KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Plan
1.2 Doel Van Het Plan
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.5 Inhoud Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
2.4 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Alternatieven
4.2 Locatie 4
Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten En Waarden
5.1 Luchtkwaliteit
5.2 Geluid
5.3 Bodem
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Natuur
5.6 Duurzaamheid En Energie
5.7 Kabels, Leidingen En Straalpaden
5.8 Archeologie
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
7.1 Inleiding
7.2 Inleidende Regels
7.3 Bestemmingsregels
7.4 Algemene Regels
7.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Vooroverleg
9.2 Inspraak
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 1 Kwantitatieve Risicoanalyse Voor Bp Lpg Station Te Rosmalen
Bijlage 2 Advies Brandweer

Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan

Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Onherroepelijk op 24-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan van de gemeente 's-Hertogenbosch.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.5 bebouwingspercentage

een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.

1.6 beperkt kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002159-1501 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bijgebouw:

een aanbouw, een uitbouw en een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.19 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 erf:

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden opgericht krachtens de vigerende woonbestemming.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoekperceel:

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied.

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.25 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.26 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' zoals deze is vastgesteld op 27 mei 2004 en bekendgemaakt in de staatscourant nummer 250 op 10 juni 2004.

1.27 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken.

1.28 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.29 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.30 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.31 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.32 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

1.33 voorgevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.

1.34 wijkspeelplaats:

speel- en ontmoetingsvoorzieningen voor alle leeftijden (jonge kinderen, schoolkinderen, jongeren en volwassenen).

1.35 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.5 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.9 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' een verkooppunt voor motorbrandstoffen met bijbehorende voorzieningen, het daarmee samenhangend gebruik van de grond en bouwwerken en de met deze activiteiten samenhangende verkoop van weggebonden assortiment goederen alsmede rookartikelen en kleine etens- en drinkwaren;
  3. c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  4. d. met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 3.2.1 onder a, mits:

  1. a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien; en
  2. b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Het gebruik van het perceel conform de bestemming is alleen dan toegestaan indien een beplantingshaag wordt aangelegd en in stand wordt gehouden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - structureel randgroen' in de bestemming Groen in het kader van de lanschappelijke inpassing van de gronden. De beplantingshaag dient ten minste te bestaan uit minimaal twee meter hoogopgaand struikgewas.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft;
  2. b. Met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen(voorziening);
  2. b. park;
  3. c. plantsoen;
  4. d. een beplantingsstrook, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - structureel randgroen'
  5. e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen (waaronder wijkspeelplaatsen), openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke;

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in lid 4.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen;
  2. b. wegverkeer;
  3. c. verblijfsgebied;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in lid 5.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Veiligheidszone-lpg

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' dat geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht in verband met de bescherming van het woon- en leefklimaat vanwege een LPG-installatie.

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan
    10 meter;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% bedraagt;
    2. 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Met een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening, het doel van het plan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt.

1.1 Aanleiding Voor Het Plan

In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) heeft het kabinet de lijnen uitgezet van het externe veiligheidsbeleid. In dit beleid is onder andere opgenomen dat burgers voor de veiligheid van hun woonomgeving mogen rekenen op een minimumbeschermingsniveau en een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers. Op basis van dit beleid zijn in zogenaamde Ketenstudies voor LPG-autogas in Nederland de knelpunten ten aanzien van externe veiligheid in beeld gebracht.

Voor het tankstation aan de Jan Heijmanslaan is een overschrijding van de maximale bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied (150 meter) geconstateerd die op basis van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico is toegestaan. Vervolgens is met een kwalitatieve risicoanalyse (QRA) het groepsrisico bepaald. Hieruit blijkt dat in de huidige situatie de oriënterende waarde van het groepsrisico fors wordt overschreden. Door deze forse overschrijding moet de milieuvergunning voor het tankstation worden aangepast. Maatregelen zijn nodig om de situatie veiliger te maken. Door het verplaatsen van de opslagtank kan het groepsrisico onder de oriënterende waarde worden gebracht. Daarmee ontstaat een beduidend veiligere situatie dan nu het geval is.

1.2 Doel Van Het Plan

Doel van bestemmingsplan "Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan" is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de verplaatsing van de LPG-opslagtank aan de Jan Heijmanslaan naar het langs de Jan Heijmanslaan gelegen openbaar groen.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan "Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan" heeft betrekking op de LPG-opslagtank behorende bij het tankstation aan de Jan Heijmanslaan in Hintham. De begrenzing van het plangebied is op het hierna volgende kaartje aangegeven en wordt gevormd door:

  • in het noorden: de noordelijke perceelsgrens van het tankstation aan de Jan Heijmanslaan en (het verlengde van) de zijgevel van de flat aan Hoogveld;
  • in het oosten: de groenstrook ten oosten van het parkeerterrein behorende bij de flat aan Hoogveld;
  • in het zuiden: de perceelsgrens van de woningen die ten zuiden van de Jan Heijmanslaan zijn gelegen;
  • in het westen: de westelijke perceelsgrens van het tankstation aan de Jan Heijmanslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002159-1501_0001.jpg"

Figuur 1: plangebied bestemmingsplan "Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan"

1.4 Geldend Bestemmingsplan

In het plangebied geldt één bestemmingsplan dat voor wat betreft het plangebied door het bestemmingsplan "Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan" wordt vervangen:

  • Hintham, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 juli 2009.

1.5 Inhoud Van De Toelichting

In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan aangegeven. Verder werd het doel, dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd, omschreven.

Om deze in een bestemmingsplan gestalte te geven, wordt de bestaande situatie beschreven in hoofdstuk 2 en wordt in hoofdstuk 3 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op het plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. In hoofdstuk 4 wordt een planbeschrijving gegeven, waarin de verplaatsing van de LPG-opslagtank verder wordt uitgewerkt. In hoofdstuk wordt 5 een beeld gegeven van het op het milieu toegespitste beleid en de in regelgeving gestelde milieukwaliteitseisen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de waterparagraaf behandeld.

In de juridische paragraaf in hoofdstuk 7 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit de beleidsuitspraken afgeleid zijn, dit mede tegen de achtergrond van de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkeling. De daarbij van toepassing zijnde milieukwaliteitseisen zijn bij het afwegingsproces betrokken. Tevens wordt een toelichting op de bestemmingen en de opzet van de bestemmingsregels gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 8 ingegaan. Tot slot wordt in hoofdstuk 9 het resultaat van overleg en inspraak weergegeven.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

In dit hoofdstuk wordt allereerst de ontstaansgeschiedenis van Hintham, waarvan het plangebied deel uitmaakt, kort belicht. Vervolgens komt de huidige situatie met betrekking tot de ruimtelijke structuur en de functionele structuur aan de orde.

