Empelseweg 34 Rosmalen
Bestemmingsplan - gemeente 's-Hertogenbosch
Vastgesteld op 10-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Empelseweg 34 Rosmalen met identificatienummer NL.IMRO.0796.0002245-1401 van de gemeente 's Hertogenbosch.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtererfgebied:
een erf aan de achterkant en de niet naar een openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage:
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal bebouwd mag worden.
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw kan zijn een aangebouwd bijgebouw in de vorm van een aanbouw of een uitbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw.
1.13 bijzondere woonvoorzieningen:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.21 dakopbouw:
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal 1 meter tot de voorgevel.
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.24 extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.27 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.28 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken.
1.29 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 10% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
1.30 opgetilde kap:
een kap waarbij tussen het hoogste punt van de bovenste bouwlaag en de punten waar de kap op het gebouw rust, nog bebouwing in verticale zin aanwezig is; er is slechts sprake van een opgetilde kap als het aantal bouwlagen zoals aangeduid reeds aanwezig is.
1.31 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.32 prostitutie:
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.
1.33 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.34 rijbak:
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het hobbymatig berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
1.35 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond en de verdieping(en) met inbegrip van beneden peil gelegen bouwdelen.
1.37 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.
1.38 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.39 voorgevelrooilijn
- a. langs een wegzijde met een regelmatige ligging of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn op 10 meter uit de as van de weg.
1.40 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.41 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de laagste zijde van de kap.
2.4 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.5 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of ingeval dat geen gevelvlakken of scheidingsmuren aanwezig zijn, de oppervlakte vanaf de buitenzijde van het dak neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.9 peil:
- a. voor een hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen: de hoogte van de kruin van de aan het bouw perceel grenzende weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buitenbak' tevens een rijbak;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat' tevens een mestplaat;
- e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
- b. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden voor het bedrijfsmatig houden van paarden
- c. Van strijdig gebruik is in ieder geval sprake indien de gronden, die zijn aangeduid met de functieaanduiding 'groen', niet landschappelijk worden aangelegd of gebruikt.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 3.3 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ecologische verbindingszone met waterlopen;
- b. natuurgebied;
- c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. De gerealiseerde voorzieningen ten behoeve van de natuur dienen als zodanig te worden gehandhaafd.
- b. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 4.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. verblijfsgebied;
- c. een (semi)verharde in- en uitrit met een breedte van maximaal 5 meter (ten behoeve van de ontsluiting van de aangrenzende bestemming 'Wonen');
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals groenvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 5.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens, en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en daarbij behorende tuinen, erven en terreinen;
- b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen en overkappingen als bedoeld in lid 6.4 en 6.5;
- c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' uitsluitend overkappingen als bedoeld in lid 6.5;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen zoals verkeers- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Hoofdbebouwing/Hoofdgebouw
Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend als vrijstaande woningen worden gebouwd;
- c. er is maximaal één vrijstaande woning toegestaan;
- d. de oppervlakte van de vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
- e. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
6.4 Bijgebouwen
Binnen deze bestemming mogen bijgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Voor bijgebouwen in het bouwvlak gelden de bepalingen van lid 6.3 en voor bijgebouwen ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' gelden de bepalingen onder sub b en c;
- b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen in het bouwvlak en ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mag niet meer dan 534 m² bedragen;
- c. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
6.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen en met inachtneming van het bepaalde in b, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bouwaanduiding 'bijgebouwen', de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' en het achtererfgebied;
- b. overkappingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' en de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' toegestaan;
- c. de goothoogte en bouwhoogte van overkappingen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
- d. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen op en voor de voorgevelrooilijn bedraagt van de voet af gemeten 1 meter;
- e. de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt van de voet af gemeten 2 meter;
- f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
6.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende gronden.
6.7 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3, lid 6.4 en lid 6.5 voor het overschrijden van het bouwvlak, de bouwaanduiding 'bijgebouwen' en de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de overschrijding van de grens van het bouwvlak, de bouwaanduiding 'bijgebouwen' of de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' mag niet meer dan 5 meter bedragen;
- b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen binnen de bestemming mag niet meer bedragen dan het maximaal mogelijke in lid 6.4 en 6.5.
6.8 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming;
- b. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
- 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
- c. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor:
- 1. publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- 2. prostitutie en een seksinrichting;
- 3. het bedrijfsmatig houden van paarden.
6.9 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 6.8 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden.
- 1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- 3. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
- 4. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- 5. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, die vergunningsplichtig zijn volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn niet toegestaan;
- 6. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
- b. Het bevoegd gezag wijkt met een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 6.8, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan middels een daartoe verleende vergunning binnen het plangebied aanwezig/opgericht zijn of kunnen worden maar in strijd zijn met dit bestemmingsplan, worden geacht aan dit bestemmingsplan te voldoen.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
- b. de bestemmingsbepalingen en de verbeelding van het bestemmingsplan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van deze verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het dakkoppervlak bedraagt;
- 2. de hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 4 meter mag bedragen.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Empelseweg 34 Rosmalen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ten gevolge van de aanleg van het Maximakanaal (omlegging Zuid-Willemsvaart) heeft een groot aantal infrastructurele aanpassingen plaatsgevonden. Één van de aanpassingen betreft het aanpassen van de Bruistensingel. De Bruistensingel is in noordelijke richting verlegd en opgehoogd. Voor het fietsverkeer tussen Rosmalen en 's-Hertogenbosch is een vrij liggende fietsverbinding gerealiseerd in de vorm van een fietsbrug boven de rotonde. Het nieuwe fietspad ligt ten noorden van de Bruistensingel. In de planvorming is er vanuit gegaan dat de bebouwing aan de Empelseweg 34 gehandhaafd kon blijven. Hiervoor moesten wel maatregelen zoals een geluidscherm en een zichtscherm, worden genomen.
Met het voortschrijden van de realisatie van de Bruistensingel met fietsbrug is gebleken dat de ruimtelijke impact van deze nieuwe infrastructuur op de bestaande woning Empelseweg 34 veel groter is dan voorzien en tot een situatie leidt, die niet wenselijk is. Beheer en onderhoud van de toekomstige infrastructuur blijkt ook niet goed mogelijk. In overleg met Rijkswaterstaat en de eigenaresse is besloten om alsnog over te gaan tot sanering van de bestaande gebouwen na herbouw van vervangende gebouwen op hetzelfde perceel.
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de woning met bijbehorende schuren in meer noordelijke richting te realiseren er vervanging van de te slopen bebouwing (woning met 2 schuren) aan de Empelseweg 34. Hierdoor kunnen de nieuwe woning en de Bruistensingel beter landschappelijk worden ingepast.
Tracébesluit:
Op 7 juli 2008 is het Tracébesluit omlegging Zuid-Willemsvaart vastgesteld. Bij uitspraak d.d. 24 maart 2010 van de Raad van State is het Tracébesluit onherroepelijk geworden. Op basis van het onherroepelijke Tracébesluit is in inmiddels gestart met de uitvoering van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart, de kruisende infrastructuur en de aanleg van de aangrenzende Rosmalense Aa tussen Aadal en Maas. De gemeente heeft de ambitie om een samenhangende en hoogwaardige groenstructuur te realiseren rondom het nieuwe Maximakanaal tussen Rosmalen en 's-Hertogenbosch: het Kanaalpark. Deze bestaat uit een hoogwaardig natuurgebied aan de oostzijde van het kanaal met daarin minimaal de realisatie van een robuuste ecologische verbindingszone Rosmalense Aa. Daarnaast wordt er ruimte geboden voor natuurgerichte, extensieve recreatie en komen er goede recreatieve aansluitingen op de (stedelijke) omgeving. De aanwezige bebouwing in het gebied wordt landschappelijk ingepast.
Afbeelding 1.1: Ligging tracé omgelegde Zuid-Willemsvaart en perceel Empelseweg 34 (inzet)
Bruistensingel in relatie tot bebouwing Empelseweg 34:
Op basis van het Tracébesluit wordt de Bruistensingel ten opzichte van de huidige situatie in noordelijke richting verlegd. De Bruistensingel komt hoger te liggen dan in de bestaande situatie. De hoogte hiervan ten opzichte van het kanaalpeil is minimaal 7,5 meter, om de scheepvaart een vrije doortocht te garanderen. In de vorm van een nieuwe rotonde krijgt de Bruistensingel een aansluiting op de Empelseweg en de Blauwe Sluisweg. Voor het fietsverkeer tussen Rosmalen en 's-Hertogenbosch wordt een vrij liggende fietsverbinding gerealiseerd in de vorm van een fietsbrug boven de rotonde. Het nieuwe fietspad ligt ten noorden van de Bruistensingel, waarna deze de rotonde bovenlangs kruist en weer aansluit op de bestaande fietspaden ten oosten van de Empelseweg en de Blauwe Sluisweg.
