De Omloop 15
Wijzigingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 05-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan De Omloop 15 van de gemeente 's Hertogenbosch.
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0796.0002174-1401 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 bestemmingsplan Buitengebied:
het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch d.d. 26 januari 2010.
1.5 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.6 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Hoofdstuk 2 Toepasselijke Regels
Artikel 2 Agrarisch-bedrijf
- a. Na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.3.2 van het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij de bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf', waaronder wordt verstaan de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf' als bedoeld in artikel 4 van het bestemmingsplan Buitengebied zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente 's-Hertogenbosch zoals vastgesteld d.d. 26 januari 2010, voor zover relevant en met uitzondering van artikel 39 (slotbepaling), van overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde onder b.
- b. het gebruik van het perceel conform de bestemming is alleen dan toegestaan indien een beplantingshaag wordt aangelegd na overleg met de landschapsdeskundige van de gemeente 's-Hertogenbosch en in stand wordt gehouden in het kader van de landschappelijke inpassing van de gronden.
Hoofdstuk 3 Slotregel
Artikel 3 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan De Omloop 15.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aanleiding tot de planwijziging is het ingekomen plan voor het plaatsen van twee sleufsilo's op het adres De Omloop 15. Deze sleufsilo's dienen voor de opslag van enkelvoudig diervoer. Dit zijn onder andere perspulp en bierbostel. Om het plaatsen van de sleufsilo's mogelijk te maken, dient een wijziging van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" plaats te vinden.
De ontwikkeling betreft de gronden, plaatselijk bekend als De Omloop 15 te 's-Hertogenbosch, en kadastraal bekend als gemeente 's-Hertogenbosch, sectie R, nr. 516 (gedeeltelijk) nr. 517 (gedeeltelijk), nr. 1662 en nr. 1663 (gedeeltelijk). De planwijziging omvat een gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied", dat op 26 januari 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Afbeelding 1: Overzicht ligging plangebied wijzigingsplan
Op grond van artikel 3.3.2 van de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied" kunnen burgemeester en wethouders met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een wijziging aanbrengen in de begrenzing van een bestaand agrarisch bouwblok ten behoeve van de uitbreiding van agrarische bouwpercelen. Daarbij zijn randvoorwaarden gesteld met betrekking tot de omvang, de landschappelijke inpassing en milieu-aspecten.
Hoofdstuk 2 Doelstelling Wijzigingsplan
De inrichting is een agrarisch bedrijf gelegen in het noordwesten van de gemeente 's-Hertogenbosch. Het bedrijf bewerkt ruim 40 ha. cultuurgrond. Daarnaast worden circa 90 meldkoeien met bijbehorend jongvee gehouden. Hiertoe zijn een ligboxenstal, een loods annex jongveestal, een bedrijfswoning en voeropslagen gebouwd. Ten behoeve van de continuïteit van het bedrijf is een aanvraag ingediend voor twee sleufsilo's voor de opslag van enkelvoudig diervoer, zoals perspulp en bierbostel.
Het bouwplan van initiatiefnemer omvat het bouwen van twee sleufsilo's: één met een oppervlakte van 7 bij 30 meter en één met een oppervlakte van 6,5 bij 30 meter. Het gezamenlijke oppervlak omvat 390 vierkante meter. In 2007 zijn buiten het bouwblok reeds kuilvoerplaten met een oppervlakte van 18 bij 30 meter aangelegd. Door het plaatsen van enkele keerwanden met een hoogte van 1,25 meter, ontstaat een tweetal sleufsilo's. De kuilvoerplaten zijn ten zuidoosten van de agrarische hoofdbebouwing en een tweetal andere sleufsilo's geplaatst, volledig buiten het bouwblok zoals dat in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' is opgenomen (zie afbeelding 2).
Kuilvoerplaten zijn in het bestemmingsplan "Buitengebied" alleen toegestaan in de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf'. Daarom dient het bestemmingsvlak uitgebreid te worden. In samenhang met het bouwplan is een beplantingsplan opgesteld dat voorziet in de inpassing van de totale bedrijfsbebouwing in het agrarisch landschap.
