KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Toepasselijke Regels
Artikel 2 Agrarisch-bedrijf
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Overgangsrecht
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Doelstelling Wijzigingsplan
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden Wijziging
Hoofdstuk 4 Toets Aan Randvoorwaarden
4.1 Noodzaak Uitbreiding Bouwperceel
4.2 Ruimtelijk
4.3 Landschappelijke Inpassing
4.4 Milieuhygiënische Toets
4.5 Advies Aab
4.6 Provinciaal Beleid
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Vooroverleg En Inspraak
8.1 Vooroverleg
8.2 Inspraak

De Bellaard 3

Wijzigingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch

Vastgesteld op 04-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplanDe Bellaard 3 van de gemeente 's Hertogenbosch.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002169-1501 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 bestemmingsplan Buitengebied:

het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch d.d. 26 januari 2010

1.5 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.6 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

Hoofdstuk 2 Toepasselijke Regels

Artikel 2 Agrarisch-bedrijf

  1. a. Na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.3.2 van het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij de bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf', waaronder wordt verstaan de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' als bedoeld in artikel 4 van het bestemmingsplan Buitengebied zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente 's-Hertogenbosch zoals vastgesteld d.d. 26 januari 2011, voor zover relevant en met uitzondering van artikel 4.4.2 onder b (bedrijfsgebouwen) en artikel 39 (slotbepaling), van overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde onder b en c.
  2. b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  3. c. Het gebruik van het perceel conform de bestemming is alleen dan toegestaan indien een beplantingszone wordt aangelegd na overleg met de landschapsdeskundige van de gemeente 's-Hertogenbosch en in stand wordt gehouden in het kader van de landschappelijke inpassing van de gronden.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Overgangsrecht

3.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

3.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplanDe Bellaard 3.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding tot de planwijziging is het ingekomen plan voor het plaatsen van een mestzak op het adres De Bellaard 3. Om het plaatsen van de mestzak mogelijk te maken, dient een wijziging van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" plaats te vinden.

De ontwikkeling betreft de gronden, plaatselijk bekend als De Bellaard 3 te 's-Hertogenbosch, en kadastraal bekend als gemeente 's-Hertogenbosch, sectie R, nr. 274 (gedeeltelijk). De planwijziging omvat een gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied", dat op 26 januari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0001.jpg"

Afbeelding 1: Overzicht ligging plangebied wijzigingsplan

Op grond van artikel 3.3.2 van de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied" kunnen burgemeester en wethouders met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijziging aanbrengen in de begrenzing van een bestaand agrarisch bouwblok ten behoeve van de uitbreiding van agrarische bouwpercelen. Daarbij zijn randvoorwaarden gesteld met betrekking tot de omvang, de landschappelijke inpassing en milieu-aspecten.

Hoofdstuk 2 Doelstelling Wijzigingsplan

De inrichting is een bestaande rundveehouderij gelegen in het noordwesten van de gemeente 's-Hertogenbosch. De bedrijfsbebouwing omvat een bedrijfswoning, twee ligboxenstallen, een werktuigenberging, een opslagruime en voeropslagen. Aan de achterzijde zijn twee kuilplaten van 75 meter en een sleufsilo van 45 meter aanwezig. Op het bedrijf worden circa 95 melkkoeien en een tachtigtal stuks jongvee gehouden. Ten behoeve van de continuïteit van het bedrijf is een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een mestzak.

Het bouwplan van initiatiefnemer omvat het plaatsen van een mestzak voor de opslag van vloeibare mest. Hiertoe wenst de initiatiefnemer een mestzak te plaatsen met een oppervlakte van 349 m2 en een inhoud van 800 m3 meter ten noordwesten van de bestaande bedrijfsbebouwing. Deze mestzak zal volledig buiten het bestemmingsvlak worden geplaatst zoals dat in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' is opgenomen (zie afbeelding 2), omdat binnen het bestaande bestemmingsvlak geen ruimte beschikbaar is. Dergelijke bouwwerken zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied' alleen toegestaan in de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf'. Daarom dient het bestemmingsvlak uitgebreid te worden. In samenhang met het bouwplan is een beplantingsplan opgesteld dat voorziet in de inpassing van de totale bedrijfsbebouwing in het agrarisch landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0002.png"

