KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Woongebied
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel

De Gorsen II, Elshout

Bestemmingsplan - Gemeente Heusden

Vastgesteld op 27-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Bijlage Bij Regels

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan ‘De Gorsen II, Elshout’ met identificatienummer NL.IMRO.0797. BPDegorsenII-VG01 van de gemeente Heusden.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanbouw
Een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw. Een aanbouw is toegankelijk
vanuit het hoofdgebouw. Een aanbouw is bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of
overwegend door middel van handwerk, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet verstaan het geven van cursussen door een
professionele organisatie met meerdere docenten, een auto- of scooter reparatiebedrijf, een afhaalgelegenheid
voor eten of bedrijfsmatige kinderopvang.
1.7 Achtergevel
Een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel
1.8 Achtergevellijn
De lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.9 Achtergevelrooilijn
De achterste grens van een bouwvlak, alsmede het verlengde daarvan, gezien vanaf de weg waarop het
hoofdgebouw is georiënteerd. Indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen
bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -
zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.
1.10 Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een
gedeelte van het huishouden, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
1.11 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 Bebouwingspercentage
Een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het
bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd. Dit geldt voor zowel hoofdgebouw, inclusief aan- en
uitbouwen, als bijgebouwen.
1.13 Bed and breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de
mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and breakfast voorziening wordt niet
verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden
werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.14 Bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 Begane grond
De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder
1.16 Beperkt kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een
risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
1.17 Bestaande situatie
  1. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  3. het bepaalde onder a en b geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere procedure.
1.18 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevi
Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 Bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bijbehorende bouwwerken
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk,
met een dak
1.23 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.24 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.26 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil)
en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden
gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen
bouwlagen.
1.27 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.29 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met
de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 Dakkapel:
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt,
waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is
geplaatst.
1.33 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren
van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.34 Duurzaam beëindigd
Een functie wordt niet meer uitgevoerd en er zal geen doorstart plaatsvinden.
1.35 Eerste bouwlaag
De bouwlaag op de begane grond.
1.36 Functie
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is
toegestaan.
1.37 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
1.38 Hoofdfunctie
Een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.39 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die
bestemming het belangrijkst is.
1.40 Huishouden
Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van
onderlinge verbondenheid en continuïteit in samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen.
1.41 Inrichting
Elke door de mens bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen
een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
1.42 Kelder
Een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds
bouwwerk.
1.43 Kunstwerken
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers,
keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.44 Kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q.
een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.45 Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in
geaccidenteerd terrein dat gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.46 Maatschappelijke en culturele voorzieningen
Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en
buitenschoolse voorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van
deze voorzieningen.
1.47 Mantelzorg
Het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouden, die hulpbehoevend is,
respectievelijk zijn, op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.48 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede
soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen wijkverwarming,
transformatorhuisjes, pompstations, schakelhuisjes, gemalen, telefooncellen, abri's en zendmasten.
1.49 Onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.
1.50 Ondergeschikte bouwdelen
Ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende
daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, antennes, liftopbouwen en andere ondergeschikte
(dak)opbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.51 Ondergeschikte functie
Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden
gebruikt.
1.52 Onderkomen
Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor
zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.53 Overkapping
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand, eventueel gedeeltelijk
omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.
1.54 Perceelsgrens
De grens van een perceel.
1.55 Peil
  1. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.56 Productiegebonden detailhandel
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen
vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie
ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.57 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen
vergoeding.
1.58 Risicovolle inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor
het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare
of beperkt kwetsbare objecten.
1.59 Ruimtelijke kwaliteit
De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van
die ruimte.
1.60 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie
met elkaar.
1.61 Standplaats
Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of
afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam,
een wagen of een tafel.
1.62 Stedenbouwkundig beeld
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door
de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde
ruimte(n).
1.63 Uitbouw
De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder
meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.64 Voorgevel
De naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.
1.65 Voorgevellijn
De lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.66 Voorgevelrooilijn
De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.67 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -
aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten
behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.68 Weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin
gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de
wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.69 Werk
Een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.70 Wonen
Het gehuisvest zijn in een woning conform het begrip 'woning'.
1.71 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet
meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel
voorkomende bouwwerk.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het
bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te
duiden gedeelte van die bestemming.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk
te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.6 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
2.8 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het
gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplantingen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voorzieningen voor langzaam verkeer en ontsluiting;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor
deze gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte voor lichtmasten bedraagt niet meer dan 6 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 4 m.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  2. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd. Voor deze gebouwen gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m2;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. met betrekking tot overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    1. de bebouwde oppervlakte aan overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m²;
    2. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m;
    3. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder bedragen dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.2.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van
bebouwing indien dit noodzakelijk is:
  1. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  5. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi/bedrijven.
