KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - 1
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Leiding - Riool
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Grens Van Het Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Herziening
Hoofdstuk 2 Inhoud Van De Herziening
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Europees- En Rijksbeleid
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Overzichtskaart Parkeren
Bijlage 1 Nota Zienswijzen
Bijlage 2 Memo Aan De Raad
Bijlage 3 Nota Van Wijzigingen

Drunen Herziening 2014

Bestemmingsplan - gemeente Heusden

Vastgesteld op 06-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Drunen Herziening 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0797.BPdrunen-VG01 van de gemeente Heusden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.

1.4 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan huis verbonden beroep of bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet verstaan het geven van cursussen door een professionele organisatie met meerdere docenten, een auto- of scooter reparatiebedrijf, een afhaalgelegenheid voor eten of bedrijfsmatige kinderopvang.

1.8 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.9 achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvlak, alsmede het verlengde daarvan, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd. Indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.11 agrarisch bedrijf, grondgebonden:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

1.12 agrarisch hulpgebouw:

een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik; het gaat hierbij onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren etc.

1.13 atelier:

werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan.

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bed and breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.17 bedrijfswoning/ dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.18 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak:

het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.20 bestaande situatie:

  1. a. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. b. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.25 bijzondere woonruimte:

woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen.

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.

1.36 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.37 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.

1.38 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.40 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.41 gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.42 hoekwoning:

een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.

1.43 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.44 hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel of bouwvlak kan worden aangemerkt.

1.45 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.46 horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

1.47 horeca categorie 2:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.

1.48 horeca categorie 3:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.

1.49 horeca categorie 4:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen, al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een partycentrum, een café met dansvloer van enige omvang of een discotheek.

1.50 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.51 huishouden:

een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren.

Met een huishouden worden gelijkgesteld:

  1. a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  2. b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
  3. c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.52 inrichting:

elke door de mens bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;

1.53 kantoor- en of praktijkruimte:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om ui tsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid.

1.54 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.55 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van onder andere vruchten, bloemen, groente of planten.

1.56 kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

1.57 kunstwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.58 kleinschalig kamperen:

kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aan de orde zijn.

1.59 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden.

1.60 maaiveld:

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein dat gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.61 maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.62 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.63 nevenactiviteit

activiteiten die in ruimtelijke opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.64 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen wijkverwarming, transformatorhuisjes, pompstations, schakelhuisjes, gemalen, telefooncellen, abri's en zendmasten;

1.65 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.

1.66 ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, antennes, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.67 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

1.68 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.69 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.70 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;

1.71 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.72 perceelsgrens:

de grens van een perceel.

1.73 productiegebonden detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.74 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.75 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.76 reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.

1.77 rijbak:

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden;

1.78 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.79 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.80 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.81 stacaravan:

onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot de woondag- of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan;

1.82 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.83 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.84 supermarkt

detailhandel in de vorm van een zelfbedieningszaak met een grote verscheidenheid aan hoofdzakelijk levensmiddelen.

1.85 (teelt)ondersteunende voorzieningen:

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.

1.86 terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.

1.87 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.88 verblijfsrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.89 verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten en zorgboerderijen;

1.90 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

1.91 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.

1.92 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.93 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.94 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

1.95 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.96 wonen:

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis verbonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroepof bedrijf:', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.97 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.98 woonboerderij:

een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.

1.99 zaalverhuur:

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.100 zijstrook:

de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel, behorende bij het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 peil:

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

2.11 hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Agrarisch Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  2. b. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  3. c. kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
  4. d. glastuinbouw; ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  5. e. agrarische productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoop-vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  6. f. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, waarbij de totale gezamenlijke vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 5 eenheden met in totaal een maximum oppervlakte van 500 m2;
  7. g. kleinschalig kamperen met 25 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  8. h. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  9. i. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub b voor het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  1. a. de omgevingsvergunning kan worden verleend ten behoeve van een tweede bedrijfswoning;
  2. b. de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  3. c. de nieuwe bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  4. d. de nieuwe bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  5. e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de noodzaak van de bedrijfswoning en de volwaardigheid van het agrarische bedrijf.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
  2. b. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein met uitzondering van de gebieden die zijn opgenomen in 2;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten en gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de agrarische functie op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar;
  2. b. voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    1. 1. agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven en niet aan het buitengebied gebonden bedrijven/functies tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 400 m²;
    2. 2. zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
    3. 3. recreatieve doeleinden tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 500 m²;
    4. 4. ondergeschikte horeca is toegestaan bij de verbrede landbouw/nevenactiviteiten zoals genoemd in sub b onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
  3. c. buiten opslag ten behoeve van de verbrede landbouw/nevenactiviteiten is niet toegestaan;
  4. d. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. e. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden op eigen terrein;
  6. f. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën A en B, met uitzondering van:
    1. 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. 2. risicovolle inrichtingen;
  2. b. een constructiewerkplaats voor landbouwwerktuigen, autoherstelwerkplaats en motorbrandstofverkooppunt zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkplaats';
  3. c. een wegtransportbedrijf, een bedrijf in de verhuur van containers, stalling en opslag van vrachtauto's, containers en goederen en een distributiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf'. Ook behoren hiertoe bedrijfsactiviteiten die verband houden met de op- en overslag van zand, grind en grond, alsmede de opslag van bouwmaterialen, en/of goederen, geen afvalstoffen in de zin van de Wet milieubeheer zijnde;
  4. d. een rietdekkersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf';
  5. e. een aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  6. f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’;
  7. g. autohandelsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autoverkoop';
  8. h. autohandel, reparatie- en servicebedrijf in auto-onderdelen en accessoires, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel, reparatie- en servicebedrijf';
  9. i. paardenstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - paardenstal';
  10. j. groothandel in bedrijfskleding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in bedrijfskleding';
  11. k. een autoplaatwerkerij en autospuitinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoplaatwerkerij en autospuitinrichting';
  12. l. een lasinrichting en bankwerkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - lasinrichting en bankwerkerij';
  13. m. opslag zoals genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie A dan wel B met uitzondering van:
    1. 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. 2. risicovolle inrichtingen;
      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  14. n. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  16. p. nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  17. q. parkeervoorzieningen;
  18. r. tuinen, erven en verhardingen;
  19. s. groenvoorzieningen;
  20. t. water en waterhuishoudkundige doeleinden.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi of bedrijven.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 5.2.2 onder a ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ ten behoeve van de bouw van een luifel, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte van de luifel niet meer mag bedragen dan 150 m²;
    2. 2. de bouwhoogte van de luifel mag niet meer mag bedragen dan 6 m;
    3. 3. de luifel uit oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 5.2.3, onder a, ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning bij een bedrijf, mits:
    1. 1. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
    2. 2. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    4. 4. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
    5. 5. de bedrijfswoning is niet gelegen binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
    6. 6. de bedrijfswoning na de verlening van de omgevingsvergunning geen onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi/bedrijven.

5.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    1. 1. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten;
    2. 2. ondergeschikte detailhandel als onderdeel van bedrijven als genoemd in lid 5.1, met dien verstande dat niet meer dan 10% van de bebouwde oppervlakte van het bedrijf gebruikt mag worden voor ondergeschikte detailhandel;
  2. b. niet tot de bestemming wordt gerekend het opslaan van goederen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 5.1 sub a ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten categorie volgens het bepaalde in lid 5.1;
  2. b. lid 5.1, onder a ten behoeve van het toestaan van bedrijven uit een hogere milieucategorie, met dien verstande, dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane categorieën.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. horeca;
  3. c. kantoren;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  6. f. wonen;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen met bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in Bijlage1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie A dan wel B;
  8. h. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie A danwel B, met uitzondering van:
    1. 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. 2. risicovolle inrichtingen.
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
  11. k. tuinen, erven en verhardingen;
  12. l. terrassen;
  13. m. kiosk;
  14. n. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  15. o. parkeervoorzieningen;
  16. p. groenvoorzieningen;
  17. q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ’ specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie A en B, met uitzondering van:
    1. 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. 2. risicovolle inrichtingen;
  2. b. bedrijven die afwijken van het bepaalde onder a, voor zover deze als zodanig bestaan en rechtens mogen bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. d. detailhandel in grove bouwmaterialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van detailhandel - grove bouwmaterialen';
  5. e. galerie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - galerie';
  6. f. hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  7. g. horeca categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’;
  8. h. horeca categorie 1 tot en met 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 3’;
  9. i. horeca categorie 1 tot en met 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 4’;
  10. j. detailhandel in goederen die gebruikelijk zijn in een boerenbondzaak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerenbond';
  11. k. detailhandel in auto's en daarbij behorende goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van detailhandel - autoverkoop';
  12. l. supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
  13. m. orthopedische schoenmakerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - orthopedische schoenmakerij;
  14. n. schoenmakerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - schoenmakerij';
  15. o. kleine drukkerij en kopieerinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kleine drukkerij en kopieerinrichting;
  16. p. dienstverlening;
  17. q. kantoren;
  18. r. maatschappelijke voorzieningen;
  19. s. sport- en bewegingscentrum ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  20. t. woningen, voor zover deze als zodanig bestaan en rechtens mogen bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  21. u. nutsvoorzieningen;
  22. v. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;
  23. w. opslag en herstelwerkzaamheden en stalling van materieel ten behoeve van een boom-/plantenkwekerij of vergelijkbaar, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
  24. x. tuinen, erven en verhardingen;
  25. y. terrassen;
  26. z. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading;
  27. aa. groenvoorzieningen;
  28. ab. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  29. ac. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument' of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven gebouwen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi of bedrijven;
  6. f. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' .