Afbeelding 2: Uitsnede De Bellaard 3, verbeelding bestemmingsplan Buitengebied

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden Wijziging

In het bestemmingplan "Buitengebied" is in artikel 3.3.2 opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Bedrijf', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub c, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 20%.
  2. b. Voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve veehouderij´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder c, dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij eenmalig een uitbreidingsruimte van maximaal 15% toegekend kan worden.
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan tot 1,5 ha mits er sprake is van een duurzame locatie.
  3. c. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
    1. 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een reëel bedrijf.
    2. 2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
    3. 3. Er sprake is van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
    4. 4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
    5. 5. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen.

Hoofdstuk 4 Toets Aan Randvoorwaarden

In het bestemmingplan "Buitengebied" is in artikel 3.3.2 opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Bedrijf', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub c, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 20%.
  2. b. Voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve veehouderij´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder c, dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij eenmalig een uitbreidingsruimte van maximaal 15% toegekend kan worden.
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan tot 1,5 ha mits er sprake is van een duurzame locatie.
  3. c. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
    1. 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een reëel bedrijf.
    2. 2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
    3. 3. Er sprake is van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
    4. 4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
    5. 5. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen.

Van intensieve veehouderij is hier geen sprake, zodat de randvoorwaarden genoemd onder sub b hier buiten beschouwing kunnen blijven.

4.1 Noodzaak Uitbreiding Bouwperceel

Met ingang van 1 januari 2010 is een wijziging van de meststoffenwetgeving in werking getreden op grond waarvan de perioden waarin mest over het land mag worden uitgereden zijn verkort. In samenhang daarmee is de periode waarin dierlijke mest bij agrarische bedrijven moet worden opgeslagen met ingang 1 januari 2012 verlengd van zes tot zeven maanden. Door deze wijzigingen is de behoefte aan mestopslagcapaciteit toegenomen. De huidige opslagcapaciteit van het bedrijf aan de Bellaard 3 is te beperkt om gedurende zeven maanden mest op te kunnen slaan. In de maanden december t/m februari heeft de eigenaar van het bedrijf te weinig opslagcapaciteit voor dunne mest in de bestaande drijfmestputten

Om dit probleem op te lossen geeft de initiatiefnemer de voorkeur aan het plaatsen van een mestzak. De mestzak is een tijdelijke opslag of wel een noodopslag. Zodra de mestzak half februari geleegd wordt, blijft deze leeg tot 1 september.

Omdat extra opslagcapaciteit niet binnen het bestemmingsvlak kan worden ingepast, dient een uitbreiding van het bestemmingsvlak plaats te vinden.

4.2 Ruimtelijk

De vergroting van het bestaande bestemmingsvlak wordt aan de noordzijde van het perceel, aansluitend op de bestaande bedrijfsbebouwing, mogelijk gemaakt. Behalve een locatie voor de mestzak worden ook de bestaande kuilvoerplaten, die gelegen zijn buiten het bestemmingsvlak, in het bouwvlak opgenomen. Na de vergroting bestaat het bouwvlak uit ca. 1,4 ha. Daarmee wordt voldaan aan de randvoorwaarden. Aan de oostzijde wordt het bestemmingsvlak iets verbreed ten behoeve van de landschappelijke inpassing.

Om te voorkomen dat ook stallen kunnen worden gebouwd, wordt op de verbeelding in het aanvullende deel van het bestemmingsvlak een hoogtebeperking tot 3 meter opgenomen.

Op deze wijze wordt voldoende flexibiliteit geboden en wordt aangesloten op de karakteristiek van de huidige perceelsstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0003.png"

Afbeelding 3: Nieuwe begrenzing bestemmingsvlak (blauwe stippellijn),

4.3 Landschappelijke Inpassing

Voor de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling is een voorstel voor een beplantingsplan opgesteld. Een definitief beplantingsplan dient te worden ingediend op het moment dat de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de mestzak wordt aangevraagd.