4.3 Specifieke gebruiksregels 4.3.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van en het in gebruik laten
nemen van gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding “overige zone – voorwaardelijke verplichting”
zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, zoals deze zijn opgenomen in bijlage 1 van
het bij deze regels behorende beplantingsplan, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd
inrichtingsplan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. erftoegangswegen;
  2. voorzieningen voor langzaamverkeer;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. straatmeubilair;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels 5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor
deze gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  2. de bouwhoogte van objecten voor beeldende kunst mag niet meer bedragen dan 12 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  3. tuinen, erven en verhardingen; erftoegangswegen;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. ter plaatse van de functieaanduiding “ontsluiting” uitsluitend verkeer en verblijfsgebied en voorzieningen voor afstromend regenwater;
  8. groenvoorzieningen;
  9. speelvoorzieningen;
  10. straatmeubilair;
  11. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels 6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen worden uitgevoerd als vrijstaand, twee-aan-een gebouwde en aaneengebouwde hoofdgebouwen;
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak en in de voorgevellijn worden gebouwd;
  3. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 15;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van woongebied- seniorenwoningen” mag het hoofdgebouw bestaan uit één bouwlaag met een kap;
  5. ter plaatse van de functieaanduiding “specifieke vorm van woongebied- starterswoningen” mag het gebruiksoppervlak maximaal 70 m² per woning bedragen;
  6. voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
    2. de breedte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 8 m;
    3. de goothoogte bedraagt maximaal 7 m, met dien verstande dat ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van woongebied- seniorenwoningen" de goothoogte maximaal 3,5 m mag bedragen;
    4. bij het bepalen van de goothoogte dient minimaal ¾ van de totale gootlengte te voldoen aan de goothoogte;
    5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m, met dien verstande dat ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van woongebied- seniorenwoningen" de bouwhoogte maximaal 7 m mag bedragen;
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijgebouwen worden minimaal 3 m achter de voorgevellijn gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 60 m²;
  4. de gronden gelegen achter de achtergevellijn mogen voor maximaal 50% worden bebouwd;
  5. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  6. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m; met dien verstande dat ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van woongebied- seniorenwoningen" de bouwhoogte maximaal 3,5 m mag bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
  2. de gronden gelegen achter de achtergevellijn mogen voor maximaal 50% worden bebouwd;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;
  4. met betrekking tot overkappingen gelden de volgende regels:
    1. de bebouwde oppervlakte aan overkappingen bedraagt maximaal 30 m²;
    2. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3 m;
    3. de afstand tot de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
6.2.4 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m²;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
6.2.5 Voorwaardelijke verplichtingen
  1. Ten behoeve van het voorzien in voldoende parkeergelegenheid gelden de volgende regels:
    1. een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt alleen verleend als is aangetoond dat voorzien wordt in de parkeerbehoefte overeenkomstig het bepaalde in de nota Parkeernormen Heusden 2016, zoals vastgesteld 17 mei 2016;
    2. indien het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder 1 gedurende de planperiode van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met deze wijziging.
  2. Ten behoeve van het voorzien in voldoende waterberging geldt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen alleen wordt verleend als is aangetoond dat op eigen terrein met de bouw wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening overeenkomstig de berekeningsmethode van de Keur dan wel het daarvoor geldende gemeentelijke beleid en die voorziening ook in stand wordt gehouden.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van
bebouwing indien dit noodzakelijk is:
  1. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. ter voorkoming dat bebouwing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en inrichtingen, woningen en bouwwerken onevenredig aantast.
6.4 Specifieke gebruiksregels 6.4.1 Uitoefening aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie,
gelden de volgende regels:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
  2. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m² van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein;
  3. detailhandel is niet toegestaan;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven
of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Bestaande maten
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstand-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. het gebruik van een woning voor de huisvesting anders dan van een huishouden.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels 9.2.1 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 onder b voor het gebruik van een
(vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  4. het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
9.2.2 Afwijken ten behoeve van de huisvesting arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur)
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1 onder c voor het gebruik van
een woning voor de huisvesting van maximaal 5 arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders in onzelfstandige
wooneenheden (kamerverhuur), mits:
  1. wordt voldaan aan het beleid 'Huisvesting arbeidsmigranten 2020', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Heusden op 15 december 2020;
  2. indien het beleid als bedoeld onder a gedurende de planperiode van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met deze wijziging.
9.2.3 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van personen, niet zijnde arbeidsmigranten en/ofseizoenarbeiders, in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur)
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1 onder c voor het gebruik van
een woning voor de huisvesting van maximaal 5 personen, niet zijnde arbeidsmigranten en/of seizoenarbeiders,
in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), mits:
  1. in een bestaande grondgebonden woning;
  2. maximaal 5% van de woningen in een straat, hieronder niet begrepen woningen in appartementen- of flatgebouwen, wordt aangewend voor de huisvesting anders dan van een huishouden, waarbij aan eventuele geconcentreerde huisvestingslocaties (> 5 personen) een factor twee wordt toegekend;
  3. sprake is van minimaal twee woningen tussen de woningen die aangewend worden voor de huisvesting anders dan van een huishouden;
  4. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen van het gemeentelijk parkeerbeleid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Heusden 2016 (vastgesteld 17 mei 2016) met inbegrip van eventuele wijzigingen daarop gedurende de planperiode;
  5. sprake is van een verblijfsruimte van minimaal 12 m² per persoon;
  6. de bewoningsintensiteit voor de leefomgeving niet onevenredig hoog is;
  7. buurtoverleg heeft plaatsgevonden en wordt aangetoond dat het resultaat daarvan bij de planontwikkeling is betrokken.
9.2.4 Afwijken ten behoeve van gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1 onder c voor het gebruik van
een woning voor de huisvesting van personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch
ziektebeeld of psychosociale problemen of andere, tijdelijke opvang hulpbehoevenden, mits:
  1. het betreft maximaal 12 personen, met inbegrip van de eventuele huisvesting van begeleiding en toezicht;
  2. het alles is gericht op zelfstandige bewoning;
  3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen van het gemeentelijk parkeerbeleid, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Heusden 2016 (vastgesteld 17 mei 2016) met inbegrip van eventuele wijzigingen daarop gedurende de planperiode;
  4. een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
  5. de bewoningsintensiteit voor de leefomgeving niet onevenredig hoog is;
  6. buurtoverleg heeft plaatsgevonden en wordt aangetoond dat het resultaat daarvan bij de planontwikkeling is betrokken.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels ten aanzien van:
  1. het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  2. de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, de bouwhoogte mag worden vergroot tot niet meer dan 40 m;
    2. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 m;
    3. ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot niet meer dan 30 m;
  3. van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 11.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 onder a met maximaal 10%;
  3. Het in lid 11.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het in lid 11.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Gorsen II, Elshout'.