningsweg, Zuid Willemsvaart, Parklaan/Spinhuiswal/Zuidwal, Parallelweg en de Citadellaan.

Om deze overschrijdingen terug te dringen worden maatregelen getroffen met als doel de hoeveelheid verkeer terug te dringen, de doorstroming te verbeteren en de hoofdinfrastructuur te optimaliseren. In combinatie met het schoner worden van motoren wordt voor de komende jaren een verbetering van de situatie verwacht. Het treffen van maatregelen en het monitoren van de effecten hiervan wordt geregeld via het Actieplan Luchtkwaliteit en is gericht op het gehele gemeentelijk grondgebied. Kernpunten van het actieplan zijn het terugdringen van de verkeersdrukte (door het aanleggen van transferia, het verbeteren van het openbaar vervoer, het verbeteren van de fietsvoorzieningen), door het autoluw maken van de binnenstad (door het aanpassen van de infrastructuur en het verbeteren van de doorstroming), rijden met schonere wagens (gemeentelijk wagenpark, via concessieverlening openbaar vervoer, milieuzonering van de binnenstad (beperkte toelating vrachtverkeer) en vervoermanagement bij bedrijven.

Voor het plangebied geldt dat in de komende jaren een verbetering van de luchtkwaliteit wordt verwacht. In het met luchtverontreiniging belaste gebied is geen sprake van functieveranderingen en bestemmingswijzigingen, zodat zich vanuit dit aspect geen belemmeringen voordoen. Voor nieuwe ontwikkelingen waarbij sprake is van verblijfsfuncties in de luchtbelaste zones geldt dat hierbij de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging een belangrijk element is bij de beoordeling van de ontwikkeling.

Conclusies

Binnen het plangebied worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De kleinschalige ruimtelijke en functionele ontwikkelingen die veelal op perceelsniveau plaats zullen vinden en die wel met het plan mogelijk worden gemaakt, vallen onder de categorie “kleine projecten” (NIBM-projecten). De Wet luchtkwaliteit staat, gezien het voorgaande, planrealisatie niet in de weg.

7.6 Bedrijvigheid

Voor levendige gebieden met een mengfunctie (winkels, horeca, dienstverlening en andere bedrijfsmatige activiteiten, maatschappelijke doeleinden, etc.), zoals de binnenstad van 's-Hertogenbosch, worden in tegenstelling tot rustige woongebieden bedrijfsactiviteiten op kortere afstand van woningen toegestaan. De bedrijfsactiviteiten zijn aangegeven in de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Bij de opstelling hiervan is aansluiting gezocht bij de systematiek van functiemenging van de VNG-brochure “Bedrijven en Milieuzonering”. Voor de duidelijkheid wordt hierbij vermeld dat het hier gaat om andere bedrijvigheid dan die op grond van de bestemmingsomschrijving reeds anderszins is toegelaten (detailhandel, maatschappelijke dienstverlening e.d.). De toelaatbare activiteiten voor gebieden met een functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. Daarbij zijn de categorieën A en B overal toegestaan en categorie C-bedrijven uitsluitend voor zover deze direct ontsluiten via de bestemming “Verkeer”. Het gaat dan om activiteiten die voldoen aan de volgende randvoorwaarden:

Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend om hinder te voorkomen.

Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgevoerd, echte rmet een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

Categorie C: Activiteiten zoals hierboven genoemd, maar waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen. Voor de toelaatbaarheid hiervan geldende de voorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meestal ambachtelijke, bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten, die in belangrijke mate afhankelijk zijn van een goede verkeersontsluiting dienen te beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Verder zijn reeds bestaande bedrijfsactiviteiten (zoals een kwekerij, kleinschalige bierbrouwerij, houthandel, keramisch centrum en een autobedrijf) die niet in de categorie A,B of C voorkomen, per bedrijf beschreven en toegevoegd als categorie D1, D2, D3, D4 en D5 aan de Staat van bedrijfsactiviteiten.

De aard van de bestaande en toelaatbare bedrijvigheid wordt passend geacht in de omgeving. Daarbij gelden voor bedrijfsactiviteiten diverse regels en normen (volgens het “Besluit Algemene Regels voor inrichtingen milieubeheer”) om hinder en milieugevaar te voorkomen.

7.7 Flora- En Fauna

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet (2002) regelt de bescherming van plant- en diersoorten. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen. De wet vervangt diverse wetten die voorheen betrekking hadden op de bescherming van dier- en plantsoorten. Uitgangspunt van de Flora- en faunawet is het “nee, tenzij”-principe.

Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In het uiterste geval behoort verlening van vrijstelling niet tot de mogelijkheden.

In dat geval zal bij de ruimtelijke besluitvorming moeten worden geconcludeerd dat de voorgenomen ingreep geen doorgang zal kunnen vinden.

De binnenstad is voor een groot deel dichtbebouwd en/of verhard. In het plangebied komen vleermuizen voor, evenals muurvegetatie. De vleermuizen hebben nestplaatsen in gevels en onder daken van gebouwen en in de gewelven van de Binnendieze. De muurvegetatie komt in hoofdzaak voor op de muren aan de Binnendieze en bestaat uit plantensoorten als de wolfspoot, de moerasandoorn, diverse varens, gras- en mossoorten. Ook de vestingmuren worden gekenmerkt door een rijke muurvegetatie. Daarnaast zijn langs de vesting en op de vesting bijzonder zeldzame planten te vinden waaronder het glaskruid dat normaal in andere veel warmere gebieden groeit.

Van oudsher heeft 's-Hertogenbosch zich ontwikkeld binnen de vestingmuren. Door de eeuwen heen is het groen binnen dit gebied schaarser geworden. De aanwezige groenstructuur wordt voor een groot deel gevormd door de historische kloostertuinen waar zich een groot aantal oude en markante bomen bevinden. Daarnaast zijn er groene lijnen langs de waterwegen en een aantal wegen. Deze groen- en watergebieden kunnen mogelijk leefgebied bieden voor beschermde soorten.

Langs de Zuid-Willemsvaart en De Dommel is een ecologische verbindingszone aanwezig. Deze zones moeten de in de provincie Noord-Brabant aanwezige regionale natuur- en landschapseenheden (buitenstedelijke gebieden bestaande uit groene en agrarische hoofdstructuren zoals bos, natuur en landbouw) met elkaar verbinden. De ecologische verbindingszones zijn in dit plan beschermd door middel van een aanlegvergunningstelsel.

Omdat met het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, treden geen negatieve effecten tengevolge van dit bestemmingsplan op op mogelijk aanwezige beschermde soorten flora en fauna. Belangrijke bomen kunnen daarbij worden beschermd via het regime van de Kapverordening.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden vindt plaats via de Natuurbeschermingswet. Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Het plangebied bevindt zich niet in een gebied dat op basis van de Natuurbeschermingswet bescherming geniet. Wel grenst het bestemmingsplan aan het "Het Bossche Broek", dat deeluitmaakt van het Natura 2000-gebied " Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek". Omdat het hier een zogenaamd "beheersplan" betreft, waarin geen nieuwe planologische ontwikkelingen zijn vervat zijn geen significante effecten tengevolge van dit plan te verwachten op de beschermde natuurwaarden van het Bossche Broek.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, dus zijn er geen effecten te verwachten op de aanwezige flora en fauna en groenstructuur.

7.8 Duurzaamheid

De gemeente 's-Hertogenbosch stelt eisen ten aanzien van duurzaam en energiebewust bouwen die gebaseerd zijn op het Nationaal pluspakket Utiliteitsbouw. In combinatie met dit pakket hanteert de gemeente 's-Hertogenbosch 3 speerpunten:

  • de energieprestatie van het gebouw levert ten minste een reductie van de CO2-uitstoot van 25% ten opzichte van de eisen uit het bouwbesluit;
  • de hemelwaterafvoer dient te gebeuren middels infiltratie naar de bodem of oppervlakkige afvoering naar het oppervlaktewater, of via een gescheiden rioolstelsel. In de watertoets wordt bepaald wat de mogelijkheden van de betreffende locatie zijn;
  • uitsluitend hout uit duurzaam beheerde bossen dient te worden toegepast. Dit dient aangetoond te worden met het FSC-certificaat. Er wordt uitsluitend gewerkt met FSC gecertificeerde toeleveranciers.

Dit pakket wordt zoveel mogelijk gerealiseerd via een mix van instrumenten (bestemmingsplan, (bouw-)vergunningen, privaatrechtelijke overeenkomsten en transacties). Voor de afwegingen met betrekking tot de hemelwaterafvoer wordt verwezen naar hoofdstuk 6 (water). Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen beoogt, bevat zij in vorenstaande zin geen specifieke aspecten betreffende duurzaamheid.

7.9 Overige Belemmeringen

Straalpaden

In het plangebied zijn enkele straalpaden van de KPN zendmast aanwezig. Binnen deze straalpaden geldt een beperking voor de hoogte van bebouwing. Deze hoogte varieert per straalpad. Binnen de regeling van dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in bebouwingsmogelijkheden die zich binnen de straalpaden kunnen bevinden.

Vliegveld Volkel

Het plangebied ligt voor een deel binnen de radarzone van vliegbasis Volkel. Deze radarzone ligt op een zodanige hoogte (65 m + NAP) dat dit geen belemmeringen oplevert voor de planrealisatie.

Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn diverse kabels en leidingen aanwezig waarmee bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden rekening moet worden gehouden. De aanwezige kabels en leidingen hebben geen ruimtelijke effecten of beperkingen.

Binnen het plangebied zijn geen grote transportleidingen aanwezig.

Hoofdstuk 8 Juridische Aspecten

8.1 Inleidend

In dit hoofdstuk is beschreven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn vertaald naar regels; er wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

8.2 Planmethodiek

“Beschermen waar nodig en ontwikkeling waar mogelijk”

Een binnenstad wordt per definitie gekenmerkt door een zekere spanning tussen bescherming, conserveren en behouden enerzijds en ruimte open laten voor nieuwe ontwikkelingen anderzijds. Al te starre bescherming kan leiden tot bevriezing waardoor kleinschalige aanpassingen als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen zeer omslachtige procedures met zich mee kunnen brengen. Te veel globaliteit en flexibiliteit biedt weinig sturingsmogelijkheden. Als leidend principe wordt dan ook uitgegaan van “beschermen waar nodig en ontwikkelen waar mogelijk”.

Conserveren versus ontwikkelen

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter; zowel de ruimtelijke inrichting als de functionele inrichting van de binnenstad zullen naar verwachting de komende tien jaar niet ingrijpend veranderen. Het beleid is in hoofdzaak gericht op een algemene kwalitatieve verbetering van de binnenstad.

Door middel van afwijkings- en wijzigingsregels wordt flexibiliteit in het plan gebracht. Voorafgaand aan de toepassing van deze bevoegdheden dient een belangenafweging plaats te vinden.

Naar aanleiding van het voorgaande kiest de gemeente voor een eindbestemmingsmethodiek waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar verzamelbestemmingen en maatbestemmingen.

Verzamelbestemmingen en maatbestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt naar zogenoemde verzamelbestemmingen en maatbestemmingen.

De verzamelbestemmingen betreffen de bestemmingen “Centrum”, “Gemengd” en “Wonen”. Binnen de bestemmingen “Centrum” en “Gemengd” zijn meerdere functies ondergebracht die typerend zijn voor een centrumgebied, dan wel een gemengd gebied. De functies binnen de bestemmingen zijn, onder voorwaarden, uitwisselbaar.

Naast verzamelbestemmingen zijn aan het plangebied een aantal maatbestemmingen toegekend (o.a Centrum-Horeca, Centrum 1, Kantoren, Maatschappelijk, Cultuur en Ontspanning). Het betreft veelal bestemmingen voor panden/functies die van grote ruimtelijke invloed zijn op de omgeving, bijvoorbeeld door de vormgeving van het pand of de functie, en/of waarvan de opstallen niet zonder meer benut kunnen worden voor een andere functie dan de bestaande functie. Voorts betreft het bestemmingen van het openbaar gebied (Verkeer, Verkeer-Verblijf).

8.3 Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk I)
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk II)
  • Algemene regels (hoofdstuk III)
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk IV)

Hoofdstuk I Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verklaard dat in de regels voorkomt. Hiermee wordt voorkomen dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In het artikel "Wijze van meten” is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden.

Hoofdstuk II Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gebouwen, bouwwerken en bijbehorende erven is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen.

A. Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Binnen de bestemming “Bedrijf” zijn bedrijfsactiviteiten toegelaten, die daar thans zijn gevestigd naast bedrijven welke passend worden geacht in een gebied met functiemenging als de Binnenstad. De bedrijfscategorieën zijn aangegeven in een bij de regels behorende bijlage Staat van Inrichtingen "functiemenging". Zoals hiervoor aangegeven in hoofdstuk 7 Milieuaspecten is bij de selectie van bedrijfsactiviteiten gebruik gemaakt van de staat van inrichtingen uit de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (versie 2009). Op basis van de in de brochure voorkomende lijst voor gemengde gebieden zijn in het voorliggende plan de bedrijfsactiviteiten in categorie A, B of C toelaatbaar gesteld. Daarbij zijn de categorieën A en B overal toegestaan en categorie C-bedrijven uitsluitend voor zover deze direct ontsluiten via de bestemming “Verkeer”.Voor de duidelijkheid wordt hierbij vermeld dat het hier gaat om andere bedrijvigheid dan die op grond van de bestemmingsomschrijving reeds anderszins is toegelaten (detailhandel, maatschappelijke dienstverlening e.d.).

Voorts zijn bestaande bedrijfsactiviteiten, die niet in de categorie A,B of C voorkomen, per bedrijf beschreven en toegevoegd als categorie D1, D2, D3, D4 en D5 aan deze Staat van Inrichtingen. De woningen op de verdiepingen in het voormalige complex Pompen en Verlouw aan de Vughterstraat zijn aangeduid met een functie-aanduiding 'wonen'.

Artikel 4 Centrum

De bestemming “Centrum” is toegekend aan het kernwinkelgebied van de binnenstad (o.a Markt,Pensmarkt e.o, Schapenmarkt e.o) en waartoe ook de drie hoofdstraten Orthenstraat, Hinthamerstraat en Vughterstraat horen. Verder zijn ook de Visstraat e.o. en de uitlopers richting de Arena en de Parade zijn als “Centrum” bestemd.

Binnen de bestemming zijn diverse functies toelaatbaar. Hierbij wordt echter wel een onderscheid gemaakt tussen functies die op de begane grond (en souterrain) toelaatbaar zijn en die op de bovengelegen etages.

Op de begane grond (en het souterrain) zijn detailhandel, dienstverlening, wonen, kantoren, maatschappelijke dienstverlening, publiekverzorgend ambacht en andere binnen een gebied met functiemenging als de binnenstad passend geachte bedrijvigheid (de toelichting bij art. 3 is ook hier van toepassing) toegelaten. Ook is functie-ondersteunende horeca mogelijk, mits beperkt tot 20% van het netto-vloeroppervlak van de hoofdfunctie en altijd kleiner dan 35 m2 en beperkt tot winkels, die verkoop van etenswaren als hoofdactiviteit hebben,zoals brood, banket, chocolade, ijs, vlees, vis, groenten, fruit etc..