Afbeelding 2: Uitsnede De Omloop 15, verbeelding bestemmingsplan Buitengebied
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden Wijziging
In het bestemmingplan "Buitengebied" is in artikel 3.3.2 opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Bedrijf', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub c, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 20%.
- b. Voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve veehouderij´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder c, dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij eenmalig een uitbreidingsruimte van maximaal 15% toegekend kan worden.
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan tot 1,5 ha mits er sprake is van een duurzame locatie.
- c. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
- 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een reëel bedrijf.
- 2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
- 3. Er sprake is van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- 4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- 5. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen.
Hoofdstuk 4 Toets Aan Randvoorwaarden
In het bestemmingplan "Buitengebied" is in artikel 3.3.2 opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Bedrijf', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub c, dat vergroting van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bestaande bestemmingsvlak reeds meer bedraagt dan 1,5 ha mag dit bestemmingsvlak worden vergroot met maximaal 20%.
- b. Voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ´intensieve veehouderij´ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder c, dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan indien dit noodzakelijk is in verband met de wettelijke eisen van dierenwelzijn, waarbij eenmalig een uitbreidingsruimte van maximaal 15% toegekend kan worden.
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' vergroting uitsluitend is toegestaan tot 1,5 ha mits er sprake is van een duurzame locatie.
- c. Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:
- 1. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsontwikkeling van een reëel bedrijf.
- 2. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
- 3. Er sprake is van een voldoende landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- 4. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- 5. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen.
Van intensieve veehouderij is hier geen sprake, zodat de randvoorwaarden genoemd onder sub b hier buiten beschouwing kunnen blijven.
4.1 Noodzaak Uitbreiding Bouwperceel
De kuilvoerplaten liggen reeds sinds 2007 buiten het bouwvlak aan de oostzijde van het bouwblok. Door het plaatsen van keerwanden is het voor de agrariër mogelijk om met een beperkte investering twee sleufsilo's te realiseren. Op een andere locatie is de benodigde investering beduidend groter. Dit is bevestigd door de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen in haar advies van 12 juni 2012. Het plaatsen van de sleufsilo's is noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering.
4.2 Ruimtelijk
De vergroting van het bestaande bestemmingsvlak wordt aan de zuidoostzijde van het perceel, aansluitend op de bestaande bedrijfsbebouwing, mogelijk gemaakt (zie afbeelding 3). Op deze locatie zijn al kuilvoerplaten gelegen. Na de vergroting bestaat het bouwvlak uit ca. 1,2 ha. Daarmee wordt voldaan aan de randvoorwaarden.
Afbeelding 3: Nieuwe begrenzing bestemmingsvlak. De uitbreiding van het plangebied is blauw gearceerd (door de hoek waaronder de luchtfoto gemaakt is, verschillen de grenzen iets. In werkelijkheid volgt de grens van het bouwblok de grens van de bestaande kuilvoerplaten).
4.3 Landschappelijke Inpassing
Voor de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling is een voorstel voor een beplantingsplan opgesteld. Een definitief beplantingsplan dient te worden ingediend op het moment dat de omgevingsvergunning voor de sleufsilo's wordt aangevraagd. Een beplantingsplan is tevens één van de voorwaarden om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen.
Gezien de aard van uit uitbreiding wordt hier ingezet op een beplantingsstrook aan de oostzijde van het agrarische bouwblok.
Het bedrijf aan de Omloop ligt in de Bokhovense polder. Deze polder wordt gekenmerkt door zijn openheid en zakelijke inrichting met rechte lijnen. De bedrijven zijn modern en liggen aan de ontsluitingswegen. De woning is aan de voorzijde van het perceel gelegen, het bedrijf ligt daarachter en naast. De gewenste landschappelijke inpassing van de bedrijven bestaat uit een beplantingsstrook aan de zijkanten en de achterzijde van de bedrijven. Het is niet noodzakelijk om de bedrijven zo af te planten dat deze niet meer zichtbaar zijn. Een bomenrij of een struweelstrook met bomen zorgt er voor dat de bedrijven herkenbaar in het landschap liggen en er een rustig landschappelijk beeld ontstaat. Vanaf de weg is het bedrijf en de woning met tuin zichtbaar.