Gezien de aard van uit uitbreiding wordt hier ingezet op een beplantingsstrook aan oostzijde van het agrarische bouwblok. Het landschap waarin het bedrijf ligt is een open landschap. Beplanting bevindt zich van oudsher rond de agrarische bedrijven. Met het beplanten van de randen van de agrarische bouwblokken ontstaat een herkenbaar patroon van een open polder met agrarische bedrijven met beplanting. De bedrijven worden begrensd door de aan te leggen beplanting waardoor een duidelijke overgang ontstaat tussen open agrarisch en de bouwblokken. Het is geen doel om het gehele bouwblok aan het zicht te onttrekken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0004.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0005.png"

Afbeelding 4: Ligging perceel 'De Bellaard 3' in omgeving

4.3.1 Voorgestelde beplanting

Voorgesteld wordt om de oostelijke grens van het bouwblok te voorzien van een bomenrij met een onderbegroeiing van struiken. Hiervoor dient een strook van 5 meter aan de oostzijde van het perceel te worden gereserveerd. Deze strook sluit aan bij de bestaande strook vooraan het perceel. De bomen kunnen in een rij worden aangeplant met een tussenruimte van maximaal 15 meter.

Er dient gekozen te worden voor een gebiedseigen beplanting. Dit zijn soorten die passen bij de grondsoort en natheid van deze plek. Voor de bomen kan dan bijvoorbeeld worden gekozen voor een es, wilg, populier, walnoot. Voor de struiken kan worden gekozen voor soorten als lijsterbes, sleedoorn, meidoorn, wilg, els, etc.

Het beheer van de strook dient gericht te zijn op het groot laten uitgroeien van de bomen. De struiklaag zal als afschermende beplanting beheerd kunnen worden maar ook het periodiek terugsnoeien is mogelijk.

4.3.2 Aanvullende beplantingsmogelijkheden

Aanvullend op deze oostelijke beplantingsstrook kan de westelijke en de achtergrens op een vergelijkbare manier worden ingepast. Aan de voorzijde is het mogelijk om de inpassing vorm te geven met solitaire bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0006.png"

Afbeelding 5: Voorgestelde ruimtelijke inpassing variant 1

Indien geen gebruik wordt gemaakt van de gronden in de meest noordoostelijke hoek van het perceel, kan de landschappelijke inpassing ook plaatsvinden zoals is aangegeven op afbeelding 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0007.png"

Afbeelding 6: Voorgestelde ruimtelijke inpassing variant 2

4.4 Milieuhygiënische Toets

4.4.1 Geluid

Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Beoogde planwijziging zal wellicht resulteren in een minimale toename van het aantal vervoersbewegingen binnen de inrichting. Aangezien de dichtstbijzijnde woningen (De Bellaard 1 en 5) op circa 300 meter afstand van het plangebied liggen, zullen eventuele effecten van de planwijziging ter plaatse van deze woningen niet waarneembaar zijn. Het onderhavige plan heeft daarom geen relevantie op het gebied van geluid. Daarbij is het bedrijf verplicht zich te houden aan de daarvoor geldende geluidsvoorschriften Wet milieubeheer om eventuele hinder te voorkomen. Ten aanzien van geluid zijn er voor onderhavig wijzigingsplan geen beperkingen.

4.4.2 Geur

Met het beoogde plan zal een mestzak worden geplaatst binnen het plangebied. Opslag van mest kan relevant zijn voor wat betreft het aspect geur. De te plaatsen mestzak zal afgedekt zijn waardoor verspreiding van geur wordt geminimaliseerd. Daarbij voldoet plaatsing van een mestzak binnen onderhavig plangebied aan de regels van het Besluit Mestbassins milieubeheer. Voldoen aan deze regels dient onder meer geurhinder te voorkomen. Aangezien de nabij gelegen woningen zich op ruime afstand bevinden (circa 300 meter) is geurhinder als gevolg van onderhavig plan niet aannemelijk.

4.4.3 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals opslag en transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. In de buurt van het plan, namelijk aan De Bellaard 1, 3 en 5 bevinden zich een aantal bovengrondse propaantanks (3000 liter). Echter worden met beoogde planwijziging geen kwetsbare objecten (als woningen) gerealiseerd en bestaande woningen staan op voldoende afstand van deze tanks conform de eisen uit de daarvoor geldende Wet milieubeheer. Ten oosten van het plan ligt een ondergrondse buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen. De afstand tot aan deze leiding is 450 meter. Daarmee ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van deze leiding. Binnen onderhavig plan worden geen relevante activiteiten met gevaarlijke stoffen mogelijk gemaakt of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid levert geen beperkingen voor onderhavig plan.