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1, ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten categorie volgens het bepaalde in lid 7.1.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. één oprit met een maximale breedte van 3 meter, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  3. c. bermen en beplantingen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  7. g. geluidwerende voorzieningen;
  8. h. hondentoiletten;
  9. i. nutsvoorzieningen;

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  2. b. bij maatschappelijke instellingen behorende zorg- en aanleunwoningen, voor zover aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  3. c. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  4. d. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  5. e. tuinen, erven en verhardingen;
  6. f. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. één woning ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi of bedrijven.
  6. f. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur- en landschapselementen;
  2. b. een dijklichaam en aangrenzende dijktaluds;
  3. c. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. ondergeschikt extensief recreatief medegebruik;
  6. f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;

10.2 Bouwregels

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden;
  2. b. sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals clubgebouw, kantine en kleedkamers;
  3. c. erven en verhardingen;
  4. d. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi/bedrijven.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, erven en verhardingen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels:

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.2 sub a ten behoeve van een hogere bouwhoogte van erfafscheidingen, mits:

  1. a. de erfafscheiding niet hoger is dan 2 meter;
  2. b. de erfafscheiding wordt geplaatst langs de zij- of achtertuin van de woning;
  3. c. de erfafscheiding mag pas 2 meter achter de voorgevel van de woning worden verhoogd;
  4. d. de erfafscheiding heeft geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid;
  5. e. de erfafscheiding levert geen ernstige of onevenredige hinder op voor het woonmilieu en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsontsluitingswegen;
  2. b. erftoegangswegen;
  3. c. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. straatmeubilair;
  9. i. standplaatsen;
  10. j. terrassen;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’;
  5. e. (ondergrondse) parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. straatmeubilair;
  10. j. standplaatsen;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  6. f. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi/bedrijven;
  7. g. ter voorkoming dat bebouwing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en inrichtingen, woningen en bouwwerken onevenredig aantast.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. tuinen, erven en verhardingen.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi/bedrijven;
  6. f. ter voorkoming dat bebouwing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en inrichtingen, woningen en bouwwerken onevenredig aantast.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. sublid 17.2.1, onder c, voor het bouwen van de voorgevel op maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  2. b. sublid 17.2.1, onder c, voor het bouwen van een aan-, uit- of bijgebouw vóór de voorgevelrooilijn, die een zijgevelrooilijn is, welke niet tevens een voorgevelrooilijn is voor de achtergelegen woningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m³;
    2. 2. de breedte niet meer bedraagt dan 3 m;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    4. 4. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 m bedraagt;
  3. c. sublid 17.2.1, onder c, voor het bouwen van erkers, balkons, luifels, en/of portalen tot maximaal 1,2 m vóór de voorgevelrooilijn, mits:
    1. 1. de erker en/of het portaal bepekt blijft tot de begane grondlaag;
    2. 2. per woninmg maximaal één erker en/of één portaal wordt gebouwd;
    3. 3. wanneer zowel erker als een portaal wordt gebouwd, dit binnen één bouwvolume geschiedt;
    4. 4. de breedte van een erker ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    5. 5. de breedte van een portaal ten hoogste 30% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    6. 6. de gezamenlijke breedte van een erker en een portaal ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    7. 7. de afstand van de erker en/of het portaal tot de zijgevel van de woning c.q. de aangrenzende woning ten minste 0,8 m bedraagt;
  4. d. sublid 17.2.1, onder e.1 en f.1, voor vergroting van de diepte tot maximaal 20 m;
  5. e. sublid 17.2.1, onder e.2 en f.2, voor vergroting van de breedte tot maximaal 20 m;
  6. f. sublid 17.2.3, onder b, voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2 m, mits:
    1. 1. wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    2. 2. wordt gebouwd langs de zij- of achtertuin van de woning;
    3. 3. pas 2 m achter de voorgevel van de woning wordt verhoogd of gebouwd;
    4. 4. de verhoging of bouw geen nadelige invloed heeft op de verkeersveiligheid;
    5. 5. de verhoging of bouw geen ernstige afbreuk of onevenredige hinder opleveret voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt.

Voor het verlenen van omgevingsvergunning gelden de volgende voorwaarden:

  1. 1. er dient sprake te zijn van een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing, ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  3. 3. bebouwing mag niet zijn gelegen binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het Bevi;
  4. 4. bebouwing mag geen onevenredige belemmeringen opleveren voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het Bevi/bedrijven.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
  2. b. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein met uitzondering van de gebieden die zijn opgenomen in Bijlage 2;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gastransportleidingen;
  2. b. groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  3. c. dat er geen kwetsbare objecten zijn toegestaan.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse afvalwatertransportleidingen;
  2. b. groenvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse afvalwatertransportleidingen.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. burgemeester en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstand-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaan de maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. c. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).

22.2 Niet strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van 'bed and breakfast', mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen en de bijbehorende bijgebouwen;
  2. b. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10;
  3. c. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein met uitzondering van de gebieden die zijn opgenomen in Bijlage 2.

22.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 Geluidzone - industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht indien de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. Met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.

23.2 Milieuzone - geurzone

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen woningen en andere geurgevoelige bebouwing en functies worden opgericht. Met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.

23.3 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

23.4 Veiligheidszone - plaatsgebonden risico

In afwijking van het overige in dit plan bepaalde is ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' - plaatsgebonden risico' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

23.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop

23.6 Vrijwaringszone - weg

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone -weg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met Rijksweg A59 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen;
  2. b. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg', mits door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord;
  3. c. de in lid 23.6 onder b bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaan op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen.

23.7 Veiligheidszone - gasontvangststation

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels ten aanzien van:

  1. a. het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  2. b. de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, de bouwhoogte mag worden vergroot tot niet meer dan 40 m;
    2. 2. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 m;
  3. c. van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Wijzigen bestemmingsgrenzen Verkeer en Verkeer- Verblijfsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen in de bestemming Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied in verband met:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen;
  2. b. de aansluiting van wegen onderling;

indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

25.2 Wijziging aanduiding 'veiligheidszone - lpg'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien het lpg-vulpunt wordt verwijderd, danwel indien door het nemen van technische maatregelen en / of het wijzigen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving blijkt dat de tot het vulpunt aan te houden afstand kan worden verkleind.

25.3 Wijziging aanduiding 'milieuzone - geur'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'milieuzone - geur' te verwijderen indien de betreffende geurhinder veroorzakende inrichting ter plaatse is verwijderd.

25.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1’ de bestemming (Beukstraat 15) te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Tuin en Verkeer ten behoeve van de bouw van maximaal 15 grondgebonden woning, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken, met dien verstande dat voldaan wordt aan twee parkeerplaatsen per woning waarvan ten minste één op eigen terrein wordt gerealiseerd;
  2. b. de geluidsbelasting vanwege wegverkeer mag op geen van de gevels van de nieuwe woningen de ten hoogste toegelaten grenswaarden overschrijden;
  3. c. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
  4. d. uit milieukundig bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  5. e. uit externe veiligheid onderzoek is gebleken dat de gasleiding en de Rijksweg A59 geen belemmeringen opleveren voor de woningen;
  6. f. de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid;
  7. g. de ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  8. h. er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
  9. i. de economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd;
  10. j. er dient te worden aangetoond dat geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn, dan wel dat bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 26.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1 onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het in lid 26.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het in lid 26.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Drunen Herziening 2014'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Heusden is bezig met een actualiseringsslag voor alle bestemmingsplannen. Voor de kern Drunen heeft de gemeente in 2009 (Drunen-Zuid) en in 2010 (Drunen-Noord) de bestemmingsplannen geactualiseerd. Opzet van deze bestemmingsplannen was om (samen) voor de gehele bebouwde kom van Drunen een eenduidig en actueel plan te hebben.

Beide bestemmingsplannen zijn vastgesteld maar niet geheel onherroepelijk geworden. De eerste doelstelling van onderliggende herziening is het repareren van het bestemmingsplan naar aanleiding van beroepen die zijn ingesteld bij de Raad van State.

Een tweede doelstelling is dat de gemeente beschikt over nieuwe modelregels die zijn aangepast naar de terminologie van de Wabo en de SVBP 2012. De wijzigingen die hieruit voortvloeien betreffen louter tekstuele wijzigingen. Er is geen sprake van veranderend beleid (beleidsneutraal).

Voor een groot deel bestaat onderliggend bestemming uit eenzelfde regeling zoals die ook al bestond in de bestemmingsplannen Drunen Noord en Drunen Zuid. De toelichting is eveneens voor grote delen gelijk aan de toelichting van de reeds opgestelde bestemmingsplannen. Er is enkel beleid toegevoegd dat na vaststelling van beide bestemmingsplannen is opgesteld. De bestemmingen en daarbij behorende regels zijn voor nagenoeg alle percelen binnen het plangebied gelijk gebleven.

Bij de volgende percelen is wel sprake van afwijkingen ten aanzien van de vigerende bestemmingsplannen:

  • Kasteeldreef 46;
  • Bosscheweg 16;
  • Hogeweg 25;
  • Hogeweg 11;
  • Schoolstraat 28;
  • Torenstraat 137;
  • Kastanjelaan 80;
  • Chrysantenstraat 14;
  • Jac. van der Meijdenstraat 9;
  • Grotestraat 207;
  • Asterstraat 5;
  • Beukstraat 15.

Voor het overige zijn er enkele ongenummerde percelen waar sprake is van een wijziging van de bestemmingsregeling. Het gaat hier om de percelen:

  • Hoek Prins Hendrikstraat/ Chrysantenstraat;
  • Bruneilaan/ Birmalaan;
  • omzetten groenstroken van beperkte omvang naar een verkeersbestemming op basis van het gemeentelijk Groenstructuurplan;

In dit bestemmingsplan zullen ook onlangs verleende afwijkingen en postzegelbestemmingsplannen worden verwerkt. Het betreft hier afwijkingen en plannen waarvan de procedures volledig zijn afgerond en dus inmiddels beschouwd kunnen worden als een 'bestaande situatie'.

In hoofdstuk 2 zal nader worden ingegaan op de inhoudelijke wijzigingen in onderliggende planherziening. De toelichting van dit bestemmingsplan zal met name ingaan op de percelen waar de bestemming wordt gewijzigd ten opzichte van de reeds vastgestelde bestemmingsplannen.

1.2 Grens Van Het Plangebied

Het plangebied wordt gevormd door de gehele bebouwde kom van Drunen, het bedrijventerrein uitgezonderd.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden nu in hoofdzaak drie bestemmingsplannen: Drunen Noord, Drunen Zuid en Dillenburg.

Het bestemmingsplan Drunen Noord is vastgesteld op 29 september 2009 en is (gedeeltelijk) onherroepelijk geworden op dezelfde datum.

Het bestemmingsplan Drunen Zuid is vastgesteld op 15 juni 2010 en (gedeeltelijk) onherroepelijk geworden op 26 oktober 2010.

Het bestemmingsplan Dillenburg is vastgesteld op 18 december 2012 en is onherroepelijk geworden op 7 februari 2013.

Daarnaast zijn er drie postzegelbestemmingsplannen die één op één overgenomen zijn in deze herziening: Bosscheweg 10, Kasteeldreef 40-42 en Kasteeldreef 31a.

1.4 Opzet Herziening

Dit bestemmingsplan beslaat het gehele grondgebied van de kern Drunen (exclusief bedrijventerrein) en voor het overgrote deel bevat deze herziening dezelfde toelichting, regels en verbeelding als de reeds vastgestelde en vigerende bestemmingsplannen. In deze toelichting wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de percelen waarop deze herziening betrekking op heeft. Dit zijn de percelen waar ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan sprake is van wijzigingen in de regels en/ of op de verbeelding;
  • in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader waarbij een beschrijving wordt gegeven van de beleidsdocumenten die na vaststelling van de bestemmingsplannen Drunen Noord en Drunen Zuid zijn verschenen. Voor de beleidskaders die in deze herziening niet zijn genoemd, wordt verwezen naar de vigerende bestemmingsplannen;
  • de relevante milieuaspecten worden beschreven in hoofdstuk 4. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De huidige situatie zal worden beschreven;
  • in hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde regels in deze herziening;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van deze herziening.

Hoofdstuk 2 Inhoud Van De Herziening

Een beschrijving van het plangebied is reeds in de toelichtingen van de bestemmingsplannen Drunen Noord (hoofdstuk 3) en Drunen Zuid (hoofdstuk 3) opgenomen. Gemakshalve wordt hiernaar verwezen.