Op de etages van de panden binnen het kernwinkelgebied zijn centrumfuncties (anders dan wonen) slechts toegelaten, indien ze reeds aanwezig zijn. Overigens is een woonfunctie toegelaten. Uitbreiding van begane grond functies naar de etages is mogelijk via gebruikmaking van een afwijkingsbevoegheid als blijkt dat de instandhouding van het pand in het gedrang komt en vestiging van genoemde functies een wezenlijke bijdrage levert aan die instandhouding, danwel indien gebleken is dat de mogelijkheden inzake de haalbaarheid van wonen voor het betreffende bouwperceel of onderdeel daarvan geheel zijn uitgeput.

De bestaande verschillende vormen van horeca en seksinrichtingen, zijn met een aanduiding in de verbeelding vastgelegd. Ook hier geldt, dat op de verdieping slechts een woonfunctie is toegelaten, tenzij in de bestaande situatie reeds een andere functie aanwezig is. Vanwege de gevoeligheid van de horeca-functie is in een bijlage van deze toelichting aangegeven, welke panden in de bestaande situatie zowel een publieksgerichte horeca-functie op de begane grond als op de verdieping hebben. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze aanduidingen van de kaart te verwijderen, indien dit gewenst wordt geacht ingeval de betreffende functie ter plaatse is beëindigd. Daarnaast zijn andere bestaande functies, die niet als algemeen rechtstreeks toelaatbaar in de bestemming zijn opgenomen, zoals een parkeergarage, de overkluisde binnendieze met een functie-aanduiding in de bestemming opgenomen.

Artikel 5 Centrum-Horeca

Voor Hotel Central aan de Markt en het restaurant aan het Wilhelminaplein is de bestemming “Centrum-Horeca” opgenomen omdat het hier specifieke monofuncties voor Horeca betreft, van belang voor het voorzieningenniveau in het centrum, maar waarvoor de multifunctionele bestemming Centrum zich niet leent.

Artikel 6 Centrum 1

Voor een aantal grootwinkelvestigingen in het kernwinkelgebied is een aparte bestemming opgenomen: “Centrum 1”. Deze grootwinkelvestigingen, waaronder de Hema, de V&D en de Bijenkorf zijn de trekkers van het kernwinkelgebied en kenmerken zich door de aanwezigheid van detailhandelsfuncties en andere publieksgerichte functies over alle etages van het pand. In de grootwinkelvestigingen komt vaak ook functie-ondersteunende horeca voor, die daarom als ondergeschikte functie ook in de bestemming is toegelaten tot een maximum van 20% van het netto-vloeroppervlak van de hoofdfunctie.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

Voor de voorzieningen in de sfeer van cultuur en ontspanning als bioscoop, theater, museum, creativiteitscentrum etc. is de bestemming “Cultuur en ontspanning” opgenomen. Binnen de bestemming zijn culturele functies en functies voor ontspanning toegelaten. Vaak komt hier ook functieondersteunende horeca voor, die daarom als ondergeschikte functie ook in de bestemming is toegelaten tot een maximum van 20% van het netto-vloeroppervlak van de hoofdfunctie.

Artikel 8 Gemengd

Buiten het kernwinkelgebied met de uitlopers daarvan komt in de binnenstad ook veel diversiteit in functies voor. De publiekstrekkende functie is er in het algemeen minder groot dan in het kernwinkelgebied. Het betreft hier grote delen van de secundaire straten en delen van de binnenstad, die grenzen aan het "kernwinkelgebied". Deze gebiedsdelen zijn als “Gemengd” bestemd. Juist omdat de publiekstrekkende functie er minder groot is, is hier meer ruimte voor wonen, kleinschalige (ambachtelijke) bedrijvigheid, (dienstverlenende )instellingen, ambachtelijke bedrijvigheid en kleinschalige kantoren. Deze functies zijn, voor zover beperkt in omvang en hinder naar de omgeving, dan ook ondergebracht binnen de bestemming “Gemengd”. Uitbreidingsmogelijkheden voor detailhandel wordt hier niet geboden. Bestaande detailhandel wordt specifiek aangeduid met een functieaanduiding, waarbij evenals bij de bestemming Centrum functie-ondersteunende horeca als ondergeschikte functie mogelijk is, mits beperkt tot 20% van het netto-vloeroppervlak van de hoofdfunctie en altijd kleiner dan 35 m2. Het wonen is zowel op de begane grond als op de etages toegelaten. De bestaande verschillende vormen van horeca, zijn met een aanduiding in de verbeelding vastgelegd. Vanwege de gevoeligheid van de horeca-functie is in een een bijlage van deze toelichting aangegeven, welke panden in de bestaande situatie zowel een publieksgerichte (anders dan toilet en keuken gedeelte...) horeca-functie op de begane grond als op de verdieping hebben. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze aanduidingen van de kaart te verwijderen, indien dit gewenst wordt geacht als de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Daarnaast zijn andere bestaande functies, die niet als algemeen rechtstreeks toelaatbaar in de bestemming zijn opgenomen, zoals parkeervoorziening, de overkluisde binnendieze etc. met een functie-aanduiding in de bestemming opgenomen.

Artikel 9 Groen

De gronden die als “Groen” zijn bestemd betreffen met name de groenvoorzieningen die deel uitmaken van belangrijke openbare groenstructuren, waarvan het van belang wordt geacht dat de gronden een groene inrichting behouden, met bijbehorende fiets en voetpaden (al dan niet (half)verhard), water, speelvoorzieningen en openbare nuts- en verblijfsvoorzieningen.

Het groen langs de Zuid-Willemsvaart is middels een functie-aanduiding tevens bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomende gevallen ook flora, verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden ten zuiden en ten noorden van het plangebied. Het binnen de bestemming gelegen bergbezinkbassin aan de Westwal is aangeduid met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van water-bergbezinkbassin'. De walmuren en vestingwerken binnen deze bestemming zijn vastgelegd middels de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vestingwerken'. Om ervoor te zorgen, dat het groen langs de Zuid-Willemsvaart minder geschikt zouden worden voor ecologische verbindingszone en behoud en herstel van watersystemen is conform de Provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde opgenomen.

Openbaar snippergroen is meegenomen in de bestemming “Verkeer” en/of “Verkeer-Verblijfsgebied”.

Artikel 10 Kantoor

De grootschalige kantoorpanden die in het plangebied aanwezig zijn, zijn als “Kantoor” bestemd. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de panden gelegen aan de Hoge Steenweg/Orthenstraat om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', 'Maatschappelijk' of 'Centrum''. Ingeval van 'Wonen"dient de hierbij behorende parkeerdruk op eigen terrein dan wel anderszins wordt opgelost.

Artikel 11 Maatschappelijk

Publieksgerichte maatschappelijke functies (openbare dienstverlening, onderwijs, religie, medische functies e.d.) zijn bestemd als “Maatschappelijk”. Omdat de meeste maatschappelijke gebouwen en bijbehorende erven specifiek zijn ingericht voor hun huidige maatschappelijke functie en uitwisseling tussen diverse maatschappelijke functies vooralsnog niet wenselijk wordt geacht, geldt voor een aantal van deze gebouwen een nadere aanduiding waarmee het gebruik van de gebouwen en gronden wordt gespecificeerd. Van de bestemming afwijkende functies zoals de woon-werkgemeenschap in het voormalig Johannes de Deo aan de Papenhulst en een restaurant zijn aangeduid met een specifieke functie-aanduiding, waardoor voor deze functies een mede-bestemming geldt.

Artikel 12 Verkeer

De wegen met een stroomfunctie, de "Binnenstadsring" zijn bestemd als “Verkeer”. Tot de bestemming horen ook de bijbehorende voet- en fietspaden, groenvoorzieningen die niet behoren tot de hoofdgroenstructuur, bermen, watergangen voor zover het geen hoofdwatergangen en/of Binnendieze en Dieze zijn, parkeervoorzieningen, kleinschalige nutsvoorzieningen en straatmeubilair. Binnen de bestemming is slechts bebouwing van ondergeschikte afmeting en ten dienste van de bestemming toegestaan. De voor de binnenstad van bijzondere betekenis zijnde monumentale vestigingwerken zijn aangeduid met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-vestingwerken'.

Artikel 13 Verkeer-Parkeergarage

In deze bestemming zijn gebouwde openbare parkeervoorzieningen opgenomen. Hierbinnen zijn ook fietsenstallingen mogelijk.

Artikel 14 Verkeer-Verblijfsgebied

De andere dan hiervoor onder artikel 12 genoemde wegen in de binnenstad , in vrijwel de gehele binnenstad dus, maken deel uit van het verblijfsgebied, en zijn bestemd als “Verkeer-Verblijfsgebied”. Evenals bij de bestemming “Verkeer” vallen ook hier de voet- en fietspaden, groenvoorzieningen niet behorende tot de hoofdgroenstructuur, bermen, watergangen, geen hoofdwatergangen zijnde, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair onder de bestemming. Binnen de bestemming is ook de aanleg van terrassen, warenmarkten met ambulante handel en evenementen mogelijk. De overkluisde waterloop van de Binnendieze is middels een functie-aanduiding in de bestemming opgenomen.

De bestaande ondergrondse verbinding van twee detailhandelsvestigingen van één winkelbedrijf onder het maaiveld van de Schapenmarkt/Markt is met een aanduiding in de verbeelding geregeld. De voor de binnenstad van bijzondere betekenis zijnde monumentale vestingwerken zijn aangeduid met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-vestingwerken'.

Artikel 15 Water

De waterlopen in het plangebied zijn als “Water” bestemd. Het betreft de Dommel, de Aa, de Zuid-Willemsvaart, de Singelgracht, de Binnenhaven, de Dieze en de Binnendieze. De meeste hebben naast een waterhuishoudkundige functie ook een functie voor de beroepsvaart. De in de Binnenhaven aanwezige ligplaatsen voor woonboten zijn geregeld middels een aanduiding 'woonschepenligplaats'. De aanlegsteigers voor de pleziervaart in de Dommel en Binnenhaven middels de aanduiding 'aanlegsteiger'. Om ervoor te zorgen, dat de Dommel, de Zuid-Willemsvaart en de Aa minder geschikt zouden worden voor ecologische verbindingszone en behoud en herstel van watersystemen is conform de Provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde opgenomen.

De Binnendieze wordt als onderdeel van de te beschermen waarden in het gebied nadrukkelijk genoemd, ook daar waar deze ondergronds of overbouwd zijn, met de gebiedsaanduiding “binnendieze”. Het overbouwen van deze waterlopen is uitsluitend toegestaan indien de bestaande hoogte onder de overkluizing wordt gerespecteerd.

Bruggen die geen deel uitmaken van de openbare verkeersstructuur zijn met een aanduiding binnen de bestemming water geregeld.

Artikel 16 Wonen

De bestaande woningen in het plangebied die buiten het kernwinkelgebied of de uitlopers zijn gelegen zijn tot "Wonen" bestemd. Door bouwvlakken op de kaart is de situering van de woning bepaald.

Op de bijbehorende erven is het mogelijk aan- en bijgebouwen op te richten. In de woning mogen onder voorwaarden niet publieksgerichte aan-huis-verbonden-beroepen en bedrijven worden uitgeoefend, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Via een afwijkingsbevoegdheid kunnen ook publieksgerichte aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven worden toegelaten. In beide gevallen dient de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd te blijven. Diegene, die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.

Indien de beroeps- of bedrijfsuitoefening de gehele begane grond laag omvat, de nevenfunctie daarmee gelijkwaardig of groter is dan de woonfunctie maar het pand bevindt zich wel in een woonwijk of specifieke woonomgeving, dan wordt aan de hoofdbestemming “Wonen (W)” een functieaanduiding toegevoegd waarmee de bestaande niet-woonfunctie kan worden gehandhaafd. Betreft dit detailhandel, dan is tevens functie-ondersteunende horeca als ondergeschikte functie mogelijk, mits beperkt tot 20% van het netto-vloeroppervlak van de hoofdfunctie en altijd kleiner dan 35 m2.

Aanwezige parkeerterreinen en parkeergarages zijn aangeduid met “parkeerterrein” of “parkeergarage”.

Artikel 17 en 18 Waarde-Archeologie 1 en 2 (dubbelbestemming)

Ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische of te verwachten archeologische waarden is - zoals nader toegelicht in paragraaf 3.4.4. van deze toelichting - aan gronden in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde-Archeologie toegekend. Opgenomen is een verbod tot bouwen beneden maaiveld, een algemeen verbod tot slopen (dus ook tot geheel of gedeeltelijk slopen) zonder omgevingsvergunnning en een vereiste van een omgevingsvergunning voor uitvoering van werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde. Na een verplichte rapportage, waarin de archeologische waarden zijn vastgelegd kan afgeweken worden van het bouwverbod, respectievelijk een omgevingsvergunning voor uitvoering van werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde of slopen worden verleend. Hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden ten behoeve van behoud van archeologische waarden in de bodem of , indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, verplichtingen worden opgelegd als het doen van opgravingen of een verplichting de uitvoering van werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkend archeoloog. Het overleggen van een rapportage ter vastlegging van de archeologische waarden is niet nodig, indien - naar het oordeel van burgemeester en wethouders - de archeologische waarde in andere beschikbare informatie afdoende is vastgelegd.

B. Bouwregels

Evenals bij de vigerende bestemmingsplannen het geval was, zijn het belangrijkste kader voor ontwikkelingen de bestaande panden met hun karakteristieke maat en schaal. Uitgangspunt voor het toekennen van de bouwbepalingen is respect voor de bestaande rechten. Vastgelegd zijn de rooilijnen, zijmuren,parcellering, de bestaande kapvorm, nokrichting e.d. . In plaats van het systeem van vastleggen van bouw- en goothoogte etc. per pand op omvangrijke geveltekeningen (zoals voor een groot deel van de binnenstad gehanteerd in de “oude” bestemmingsplannen) zijn thans per pand het aantal bouwlagen en goot- en nokhoogte c.q. hoogte vastgelegd in een matrix, die als bijlage bij de regels is gevoegd. Door het vastleggen van het maximaal aantal lagen in combinatie met maximum goot- en bouwhoogte wordt het kenmerkende beeld van de binnenstad beschermd. Op deze wijze wordt voorkomen dat binnen het bebouwingsprofiel extra bouwlagen kunnen ontstaan. De lagen in een kapverdieping of in een souterrain worden niet aangemerkt als een separate bouwlaag. Dakopbouwen in de vorm van schoorstenen en boven de goot uitstekende lijstgevels zijn eveneens buiten de bepaling gehouden. Gebouwen met platte daken mogen worden voorzien van kap, dakschild of attiek. Om dit mogelijk te maken is als de (maximale)bouwhoogte 4 meter boven de bestaande hoogte van het plat dak aangehouden.

Voor wat betreft de regeling voor aan- en bijgebouwen en erfafscheidingen is de regeling van de vigerende bestemmingsplannen als uitgangspunt genomen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage voor erven van 30% is aangepast aan het hedentendage - ook voor beschermde stad- en dorpsgezichten- gangbare percentage van 50%. Een uitzondering hierop vormen de waardevolle grote particuliere binnenterreinen of voortuinen, welke over het algemeen een lager bebouwingspercenteage (5% o.d.) kennen. Aanwezige winterterrassen mogen worden gehandhaafd en herbouwd.

De regels bevatten de mogelijkheid om nadere eisen te stellen aan plaats en afmeting van gebouwen ten behoeve van de karakteristieke samenhangende ruimtelijke structuur en beschermd stadsgezicht, het ensemble van binnendieze en aangrenzende bebouwing, verkeersveiligheid, milieusituatie, laden en lossen e.d..