In het Tracébesluit is er op basis van dit plan aangenomen dat de bestaande bebouwing op het perceel Empelseweg 34, bestaande uit een woning met bijbehorende opstallen, gehandhaafd kon worden. Daarvoor waren wel extra maatregelen nodig in de vorm van een zichtscherm direct langs het noordelijke fietspad en een geluidsscherm tussen de bestaande bebouwing op dit perceel en het nieuwe fietspad.
Afbeelding 1.2: Bestaande bebouwing Empelseweg 34 en ontwerp nieuwe Bruistensingel (met fietspad, zichtscherm en geluidscherm)
Afbeelding 1.3: Impressie zichtscherm
Afbeelding 1.4: Impressie geluidscherm
Met het voortschrijden van de realisatie van de Bruistensingel met fietsbrug is gebleken dat de ruimtelijke impact van deze nieuwe infrastructuur op de bestaande woning Empelseweg 34 veel groter is dan voorzien en tot een situatie leidt die niet wenselijk is.
De afstand tussen de nieuwe infrastructuur (Bruistensingel, fietsbrug en schermen) en de bestaande bebouwing Empelseweg 34 is zeer kort en het hoogteverschil tussen beide is groot. Om te voldoen aan milieutechnische eisen zijn zware maatregelen nodig in de vorm van een fors geluidsscherm pal naast de woning en in de vorm van een zichtscherm direct naast het fietspad. Hierdoor wordt het zicht voor de fietsers op het Kanaalpark geblokkeerd en ontstaat er voor de woning zelf een ruimtelijk onaanvaardbare situatie. De woning staat bijna letterlijk tegen het geluidsscherm en de Bruistensingel aan en het auto- en het fietsverkeer passeren rakelings de woning. Er is hierdoor bovendien geen ruimte om de kruisende infrastructuur landschappelijk in te passen in het Kanaalpark, zoals dit op andere plekken wel is gebeurd.
Afbeelding 1.5: Zicht op het fietspad en de woning Empelseweg 34
Afbeelding 1.6: Zicht vanuit de woning Empelseweg 34
Gezien de negatieve effecten is in overleg tussen de bewoner/eigenaar, Rijkswaterstaat en de gemeente gekozen voor de sloop van de bestaande bebouwing en voor vervangende nieuwbouw elders op het perceel Empelseweg 34. De vervangende nieuwbouw wordt noordelijker op het perceel gerealiseerd, waardoor er geen geluidstechnische maatregelen meer nodig zijn in de vorm van een geluidsscherm en ook het zichtscherm niet toegepast hoeft te worden. Hierdoor is er in de nieuwe situatie vanaf de Bruistensingel een vrij uitzicht op het Kanaalpark en kan deze landschappelijk worden ingepast met beplanting. De woning zelf komt op een logische plek aan het Kanaalpark en aan de Empelseweg te liggen. Tegelijkertijd zal de woning landschappelijk worden ingepast, zodat er een goede aansluiting met de omgeving is.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Empelseweg 34 Rosmalen' maakt de vervangende nieuwbouw mogelijk. In dat bestemmingsplan wordt de geldende bestemming 'Wonen' wegbestemd overeenkomstig de gemaakte afspraken. Het is niet de bedoeling dat na de sloop van de bestaande bebouwing opnieuw gebruik wordt gemaakt van de vigerende bouwrechten.
1.2 Ligging Plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan ligt ten noordwesten van de kern Rosmalen. Het plangebied wordt globaal begrensd door:
- De Harenweg (noordelijke begrenzing);
- de Empelseweg (oostelijke begrenzing);
- de Bruistensingel (zuidelijke begrenzing);
- de Rosmalense Aa (westelijke begrenzing).
Afbeelding 1.7: Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kanaalpark'. Het plan 'Kanaalpark' is op 23 april 2013 vastgesteld. Bij uitspraak d.d. 1 november 2013 van de Raad van State is het plan in werking getreden. Het plan is nog niet onherroepelijk.
Afbeelding 1.8: Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kanaalpark'
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Tracébesluit omlegging Zuid-Willemsvaart (2008)
Op 7 juli 2008 is het Tracébesluit voor de omlegging en de verbetering van de Zuid-Willemsvaart vastgesteld. Bij uitspraak d.d. 24 maart 2010 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het besluit onherroepelijk geworden.
De omlegging en verbetering van de Zuid-Willemsvaart betreft een nieuw kanaal van circa 8 kilometer. Het is een omleiding van de huidige Zuid-Willemsvaart. Het nieuwe kanaalvak begint bij bedrijventerrein De Brand in 's-Hertogenbosch, en loopt via Rosmalen en het natuurgebied De Koornwaard naar de Maas. Daarnaast wordt het kanaal van Den Dungen tot Veghel verbeterd. Het doel is de totale Zuid-Willemsvaart geschikt te maken voor grotere schepen (klasse IV).
De aanleg van het nieuwe kanaalgedeelte heeft gevolgen voor de (spoor)wegen die over het kanaal gaan. Sommige verbindingen worden gehandhaafd of aangepast. Andere zullen in de toekomst moeten vervallen.
Afbeelding 2.1: Tracé omlegging Zuid-Willemsvaart
Een belangrijke voorwaarde, die het Rijk bij de standpuntbepaling in 1997 heeft gesteld aan de omleiding, is de aanleg van een EVZ Rosmalense Aa (ecologische verbindingszone) langs het kanaal. Hierdoor worden Maas en Aa in ecologisch opzicht verbonden.
Het voorliggende bestemmingsplan, dat de vervangende nieuwbouw aan de noordzijde van het perceel mogelijk maakt en de bestaande bouwrechten 'wegbestemt', is niet strijdig met het Tracébesluit.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Ruimtelijke structuurvisie
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 7 februari 2014 vastgesteld. Deze structuurvisie is een actualisatie van de Structuurvisie, die in 2010 werd vastgesteld.
Visiekaart
Afbeelding 2.2: Uitsnede Visiekaart
Op de Visiekaart van de Structuurvisie ligt het perceel Empelseweg 34 in een gebied met de aanduiding 'BrabantStad'. De vijf grote steden Tilburg, Breda, 's-Hertogenbosch, Eindhoven en Helmond vormen samen met de omliggende suburbane gebieden het stedelijk netwerk BrabantStad. Binnen dit netwerk dienen de verstedelijkingsopgaven te worden opgevangen. De groene geledingszones tussen de steden en (suburbane) kernen verbinden de steden met het omliggende landelijke gebied en vervullen een belangrijke rol als stedelijk uitloopgebied.
Empelseweg 34 ligt in het Kanaalpark. Het Kanaalpark kan worden beschouwd als een groene geledingszone c.q. stedelijk uitloopgebied.
Structurenkaart
Afbeelding 2.3: Uitsnede Structurenkaart
Op de Structurenkaart van de Structuurvisie ligt het perceel Empelseweg 34 in een gebied met de aanduidingen 'Zoekgebied verstedelijking' en 'Groenblauwe mantel'.
De aanduiding 'Zoekgebied verstedelijking' geeft aan dat het transformeren van buitengebied naar stedelijk gebied (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. De vervangende nieuwbouw is een zeer beperkte ontwikkeling. Daarnaast gaat deze ontwikkeling vergezeld van een landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel en de verlegde Bruistensingel.
In een gebied met de aanduiding 'Groenblauwe mantel' ligt de nadruk op het behoud en de ontwikkeling van natuur, water en landschap. Zoals hiervoor is aangegeven worden het nieuwe woonperceel en de verlegde Bruistensingel landschappelijk ingepast. Dit is in lijn met het Kanaalpark.
Het bestemmingsplan 'Empelseweg 34' is in overeenstemming met de Ruimtelijke structuurvisie.
2.2.2 Verordening ruimte 2014
De Verordening ruimte 2014 (vastgesteld op 7 februari 2014 en in werking getreden op 18 maart 2014) is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de Verordening ruimte 2014 vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
Het perceel Empelseweg 34 is op de verbeelding van de Verordening ruimte 2014 gelegen in een gebied dat voorzien is van de aanduidingen 'Integratie stad-land' en 'Groenblauwe mantel'.