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het historische dorp Hintham is in zijn geheel verweven geraakt met het steeds verder uitdijende stadslichaam van 's-Hertogenbosch. Hintham maakte al in de middeleeuwen deel uit van de Heerlijkheid 's-Hertogenbosch.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002159-1501_0002.jpg"

Figuur 2: Historische kaart dorp Hintham

Hintham ligt aan de rand van de polder van het rivierengebied. De bebouwing heeft zich vanaf 1300 ontwikkeld op de hoger gelegen dekzandruggen en dijken. Het straatdorp ontwikkelde zich langs de belangrijke verbinding van 's-Hertogenbosch via Grave naar Nijmegen. Langs de Graafsebaan ontstond lineaire bebouwing. Vanuit het dorp was er een verbinding met Rosmalen via de Tweeberg, de Rosmalense dijk en de Dorpsstraat. Deze structuur is inmiddels sterk aangetast door de aanleg van de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Nijmegen en van de snelweg A2. Vanuit Hintham werd begin negentiende eeuw de eerste provinciale weg via de Wamberg (Oude Bossche Baan) en Berlicum naar kasteel Heeswijk aangelegd (Gouverneursweg).

Het buurtschap Hintham behoorde oorspronkelijk bij de parochie van Sint-Lambertus (Rosmalen). Rond 1900 telde het dorp ongeveer 600 inwoners. In 1910 kreeg de gemeenschap een eigen kerk en ontstond de
St. Annaparochie van Hintham. De ontwikkeling van het verkeer zorgde voor een steeds scherpere tweedeling van het dorp.

Kort na de oorlog kreeg het dorp een bescheiden uitbreiding aan de noordzijde, beter bekend onder de naam Heijmansdorp (Wilhelminastraat). Hintham-zuid werd in de jaren zestig van de vorige eeuw ontwikkeld. De ophoging geschiedde met zand uit de Steenen Kameren Plas. Deze plas diende tevens als zandvang ter voorkoming van het dichtslibben van het riviertje De Aa. De wijk werd aanvankelijk opgezet voor de vrije sector, maar uiteindelijk voorzag het programma ook in sociale woningbouw. De eerste flatwoningen verschenen op Rosmalens grondgebied. Het plan bevatte naast woningen ook winkels, scholen en voorzieningen.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Bebouwingsstructuur

De meest omvangrijke uitbreiding van Hintham vond plaats in de jaren zestig van de vorige eeuw door de bouw van Hintham-zuid. De wijk kent een mix van koop- en huurwoningen, waarbij de eerste grotendeels in de vorm van rijwoningen en de laatste grotendeels in de vorm van grote flatgebouwen. Dit waren overigens de eerste flatwoningen op Rosmalens grondgebied.

De nieuwe woonwijk werd gekenmerkt door de vele herhalingen van groepen woningrijtjes (stempels) en de situering van flatwoningen op rasterpatronen. Er is sprake van sobere architectuur, gericht op een snelle bouwproductie. Kenmerkend hierbij is met name de horizontale, eenvoudige gevelopbouw tussen de woningscheidende wanden. De grondgebonden woningen in dit woongebied waren oorspronkelijk vrijwel allemaal plat. In de loop der jaren heeft een groot deel van de bewoners de woning uitgebreid met een opbouw. Zeer kenmerkend is dat alle opbouwen op dezelfde manier zijn gerealiseerd.

De flatgebouwen liggen aan de oostzijde van het woongebied, nabij de snelweg A2 en met name aan de noord- en westzijde van het plangebied. Binnen het plangebied wordt de enige bebouwing gevormd door het tankstation aan de Jan Heijmanslaan.

2.2.2 Wegenstructuur

Verkeersroutes

De weg Hintham, net buiten het plangebied, behoort tot de belangrijke radialen in de stad. Een radiaal is een weg die al van oudsher een belangrijke verbinding vormt tussen het buitengebied en het centrum. Deze wegen zijn niet alleen van belang voor het autoverkeer, maar ook voor het langzaam verkeer en het openbaar vervoer. De Jan Heijmanslaan is aangewezen als hoofdverkeersroute op wijkniveau. Op deze weg geldt een maximale snelheid van 50 km/u.

Een aantal wegen in en rondom het plangebied maakt deel uit van hoofdfietsnetwerk. Het gaat om de Jan Heijmanslaan, Hintham en het fietspad in de naast de A2 gelegen groenstructuur. De fietsvoorzieningen zijn, of worden, op een kwalitatief hoogwaardig niveau ingericht.

Parkeren

De openbare ruimte in Hintham is vooral ingericht voor rijdende en geparkeerde auto's. In de huidige situatie is sprake van een hoge parkeerdruk, maar er is weinig ruimte voor aanleg van extra parkeerplaatsen. Dit zou vooral ten koste van het aanwezige groen gaan. Binnen het plangebied is een deel van het parkeerterrein behorende bij de flat aan Hoogveld opgenomen.

2.2.3 Groen- en waterstructuur

Het groen in en om de stad 's-Hertogenbosch verhoogt de leefbaarheid in de stad en heeft een recreatieve functie voor de bewoners. De Bossche Buitens vormen de belangrijkste elementen van de groenstructuur in het buitengebied van 's-Hertogenbosch. De stedelijke groenstructuur bestaat uit lange lijnen (droog en nat) die door de stad lopen naast brede of grotere groenplekken, zoals de parken en zandwinplassen. In het bestemmingsplangebied zijn geen van deze groene routes op het schaalniveau van de stad aanwezig.

Structurerend voor Hintham als geheel is de grote groenzone tussen de wijk en de snelweg A2, die dienst doet als buffer. Hier zijn diverse speel- en wandelvoorzieningen aanwezig. De hoogbouw rondom het tankstation, alsmede de locatie waarnaar de LPG-opslagtank verplaatst wordt, zijn in een groene setting gesitueerd.

In en rondom het plangebied zijn nauwelijks waterlopen aanwezig.

2.3 Functionele Structuur

2.3.1 Bedrijven en werkgelegenheid

Aan de Jan Heijmanslaan 92 is een tankstation van BP gevestigd. Bij dit tankstation wordt ook LPG verkocht.

2.4 Cultuurhistorie

In de voorafgaande paragrafen is omschreven hoe Hintham, waarvan het plangebied deel uitmaakt, is ontstaan en wat de belangrijkste functionele en ruimtelijke karakteristieken zijn. Vanuit cultureel en historisch oogpunt gezien is echter niet alles van evenveel “waarde”.

Het gebied Hintham-zuid, waarvan het plangebied deel van uitmaakt, is grotendeels gebouwd in de jaren '60 van de vorige eeuw. Dit gebied bestaat uit een min of meer rastervormig stratenpatroon met bebouwing die voornamelijk bestaat uit een aantal varianten op één en hetzelfde woningtype en flats. Binnen het plangebied vormt het tankstation de enige bebouwing.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur beschreven. Voor verschillende onderwerpen, die betrekking hebben op ruimtelijke ordening, is door de gemeente 's-Hertogenbosch beleid geformuleerd. Een gedeelte van dit beleid krijgt rechtstreeks een juridische vertaling in de regels van het nieuwe bestemmingsplan. Een groot deel van het beleid kan echter niet rechtstreeks vertaald worden in de regels van het bestemmingsplan. Dit beleid heeft echter wel invloed op de opzet en inhoud van het bestemmingsplan. De bestemmingen dienen dermate flexibel te zijn, dat de mogelijkheid bestaat om beleid ook daadwerkelijk uit te voeren.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

In april 2004 is de Nota Ruimte verschenen. Hierin heeft het ministerie van VROM de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle groengebieden en veiligheid.