Ten behoeve van het behoud en de versterking van de ruimtelijke en/of cultuurhistorische en archeologische kwaliteiten van de binnenstad, ligt de nadruk op bescherming van bestaande waarden. Hiervoor is dit ook reeds uitdrukking gebracht bij de beschrijving van de vastlegging van de maatvoering en parcellering en onderdelen van de regels. Ook is binnen een in het bestemmingsplan aangeduide 'cultuurhistorische zone' een verbod tot slopen opgenomen zonder een omgevingsvergunning voor slopen.

Bestaande functies en bebouwing worden gerespecteerd. Hierbij is gepoogd de huidige rechten van eigenaren en gebruikers van bebouwing en gronden in de binnenstad zo veel mogelijk met het voorliggende bestemmingsplan te eerbiedigen.

Het beleid inzake archeologische en cultuurhistorische waarden en de uitwerking daarvan in de voorschriften van dit bestemmingsplan is beschreven in paragraaf 3.4.4 en 3.4.5 van deze plantoelichting.

Ten aanzien van functies voor het openbaar gebied (verkeer, verkeer-verblijf, groen) is bij de maatvoering als uitgangspunt genomen, wat de gangbare maatvoeringen zijn voor de nodige voorzieningen bij deze functies, waarbij tevens het beschermd stadgezicht in ogenschouw is genomen.

C. Gebruiksregels

Het is verboden gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik van ruimten binnen woningen ten behoeve van de uitoefening van een niet publieksaantrekkende aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Een mogelijkheid tot afwijking is opgenomen voor ondergeschikt gebruik van woningen voor publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten, zoals bijvoorbeeld bed & breakfest.

Daarnaast bevatten de gebruiksregels de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen zoals - binnen bestemmingsmogelijkheden voor bedrijven - het met toepassen van afwijkingsbevoegdheid toelaten van bedrijvigheid, die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen is met bedrijven die zijn genoemd in de aangegeven categorieën van de bij deze bestemmingsregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen en inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen betreft.

Opgenomen is de zogenaamde "toverformule" om afwijking mogelijk te maken van het verbod om gronden te gebruiken in strijd met de bestemming, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk III Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, algemene aanvullende regels gesteld.

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om bouwvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 20 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. De algemene bouwregels bieden extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals luifels, kroonlijsten, overstekende daken e.d..

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een algemene aanvulling op de afwijkingsregels, zoals opgenomen in de regels van de bestemmingen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

Opgenomen is een algemene wijzigingsbevoegdheid om de Staten van Bedrijfsactiviteiten te kunnen wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd, indien en voorzover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijfsactiviteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

Artikel 23 Algemene procedureregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen uitwerkings- of wijzigingsregels.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 25 Slotregel

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

8.4 Verbeelding

De analoge verbeelding van de geometrische plaatsbepalingen kent een schaal van 1 : 1.000 en bestaat uit vier kaartbladen. Voor het tekenen van de kaart is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart 's-Hertogenbosch (GBKH) .Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen, arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend of aanduidingen aangegeven, op grond waarvan nadere regels in het bestemmingsplan zijn gegeven.De verbeelding is volgens IMRO 2008 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen. De digitale verbeelding is de juridisch bindende verbeelding.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is over het algemeen een beheersplan, dat geen nieuwe ontwikkelingen bevat, die investeringen voor de gemeente bevatten, zodat het voor de gemeente budgetneutraal zal verlopen. Er is één uitzondering, namelijk een nieuwe brug, die over de Aa is geprojecteerd in verband met de toekomstige ontwikkelingen, die in de planperiode te verwachten zijn op het terrein van het voormalige GZG-complex. In de gemeentebegroting 2013 is in het structuurfonds een bedrag opgenomen van € 10 miljoen ten behoeve van de herontwikkeling van het GZG terrein. De brug over de Aa die onderdeel gaat uitmaken van de langzaamverkeersroute naar het GZG terrein zal uit deze post bekostigd worden.

Hoofdstuk 10 Inspraak En Overleg

10.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Noord-Brabant
  • Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM)
  • Waterschap Aa en Maas


Er is een schriftelijke reactie ontvangen van de Provincie Noord Brabant. Deze hebben bij brief van 15 februari 2012 bericht, dat het voorontwerp hen geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Ook het Waterschap de Aa en Maas heeft per e-mail van 6 februari 2012 laten weten geen opmerkingen te hebben op de waterparagraaf. Van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten is geen schriftelijke reactie ontvangen binnen de aangegeven termijn, zodat aangenomen mag worden, dat deze geen behoefte hebben aan een reactie.

10.2 Inspraak

Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan "Binnenstad" een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 16 januari 2012 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode op het plan te reageren. Daarnaast is op 25 januari 2012 een openbare inspraakavond gehouden. Tijdens deze avond is het plan toegelicht en bestond de mogelijkheid om mondeling op het plan te reageren. Het verslag van de inspraakavond is te vinden in bijlage 5 van deze toelichting.

Voorts zijn op 31 januari 2012 en 2 februari 2012 vanaf 17.00 uur tot 19.00 uur inloopmomenten geboden op het Stadskantoor voor informatie en/of inspraak. Ook daar kon men desgewenst mondeling inspreken. Er is een zienswijze mondeling (telefonisch) doorgegeven. De overige zienswijzen zijn alle schriftelijk ingediend.

Hieronder onder 10.2.2 zijn de ingekomen inspraakreacties samengevat weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie. In paragraaf 10.2.1 wordt in relatie tot de ingekomen reacties in het algemeen de plandoelstelling en wijze van bestemmen toegelicht, de inventarisatie van functies en noodzakelijke plancorrecties op detailniveau. In paragraaf 10.2.2 zijn de ingediende inspraakreacties per reclamant samengevat en voorzien van een beoordeling, waarbij mogelijk is verwezen naar de algemene reactie onder 10.2.1. Dat een inspraakreactie samengevat is weergegeven, betekent niet dat die onderdelen van de reactie die niet expliciet worden genoemd, niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. De inspraakreactie is in zijn geheel beoordeeld.

10.2.1 Doelstelling bestemmingsplanplan, plansystematiek, inventarisatie en correcties op detailniveau

10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan plan heeft als belangrijkste doel actualisering van regels voor bestaande gebouwen en gronden. Wensen om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, welke in sommige zienswijzen worden geopperd, vallen buiten de doelstelling en reikwijdte van dit bestemmingsplan. Geprobeerd wordt de regelgeving eenvoudiger te maken voor het beheer van bestaand gebied. Dat is onder andere merkbaar in het terugbrengen van het aantal verschillende bestemmingen. Een nieuwe structuurvisie (de huidige dateert van 2003) – waarom in een zienswijze wordt gevraagd - kan in bepaalde gevallen voor nieuwe ontwikkelingen gewenst zijn. Ten behoeve van een conserverende bestemmingsplan is dit niet nodig. Mochten in de toekomst nieuwe ontwikkelingen zijn gewenst in de Binnenstad (bijvoorbeeld op het Wilhelminaplein) zullen specifiek daarop toegespitste plannen worden ontwikkeld en in procedure worden gebracht. Voor het GZG is dit al het geval. De bestaande vormen van Horeca en seksinrichtingen zijn vastgelegd op de locatie, waar deze thans gevestigd zijn. Vestiging op andere plaatsen dan waar deze thans gevestigd zijn maakt dit bestemmingsplan niet mogelijk. Er zal overigens een nieuwe Horeca beleidsnota worden opgesteld. De vaststelling hiervan wordt in 2013 verwacht. Ook betreffende de horeca geldt, dat indien nieuwe ontwikkelingen gewenst zijn die afweging plaatst vindt via een aparte procedure, buiten dit bestemmingsplan. Uit zienswijzen blijkt, dat insprekers horecaconcentratiegebieden in het bestemmingsplan aangeduid willen hebben. Het bestemmingsplan kent geen specifieke regeling in relatie tot horecaconcentratiegebieden. Horeca binnen en buiten horecaconcentratiegebieden is in het bestemmingsplan op dezelfde wijze geregeld., Aanwijzing van horecaconcentratiegebieden gebeurt op grond van de Horecaverordening en kan van belang zijn bij de vergunningverlening op basis van de Horecaverordening. De aanwijzing van het gebied staat dus los van het bestemmingsplan. Horecaconcentratiegebieden zijn dus niet afgebeeld in het bestemmingsplan, omdat de aanwijzing daarvan geen directe relatie heeft met het bestemmingsplan.

Bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden van de Binnenstad is een van de hoofduitgangspunten van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 van de plantoelichting is uiteengezet hoe de (te verwachten) archeologische waarden middels de toekenning van dubbelbestemmingen en vereiste van een vergunning voor ingrepen onder het maaiveld kunnen worden beschermd. In hetzelfde hoofdstuk is onder 3.4.5 uiteengezet op welke wijze rekening is gehouden met de belangrijke cultuurhistorische waarden van de binnenstad en op welke wijze rekening is gehouden met de aanwezige monumenten. Ook in hoofdstuk 5 Planbeschrijving en Hoofdstuk 8 Juridische aspecten is hier nadrukkelijk aandacht aan besteed. Ook in de raadsinformatiebrief over het voorontwerp bestemmingsplan van 6 december 2011, die bij de stukken ter inzage heeft gelegen, is dit het geval. Geciteerd worden de volgende passages op pagina 9 en 10 van de raadsinformatiebrief:

“ De Binnenstad van 's-Hertogenbosch is in het verleden in zijn geheel aangewezen als rijks- beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet. Het gemeentebestuur is verplicht een bestemmingsplan vast te stellen voor die delen van de binnenstad, waarbij rekening wordt gehouden met de waarden van het beschermd stadsgezicht. Dit was eveneens al het geval voor de thans geldende bestemmingsplannen. Zoals ook in de thans bestaande bestemmingsplannen het geval was vormen de bestaande panden met hun karakteristieke maat en schaal het belangrijkste kader voor de vast te leggen maatvoeringen van gebouwen. In de bouwregels zijn de rooilijnen (in de verbeelding), parcellering, de bestaande kapvorm, nokrichting e.d. vastgelegd. In plaats van het systeem van vastleggen van bouw- en goothoogte etc. per pand op omvangrijke geveltekeningen (zoals voor een groot deel van de binnenstad gehanteerd in de “oude” bestemmingsplannen) zijn thans per pand het aantal bouwlagen en goot- en nokhoogte c.q. hoogte vastgelegd in een matrix, die als bijlage bij de regels is gevoegd. Door het vastleggen van het maximaal aantal lagen in combinatie met maximum goot- en bouwhoogte wordt het kenmerkende beeld van de binnenstad beschermd. Onder het motto “ beschermen, waar nodig, ontwikkelen, waar mogelijk” is het daarbij niet de bedoeling, dat goede initiatieven, die rekening houden met de waarden van de binnenstad, worden gefrustreerd. Er zijn daarom mogelijkheden opgenomen van deze regels af te wijken middels een in het plan opgenomen afwijkingsprocedure, waarbij de belangen van de initiatiefnemer kunnen worden gewogen tegen die van de cultuurhistorische waarden. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het samenvoegen van panden, het maken van doorbraken in zijmuren, aanbouwen aan de achtergevel, het opdelen van panden of het toevoegen van kelderruimten.

Zoals aangekondigd in de Nota van Uitgangspunten dient in verband met toen te verwachten en inmiddels vastgestelde nieuwe wetgeving in het bestemmingsplan een nieuwe of aanvullende regeling te worden opgenomen ter bescherming van en de cultuurhistorische waarden en het archeologisch erfgoed van de Binnenstad.

Om hier inhoud aan te geven is het allereerst van belang om te bepalen wat in stedenbouwkundige zin de cultuurhistorische waarden zijn die moeten worden beschermd. Daarbij is het essentieel, dat de binnenstad van 's-Hertogenbosch nog een vrijwel gave stedenbouwkundige hoofdstructuur kent, die sinds de late middeleeuwen, de historische bloeiperiode van de stad, vrijwel ongewijzigd is gebleven.

De oudste kaart met een betrouwbare maatvoering, die we van de stad hebben, is de kadastrale kaart van 1823. De toen aanwezige structuur was nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van de laat-middeleeuwse (blijkt o.a. uit studie A. Van Drunen "Van Straet tot Stroom"). Met gebruikmaking van digitale technieken is het mogelijk gebleken om foto's van de huidige situatie te projecteren op de kadastrale kaart van 1823. Daarbij is gebleken, dat veel van de toen aanwezige bouwmassa's, inclusief parcellering, bouwhoogte en kaprichting, op dit moment nog steeds aanwezig zijn. Deze stedenbouwkundige structuur en verschijningsvorm heeft door zijn ouderdom en uniciteit een cultuurhistorische waarde die door het bestemmingsplan specifiek beschermd moet worden. In het bestemmingsplan is het gebied, waarbinnen deze bijzondere stedenbouwkundige structuur is gelegen, aangeduid als “cultuurhistorische zone”.”

Voor het gebied, dat is gelegen in deze zone is nog een specifieke aanvullende regeling opgenomen voor de bescherming van cultuurhistorische waarden. Hierbij wordt de oude achtergevelrooilijn beschermd en kunnen aan- en uitbouwen van achtergevels niet zonder meer plaatsvinden, maar kunnen slechts worden gerealiseerd via toepassing van een in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid.

Verder wordt binnen het gebied dat behoort tot “de cultuurhistorische zone” de afwijkingsbevoegdheid voor het samenvoeging van panden, of toestemming voor uitbreiding aan de achterzijde, een andere kapvorm e.d. niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de bouwhistorische waarde van de gebouwen in voldoende mate is vastgesteld. Het overleggen van een dergelijk rapport is niet nodig, indien de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Buiten het gebied dat behoort tot “de cultuurhistorische zone” is een dergelijk rapport evenmin noodzakelijk. Dit houdt dus in, dat de afdeling SO/BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten) bij dit soort zaken prominent in beeld is.

Tenslotte is binnen deze 'cultuurhistorische' zone “aanvullend” een sloopverbod opgenomen. Op grond daarvan kan ongewenste sloop, ook voor onderdelen van gebouwen worden voorkomen. Vergunning wordt ook hier niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de bouwhistorische waarde van de gebouwen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Ter benadrukking van het belang van behoud van de cultuurhistorische zaken zijn thans de voorschriften, welke kunnen worden opgenomen bij een toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of sloopvergunning, in het ontwerp thans gespecificeerd (in plaats van globaal in het voorontwerp) aangegeven. Thans is bepaald, dat hiertoe ieder geval de volgende voorschriften kunnen behoren: a. het opleggen van de verplichting tot het toestaan van het verrichten, door of van gemeentewege, van nader bouwhistorisch onderzoek tijdens de uitvoering van de vergunning; b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bouwhistorische waarden kunnen worden behouden; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een erkend bouwhistoricus; d. voorschriften in het belang van handhaving van en/óf onderzoek van documentatie bouwhistorische zaken, indien na afweging van belangen bij sloop bouwhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen.

10.2.1.2 Plansystematiek

In hoofdstuk 5 Planbeschrijving en hoofdstuk 8 Juridische aspecten is de plansystematiek toegelicht.