Afbeelding 4: Ligging perceel 'De Omloop 15' in omgeving
4.3.1 Voorgestelde beplanting
Voorgesteld wordt om de oostelijke grens van het bouwblok te voorzien van een bomenrij (zie afbeelding 6). Hiermee wordt aangeloten bij het wensbeeld voor het gehele bedrijf (zie afbeelding 5). Voor deze bomenrij dient een strook van 5 meter aan de oostzijde van het perceel te worden gereserveerd. De bomen kunnen in een rij worden aangeplant met een tussenruimte van maximaal 7 meter.
Er dient gekozen te worden voor een gebiedseigen beplanting. Dit zijn soorten die passen bij de grondsoort en natheid van deze plek. Voor de bomen kan dan bijvoorbeeld worden gekozen voor een es, els, wilg of populier.
Afbeelding 5: Huidig beeld (links) ten opzichte van streefbeeld (rechts)
Afbeelding 6: Voorgestelde beplanting
4.4 Milieuhygiënische Toets
4.4.1 Geluid
Bij een ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag in vooral de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Beoogde planwijziging zal naar verwachting resulteren in een minimale toename van het aantal vervoersbewegingen binnen de inrichting. Aangezien de dichtstbijzijnde woning op circa 200 meter afstand van het plangebied ligt, zullen eventuele effecten van de planwijziging ter plaatse van deze woningen niet waarneembaar zijn. Het onderhavige plan heeft daarom geen significante relevantie op het gebied van geluid. Daarbij is het bedrijf verplicht zich te houden aan de daarvoor geldende geluidsvoorschriften Wet milieubeheer om eventuele hinder te voorkomen. Ten aanzien van geluid zijn er voor onderhavig wijzigingsplan geen beperkingen.
4.4.2 Geur
Met het beoogde plan zullen twee sleufsilo's worden gerealiseerd ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Gezien de beoogde activiteiten en de afstand tot de dichtstbijzijnde woning is geur geen relevant aspect. Geurhinder als gevolg van onderhavig plan is niet aannemelijk.
4.4.3 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals opslag en transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Circa 100 meter ten oosten van het plangebied bevindt zich een ondergrondse buisleiding van defensie voor het onder druk (80 bar) transporteren van gevaarlijke stoffen. De PR-contour van deze leiding betreft 0 meter (komt niet buiten de leiding). Het plangebied ligt buiten de PR-contour van deze leiding. Tevens worden met beoogde planwijziging geen kwetsbare objecten (als woningen) gerealiseerd. Binnen onderhavig plan worden geen relevante activiteiten met gevaarlijke stoffen mogelijk gemaakt of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid levert geen beperkingen voor onderhavig plan.
4.4.4 Luchtkwaliteit
Bij lucht gaat het enerzijds om de productie van luchtverontreiniging als gevolg van nieuwe plannen – waarop de luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer van toepassing zijn - en om de zorg van kwetsbare functies in luchtbelaste zones uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.
Kleine projecten en ruimtelijke plannen, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit is geregeld in het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)”. De grens NIBM voor de stoffen PM10 (fijnstof) en NO2 ligt vanaf 1 augustus 2009 op 1,2 ìg/m3. De grens waarbij een plan als gevolg van extra verkeer niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ligt op meer dan 1800 vervoersbewegingen per etmaal van auto's of 90 vrachtwagenbewegingen per etmaal. Ten eerste worden er met onderhavig plan geen nieuwe kwetsbare functies bestemd. Daarbij zullen de activiteiten en de daarbij weinig optredende voertuigbewegingen als gevolg van de bouwblokvergroting ver beneden de genoemde drempels liggen en daarmee geen significante bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarbij zal het aantal vergunde dieren niet toenemen. Onderhavig plan draagt niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor de realisatie van het bestemmingsplan. Gezien de huidige concentraties aan fijnstof en NO2 (jaargemiddeld beneden 20 microgram/m3) in het gebied is de luchtkwaliteit er 'goed' te noemen.