Afbeelding 2.4: Uitsnede kaart stedelijke ontwikkeling ('integratie stad-land')
De aanduiding 'Integratie stad-land' houdt in dat -gelet op de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied- onder voorwaarden een stedelijke ontwikkeling mogelijk is. Een voorwaarde is de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, waaronder een zorgvuldig ruimtegebruik en de kwaliteitsverbetering van het landschap.
Aan deze voorwaarde wordt op verschillende manieren invulling gegeven. De bestaande bebouwing wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. De nieuwe bebouwing wordt gesitueerd nabij de bestaande bebouwing van Intratuin en het Gilde St. Catharina en St. Joris (clustering van bebouwing). Verder blijft de oppervlakte van de nieuwe bebouwing nagenoeg gelijk aan de oppervlakte van de huidige bebouwing. Daarnaast wordt het erf landschappelijk ingepast in de omgeving. Dit gebeurt door rondom het erf beplanting aan te brengen in de vorm van bomen en struiken. De aanleg van deze beplanting wordt geborgd in de anterieure overeenkomst met initiatiefnemer. Ten slotte wordt een strook grond aan de zuidzijde van het perceel Empelseweg 34 aangewend om de Bruistensingel landschappelijk in te passen.
Afbeelding 2.5: Uitsnede kaart natuur en landschap ('groenblauwe mantel')
De aanduiding 'Groenblauwe mantel' houdt in het behoud en de versterking van de natuur, het watersysteem en het landschap. Op verschillende manieren wordt hieraan invulling gegeven. Het grootste deel van het perceel Empelseweg 34 wordt bestemd als 'Agrarisch met waarden'. In combinatie met de bestemming 'Natuur' aan de zuidzijde van het perceel worden mogelijkheden voor natuurontwikkeling geboden. Ook de aanleg van beplanting rondom het erft draagt daaraan bij. De twee genoemde bestemmingen maken infiltratie van hemelwater mogelijk. Door de nieuwe bebouwing op het perceel Empelseweg 34 te clusteren met de bestaande bebouwing van Intratuin en het Gilde St. Catharina en St. Joris wordt geen afbreuk gedaan aan het landschap.
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met de Verordening ruimte 2014.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Ruimtelijke structuurvisie 2003 / actualisatie structuurvisie 2011
Algemeen
De raad heeft op 28 januari 2014 de actualisatie van de Ruimtelijke structuurvisie 'Stad tussen stromen' (RSV 2003) vastgesteld.
De ruimtelijke structuurvisie betreft het gehele gemeentelijke grondgebied, zoals ook bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De ruimtelijke structuurvisie omvat de uitgangspunten en ambities van de gemeente voor het te voeren ruimtelijk beleid in de komende 10 jaar, met een doorkijk naar 15 à 20 jaar. Het is het toetsingskader dat een onderlegger vormt voor de actualisering van bestemmingsplannen en projectprocedures, alsook een inspiratie- en ontwikkelingsopgave voor integrale gebiedsaanpak en projecten.
De structuurvisie heeft een relatie met de Grondexploitatiewet. De visie dient als basis voor het stellen van locatie-eisen, het verhalen van bovenplanse kosten en het vestigen van voorkeursrecht.
Nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de toekomstige invoering van de Omgevingswet, zijn niet in deze structuurvisie meegenomen.
Voor het plangebied 'Empelseweg 34' zijn de onderwerpen 'groene transformatiegebieden' en 'robuuste ecologische verbindingen' van belang.
Groene transformatiegebieden
In groengebieden met een accent op ‘transformatie’ is het beleid gericht op het realiseren van nieuwe natuur- en landschapswaarden van formaat. Voorbeelden van dit soort gebieden zijn de Diezemonding, Landschapspark Zuid-Willemsvaart en de Vughtse Gement. Ook het uiterwaardengebied de Koornwaard ondergaat met de uitmonding van het nieuwe kanaal, de sanering van de vuilstort en de uitbreiding van de verenigingshaven een grote transformatie. Maatregelen die daarbij horen zijn bijvoorbeeld:
- grootschalige omvorming van landbouw naar natuur;
- realisatie van nieuw stelsel van recreatieve routes en voorzieningen;
- volledige herinrichting van het watersysteem;
- rood voor groen op de schaal van het landschap.
De landschappelijke inpassing van het woonperceel aan de Empelseweg 34 en de verlegde Bruistensingel dragen bij aan de versterking van het landschappelijke en ecologische karakter van het Kanaalpark.
Robuuste ecologische verbindingen
Binnen de categorie ‘robuuste ecologische verbindingen’ worden gebieden onderling aan elkaar geschakeld, waarbij ‘alle’ te verwachten doelsoorten er gebruik van kunnen maken. Voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld het zogenaamde ‘Rondje west’. Dit betreft het traject tussen het Aa-dal / Dommeldal / Bokhovense en Hedikhuizense overlaat en het Maasdal, in combinatie met het Hoog Water project ‘Groene Rivier’, het Dynamisch Beekdal tussen Berlicum en ’s-Hertogenbosch. De verbinding langs het nieuwe tracé van de Zuid-Willemsvaart tussen het beekdal van de Aa en het Maasdal, betreft het ‘Rondje oost’.
Het voorliggende bestemmingsplan grenst aan de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa. Door de eerdergenoemde landschappelijke inpassing en de bestemming 'Agrarisch met waarden' voor het grootste deel van het plangebied 'Empelseweg 34' vormt het bestemmingsplan geen belemmering voor het 'Rondje oost'.
Samengevat kan worden gesteld dat het bestemmingsplan 'Empelseweg' past in de ambities (van de actualisatie) van de Ruimtelijke structuurvisie.
2.3.2 Groene Delta
De Rosmalense Aa is onderdeel van het project De Groene Delta. Het doel van De Groene Delta is te komen tot een samenhangend geheel van waardevolle water- en groengebieden in en rond de stad. Tegelijkertijd ontstaat daarmee een aantrekkelijk gebied voor de inwoners uit 's-Hertogenbosch en omgeving.
De stad 's-Hertogenbosch is in ecologisch opzicht een barrière voor vrije of goede migratie van fauna. De Dommel en de Aa liggen ingeklemd in het stedelijke gebied.
De beschikbare ruimte voor natuur in de stad is gering. Gemeente en waterschap werken echter wel aan de ecologische verbetering van deze 'stadsbeken of -rivieren'. De ecologische ambities zijn geringer; passend binnen de beschikbare ruimte. Daarnaast vervult deze zone een belangrijke functie vanuit het perspectief van een aantrekkelijke, groene stad. De verbindingszones door de stad zijn echter niet voldoende om de ecologische relatie tussen Aa, Dommel en Maas op een goede manier te herstellen. Vooral voor de meer kritische soorten en/of soorten, die ruimte en rust nodig hebben, is er meer nodig. In De Groene Delta worden alternatieve migratieroutes aangeboden in de vorm van 'het rondje west' en het 'rondje 'oost'. Het rondje oost valt samen met de omleiding Zuid-Willemsvaart met zijn natuurvriendelijke oevers, de ecologische verbindingszone Rosmalense Aa en op termijn het gehele groengebied rondom het kanaal aangeduid met de naam Kanaalpark Zuid-Willemsvaart.
Afbeelding 2.6: De Groene Delta
Door de sloop van de bestaande woning met bijgebouwen en de vervangende nieuwbouw van de woning met bijgebouwen levert het voorliggende bestemmingsplan een kwalitatieve bijdrage aan het Kanaalpark en daarmee aan de Groene Delta. Verder biedt het bestemmingsplan de kans om aan de zuidzijde van Empelseweg 34 extra groen c.q. natuur te realiseren.
2.3.3 Bestemmingsplan Kanaalpark
Het bestemmingsplan 'Kanaalpark' (vastgesteld op 23 april 2013 en in werking getreden op 1 november 2013) maakt de omlegging en verbetering van de Zuid-Willemsvaart (op basis van het Tracébesluit omlegging Zuid-Willemsvaart) en de aanleg van de aangrenzende ecologische verbindingszone Rosmalense Aa mogelijk.
Het perceel Empelseweg 34 in Rosmalen is opgenomen in het bestemmingsplan 'Kanaalpark'.