Voor bepaalde gebiedsdelen van de Binnenstad zijn bestemmingen toegekend, waarbinnen diverse verschillende functies mogelijk zijn, die bij een kernwinkelapparaat, de uitlopers daarvan en gebied daaromheen horen. Het betreft hier de bestemmingen Centrum en Gemengd. Verder is aangegeven dat aan de specifieke woongebieden de bestemming Wonen is toegekend en dat verder zogenaamde “maatbestemmingen” zijn toebedeeld aan voor panden met functies, die van grote invloed zijn op hun omgeving. Deze zijn daar specifiek bestemd, bijvoorbeeld voor Bedrijven, Centrum-Horeca, Kantoren, Cultuur en Ontspanning. Middels aanduidingen op de plankaart is aangegeven, waar bijvoorbeeld horeca is toegestaan. Op deze wijze zijn de toegelaten functies op basis van de verbeelding en regels goed inzichtelijk. Dit blijkt ook uit de diverse reacties op de functie-aanduidingen en bestemmingen. Een functiekaart biedt in dit opzicht daarom geen meerwaarde, zoals enkele menen. De inspraak en vragen tijdens de inspraak- en inloopbijeenkomsten hebben er mede toe geleid, dat de begrenzing van de gebiedsdelen met de bestemming Centrum en Gemengd nader is bezien en aangepast. Thans is ook aan een gedeelte van de Orthenstraat tot aan Eurocinema, het gedeelte Verwersstraat vanaf Waterstraat tot aan Volderstraatje en aan het Hinthamereinde, die als uitlopers van het kernwinkelapparaat kunnen worden beschouwd de bestemming “Centrum” toegekend. De detailhandel is in deze gebieden nog in behoorlijke mate aanwezig en/of verdere detailhandelsvestigingen als ondersteuning van de bestaande detailhandel gewenst. Verder is in een gedeelte van de Kruisstraat een dermate concentratie van detailhandel aanwezig, dat dit gebied zich qua functies niet wezenlijk onderscheidt van het kernwinkelapparaat. Daarom is besloten ook aan genoemd gebied tevens de bestemming Centrum toe te kennen.

In het gebied, begrensd door Jan Heinsstraat, Handelskade en Zuid-Willemsvaart hebben de panden, die op dit moment uitsluitend een woonfunctie kennen thans een woonbestemming gekregen. Zoals in een inspraakreactie terecht is opgemerkt heeft het gebied sinds het vorige bestemmingsplan een transformatie naar overwegend 'wonen' ondergaan en zijn veel panden dusdanig verbouwd dat een combinatie van wonen en bedrijven niet meer voor de hand ligt. Uiteraard blijven wel aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten mogelijk.

Betreffende de Groenstructuur is op blz. 20 van de plantoelichting een (thans gecorrigeerde) afbeelding opgenomen van de hoofdgroen- en waterstructuur met een beschrijving daarvan. Conform de landelijk verplicht gestelde standaarden voor de opbouw en verbeelding van bestemmingsplannen (de SVBP) is een deel daarvan (de openbare terreinen) op de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan terug te vinden onder de bestemming “Groen”. Hierop mag niet of beperkt worden gebouwd. De overige zijn grote particuliere terreinen. Deze zijn conform de SVBP op de verbeelding aangegeven met de bestemming en bestemmingskleur, die het blijkens de functie van het hoofdgebouw heeft. Ook bij particuliere (binnen-)terreinen, die de stad haar eigen gezicht geven en te beleven zijn vanaf de openbare ruimte is met de (beperkte) toebedeling van de bebouwingsmogelijkheden rekening gehouden met het behoud van de kwaliteiten daarvan. Op die manier worden de belangrijke openbare en private tuinen beschermd. Om deze reden is thans niet meer – zoals nog in het bestemmingsplan Vughterdriehoek het geval was – opnieuw een bevoegdheid tot wijziging van het bestemmingsplan opgenomen om bebouwing op het terrein aan van de voormalige stadsboerderij (terrein tussen Parklaan en Vughterstraat) mogelijk te maken.

Wat de bouwmogelijkheden op particuliere achtererven betreft is het ontwerp aangepast in verband met de regeling van het rijk voor vergunningvrij bouwen op achtererven in rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten. Met de toebedeling van het bebouwingspercentage is thans rekening gehouden met de bebouwing, die of reeds aanwezig is of de oppervlakte, die aangehouden wordt voor vergunningvrij bouwen in rijksbeschermde stad- en dorpsgezichten. Voor de kleinere particuliere erven betekent dit, dat – zoals ook bij het vergunningsvrij bouwen het geval is – het standaard-erfbebouwingspercentage wordt verhoogd naar 50%. Dit is thans voor een groot deel 30%. Voor de grote – belangrijke particuliere binnenterreinen kan worden volstaan met een laag bebouwingspercentage (5%).

10.2.1.3 Inventarisatie en correcties op detailniveau

Naar aanleiding van de inspraakreacties is ook een aantal correcties aangebracht op detailniveau. Het betreft met name de aanduiding van horecacategorieën op de verbeelding, correcties van bestemmingen, die privaat terrein en niet openbaar terrein betreffen en wijzigingen van de bestemmingen 'Gemengd' naar 'Wonen' betreffende panden, die door verbouwingen een dermate wijziging van indeling en inrichting hebben ondergaan, dat een andere functie dan wonen niet meer voor de hand ligt. Voor een gedetailleerde uiteenzetting van alle wijzigingen wordt verwezen naar ons commentaar op de inspraakreacties hierna onder 10.2.2 .

10.2.2 Ingekomen inspraakreacties

Reactie a, b, c: ingekomen inspraakreacties
Commentaar: gemeentelijk commentaar


Schriftelijke inspraakreacties:

1. Bewonersvereniging Leefbare Binnenstad

Reactie a. Gemist wordt een structuurvisie om een helder kader te krijgen om nieuwe ontwikkelingen, die afwijken van het bestemmingsplan te kunnen beoordelen.

Commentaar: Zoals hiervoor onder 10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan is toegelicht vallen nieuwe ontwikkelingen buiten de doelstelling en reikwijdte van dit plan. Een nieuwe structuurvisie is daarvoor niet nodig.

Reactie b. Gemist wordt een functiekaart (op perceelsniveau) en een Groenkaart. Een functiekaart biedt meer duidelijkheid en een Groenkaart kan sterk bijdragen aan behoud van grotere en kleinere algemene of private tuinen (bijv. Mariënburg/Papenhulst, Groote Stroom, Museumtuin, groen om de St Jan en St. Jacobsplein).

Commentaar: Verwezen wordt naar de toelichting hiervoor onder 10.2.1.2 Plansystematiek. In de eerste alinea is toegelicht, hoe de toegelaten functies op basis van de verbeelding en de regels goed inzichtelijk zijn. Dit blijkt ook uit de diverse reacties op de functie-aanduidingen en bestemmingen. Een functiekaart biedt in dat opzicht geen meerwaarde.

In de tweede alinea is aangegeven, hoe het behoud van belangrijk groen (openbaar en/of privé) in dit bestemmingsplan is vastgelegd. Het belang van behoud van belangrijke groenstructuren in de binnenstad wordt onderschreven.

Reactie c. Rechtszekerheid wordt grotendeels tenietgedaan door de flexibiliseringsbepalingen. Specifiek wordt Genoemd het uitruilen van horecazaken met detailhandel of het veranderen van detailhandel in horeca. Commentaar Verwezen wordt allereerst naar de uiteenzetting hiervoor onder 10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan, eerstealinea De bestaande vormen van Horeca en seksinrichtingen zijn vastgelegd op de locatie, waar deze thans gevestigd zijn. Vestiging op andere plaatsen dan waar deze thans gevestigd zijn –dus ook uitruil van horecazaken met detailhandel - maakt dit bestemmingsplan niet mogelijk. Er zal overigens een nieuwe Horeca beleidsnota worden opgesteld. Vaststelling hiervan wordt in 2013 verwacht. Ook hier geldt, dat indien nieuwe ontwikkelingen gewenst zijn, die afweging plaats vindt via een aparte procedure, buiten dit bestemmingsplan.

Reactie d. Gerefereerd wordt aan een reactie van de heer Gerard van den Berg en de blijkbare onmogelijkheid om het bestemmingsplan te beoordelen. Commentaar Bij de opzet van bestemmingsplannen wordt tegenwoordig uitgegaan van digitale raadpleging. Op de inspraakavond en inloopavonden hebben wij uitleg gegeven, op welke wijze langs digitale weg gedetailleerde informatie verkregen kan worden over de bestemmingen en regels op perceelsniveau.

Ook kon men met vragen bij onze gemeente terecht. Naam en contactpersoon zijn in de bekendmaking van het voorontwerpbestemmingsplan genoemd. Uit de gedetailleerde inspraakreacties blijkt overigens, dat insprekers er in het algemeen goed in zijn geslaagd het voorontwerp te beoordelen.

De heer van den Berg heeft overigens een concrete zienswijze ingediend. Deze is hierna vermeld onder 21.

2. Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg

Reactie a. Concreet en positief moeten worden bestemd het Vughterbolwerk en de Pickepoort. Geconstateerd wordt, dat ondanks goede voornemens, bij de herinrichting van het Wilhelmina- en Willemsplein het model, dat de Stichting aan de gemeente heeft toegezonden (variant D) niet positief wordt bestemd.

Bij de invulling van het GZG-terrein dient na sloop van de gebouwen uit de 70-er jaren, de schaal en maatvoering van de kaart van 1823 weer teruggebracht worden. Niet concreet in het bestemmingsplan is vastgelegd de invulling van het GZG-terrein, de Zuidwal, het Museumkwartier, de locatie van het nieuwe theater, de sloop van een pand aan de Hoge Steenweg. Commentaar Zoals hiervoor onder 10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan is toegelicht vallen nieuwe ontwikkelingen buiten de doelstelling en reikwijdte van dit plan. Mochten in de toekomst nieuwe ontwikkelingen zijn gewenst in de Binnenstad (zoals bijvoorbeeld door de Stichting gewenst wordt geacht op het Wilhelminaplein) zullen specifiek daarop toegespitste plannen worden ontwikkeld en in procedure worden gebracht. Voor het gebied GZG is dit al het geval en daarom valt dat gebied ook buiten dit bestemmingsplan.

Reactie b. De typisch Bossche woonhuizen met voor- en achterhuis, gescheiden door een brandmuur, inclusief houtskelet en kapconstructie dienen positief te worden bestemd; ook de steegjes, de kelders en wat achter de 18e en 19e eeuwse lijstgevels verborgen zit, inclusief rooilijnen en verdiepingshoogte begane grond moeten worden beschermd. De bestemmingsplanbepalingen moeten voorzien in behoud van de historische structuur en de menselijke maat (2 à 3 lagen) en zorg voor het bodemarchief.

Reactie c. In het bestemmingsplan worden niet vastgelegd de volgende verplichtingen:

-- Bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta). Bescherming van

cultuurhistorische waarden van de historische binnenstad. Een interessant novum uit de MoMo

(Modernisering Monumentenzorg) is dat voor elk bestemmingsplan een nota met

cultuurhistorische waardebepaling van het gebied moet worden opgesteld. Dit is onvoldoende

beschreven en leidt tot misverstanden en onvoldoende bescherming van het monumentale

erfgoed. De cultuurhistorische waardebepaling van de binnenstad is onvoldoende duidelijk

benoemd en in het bestemmingsplan opgenomen.

-- Beperking van het gebruik van de auto

-- Behoud en herstel van watersystemen (Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Provincie Noord-

Brabant).

Reactie d. In het bestemmingsplan zijn teveel afwijkingen mogelijk, waardoor onduidelijkheid bestaat en de monumentale waarde niet afdoende is gewaarborgd en geregeld. Onduidelijk is wie deze bevoegdheden uitoefent en wie daarover moet adviseren. Het adviesrecht moet in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Worden de interieurs afdoende beschermd? (indeling, hoogtematen van plafonds, hoogte maten van dakkappen op monumenten worden onvoldoende beschermd). Het samenvoegen of splitsen van panden is niet vastgelegd in duidelijke bestemmingsplanbepalingen. De Stichting is van mening, dat scheidingsmuren en parcellering onaantastbaar moeten zijn en open achterterreinen absolute bescherming behoeven.

Commentaar ad b, c. en d. Wij delen de opvatting, dat de bestemmingsplanbepalingen moeten voorzien in behoud van de historische structuur. Dit is volgens onze opvatting echter ook het geval. Bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden is dan ook een van de hoofduitgangspunten van dit bestemmingsplan.Wij hebben daarom hiervoor onder 10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan nog eens uitvoerig uiteengezet hoe we stedenbouwkundige structuur van de binnenstad kunnen behouden en cultuurhistorische en archeologische waarden naar behoren kunnen beschermen.

Hiermee wordt naar onze opvatting voldaan aan het Verdrag van Malta en ook aan de doelstellingen van het Rijk met de Modernisering Monumentenzorg (MoMo). . Door het vastleggen van het maximaal aantal lagen in combinatie met maximum goot- en bouwhoogte wordt het kenmerkende beeld van de binnenstad beschermd. Onder het motto “ beschermen, waar nodig, ontwikkelen, waar mogelijk” is het daarbij niet de bedoeling, dat goede initiatieven, die rekening houden met de waarden van de binnenstad, worden gefrustreerd. Er zijn daarom mogelijkheden opgenomen van deze regels af te wijken middels een in het plan opgenomen afwijkingsprocedure. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het samenvoegen van panden, het maken van doorbraken in zijmuren, aanbouwen aan de achtergevel, het opdelen van panden of het toevoegen van kelderruimten. Bij de afweging of van deze afwijkingsbevoegheid gebruik wordt gemaakt wordt een bijzonder belang toegekend aan aanwezige cultuurhistorische waarden.

Daarbij is het van bijzonder belang, dat de binnenstad van 's-Hertogenbosch nog een vrijwel gave stedenbouwkundige hoofdstructuur kent, die sinds de late middeleeuwen, de historische bloeiperiode van de stad, vrijwel ongewijzigd is gebleven. Ter bescherming van de waarden in dit gebied is in dit bestemmingsplan een 'cultuurhistorische zone' opgenomen. Hierbij wordt de oude achtergevelrooilijn beschermd en kunnen aan- en uitbouwen niet zonder meer plaatsvinden, maar zijn deze slechts mogelijk via toepassing van een afwijkingsbevoegdheid. Voor het gebied dat behoort tot “de cultuurhistorische zone” wordt de afwijkingsbevoegdheid voor het samenvoeging van panden, of toestemming voor uitbreiding aan de achterzijde, een andere kapvorm e.d. niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de bouwhistorische waarde van de gebouwen in voldoende mate is vastgesteld. Hierbij kunnen voorwaarden worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken, zoals ook bij een sloopvergunning in deze zone het geval is. Ter benadrukking van het belang van behoud van de cultuurhistorische zaken zijn de voorschriften, welke kunnen worden opgenomen bij een toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of sloopvergunning meer gedetailleerd aangegeven. Thans is bepaald, dat hiertoe ieder geval de volgende voorschriften kunnen behoren: a. het opleggen van de verplichting tot het toestaan van het verrichten, door of van gemeentewege, van nader bouwhistorisch onderzoek tijdens de uitvoering van de vergunning; b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bouwhistorische waarden kunnen worden behouden; c. de verplichting de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een erkend bouwhistoricus; d. voorschriften in het belang van handhaving van en/óf onderzoek van documentatie bouwhistorische zaken, indien na afweging van belangen bouwhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen.