4.4.4 Luchtkwaliteit

Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen - waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn - en om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. De grens waarbij een plan als gevolg van extra verkeer niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op meer dan 1000 vervoersbewegingen (van auto's) per etmaal. Ten eerste worden er met onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare functies bestemd. Daarbij zullen de activiteiten en de daarbij weinig optredende voertuigbewegingen als gevolg van de bouwblokvergroting geen significante bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tevens neemt het aantal vergunde dieren niet toe. Onderhavig plan draagt niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor de besluitvorming van het wijzigingsplan.

4.4.5 Bodem

Het onderhavige plangebied is voldoende van kwaliteit zijn voor de reeds bestaande en bestemde functies. Concreet worden er binnen het plangebied geen nieuwe kwetsbare functies (zoals wonen) mogelijk gemaakt. Nieuwe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de bodem moeten voldoen aan de daarvoor geldende regels (zoals bodembeschermende voorzieningen, maatregelen en/of bodemonderzoeken) conform de Wet milieubeheer. Hierdoor is bodem voor onderhavig plan geen gewichtig aspect. Bij het uitvoeren van eventuele werkzaamheden binnen onderhavig plangebied moet rekening gehouden worden met het eventueel vrijkomen van grond, en de noodzaak deze grond af te voeren. De vrijkomende grond valt, indien deze buiten de locatie hergebruikt gaat worden onder regime van het Besluit Bodemkwaliteit. Van de vrijkomende grond moet de kwaliteit afdoende bekend worden via bodemonderzoek, waarna er een passende bestemming of afvoermogelijkheid bepaald kan worden.

4.5 Advies Aab

Op basis van overleg met de aanvrager, de door de gemeente 's-Hertogenbosch toegezonden stukken en nader onderzoek komt de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen tot de volgende bevindingen:

(geciteerd) "Initiatiefnemer exploiteert aan De Bellaard 3 te 's-Hertogenbosch een agrarisch bedrijf. Hij heeft dit bedrijf eind jaren negentig aangekocht in het kader van een bedrijfsverplaatsing vanuit Houten. De bedrijfsbebouwing omvat een bedrijfswoning, twee ligboxenstallen, een werktuigenberging, een opslagruimte en voeropslagen. De oudste ligboxenstal dateert uit beginjaren zeventig en betreft een drierijïge stal die inmiddels voor de huisvesting van jongvee in gebruik is genomen, hi deze stal zijn, hetgeen destijds gebruikelijk was, enkel de roostervloeren onderkelderd. De tweede ligboxenstal is door de vorige eigenaar in 1992 gebouwd. Het betreft een vierrijïge stal voor 100 melkkoeien die oorspronkelijk was uitgevoerd met een driehoekmelkstal. Initiatiefnemer heeft deze melkstal vervangen door een 2x10 zij-aan-zij melkstal (geen snelwissel). Deze stal is, met uitzondering van de bijruimten, onderkelderd. In vergelijking met de hedendaagse bouwwijze is de putdiepte met 1,75meter beperkter. Aan de achterzijde van de bebouwing zijn twee kuilplaten van 75 meter en een sleufsilo van 45 meter aanwezig.

Op het bedrijf worden circa 95 melkkoeien en een tachtigtal stuks jongvee gehouden. Het bedrijf is uitgerust met een voermengwagen en regulier machinepark. De huiskavel van het bedrijf is 30 ha groot. Aan de overzijde van De Bellaard behoort 20 ha grond bij het bedrijf. Verder beschikt de aanvrager over 3,5ha pachtgrond in de nabije omgeving en over 9 ha weiland te Houten.

De gronden aan De Bellaard betreffen zware tot zeer zware kleigrond die goed vochthoudend is en zich uitstekend leent voor grasland. Het teeltplan van het bedrijf bestaat merendeels uit grasland en voor het overige uit de teelt van snijmaïs. Het bedrijf neemt deel aan de derogatie hetgeen inhoudt dat 250 kg N uit dierlijke mest kan worden aangewend in plaats van de standaardnorm van 170 kg. Naar verwachting zal het komend jaar worden deelgenomen aan de BEX (bedrijfsspecifieke excretie) waarmee strakker gestuurd zal worden op een efficiënte benutting van de stikstof en fosfaat, waardoor wat meer mest per hectare kan worden aangewend.