Op het gebied van verstedelijking zet de Nota Ruimte in op een voortzetting van het bundelingsprincipe. Bundeling draagt bij aan economische schaalvoordelen en benutting van (overheids)investeringen in voorzieningen (zoals die in infrastructuur), versterkt het draagvlak voor diverse stedelijke voorzieningen en beperkt de druk op de landelijke gebieden. De Nota Ruimte kent zes nationale stedelijke netwerken, waaronder Brabant-Stad (Breda, Tilburg, 's-Hertogenbosch en Eindhoven). De ontwikkeling van deze netwerken heeft prioriteit.

Binnen elk nationaal stedelijk netwerk geeft het rijk indicatief een aantal gebieden aan waar de verstedelijking wordt gebundeld. Provincies, WGR-plusregio's en gemeenten leggen deze bundelingsgebieden vast in hun plannen en werken het verstedelijkingsbeleid verder uit. Het is niet de bedoeling dat de bundelingsgebieden helemaal verstedelijken. Weliswaar ligt de nadruk op verstedelijking, maar er moet ook ruimte worden gepland voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. In de bundelingsgebieden moeten stad en land in samenhang worden ontwikkeld.

In het bestemmingsplan "Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan" is het beleid uit de Nota Ruimte niet direct vertaald. De bestaande functies en kwaliteiten zijn in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. Daarnaast wordt de verplaatsing van de LPG-opslagtank juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De Interimstructuurvisie Brabant in ontwikkeling, Paraplunota ruimtelijke ordening en het uitwerkingsplan Waalboss zijn vervangen door de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (Structuurvisie RO).

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant

Met de Wet ruimtelijke ordening is het vastleggen van het provinciale beleid en het doorvertalen daarvan naar een lager bestuursniveau veranderd. In de provinciale structuurvisie wordt het provinciale beleid vastgelegd. Daarnaast worden in de provinciale verordening instructieregels opgenomen waarmee de binding van de lagere overheden aan het provinciale beleid juridisch kan worden vastgelegd.

In de provinciale verordening is primair het bestaande provinciale beleid zoals dat in de Interimstructuurvisie "Brabant in Ontwikkeling" is beschreven, vastgelegd. Het hoofddoel is een zorgvuldiger gebruik van de ruimte. Dit beleid is gericht op de versterking van de stedelijke structuur en het open houden van het landelijke gebied. Daartoe zijn stedelijke en landelijke regio's aangewezen.

In de verordening is het plangebied aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening ruimte specifieke regels voor nieuwbouw van woningen en aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties, regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties en regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijke regio's.

In de verordening zijn geen specifieke regels opgenomen met betrekking tot de verplaatsing van de LPG-opslagtank. Wel zijn er regels opgenomen over het omgaan met archeologische en/of cultuurhistorische waarden. Het bestemmingsplan Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan houdt hier rekening mee doordat in paragraaf 5.8 van de toelichting wordt ingegaan op het onderwerp "archeologie". Bovendien is op de verbeelding in combinatie met de planregels, voor een deel van het plangebied een vergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, waarmee (eventuele) archeologische waarden beschermd worden.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Ruimtelijk beleid

3.3.2 Openbare ruimte en groen

3.3.3 Economisch beleid

3.3.4 Verkeersbeleid

3.3.5 Welstandsnota

In het bestemmingsplan voor Hintham worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De architectonische verschijningsvorm wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota.

In de welstandsnota die voor de gemeente 's-Hertogenbosch is opgesteld, zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische welstandscriteria opgenomen.

In de gebiedsuitwerking voor Hintham (uitwerking De Muntel, De Graafsewijk, De Vliert, Hintham en Orthenpoort) zijn naast algemene welstandscriteria ook welstandscriteria en aanbevelingen opgenomen voor bebouwing die een bijzondere positie inneemt in het stadsbeeld van beide wijken. Daarnaast is de wijk onderverdeeld in een aantal bebouwingtypen. Voor elk bebouwingstype zijn vervolgens welstandscriteria opgenomen.

Op de bebouwing in en rond heb plangebied is een regulier welstandsniveau van toepassing. Het beleid hierbij is gericht op handhaving van de basiskwaliteiten van de wijk.

Met de twee genoemde beleidsstukken, het bestemmingsplan en de welstandsnota, wordt zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

3.3.6 Nota spelen

De Nota Spelen (januari 2004) biedt het beleidskader voor buitenspelen in de gemeente 's-Hertogenbosch op de daarvoor formeel bestemde plekken in de openbare ruimte. Per wijk is/wordt hiervoor een wijkspeelplan opgesteld, dat inzicht geeft in de verschillende speelplekken die in een wijk voor de verschillende leeftijdsgroepen gerealiseerd moeten worden. Daarbij wordt onder andere rekening gehouden met bevolkingssamenstelling naar leeftijd en met de reeds aanwezige speelplekken in de wijk.

Voor wat betreft de speelplekken wordt onderscheid gemaakt in verschillende leeftijdscategorieën, aangezien elke categorie haar eigen behoeften en beperkingen heeft. Er wordt rekening gehouden met jonge kinderen van 0-6 jaar (spelen tot 100 meter van de eigen woning), met schoolkinderen van 6-12 jaar (spelen tot 400 meter van de eigen woning), en jongeren van 12-18 jaar (spelen tot circa 1000 meter van de eigen woning). Bij de uitgevoerde inventarisatie is een speelplek ingedeeld in één van de bovengenoemde leeftijdscategorieën, indien zich daar een speeltoestel bevindt dat geschikt is voor de overeenkomende leeftijdscategorie. Iedere speelplek is vervolgens voorzien van een cirkel, behorende bij de leeftijdscategorie, zodat een duidelijk beeld ontstaat van de spreiding van de speelplekken in de wijk.

In het bestemmingsplan "Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan" is het beleid uit de Nota Spelen en de bijbehorende wijkspeelplannen direct vertaald. De plaatsen waar bestaande speelplekken zich bevinden of nieuwe speelplekken zijn gepland, zijn bestemd als "Groen" en "Verkeer", waarbinnen speelvoorzieningen (waaronder wijkspeelplaatsen) zijn toegestaan. Hiermee kunnen de bestaande speelplekken gehandhaafd worden en nieuwe speelplekken daadwerkelijk gerealiseerd worden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze de locatiekeuze voor de verplaatsing van de LPG-opslagtank tot stand is gekomen.