Met vorenstaande regeling menen wij naar behoren recht te doen aan het belang van behoud van de cultuurhistorische waarden van de binnenstad alsook aan de noodzaak van passende gebruiksmogelijkheden voor panden in de binnenstad, welke eveneens van essentieel belang zijn voor onze historische binnenstad. Wat betreft de handhaving van “open achterterreinen” verwijzen wij

naar onze uiteenzetting als opgenomen onder 10.2.1.2 Plansystematiek, 3e alinea. De daar uiteengezette wijze van bepaling van het bebouwingspercentage voor achterterreinen doet naar onze mening op een redelijke wijze recht aan de particuliere belangen als aan het belang van handhaving van de openheid.

Wat betreft de overige bemerkingen in de zienswijze merken wij het volgende op.

Een eventuele beperking van het gebruik van de auto wordt niet via het bestemmingsplan geregeld, maar via de Verkeerswetgeving. Wat de verkeersbestemmingen betreft is op pagina 67 onder Artikel 12 Verkeer en Artikel 14 Verkeer-Verblijfsgebied van de plantoelichting aangegeven, dat de wegen met een stroomfunctie (“de Binnenstadsring”) zijn bestemd als 'Verkeer'. En dat de andere wegen vrijwel geheel deel uitmaken van het verblijfsgebied van de binnenstad en zijn bestemd als “Verkeer-Verblijfsgebied”. Daarmee is een adequate verantwoording gegeven van de toegekende verkeersbestemmingen.

Eveneens op pagina 67 van de plantoelichting onder Artikel 15 Water staat het volgende vermeld:

“Om ervoor te zorgen, dat de Dommel, De Zuid-Willemsvaart en de Aa minder geschikt zou worden voor ecologische verbindingszone en behoud en herstel van watersystemen is conform de Provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant een vergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde opgenomen”. In verband hiermee is in het bestemmingsplan de aanduiding 'ecologische verbindingszone' opgenomen. Aan de provinciale eisen over beheer en herstel van watersystemen wordt daarom in dit beheersplan voldaan.

3. Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch

Reactie. Allereerst wordt waardering uitgesproken voor dit voorontwerpbestemmingsplan. Naar hun opvatting is gedegen vooronderzoek gedaan naar de historie van de binnenstad, met name voor de mate, waarin met het cultuurhistorisch erfgoed rekening is gehouden, zowel boven als onder de grond. Ook dat opmerkingen, die eerder in een informeel stadium zijn gemaakt voor een gedeelte zijn overgenomen. Ten aanzien van de bestemmingen en van aanduidingen daarbinnen zien zij nog onvolkomenheden. Als voorbeeld noemen zij stegen, die zijn aangemerkt als openbaar, maar in werkelijkheid zijn afgesloten en vice versa. Zij zijn voorstander van het openbaar maken van alle stegen in de stad. Ook roept een woonbestemming bij het Berewouthof vragen op (waarom niet bestemd als “groen”?) en worden “de buitenwerken” gemist op de verbeelding. Omdat deze buitenwerken een essentieel onderdeel vormen van de vestingstad is het belangrijk, dat de begrenzing van het bestemmingsplan Binnenstad overeenkomt met de begrenzing zoals weergegeven in de kadastrale minuut van 1825. Tevens zien zij enkele omissies in de waardenkaarten, zoals het ontbreken van de funderingsresten van de Citadel en Wilhelminaplein e.o., ontbrekende kleuren in de legenda en in consistentie tussen de waardenkaarten. Zij bieden graag hun opgedane kennis en kunde over de cultuurhistorie van 's-Hertogenbosch aan voor een verdere uitwerking van het bestemmingsplan.

Commentaar Wij maken graag gebruik van het aanbod van de Kring Vrienden om hun kennis te benutten bij de verdere uitwerking van het bestemmingsplan. De wens om stegen zoveel mogelijk openbaar te houden/ maken is begrijpelijk maar valt buiten het kader van dit bestemmingsplan. Het al dan niet openbaar zijn van een steeg wordt immers niet via het bestemmingsplan geregeld.

Naar aanleiding van eerdere opmerkingen van de kring is een overzicht en categorisering van de stegen als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. In de inspraakreacties is niet aangegeven, wat er precies niet klopt. De vertegenwoordiger van de kring heeft mondeling toegezegd op een zo kort mogelijke termijn concrete aanvullingen te leveren op dit onderdeel. Dit betreft ook de plaatsen, waar naar hun opvatting de aanduiding ' Binnendieze' ontbreekt.

Het terrein aan de Berewouthof betreft een tuin in particulier bezit. De standaardvoorschriften van het rijk nopen ons de erven dezelfde kleur te geven als de hoofdbestemming, waarbij de tuin hoort.

Wij delen de opvatting, dat de buitenwerken een belangrijk onderdeel vormen van de vestingstad. Dat betekent echter naar onze mening niet, dat de begrenzing van het bestemmingsplan overeen moet komen met de begrenzing van de binnenstad zoals weergegeven in de kadastrale minuut van 1825.

Wij hebben onder 1.3 van de plantoelichting gemotiveerd aangegeven, waarom wij voor de in het voorontwerp aangehouden planbegrenzing hebben gekozen. De begrenzing wordt in belangrijke mate gevormd door de reeds aanwezige geldende bestemmingsplannen. Bovengronds aanwezige structuren en functies zijn voor de begrenzingen daarvan veelal van betekenis geweest.

Dit betekent overigens niet, dat belangrijke cultuurhistorische waarden niet naar behoren worden/zijn beschermd. Dit beleid geldt voor de gehele stad en ons streven is voor de gehele stad in juli volgend jaar actuele bestemmingsplannen (jonger dan 10 jaar) te hebben. Ook vindt – waar nodig – ook daarna verder actualisatie van bestemmingsplannen plaats. Zo is het nog op 15 december 2009 vastgestelde bestemmingsplan Zuiderpark/Stadswalzone ook naar behoren met de cultuurhistorische waarden rekening gehouden.

De opmerkingen over de waardenkaarten zijn tevens besproken. Waar dit nodig is gebleken, zijn deze op enkele onderdelen aangepast/gecorrigeerd.

4. Roland en Yvonne van der Wielen

Reactie Zij zijn gezamenlijk eigenaar van de panden Vughterstraat 208 en 210 en het perceel achter deze panden, grenzend aan Parklaan 21e. Dit perceel is bekend als de oude stadsboerderij, is ruim 100 jaar familiebezit en wordt nog steeds bewoond door hun familie. In het vigerend bestemmingsplan wordt het perceel omschreven als gemengd gebied. In het voorontwerpbestemmingsplan is de bestemming Centrum toegekend met een bebouwingspercentage van 0%, terwijl de aangrenzende percelen wel bebouwd mogen worden. Daardoor neemt de waarde van hun bezit af. Zij maken bezwaar tegen deze wijziging in het voorontwerp. Omdat zij in de loop der jaren volledig ingebouwd zijn, menen zij dat zij gelijkwaardige rechten hebben als het gaat om het bebouwen van het eigen perceel. Hun ouders hebben in het verleden bij de gemeente geïnformeerd of bebouwing van hun perceel mogelijk was en dit was mogelijk in de vorm van hofbebouwing.

Commentaar Zowel in het vigerend bestemmingsplan Vughterdriehoek (bestemming 'Gemengd') uit 1985 als in het voorontwerp- bestemmingsplan (bestemming 'Centrum') is dit terrein bestemd als 'erf' (behorend bij een hoofdgebouw). Op erven is geen hoofdbebouwing als woningen toegelaten. Het verschil in bestemmingen Gemengd en Centrum heeft geen negatieve invloed op de waarde van hun bezit.

Wel heeft de gemeenteraad bij de vaststelling van het vigerend bestemmingsplan op 19 december 1985 aan ons college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het bestemmingsplan onder in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden te wijzigen ten behoeven van woningbouw. Een wijziging voor deze percelen heeft echter nooit plaatsgevonden. Zoals hiervoor uiteengezet onder

10.2.1.2 Plansystematiek, laatste alinea, achten wij het van groot belang de openheid van binnenterreinen als deze te beschermen. Het opnieuw opnemen van een wijzigingsbevoegdheid om woningbouw mogelijk te maken, past daar niet bij..

Wel hebben wij - mede ook in verband met de verruiming door het Rijk van bebouwingsmogelijkheden zonder vergunning in Beschermde Stadsgezichten – het in het voorontwerp opgenomen bebouwingspercentage van 0% nog eens bezien. Voor grote binnenterreinen als deze hebben wij deze thans verruimd tot 5%.

5. A.A.M. Walta

Reactie a. Waardering voor de zeer vele werkzaamheden die aan het voorontwerp zijn besteed. Wel worden enige kanttekeningen geplaatst bij de voorgestelde uitgangspunten. Hem is niet duidelijk in hoeverre “de Nota van uitgangspunten Zuidwalkwartier” in dit voorontwerp een rol blijft spelen. In januari 2009 hebben zij schriftelijk bezwaren kenbaar gemaakt, maar na bevestiging van ontvangst en een schrijven van 29 september 2009 hebben zij niets officieel meer van de gemeente vernomen. Teneinde deze bezwaren te kunnen behouden wordt dit schrijven als bijlage bijgevoegd.

Commentaar Zoals hiervoor onder 10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan is toegelicht vallen nieuwe ontwikkelingen buiten de doelstelling en reikwijdte van dit plan. Het gaat om actualisering van regels voor bestaande gebouwen en gronden. De door U genoemde (concept)Nota van Uitgangspunten speelt daarbij geen rol. Het is U bekend, dat de werkzaamheden om de komen tot een “Nota van Uitgangspunten Zuidwalkwartier” zijn stopgezet. In de door U genoemde brief van 29 september 2009 is U bericht, dat U – zodra de werkzaamheden weer worden voortgezet- daarvan op de hoogte zou worden gesteld. De werkzaamheden zijn niet hervat.

Reactie b. De omschrijvingen bevatten veel onbeïnvloedbare teksten, zoals globaal en flexibel, beschermen waar nodig en ontwikkelen waar mogelijk enz.. Deze geven hem het gevoel, dat het ambtelijk apparaat veel kan zonder dat daar door belanghebbenden invloed op kan worden uitgeoefend. Gaarne verneem ik van u wie de beslissingen met betrekking tot deze zaken neemt en hoe belanghebbende hierbij worden betrokken.

Commentaar In hoofdstuk 5 Planbeschrijving en hoofdstuk 8 Juridische aspecten is de plansystematiek toegelicht. Toegelicht is hier, dat omdat het hier om een stadscentrum gaat voor het stadscentrum en het gebeid daaromheen gekozen is voor bestemmingen (Centrum en Gemengd), die meerdere gebruiksmogelijkheden kennen. Daarbij ook hiervoor onder 10.2.1.1 is uiteengezet, dat strenge en gedetailleerde regels zijn opgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische en archeologische waarden van de binnenstad. Onder het motto “ beschermen, waar nodig, ontwikkelen, waar mogelijk” is het daarbij niet de bedoeling, dat goede initiatieven, die afdoende rekening houden met de waarden van de binnenstad, worden gefrustreerd. Er zijn daarom mogelijkheden opgenomen van deze regels af te wijken middels een in het plan opgenomen afwijkingsprocedure, waarbij de belangen van de initiatiefnemer kunnen worden gewogen tegen die van de cultuurhistorische waarden. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het samenvoegen van panden, het maken van doorbraken in zijmuren, het opdelen van panden of het toevoegen van kelderruimten. De afwijkingsbevoegdheid ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Gezien het belang van de cultuurhistorische waarden zal hierbij van ambtelijke zijde de afdeling SO/BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten) bij dit soort zaken prominent in beeld zijn.

6. G. Tillemans, W. Blans en A. van Doorn

Reactie Hun eigendom grenst aan het perceel Postelstraat 38-40. Dit Rijksmonument bevat diverse gebouwen op hetzelfde kadastrale perceel grond, dat ligt tussen de Postelstraat en de daarachter gelegen Binnendieze. Op datzelfde perceel grond staat verder nog een garage (aangeduid met Uilenburg 24), die aanleunt tegen één van genoemde gebouwen en in 1983 is gebouwd, passend bij de historie van het Uilenburgkwartier. De binnentuin mag volgens het voorontwerp niet bebouwd worden.

Postelstraat 38-40 (inclusief Uilenburg 24) wordt sinds april 2011 door makelaar AMB te koop aangeboden. Geciteerd wordt uit de informatie, die door de Makelaar hierbij wordt verstrekt. Volgens die informatie heeft de gemeente aangegeven voor het bedrijfspand en de garage mee te werken aan de ontwikkeling van bijvoorbeeld een stadsvilla met stadstuin en parkeergelegenheid. Een schetsplan, getekend door architectenbureau “De Twee Snoecken” te 's-Hertogenbosch is beschikbaar. Dit schetsplan is volgens die informatie besproken met een ambtenaar van Bouw- en Woningtoezicht. De heer Romeijn van de BAM, die een kopie van deze teksten is verstrekt, zei deze teksten niet te begrijpen en zegde toe een en ander te zullen uitzoeken, hetgeen tot op heden niet is gebeurd.

Verzocht wordt aan elk van hen te bevestigen, dat de bestaande bebouwing op het perceel Postelstraat 38-40 (incl. Uilenburg 24) onder geen beding afgebroken mag worden en dat derhalve daar geen nieuwbouw mag en zal plaatsvinden.

Commentaar Door de afdeling SO/BAM is een brief d.d. 10 april 2012 aan AMB-makelaars gezonden, waarin is medegedeeld, dat het perceel waarop de voormalige sigarenfabriek is gevestigd is beschermd ingevolge de monumentenwet en bovendien gelegen is binnen het rijksbeschermd stadsgezicht.

Voorts is in deze brief het volgende vermeld:

“Een en ander heeft als consequentie dat voor de sloop van zowel voormalige sigarenfabriek als van de garage een sloopvergunning zal moeten worden aangevraagd. Voor wat betreft de garage zal dat op weinig problemen stuiten omdat geen sprake is van monumentale waarden. Voor de voormalige sigarenfabriek ligt dat anders. Hier is zeker sprake van monumentale waarden die op grond van de monumentenwet zijn beschermd. Als een sloopvergunning aan de orde is vindt er altijd een afweging van belangen plaats waarbij de monumentale belangen zwaar wegen. Het is dus niet waarschijnlijk dat de sloopvergunning zal worden verleend”.

Bovendien is de bouw van de door u gesuggereerde stadsvilla uitgesloten zonder een bestemmingsplanwijziging. Het staat niet vast en is – gezien het vorenstaande ook niet aannemelijk - , dat het gemeentebestuur zal meewerken aan een wijziging van het bestemmingsplan.”

Wij nemen aan, dat het standpunt van de gemeente hiermee duidelijk is.

7. Marijke Kooistra & Ronald Kaptein

Reactie a. Gewezen wordt op twee – naar hun mening – onjuistheden betreffende het pand waarin zij wonen. Dit pand bestaat uit de adressen Prins Bernardstraat 9 t/m 15. Het gehele pand is aangeduid als de bestemming “kantoor”. Op de begane grond (nr 9 en 11) zijn inderdaad kantoren. Daarboven bevinden zich echter twee bovenwoningen. Een bestemming “gemengd” lijkt hen daarom meer op zijn plaats.

Commentaar Conform verzoek is de bestemming gewijzigd in “Gemengd”.