Het verzoek omvat de aanleg van een mestzak van 800 kuub aan de achterzijde van het bedrijf naast de sleufsilo. Van de zijde van de aanvrager werd toegelicht dat tot heden de op het bedrijf geproduceerde mest op de gronden van het bedrijf kan worden aangewend. Echter afgelopen winters werden enkele vrachten mest afgevoerd vanwege een gebrek aan opslagcapaciteit. Daarnaast is de afgelopen jaren over het algemeen tot begin september mest uitgereden. De mestzak zal worden uitgevoerd zonder mixvoorziening, hetgeen zal worden uitbesteed aan een loonwerker.

Op basis van de voorgaande bevindingen komt de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen tot de volgende conclusie. Aan De Bellaard 3 te 's-Hertogenbosch wordt een volwaardig agrarisch bedrijf geëxploiteerd. Het ingediende verzoek betreft de vergroting van het bouwblok tot 1.4 ha. De uitbreiding van het bouwblok wordt verzocht voor de aanleg van een mestzak. Tegelijkertijd zullen de voeropslagen die heden buiten het bouwblok zijn gelegen hierin worden opgenomen.

Specifiek ten aanzien van de mestopslagcapaciteit merkt de Adviescommissie op dat, naast de verkorting van de uitrijtermijnen, het uitrijden van mest ook om andere redenen meer verschuift naar voorjaarsaanwending. De benutting van de mineralen is bij voorjaarsaanwending namelijk beduidend beter dan bij het bemesten van grasland in bijvoorbeeld augustus en begin september. Om die reden wordt bij melkveebedrijven heden ten dage vanuit de operationele bedrijfsvoering uitgegaan van een opslagcapaciteit voor tenminste 7 tot 8 maanden.

De Adviescommissie merkt op dat de op het bedrijf geproduceerde mest grosso modo op de bij het bedrijf behorende gronden aangewend kan worden. Ook is een lichte uitbreiding van de veestapel op basis van de beschikbare stalcapaciteit mogelijk.

Vorenstaande in overweging nemende en gelet op de huidige mestopslagcapaciteit van het bedrijf in relatie tot de productie van de veestapel, is de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van mening dat de aanleg van de gevraagde mestzak noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Om deze mestopslag te kunnen realiseren en om de aanwezige voeropslagen te situeren binnen de contouren van het bouwblok is vergroting van het bouwblok noodzakelijk".

4.6 Provinciaal Beleid

4.6.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De provincie heeft op 1 oktober 2010 de structuurvisie voor Noord-Brabant vastgesteld, die op 1 januari 2011 in werking is getreden. Voor een belangrijk deel wordt hierin eerder vastgesteld beleid, zoals onder andere uit het streekplan uit 2002, voort gezet. De Provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant. Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Rond de steden is de schaal van de verstedelijkingsopgave van een andere orde dan in de gebieden aan de randen van Brabant. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur. De concentratie van verstedelijking vindt plaats in het zogenaamde 'kralensnoer' van steden (met omliggende kleinere kernen) op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot aan Oss) en rond de steden op het zand (Eindhoven – Helmond, Tilburg en Uden – Veghel). Hier wordt de boven lokale groei van de verstedelijking opgevangen.

In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul. Om de leefomgeving aantrekkelijk te houden, verplaatsen bedrijven die hier qua aard, schaal en functie niet meer bij passen naar werklocaties rond de steden. Leefbaarheid is een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden.

4.6.2 Verordening ruimte

In de Verordening ruimte was De Bellaard 3 aangewezen als agrarisch gebied en extensiveringsgebied.Half september 2011 is door de provincie een wijziging van de Verordening ruimte vastgesteld. Daarmee is het plangebied aangewezen als groenblauwe mantel.