4.4.5 Bodem
Het onderhavige plangebied is voldoende van kwaliteit zijn voor de reeds bestaande en bestemde functies. Concreet worden er binnen het plangebied geen nieuwe kwetsbare functies (zoals wonen) mogelijk gemaakt. Nieuwe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de bodem moeten voldoen aan de daarvoor geldende regels (zoals bodembeschermende voorzieningen, maatregelen en/of bodemonderzoeken) conform de Wet milieubeheer. Hierdoor is bodem voor onderhavig plan geen gewichtig aspect. Bij het uitvoeren van eventuele werkzaamheden binnen onderhavig plangebied moet rekening gehouden worden met het eventueel vrijkomen van grond, en de noodzaak deze grond af te voeren. De vrijkomende grond valt, indien deze buiten de locatie hergebruikt gaat worden onder regime van het Besluit Bodemkwaliteit. Van de vrijkomende grond moet de kwaliteit afdoende bekend worden via bodemonderzoek, waarna er een passende bestemming of afvoermogelijkheid bepaald kan worden.
4.5 Advies Aab
De Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen is gevraagd om advies over het wijzigingsplan en het plaatsen van de sleufsilo's in het bijzonder.
Gelet op de uitbreiding van de stalcapaciteit enkele jaren geleden, is de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen van mening dat de gevraagde uitbreiding van de voeropslagcapaciteit met bijbehorend voerterrein noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Ook de gekozen situering sluit aan op de eerder aanwezige voeropslagen en maakt een efficiënte logistiek mogelijk. Het volledige advies is opgenomen in Bijlage 1 Advies Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
4.6 Provinciaal Beleid
4.6.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De provincie heeft op 1 oktober 2010 de structuurvisie voor Noord-Brabant vastgesteld, die op 1 januari 2011 in werking is getreden. Voor een belangrijk deel wordt hierin eerder vastgesteld beleid, zoals onder andere uit het streekplan uit 2002, voort gezet. De Provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant. Bij de opgave voor wonen en werken wordt het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Rond de steden is de schaal van de verstedelijkingsopgave van een andere orde dan in de gebieden aan de randen van Brabant. Door de verstedelijking te concentreren zijn er meer mogelijkheden om een hoog voorzieningenniveau in stand te houden en verder te ontwikkelen. Dat gebeurt rond goed ontsloten gebieden, zoals in dynamische stadscentra en op knooppunten van infrastructuur. De concentratie van verstedelijking vindt plaats in het zogenaamde 'kralensnoer' van steden (met omliggende kleinere kernen) op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot aan Oss) en rond de steden op het zand (Eindhoven – Helmond, Tilburg en Uden – Veghel). Hier wordt de boven lokale groei van de verstedelijking opgevangen.
In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul. Om de leefomgeving aantrekkelijk te houden, verplaatsen bedrijven die hier qua aard, schaal en functie niet meer bij passen naar werklocaties rond de steden. Leefbaarheid is een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden.
4.6.2 Verordening ruimte
In de Verordening ruimte is De Omloop 15 aangewezen als agrarisch gebied en extensiveringsgebied. Voor deze gebieden is onder andere bepaald dat:
- nieuwvestiging van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf niet is toegestaan;
- een uitbreiding van een overig niet-grondgebonden agrarische bedrijf tot ten hoogste 1,5 hectare mits deze uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;
- gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen ten behoeve van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf worden geconcentreerd in een bouwblok;
- nieuwvestiging, uitbreiding, hervestiging van en omschakeling naar intensieve veehouderij niet zijn toegestaan;
- binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
Van nieuwvestiging is voor De Omloop 15 geen sprake. Het bestemmingsvlak (en tevens bouwblok) voor het bestaande agrarische bedrijf wordt uitgebreid tot circa 1,2 hectare en blijft daarmee ruim onder het door de provinciale verordening genoemde maximum.