Afbeelding 2.7: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Kanaalpark
Het voorliggende bestemmingsplan 'Empelseweg 34 Rosmalen' maakt de vervangende nieuwbouw mogelijk. In dat bestemmingsplan wordt de geldende bestemming 'Wonen' wegbestemd overeenkomstig de gemaakte afspraken. De sloop en verplaatsing van de bebouwing aan de Empelseweg 34 draagt bij aan de doelstelling van het bestemmingsplan 'Kanaalpark', waarbij de woningen als boerenerven in het landschap liggen. De Bruistensingel wordt landschappelijk ingepast en het nieuwe erf wordt omzoomd met bomen.
Hoofdstuk 3 Gebieds- En Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie
Het huidige perceel Empelseweg 34 maakte oorspronkelijk deel uit van een groter perceel. Het westelijke en zuidelijke deel van dat grotere perceel is enkele jaren afgesplitst omdat het benodigd is voor de aanleg van het Kanaalpark. Het huidige perceel, dat qua oppervlak minder dan de helft is van het oorspronkelijke grotere perceel, is langgerekt van vorm en heeft een noord-zuid oriëntatie.
Het grootste deel van het huidige perceel betreft gras- c.q. weiland. Op het zuidelijke deel van het huidige perceel is bebouwing aanwezig. Dit zuidelijke deel betreft het oorspronkelijke agrarische bouwperceel met agrarische bebouwing. De bestaande bebouwing c.q. de voormalige agrarische bebouwing bestaat uit een woning en drie schuren (ten westen van de woning). De woning is georiënteerd op de Empelseweg. De grootste schuur is door middel van een bijgebouw verbonden aan de westelijke gevel c.q. achtergevel van de woning. Aan de zuidzijde van de grootste schuur bevindt zich de tweede schuur, die aan de grootste schuur is gebouwd. Ten westen van deze twee schuren bevindt zich een derde vrijstaande schuur.
Aan de noordoostzijde van de bebouwing is een bosschage. Het perceel Empelseweg 34 wordt aan de oostzijde ontsloten op de Empelseweg.
Afbeelding 3.1: Huidige situatie (rood kader: perceel Empelseweg 34)
3.2 Toekomstige Situatie
In de nieuwe situatie wordt de huidige bebouwing gesloopt. De begrenzing van het perceel blijft ongewijzigd. In de nieuwe situatie zal de eigenaar nog wel het hobbymatig houden van paarden voortzetten. Dit betekent dat er in de nieuwe situatie een woonhuis met garage en twee schuurvolumes worden opgericht. Stedenbouwkundig uitgangspunt is om een erf te creëren, waarbij de woning en de nieuwe stal gegroepeerd bij elkaar staan. Om het ensemble een kleinschalig karakter te geven bestaan de schuren uit twee volumes met verschillende hoogtes. De oppervlakte van de nieuwe bebouwing blijft nagenoeg gelijk aan de oppervlakte van de huidige bebouwing. Daarnaast wordt het erf landschappelijk ingepast in de omgeving. Dit gebeurt door rondom het erf beplanting aan te brengen in de vorm van bomen en struiken. Het nieuwe erf maakt op deze wijze onderdeel uit van de landgoederenzone.
Dit erf wordt gesitueerd aan de noordzijde van het perceel. Het zal zich in het landschap manifesteren als een erf en de relatie aangaan met Intratuin en de schutterij Gilde St. Catharina en St. Joris. Hierdoor ontstaat een cluster van bebouwing, die op een logische, begrijpelijke locatie is gesitueerd nabij een kruising van wegen. De ontsluiting van het nieuwe erf vindt plaats aan de Empelseweg. De terreininrichting voorziet in voldoende mogelijkheden voor parkeren op eigen terrein.
Het overige terrein krijgt de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Aan de noordzijde van de schuren is een buitenbak mogelijk gemaakt, deze wordt ook landschappelijk ingepast. Ten aanzien van deze inpassing en de inrichting gelden privaatrechtelijke voorwaarden.
Vanwege de verplaatsing van het woongebouw met de bijbehorende schuren naar de noordzijde van het perceel, ontstaat de mogelijkheid om de Bruistensingel op een landschappelijke manier in te passen. Om deze inpassing mogelijk te maken wordt aan de zuidzijde van het perceel de bestemming 'Natuur' opgenomen.
Afbeelding 3.2: Toekomstige situatie
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden. In dit hoofdstuk wordt de milieuafweging verwoord met betrekking tot de nieuwbouw van een grondgebonden woning.
4.2 Bedrijvigheid
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieu hygiënische aspecten wordt het begrip 'milieuzonering' gehanteerd. Onder milieuzonering wordt een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken verstaan. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Schutterij:
De schutterij Het Gilde St. Catherina en St. Joris is gelegen aan de Empelseweg 7, direct ten oosten van het plangebied. Op basis van het vigerende bestemmingsplan voor dit terrein zijn de activiteiten, die hier plaatsvinden, beoordeeld. Om destijds de inpasbaarheid van de schuttersvereniging in de omgeving aan te tonen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat een afstand van 80 meter van de schuttersvereniging tot omliggende woningen om een acceptabel geluidsniveau te kunnen garanderen. Uitgangspunt bij de te realiseren woning is dat deze afstand van tenminste 80 meter tot de schutterij wordt aangehouden. Daarmee is de woning planologisch inpasbaar ten opzichte van de schuttersvereniging.
Ook het aspect gevaar moet worden toegelicht. De schutterij maakt gebruik van een kogelvanger, waarbij bewegingsvrijheid van het gebruikte geweer zodanig beperkt wordt dat alle schoten kunnen worden afgevangen door de kogelvanger. Daarmee wordt gevaar voor de omgeving ondervangen. De voorwaarde voor het gebruiken van een kogelvanger volgt uit het Activiteitenbesluit, waaronder traditioneel schieten zoals plaatsvindt bij Het Gilde St. Catharina en St. Joris. De nieuw op te richten woning zal geen hinder ondervinden van de schuttersvereniging ten aanzien van het aspect gevaar.
Tuincentrum:
Voor tuincentra geldt conform de publicatie Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. De nieuw op te richten woning is gesitueerd op een afstand, die deze 30 meter ruim overschrijdt. Daarmee vormt dit bedrijf geen belemmering.
Bedrijven- en kantorenpark Brabantpoort:
Op het bedrijven- en kantorenpark worden bedrijven tot ten hoogste milieucategorie 3.1 toegestaan. Daarbij horen richtafstanden van ten hoogste 50 en 100 meter. Het bedrijven- en kantorenpark bevindt zich op een afstand van tenminste 200 meter van het plangebied. Daarmee vormt dit bedrijven- en kantorenpark geen belemmering.
Bedrijvenpark De Groote Vliet (De Groote Wielen):
Hier zijn bedrijven toegestaan uit de milieucategorie 2 of 3 of daarmee gelijk te stellen bedrijven. Daarbij horen afstanden van respectievelijk 30, 50 en ten hoogste 100 meter. De bedrijfsbestemmingen bevindt zich op een afstand van 150 tot 230 meter van het plangebied. Daarmee vormt deze bedrijfsbestemming geen belemmering.
4.3 Geluid
Gezoneerde wegen
Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de A2, Bruistensingel, Blauwe Sluisweg en Empelseweg. Het plan is niet gelegen in de nabijheid van 30 km/uur wegen.
Voor de gezoneerde Bruistensingel en Empelseweg geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woning overschrijdt.
Voor de gezoneerde A2 en Blauwe Sluisweg geldt dat de geluidbelasting op enkele gevels van de nieuwe woning de voorkeursgrenswaarde wel overschrijdt (maximaal 49 dB vanaf de A2 en maximaal 50 dB vanaf de Blauwe Sluisweg). De maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor nieuwbouw in buitenstedelijk gebied wordt echter nergens overschreden. Tevens blijkt dat de woning beschikt over een geluidluwe gevel. Daarnaast is de woning gelegen in het gebiedstype 'stromingszone' zoals vastgelegd in het gemeentelijk geluidbeleid. Dit gebiedstype heeft als ambitie de geluidklasse 'onrustig', met een geluidbelasting van 48-53 dB. De geluidbelasting op de woning voldoet aan deze ambitie. Daarmee is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is onderzoek verricht naar mogelijke maatregelen om de geluidbelasting bij de woning (geluidgevoelige bestemming) te beperken. Het toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege de gezoneerde wegen, zijn in dit geval onvoldoende doeltreffend. Hierbij spelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke en financiële aard een rol. Voor de nieuwe woning is een separate procedure hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder gevoerd. Op 18 november 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch deze hogere grenswaarden vastgesteld. Dat besluit is onherroepelijk.