Voor deze gebieden is onder andere bepaald dat:

  • een plan dat is gelegen in de groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
  • een bestemmingsplan dat is gelegen binnen de groenblauwe mantel regels stelt ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. In het voorontwerp wijzigingsplan wordt niet ingegaan op het gestelde in artikel 6.3 van de Verordening ruimte.
  • een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel kan voorzien in de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Voorwaarde is dat uit de toelichting blijkt dat deze uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering en een positieve bijdrage levert aan de bescherming van ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

Het wijzigingsplan is opgesteld voor een agrarische bedrijfskavel aan De Bellaard 3. Met de bouwblokvergroting worden enerzijds bestaande kuilvoerplaten in het bouwblok ondergebracht. Van een aantasting van de groenblauwe mantel is dus geen sprake, omdat het hier gaat om een bestaande situatie. Anderzijds wordt de aanleg van een mestzak mogelijk gemaakt. Deze mestzak is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, zo heeft ook de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen aangegeven (zie paragraaf 4.5). Binnen het bestaande bouwblok is voor deze mestzak geen ruimte. Een vergroting van het bouwblok is noodzakelijk.

Het landschap waarin het bedrijf ligt is een open landschap. Beplanting bevindt zich van oudsher rond de agrarische bedrijven. Met het beplanten van de randen van de agrarische bouwblokken ontstaat een herkenbaar patroon van een open polder met agrarische bedrijven met beplanting. Met de landschappelijke inpassing die wordt gevraagd (en juridisch is vereist) worden de bestaande landschappelijke waarden versterkt.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Onderstaand beleid voor integraal waterbeheer en de toepassing ervan in het bouwplan zijn opgesteld na samenspraak met het Waterschap Aa en Maas, in het kader van het watertoetsoverleg. Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. De beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeenteraad op 14 juli 2009 vastgesteld in de nota Waterstad 's-Hertogenbosch. Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. De nota beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.

Het waterbeheerplan van het Waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Hierin zijn acht uitgangspunten geformuleerd:

  1. 1. wateroverlastvrij bestemmen;
  2. 2. gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  3. 3. doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
  4. 4. hydrologisch neutraal ontwikkelen: compenseren van verhardingstoenamen;
  5. 5. water als kans;
  6. 6. meervoudig ruimtegebruik;
  7. 7. voorkomen van vervuiling;
  8. 8. waterschapsbelangen, zoals de Keur en zoneringen.

In ruimtelijke plannen van de gemeente 's-Hertogenbosch worden bovenstaande uitgangspunten zoveel mogelijk meegenomen in de planvorming.

In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGrp) is het beleid ten aanzien van afvalwater, regenwater en grondwater verder uitgewerkt.

Voor onderhavige ontwikkeling geldt het volgende: Het onderhavige plan houdt deels in dat de huidige situatie wordt vastgelegd. Er is daarom ook geen sprake van een verhardingstoename. Voor de bestaande kuilvloerplaten wordt het afstromende hemelwater opgevangen in een tank, waarna het zal worden uitgereden op het land. Eventuele verontreinigingen uit gistingsprocessen zullen worden opgevangen in de tank, en komen verspreid terecht op het land. Bij de aanleg van de mestzak zal het hemelwater oppervlakkig afstromen naar het erf rondom. Er is dan ook geen sprake van een bergingsopgave. Ook is er geen sprake van een ingreep in leggerwatergangen.

Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

De planwijziging voorziet in een wijziging van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf', waarbij de omvang van het agrarisch bouwblok vergroot wordt en de nieuwbouwmogelijkheden verschuiven in noordelijke richting.

Op onderhavig wijzigingsplan zijn de bestaande regels van het bestemmingsplan “Buitengebied” van toepassing. Het wijzigingsplan gaat als het ware onderdeel uitmaken van dit moederplan.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan De Bellaard 3 heeft als doel het planologisch mogelijk maken van het plaatsen van een mestzak door een vergroting van het bestemmingsvlak. Dit betreft een particulier initiatief, waarvoor de gemeente geen kosten maakt. Het betreft geen bouwplan in de zin van de grondexploitatiewet. Daarmee is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 8 Vooroverleg En Inspraak

8.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het voorontwerpwijzigingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  • Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord-Brabant;
  • Waterschap Aa en Maas;
  • VROM-inspectie regio Zuid;
  • Bestuursraad voor Engelen en Bokhoven.