In deze planherziening is sprake van een aantal wijzigingen ten opzichten van de reeds vigerende bestemmingsplannen. In onderstaande tabel zijn de wijzigingen opgesomd per adres/ perceel. In de laatste kolom van de tabel is aangegeven of de wijziging nader gemotiveerd moet worden. Indien dit niet het geval is dan is sprake van:

  • de verwerking van reeds vergunde situaties;
  • de wijzigingen zijn conform eerder verleende rechten (oude bestemmingsplannen);
  • de omvang van de wijzigingen zijn zeer beperkt waardoor geen nadere ruimtelijke onderbouwing vereist is.

Indien de wijziging nader gemotiveerd moet worden dan is nader onderzoek nodig. De haalbaarheid van deze wijzigingen is in hoofdstuk 4 aangetoond.

Adres/ perceel Wijziging Nadere motivatie
1 Kasteeldreef 46, percelen 1753 en 832 De huidige bestemming is gewijzigd naar de bestemming 'Gemengd' (zuidelijk deel) en 'Agrarisch' (noordelijk deel) om zo de verkoopbaarheid te bevorderen. Deze nieuwe functie moet nader gemotiveerd worden en de haalbaarheid dient te worden aangetoond.
2 Bosscheweg 16 de aanduiding 'opslag' wordt verwijderd als gevolg van een uitspraak van de Raad van State Geen nadere motivatie nodig.
3 Hogeweg 25 De huidige bestemmingen 'wonen' en 'gemengd' worden gewijzigd in de bestemmingen 'tuin' en 'bedrijf', zoals het vigerend recht was. De huidige bedrijfswoning wordt als zodanig aangeduid. Dit als gevolg van een uitspraak van de Raad van State. Geen nadere motivatie nodig.
4 Hogeweg 11 de reeds vergunde en gebouwde woningen worden binnen een bouwvlak gelegd Geen nadere motivatie nodig.
5 Schoolstraat 28 Op de verbeelding wordt de grens van het bouwvlak aan de westzijde van het perceel 2,5 meter uit de openbaar gebied gelegd. Daarnaast wordt aan de noordzijde van het perceel een klein deel dat de verkeersbestemming heeft, voorzien van een woonbestemming. De strook tussen het bouwvlak voor de woning en het openbaar gebied krijgt de bestemming 'Tuin'. Dit is conform zoals afgesproken met de eigenaar van het perceel. Geen nadere motivatie nodig.
6 Torenstraat 137 Aan de zuidzijde van het perceel Torenstraat 137 hebben de gronden de bestemming 'Tuin' en 'Wonen'. De gemeente is voornemens om medewerking te verlenen aan de wens om daar één woning te realiseren. In het bestemmingsplan Drunen Zuid is daar echter geen bouwvlak opgenomen voor het realiseren van de woning. De ambtshalve wijziging betreft het opnemen van een bouwvlak op deze plaats. Bij de situering van het bouwvlak dient rekening te worden gehouden met de stedenbouwkundige inpassing van de woning(en) in het straatbeeld en de verdere omgeving. Het voorgaande bestemmingsplan liet de bouw van een extra woning reeds toe. Deze nieuwe functie hoeft niet nader gemotiveerd worden.
7 Hoek Prins Hendrikstraat/ Chrysantenstraat Er worden voor de woningen ruimere bouwvlakken opgenomen. En de ligging van de woningen is aangepast. Aan de oostzijde is de woonbestemming krapper geordend. Vanwege de beperkte wijzigingen is geen nadere motivatie nodig.
8 Bruneilaan/ Birmalaan De verleende omgevingsvergunning voor het aanpassen van het woningbouwplan is verwerkt in de herziening. De omgevingsvergunning is een afwijking van het nu geldende bestemmingsplan. De afwijkingen bestaan uit:
- hoofdvolume appartementencomplex valt 2 m buiten het bouwvlak; (parkeergarage en afdekking hiervan)
- uitbouwen van de patiowoningen liggen deels buiten het geldende bouwvlak en deels buiten het bestemmingsvlak.
Geen nadere motivatie nodig.
9 Verschillende verkeersvlakken Verschillende gebieden met de bestemming 'Groen' zijn omgezet naar de bestemming 'Verkeer'. Dit is in lijn met de als structurerend groen aangegeven gebieden in het gemeentelijk Groenstructuurplan. Alleen de als structurerend groen aangegeven gebieden hebben de bestemming 'groen' gekregen. Geen nadere motivatie nodig.
10 Kastanjelaan 80 Het bouwvlak en de woonbestemming zijn in beperkte mate verschoven ten behoeve van bruikbaarheid van het perceel en de bouw van een erfafscheiding. Dit is is lijn met een reeds verleende omgevingsvergunning. Geen nadere motivatie nodig.
11 Chrysantenstraat 14 het bouwvlak wordt in overeenstemming gebracht met het voorgaande bestemmingsplan 'Recreatiepark achter de Sporthal' uit 1977 Geen nadere motivatie nodig.
12 Jac. van der Meijdenstraat 9 Het bestaande bijgebouw dat nog niet bestemd was krijgt een specifieke bouwaanduiding. De bedrijfsactiviteiten zullen in de specifieke functieaanduiding 'transportbedrijf' nauwkeuriger worden omschreven in de planregels. Geen nadere motivatie nodig.
13 Grotestraat 207 Conform het bestemmingsplan 'Het Sempke' wordt de aanduiding 'detailhandel' toegevoegd. Daarbij wordt het vergunde aantal vierkante meters aan bijgebouwen (maximaal 120 m2) bij recht mogelijk gemaakt. Geen nadere motivatie nodig.
14 Asterstraat 5 De vigerende bestemming van het perceel ('Wonen' en 'Tuin') wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd'. Reden hiervoor is dat het college op 3 december 2013 heeft besloten een aantal gemeentelijke eigendommen af te stoten. Vanwege de locatie is een gemengde bestemming meer op zijn plaats. Deze nieuwe functie is nader gemotiveerd en de haalbaarheid is aangetoond.
15 Beukstraat 15 De huidige bestemming van dit perceel blijft gehandhaafd. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid over dit perceel gelegd die inhoudt dat hier maximaal 15 woningen gebouwd mogen worden. De haalbaarheid van deze nieuwe functie is in paragraaf 4.2 onderbouwd. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal dit verder worden aangetoond.
16 De volgende vastgestelde postzegelbestemmingsplannen zijn één op één overgenomen Bosscheweg 10, Kasteeldreef 40-42, Kasteeldreef 31a. Geen nadere motivatie nodig.

Voor het overige is geen sprake van een aanpassing van de regels en/ of de verbeelding in vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen Drunen Noord en Drunen Zuid. Het bestemmingsplan is wel in overeenstemming gebracht met de digitale vereiste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 12012 (SVBP 2012). Dit betreft beleidsneutrale aanpassingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het beleidskader van verschillende overheden beschreven. Er wordt alleen ingegaan op beleid dat gewijzigd of nieuw opgesteld is sinds de vaststelling van de bestemmingsplannen Drunen Noord en Drunen Zuid.

3.2 Europees- En Rijksbeleid

3.2.1 Vogel- en habitatrichtlijn

Door de Europese Unie zijn richtlijnen uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde planten diersoorten en leefgebieden in Europa. De richtlijnen moeten door de lidstaten worden vertaald naar concrete aanwijzing van gebieden die op grond van deze criteria wettelijke bescherming krijgen. Als concrete richtlijnen worden genoemd de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. De uitwerking van de Europese richtlijnen is voor de Nederlandse situatie ingebed in de Natuurbeschermingswet.

De Vogelrichtlijn (EU-richtlijn 79/409/EEG, gewijzigd bij richtlijn 86/122/EEG) bevat naast bepalingen over de instandhouding van in het wild levende vogelsoorten, ook plichten die op de bescherming van de leefgebieden van in het wild levende vogels zijn gericht.

De meest geschikte habitat voor bijzonder waardevolle soorten en veel voorkomende trekvogels moeten als speciale beschermingszone worden aangewezen. Anders dan bij de Habitatrichtlijn worden de speciale beschermingszones direct – dus zonder toetsing van de EU – door de lidstaten aangewezen. De Vogelrichtlijn is in de nationale regelgeving onder andere omgezet in de Vogelwet, die reeds is vervangen door de Flora- en Faunawet. Tussen de Vogelrichtlijn en de hieronder beschreven Habitatrichtlijn bestaat een belangrijke koppeling. Voor de speciale beschermingszones volgens de Vogelrichtlijn is het afwegingskader van de Habitatrichtlijn van toepassing.

De aanwijzing van gebieden tot beschermd natuurgebied in het kader van de Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn vindt plaats aan de hand van soortenlijsten van zeldzame of bedreigde planten diersoorten. Wanneer in een gebied bepaalde soorten voorkomen, of een bepaald percentage van de Europese populatie herbergt, dan komt dit gebied in aanmerking voor plaatsing onder de betreffende richtlijn.

Het plangebied zelf en de directe omgeving vallen in zijn geheel niet binnen de reeds aangewezen Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebieden.

3.2.2 Flora- en faunawet

Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Beschermde soorten zijn onder andere bijna alle zoogdieren, vogels, amfibieën en reptielen die van nature in het wild in Nederland voorkomen.

De bescherming wordt geregeld op drie manieren. Ten eerste het verbieden van handelingen die de instandhouding van soorten direct in gevaar kunnen brengen. Ten tweede kunnen kleine objecten (bijv. grot, fort) of terreinen worden aangewezen als beschermd gebied als het gebied van groot belang is voor het voortbestaan van een soort. Voor ingrepen waarbij soorten of objecten die vallen onder de Flora- en faunawet zijn betrokken, moet een ontheffing worden aangevraagd bij LASER. Bevoegd gezag is het ministerie van LNV.
De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming.

In artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. Met een aanvulling op artikel 75 (juli 2002) is er een differentiatie aangebracht in de beoordeling van de soorten waarvoor ontheffing kan worden aangevraagd. De criteria waarop de aanvraag voor een ontheffing wordt beoordeeld zijn weergegeven in een voorstel tot wijziging van de Flora- en Faunawet.

Het onderhavige plan betreft grotendeels een beheerplan waarbinnen geen grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden en is derhalve niet in strijd met de Flora- en Faunawet.

3.2.3 Verdrag van Valetta

Het Europese Verdrag van Valletta, ook wel het Verdrag van Malta genoemd, beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Om het bodemarchief (o.a. grafvelden, gebruiksvoorwerpen en resten van bewoning) beter te beschermen en om onzekerheden tijdens de bouw van bijvoorbeeld nieuwe wijken te beperken, is het vanaf 1 januari 2005 verplicht vooraf onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op deze manier kan daar bij de ontwikkeling van de plannen zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden. Uitgangspunt van het nieuwe verdrag is dat het archeologische erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt.