Geluidwering
De hoogste cumulatieve geluidbelasting voor wegverkeer bedraagt 56 dB zonder aftrek artikel 110g Wet geluidhinder. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning dient aanvullend een bouwakoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om te beoordelen of wordt voldaan aan de binnenwaarde van het Bouwbesluit, waarbij voor de geluidbelasting wordt uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting.
4.4 Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteit heeft betrekking op de aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de buitenlucht. Bij het nemen van ruimtelijke besluiten moet beoordeeld worden of wordt voldaan aan de eisen, die vanuit de Wet milieubeheer gelden. Hierbij wordt getoetst aan de voor bepaalde stoffen vastgestelde grenswaarden en wordt beoordeeld of met het ruimtelijk besluit ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die de luchtkwaliteit zullen verslechteren.
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (NIBM) is vastgelegd wanneer een project/plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen. De verplaatsing van de grondgebonden woning heeft geen gevolgen voor de verkeersaantrekkende werking. Er is dus geen sprake van een toename en dus ook niet van een verslechtering.
Daarnaast zijn in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) categorieën van gevallen aangewezen die per definitie niet in betekenende mate bijdragen. Voor deze categorieën van gevallen hoeft geen onderzoek plaats te vinden of hoeft niet aannemelijk gemaakt te worden dat ze niet in betekenende mate bijdragen. Eén van deze categorieën betreft de bouw van 1.500 woningen, waarbij is uitgegaan van een verkeersgeneratie van ten minste 7.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De verkeersaantrekkende werking van dit plan ligt ruim beneden deze 7.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal en valt dus niet onder de Regeling niet in betekenende mate bijdragen. Daarmee is aannemelijk gemaakt dat dit project niet in betekenende mate bijdraagt.
Ondanks dat het plan zelf niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, dient voor wat betreft het verplichte 'goede ruimtelijke ordening' wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om deze woningen op deze locatie te realiseren. Dit wordt in de toelichting van het 'Besluit Niet in Betekenende Mate' benadrukt. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging een belangrijke rol.
De locatie staat onder invloed van de zeer drukke Bruistensingel en in mindere mate van de Blauwe Sluisweg / Empelseweg. Ter plaatse van de Bruistensingel / Empelseweg bevindt zich een luchtmeetpunt waar verhoogde concentraties NO2 worden gemeten met jaargemiddeld 35, 37 en 42 microgram/m³ in respectievelijk 2009, 2010 en in 2011. De luchtkwaliteit ter plaatse van de Bruistensingel is er slecht te noemen. De gemeten concentraties zijn verhoogd en de laatste metingen in 2011 duiden op een overschrijding van de grenswaarde voor NO2. De planlocatie bevindt zich op circa 250 meter van de (te verleggen) Bruistensingel. De concentratie NO2 zal als gevolg van de afstand met circa 6 tot 10 microgram/m³ afnemen tot onder de daarvoor geldende grenswaarde, maar verwacht wordt dat nog steeds sprake zal zijn van een merkbare invloed op de luchtkwaliteit, c.q. hogere concentraties aan NO2 als gevolg van de drukke en steeds drukker wordende Bruistensingel.
Gesteld kan worden dat het woon- en leefklimaat ten aanzien van de luchtkwaliteit niet gunstig is, maar zich binnen het toelaatbare bevindt. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat het milieuaspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming in de te volgen procedures.
4.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie en het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
Transport over weg, spoor en water:
De gemeente heeft onderzoek uitgevoerd naar de risico's als gevolg van gevaarlijk transport over de weg, het spoor en over het water. Doel is zorg te dragen voor het feit dat geen onnodig hoge risico's worden gelopen.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich twee transportassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd: de A2 en de Zuid-Willemsvaart (na omlegging). Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn in de wet Basisnet (en daarbij behorende Besluit externe veiligheid transportroutes) vaste maximale PR 10-6 contour en risicoplafonds voor berekening van het groepsrisico vastgelegd. De wet Basisnet heeft tot doel een duurzaam evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid.
Zuid-Willemsvaart:
In de wet Basisnet is de Zuid-Willemsvaart niet opgenomen. Dit betekent dat de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke stoffen over deze vaarweg niet relevant is in het kader van externe veiligheid. De Zuid-Willemsvaart wordt een zogenaamde groene corridor genoemd. Dit betekent dat hierlangs geen veiligheidszone komt en dat in principe uit externe veiligheidsoogpunt gebouwd kan worden tot aan de kant van de vaarweg.
De toekomstige Zuid-Willemsvaart komt ten westen van het plangebied te liggen, waar de nieuwe woning binnen een zone van circa 100 meter van de Zuid-Willemsvaart gerealiseerd kan worden. In de huidige situatie vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de Zuid-Willemsvaart plaats. Niet uitgesloten wordt dat het in de toekomst toch zal plaatsvinden. Voor het Tracébesluit voor de omlegging van de Zuid-Willemsvaart heeft afdoende onderzoek naar externe veiligheid plaatsgevonden. De waarden voor plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) zijn berekend en getoetst aan de geldende normering. Vastgesteld is dat zowel de PR-grenswaarde als de oriënterende waarde van het GR niet worden overschreden. De beoogde ontwikkeling is daarbij zo beperkt van omvang dat er geen significante toename van het groepsrisico zal optreden.
A2:
Op ruim 600 meter van het plangebied ligt de A2 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de wet Basisnet is een veiligheidszone (maximale PR 10-6 contour) vastgelegd van 0 meter. Plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering.
Voor berekening van het groepsrisico is in de wet Basisnet het risicoplafond vastgesteld op 4000 wagens GF3 (brandbaar gas) per jaar. Het invloedsgebied van deze stof is 355 meter en reikt dus niet tot het perceel waar de nieuw te bouwen woning wordt voorzien (afstand circa 460 meter). Met zekerheid kan daarom gesteld worden dat er geen sprake zal zijn van toename van het groepsrisico. Omdat het groepsrisico van de A2 ter hoogte van het plangebied ook de oriëntatiewaarde niet overschrijdt, is groepsrisicoverantwoording niet verplicht.
Risicovolle inrichtingen:
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle inrichtingen (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan. In de directe nabijheid van de locatie zijn geen risicovolle inrichtingen / activiteiten aanwezig.
Ondergrondse transportleiding:
In de directe nabijheid van de locatie is geen ondergrondse leiding aanwezig, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Externe veiligheid als gevolg van ondergrondse transportleidingen is niet aan de orde.
Conclusie:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het verplaatsen van de woning.
4.6 Bodem En Grondwater
Met voorgenomen ontwikkeling wordt een nieuwe woonfunctie ontwikkeld op een agrarisch perceel (huidige situatie). Voor deze ruimtelijke ontwikkeling zal onderbouwd moeten worden dat deze ten aanzien van het aspect bodem uitvoerbaar is. De locatie is gezien de historie als onverdacht beoordeeld. De Bodemkwaliteitskaart maakt de algemene kwaliteit van de bodem binnen de gemeente 's- Hertogenbosch inzichtelijk. Deze voldoet in bijna de gehele gemeente aan de landelijke achtergrondwaarde. Zo ook op de geplande locatie. Uit een beoordeling op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente 's-Hertogenbosch blijkt dat bodemkwaliteit naar verwachting geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Omdat sprake is van een generieke kaart, zal voor de specifieke locatie een onderzoek conform de NEN 5740 (bij aanvraag omgevingsvergunning) moeten uitwijzen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de voorgenomen herontwikkeling.
Bij eventueel grondverzet valt vrijkomende grond onder de bepalingen van het besluit Bodemkwaliteit. Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Lozingsregeling riolering meldingen c.q. aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.
4.7 Geurhinder
Op het perceel zal alleen het hobbymatig houden van paarden worden toegelaten. Bij het gebruik van het perceel voor het hobbymatig houden van paarden moet rekening gehouden worden met in de omgeving aanwezige gevoelige bestemmingen. Er dient een afstand van 50 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten te worden aangehouden, gerekend vanaf de vaste mestplaats.
De afstand vanaf het toekomstige dierenverblijf tot aan het meest nabij gelegen geurgevoelig object, de bedrijfswoning op het terrein van het Tuincentrum Intratuin, mag niet minder bedragen dan 50 meter. Aan de genoemde richtafstanden wordt ruim voldaan. Daarmee is het hobbymatig houden van paarden inpasbaar ten aanzien van milieugevoelige objecten in de omgeving.