4.1 Alternatieven

Om te bepalen welke locatie het meest geschikt is voor de LPG-opslagtank zijn verschillende criteria bepalend: stedenbouwkundige criteria, verkeersveiligheid, landschappelijke inpassing en de hoogte van het groepsrisico. Het externe veiligheidsbeleid en wetgeving zorgen voor de harde beperkingen. De wet Milieubeheer staat niet toe dat kwetsbare objecten zijn gelegen binnen de PR-contour van een Bevi-inrichting. Deze PR-contour bedraagt voor een LPG-opslagtank 25 meter. De opslagtank moet dus gelegen zijn op ten minste 25 meter van de bestaande omliggende woonbebouwing. Daarnaast zorgt de hoogspanningsverbinding die naast de Rijksweg A2 gelegen is voor beperkingen. Binnen de zakelijke rechtstrook van de verbinding is het niet mogelijk de opslagtank te situeren. Daarnaast adviseert het NIBRA (Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding) een minimale afstand van 36 meter voor het opstellen van voertuigen en/of hoogwerkers tot het hart van hoogspanningsverbindingen aan te houden. Op basis van deze beperkingen is een zoekgebied bepaald, waarbinnen de locatie voor de verplaatsing van de opslagtank gezocht is (zie figuur 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002159-1501_0005.jpg"

Figuur 5: Het zoekgebied (rood gearceerd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002159-1501_0006.png"

Figuur 6: De vier mogelijke locaties met de PR-contour

De locatie binnen deze zone is bepaald aan de hand van het volgende criterium:

de dichtstbij het vulpunt en tankstation gelegen locatie waarbij voldaan wordt aan wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid en een opslagtank op ruimtelijk verantwoorde wijze kan worden ingepast.

Op basis van dit criterium zijn er vier mogelijke locaties voor de verplaatsing van de LPG-opslagtank (zie figuur 6).

Locatie 1

Deze locatie is het dichtst bij het tankstation gelegen. Voor deze tank geldt dat op basis van gedetailleerder onderzoek de contour van het plaatsgebonden risico toch over de woonbestemming van de flat aan Hoogveld ligt. De wet Milieubeheer staat niet toe dat kwetsbare objecten zijn gelegen binnen de PR-contour van een Bevi-inrichting. Daarmee is deze locatie op basis van milieutechnische eisen niet mogelijk.

Locatie 2

Deze locatie is gelegen tussen de ontsluiting van het naast de flat aan Hoogveld gelegen parkeerterrein en het fietspad in de groenstructuur naast de Rijksweg A2. Met een groepsrisico van circa 0,8 en geen kwetsbare objecten in de PR-contour is deze locatie haalbaar op basis van milieutechnische eisen. Deze locatie stuit echter op bezwaren op basis van verkeerstechnische en ruimtelijke eisen.

De ruimte tussen de uitrit van het parkeerterrein aan Hoogveld en het fietspad blijkt te beperkt om de opslagtank met de daarbij behorende bovengrondse voorzieningen ruimtelijk in te passen. Verplaatsing van de ontsluiting van het parkeerterrein dan wel het fietspad is geen optie.

Het fietspad is recent aangelegd ten tijde van de verbreding van de Rijksweg A2. Het fietspad kruist de Jan Heijmanslaan en sluit aan op de Hendrik Wiegersmalaan. Het verplaatsen van het fietspad zorgt voor een onwenselijke aansluiting van het fietspad op de Jan Heijmanslaan. Het verplaatsen van de ontsluiting van het parkeerterrein op de Jan Heijmanslaan is eveneens geen optie. Dit leidt tot een gedeeltelijke herinrichting van het parkeerterrein en is daarmee kapitaalintensief. Bovendien belemmeren de bovengrondse voorzieningen op deze locatie het zicht vanaf het fietspad op de Jan Heijmanslaan, waardoor een verkeersonveiligere situatie ontstaat.

Locatie 3

Deze locatie is gelegen aan de oostzijde van het fietspad in de groenstructuur naast de Rijksweg A2. Het groepsrisico is met circa 0,7 lager dan het groepsrisico op locatie 2. Ook hier bevinden zich geen kwetsbare objecten binnen de PR-contour.

Deze locatie biedt voldoende ruimte om de tank met bovengrondse voorzieningen op ruimtelijk verantwoorde wijze in te passen. Met groenelementen kunnen de bovengrondse voorzieningen worden gecamoufleerd wat tot een betere landschappelijke inpassing leidt.

Het zicht voor het fietsverkeer op de Jan Heijmanslaan wordt niet belemmerd, waardoor de opslagtank ook qua verkeersveiligheid op deze locatie goed inpasbaar is.

Locatie 4

Deze locatie is eveneens gelegen aan de oostzijde van het fietspad in de groenstructuur naast de Rijksweg A2. Het groepsrisico is eveneens lager dan het groepsrisico op locatie 2 en iets gunstiger dan het groepsrisico op locatie 3. Ook hier bevinden zich geen kwetsbare objecten binnen de PR-contour.

Deze locatie biedt voldoende ruimte om de tank met bovengrondse voorzieningen op ruimtelijk verantwoorde wijze in te passen. Ook deze locatie biedt plaats om met groenelementen de bovengrondse voorzieningen te gecamoufleren wat tot een betere landschappelijke inpassing leidt. In vergelijking met locatie 3 kan kan de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van de ondergrondse opslagtank met bijbehorende bovengrondse voorzieningen verder worden geoptimaliseerd.

Het zicht voor het fietsverkeer op de Jan Heijmanslaan wordt ook op deze locatie niet belemmerd, waardoor de opslagtank ook qua verkeersveiligheid op deze locatie goed inpasbaar is.

4.2 Locatie 4

Gekozen is om de ondergrondse opslagtank te verplaatsen naar locatie 4. Op deze locatie kan een opslagtank met een grootte van 20 m3 ondergronds worden geplaatst. Bovengronds komen enkele voorzieningen en een hekwerk op een oppervlak van 4,5 bij 7,5 meter. In het volgende hoofdstuk worden de milieuonderzoeken voor deze locatiekeuze behandeld.

Hoofdstuk 5 Milieu-aspecten En Waarden

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

5.1 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn - en anderzijds om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. De grens waarbij een plan als gevolg van extra verkeer niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op meer dan 1000 vervoersbewegingen per etmaal.

De planwijzing zal niet resulteren in extra vervoersbewegingen ten opzichte van de reeds bestaande en vergunde situatie. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan niet zal bijdragen in een verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee ook niet in betekenende mate daartoe zal bijdragen. Het plan hoeft daarom wettelijk niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn er voor dit plan geen beperkingen.