Reactie b. Gesproken wordt over twee bouwlagen. De definitie van bouwlaag is niet helemaal duidelijk. Inclusief woningen zijn er drie lagen en een zolder. De kap loop wel door tot ongeveer halverwege de derde laag. Graag horen zij of hier sprake is van een onjuistheid of waarom die keuze is gemaakt.

Commentaar In Hoofdstuk 1, artikel 1 onder 1.18 is het begrip bouwlaag als volgt gedefinieerd:

“een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, souterrain, dakopbouw en/of zolder”.

Daardoor wordt het gedeelte onder de kap niet aangemerkt als een bouwlaag, waarmee het bestemmingsplan rekent. In de Lijst van Gebouwen is naast het aantal (volledige) bouwlagen een goot- en nokhoogte is vermeld. Op deze wijze maakt het geheel van deze regels duidelijk, wat gebouwd mag worden.

8. W.R.A. Luca

Reactie a. Is eigenaar van het perceel Sint Jorisstraat 7 met gronden, kadastraal genummerd G7033, G7427 en G6382. Dit eigendom is opgenomen in drie bestemmingen: Gemengd, centrum en wonen. Verzocht wordt het gehele eigendom in de bestemming Gemengd op te nemen.

Commentaar De verbeelding is thans dusdanig aangepast, dat het gehele eigendom de bestemming “Gemengd” heeft gekregen.

Reactie b. Verzocht wordt in het bestemmingsplan een bepaling op te nemen, die het mogelijk maakt een in het verleden door de gemeente toegekend recht van overpad te effectueren.

Commentaar Via een aanduiding op de verbeelding en de opname van een afwijkingsbevoegdheid bij de bouwregels van de bestemming “Water” wordt de mogelijkheid opengehouden een loopconstructie boven de Binnendieze te creëren.

9. L.H. van Vals

Reactie Als eigenaar van Verwersstraat 79/81/83 en Beurdsestraat 2A wordt verzocht:

-- Wijziging van de bestemming Gemengd naar Wonen voor wat betreft het pand Beurdsestraat 2A;

-- Correctie van de onjuiste weergave van bouwperceelgrens/gebiedsaanduiding. De binnendieze, liggend aan Verwersstraat 79/81,83 is volledig bebouwd.

Commentaar Het pand Beurdsestraat 2 A heeft reeds de bestemming Wonen. De bouwperceelsgrens over de Binnendieze is gecorrigeerd.

10. C.W.M. Jorna

Reactie a. De tuin van zijn woning heeft de bestemming “verkeer”; dient gerelateerd te zijn aan Wonen.

Commentaar Deze opmerking is juist. De bestemming is gewijzigd in 'Wonen'.

Reactie b. De bestemming van het achter zijn huis (Volderstraat 8) gelegen plantsoen heeft ook de bestemming “verkeer”. Dit behoort de bestemming “groen” te zijn.

Commentaar Deze opmerking is juist. De bestemming is gewijzigd in 'Groen'.

Reactie c. Het Volderstraatje is ten onrechte als “steeg” bestemd, omdat het een “straatje” is.

Commentaar Het Volderstraatje is thans verwijderd van de stegenkaart.

11. P.W. Ligtvoet

Reactie a. Zijn woning Volderstraatje 9 is conform bestaand gebruik bestemd tot “Wonen”. De woningen van de buren tegenover hebben echter de bestemming “Gemengd” gekregen. Het betreft hier een rustig woonstraatje. Verzocht wordt deze bestemmingen gelijk te trekken. Desnoods alles “Gemengd”.

Commentaar Het betreft hier inderdaad een rustig woonstraatje met alleen maar wonen. Ook de andere woningen in het straatje hebben thans de bestemming 'Wonen' gekregen.

Reactie b. Het Volderstraatje is zijn ogen een straatje en geen steeg. Bezwaar wordt gemaakt, dat het thans tot een steeg is bestemd.

Commentaar Het Volderstraatje is thans verwijderd van de stegenkaart.

Reactie c.

Er wordt op gewezen, dat in de omgeving bestemmingen verkeerd zijn weergegeven en aanduidingen binnen de bestemming ontbreken. Bijvoorbeeld zijn achtertuinen tot Verblijfsgebied bestemd en ontbreken aanduidingen van detailhandel binnen de bestemming “Gemengd” in de Verwersstraat.

Commentaar De bestemming van betreffende tuinen is thans gecorrigeerd naar 'Wonen'. Een gedeelte van de Verwersstraat (tot aan het Volderstraatje) is thans bestemd tot Centrum. Waar de bestemming 'Gemengd 'is gehandhaafd, is op plaatsen, waar een winkel is gevestigd de aanduiding 'detailhandel' geplaatst.

12. P. te Hacken

Reactie Naast Zuidwal 7 staat op perceel Oude Dieze 11 met geel een woonbestemming aangegeven. Op dit moment is dat gedeelte een overdekte oprit vanaf de Zuidwal naar het parkeerterrein. Is dit een vergissing (moet dit “grijs” zijn) of is het inderdaad de bedoeling de oprit een woonbestemming te geven.

Commentaar

De bestemming is aangepast in ' Gemengde Doeleinden '.

13. M. Bom

Reactie In het concept zijn particuliere eigendommen (kadastrale nummers 6456, 6457 4n 6458) opgenomen in de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Het perceel 6456 is zijn eigendom. Verzocht wordt om een meer passende bestemming. In het vigerend bestemmingsplan rust een 100% bouwmogelijkheid. Verzocht wordt de nu bestaande bouwmogelijkheid te continueren.

Commentaar Deze percelen betreft privé parkeerplaatsen. Verbeelding is overeenkomstig aangepast: bestemming 'Wonen' met de aanduiding (p). Het vigerend bestemmingsplan. Conform het vigerend bestemmingsplan is bebouwingspercentage thans gewijzigd in 100%.

14. Mevrouw C. Lindner

Reactie Er wordt op gewezen, dat het hoofdgebouw Vughterstraat 242 (stammend uit de 17e eeuw), dat gelegen is achter het pand Vughterstraat 240 ten onrechte is aangegeven als wonen onbebouwd. Het kan niet de bedoeling zijn dit woonhuis te bestemmen als tuin.

Commentaar Dit betreft een soort achterhuis. Dit gehele perceel krijgt thans de bestemming C met een bebouwingsvlak voor de hoofdbebouwing. Het bijbehorende perceelsgedeelte buiten het bebouwingsvlak (erf) krijgt een bebouwingspercentage van 50%. Een en ander is aangepast op de verbeelding.

15. J.E.M. Strang e.e., mede als voorzitter van de Vereniging Van Eigenaren Van Tuldenstraat 17, 19 en 19a

Reactie a. Het bouwvlak van de woningen is naar zijn mening niet juist weergegeven op de verbeelding. Een smalle strook tussen deze woningen en Van Tuldenstraat 21 (vanaf de voorgevel tot aan de berging Van Tuldenstraat 17) is ten onrechte niet in het bouwvlak betrokken. Deze strook is volledig bebouwd. Het eerste deel vanaf de straatzijde tot een diepte van 5 m' en een hoogte van ca. 6,50 m'; het tweede (daarachter liggende) deel met een diepte van ca. 9,50 m' tot aan de achterzijde en een hoogte van ca. 11 m'.

Commentaar Het is juist, dat deze smalle strook in het bouwvlak moet worden opgenomen. Dit is thans gecorrigeerd.

Reactie b. Verzocht wordt voor deze woningen de bestemming “Wonen” op te nemen in plaats van “Gemengd”. In het geldend bestemmingsplan is dit “Kantoordoeleinden en Wonen”. Het is in verband met de splitsing in appartementsrechten en het gebruik daarvan als drie afzonderlijke woningen niet realistisch om hieraan de bestemming “Gemengd” te geven. De woning van Tuldenstraat 19a is een onder de kap gelegen zelfstandige “woning”. Dit is volgens de regels niet toegestaan. Weliswaar staat er, dat dit voor nieuwe situaties geldt, maar onduidelijk is, wat nieuwe situaties zijn.

Commentaar Nieuwe situaties zijn situaties, die nu nog niet aanwezig zijn bij inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan De nieuwe regels gelden pas na inwerkingtreding van het bestemmingsplanplan. De regels van de bestemmingen zijn op dit punt thans verduidelijkt.

Reactie c. De bestemming “Gemengd” maakt veel meer mogelijk dan op grond van het geldend bestemmingsplan is toegelaten, voornamelijk, omdat bedrijven worden toegelaten tot en met categorie 3 en andere activiteiten op de verdiepingen zijn toegelaten. Daarbij het voorschriften dat een de vloeroppervlakte van een woning minimaal 50 m2 moet zijn is het gevaar aanwezig dat min of meer sluipenderwijs het wonen – dat in dit deel van de binnenstad de overhand heeft- wordt verdrongen door bedrijfsactiviteiten, die het woonmilieu niet ten goede komen, vooral ook door toename van de hiermee samenhangende parkeerdruk. De parkeerregulering maakt het nog steeds mogelijk, dat bedrijven tot vijf extra parkeervergunningen krijgen. Er worden volgens de regels geen extra parkeerplaatsen geëist bij een bedrijfsvestging binnen “Gemengd”. Grote delen van de Handelskade, Jan Heinsstraat en Van Tuldenstraat – o.a. door splitsing in appartementsrechten – zijn ook op de begane grond thans uitsluitend voor wonen in gebruik. Zijn verzoek is om die panden, die thans uitsluitend in gebruik zijn voor wonen als zodanig te bestemmen. De bestemming “Gemengd” kan worden gegeven aan alleen die panden, die nu daadwerkelijk voor bedrijfsactiviteiten worden gebruikt. Dit strookt beter met de aard van het nieuwe bestemmingsplan om de bestaande situatie vast te leggen en een kader te vormen voor beheer.

Commentaar Er is opnieuw gekeken naar het feitelijk gebruik van de panden thans en de indeling daarvan. Aan de hand daarvan hebben diverse panden thans conform dit verzoek een woonbestemming gekregen.

Uitsluiten de panden, die thans een bedrijfsfunctie hebben of waar krachtens de indeling een bedrijfsvestiging mogelijk is, hebben thans nog de bestemming 'Gemengd'. Zoals in de plantoelichting aangegeven is in de Binnenstad in het algemeen gekozen voor bestemmingen, die meerdere mogelijkheden kennen en flexibiliteit kennen qua gebruik, hetgeen past bij een binnenstad. gehandhaafd.

Reactie d. Onduidelijk is wat de functie en het effect van de kaart met een overzicht van Rijks- en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden is. In de regels is dit niet terug te vinden.

Overigens wordt thans het pand Van Tuldenstraat 2-6 in oude luister hersteld. Dit pand staat niet op de kaart, terwijl het zijns inziens zeker ook beeldbepalend is.

Op de lijst van bouwlagen, goot- en nokhoogten zijn de hoogtevermeldingen voor van Tuldenstraat 19a en aantal bouwlagen onjuist. Deze moeten hetzelfde zijn als 17 en 19.

Commentaar Er zijn in de Binnenstad vele panden, die op grond van hun specifieke monumentale waarden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze specifieke waarden worden beschermd op grond van regels in de Monumentenwet of gemeentelijke monumentenverordening, niet op grond van het bestemmingsplan. Ter volledige informatie van eigenaren en belanghebbenden wordt daar in de toelichting van het bestemmingsplan op gewezen (blz 33 en 34 plantoelichting). In dat verband is ook bij de toelichting een kaart gevoegd, waarop de monumenten zijn vermeld. Ook beeldbepalende panden hebben bijzondere waarden, al zijn deze niet beschermd op grond van de monumentenwet.

Deze waarden zijn met name van belang bij toetsing of een bouwaanvrage voldoet aan redelijke eisen van welstand of kunnen een rol spelen bij subsidieverzoeken. Het pand Van Tuldenstraat 2-6 is inderdaad beeldbepalend. De verbeelding is op dit punt thans aangepast.

De hoogtevermeldingen betreffende van Tuldenstraat 19a zijn inderdaad onjuist. Dit is thans gecorrigeerd.

Reactie e. Door het gebruik van rasters, bijvoorbeeld bij de bestemming GD zijn de bebouwingspercentages slecht leesbaar. Eenzelfde opmerking geldt voor de gebruikte kleurstellingen voor de bestemming Centrum, Centrum-1, Centrum-Horeca en Kantoor. De kleuren liggen zo dicht bij elkaar, dat het niet goed mogelijk is de bestemmingen op de verbeelding te onderscheiden.

Commentaar Het bestemmingsplan is getekend conform de landelijk verplicht gestelde standaarden voor de opbouw en verbeelding van bestemmingsplannen (de SVBP en IMRO2008). Hierop is ook de kleurstelling en bepaalde rasters gebaseerd. Dit maakt raadpleging van de analoge plankaart soms lastig. Hierbij zij opgemerkt, dat een gedetailleerde raadpleging het beste kan plaatsvinden langs digitale wijze. Hierbij wordt ambtelijke ondersteuning aangeboden, indien de digitale raadpleging als problematisch wordt ondervonden. De digitale verbeelding is ook conform de huidige wetgeving de juridisch bindende verbeelding.

16. G.W.M. Verzantvoort

Reactie Graag zou hij een winkelbestemming voor zijn pand Verwersstraat 63 zien.

Commentaar De bestemming van dit gedeelte van de Verwersstraat is thans gewijzigd in 'Centrum'. Binnen deze bestemming is detailhandel toegelaten

17. M. Groot Zevert

Reactie a. Complimenten voor het vele werk, dat in het plan gestoken is en de relatief eenvoudige en heldere regeling, die in het plan is opgenomen. Als bewoner van Bleekerstraatje 12 roept het plan voor de directe omgeving van zijn woning de volgende vragen/opmerkingen op:

1. De woningen tegenover zijn woning (Bleekerstraatje 1B, 1C en 1D) hebben de bestemming “centrum” gekregen. Een woonfunctie past binnen deze bestemming, maar ander centrumfuncties (winkels, bedrijven) passen hier - gezien de ligging in zo'n smalle steeg - niet. Verzocht wordt daarom deze panden een woonbestemming te geven.

2. De toegestane bouwhoogte bedraagt volgens het voorontwerp voor Bleekerstraatje 1 8,0 m, voor Bleekerstraatje 1B en 1C 9,5 meter. Dit is 4 m hoger dan in de huidige situatie. Het Bleekerstraatje heeft een beperkte breedte en de afstand tot zijn woning is kort. Dit zou een forse beperking van de lichtinval in woning kunnen betekenen. Ook betreft het beeldbepalende panden. Daarom wordt verzocht de hoogte te beperken tot de thans aanwezige bebouwing.

3. Ook de winkel- en magazijn ruimte, gelegen achter en behorend bij Vughterstraat 154 mag 4 meter hoger worden dan hij nu is. Ook dat kan een forse vermindering van lichtinval in zijn woning en in het Bleekerstraatje. Ook hier wordt verzocht de toegestane maximale bouwhoogte te beperken tot de aanwezige bebouwing.

4. Aan de Kuipertjeswal ligt tussen de nrs. 13 en 19 een open ruimte, thans in gebruik bij de winkel Vughterstraat 154 als parkeerterrein en expeditieruimte. Deze grond is bestemd voor 'wonen'. Gevraagd of en zo ja hoeveel woningen hier gebouwd mogen worden en hoe hoog.

Commentaar

Ad 1. Een woonbestemming past inderdaad beter bij deze panden. De bestemming is gewijzigd in “Wonen”.