In artikel 2.2 van de Verordening ruimte is opgenomen dat een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied dient te voldoen aan kwaliteitsverbetering van het landschap. Mogelijkheden om hier aan te voldoen zijn bijvoorbeeld een uitbreiding van de beplantingsstrook eventueel in combinatie met een storting van een bijdrage in een gemeentelijk groenfonds.
In artikel 2 onder c van de regels van het wijzigingsplan is de voorwaarde van een beplantingsstrook opgenomen. De vergroting van het bouwvlak mag pas als zodanig worden gebruikt als een beplantingsstrook wordt aangelegd en in stand wordt gehouden. Een beplantingszone is dus planologisch vastgelegd in het wijzigingsplan. Daarnaast zal de voorwaarde van een beplantingszone ook in de omgevingsvergunning worden opgenomen. Deze mogelijkheid wordt ook benoemd in paragraaf 4.1 van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap. Op deze wijze is publiekrechtelijk voldoende verzekerd dat een beplantingszone ook daadwerkelijk tot stand zal komen op het moment dat de gronden als bouwblok in gebruik zullen worden genomen. De beoordeling van de beplantingszone zal plaatsvinden in het kader van de vergunningaanvraag.
Daarnaast is het plangebied aangewezen als groenblauwe mantel. Voor deze gebieden is onder andere bepaald dat:
- een plan dat is gelegen in de groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
- een bestemmingsplan dat is gelegen binnen de groenblauwe mantel regels stelt ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. In het voorontwerp wijzigingsplan wordt niet ingegaan op het gestelde in artikel 6.3 van de Verordening ruimte.
- een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel kan voorzien in de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Voorwaarde is dat uit de toelichting blijkt dat deze uitbreiding noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering en een positieve bijdrage levert aan de bescherming van ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Conform artikel 6.4 van de Verordening ruimte kan een wijzigingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel voorzien in een uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf mits uit de toelichting blijkt dat deze uitbreiding een positieve bijdrage levert aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. Deze vereiste positieve bijdrage aan de kwaliteiten van de groenblauwe mantel kan gecombineerd worden met de kwaliteitsverbetering zoals vereist conform artikel 2.2 van de Verordening Ruimte.
Het wijzigingsplan is opgesteld voor een agrarische bedrijfskavel aan De Omloop 15. Met de bouwblokvergroting worden bestaande kuilvoerplaten in het bouwblok ondergebracht en omgezet in sleufsilo's Van een toename van verharding en daarmee aantasting van de groenblauwe mantel is dus geen sprake.
Het agrarisch bedrijf aan De Omloop 15 is gelegen in een open landschap. De bescherming van de huidige kwaliteiten is vooral gelegen in het beschermen van de landschappelijke kenmerken: het open landschap met erfbeplanting rondom de aanwezige agrarische bedrijven en woningen. Hieraan is voor het agrarische bedrijf aan De Omloop 15 voldaan. De uitbreiding van het bouwblok vindt plaats aansluitend op de bestaande agrarische bebouwing. Daarmee blijft het karakter van een open landschap behouden. De aanwezige erfbeplanting wordt doorgezet, waarmee ook wordt aangesloten bij de bestaande landschappelijke kwaliteiten. Op deze wijze zorgt de aan het wijzigingsplan gekoppelde beplantingszone voor een positieve bijdrage aan de kwaliteiten van de groenblauwe mantel.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Beleid Voor Integraal Waterbeheer
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem, waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Beleidsdoelen voor integraal waterbeheer zijn door de gemeente vastgesteld in het Waterplan 2 (2009). Het is een visiedocument dat is onderschreven door de verschillende actoren op het gebied van water in en rondom de stad. Het Waterplan 2 beschrijft de wijze waarop 's-Hertogenbosch een mooi, robuust en klimaatbestendig watersysteem zal houden, nu en in de toekomst.