5.2 Geluid

Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinatie met een aantal typen geluidsbronnen een wettelijk kader die van belang zijn bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai. Voor andere geluidsbronnen al dan niet in combinatie met andere bestemmingen bestaan geen specifieke wettelijke kaders. Toch zal ook dan, afhankelijk van de specifieke situatie, soms een akoestische afweging nodig zijn, dit in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening'. Onderhavige planwijziging maakt het oprichten van geluidsgevoelige (te beschermen) objecten niet mogelijk. Daarbij produceert de voorgenomen activiteit (ondergrondse opslag van LPG) als gevolg van de planwijziging zelf geen geluid en veroorzaakt de planwijziging geen toename in vervoersbewegingen ten opzichte van de bestaande situatie. Overigens is het bestaande LPG-tankstation - waar de ondergrondse LPG-tank deel van uitmaakt - verplicht zich te houden aan de geldende geluidsnormen Wet milieubeheer. De voorgenomen planwijziging heeft geen relevantie op het gebied van geluid. Ten aanzien van geluid zijn er voor deze planwijziging geen beperkingen.

5.3 Bodem

Er zijn geen specifieke bodembedreigende activiteiten bekend van deze locatie. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de locatie hier verontreinigd is. Gezien het toekomstige gebruik van de bodem is de voorgenomen activiteit niet relevant qua bodem.

5.4 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals opslag en transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.

De planwijziging betreft een nieuwe locatie voor een ondergrondse LPG-tank ten behoeve van het nabij gelegen tankstation aan de Jan Heijmanslaan 92. Dit LPG-tankstation, valt vanwege de opslag en het afleveren van LPG, onder de regelgeving van het “Besluit Externe Veiligheid inrichtingen” (BEVI).

Het BEVI verplicht het bevoegd gezag Wet milieubeheer (Wm) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Met het voldoen aan deze verplichte afstand wordt voldaan aan de normen voor het Plaatsgebonden Risico. Tevens beperkt het BEVI het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving (invloedsgebied) van een risicovolle activiteit, in dit geval de opslag en aflevering van LPG van een tankstation. Deze risico's zijn via het BEVI vertaald in een oriënterende waarde voor het groepsrisico.

Het bevoegd gezag moet de normen uit het BEVI naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen. In de “Regeling Externe Veiligheid inrichtingen” (REVI) is een aantal zaken geregeld met betrekking tot de uitvoering van het BEVI. Reden voor verplaatsing van de ondergrondse LPG-tank is om te kunnen voldoen aan de oriënterende waarde die geldt voor het groepsrisico. Op dit moment wordt deze oriënterende waarde overschreden. Onderhavige planwijziging moet deze tankverplaatsing mogelijk maken.

Plaatsgebonden risico (PR)

In de eerste plaats is er in het BEVI een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico (PR). De norm voor het PR is een kans van 1 op 1.000.000 per jaar (10-6). Deze norm is een grenswaarde en moet daarom in acht worden genomen. Het PR wordt vertaald naar aan te houden afstanden van het risicovolle activiteiten binnen een LPG-station tot kwetsbare objecten (zoals woningen). De doorzet aan LPG is via een beschikking Wet milieubeheer beperkt tot maximaal 1000 m3 LPG/jaar, maar wordt in de nabije toekomst (via vergunning) gelimiteerd tot maximaal 500 m3/jaar. In relatie tot de doorzet zijn in de REVI vaste veiligheidsafstanden opgenomen. Met het voldoen aan deze vaste veiligheidsafstanden wordt voldaan aan de norm voor het PR van 10-6. Bij het nemen van besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld bij het vaststellen van bestemmingsplannen, dienen de afstanden in acht te worden genomen die gelden voor een nieuwe situatie, ook al wordt een feitelijk reeds bestaande situatie opnieuw vastgelegd in een bestemmingsplan (conserverend bestemmingsplan). De in acht te nemen afstanden vanaf het LPG-vulpunt tot kwetsbare objecten bedraagt 45 meter voor LPG-stations met een gelimiteerde doorzet tot 1000 m3 LPG/jaar. Voor de ondergrondse LPG-tank is deze afstand 25 meter en voor de LPG-afleverzuil 15 meter. Aan al deze afstanden wordt voldaan in de bestaande en conform Wet milieubeheer vergunde situatie. Ook met onderhavige planwijziging (de nieuw te vergunnen situatie van het tankstation), bevindt zich binnen een afstand van 25 meter vanaf de nieuwe locatie van de ondergrondse tank geen gevoelige bestemming. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke norm voor het PR uit het BEVI. Binnen deze risicocontouren mogen tevens geen kwetsbare objecten (volgens de definitie van het BEVI) worden gerealiseerd.

Groepsrisico (GR)

Buiten de veiligheidsafstanden (contouren PR) kunnen groepen personen slachtoffer worden van een calamiteit met LPG. Het risico dat groepen mensen slachtoffer kunnen worden van een ongeval met LPG wordt vertaald in het groepsrisico (GR). Het GR is gekoppeld aan een personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen (zoals LPG). Het resultaat van een groepsrisicoberekening is een grafiek (Fn-curve). Op de y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. In het BEVI is geen harde norm (grenswaarde) voor het GR vastgelegd. De toetsingswaarde voor het groepsrisico heeft het karakter van een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag dient de waarde voor het GR te verantwoorden en mag er gemotiveerd van afwijken.

Voor het LPG-tankstation aan de Jan Heijmanslaan is het GR berekend in een “Kwantitatieve Risicoanalyse voor BP LPG station te Rosmalen” (d.d. juli 2010) (zie bijlage 1). Het resultaat van de groepsrisicoberekening (Fn-curve) van onderhavig LPG-tankstation staat hierna afgebeeld in figuur 7:

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002159-1501_0007.png"

Figuur 7: Resultaten groepsrisicoberekening (Fn-curve) van bestaande LPG-tankstation Jan Heijmanslaan

Uit bovenstaande fN-curve blijkt in de bestaande situatie (blauwe lijn) een overschrijding van de oriënterende waarde (rode lijn) van het Groepsrisico

Om de risicosituatie te verbeteren en derhalve onder de oriënterende waarde voor het GR te blijven zal de ondergrondse LPG tank worden verplaatst naar een gebied met minder kwetsbare objecten/woningen/personen in de nabijheid. Tevens zal de doorzet aan LPG via een beschikking Wet milieubeheer worden beperkt van maximaal 1000 m3 LPG/jaar tot maximaal 500 m3/jaar. Hiermee neemt het aantal bezoeken van een LPG-tankwagen met de helft af. De resultaten van deze maatregelen op het GR zijn berekend en in onderstaande fN-curve weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002159-1501_0008.png"

Figuur 8: Resultaten groepsrisicoberekening (Fn-curve) van LPG-tankstation Jan Heijmanslaan na maatregelen

Uit figuur 8 blijkt dat met de beoogde maatregelen het GR zal doen afnemen tot een waarde lager dan 1. Hiermee wordt voldaan aan de aanbevolen oriënterende waarde voor het GR.

De fN-curve is één van de beoordelingscriteria om het GR te verantwoorden. De totale verantwoordingsplicht omvat méér criteria. De verplichte aspecten vanuit het BEVI zijn:

  • A. ligging GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde
  • B. toename van het GR ten opzichte van nulsituatie
  • C. de mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking
  • D. de mogelijkheden van de hulpverlening

Onderdeel A is in het voorgaande beschreven en gemotiveerd. De berekeningsresultaten en de risicoanalyse zijn bij het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Voor onderdeel B geldt dat de planwijziging zorgt voor een significante afname ten opzichte van de nulsituatie (bestaande situatie).