4.8 Energie En Duurzaamheid
Het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving is een belangrijke opgave van de gemeente. Van ontwerp, aanleg, inrichting tot beheer wordt de stedelijke ontwikkeling steeds duurzamer vormgegeven. De gemeente 's-Hertogenbosch wil een voortrekkersrol blijven spelen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling.
Onder duurzame stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: het rekening houden met milieuaspecten gedurende planontwikkeling, bouw, inrichting en beheer van de nieuwe wijk. Belangrijke onderwerpen zijn: energie, water, afval, verkeer, materiaalgebruik, bodem, geluid en natuur.
De speerpunten van het gemeentelijk beleid richten zich op energie, integraal waterbeheer en duurzaam hout. Op basis van dit beleid geldt het wettelijke vereiste zoals vastgelegd in het Bouwbesluit ten tijde van de aanvraag vergunning. Het integraal waterbeheer vereist dat in de bouw geen uitlogende materialen worden gebruikt en dat bovendien uitsluitend hout met het FSC-keurmerk of het PEFC-keurmerk (SFI, CSA en ATFS), niet zijnde MTCS, wordt toegepast.
4.9 Flora En Fauna
Quick scan flora en fauna:
Voor het aspect 'flora en fauna' is in opdracht van de gemeente een quick scan uitgevoerd. Doel van de quick scan c.q. het onderzoek is het verschaffen van inzicht in eventuele consequenties van de voorgenomen ingreep met betrekking tot de Flora- en faunawet. Het onderzoek gaat in op de volgende vragen:
- 1. Komen op de planlocatie streng beschermde soorten voor (tabel 2 en 3 Flora- en faunawet) of kunnen deze hier worden verwacht?
- 2. Wat zijn eventuele negatieve effecten van de voorgenomen ingreep op deze beschermde soorten?
- 3. Op welke wijze kunnen eventuele negatieve effecten beperkt of voorkomen worden?
- 4. Is voor uitvoering van de ingreep een ontheffing op de Flora- en faunawet noodzakelijk en zo ja, voor welke soorten en onder welke voorwaarden?
- 5. Wordt vervolgonderzoek noodzakelijk geacht?
De uitkomsten van de quick scan zijn als volgt:
- 1. Voor alle onderzochte soortgroepen, behalve broedvogels en vleermuizen, geldt dat geen mitigerende maatregelen noodzakelijk worden geacht (zie punt 2 en 3).
- 2. Op basis van de quick scan geldt dat negatieve effecten als gevolg van de geplande sloopwerkzaamheden niet zijn uit te sluiten. In de woning zijn voldoende spleten en kieren aanwezig die als verblijfplaats voor vleermuizen kunnen dienen. Aanvullend onderzoek conform het vleermuisprotocol wordt noodzakelijk geacht.
Door het slopen van de schuren treedt schade op aan een verblijfplaats van de steenuil (geen nestlocatie, maar toch beschermd). Door alternatieve verblijf-/ rustplaatsen (twee nestkasten) op het perceel op geschikte plekken op te hangen blijft de functionaliteit van het verblijfplaats en het leefgebied intact. De nieuwe nestkasten dienen minimaal drie maanden voorafgaand aan de sloop opgehangen te zijn (bij voorkeur langer). Aangezien de sloop buiten het broedseizoen dient te geschieden kunnen de kasten het beste opgehangen worden in de maanden september tot en met november. De functionaliteit van het leefgebied van boerenzwaluw zal niet verloren gaan door de sloop van de paardenstal. In de directe omgeving zijn verschillende boerderijen aanwezig waar de soort kan broeden. Daarnaast wordt er een nieuwe paardenstal gebouwd waar de dieren vervolgens terecht kunnen (mits deze toegankelijk blijft voor boerenzwaluw).
- 3. Om negatieve effecten ten aanzien van broedvogels (alle broedvogels waaronder boerenzwaluw) te voorkomen, dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van de aanwezige soorten. Het broedseizoen valt voor de meeste soorten in de periode van half maart tot half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.
Aanvullend onderzoek vleermuizen en vogels:
In vervolg op de uitkomst onder punt 2 is een aanvullend onderzoek naar vleermuizen en vogels in gang gezet. De onderzoekresultaten met betrekking tot de vleermuizen zijn als volgt:
- 1. In totaal zijn drie vleermuissoorten aangetroffen rondom de woning, namelijk de gewone dwergvleermuis, de watervleermuis en de rosse vleermuis.
- 2. Ondanks de aanwezigheid van potentiele verblijfplaatsen van vleermuizen in de woning, zijn deze niet aangetroffen.
- 3. Negatieve effecten op paarplaatsen en zomer- en kraamverblijfplaatsen zijn niet te verwachten. Mogelijk treden er wel negatieve effecten op aan winterverblijfplaatsen van vleermuizen, maar de kans hierop wordt als zeer klein ingeschat.
- 4. Door de woning vleermuisvriendelijk te slopen zijn negatieve effecten ten aanzien van winterverblijven te voorkomen. Bij vleermuisvriendelijk slopen dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan (o.a. werkzaamheden aan de woning dienen buiten de kwetsbare periode van vleermuizen te worden uitgevoerd; buiten de periode 1 november - 1 april).
De onderzoekresultaten met betrekking tot de vogels zijn als volgt:
- 1. Gedurende de zomerrondes is verschillende malen een ransuil overvliegend over de woning waargenomen. Op basis van piepende jongen is het nest aangetroffen in een houtwal tegenover de woning (ruim buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden).
- 2. Er treedt schade op aan een verblijfplaats van de steenuil door het slopen van de schuren. Door twee alternatieve verblijf-/rustplaatsen in de vorm van nestkasten op het perceel op geschikte plekken op te hangen, blijft de functionaliteit van het leefgebied intact.
- 3. Om negatieve effecten ten aanzien van broedvogels (alle broedvogels waaronder de boerenzwaluw) te voorkomen, dienen de werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van de aanwezige soorten. Het broedseizoen valt voor de meeste soorten in de periode van half maart tot half juli.
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Inleiding:
Met de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) d.d. 1 september 2007, behoren nieuwe bestemmingsplannen te omschrijven hoe omgegaan dient te worden met de bekende en de te verwachte archeologische waarden in het bestemmingsplangebied. Hieronder volgt een korte schets van de samenstelling en aard van de archeologische waarden. Vervolgens wordt een overzicht geboden van de randvoorwaarden die het gemeentelijke archeologische monumentenzorgbeleid stelt aan bodemingrepen in het bestemmingsplangebied.
Landschap:
Het terrein bevindt zich landschappelijk gezien op de noordflank van de oost-west verlopende dekzandrug die zich van Oss naar 's-Hertogenbosch uitstrekt. Deze dekzandrug is ontstaan tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien) toen zand kon gaan stuiven omdat er geen vegetatie was om het zand vast te houden. Het plangebied ligt binnen het zogenaamde overlaatgebied van de Beerse Maas. De Beerse Maas vormde al eeuwenlang een noodbedding van de Maas bij hoogwater. Hiervoor was ter hoogte van Beers een verlaging in de dijk aangebracht (een overlaat). Door het overtollige water via een noodbedding af te voeren werd voorkomen dat elders de dijken doorbraken.
Archeologie:
De dekzandrug ten zuiden van het plangebied, is door zijn relatief hogere ligging altijd een aantrekkelijke locatie voor bewoning geweest. Gezien de ouderdom van de dekzandruggen kan deze bewoning teruggaan tot het Laat-Paleolithicum (vanaf circa 15.000 jaar geleden) maar dergelijke oude sporen zijn uit het plangebied (nog) niet bekend. Het plangebied ligt op de flank van de dekzandrug hetgeen betekent dat de top van het dekzand hier relatief laag ligt en richting het noorden afloopt tot in het komgebied van de Maas. In de directe aanwezigheid van het plangebied zijn alleen vondsten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd bekend. Tijdens archeologisch onderzoek in 1996 zijn in het plangebied boringen gezet maar tijdens dit onderzoek geen archeologische waarden of -niveaus aangetroffen (Schute, 1996).
Afbeelding 4.1: Archeologisch booronderzoek uitgevoerd in 1996. In rood de globale grens van het plangebied
Direct ten westen van het plangebied heeft ten behoeve van de omlegging van de Zuid-Willemsvaart ook archeologisch onderzoek plaatsgevonden (Haarhuis, 1994; Schorn, 2002; Visser e.a., 2009; Flamman e.a., 2010).Tijdens dit onderzoek werden binnen het tracé ter hoogte van het plangebied ook geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen.