Ad 2 en 3. De maximale bouwhoogte is aangepast en ter plaatse beperkt tot de aanwezige bebouwing.

Ad 4. Het is de bedoeling, dat deze strook onbebouwd blijft. Binnen de bestemming is thans de aanduiding bebouwingspercentage 0% toegevoegd.

Reactie bTenslotte wordt gewezen op enkele fouten op de ondergrond van de plankaart (verbeelding). De panden Bleekerstraatje 2, 2A, 2B, 2C, 4, 4A, 4B en 4C staan aangegeven op de plaats, waar thans de winkel- en magazijnruimte achter het pand Vughterstraat 154 is aangebouwd. Het betreft echter 8 bovenwoningen boven het pand Vughterstraat 154.

De gemeenschappelijke tuin bij het appartementencomplex staat aangegeven als het

Het Vergult Cabeltouw. De appartementen zelf betreft echter het gebouw Vughterstraat 162.

Verzocht wordt dit aan te passen, omdat dit kan leiden tot verwarring bij de interpretatie van de planregels (met name de bijlage met toegestane bouwhoogtes).

Commentaar Het betreft hier zeer veel huisnummers. Omdat de ruimte ontbreekt binnen het perceel Vughterstraat 162 staan ze hier vermeld. (Vraag IVO: is dit aan te passen of een verwijzing te plaatsen naar Vughterstraat 162). In de lijst van gebouwen staan ze vermeld bij Vughterstraat 162 (check lijst van gebouwen), zodat misverstanden voorkomen kunnen worden. Door aanpassing van de ondergrond is de aanduiding 'Het Vergult Cabeltouw' komen te vervallen.

18. A.J. Kuiper en J.D. Kuiper

Reactie a. Het bouwvlak Oude Dieze 3 bestaat uit 3 bouwmassa's en 2 tussenleden.

1. het voorhuis: 2 verdiepingen met kap, gelegen aan de straat

2. het tussenhuis – begane grond met kap, gelegen aan de Binnendieze.

3. het achterhuis – 2 verdiepingen met kap.

Het voor- en achterhuis zijn bewoond door 2 huishoudens. Op de verdieping in het voorhuis is een bedrijf gevestigd. Volgens het bestemmingsplan mag op de verdieping alleen gewoond worden. De motivatie hiervoor ontbreekt in de toelichting. Afwijking hiervan is alleen mogelijk op grond van strikt financieel-economische redenen. Zinvoller lijkt een functioneel-ruimtelijk criterium te hanteren. Een hoge verkeersbelasting op straat maakt het wonen op de verdieping niet aantrekkelijk. Vooral de Verwersstraat, Oude Dieze, Hinthamereinde kennen een hoge verkeersbelasting door verkeersdruk. Derhalve zou het logisch/voorstelbaar zijn voor deze straten bedrijvigheid op de verdieping toe te staan zonder vrijstelling.

Het achterhuis is tot op heden niet bewoond, maar de restauratie is aanstaande. Bij de restauratie van de Binnendieze is de toiletvoorziening van het achterhuis verloren gegaan. Gepland was een nieuwe voorziening te realiseren in een aanbouw tegen de zijgevel van het achterhuis. Bij de reconstructie van de riolering is daar toentertijd al rekening mee gehouden. Door bepaling 8.2.3.a van de regels wordt dit nu onmogelijk gemaakt. Vroeger was hier echter een washok aanwezig. Een oude deur die vroeger daar de toegang van was is nog aanwezig. Het gewenste bijgebouw (10 m2) wordt voor een deel tegen een deel van de van de achtergevel van Oude Dieze 5 gebouwd. Op de bouwhistorische waardenkaart is deze achtergevel onderdeel van bebouwing van na 1910. Tevens lijkt de bebouwing niet aangemerkt als Cultuurhistorische zone op de verbeelding. Gevraagd wordt de bebouwingsgrens te wijzigen, zodat het bijgebouw gerealiseerd kan worden.

De achtertuin van Oude Dieze 3 heeft de bestemming Verkeer. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen in de bestemming GD/Gemengd (onbebouwd).

Commentaar De bestemming 'Gemengd' is een zogenaamde 'verzamelbestemming'. Dat betekent, dat binnen deze bestemming meerdere functies toelaatbaar zijn, met name voor de begane. Voor de bovenverdiepingen wordt in de binnenstad uitgegaan van een woonfunctie, met uitzondering van situaties, waarin thans op de bovenverdiepingen een andere functie dan wonen aanwezig. Dat is bij U het geval. De bestemming 'Gemengd' heeft dus geen gevolgen voor het thans gevestigd bedrijf op de verdieping.

Het door U genoemde druktebeeld als gevolg van verkeer is niet dusdanig, dat in een stedelijk gebied als de binnenstad 'wonen' als een niet aanvaardbare functie moet worden beschouwd. Er is dus geen reden in dit gebied af te wijken van het beleid voor de binnenstad om bovenwonen te handhaven.

Wat de gewenste aanbouw betreft het volgende. Binnen het gebied met de aanduiding 'çultuurhistorische zone' geldt het uitgangspunt, dat niet gebouwd mag worden tegen de bestaande achtergevel. Deze regel geldt ongeacht de grootte van het bouwvlak. De regel is opgenomen om de aanwezige of te verwachten cultuurhistorische waarden te beschermen. Het is echter niet uitgesloten, dat met gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid als aangegeven in artikel 8.4 onder 4 de gewenste aanbouw alsnog kan plaatsvinden. Met betrekking tot de doelstelling van het plan en de wijze van bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed verwijzen wij overigens naar het hiervoor gestelde onder 10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan, 2e alinea.

De bestemming van de achtertuin van Oude Dieze 3 is gewijzigd in 'Gemengd'.

Reactie b

Enige aan te brengen correcties:

1. Moet de aanduiding W binnen het bouwblok van de Oude Dieze 3 geen GD zijn?

2. In de lijst van gebouwen is het pand Oude Dieze 3 niet aangemerkt als gemeentelijk monument.

3. Op de Monumentenkaart is het achterhuis van Oude Dieze 3 niet als gemeentelijk monument aangegeven. Is dat niet strijdig met elkaar, omdat de dit pand op de bouwhistorische waardenkaart ligt binnen de voor- en achtergevelrooilijnen van de historische hoofdbebouwing.

Commentaar Ad 1. Het betreft hier een aanduiding in de ondergrond van het bestemmingsplan, niet een bestemmingsaanduiding. Om misverstanden te voorkomen is deze aanduiding verwijderd.

Ad 2. Zoals aangegeven op het Overzicht van Rijks- en Gemeentelijke monumenten betreft het hier inderdaad een gemeentelijk monument. De lijst van gebouwen is thans op dit punt gecorrigeerd.

Ad 3. De Monumentenkaart is thans op dit punt aangepast.

19. M. v.d. Wildenberg

Reactie a. Bezwaar wordt gemaakt tegen de aangegeven bestemming van het pand Zuid-Willemsvaart 117. Dit moet niet zijn Wonen, maar Kantoorbestemming. Verwezen wordt naar een bijgevoegde brief van 11 oktober 2010, onderdeel woningonttrekking.

Commentaar

De bestemming moet inderdaad Kantoor zijn. De bestemming is thans gewijzigd.

Reactie b. Tevens wordt bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de achtergevelrooilijn van de panden Zuid-Willemsvaart 117 en 119 is aangegeven. Deze loopt nu dwars door de panden en zou minimaal gelijk moeten vallen met de achtergevel van de huidige bebouwing.

Commentaar De achtergevelrooilijn is dusdanig aangepast, dat deze gelijk valt met de achtergevel van de huidige bebouwing.

20. J.C.H.M. Verzandvoort

Reactie

Tijdens de informatieavond over het nieuwe bestemmingsplan is verteld, dat de functie van bordeel van het inmiddels gesloten bordeel aan de Westwal 21 uit het bestemmingsplan zal worden gehaald. Het gaat hier om een benedenwoning 21 en bovenwoning 21A. Van beiden moet die functie uit het bestemmingsplan gehaald worden.

Commentaar De verbeelding is aangepast. De betreffende aanduiding 'si' is inmiddels voor wat betreft het pand Westwal 21 verwijderd.

21. G.M.W.M. van den Berg

Reactie a. Verzocht wordt onderstaande opmerkingen te verwerken in het bestemmingsplan:

1. In de Korenbrugstraat aan de zijde met onevennummers is de functie-aanduiding (h3) en (sh hov) aangegeven. Dit is niet juist. Slechts een café aan deze zijde heeft een horeca-functie op de verdieping.

2. Niet duidelijk is op Verbeelding 2 , welke functieaanduiding hoort, bij welk perceelsnummer voor wat betreft de locatie Vismarkt. Op dit moment is sprake van detailhandel en horeca van categorie 2.

3. Op Molenstraat 10 is de functie-aanduiding bedrijf aangegeven, terwijl de huidige bestemming detailhandel en de eerste etage wonen is.

4. In de Karrenstraat staat twee keer de horecafunctie h4a aangegeven. Niet is aangegeven, dat voor Karrenstraat 1 t/m 5 sprake is van een nachtvergunning en dat het perceel Karrenstraat 77 t/m 81 geen nachtvergunning heeft.

5. Voor Snellestraat 45 t/m 47 wordt een functie-aanduiding horeca gegeven, terwijl hier geen horecafunctie zit.

6. In de lijst van gebouwen staat bij Kruisstraat 16 niet vermeld, dat sprake is van een gemeentemonument.

7. In de lijst van gebouwen binnenstad staat bij Parklaan 20 niet vermeld, dat sprake is van twee bouwlagen.

Commentaar Ad 1) Het is juist, dat slechts een café aan deze zijde een horeca-functie op de verdieping heeft. De aanduiding op de verbeelding 'horeca op de verdieping' blijkt in de gevallen, waar op de begane grond ook reeds ook een horecabedrijf is gevestigd, tot onduidelijkheden te leiden. Daarom is thans aan de plantoelichting een bijlage toegevoegd, die een overzicht geeft van panden, waar zowel op de begane grond als op de verdieping sprake is van horeca.

Ad 2) De verbeelding is op dit punt verbeterd. Hierbij zij opgemerkt, dat een gedetailleerde raadpleging het beste kan plaatsvinden langs digitale wijze. Hierbij wordt ambtelijke ondersteuning aangeboden, indien de digitale raadpleging als problematisch wordt ondervonden.

Ad 3) De verbeelding is thans gecorrigeerd.

Ad 4) Sluitingstijden van horecabedrijven wordt niet via het bestemmingsplan geregeld, maar via vergunningverlening ingevolge de Drank- en Horecawet en exploitatievergunning. Vermelding daarvan is dus voor de regels in het bestemmingsplan niet relevant.

Ad 5) Voor dit pand is wel een horecavergunning afgegeven.

Ad 6) Zoals aangegeven op het Overzicht van Rijks- en Gemeentelijke monumenten betreft het hier inderdaad een gemeentelijk monument. De lijst van gebouwen is thans op dit punt gecorrigeerd.

Ad 7) De bedoelde tweede bouwlaag zit voor een groot deel onder de kap en kan daarom niet als een volledige bouwlaag worden aangemerkt. De weergave is de lijst van gebouwen is daarom correct.

Reactie b. Niet is aangegeven, waar de horecaconcentratiegebieden liggen. Gaarne op een verbeelding aangeven in het bestemmingsplan.

Commentaar Zoals hiervoor onder 10.2.1.1 Doelstelling bestemmingsplan is uiteengezet is de wijze van regeling van de horeca binnen en buiten horecaconcentratiegebieden in het bestemmingsplan hetzelfde. Aanwijzing van horecaconcentratiegebieden gebeurt op grond van de Horecaverordening en kan van belang zijn bij de vergunningverlening op basis van de Horecaverordening. De aanwijzing van het gebied staat dus los van het bestemmingsplan. Horecaconcentratiegebieden zijn dus niet afgebeeld in het bestemmingsplan, omdat de aanwijzing daarvan geen directe relatie heeft met het bestemmingsplan.

22 H. Wolvers en I. van den Hurk

Reactie

Een aantal percelen zijn in groen gemarkeerd en in rood genummerd. Toelichting:

1. Lange Putstraat 2a en 4 (hun pand). Staat in het voorontwerp genummerd als 6

2. Lange Putstraat 22/22a. In het voorontwerp aangeduid met h=2, terwijl hier geen horecabestemming op zit.

3. Hoek Verwersstraat en Lange Putstraat. Aanduiding onduidelijk, maar er lijkt een h=2 bestemming te zitten op de panden Verwersstraat 46 t/ 62 en Lange Putstraat 1 t/m 9a en b. Dit is niet juist. Er rust alleen een horecabestemming op de panden:

- Verwersstraat 46, 48, en 58

- Lange Putstraat 1, 3, 5, en 7.

Verzocht wordt een en ander te corrigeren.

Commentaar Dank voor de inbreng op detailniveau. Op deze wijze wordt een belangrijke bijdrage geleverd voor verbeteringen van het ontwerp. De opmerkingen zijn als volgt verwerkt in het ontwerp:

1. Om verwarring te voorkomen is in het voorontwerp aangegeven huisnummering gecorrigeerd.

2. Horeca-aanduiding is thans verwijderd.

3. De wijze waarop de aanduidingen in het voorontwerp op perceelsniveau zijn weergegeven, blijkt onjuist te zijn. Dit is thans gecorrigeerd, waardoor de horeca aanduiding thans is beperkt tot de in de zienswijze genoemde panden.

Mondelinge inspraakreacties

1. K. Scheers

Reactie Het pand Pensmarkt 13 heeft ten onrechte de aanduiding horeca 3 gekregen; het betreft hier een winkel. Dit geldt ook voor het pand Markt 19.

Commentaar De opmerking betreffende Pensmarkt 13 is terecht. Dit is thans gecorrigeerd. Het pand Markt 19 is inderdaad een winkel, maar heeft geen horeca-aanduiding.

Bijlage 1 Lijst Van Gebouwen Binnenstad Met Hoogtematen En Aantal Bouwlagen

Bijlage 1 Lijst van gebouwen binnenstad met hoogtematen en aantal bouwlagen

Bijlage 2 Stegenkaart

Bijlage 2 Stegenkaart

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging"

Bijlage 1 Archeologische Beleidskaart Binnenstad

Bijlage 1 Archeologische beleidskaart binnenstad

Bijlage 2 Monumentenkaart

Bijlage 2 Monumentenkaart

Bijlage 3 Bouwhistorische Waardenkaart

Bijlage 3 Bouwhistorische waardenkaart

Bijlage 4 Uitgangspunten Watertoets Waterschap Aa En Maas

Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal uitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier invulling aan te geven:



1. Wateroverlastvrij bestemmen


Bij de locatiekeuze voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In eerste instantie zal bij de locatiekeuze van een ontwikkeling gezocht moeten worden naar een plek 'die hoog en droog genoeg' is. Mocht dit echter niet mogelijk of wenselijk zijn, dan zal in de compenserende of mitigerende sfeer gezocht moeten worden naar maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Liever nog dan mitigeren of compenseren, wordt bij voorkeur gebouwd op locaties die als gevolg van hun ligging nú al voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie.



2. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater


Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse kan een compromis gesloten worden, waarbij de minimale inzet (in bestaand bebouwd gebied) is om het vuile en het schone water gescheiden aan te bieden op het (reeds aanwezige) gemengde rioolstelsel. Het waterschap zal echter niet akkoord gaan met de aanleg van nieuwe gemengde rioolstelsels.