Op basis van de Verwachtingenkaart Archeologie van de gemeente Heusden kan worden geconcludeerd dat het gehele gebied waar het plangebied in gesitueerd is, verschillende waarden heeft.

Voor de gebieden waar ontwikkelingen zijn voorzien moet rekening gehouden worden met bovenstaand beleid en moet afhankelijk van de verwachtingswaarde al dan niet een verkennend archeologisch onderzoek meegenomen worden in de planontwikkeling.

3.2.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro of AmvB Ruimte) is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen of vrijwaren van (ruimtelijke) functies, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

De volgende onderwerpen zijn in het Barro opgenomen: rijksvaarwegen, het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde project, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen heeft betrekking op het onderliggende plangebied. Het Barro staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.2.5 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het bovengenoemde Barro. In titel 2.6 van het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. De onderhavige ontwikkelingslocatie maakt geen deel uit van dergelijke aangewezen terreinen, gebieden objecten of zones. Het Rarro staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.2.6 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De doelen van het SVIR om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke conomische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vertaald in 13 nationale belangen. De volgende nationale belangen zijn relevant voor dit bestemmingsplan:

  • Efficiënt gebruik van de ondergrond

In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en – kwantiteit. In dit bestemmingsplan wordt hier onder meer invulling aan gegeven door het opnemen van de (beschermende) dubbelbestemming voor archeologische waarden;

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s

Het verbeteren van de milieukwaliteit wordt ook middels dit bestemmingsplan nagestreefd, doordat de verschillende milieueffecten in deze toelichting zijn afgewogen;

  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

De gemeente volgt de bestemmingsplanprocedure, zoals deze door de wetgever is vastgelegd. Door het Rijk is aangegeven dat een integrale afweging tussen gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde onderdeel van het besluitvormingsproces uitmaken. Zo moeten bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. Zo is In dit bestemmingsplan aandacht besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorische waarde van het plangebied en gevolgen voor milieu- en andere aspecten.

Het bestemmingsplan sluit aan op de nationale belangen uit de SVIR en staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Ladder duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting.

De ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Uitgangspunt is dat een ruimtelijk plan moet voldoen aan de eis dat sprake is van een regionale behoefte. Deze regionale behoefte zal in eerste instantie binnen bestaand stedelijk gebied moeten worden gerealiseerd.

De nieuwe ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Er si sprake van een regionale behoefte aan woningbouw (zie paragraaf 3.4.3) en de ontwikkelingen bevinden zich in bestaand stedelijk gebied.

3.2.7 Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035

De Structuurvisie Buisleidingen is een visie van het Rijk waarmee het Rijk voor de komende 20 tot 30 jaar ruimte wil reserveren in Nederland voor toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Het gaat daarbij om ondergrondse buisleidingen voor het transport van aardgas, olieproducten en chemicaliën, die provinciegrens- en vaak ook landgrensoverschrijdend zijn. In de Structuurvisie wordt een hoofdstructuur van verbindingen aangegeven waarlangs ruimte moet worden vrijgehouden, om ook in de toekomst een ongehinderde doorgang van buisleidingtransport van nationaal belang mogelijk te maken. Het plangebied ligt niet binnen de invloed van een buisleidingenstrook zoals opgenomen in de structuurvisie. De structuurvisie buisleidingen staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.2.8 Structuurvisie Derde Structuurschema Electriciteitsvoorziening

De ruimtebehoefte voor de elektriciteitsvoorziening is vastgelegd in een aparte nota: het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III). SEV III heeft de status van nationale structuurvisie. Een nationale structuurvisie is niet bindend voor lagere overheden, maar wel voor de rijksoverheid zelf. Voor lagere overheden is de structuurvisie richtinggevend.

In het SEV III worden de locaties aangewezen voor elektriciteitsproductie vanaf 500 MW en hoger en voor nieuwe hoogspanningsvoorzieningen vanaf 220 kiloVolt en hoger. Het plangebied maakt geen deel uit van een aangewezen locatie. Het SEV III is daarmee niet van toepassing op dit bestemmingsplan en staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.2.9 Structuurvisie Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. De doelstelling van het NWP is van Nederland, een veilige en leefbare delta te maken (houden), nu en in de toekomst. Het plan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het NWP voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.

Het NWP heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken", adaptieve aanpak en samenwerking binnen en buiten het waterbeheer.

  • Meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken

Voor een duurzaam en integraal waterbeleid is het belangrijk om waar nodig en mogelijk water de ruimte te geven en mee te bewegen met en gebruik te maken van natuurlijke processen, zoals dit bijvoorbeeld wordt toegepast bij Ruimte voor de Rivier. Met een gebiedsgerichte aanpak is het vaak mogelijk om het waterbeheer te verbeteren en tegelijk te werken aan versterking van de economie en de leefomgeving, tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

  • Adaptieve aanpak

Het kabinet anticipeert met een adaptieve aanpak op toekomstige ontwikkelingen (klimaatverandering, effectiviteit van maatregelen, etc.). Daarmee kunnen adequate maatregelen genomen worden, maar kunnen deze ook aangepast worden aan nieuwe inzichten of veranderende ontwikkelingen.

  • Samenwerking binnen en buiten het waterbeheer

Waterbeheer is een gezamenlijk proces van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen vindt het kabinet van groot belang. De samenwerking binnen stroomgebieden staat centraal bij de werkwijze van de onderlinge overheden.


Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 4.3. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

Gelet op de inhoud van de waterparagraaf staat het NWP de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant

De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals economie, mobiliteit, sociale zaken, cultuur en milieu- en natuur.

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten stelden deze op 1 oktober 2010 vast. De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

  • Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
  • In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

Het plangebied valt binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen bestaand stedelijk gebied mogen woningen worden toegevoegd. Aangezien in deze herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt wordt er van uitgegaan dat het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

3.3.2 Verordening Ruimte

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De Verordening ruimte 2012 geldt met ingang van 1 juni 2012.

Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Het plangebied valt binnen Bestaand stedelijk gebied. Voor onderhavig plan zijn artikelen 2.1.3 ‘Stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied’ en 2.1.6 ‘Regels voor nieuwbouw van woningen’ van toepassing:

  • Conform artikel 2.1.3 moeten bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling liggen in het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied.
  • Conform artikel 2.1.6 moet de toelichting bij een bestemmingsplan een verantwoording bevatten hoe de afspraken uit in het regionaal planningsoverleg over nieuwbouw van woningen worden nagekomen.

Dit bestemmingsplan maakt in beperkte mate ontwikkelingen mogelijk. Het betreft hier ontwikkelingen die zich afspelen binnen bestaand stedelijk gebied.

Verordening Ruimte 2014

Op 7 februari 2014 hebben Provinciale Staten de verordening ruimte 2014 vastgesteld. Op 19 maart 2014 is deze in werking getreden. Ten opzichte van de Verordening ruimte 2012 omvat de aangepaste verordening diverse wijzigingen.

Deze hebben in hoofdzaak betrekking op:

  • vereenvoudiging en verduidelijking: de opbouw van de Ontwerpverordening ruimte 2014 is gewijzigd waardoor ze beter aansluit bij de systematiek van de bestemmingsplannen. Daarnaast is er gekozen voor een directer taalgebruik met meer opsommingen, eenvoudigere zinnen en herkenbare formuleringen.
  • wijzigingen vanwege het rijksbeleid: met de vaststelling van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is het rijksbeleid gewijzigd. Dat heeft ook gevolgen voor de kaders die in de provinciale verordening zijn opgenomen.
  • wijzigingen vanwege het landbouwbeleid: deze hebben in hoofdzaak betrekking op het beleid voor veehouderijen en de transitie naar zorgvuldige veehouderij en het beleid rond mestverwerking.
  • wijzigingen vanwege het natuurbeleid: deze wijziging heeft met name betrekking op het compensatiebeleid.
  • overige wijzigingen: er zijn diverse wijzigingen doorgevoerd vanuit praktijkervaringen.


Deze wijzigingen hebben geen invloed op onderhavige planherziening aangezien deze voornamelijk van toepassing zijn op het landbouwbeleid en het natuurbeleid. Voor de bebouwde kom van Drunen zijn deze thema's weinig relevant.

3.3.3 Beleid Waterschap Aa en Maas

In het kader van het huidige overheidsbeleid en het beleid van Waterschap Aa en Maas dient invulling te worden gegeven aan “duurzaam stedelijk waterbeheer”. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder nieuwbouwplannen, hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier invulling aan te geven door:

  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • schoon regenwater schoon houden (bijvoorbeeld geen uitlogende bouwmaterialen gebruiken);
  • schoon regenwater verwerken volgens de voorkeursvolgorde:
    1. 1. gebruik als huishoudelijk of bedrijfswater;
    2. 2. infiltreren in de bodem;
    3. 3. vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater;
    4. 4. afvoeren naar riolering via een verbeterd gescheiden stelsel;
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • vanuit het plangebied mag niet meer water naar het oppervlaktewater afstromen dan in een landbouwgebied zou gebeuren (1,5 l/s per ha);
  • voorkomen van vervuiling;
  • in het plangebied mogen de grondwaterstanden niet verlaagd worden.

Naast de principes uit de nieuwe beleidsnota geldt nog een aantal algemene voorwaarden en uitgangspunten:

  • waar mogelijk oppervlakkige afvoer van schoon regenwater;
  • het water inclusief oevers moet onderhouden kunnen worden;
  • de bovenlaag van de bodem mag niet openbarsten.

Grondwater

In het beheersgebied komen drie geologische eenheden voor: het Rivierengebied (waarbinnen het plangebied gelegen is), de Centrale Slenk en de Peelhorst. Het Rivierengebied kent twee watervoerende pakketten en de globale grondwaterstroming is noordwestelijk gericht. Het gebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van kwelgebieden, met zowel regionale als lokale kwel. Het regionale (ook wel diepe) kwelwater is geconcentreerd in het centrale komgebied en heeft zijn oorsprong in de infiltratiegebieden van Midden-Brabant. In de overgangszone naar het zandgebied komt lokale (ook wel ondiepe) kwel voor. Dit water is geïnfiltreerd in de nabijgelegen zandgronden. Verder treedt in het gebied direct langs de Maas, met name bij hoge buitenwaterstanden, rivierkwel op.

Oppervlaktewater

In het beheersgebied komen verschillende watertypen voor: sloten, weteringen, (laagland)beken, kanalen, oude rivierarmen, wielen, stadswateren en zandwinplassen.

De totale lengte aan leggerwatergangen - dat zijn wateren in onderhoud bij het waterschap - bedraagt circa 1.250 km.

Het overtollige water uit het gebied wordt via het stelsel van waterlopen en gemalen naar de Maas gevoerd. Een groot aantal stuwen reguleert daarbij het waterpeil in het gebied.

In het plangebied liggen enkele sloten en een grote waterpartij in het Breeveldpark. De sloot langs de Heidijk heeft potentiële ecologische waarde en is bestemd als ‘watergang’. Binnen deze bestemming wordt ook ruimte gegeven aan ecologische waarden. Er zijn geen gevolgen te verwachten voor het onderhavige plangebied in het kader van het beleid ten aanzien van oppervlaktewater.