1. Waterschap Aa en Maas

8.1.1 Waterschap Aa en Maas

Opmerking 1

Het waterschap beschouwt een mestzak ook als een vorm van verhardingstoename omdat deze geen water doorlaat. Hierdoor kan er plaatselijk geen water infiltreren. Omdat het afstromende hemelwater direct rondom de mestzak in de bodem infiltreert, gaat het waterschap hiermee akkoord..

Commentaar

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Opmerking 2

Daarnaast wordt in het voorontwerp melding gemaakt van de aanleg van kuilvloerplaten. Hiermee wordt de suggestie gewekt dat het hier om een verhardingsuitbreiding gaat. Telefonisch heeft de gemeente aangegeven dat het om een bestaande situatie gaat. Het waterschap verzoekt dit ter verduidelijking tekstueel aan te passen.

Commentaar

In paragraaf 4.2 van het voorontwerpwijzigingsplan is aangegeven 'Behalve een locatie voor de mestzak worden ook de bestaande kuilvoerplaten, die gelegen zijn buiten het bestemmingsvlak, in het bouwvlak opgenomen'. In hoofdstuk 5 wordt abusievelijk de suggestie gewekt dat het gaat om de aanleg van kuilvoerplaten. Overeenkomstig de reactie wordt dit in het ontwerpwijzigingsplan aangepast.

Opmerking 3

Het waterschap verzoekt om het beheerplan 2010-2015 en de uitgangspunten watertoets te refereren of deze afzonderlijk te benoemen.

Commentaar

Hoofdstuk 5 is aangepast. De uitgangspunten van het waterbeheerplan en de watertoets worden benoemd in dit hoofdstuk.

8.1.2 Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant

Opmerking 1

In tegenstelling tot wat is vermeld in het voorontwerpbestemmingsplan is de projectlocatie binnen de Verordening ruimte niet gelegen in agrarisch gebied maar in de groenblauwe mantel. Er is strijdigheid met de Verordening ruimte.

Artikel 6.3 lid 1 sub a van deze verordening geeft aan dat een plan dat is gelegen in de groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Ingevolge artikel 6.3 lid b van de verordening stelt een bestemmingsplan dat is gelegen binnen de groenblauwe mantel regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. In het voorontwerp wijzigingsplan wordt niet ingegaan op het gestelde in artikel 6.3 van de Verordening ruimte.

Ingevolge artikel 6.4 lid 1c van de verordening kan een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel voorzien in de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Voorwaarde is dat uit de toelichting blijkt dat deze uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering en een positieve bijdrage levert aan de bescherming van ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Deze gevraagde toelichting ontbreekt. In de toelichting is sprake van een AAB-advies, maar dit advies is niet bijgevoegd.

Commentaar

Op het moment van terinzagelegging van het voorontwerpwijzigingsplan was het bedrijf aan De Bellaard 3 niet gelegen in een gebied dat op de kaart 2, onderwerp Natuur en Landschap uit de Verordening Ruimte is aangewezen als groenblauwe mantel (zie figuur 1). Volgens de kaartgegevens op de website was dat op 19 oktober 2011 nog steeds niet het geval. Na contact met de provincie blijkt de kaart die op de website van de provincie staat, niet de juiste te zijn. Alleen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl staat volgens de provincie de juiste versie.

Tijdens de terinzagelegging van het voorontwerpwijzigingsplan is op 13 september 2011 een wijziging van de provinciale Verordening ruimte vastgesteld. Met deze wijziging is het gebied aangewezen als groenblauwe mantel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0796.0002169-1501_0008.png"

Figuur 1: Uitsnede kaart 2, onderwerp Natuur en Landschap uit de Verordening ruimte. De groenblauwe mantel is groen/blauw aangegeven. In de rode cirkel is het plangebied aangegeven. Bron: www.brabant.nl, 19 oktober 2011

Het voorontwerpwijzigingsplan is opgesteld voor een agrarische bedrijfskavel aan De Bellaard 3. Met de bouwblokvergroting worden bestaande kuilvoerplaten in het bouwblok ondergebracht. Van een aantasting van de groenblauwe mantel is dus geen sprake, omdat het hier gaat om een bestaande situatie. Daarnaast wordt de aanleg van een mestzak mogelijk gemaakt. Deze mestzak is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, zo heeft ook de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen aangegeven. Binnen het bestaande bouwblok is voor deze mestzak geen ruimte. Een vergroting van het bouwblok is noodzakelijk. Met de landschappelijke inpassing die wordt gevraagd (en juridisch is vereist) worden de bestaande landschappelijke waarden versterkt. Een definitief beplantingsplan dient te worden ingediend op het moment dat de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de mestzak wordt aangevraagd.