3. Doorlopen van de afwegingsstappen: "hergebruik - infiltratie - buffering -afvoer"


In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer" (afgeleid van de trits "vasthouden - bergen - afvoeren") doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt voornamelijk overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen ed. Voor particuliere woningen wordt dit, ook gezien de landelijke ervaringen met grijswatersystemen, niet gestimuleerd.


Binnen grondwaterbeschermingsgebieden kunnen door de grondwaterbeheerder (provincie) aanvullende kwalitatieve eisen gesteld worden in de Provinciale Milieu Verordening. Ook kan een vergunning nodig zijn van de grondwaterbeheerder.



4. Hydrologisch neutraal ontwikkelen


Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) niet verlaagd worden en mag bijvoorbeeld bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer in de normale situatie niet overschreden worden. Het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden en in poldergebieden worden seizoensfluctuaties toegestaan.



5. Water als kans


"Water" wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem ("er moet ook ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur"). Dat is erg jammer, want "water" kan ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. Zo is 'wonen aan het water' erg gewild, een mooie waterpartij met bijbehorend groen wordt door vele inwoners gewaardeerd.


6. Meervoudig ruimtegebruik


"Er moet ruimte voor water gecreëerd worden, en m2 zijn duur". Maar door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het "verlies" van m2 als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Zo is het in bepaalde gevallen mogelijk om het flauwe talud ook te gebruiken als onderhoudsstrook. Flauwe taluds geven veel ruimte voor buffering van water, maar zijn ook te gebruiken voor recreatieve doeleinden (een fietspad dat af en toe niet te gebruiken is).


7. Voorkomen van vervuiling


Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Deze bronaanpak is ook verwoord in het Emissiebeheersplan. Het waterschap besteedt hier reeds aandacht aan in de fase van de watertoets, zodat dit aspect als randvoorwaarde kan worden meegenomen in het verdere ontwerpproces.


8. Waterschapsbelangen


Er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Dit betreft het volgende:

  1. a. ruimteclaims voor waterberging
  2. b. ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel
  3. c. aanwezigheid en ligging watersysteem
  4. d. aanwezigheid en ligging waterkeringen
  5. e. aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims tbv de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.

Bijlage 5 Verslag Inspraakavond

VERSLAG inspraakavond voorontwerp bestemmingsplan binnenstad
d.d. 25 januari 2012 te 's-Hertogenbosch

1. Opening en vaststellen agenda
1.1 Toon van den Brink, avondvoorzitter, opent de bijeenkomst en heet aanwezigen welkom. Hij geeft het woord aan wethouder Snijders.
Wethouder Snijders heet iedereen welkom en geeft aan dat een nieuwe wet vanuit de Rijksoverheid gemeenten verplicht tot het hebben van actuele bestemmingsplannen, welke niet meer ouder dan 10 jaar mogen zijn en allen volgens landelijk gelijke richtlijnen zijn ingedeeld; enkele kernwoorden: eenvoud en standaardisering.
Het bestemmingsplan voor de binnenstad is het meest uitgebreide en ingewikkelde bestemmingsplan binnen de gemeente 's-Hertogenbosch; van alle panden is de hoogte opnieuw ingemeten, er is veel handmatig telwerk, het betreft ruim 8000 adressen. Het betreft het hele gebied binnen de stadswallen met uitzondering van het GZG terrein en het terrein aan de Hekellaan (parkeergarage).
Wethouder benadrukt dat bestaande rechten worden vastgelegd en geen nieuwe plannen worden toegelaten; “beschermen waar nodig en ontwikkelen waar mogelijk”. Er worden heldere afspraken over dakterrassen vastgelegd en rechtsbescherming van burgers waar het gaat om horeca en seksinrichtingen; deze worden gekoppeld aan het pand en niet meer aan een blok van panden. Wethouder geeft het woord aan Willem van der Velden die aan de hand van een presentatie de kaarten van de binnenstad laat zien.
2. Presentatie Willem van der Velden
2.1 Willem van der Velden meldt dat er discussie is geweest over het Zuidwalgebied; dit gebied is er eerst uitgehaald maar na een discussie en het feit dat het bestemmingsplan herzien moest worden, is het toch toegevoegd aan de bestemmingsplan Binnenstad.
De heer Van der Velden vervolgt dat veel panden in de binnenstad interessante zaken als mooie oude plafonds zullen hebben welke nu achter bijvoorbeeld een systeemplafond verscholen zitten. Gemeente zet zich actief in als het gaat om archeologische waardebepaling.
Hij noemt een aantal aandachtspunten welke specifiek gelden voor de binnenstad: het samenvoegen van panden en het afsluiten van stegen is geregeld. Ook is er specifiek vastgelegd dat de bestemming seksinrichting of horeca op het pand gevestigd zit.
2.2 Planning:
Inloopavonden op: 31 januari en 2 februari in de hal van het Stadskantoor van 17 tot 19 uur
Zienswijze vanavond bij notuliste noteren of schriftelijk binnen 6 weken naar het College sturen
Voor de zomer van 2012: streven ontwerp bestemmingsplan gereed te hebben
Na zomervakantie ter visielegging ontwerp bestemmingsplan
Vaststellen door Gemeente raad begin 2013
Willem van der Velden laat zien hoe inwoners via de website de plankaarten kunnen vinden.
Een aanwezige informeert of het beeldbepalend stadsgezicht ook via de website te vinden is. Gemeente laat weten dat het beschermd stadsgezicht betreft. Daarbij wordt opgemerkt dat het Rijk geen monumenten meer aanwijst; Gemeenten doen dat soms nog wel.
3. Er wordt kort een pauze gehouden. Na de pauze is er gelegenheid tot inspraak
3.1 De volgende opmerkingen worden gemaakt:
Een inwoonster geeft aan dat her en der in de tuinen een percentage van 15% staat vermeld; zij vraagt of dit de verdichting betreft.
Wethouder Snijders: het gaat om het bebouwingspercentage. 30% is meestal geldend voor een woonbestemming.
Een inwoner geeft aan dat hij op de website geen overzicht kan vinden van belangrijke binnenstadstuinen
Gemeente: dat wat groen is ingekleurd betreft tuinen; zoals bijvoorbeeld de tuin bij Marienburg met code 0% omdat daar niet gebouwd mag worden
De heer Paanakker complimenteert gemeente met het werk dat gemaakt wordt om van alle diverse bestemmingsplannen nu terug te gaan naar 1 bestemmingsplan voor de hele binnenstad. Ook is hij verheugd dat nu eindelijk duidelijk is wat de binnenstad is. Hij vervolgt dat hij teleurgesteld is in de gemeente dat n.a.v. de bijeenkomst van 2 jaar geleden over de Zuidwal geen reactie meer is geweest vanuit de Gemeente op de gegeven zienswijze. Hij zou het erg op prijs stellen alsnog antwoord te krijgen op de zienswijze.
Wethouder Snijders: voor 2008 zijn veel plannen in procedure gebracht. Het idee was toen het zuidwalkwartier te gaan ontwikkelen en daarop is een inspraakavond geweest. Vervolgens is een stevige discussie ontstaan over het KPN terrein. Het pand mocht niet gesloopt worden vanwege de historische waarde. Daarna is er op economisch gebied veel veranderd; de markt is sterk veranderd en gemeenten moeten heel goed kijken of ontwikkelingen economisch gezien haalbaar zijn. Dit heeft ondermeer geleid tot het maken van keuze tussen het GZG terrein en het Zuidwalkwartier. Gemeente heeft gekozen voor het GZG terrein en heeft daarmee de ontwikkelingen voor het KPN terrein “in de ijskast” gezet omdat voor beide terreinen eenzelfde soort woningen bedacht zijn en daar nu geen afzetmarkt voor is.
De heer Paanakker vervolgt dat voor hem vooral het pijnpunt zit dat hij alleen een ontvangstbevestiging heeft gehad op de inspraak en daarna niets meer vernomen heeft.
Wethouder zegt toe dat er alsnog een vervolgbrief uitgaat vanuit Gemeente
De heer Walta heeft de plannen bekeken en mist zaken over luchtverontreiniging en geluidsoverlast. Wordt nogal laconiek over gedaan; dat auto's schoner en stiller worden. De heer Walta gelooft echter niet dat het beter wordt.
Gemeente : het is een beheersplan dus leggen we vast wat vastligt. Essentie van het milieuverhaal is, dat de verwachting is, dat het minder wordt. Dat heeft echter geen juridische status. Als voorbeeld wordt genoemd de afname van het verkeer op het Heetmanplein sinds de nieuwe randweg open is. Wethouder vult hierop aan dat bij elke nieuwe ontwikkeling in de stad opnieuw gekeken wordt naar het milieuverhaal.
Een aanwezige merkt op dat kleine tuinen bij woningen geel ingekleurd zijn en tuinen bij een kantoor paars ingekleurd zijn. Hij vraagt zich af of ingeval van een erfdienstbaarheid “paars” ook kantoor kan worden of dat de erfdienstbaarheid zwaarder weegt.
Gemeente: over erfdienstbaarheden wordt niets in bestemmingsplan gezegd. Voorbeeld: Hof van Zevenbergen is een kantoorpand; kleur is paars maar het is wel tuin. Alle tuinen bij bestemming wonen hebben dezelfde kleur.
Wethouder vult aan dat dit juridisch ingewikkeld is en stelt voor na afloop hier nog nader op in te zoomen.
De heer Verzandvoort benadrukt dat de bordeelbestemming op Westwal 21 en 21a is vervallen. Hij wil van Gemeente de bevestiging hebben dat het niet op die bestemming terugkomt of dat het elders in de buurt weer geopend kan worden.
Wethouder Snijders benadrukt dat hij niet bang hoeft te zijn dat de sexinrichting daar terugkomt; noch in hetzelfde pand nog in hetzelfde blok van panden waar het nu gevestigd is geweest.
Bewoner van de Vughterstraat informeert hoe de scheiding gemaakt is in de Vughterstraat tussen centrumbestemmingen en later woonbestemming; hoe bewust is de scheiding gemaakt; wat is centrum en waar ligt de grens?
Gemeente: Hinthamerstraat, Vughterstraat en Orthenstraat hebben diezelfde inrichting; centrumdoeleinden zijn mogelijk maar wie woont mag blijven wonen
Opmerking: van het Centrum naar de Parklaan; waarom ligt de grens daar; hoe is deze grens gekozen?
Gemeente: Er is een winkelgebied met uitloop daarom heen. Wanneer meneer van mening is dat de scheiding ergens anders moet liggen dan ziet Gemeente dat graag als inspraak tegemoet of tijdens een gesprek kan hier nader over gesproken worden.
De heer Paanakker betreurt het dat er slecht een 25-tal mensen aanwezig zijn. Hij mist bijvoorbeeld de verenigingen uit de binnenstad zoals Hartje, BLB en anderen.
Wethouder Snijders geeft aan dat met de winkeliersverenigingen, BLB en anderen vooraf gesproken is.
Een bewoner informeert: wonen boven winkels bevorderen zou meer aandacht krijgen; is daar in het bestemmingsplan ook meer ruimte voor?
Gemeente: Ja, de woondeken is mogelijk gemaakt, behoudens bij bestemming warenhuizen. Verder wordt wonen op de verdiepingen bijna overal toegestaan met voorwaarden dat het goed geregeld is.
Een aanwezige informeert waar de cultuurhistorische zone loopt
Gemeente: het gaat om de middeleeuwse structuur, bijvoorbeeld de Orthenstraat/Hinthamerstraat waar het oude verkavelingspatroon nog aanwezig is. Daar zijn vaak binnenmuren nog origineel aanwezig. Gemeente wil graag weten wat er in de huizen aan cultuurhistorische waarde zit – het is ook van economische waarde van de binnenstad. We onderscheiden ons daarin van andere steden.
Een aanwezige bewoner: er zijn voorbeelden van cultuurhistorische zaken die afgebroken zijn.
Wethouder geeft aan dat Rijks- en cultuurhistorische bescherming er is maar dat zegt niet dat er helemaal niets meer kan; per particulier worden wensen bekeken. Er kan dus niet vastgelegd worden dat er nooit meer zoiets gebeurd.
4. Afsluiting
4.1 De avond wordt afgesloten met de mededeling dat het dus een conserverend bestemmingsplan is. Er komt nog een ontwerp waarop ook nog ingesproken kan worden. Voorzitter dankt eenieder voor de komst.
5. Adressen voor het verslag
5.1 De volgende mensen willen graag het verslag ontvangen:
De heer J. Verzandvoort
Westwal 22
5211 DB 's-Hertogenbosch
De heer G. Paanakker
St. Jorisstraat 78
5211 HB 's-Hertogenbosch
De heer J. Walta
St. Jorisstraat 80
5211 HB 's-Hertogenbosch

Bijlage 6 Overzicht Horecapanden Met Horeca Op De Verdieping

OVERZICHT HORECAPANDEN MET HORECA OP VERDIEPINGEN
STRAAT NR NAAM
Achter het Stadhuis 10 EETCAFE GROOTE GENOEGEN
Hinthamerstraat 40 DE ROOSEKRANS *
Hinthamerstraat 210 RESTAURANT Tapas
Jeroen Boschplein 2 JEROEN BOSCH ART CENTER (MUSEUM ST JACOB D
Karrenstraat 77 EIVISSA
Kerkstraat 54 CANTINA SAN JUAN
Kerkstraat 85 GRIEKS REST. RHODOS
Korenbrugstraat 16 SIRTAKI
Korenbrugstraat 7 BAR LE DUC
Korte Putstraat 4 THE SUSHI LOUNGE
Korte Putstraat 6 ROELS
Korte Putstraat 9 DE BOSSCHE EETKAMER
Korte Putstraat 10 Soetelief
Korte Putstraat 13 IN DEN ZEVENDEN HEMEL
Korte Putstraat 19 BAR BISTRO ALLERLEI EN VISSERIJ
Korte Putstraat 21 RESTAURANT DE VISSERIJ zie nr 19 : een pand
Korte Putstraat 24 RESTAURANT PROEVERIJ KLASSIEK
Korte Putstraat 26 BRASSERIE "DE BRETON"
Korte Putstraat 27 RESTAURANT LOKAAL 1650
Korte Putstraat 11 CAFE 'T PANTOFFELTJE
Korte Putstraat 25 CAFE KLASSIEK
Kruisstraat 31 CHIN.IND.REST.HET OOSTEN KAKAMA ASIAN FUSION
Kruisstraat 37 RESTAURANTE BELLAGIO DEN BOSCH
Lange Putstraat 3 TIGI
Markt 34 BRASSERIE COQUILLE
Markt 38 BROODJESZAAK 'T OPKIKKERTJE
Markt 45 MCDONALD'S NEDERLAND BV
Markt 51 HOTEL CENTRAL
Oude Dieze 23 RESTAURANT BRASSERIE HET DIEZEHUYS
Parade 6 GRAND CAFE SILVA DUCIS
Parade 23 THEATER AAN DE PARADE
Snellestraat 28 REST.MEPRISE
Torenstraat 5 PILKINGTON'S
Torenstraat 11 LA MERE
Uilenburg 4 JAPANS RESTAURANT SHIRO
Verwersstraat 18 PUUR
Vughterstraat 100 GL DE VIER AZEN
Wolvenhoek 6 HH GREMIO UNIO
* Hier is sprake van een tussenverdieping