Het onderhavige bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Aa en Maas.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Heusden

De doorvertaling van de ambities van raad en college en het provinciaal beleid heeft zijn weerslag gekregen in de Structuurvisie die de gemeenteraad op 21 juli 2009 heeft vastgesteld. Dit plan geeft aan welke grootschalige ruimtelijke ingrepen de gemeente de komende 10 tot 20 jaar voor ogen heeft.

Omdat het onderhavige bestemmingsplan vooral tot doel heeft om een beheersregeling te treffen voor het bestaande stedelijk gebied, vloeien er voor dit bestemmingsplan geen directe consequenties voort uit de vastgestelde structuurvisie.

3.4.2 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan Heusden

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) staat de visie van de gemeente Heusden op het verkeer en vervoer in Heusden tot 2020. Zo'n lange termijnvisie op verkeer en vervoer is nodig om de groei van de mobiliteit in de toekomst goed op te kunnen vangen en toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken. In het plan staat het beleid van de gemeente rond de auto, het openbaar vervoer, de fiets en de voetganger. Ook is er aandacht voor onder andere goederenvervoer, parkeren en recreatief verkeer. Klik hier voor het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan. De gemeenteraad heeft deze integrale nota in mei 2012 vastgesteld.

Het plan heeft een beoogde werkingsduur van 10 jaar. De gemeente Heusden heeft gekozen voor het toepassen van het concept Duurzaam Veilig. Dit staat voor een preventieve aanpak van de verkeersonveiligheid, waarbij een drietal hoofdkenmerken van het vervoers- en verkeerssysteem te onderscheiden zijn.

Ten eerste een omgeving die qua infrastructuur is aangepast aan de beperking van de menselijke vermogens.
Ten tweede voertuigen die zijn voorzien van middelen om de taken van mensen te vereenvoudigen en die geconstrueerd zijn om de kwetsbare mens zo goed mogelijk te beschermen.

En ten derde verkeersdeelnemers die adequaat worden opgeleid en geïnformeerd. Een voorwaarde voor een duurzaam veilig ingericht wegennet is herkenbaarheid, waarbij het wegbeeld in overeenstemming dient te zijn met de geldende snelheidslimiet. Daartoe is een aantal wegcategorieën onderscheiden, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In dit kader wordt onder een stroomweg verstaan een weg uitgevoerd als autosnelweg of autoweg ertoe dienend het doorgaande verkeer snel te verwerken, onder een gebiedsontsluitingsweg een weg die een functie heeft voor afwikkelen en uitwisselen van verkeer en onder een erftoegangsweg een weg die een functie heeft voor het toegankelijk maken van de directe woon- en leefomgeving. Bij erftoegangswegen wordt een onderscheid gemaakt in twee types. Type 1 zijn de relatief zwaar belaste wegen binnen of buiten de bebouwde kom, waar het wensprofiel goed gerealiseerd kan worden. Type 2 zijn de overige ontsluitende wegen met een minder zware belasting, waar concessies aan optimale uitrusting mogen worden gedaan.

Door toepassing van een wegencategorisering conform de doelstellingen en uitgangspunten van Duurzaam Veilig wordt verkeer zoveel mogelijk gestimuleerd gebruik te maken van wegen die daarvoor geschikt zijn (afstemming functie en gebruik). Dit betekent in sommige gevallen dat meer omrijdbewegingen ontstaan en daardoor meer voertuigkilometers gereden worden. Een toename in voertuigkilometers kan leiden tot een afname in leefbaarheid (verslechtering oversteekbaarheid en toename uitstoot en geluidsoverlast). Hiervan is echter geen sprake wanneer het verkeer gaat rijden op plekken waar minder file staat (betere doorstroming) en waar minder mensen wonen.
De mate van leefbaarheid is namelijk sterk afhankelijk van de ligging van de woningen ten opzichte van rijbaan en de mate van doorstroming. De nieuwe wegencategorisering moet leiden tot een afname van verkeer binnen de woongebieden en daarmee ook een verbetering van de (lokale) leefbaarheid.

Binnen de wegenstructuur van Heusden zijn de Rijksweg A59 en de provinciale weg N267 de belangrijkste interlokale dragers van het hoofdwegennet. De Rijksweg A59 kan als stroomweg worden aangemerkt. Binnen de bebouwde kom fungeert een parallelstructuur (ten opzichte van de Rijksweg A59) als drager van de wegenstructuur. Rechtstreekse ontsluitingen van woningen en bedrijven op de parallelstructuur wordt niet toegestaan.

Het GVVP heeft op de volgende punten een doorwerking gehad in dit bestemmingsplan:

  • er is een hierarchie aangebracht in de wegen door de toepassing van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De wegen met de bestemming 'Verkeer' betreffen de wegen met een stroomfunctie en een gebiedsontsluitingsfunctie. De andere wegen betreffen erftoegangswegen;
  • er is een minimum maat opgenomen voor te realiseren parkeerplaatsen. Het centrum van Drunen is hiervan uitgezonderd.

3.4.3 Woonvisie Heusden 2014-2024

Met het vaststellen van de Woonvisie Heusden 2014-2024 “Dromen waarmaken” is ingespeeld op de actualiteit en wordt een visie gegeven op volkshuisvestelijke ontwikkelingen in de komende beleidsperiode 2014-2018 met een doorkijk van tien jaar. De Woonvisie is op 14 januari 2014 vastgesteld.

De woonvisie heeft als titel ‘Dromen waarmaken’. Deze verwoordt de opvatting dat inwoners van Heusden zoveel mogelijk zelf moeten kunnen bepalen hoe ze willen wonen. De gemeente vindt het belangrijk dat de inwoners binnen de gemeente een wooncarrière kunnen doorlopen. Daarbij is bijzondere aandacht voor mensen die vanwege inkomen of gezondheid beperkte kansen op de woningmarkt in Heusden hebben. De gemeente koestert de variëteit aan identiteiten en benut de kans die nieuwbouw biedt om deze variatie te versterken. Dat is ook nodig gezien de demografische ontwikkelingen in de komende periode. De nieuwbouw biedt de gelegenheid om bij te dragen aan de regionale woonopgaven. In de woonvisie zijn de volgende speerpunten van beleid genoemd:

  • bewoners maken Heusden (zelf initiatief);
  • waarborging van de betaalbaarheid;
  • inspelen op groeiende vraag naar wonen met zorg;
  • nieuwbouw als kans voor variatie en initiatief van bewoners;
  • benutten kracht bestaande wijken.

Woningbouwplanning 2013 en verder

De onderligger voor de gemeentelijke woningbouwplanning is de bevolkings- en woningbehoeftenprognose van de provincie Noord-Brabant van begin 2012. Deze prognose loopt tot en met 2030. Volgens die prognose blijft Heusden qua inwoneraantal groeien en zal de woningvoorraad in de gemeente Heusden relatief zelfs meer moeten groeien; met 3.770 woningen in de periode 2012 - 2030. In 2012 zijn daarvan 143 woningen gerealiseerd. De beoogde groei van het aantal woningen is vooral om de voorziene eigen bevolkingsgroei op te vangen en het grotere aantal kleine huishoudens, waardoor de woningbezetting daalt. Daarnaast heeft Heusden ook een taak in de regionale woninggroei. In onderstaande is de planning opgenomen voor de kern Drunen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPdrunen-VG01_0001.jpg"

Woningbouwplanning 2013 en verder

De geactualiseerde planning is conform het format van de provincie opgesteld. Basis zijn de lopende woningbouwprojecten en de toekomstige en potentiële woningbouwlocaties. Daarbij is deze planning afgestemd op de, bij de jaarrekening 2012, vastgestelde exploitatieopzetten voor de diverse projecten. In de voorliggende planning, wordt een groei geraamd met 3.316 woningen voor de periode 2013 tot en met 2030, terwijl de provincie uitgaat van 3.627 ( = 3.770 minus de gerealiseerde 143) woningen.

3.4.4 Groenstructuurplan Heusden

Op 21 juli 2009 is het Groenstructuurplan Heusden 2009-2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente Heusden heeft de ambitie een “groene gemeente” te zijn, die voor de eigen burgers en voor bezoekers (toeristen) kan fungeren als buffer tussen de verstedelijkte gebieden van ‘s-Hertogenbosch en Waalwijk. Het groene karakter en de duurzaamheid daarvan berusten in hoofdzaak op de groene “kaders” van de gemeente. Deze kaders worden gevormd door de groenstructuur van de gemeente.

In feite is het Groenstructuurplan een vervolg op/herziening van het in 2001 opgestelde Groeninstrumentarium Heusden, waarin voor het eerst werd vastgelegd hoe de groenstructuur van de gemeente zich manifesteert.

Dit plan geeft op hoofdlijnen aan hoe de gemeente, binnen de huidige en gewenste groenstructuur, om dient te gaan met de elementen die hiervoor de bouwstenen vormen.

Het plan moet de volgende elementen bevatten c.q. zich daarop baseren:

  • De huidige en gewenste toekomstige groenstructuur.
  • Beschrijving per kern en wijk van het bestaande en eventueel te ontwikkelen karakter en beeld.
  • Globale belichting van het onderhoud en (eventuele onderhoudsknelpunten) van het groen en de overige structuurelementen.
  • Beleidsmatige visie op de waarde van bomen en groen in relatie tot de gevolgen voor het individueel belang.
  • Beleidsmatige visie op de verkoopbaarheid van structuurbepalend groen.
  • Een kostenraming voor het herstel van de gewenste toekomstige groenstructuur.


Voor verschillende gebieden in Drunen zijn gebiedsbeschrijvingen opgenomen.

3.4.5 Beleidsnota externe veiligheid

De Beleidsnota externe veiligheid in op 20 november 2011 vastgesteld en gaat over risico’s van gevaarlijke stoffen.

De ruimtelijke en economische ambities van de gemeente op het gebied van wonen, werken, natuur, landschap en verkeer zijn vastgelegd in de structuurvisie ‘Ruimte voor een plek’, die in juli 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Door al in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met randvoorwaarden van externe veiligheid kunnen complicaties in verband met wettelijke normen en landelijke richtlijnen zo veel mogelijk worden voorkomen en kan beter worden gestuurd op een optimale veiligheidssituatie. De beleidsnota externe veiligheid geeft aan hoe externe veiligheid bij ruimtelijke planvorming structureel wordt meegenomen.

Het beleid geeft inzicht in de risicovolle bronnen binnen de gemeentegrenzen. Door het actueel houden van de risicokaart en de signaleringskaart vult de gemeente haar plicht in om te communiceren over risico’s en deze inzichtelijk te houden. Het inzicht in de risico’s maakt het mogelijk voor de gemeente om een goede afweging te maken en tijdig de benodigde maatregelen te nemen.