Het advies van de AAB is opgenomen in paragraaf 4.5

Opmerking 2

De doorvertaling van de in artikel 6.3 van de Verordening ruimte gevraagde bescherming en positieve ontwikkeling van de groenblauwe mantel dient gecombineerd te worden met de verplichte kwaliteitsverbetering van het landschap. Dat is voorgeschreven in artikel 2.2 van de Verordening ruimte.

Commentaar

In artikel 2.2. lid 1 van de Verordening is aangegeven dat de toelichting bij een bestemmingsplan een verantwoording bevat van de wijze waarop verzekerd is dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in de hoofdlijnen heeft beschreven.

In de hoofdstukken 4 en 5 van de toelichting is aangegeven hoe met de bodem, water, natuur en landschap wordt omgegaan. Met de landschappelijke inpassing die verbonden is met de bouwblokvergroting, en ook als zodanig is vastgelegd in de regels, worden de kwaliteiten van het bestaande landschap versterkt.

Het landschap waarin het bedrijf ligt is een open landschap. Beplanting bevindt zich van oudsher rond de agrarische bedrijven. Met het beplanten van de randen van de agrarische bouwblokken ontstaat een herkenbaar patroon van een open polder met agrarische bedrijven met beplanting.

In het tweede lid van artikel 2.2. van de Verordening ruimte is aangegeven dat ingeval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling verzekerd is dat gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken toestaat, behoudens ingeval in deze verordening anders is bepaald. Uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag is slechts toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden.

Onderhavige ontwikkeling betreft een vergroting van een bestaand bouwblok. In paragraaf 4.1 is aangegeven dat extra mestopslagcapaciteit niet binnen het bestaande bestemmingsvlak kan worden ingepast. Ook op afbeelding 3 in paragraaf 4.2 is te zien dat binnen het bestaande bouwvlak mogelijkheden ontbreken om een mestzak te plaatsen. Daarom dient een uitbreiding van het bestemmingsvlak plaats te vinden.

In het derde lid van artikel 2.2. van de Verordening ruimte is aangegeven dat ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit de toelichting bij een bestemmingsplan een verantwoording bevat waaruit blijkt dat:

a. in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden alsmede de op grond van deze verordening toegelaten ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden;

b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, in het bijzonder wat betreft de omvang van de beoogde bebouwing, past in de omgeving;

c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, waaronder openbaar vervoer, is verzekerd, een en ander onder onverminderd hetgeen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in deze verordening is bepaald.

Ten aanzien van punt a: Onderhavig plan betreft een wijzigingsplan dat mogelijk is op basis van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Ten tijde van de vaststelling van dat bestemmingsplan zijn de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden afgewogen. In de hoofdstukken 4 en 5 van de toelichting op het wijzigingsplan is gemotiveerd dat de bouwblokvergroting niet strijdig is met de bodemkwaliteit en waterhuishouding.

Ten aanzien van punt b: de mestzak behoort bij het agrarisch bedrijf aan De Bellaard 3 en is nodig voor de continuering van de bedrijfsvoering. De vergroting van het bestaande bestemmingsvlak wordt aan de noordzijde van het perceel, aansluitend op de bestaande bedrijfsbebouwing, mogelijk gemaakt. Behalve een locatie voor de mestzak worden ook de bestaande kuilvoerplaten, die gelegen zijn buiten het bestemmingsvlak, in het bouwvlak opgenomen. Het betreft dus voor een klein deel een nieuwe ontwikkeling en daarnaast het juridisch vastleggen van de bestaande kuilvoerplaten.

Ten aanzien van punt c: De bouwblokvergroting heeft geen gevolgen voor de afwikkeling van goederen of personen. De mestzak is bedoeld voor de opslag van vloeibare mest van het bestaande bedrijf aan De Bellaard 3.

8.2 Inspraak

Het voorontwerpwijzigingsplan "De Bellaard 3" heeft van 5 september tot en met 17 oktober 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder op het plan te reageren. Er zijn geen inspraakreacties ingediend.