Afbeelding 4.2: Archeologisch booronderzoek uitgevoerd in 2002 ten westen van het plangebied. In rood de globale grens van het plangebied
Voor het plangebied van "Empelseweg 34" kan worden aangenomen dat er geen archeologische sporen uit de prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd te verwachten zijn. Voor het plangebied geldt op de gemeentelijke verwachtingskaart weliswaar een hoge verwachting maar deze verwachting kan op basis van de verschillende archeologische onderzoek worden bijgesteld naar laag.
In het bestemmingsplan geldt voor dit plangebied geen specifieke beperkingen met betrekking tot archeologie. Indien tijdens de werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, is men wettelijk verplicht deze te melden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook de gemeentelijk archeoloog van 's-Hertogenbosch wordt in dit geval op de hoogte gebracht.
Cultuurhistorie:
Behalve de archeologische kenmerken van het bestemmingsplangebied moeten ook de overige cultuurhistorische aspecten zoals bouwhistorie en historisch geografische elementen in het bestemmingsplan worden betrokken. De gemeente 's-Hertogenbosch heeft hiertoe voor de hele gemeente een inventarisatie van zichtbare cultuurhistorische elementen/relicten laten uitvoeren (Willems, 2011). Op basis van de inventarisatie is een aantal belangrijke cultuurhistorische gebieden en structuren onderscheiden. Deze vormen samen de cultuurhistorische hoofdstructuur van de gemeente en zullen bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moeten worden meegenomen en meegewogen. De gemeente is ook voornemens om de cultuurhistorische inventarisatie uit te werken in een cultuurhistorisch beleid. Vooruitlopend hierop is voor het bestemmingsplan bekeken welke cultuurhistorische elementen van belang zijn. In het plangebied bevinden zich volgens de cultuurhistorische inventarisatiekaart van de gemeente 's-Hertogenbosch geen gebouwde monumenten of andere waardevolle cultuurhistorische elementen.
Literatuur:
- Boshoven, E.H. en R.J.M. van Genabeek 2008: 's-Hertogenbosch Archeologische verwachtingskaart, BAAC-rapport 05.080, 's-Hertogenbosch
- Flamman, J.P., R. Schrijvers & A. Lutz, 2010. Omlegging Zuid-Willemsvaart, Rosmalen, Berlicum en Den Dungen, gemeenten 's-Hertogenbosch en Sint-Michielsgestel. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch inventariserend veldonderzoek. Vestigia-rapport V812
- Haarhuis, H.F.A. 1994. Tracé Zuid-Willemsvaart; archeologisch onderzoek in het kader van de m.e.r. RAAP-Notitie 76), Amsterdam
- Schorn, E.A., 2002. Tracé Zuid-Willemsvaart. Archeologische prospectie. BAAC-rapport 02.029, Deventer
- Schute, I.A., 1996. Gemeente 's-Hertogenbosch. Archeologisch onderzoek ten behoeve van de VINEX-locatie Rosmalen Noord en het uitbreidingsplan Empel. RAAP-rapport 168. Stichting RAAP, Amsterdam.
- Visser, C.A., R. Schrijvers & J.P. Flamman, 2009. Omlegging en verbreding Zuid-Willemsvaart, gemeenten 's-Hertogenbosch, Sint-Michielsgestel, Bernheze, Schijndel en Veghel. Een Bureauonderzoek. Vestigia-rapport V659
- Willems, J.M.J., 2011. 's-Hertogenbosch Cultuurhistorische Inventarisatie. Definitief Onderzoek. BAAC-Rapport C-07.0196 / B-10.0139, 's-Hertogenbosch.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Beleidskader
Integraal waterbeheer beoogt een duurzaam en veerkrachtig watersysteem waarbij kansen worden benut en functies zoveel mogelijk worden gecombineerd. Op 14 juli 2009 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch het waterplan 'Waterstad 's-Hertogenbosch' vastgesteld. Het doel van dit waterplan is het bereiken van een veilig en een duurzaam watersysteem in en om 's-Hertogenbosch, waarbij zo goed mogelijk aan de wensen van alle belanghebbenden tegemoet wordt gekomen. Het Waterplan betreft een koepelplan voor alle waterzaken. Het gaat daarbij om de gewenste inrichting en het beheer van oppervlaktewater en grondwater als ook om de afvoer van hemelwater en afvalwater.
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het Waterbeheerplan van het waterschap beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid voor de periode 2010-2015, met een doorkijk naar 2027. Voor ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap acht uitgangspunten:
- 1. wateroverlastvrij bestemmen;
- 2. gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
- 3. doorlopen van de afwegingsstappen (hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer);
- 4. hydrologisch neutraal ontwikkelen;
- 5. water als kans;
- 6. meervoudig ruimtegebruik;
- 7. voorkomen van vervuiling;
- 8. waterschapsbelangen.
5.2 Watertoets
Huidige situatie:
Het plangebied ligt in een extensief groen gebied waar op enige afstand de omgelegde Zuid-Willemsvaart en de Rosmalense Aa komt te liggen. Ten oosten van het plangebied ligt een drukriolering, alwaar de huidige bebouwing op is aangesloten.
De hoogteligging van het kavel varieert van 4 m NAP bij de huidige bebouwing tot 2,5 m NAP bij de toekomstige bebouwing.
Inpassing beleid in ruimtelijk plan:
In onderhavig plan vindt ten opzichte van de bestaande situatie geen verhardingstoename plaats. Het hemelwater werd reeds lokaal afgevoerd en verwerkt; dat zal in de toekomstige situatie ook moeten. De afvoer van hemelwater kan via afvloeiing over het eigen perceel naar het onverharde, omliggende terrein. Hiervoor dient de plek van de bebouwing opgehoogd te worden. Het vuil water zal op de drukriolering aangesloten moeten worden.
Om verontreiniging van grondwater te voorkomen worden enkel duurzame (niet-uitlogende of gecoate) materialen toegepast.
Het plan is digitaal getoetst via www.dewatertoets.nl. Het waterschap heeft instemming gegeven met de voorgenomen ontwikkeling via het doorlopen van de korte procedure. De instemming is vastgelegd in een dossier van het waterschap met code 2014214-38-8469, d.d. 14 februari 2014.
Hoofdstuk 6 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
6.1 Planmethode
Het bestemmingsplan 'Empelseweg 34 Rosmalen' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het plangebied. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening (RO standaarden 2012), het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (inclusief het Besluit omgevingsrecht) en het bestemmingsplan 'Kanaalpark' (vastgesteld op 23 april 2013). Hierbij is gestreefd naar uniformering en standaardisering van de bestemmingen en bestemmingsregels.
6.2 Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen en de aanduidingen met kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken aangegeven. De kleuren, cijfer- en lettercombinaties en vlakken dienen in samenhang met de bestemmingsplanregels te worden gelezen.
Een onderdeel van de in het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde eisen betreft de vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van een bestemmingsplan. Door de uniformering en standaardisering zijn de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding verschillend van een 'traditionele' analoge plankaart. Met de vormgeving en inrichting van een digitale verbeelding wordt beoogd een bestemmingsplan als een interactief plan raadpleegbaar te maken (op internet). Deze wijze van beschikbaarstelling is per 1 januari 2010 wettelijk verplicht.
6.3 Regels
De bestemmingsplanregels zijn gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012), het Handboek digitale bestemmingsplannen van de gemeente 's-Hertogenbosch en het bestemmingsplan 'Kanaalpark'. De bestemmingsplanregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken, te weten:
- hoofdstuk 1: inleidende regels;
- hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
- hoofdstuk 3: algemene regels;
- hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
6.3.1 Inleidende regels
De artikelen in hoofdstuk 1 van de bestemmingsplanregels hebben betrekking op de toepassing van de bestemmingsplanregels. In artikel 1 wordt een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen gegeven. Artikel 2 geeft de meet- en rekenwijze aan. Deze bepalingen gelden voor alle bestemmingen.
6.3.2 Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk omvat een toelichting op de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In het plangebied komen alleen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Wonen' voor.
Artikel 3 Agrarisch met waarden:
Deze bestemming is gegeven aan het grootste deel van het plangebied. Binnen deze bestemming zijn de belangrijkste functies agrarische doeleinden (in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen) en het behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden. Gezien deze functies zijn gebouwen niet toegestaan en zijn onder voorwaarden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Aan de noordzijde van deze bestemming zijn drie functieaanduidingen opgenomen, te weten 'specifieke vorm van agrarisch - buitenbak', 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat' en 'groen'. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - buitenbak' is een rijbak toegestaan. Een rijbak is een onoverdekte voorziening bedoeld voor het hobbymatig berijden, africhten en laten bewegen van paarden. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat' is een mestplaat toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding 'groen' dienen het woonperceel, de rijbak en de mestplaat landschappelijk te worden ingepast.