In de gemeente Heusden bevinden zich de volgende risicobronnen:

  • Alliance en Koninklijke Sanders, twee bedrijven die werken met aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Deze bedrijven vallen onder een speciaal wettelijk regiem (BRZO);
  • Drie LPG tankstations (BEVI)
    1. 1. Transportbedrijf Kuys;
    2. 2. Tausch Servicestation;
    3. 3. Tankstation de Heikant;
  • Een aantal ‘overige risicovolle’ bedrijven
    1. 1. Ammoniakkoelinstallatie Kivits Drunen;
    2. 2. Gasontvangststation Drunen;
    3. 3. Zwembad het Run (chloor);
    4. 4. Vervako (propaantank 13 m3);
    5. 5. Scheepswerf Heusden (acetyleen 5 m3);
    6. 6. Agrarisch bedrijf Knippels(twee propaantanks van 13 m3)
  • Transport van gevaarlijke stoffen over de A59 en via buisleidingen.

Voor al deze risicobronnen gelden wettelijke eisen waardoor de risico’s zo veel mogelijk worden beperkt. Met name de normen voor afstanden tot kwetsbare objecten zijn in dit kader van belang. Woningen mogen bijvoorbeeld niet te dicht liggen bij een opslag met grote hoeveelheid gevaarlijke stoffen. Voor de afstanden zijn landelijke normen op basis van rekenmethodieken ontwikkeld waarmee de gemeente rekening moet houden.

In onderstaande tabel zijn de beleidskeuzes van de gemeente Heusden samengevat voor nieuwe situaties. De mogelijkheden vloeien deels voort uit de harde afstandsnorm van de wet, waardoor risicovolle bedrijven meestal niet in woonwijken kunnen (kwetsbaar object binnen risicocontour). Uit de beleidskeuze van de gemeente om de landelijke richtlijn te hanteren volgt dat risicovolle bedrijven zich ook niet in de buurt van woningen mogen vestigen, aangezien dat meestal leidt tot overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPdrunen-VG01_0002.jpg"

Mochten vroegtijdige oplossingen niet het gewenste resultaat opleveren dan is een grondige motivering noodzakelijk. Na hierover ook advies te hebben ingewonnen bij de veiligheidsregio, zal doorgaans vanwege een benodigde planologische procedure, besluitvorming door de raad moeten plaatsvinden.

3.4.6 Beleidsnota vestigingsmogelijkheden (ruimte voor bedrijvigheid)

Op 30 oktober 2012 is de nota 'Beleidsnota vestigingsmogelijkheden (ruimte voor bedrijvigheid)' vastgesteld. In het kader van zuinig ruimtegebruik bestaat er een behoefte aan een raamwerk voor “vestigingsmogelijkheden van bedrijven” voor de gehele gemeente Heusden.

De nota geeft een overzicht van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven in Heusden. Een aanzienlijk deel van de beschreven vestigingslocaties is door de jaren heen ontwikkeld. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn doorgaans vastgelegd in bestaande bestemmingsplannen. Als overzicht van de verschillende vestigingsmogelijkheden voor bedrijven vormt deze nota ook een onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen.

Het vestigingsbeleid dat in deze nota is beschreven, is een globaal raamwerk voor nieuwvestiging van bedrijven. Het beleid is niet bedoeld als toetsingskader voor bestaande situaties. Nadere specifiek locatiegebonden afwegingen en het normatieve kader krijgen een vertaling in de afzonderlijke bestemmingsplannen en worden in dit vestigingsbeleid verder buiten beschouwing gelaten.

De uitgangspunten voor de vestigingsmogelijkheden van bedrijven zijn:

  • er wordt gestreefd naar zuinig en effectief ruimtegebruik;
  • binnen bepaalde ruimtelijke randvoorwaarden, biedt de gemeente Heusden een 'waaier' aan vestigingsmogelijkheden ter bevordering van het ondernemingsklimaat en de leefbaarheid.

De uitwerking van de bovenstaande twee uitgangspunten betekent in de praktijk dat:

  • bedrijvigheid hoofdzakelijk geconcentreerd wordt rondom de A59 en op bedrijventerreinen;
  • voor vestiging van nieuwe omvangrijke logistieke bedrijven of andere bedrijven die niet bij de schaal en aard van de gemeente passen, de gemeente Heusden ondernemers verwijst naar andere mogelijkheden in de Langstraat. Een en ander op basis van daartoe gemaakte afspraken op basis van wederkerigheid met de beide andere gemeenten in de regio De Langstraat.
  • er gestreefd wordt naar flexibele inpassing van lichte bedrijvigheid in gemengde gebieden en centrumgebieden;
  • voor lichte bedrijvigheid onder voorwaarden ruimte in woongebieden gevonden kan worden;
  • het bestaande areaal aan bedrijventerreinen voor de nabije toekomst voldoende ruimte biedt om Heusden verder te profileren als een werkgelegenheidsgemeente;
  • detailhandel wordt geconcentreerd in de centra van Drunen, Vlijmen, Oudheusden en Heusden.

Verder bepaalt een aantal ruimtelijke randvoorwaarden de vestigingsmogelijkheden op een kleiner schaalniveau. Deze ruimtelijke randvoorwaarden worden gevormd door:

  • gebiedsindeling;
  • mate van hinder die de bedrijvigheid veroorzaakt (milieucategorieën);
  • regelgeving vanuit de Verordening Ruimte;
  • regelgeving over veiligheid;
  • bereikbaarheid;
  • functies die elkaar versterken;
  • overige ruimtelijke mogelijkheden of beperkingen (bijvoorbeeld over parkeren).

In de nota is per gebiedtype aangegeven welke type bedrijven in welke mate gewenst zijn. Onderscheid wordt gemaakt tussen zware bedrijventerreinen, gemengde bedrijventerreinen, gemengde en centrumgebieden, woonwijken en het buitengebied.

3.4.7 Erfgoednota

Het college van B&W van Heusden heeft op 23 april 2013 besloten de archeologiekaarten te betrekken bij het opstellen van bestemmingsplannen en de cultuurhistoriekaart hierbij als signalerend in te zetten. Samen worden deze de erfgoedkaarten genoemd. De Erfgoednota is op 27 maart 2012 bekendg gemaakt.

Verwachtings- en beleidsadvieskaart (archeologie)

De verwachtingskaart is zonder meer al te gebruiken. De kaart geeft op basis van bestaande gegevens en wetenschap de “state of the art” trefkans op waardevolle gemeentelijke archeologie weer. Daarbij kunnen nieuwe onderzoeksresultaten aanleiding zijn om de aangegeven verwachtingen bij te stellen en andere verwachtingen te hanteren. Op de beleidsadvieskaart is de archeologische verwachting vertaald naar categorieën waaraan onderzoekseisen en afwijkingsmogelijkheden kunnen worden gekoppeld. Dit vanuit de doelstelling van een verantwoorde omgang met het bodemarchief. Via de vaststelling van een bestemmingsplan, dan wel afwijkingen hierop, kan deze kaart zijn werking krijgen door bovengenoemde beleidscategorieën in de voorschriften te kwantificeren naar diepte- en oppervlaktematen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPdrunen-VG01_0003.jpg"

Uitsnede beleidsadvieskaart archeologie

Het advies is om de archeologiekaart in de vorm van de verwachtingskaart en de beleidsadvieskaart te betrekken bij de totstandkoming van de nieuwe bestemmingsplannen, dan wel afwijkingen hiervan. In beginsel kunnen daarbij als begrenzing dezelfde gekwantificeerde categorieën als bij het recente bestemmingsplan Buitengebied worden gehanteerd.

Cultuurhistoriekaart

De cultuurhistoriekaart (dit is de kaart met tekst) heeft voor bestemmingsplannen een duidelijk signalerende functie,.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPdrunen-VG01_0004.jpg"Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

3.4.8 Beleidsnotitie Bed & Breakfast

Op 13 november 2013 is de beleidsnotitie Bed & Breakfast bekend gemaakt.

In 2009 is de Beleidsnotitie Bed & Breakfast vastgesteld omdat de gemeente de ontwikkeling van deze kleinschalige voorzieningen toejuicht. In 2012 heeft een korte evaluatie van dit beleid plaatsgevonden, naar aanleiding hiervan is deze aangepaste beleidsnotitie opgesteld.
In alle bestemmingsplan vanaf 2009 zijn inmiddels de bepalingen uit het vorige beleidsnotitie opgenomen. In dit aangepaste beleid worden de bepalingen verruimd, waardoor Bed & Breakfast (B&B) ook is toegestaan in vrijstaande bebouwing. Deze verruiming is opgenomen.

3.4.9 Beleidsnota ruimte voor tijdelijke werknemers

Op 18 december 2012 is de beleidsnota ruimte voor tijdelijke werknemers bekend gemaakt waarin ingegaan wordt op de mogelijkheden voor de huisvesting van arbeidsmigranten en seizoensarbeiders.

De standpunten uit deze beleidsnota vinden vooral hun weerslag in de bestemmingsplannen. Deze zetten beleidsmatige standpunten om in regels. Het uitgangspunt van Heusden is deregulering. Dit betekent dat alleen opgenomen wordt wat nodig is en dan met zo min mogelijk regels.
De huisvesting van tijdelijke werknemers is slechts beperkt mogelijk in de huidige bestemmingsplannen. Dit komt omdat dergelijke huisvesting in principe altijd afwijkt van de oorspronkelijke bedoeling waarvoor de bestemming in het leven is geroepen. Mogelijkheden voor deze huisvesting moeten dus benoemd worden in de bestemmingen. Alleen zo kunnen de voorwaarden die in de voorgaande hoofdstukken genoemd zijn, worden geborgd. Sommige huisvestingsvormen kunnen altijd toegestaan worden (onder voorwaarden), andere niet. Een voorbeeld hiervan is een nieuw logiesgebouw. Voordat hiervoor een bouwvlak opgenomen wordt, moet dit aan zijn ruimtelijke kenmerken getoetst worden. Dit is niet anders dan bij andere ontwikkelingen in de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.BPdrunen-VG01_0005.jpg"

Systematiek huisvesting

Voor bestemmingsplannen heeft de beleidsnota tot gevolg dat de definitie voor 'huishouden' is uitgebreid om een onderscheid tussen typen huishoudens toe te kunnen passen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan betreft een herziening van bestemmingsplannen die in 2009 en 2010 zijn vastgesteld. Die bestemmingsplannen beslaan het gehele plangebied van de kern Drunen en dus ook onderliggende herziening.

In die bestemmingsplannen is in de toelichtingen (in hoofdstuk 5 van Drunen Noord en hoofdstuk 4 van Drunen Zuid) de huidige situatie met betrekking tot de volgende onderwerpen reeds uitvoering besproken:

  • bodem;
  • natuur;
  • waterhuishouding;
  • archeologie en cultuurhistorie;
  • monumenten;
  • geluid;
  • geurhinder en veehouderij;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • kabels en leidingen.

In de tussentijd is er geen sprake van structurele wijzigingen in de wetgeving en/of beleid. Onderliggende herziening heeft met name betrekking op het aanpassen van de planregels zodat voldaan wordt aan de gemeentelijke standaardregels en aan de SVBP 2012. Deze wijzigingen zijn zo beperkt van omvang dat er van uit kan worden gegaan dat de conclusies van die plannen nog steeds van toepassing zijn.