Voor de onderdelen C en D is de Regionale brandweer om advies gevraagd (zie bijlage 2).

Ten aanzien van zelfredzaamheid (onderdeel C) merkt de Brandweer op dat deze normaal tot goed is. De inschattingsmogelijkheden voor gevaar zijn slecht. Omwonenden en gebruikers kunnen door middel van het Waarschuwings- en Alameringssysteem en bijvoorbeeld SMS Alert geinformeerd worden ten tijde van een incident. De mogtelijkheden voor de bewoners en gebruikers om de omgeving te ontvluchten zijn goed.

Voor onderdeel D merkt de brandweer op dat de opkomsttijd van de brandweer - bij een incident op het LPG-tankstation - een effectieve inzet mogelijk maakt. De bluswatervoorziening voldoet aan de eisen en de bereikbaarheid van het gebied is voldoende.

In het kader van een calamiteit is ook gekeken naar de aanwezigheid van een bovengrondse hoogspanningslijn in de nabijheid van de nieuwe locatie van de ondergrondse LPG-tank. Dit in verband met de bereikbaarheid van de brandweer. De afstand van de ondergrondse opslagtank tot de hartlijn van de hoogspanninglijnen bedraagt circa 75 meter. Aangezien het NIBRA (Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding) een minimale afstand van 36 m tot het hart van de hoogspanningsverbinding adviseert voor het opstellen van voertuigen en/of hoogwerkers, zal dit geen problemen opleveren.

Verder liggen er in of nabij het plangebied geen andere risicovolle bedrijven, ondergrondse gasdrukleidingen of overige zaken die invloed hebben op het gebied van externe veiligheid.

Geconcludeerd kan worden dat met beoogde planwijziging het groepsrisico wordt verkleind en wordt voldaan aan de daarvoor geldende normen en waarden uit wet- en regelgeving.

De Brandweer geeft aan dat niet uit te sluiten is dat er een 'restrisico' bestaat dat zich een incident zal voordoen dat boven de mogelijkheden van de ramenbestrijdingsorganisatie uitstijgt. Het restrisico is het risico dat resteert nadat de door de brandweer geadviseerde maatregelen zijn getroffen.

Aan het vervoer, de opslag en verkoop van LPG zijn altijd risico's verbonden. Binnen de PR-contour bevinden zich geen kwetsbare objecten. Het groepsrisico daalt als gevolge van de verplaatsing van de opslagtank tot onder de oriënterende waarde en vormt daarmee niet langer een belemmering. Daarmee wordt in ruime mate voldaan aan alle relevante wet- en regelgeving. Een 100% veiligheid garanderen is nimmer mogelijk en dus is het niet uit te sluiten dat zich een incident voor zal doen dat boven de mogelijkheden van de rampenbestrijdingsorganisatie uitstijgt.

5.5 Natuur

Flora- en Faunawet

De Flora- en faunawet, die sinds april 2002 in werking is getreden, beschermt een groot aantal planten- en diersoorten. In artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet is opgenomen welke handelingen niet toegestaan zijn. Voorgenomen ruimtelijke ingrepen kunnen in sommige situaties strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. In sommige gevallen is het overigens mogelijk het plan zo uit te voeren dat overtreding van de genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is. Wanneer dit echter niet mogelijk blijkt te zijn, moet een ontheffing aangevraagd worden die alleen onder bepaalde voorwaarden kan worden verstrekt.

Sinds februari 2005 is een nieuw vrijstellingsbesluit in werking treden in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor is het mogelijk geworden om van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor ruimtelijke ontwikkelingen vrijstelling te krijgen van bepaalde verbodsbepalingen. In deze AMvB worden de beschermde soorten in verschillende categorieën onderverdeeld. Afhankelijk van de categorie waarin een bepaalde soort valt is een ontheffing noodzakelijk of kan een vrijstelling gaan gelden. Er worden vier categorieën onderscheiden.

  1. 1. Algemene soorten: Vrijstelling
  2. 2. Overige soorten: Vrijstelling mogelijk mits gebruik gemaakt wordt van een door de minister goedgekeurde gedragscode, anders ontheffing noodzakelijk.
  3. 3. Soorten op bijlage 4 van de Habitatrichtlijn en soorten in bijlage I AMvB: Ontheffing noodzakelijk
  4. 4. Vogels: Ontheffing noodzakelijk. Voor het vernietigen van in gebruik zijnde nesten tijdens het broedseizoen kan in geen geval ontheffing worden aangevraagd.

Door de zeer beperkte ontwikkeling die het bestemmingsplan Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan mogelijk maakt, zijn hier geen beperkingen op basis van de Flora- en Faunawet te verwachten.

5.6 Duurzaamheid En Energie

Energie en duurzaamheid

Het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving is een belangrijke opgave van de gemeente. Van ontwerp, aanleg, inrichting tot beheer wordt de stedelijke ontwikkeling steeds duurzamer vormgegeven. De gemeente 's-Hertogenbosch wil een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling. Hieronder wordt verstaan: het rekening houden met milieuaspecten gedurende planontwikkeling, bouw, inrichting en beheer van de nieuwe wijk. Belangrijke onderwerpen zijn: energie, water, afval, verkeer, materiaalgebruik, bodem, geluid en natuur.

Voor duurzaam bouwen is door de gemeente besloten om drie speerpunten te hanteren: 25% CO2-besparing, afkoppelen van hemelwater en toepassing van hout uit goed beheerde bossen (FSC-hout).

Energie

Energie is één van de speerpunten van het gemeentelijke milieubeleid. Voor nieuwbouw wordt minimaal 25% energiebesparing gerealiseerd ten opzichte van de wettelijke normen uit het bouwbesluit op het moment van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Integraal waterbeheer

Hemelwaterafvoer dient te gebeuren middels infiltratie naar de bodem of oppervlakkige afvoering naar het oppervlaktewater, of via een gescheiden rioolstelsel. Voor het bepalen van de mogelijkheden op de betreffende locatie is de watertoets het uitgangspunt. Als infiltratie of afvoer naar het oppervlaktewater gezien de locatie niet mogelijk is en er geen gescheiden rioolstelsel is, dient er een dubbel rioolstelsel tot aan de controleput aangelegd te worden, zodat bij aanleg van een gescheiden rioolstelsel er eenvoudig alsnog hierop aangesloten kan worden.

Om verontreiniging van het oppervlaktewater en/of het grondwater te voorkomen, worden alleen materialen toegepast die geen schadelijke emissie naar het regenwater hebben.

Hout uit duurzaam beheerde bossen

Om duurzaam bosbeheer te waarborgen en roofbouw en illegale kap te voorkomen wordt hout uit duurzaam beheerde bossen toegepast. Dit wordt gewaarborgd met het FSC-certificaat. Dat betekent dat materialen worden gebruikt van FSC-gecertificeerde toeleveranciers.