Het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas uit 2010 beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Hierin zijn 8 uitgangspunten geformuleerd:
- 1. Wateroverlastvrij bestemmen
- 2. Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
- 3. Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
- 4. Hydrologisch neutraal ontwikkelen: compenseren van verhardingstoenamen;
- 5. Water als kans
- 6. Meervoudig ruimtegebruik;
- 7. Voorkomen van vervuiling;
- 8. Waterschapsbelangen, zoals de Keur en zoneringen.
In ruimtelijke plannen binnen de gemeente 's-Hertogenbosch worden bovenstaande uitgangspunten zoveel mogelijk meegenomen in de planvorming. Hoe dat voor onderhavig plan wordt gedaan, is beschreven in onderstaande paragrafen.
5.2 Huidige Situatie
Het plangebied is gelegen in de polder ten zuiden van Bokhoven. De maaiveldhoogte in de polder varieert van 2,40 m tot 3.30 m boven NAP. Geologisch behoren deze gronden tot de jongere holocene rivierafzettingen. De zuidelijke polder bestaat uit kalkloze poldervaaggronden en bestaan in de bovengrond uit zware zavel en lichte klei.
Oppervlaktewater
Het waterpeil van de rivier de Maas bedraagt gemiddeld 0,50m boven NAP, maar kan bij extreme regenval en dooi echter oplopen tot 5.50 m boven NAP. Verder liggen er in de omgeving van het plangebied enkele waterlopen.
Grondwater
Bij hoge waterstanden van de Maas zal er een verandering optreden van de stromingsrichting van het grondwater. Ten gevolge van ondiepe stoorlagen in dit gebied zal de grondwaterstand hierdoor strek beïnvloed worden. De waterstand in de waterlopen varieert en heeft een zomerpeil van 1,10m boven NAP en een winterpeil van 0,81 m boven NAP.
Riolering
De buurt heeft een gescheiden rioolstelsel. Alleen het vuilwater wordt door middel van een persleiding verpompt naar het gemaal Engelerschans.Het woonhuis is aangesloten op dit rioolstelsel.
5.3 Ruimtelijke Vertaling Van Beleid
Het plangebied ligt in de polder met weinig bebouwing. Het plangebied is een agrarisch perceel dat reeds is verhard met kuilvoerplaten. Het water wordt opgevangen en afgevoerd naar de mestkelder. Compensatie in de vorm van waterberging is niet nodig.
Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
De planwijziging voorziet in een wijziging van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Agrarisch-Bedrijf', waarbij de omvang van het agrarisch bouwblok vergroot wordt.
Op onderhavig wijzigingsplan zijn de bestaande regels van het bestemmingsplan “Buitengebied” van toepassing. Het wijzigingsplan gaat als het ware onderdeel uitmaken van dit moederplan.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan De Omloop 15 heeft als doel het planologisch mogelijk maken van het plaatsen van een twee sleufsilo's door een vergroting van het bestemmingsvlak. Het betreft geen bouwplan in de zin van de grondexploitatiewet. Daarmee is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig. De gemaakte kosten worden op basis van de leges gedekt.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg En Inspraak
8.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpwijzigingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
- Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord-Brabant;
- Waterschap Aa en Maas;
- VROM-inspectie regio Zuid.
- ZLTO
- De bestuursraad Engelen-Bokhoven
Er zijn reacties ontvangen van het Waterschap Aa en Maas, de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant en de Bestuursraad voor Engelen en Bokhoven.
De Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van Noord-Brabant, het waterschap en de Bestuursraad voor Engelen en Bokhoven hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plaatsen van de sleufsilo's. De VROM-inspectie regio Zuid en ZLTO hebben niet gereageerd.
8.2 Inspraak
Ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening is voor het voorontwerpwijzigingsplan "De Omloop 15" een inspraakprocedure gevoerd. Met ingang van 7 mei 2012 heeft het voorontwerp gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, met de mogelijkheid om binnen die periode (tot en met 18 juni 2012) op het plan te reageren. Er zijn geen inspraakreacties binnengekomen.