4.2 Nieuwe Ontwikkelingen

In deze planherziening is bij een aantal percelen wel sprake van wijzigingen waarvan de haalbaarheid nagegaan dient te worden. In onderstaande wordt per adres/ perceel ingegaan op de haalbaarheid. De lijst met adressen en percelen is reeds in Hoofdstuk 2 genoemd. De genoemde adressen in deze paragraaf zijn alleen adressen waar sprake is van een functiewijziging ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan Drunen Noord of Drunen Zuid.

Kasteeldreef 46, percelen 1753 en 832

Het agrarisch bedrijf aan de Kasteeldreef 46 heeft zijn activiteiten beëindigd en het perceel staat te koop. Vanwege de locatie van het voormalige bedrijf is een agrarisch bestemming op het gehele perceel niet meer realistisch. In het huidige bestemmingsplan heeft het perceel een agrarische bestemming met bouwvlak. Via een stedenbouwkundig plan is de uiteindelijke invulling van het perceel ruimtelijk ingepast.

Gevolgen voor de herziening

De huidige bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in deels een bestemming 'gemengd' en deel een bestemming 'agrarisch'.

De bestemming 'gemengd' zal voor het voorste deel, gezien vanaf de Kasteeldreef, van het perceel gaan gelden. De bestemming gemengd geeft een initiatiefnemer voldoende handvatten voor een toekomstige invulling van het terrein, zoals lichte bedrijvigheid, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en woningen. Deze voorzieningen mogen worden gerealiseerd in een aangepast bouwvlak. De ligging van het bouwvlak is afgestemd met het naastliggende perceel.

Het noordelijk deel van het perceel behoudt een agrarische bestemming zonder bouwvlak. De openheid dient hier behouden te blijven.

Milieuaspecten

In het kader van het eerder vastgestelde bestemmingsplan 'Kasteeldreef 40-42' zijn diverse haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van twee woningen mogelijk. Uit de onderzoeken zijn de volgende conclusies naar voren gekomen.

Ten aanzien van de onderwerpen cultuurhistorie, archeologie, externe veiligheid, flora en fauna, geluid, luchtkwaliteit, milieuhinder bedrijvigheid,water, verkeer en parkeren is aangetoond dat geen sprake is van belemmeringen die de realisatie van gevoelige bestemmingen tegen houdt. Ten aanzien van parkeren geldt als voorwaarde dat de benodigde parkeerplaatsen om eigen erf worden gerealiseerd.

Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal wel een bodemonderzoek gedaan moeten worden om aan te tonen dat de bodem geschikt is voor het toekomstige gebruik.

Torenstraat 137

Situatieschets

Aan de zuidzijde van het perceel Torenstraat 137 hebben de gronden de bestemming 'Tuin' en 'Wonen'. De gemeente is voornemens om medewerking te verlenen aan de wens om daar één woning te realiseren. In het bestemmingsplan Drunen Zuid is daar echter geen bouwvlak opgenomen voor het realiseren van de woning.

De wijziging betreft het opnemen van een bouwvlak op deze plaats. Bij de situering van het bouwvlak is rekening gehouden met de stedenbouwkundige inpassing van de woning in het straatbeeld en de verdere omgeving.

Gevolgen voor de herziening

In dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak op het betreffende perceelsgedeelte teruggebracht. Daarbij is met het oog op de inpassing van het bouwvlak de bestemmingsgrens tussen 'Wonen' en 'Tuin' enigszins verschoven. Door het bouwvlak op een dusdanige wijze op het perceel te situeren wordt een zijdelingse afstand tot de naastgelegen percelen gecreëerd van 3 meter. Het bouwvlak wordt met de rooilijn zo geplaatst dat deze past binnen het straatbeeld van de Torenstraat.

Milieuaspecten

Op het aangrenzende perceel van Torenstraat 137 wordt in deze herziening de mogelijkheid geboden voor de realisatie van maximaal twee nieuwe woningen. De locatie van de nieuwe woning(en) is gesitueerd op gronden die momenteel al deel uitmaken van een woonperceel. In de omgeving van het betreffende perceel bevinden zich voornamelijk woningen. De Torenstraat en de andere straten in de omgeving hebben het karakter van woonstraat/verblijfsgebied, met een beperkte verkeersintensiteit en navenante effecten betreffende geluidhinder en luchtkwaliteit. Aangenomen mag worden dat het woonklimaat ter plaatse aanvaardbaar is en niet wordt belemmerd door milieu- en planologische aspecten. Daarnaast kunnen negatieve effecten op de omgeving worden uitgesloten omdat het een ondergeschikte toevoeging van een niet-overlast gevende functie (woonbestemming) betreft in een bestaande woonomgeving

Asterstraat 5

Situatieschets

Aan de Asterstraat 5 geldt een woonbestemming en het perceel is in gemeentelijk eigendom. Voorheen was is het bestaande gebouw een culturele voorziening gevestig. In het bestemmingsplan Drunen Noord is de bestemming gewijzigd in 'wonen'. Bij nader inzien is deze grond vanwege de ligging in de omgeving (naast een school) echter minder geschikt voor alleen een woonfunctie. Door een gemengde bestemming op te nemen, kan hier een cluster van soortgelijke functies komen die qua schaal en impact passen in de omgeving.

Gevolgen voor de planherziening

De vigerende bestemming van het perceel ('Wonen' en 'Tuin') wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd'.

Milieuaspecten

Het wijzigen van de functie brengt geen belemmeringen op aangezien er een minder gevoelige bestemming dan 'wonen' zal gelden. Bovendien past een gemengde functie ook beter in de omgeving en zal deze geen onevenredige hinder met zich meebrengen voor de omgeving. Er mogen naast wonen namelijk alleen lichte vormen van bedrijvigheid, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen gevestigd worden.

Beukstraat 15

Situatieschets

De locatie is omsloten door de Beukstraat, Kastanjelaan-West, een groenstrook en een school. De locatie is deels bebouwd met een scholencomplex. Kadastraal bekend gemeente Drunen, sectie H, nummer 2009 en 2216 (de laatste is onderdeel van een groter perceel, waartoe ook de omliggende openbare ruimte behoort). De oppervlakte bedraagt ca 3.750 m2.

De locatie maakt onderdeel uit van een woongebied. Afgezien van de naastgelegen school vormen woningen en de Rijksweg A59 de directe omgeving van de locatie. Het merendeel van de omliggende woningen zijn aaneengebouwde woningen, iets verder weg vormen tweekappers de bebouwing. Aansluiten op de omliggende gebieden is noodzakelijk. De locatie is te klein om met een verschillende soorten woningen een significante wijziging in het woningaanbod van de wijk te bewerkstelligen.

De locatie ligt aan de noordwest-rand van de kern Drunen. Er zijn geen functies aanwezig behalve de school en woningen. De locatie is door zijn ligging dan ook alleen geschikt voor woningen en een maatschappelijke functie. Voor andere functies zijn andere locaties beschikbaar in de meer gemengde gebieden, het centrum en de bedrijventerreinen. Een maatschappelijke functie is reeds gevestigd in het pand. Dit gebruik kan voorlopig ook voortgezet worden. Transformatie naar woningen zou een wijziging van het bestemmingsplan vereisen.

Gevolgen voor de planherziening

De huidige bestemming van dit perceel blijft gehandhaafd. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid over dit perceel gelegd die inhoudt dat hier maximaal 15 woningen gebouwd mogen worden.

Cultuurhistorie

Op de cultuurhistoriekaart (behandeld door het college op 23 april 2013) heeft het perceel zelf geen specifieke aanduiding gekregen. Ook staat het niet genoemd in de bijgaande rapportage.

De archeologische verwachtingskaart (ook 23 april 2013) toont voor het perceel een middelhoge verwachtingswaarde. Het is echter aannemelijk dat eventuele archeologische waarden reeds verstoord of verwijderd zijn. Op het perceel is immers reeds een bouwwerk aanwezig. Bebouwing is uitvoerbaar. Desalniettemin is een onderzoek noodzakelijk ten tijde van de wijziging van het bestemmingsplan, teneinde definitief vast te kunnen stellen of er nog archeologische waarden aanwezig zijn in de grond.

Milieuaspecten

Geluid

De locatie ligt binnen de geluidzone van de 50 km/h-wegen Kastanjelaan-West en Spoorlaan. Voor de realisatie van de geluidschermen langs de A59 is een akoestisch rapport opgesteld. Uit het rapport blijkt dat voor de woningen aan de Beukstraat 20, 22 en 24 een geluidbelasting in 2020 resulteert als gevolg van de A59, na aftrek van de wettelijke correctiefactor o.b.v. art. 110g, tussen de 50 en 51 dB. Dat is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximale ontheffingswaarde. In 2024 en later zal naar verwachting deze waarden iets hoger liggen, maar waarschijnlijk nog steeds onder de 53 dB.

Nieuwbouw is dus akoestisch gezien mogelijk, wel zullen hogere waarden moeten worden verleend. Aan de wijzigingsbevoegdheid wordt een voorwaarde toegevoegd; een aanvullend akoestisch onderzoek is nodig teneinde de precieze geluidwaarde vast te stellen.

Externe veiligheid

De voorliggende locatie valt binnen het invloedsgebied van een gasleiding en de Rijksweg A59. Er zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheidregelgeving op voorhand geen belemmeringen voor ontwikkelingen op deze locatie aangezien het niet binnen de contouren van het plaatsgebonden risico ligt. Wel is er ten tijde van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nog een aanvullend onderzoek noodzakelijk en dient het groepsrisico verantwoord te worden.

Bodem

Op de plan locatie zijn geen bodemonderzoeken bekend. Gegevens over de diffuse bodemkwaliteit worden vermeld in de bodemkwaliteitskaart die in 2011 door de gemeente Heusden is vastgesteld. Op de bodemfunctieklassenkaart is het plangebied aangeduid met de functie wonen. Er is op grond van de Nota bodembeheer een onderzoek nodig ten tijde van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Dit wordt als voorwaarde opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid.

Luchtkwaliteit

De toevoeging van enkele woningen draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan een verandering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit verslechtert niet.

Verkeer en parkeren

Het toevoegen van maximaal 15 woningen levert nauwelijks een merkbare toegevoegde druk op de omliggende wegen. Deze zijn voldoende gedimensioneerd. Uitritten ter plaatse zorgen niet voor een verkeersonveilige situatie.

Wegens de aanwezigheid van de scholen is er sprake van enige parkeerdruk in de nabijheid van het perceel. Ten tijde van de wijziging moet er een beeld bestaan over de situering van de parkeerplaatsen. Parkeren kan zowel op het perceel zelf plaats vinden, als in de openbare ruimte. Er wordt gerekend met een parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning, waarvan minstens één op eigen terrein. In de openbare ruimte is reeds parkeerruimte enige gereserveerd voor de huidige functie. Daarnaast is er fysieke ruimte voor de ontwikkeling van meer parkeerplaatsen.