Openbare ruimte

Voor het openbare gebied is het Nationale Pakket GWW van toepassing. Daarbij worden ten minste alle vaste, en kostenneutrale variabele maatregelen en variabele maatregelen toegepast alsmede de maatregelen waarvan de kosten binnen een redelijke termijn worden terugverdiend.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden voldaan aan bovengenoemd gemeentelijk beleid.

5.7 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Binnen het plangebied zijn diverse kabels en leidingen aanwezig, waarbij bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden rekening moet worden gehouden. De aanwezige kabels en leidingen hebben geen ruimtelijke effecten of beperkingen. Binnen het plangebied zijn geen grote transportleidingen aanwezig.

Het plangebied is tevens gelegen in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel. Dit houdt in dat, teneinde het ongestoord functioneren van radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis te waarborgen, er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 65 meter boven N.A.P., te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring is afhankelijk van o.a. de hoogte, breedte en opstelling van objecten. Plannen tot het oprichten van hoge bebouwing dienen altijd individueel getoetst te worden door het Ministerie van Defensie (Dienst Vastgoed Defensie, Directie Zuid te Tilburg). Binnen het plangebied bevinden zich geen gebouwen hoger dan 65 meter boven N.A.P.

5.8 Archeologie

Archeologisch is er weinig bekend over het gebied van het bestemmingsplan Hintham. Grote delen van het gebied zijn bebouwd in een periode waarin de archeologie nog weinig aandacht had. Op basis van de kennis over archeologie in vergelijkbare gebieden in de nabije omgeving en op basis van oud kaartmateriaal en historische gegevens kan een aantal zones worden aangewezen waar mogelijk belangrijke archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Of er daadwerkelijk resten in de ondergrond aanwezig zijn zal in voorkomende gevallen nader onderzocht moeten worden.

Hintham ligt op een hoge dekzandrug die loopt van het centrum van 's-Hertogenbosch richting Rosmalen. Dergelijke zandruggen waren aantrekkelijk voor bewoning en in de omgeving zijn op vergelijkbare locaties dan ook sporen terug gevonden van bewoning uit de prehistorie en de Romeinse Tijd. De aanwezigheid van de rivier de Aa ten zuiden van de zandrug maakte deze extra aantrekkelijk. Over de zandrug lag van oudsher een doorgaande weg vanuit 's-Hertogenbosch die zich hier splitste richting Rosmalen en Grave en richting Coudewater en Berlicum. Langs de weg is in de middeleeuwen het lintdorp Hintham ontstaan.

De dorpsbebouwing was verspreid over een lange strook langs de weg. Vanaf het midden van de 16de eeuw werden de meeste huizen en gebouwen die binnen het vrijdom van de stad lagen afgebroken om voldoende schootsveld te krijgen vanuit de stad en vijandelijke troepen te verhinderen zich er te verschansen. Na de 16de eeuw verschuift de kern van Hintham zich naar het oostelijk deel van het dorp, buiten het vrijdom. De huizen zijn geconcentreerd langs de doorgaande weg en bestaan voornamelijk uit boerderijen. Plaatselijk is er sprake van een meer gesloten bebouwingslint met tweelaags gebouwen. De oudste hiervan dateren uit de in ieder geval uit de 18de eeuw. In de negentiende eeuw vonden er grote veranderingen plaats in de infrastructuur rond Hintham. Tussen 1822 en 1835 werd de verharde rijksweg tussen 's-Hertogenbosch en Nijmegen (via Grave) aangelegd en in 1881 kwam de spoorlijn ten noorden van Hintham gereed.

Vanwege de strategische ligging in de nabijheid van 's-Hertogenbosch was Hintham ook van militair belang. Zo werd het dorp en de directe omgeving tijdens het beleg van de stad in 1629 onderdeel van het legerkamp van Ernst Casimir en de aanvalslinies rond de stad. Van de oorspronkelijke omwalling en omgrachting van deze versterking is niets meer herkenbaar. Archeologisch gezien zal plaatselijk nog wel wat over zijn. Er zijn slechts een beperkt aantal onbebouwde locaties waar nog iets van deze stelling en het legerkamp te vinden zal zijn.

Op grond van de hierboven beschreven bewoningsgeschiedenis kunnen meerdere zones worden onderscheiden met een verschillende mate van archeologische verwachting.

  • De zone van het oudste bebouwingslint van Hintham waar resten verwacht kunnen worden van huizen en boerderijen die terug gaan tot de Late Middeleeuwen. Op sommige plaatsen kunnen de resten hiervan op vrij geringe diepte in de bodem worden aangetroffen.
  • De zone waar in de 17de en 19de eeuw een legerkamp, vestingwerken en linies hebben gelegen. Vaak zijn resten hiervan moeilijk terug te vinden, maar aangezien er archeologisch weinig over bekend is dient er wel zorgvuldig mee omgesprongen te worden.
  • De zone waar een hoge zandrug is gelegen en een zone in het stroomdal van de Aa. Hier zijn bewoningssporen te verwachten uit de prehistorie, Romeinse Tijd en Middeleeuwen. Ondanks bebouwing in de 20ste eeuw kunnen onder recent verstoorde bovengrond resten verwacht worden. Hier zal nader onderzoek de mate van verstoring moeten uitwijzen.
  • De relatief laag gelegen zone buiten de bovengenoemde gebieden. Deze zones waren over het algemeen te nat om aantrekkelijk te zijn voor bewoning. Hier is de kans op archeologische resten gering en onderzoek zal ook niet noodzakelijk zijn.

In het bestemmingsplan zijn twee zones opgenomen om archeologische (verwachtings)waarden te beschermen. Hierop wordt in hoofdstuk 7 nader ingegaan.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

In het waterbeheerplan van het Waterschap en het Waterplan van de gemeente en de waterpartners is het waterbeleid geschetst aan de hand van een aantal kernthema's. Hierbij zijn oppervlaktewater, grondwater en riolering in hun samenhang bekeken. Eén van de kernthema's betreft het omgaan met water in bebouwd gebied. Hierbij zijn de acht doelen van de watertoets uitgewerkt en gerelateerd aan de situatie van 's-Hertogenbosch. Dit zijn:

  • Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
  • Hydrologisch neutraal bouwen;
  • Water als kans;
  • Meervoudig ruimtegebruik;
  • Voorkomen van vervuiling;
  • Wateroverlastvrij bestemmen;
  • Waterschapsbelangen.

De planwijziging moet de plaatsing van een LPG-opslagtank onder het maaiveld mogelijk maken. Bovengronds zullen enkele leidingen aanwezig zijn ten behoeve van de LPG-opslag, al dan niet afgedekt met enige verharding, wat klinkers of ander soort bescherming. In onderhavig plan vindt derhalve geen relevante verhardingstoename plaats. In totaal kan het gaan om slechts enkele vierkante meters. Het hemelwater zal afvloeien vanaf de mogelijke minimale hoeveelheid aan verharding naar de openbare onverharde groenstrook. Het aspect water is binnen deze planwijziging daarom niet van belang. Met het ruimtelijk plan is tevens geen belang van het waterschap gemoeid.

Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is niet juridisch bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 5) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwregels.
  • Algemene regels. De algemene regels (artikel 6 tot en met 9) bevatten algemene – voor alle bestemmingen geldende – regels zoals algemene bouwregels en aanduidingsregels.
  • Overgangs- en slotregels. De laatste twee artikelen (artikel 10 en 11) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel.

7.2 Inleidende Regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.

7.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Het tankstation aan de Jan Heijmanslaan is bestemd als "Bedrijf". Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die passen binnen de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die als "Bijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging" onderdeel van de regels is. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak.

Op de verbeelding is ook een aanduiding "verkoopverkooppunt motorbrandstoffen met lpg" opgenomen, waarmee de verkoop van motorbrandstoffen met bijbehorende voorzieningen en de verkoop van een weggebonden assortiment aan goederen, rookartikelen en kleine etens- en drinkwaren mogelijk is.

Artikel 4 Groen

Relatief grote groenvoorzieningen (grote perken en plantsoenen, parken) zijn bestemd als "Groen". Kleinere groenvoorzieningen (bermen, kleine perken en plantsoenen) zijn onderdeel van de bestemming "Verkeer". Ook fiets- en voetpaden ondergeschikte voorzieningen zoals speel- en sportvoorzieningen waaronder wijkspeelplaatsen maken deel uit van de bestemming.

Artikel 5 Verkeer

Deze gronden zijn primair bestemd voor voorzieningen van verkeer en verblijf. Wegen, fiets- en voetpaden en bouwwerken ten behoeve van de functie zijn binnen deze bestemming toegestaan.

7.4 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

Naast de bouwregels in de bestemmingen geldt als algemene bouwregel dat ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 2 meter. Als voorbeelden van ondergeschikte bouwdelen worden genoemd: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels is onder andere een regeling opgenomen op basis waarvan een omgevingsvergunning kan worden verleend voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden om de archeologische waarden binnen het plangebied te beschermen. Hierin wordt onderscheid gemaakt in twee categorieën.

Daarnaast is een veiligheidszone-lpg opgenomen. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen ter plaatse van deze zone geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden opgericht om het woon- en leefklimaat te beschermen tegen de LPG-installatie van het tankstation aan de Jan Heijmanslaan.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels voorzien in de bevoegdheid af te wijken van het in de regels bepaalde ten behoeve van (zeer) ondergeschikte veranderingen zoals geringe maatafwijkingen, het beloop van (de aansluiting van) wegen, het oprichten van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of siermasten en plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen.

7.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 11 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: Regels van het bestemmingsplan Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Met BP Europe SE - BP Nederland wordt een overeenkomst gesloten om de kosten die noodzakelijk zijn voor de verplaatsing van de opslagtank te regelen. De fysieke kosten, zoals de kosten voor de verplaatsing van de tank en aanleg van leidingen, komen voor rekening van de exploitant. Een deel van de plankosten wordt gedekt met subsidie van de provincie via het project 'Brabant Veiliger'. Eventuele extra plankosten worden verhaald op de exploitant. Hiermee is het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk en bovendien niet mogelijk, omdat er geen sprake is van een bouwplan zoals opgenomen in de Grondexploitatiewet.

Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg

9.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  • Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant;
  • Rijkswaterstaat, directie Noord-Brabant;
  • Waterschap Aa en Maas;
  • VROM-inspectie regio Zuid;
  • Wijkraad Hintham.

Er zijn schriftelijke reacties ontvangen van de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Waterschap Aa en Maas en de VROM-inspectie regio Zuid ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan “Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan”.

Hieronder zal op deze reacties nader worden ingegaan. De overige vooroverleginstanties hebben niet gereageerd.

Opmerking ingebrachte opmerkingen in het kader van het vooroverleg

Commentaar gemeentelijk commentaar

9.1.1 De Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van de provincie Noord-Brabant

Opmerking

Wij hebben ons beperkt tot de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Commentaar

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

9.1.2 Waterschap Aa en Maas

Opmerking 1

Als zich een calamiteit voordoet dient het water via het DWA-stelsel te worden afgevoerd om vervuiling van eventueel aanwezig oppervlaktewater/grondwater te voorkomen (6e punt, uitgangspunten watertoets). Graag zien wij dat dit onderwerp ook in hoofdstuk 5 wordt behandeld.

Commentaar

Onderhavige planwijziging betreft de verplaatsing van een ondergrondse opslagtank voor LPG. De opslagtank van LPG is in onderhavige situatie ondergronds (en circa 70 meter verwijderd van het tankstation) waarmee de kans op het voordoen van calamiteiten minimaal is. De risico's op calamiteiten doen zich met name voor tijdens het vervoer van LPG met een tankwagen en tijdens het lossen van LPG op het terrein van het tankstation.

Bij een eventuele calamiteit aan de ondergrondse LPG-tank vindt geen uitstroming plaats van brandbare vloeistoffen (zoals bij benzines of diesels), zodat bluswater niet verontreinigd zal raken. Volledigheidshalve merken wij op dat rioolkolken gelegen binnen een straal van 15 meter tot het reservoir, zoals voorgeschreven, voorzien zijn van explosieveilige afsluiters.

9.1.3 VROM-inspectie regio Zuid

Opmerking

Het plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1).

Commentaar

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

9.2 Inspraak

Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpbestemmingsplan "Verplaatsing LPG-opslagtank Jan Heijmanslaan" een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 6 juni 2011 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode op het plan te reageren. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

SBI-Code Omschrijving
1 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
14 Plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
1584 Vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m²
1584 Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
1593 t/m 1595 Vervaardigen van wijn, cider, e.d.
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGEN VAN ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK, E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2223 Grafische afwerking
2223 Binderijen
2224 Grafische reproductie en zetten
2225 Overige grafische activiteiten
223 Reproductiebedrijven opgenomen media
33 VERVAARDIGEN VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
36 VERVAARDIGEN VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderij b.o. < 200 m²
362 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
363 Muziekinstrumentenfabrieken
3661.1 Sociale werkvoorziening
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 -< 10 MVA
40 Gasdistributiebedrijven:
40 gas: reduceer-, compressor, meet- en regekinst. cat. A
40 gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
45 BOUWNIJVERHEID
45.3 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN
5020.4 Autobeklederijen
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
642 Telecommunicatiebedrijven
642 Zendinstallaties:
642 FM en TV
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
72 COMPUTERSERVICE - INFORMATIE TECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke

Bijlage 1 Kwantitatieve Risicoanalyse Voor Bp Lpg Station Te Rosmalen

Bijlage 1 Kwantitatieve Risicoanalyse voor BP LPG station te Rosmalen

Bijlage 2 Advies Brandweer

Bijlage 2 Advies Brandweer