In de gebruiksregels is vermeld dat onder strijdig gebruik in ieder geval moet worden verstaan het bedrijfsmatig houden van paarden. Het hobbymatig houden van paarden is wel toegestaan.
Gezien de ligging in het Kanaalpark is in deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid naar 'Natuur' opgenomen.
Artikel 4 Natuur:
Deze bestemming betreft een strook grond aan de zuidzijde van het plangebied en een strook grond aan de oostzijde van het plangebied. De zuidelijke strook grond is bedoeld om de (weg)infrastructuur landschappelijk in te passen zoals elders in het Kanaalpark. Mede hierdoor wordt het Kanaalpark landschappelijk en ecologisch 'robuuster'. De oostelijke strook grond betreft de bestaande bosschage, die gehandhaafd blijft.
De hoofdfuncties zijn 'ecologische verbindingszone met waterlopen' en 'natuurgebied'. Gezien deze functies zijn gebouwen niet toegestaan en zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in zeer beperkte mate en onder voorwaarden toegestaan.
Artikel 5 Verkeer:
De gronden met deze bestemming zijn onder meer bestemd voor wegverkeer en verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een (semi)verharde in- en uitrit met een breedte van maximaal 5 meter -ten behoeve van de ontsluiting van het woonperceel- mogelijk. Uit oogpunt van flexibiliteit is de ligging van de in- en uitrit niet exact bepaald binnen de bestemming 'Verkeer'. Tegelijkertijd bedraagt omwille van het landschappelijke en ecologische karakter van het Kanaalpark de breedte van de in- en uitrit maximaal 5 meter. De in- en uitrit mag voorzien worden van een (semi)verharding. De overige gronden binnen de bestemming dienen onverhard te blijven.
Gebouwen zijn niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in beperkte mate en onder voorwaarden toegestaan.
Artikel 6 Wonen:
De bestemming 'Wonen' is gegeven aan het woonperceel.
Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak opgenomen waarbinnen één vrijstaande woning mag worden gebouwd. De situering van het bouwvlak (lees: de woning) is afgestemd op het wegverkeerslwaai van de wegen in de omgeving (o.a. A2 en Bruistensingel) én het (schiet)geluid van de tijdens activiteiten op het terrein van schutterij Het Gilde St. Catharina en St. Joris. De oppervlakte van het bouwvlak is groter dan de te bouwen woning (100 m²). Hierdoor is er flexibiliteit ten aanzien van de situering van de woning, bijgebouwen en overkappingen in het bouwvlak.
Ten noorden van het bouwvlak bevinden zich de bouwaanduiding 'bijgebouwen' en de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping'. Bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 534 m² bedragen. Deze oppervlakte tezamen met de maximale oppervlakte van de woning is afgeleid van de bestaande bouwrechten uit het vigerende bestemmingsplan 'Kanaalpark'.
Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, de bouwaanduiding 'bijgebouwen' en de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping'. Om te voorkomen dat een overkapping binnen de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' wordt voorzien van meer dan één wand (waardoor er feitelijk sprake is van een gebouw) is in artikel 1 een omschrijving van het begrip 'overkapping' opgenomen.
De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen vindt zijn oorsprong in het hobbymatig houden van paarden. Om die reden is gekozen voor een woonbestemming. In de gebruiksregels van de bestemming 'Wonen' is daarom het bedrijfsmatig houden van paarden als strijdig gebruik aangemerkt. Het hobbymatig houden van paarden is uiteraard wel toegestaan.
6.3.3 Algemene regels
In de algemene regels zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels opgenomen. Deze algemene regels gelden voor het gehele bestemmingsplan.
6.3.4 Overgangs- en slotregels
Dit vierde en laatste hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het onderhavig bestemmingsplan betreft een herziening binnen het bestemmingsplan(gebied) 'Kanaalpark'. Het betreft een initiatief van Rijkswaterstaat en gemeente, in samenspraak met de eigenaar van Empelseweg 34.
De voorgestane ruimtelijke ontwikkeling houdt in de sloop en herbouw van een woning met bijgebouwen in het Kanaalpark, hetgeen bij nader inzien voor Rijkswaterstaat en gemeente noodzakelijk is gebleken.
Bij de uitwerking van het Tracébesluit 'Omlegging Zuid-Willemsvaart Maas - Den Dungen 2011' is bij nader inzien en in overleg met de eigenaresse en Rijkswaterstaat geconcludeerd dat de nieuwe Bruistensingel zo dichtbij de bestaande woning Empelseweg 34 is gelegen dat het vanuit milieukundig en ruimtelijk opzicht beter is om de bebouwing ter plaatse niet te handhaven.
De herziening van het bestemmingsplan is in deze de sloop van de woning met bijbehorende opstallen (wegbestemmen) en de bouw van een nieuwe woning met bijbehorende opstallen op een meer noordelijk gelegen locatie (bestemmen) op hetzelfde perceel.
Op grond van artikel 6.12, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening behoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld indien de gemeentelijke kosten anderszins zijn verzekerd , namelijk middels de anterieure overeenkomst tussen gemeente en grondeigenaar. Hiervan is sprake, de anterieure overeenkomst is voor de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan gesloten.
Om deze ontwikkeling mogelijk te maken hebben Rijkswaterstaat, gemeente en de betreffende grondeigenaar onderling afspraken gemaakt. Contractueel is geregeld dat er dekking is voor alle kosten.
De kosten behorende bij de procedure van de herziening van het bestemmingsplan 'Kanaalpark' (plankosten), zijn voor rekening van de gemeente. De gemeente verhaalt de kosten (met uitzondering van de genoemde gemeentelijke plankosten), die voortvloeien uit de bestemmingsplanherziening, bij de eigenaresse middels een anterieure overeenkomst. De kosten ten behoeve van de sloop van de oude woning met bijgebouwen en alle kosten behorende tot het bouwen van de nieuwe woning met bijgebouwen (inclusief het bouw- en woonrijp maken van de nieuwe woonlocatie) liggen daarmee bij de eigenaresse. De eigenaresse en Rijkswaterstaat zullen nader contractuele afspraken maken over het vergoeden van een groot deel van de kosten door Rijkswaterstaat (rechtstreeks) aan de eigenaresse.
Vanuit de gemeente 's-Hertogenbosch kan derhalve worden gesteld dat het voorliggende plan in financieel-economisch opzicht haalbaar c.q. uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
Het Kanaalpark, bestaande uit de omgelegde Zuid-Willemsvaart (de officiële naam is Maximakanaal) en de Rosmalense Aa, zal eind 2014 gerealiseerd zijn. Gezien deze maatschappelijke urgentie, het plan een kleinschalige ontwikkeling betreft en er in de directe omgeving slechts twee 'belanghebbenden' zijn (Intratuin Rosmalen en het Gilde St. Catharina en St. Joris) is er geen inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gehouden.
Met Intratuin Rosmalen en het Gilde St. Catharina en St. Joris zal overleg worden gevoerd over het voorliggende bestemmingsplan.
In het kader van de watertoets is het ontwerp bestemmingsplan ter beoordeling toegezonden aan het Waterschap Aa en Maas. In de email van 30 september 2014 heeft het Waterschap geen opmerkingen op het ontwerp bestemmingsplan te hebben.
Op 29 april 2014 is met de provincie overleg gevoerd over de planopzet en in het bijzonder de uitgangspunten, die daaraan ten grondslag liggen (zie paragraaf 3.2 Toekomstige situatie). De provincie heeft (per email) aangegeven dat zij kan instemmen met de planopzet en dat het overleg van 29 april 2014 kan worden gezien als het wettelijk overleg. Daarnaast heeft de provincie voorgesteld om -naast de anterieure overeenkomst- de aanleg en het onderhoud van de beplanting ook te borgen op de verbeelding en in de regels. In reactie op het voorstel van de provincie is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen. In de email van 1 september 2014 heeft de provincie medegedeeld dat de gemaakte afspraken correct zijn vertaald in het (concept) ontwerp bestemmingsplan.
Bijlage 1 Quick Scan Milieu
Bijlage 2 Memo Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Memo akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quick scan flora en fauna