Financiële uitvoerbaarheid

Er is sprake van een reeds bebouwde locatie. Voor het huidige gebruik is financiële uitvoerbaarheid geen aspect. Het gebruik kan zo nodig voortgezet worden.

Zowel op het perceel als omliggend zijn reeds voorzieningen aanwezig (riolering, nutsleidingen, etc.). Een transformatie van het voorliggend perceel heeft dan ook geen grote kosten tot gevolg. De kosten voor de transformatie van de percelen zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Ten tijde van de toepassing zal een verdere gedetailleerde afweging van de financiële aspecten plaats vinden.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen de kern.

Bij het opstellen van het onderhavig bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geformuleerde uitgangspunten. Hierbij is gestreefd naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Het bestemmingsplan voldoet om die reden aan de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen).

De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot uitsluitend een beschrijving in hoofdlijnen. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Door gebruikmaking van een grote mate van flexibiliteit en globaliteit kan op wijzigende omstandigheden en/of nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen adequaat worden ingespeeld.

Voor het grootste deel van het plangebied is de planopzet gericht op beheer en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande functies is het primaire doel van de planopzet. Een en ander komt tot uitdrukking in de planregels en blijkt ook uit de verbeelding.

Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.

5.2 Inleidende Regels

In deze paragraaf is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

5.3 Bestemmingsregels

In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. De toekenning van bestemmingen aan een bepaald perceel is gebaseerd op de inventarisatielijst. Uitgangspunt daarbij is geweest om tenminste de bestaande situatie te bestemmen. Waar dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt mogelijk is, is een ruimere regeling opgenomen.

Agrarisch

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Er mogen uitsluitend agrarische hulpgebouwen worden gebouwd. Voor het bouwen van deze gebouwen, voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voor ondergronds bouwen zijn bepalingen opgenomen.

Burgemeester en wethouders zijn in bepaalde gevallen bevoegd de bestemming te wijzigen.

Agrarisch - Bedrijf

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor grondgebonden en agrarische bedrijven, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, één bedrijfswoning per bestemmingsvlak, een kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, productiegebonden detailhandel , recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, kleinschalig kamperen, en aan-huis-verbonden beroep of bedrijf .

De bouwregels binnen deze bestemming regelen onder andere dat gebouwen uitsluitend binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd. De maximale goothoogte en bouwhoogte per bouwvlak staan op de verbeelding aangegeven. Tevens worden bepalingen gegeven voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijgebouwen bij bedrijfswoningen, ondergronds bouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voor bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders.

Burgemeester en wethouders zijn in bepaalde gevallen bevoegd de bestemming te wijzigen.

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' omvat louter de huidige bedrijfsbestemmingen binnen de bebouwde kom van Drunen. Binnen deze bestemming worden bedrijven uit de milieucategorieën A en B bij recht toegestaan aangezien deze geacht worden passend te zijn in een gemengd woongebied.
Door middel van aanduidingen zijn bestaande afwijkende bedrijfsactiviteiten geregeld. Het betreft hier dus bedrijven die op basis van een goede ruimtelijke ordening niet passend zijn binnen een gemengd woongebied (in dit geval milieucategorie C). Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de specifieke aanduidingen te verwijderen waarbij als voorwaarden gelden dat de activiteiten gedurende minimaal één jaar zijn gestaakt dan wel duidelijk is geworden dat de activiteiten zodanig zijn veranderd dat een specifieke aanduiding niet meer vereist is.

Centrum

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor detailhandel, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, en voor wonen.

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. De goothoogte en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en bij andere gebouwen dan woningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Gemengd

De in het plangebied voorkomende stroken met bebouwing, waarbinnen verschillende functies aanwezig zijn, zijn binnen deze bestemming opgenomen. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor bedrijven in de milieucategorie A en B, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, wonen, en nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn detailhandel , horeca tot en met categorie 1, 2, 3 of 4, een hotel, garageboxen en opslag en herstelwerkzaamheden toegestaan. Ook is een aanduiding opgenomen daar waar een supermarkt niet is toegestaan. Gemeentelijke monumenten zijn aangeduid op de verbeelding.

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. De goothoogte en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en bij andere gebouwen dan woningen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Groen

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en nutsvoorzieningen.

Voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen binnen deze bestemming zijn bouwregels opgenomen. Voor het overige mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden gebouwd. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Maatschappelijk

De in het plangebied voorkomende maatschappelijke voorzieningen zoals scholen en dergelijke zijn binnen deze bestemming opgenomen. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en bestaande bijbehorende zorg- en aanleunwoningen. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn een begraafplaats en een brandweerkazerne toegestaan. Gemeentelijke monumenten zijn aangeduid op de verbeelding.

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. De goothoogte en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen en bij andere gebouwen dan woningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen op de begraafplaats.

Natuur

Dit betreft de aanwezige bestaande dijk met groenstructuur. De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanwezige dijk met taluds, het behoud van aanwezige natuur- en landschapselementen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en fiets en voetpaden.

Sport

Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied voorkomende sportvoorzieningen opgenomen. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor sportvelden en gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Verder worden bepalingen gegeven voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tuin

De gronden die zijn aangewezen als ‘Tuin’ zijn bestemd voor tuinen, erven en verhardingen, en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Bijgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding toegestaan.

Onder voorwaarden mogen binnen deze bestemming erkers, balkons of luifels en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen van hoofdgebouwen van aangrenzende bestemmingen worden gebouwd. Er zijn ook regels opgenomen voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Verkeer

Deze bestemming ligt op alle gebiedsontsluitende wegen met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het plangebied. De gronden zijn tevens bestemd voor erftoegangswegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en een ongelijkvloerse kruising ter plaatse van de betreffende aanduiding.

Voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen binnen deze bestemming zijn bouwregels opgenomen. Voor het overige mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden gebouwd. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming ligt op alle erftoegangswegen met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het plangebied. De gronden zijn tevens bestemd voor erftoegangswegen, f iets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en garageboxen ter plaatse van de betreffende aanduiding. Gemeentelijke monumenten zijn aangeduid op de verbeelding Voor het oprichten van nutsvoorzieningen binnen deze bestemming zijn bouwregels opgenomen. Voor het overige mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden gebouwd. Er zijn regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Water

Voor de bestaande waterstructuur is de bestemming “water” opgenomen.

Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende woningbouwcategorieën, te weten: aaneengebouwd, gestapeld, twee-aaneen, vrijstaand en patiowoningen. Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde regeling. De toegestane goot- en bouwhoogte zijn respectievelijk 7 en 11 meter, tenzij anders op de plankaart weergegeven. De gronden buiten het bouwvlak maar binnen de woonbestemming zijn de erven waarop de bebouwingsregeling in de regels van toepassing is. De gronden aan de voorzijde van de woningen zijn bestemd als Tuin, zodat deze gronden zoveel mogelijk onbebouwd blijven.

Wonen - 1

De voor “Wonen - 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende woningbouwcategorieën, te weten: aaneengebouwde- en vrijstaande woningen. Bij de opzet van het bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde regeling. De toegestane goot- en bouwhoogte zijn op de plankaart weergegeven, zo ook het maximale aantal wooneenheden.

De gronden buiten het bouwvlak maar binnen de woonbestemming zijn de erven waarop de bebouwingsregeling in de regels van toepassing is. De gronden aan de voorzijde van de woningen zijn bestemd als Tuin, zodat deze gronden zoveel mogelijk onbebouwd blijven.

Leiding - Gas

De dubbelbestemming "Leiding - Gas" is op de plankaart over de andere bestemmingen heen gelegd. Deze dubbelbestemming regelt een bijzonder belang dat eerst afgewogen dient te worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden hier dus twee bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming.

Concreet betekent dit voor de bestemming "Leiding - Gas" dat het belang van de leiding die in de grond aanwezig is, primair wordt gesteld. Binnen deze bestemming mag pas gebouwd worden als voldaan wordt aan de eisen die de leidingbeheerder stelt.

Leiding - Riool

De dubbelbestemming "Leiding - Riool" is op de plankaart over de andere bestemmingen heen gelegd. Deze dubbelbestemming regelt een bijzonder belang dat eerst afgewogen dient te worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden hier dus twee bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming. Concreet betekent dit voor de bestemming "Leiding - Riool" dat het belang van de leiding die in de grond aanwezig is, primair wordt gesteld. Binnen deze bestemming mag pas gebouwd worden als voldaan wordt aan de eisen die de leidingbeheerder stelt.

5.4 Algemene Regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Antidubbeltelbepaling

Het artikel "Antidubbeltelbepaling" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot.

Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
In dit artikel is bepaald dat de bouwverordening buiten toepassing blijft met uitzondering van de met name genoemde bepalingen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden bereikt dat bij het stellen van parkeernormen en dergelijke de bouwverordening kan worden toegepast.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Algemene gebruiksregels

Deze gebruiksregel regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de wijzigingsbevoegdheden uit de bestemmingen nog een aantal algemene vrijstellingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een afwijkingsprocedure geregeld kunnen worden. Voor twee gebieden in het plangebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Procedureregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan een in dit plan opgenomen afwijkingsmogelijkheden.

5.5 Overgangs- En Slotregels

In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft vrijwel geheel een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij slechts het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Op slechts enkele plaatsen zullen direct nieuwe ontwikkelingen zijn toegestaan. Waar in dit plan nieuwe ontwikkelingen direct worden toegestaan, gaat het om ontwikkelingen die op particulier initiatief worden ondernomen. Bij de procedure voor de wijzigingsbevoegdheden zal de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkelingen worden aangetoond.

De kosten voor realisatie liggen in die gevallen niet bij de gemeente, maar bij de initiatiefnemer. Met betrekking tot realisatie van het plan, heeft dit geen negatieve financiële consequenties voor de gemeente Heusden.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Zienswijzen en ambtelijke wijzigingen

Het ontwerp van bestemmingsplan ‘Drunen Herziening 2014’ heeft vanaf 3 juli 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn in totaal acht zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en van een gemeentelijke reacties voorzien. Tevens is aangegeven of en hoe het bestemmingsplan is aangepast. De Nota zienswijzen is bijgevoegd in bijlage 1. Tevens is een raadsinformatiebrief vanuit het College van Heusden gestuurd met hierin drie aanvullende punten te verbetering van het bestemmingsplan. Deze memo is bijgevoegd in bijlage 2.

Het ontwerp bestemmingsplan is aanleiding geweest tot het doorvoeren van enkele ambtelijke wijzigingen. Deze zijn weergegeven, samen met de wijzigingen voortvloeiend uit de zienswijzennota, in de Nota van wijzigingen. Deze nota is bijgevoegd in bijlage 3.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Overzichtskaart Parkeren

Bijlage 2 Overzichtskaart Parkeren

Bijlage 1 Nota Zienswijzen

Bijlage 1 Nota zienswijzen

Bijlage 2 Memo Aan De Raad

Bijlage 2 Memo aan de raad

Bijlage 3 Nota Van Wijzigingen

Bijlage 3 Nota van wijzigingen