KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Woongebied
Artikel 10 Wonen - Uit Te Werken - 1
Artikel 11 Wonen - Uit Te Werken - 2
Artikel 12 Wonen - Uit Te Werken - 3
Artikel 13 Wonen - Uit Te Werken - 4
Artikel 14 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Van Toepassing Verklaring
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving En Wijzigingen
2.1 Fase 1
2.2 Overige Flexibilisering
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Gevolgen Van De Herziening
3.2 Economische Uitvoerbaarheid
3.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Nota Zienswijzen En Wijzigingen

Geerpark planherziening 1

Bestemmingsplan - gemeente Heusden

Vastgesteld op 14-07-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Geerpark planherziening 1met identificatienummer NL.IMRO.0797.Geerparkph1-VG01van de gemeente Heusden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogten, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.7 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten danwel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet verstaan het geven van cursussen door een professionele organisatie met meerdere docenten, een auto- of scooter reparatiebedrijf, een afhaalgelegenheid voor eten of bedrijfsmatige kinderopvang.

1.8 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.9 achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvak, alsmede het verlengde daarvan, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd. Indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvak dan wel geen bouwvak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.

1.10 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van het huishouden, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.11 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.14 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak:

het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.17 bestaande situatie:

  1. a. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. b. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bijzondere woonruimte:

woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.23 bouwblok

een blok met aaneengesloten bouwpercelen.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen.

1.27 bouwmarkt:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1.000 m², waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten aan zowel vakman als particulier grotendeels op basis van zelfbediening ten verkoop wordt aangeboden.

1.28 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen.

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.31 bouwstrook

een aaneengesloten strook met zijdelings aan elkaar grenzende bouwpercelen.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.35 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.36 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.

1.39 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.40 evenemententerrein:

een terrein voor gebeurtenissen, gericht op de wijk Geerpark, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.41 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.42 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 gesloten bebouwing:

bebouwing bestaande uit overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen.

1.45 gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.46 hoekwoning:

een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.

1.47 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.48 hof

een stedenbouwkundig vierhoekig verkavelingselement bestaande uit één of meer bouwblokken en bijbehorende voorzieningen voor verkeer en verblijf en groenvoorzieningen, voorzien van een aan de binnenzijde van het hof gesitueerd plein of centraal openbaar toegankelijke ruimte.

1.49 hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.50 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.51 huishouden:

een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.

Met een huishouden worden gelijkgesteld:

  1. a. de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  2. b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoenarbeiders;
  3. c. de huisvesting van maximaal 12 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 12 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.

1.52 incidentele detailhandel:

sporadische verkopen die geen essentieel onderdeel uitmaken van het totale gebruik van het pand of accommodatie en die in distributief opzicht geen invloed hebben op de verzorgingsstructuur.

1.53 inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder:

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht.

1.54 kantine:

een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming.

1.55 kantoor:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.56 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau.

1.57 kantoor- en/of praktijkruimte:

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid.

1.58 kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.

1.59 kunstwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.60 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden.

1.61 maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en buitenschoolse voorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.62 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.63 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen wijkverwarming, transformatorhuisjes, pompstations, schakelhuisjes, gemalen, telefooncellen, abri's en zendmasten;

1.64 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.65 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.66 omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen van bouwwerken:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.

1.67 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.

1.68 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, antennes, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.69 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

1.70 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.71 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met één dakvlak en maximaal één gesloten wand, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren.

1.72 patiowoning:

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.73 perceelsgrens:

de grens van een perceel.

1.74 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.75 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.76 recreatieve voorziening:

voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.

1.77 ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar horende bouwwerken.

1.78 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.79 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.80 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.81 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.82 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.83 terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.

1.84 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.85 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte binnen een gebouw, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.86 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.

1.87 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.88 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.89 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

1.90 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.91 windturbine:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere energievormen, waaronder begrepen elektriciteit en warmte.

1.92 winkel:

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

1.93 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. het geheel van aan huis verbonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. ten dienste van het verblijven door mensen. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
  2. b. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan seizoenarbeiders, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van beschermd/begeleid wonen, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;
  3. c. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep of bedrijf', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.94 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.95 woonzorgvoorziening/woonzorgcomplex:

bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke en algemene voorzieningen in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.

1.96 zaalverhuur:

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.97 zorgverlenende dienstverlening:

dienstverlening in het kader van maatschappelijke zorg, waaronder tevens wordt begrepen de verkoop en verhuur van zorgmaterialen en zorgmaterieel.

1.98 zijstrook:

de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel, behorende bij het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 peil:

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

2.11 hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kinderopvang;
  3. c. maatschappelijke en culturele voorzieningen:
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuinen, erven en verhardingen;
  6. f. terrassen;
  7. g. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading;
  8. h. groenvoorzieningen;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. de instandhouding en bescherming van het rijksmonument, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -rijksmonument'.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI of bedrijven;
  6. f. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  2. b. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van 'bed en breakfast' is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    1. 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen en de daaraan gebouwde bijgebouwen;
    2. 2. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10;
    3. 3. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplantingen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug ten behoeve van langzaam en/of autoverkeer;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterberging.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, erven, verhardingen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2 sub a ten behoeve van een hogere bouwhoogte van erfafscheidingen, mits:

  1. a. de erfafscheiding niet hoger is dan 2 meter;
  2. b. de erfafscheiding wordt geplaatst langs de zij- of achtertuin van de woning;
  3. c. de erfafscheiding mag pas 2 meter achter de voorgevel van de woning worden verhoogd;
  4. d. de erfafscheiding heeft geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid;
  5. e. de erfafscheiding levert geen ernstige of onevenredige hinder op voor het woonmilieu en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsontsluitingswegen;
  2. b. erftoegangswegen;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. straatmeubilair;
  9. i. standplaatsen;
  10. j. terrassen;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de waterberging.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. standplaatsen;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer': uitsluitend een langzaamverkeersverbinding;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens waterberging.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. tuinen, erven en verhardingen;
  6. f. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:

  1. a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid;
  4. d. voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  5. e. ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI;
  6. f. ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI/bedrijven;
  7. g. ter voorkoming dat bebouwing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en inrichtingen, woningen en bouwwerken onevenredig aantast.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. tuinen, erven en verhardingen;
  8. h. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.5 en 9.2.6 ten behoeve van een grotere diepte en breedte van de woningen mits:

  1. a. de maximale breedte en diepte met niet meer dan 5 meter wordt vergroot;
  2. b. afwijken geen ernstige of onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  3. c. afwijken er niet toe leidt dat onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Wonen - Uit Te Werken - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Uit te werken - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. tuinen, erven en verhardingen;
  8. h. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de in lid 10.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen;
  2. b. woningen mogen uitsluitend grondgebonden worden gebouwd;
  3. c. het aantal woningen mag niet minder bedragen dan 50;
  4. d. van de woningen mag worden gebouwd:
    1. 1. vrijstaand: niet meer dan 30%;
    2. 2. halfvrijstaand: niet meer dan 25%;
    3. 3. aaneengebouwd: niet meer dan 60%;
  5. e. het aantal meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen in één rij niet meer mag bedragen dan 6;
  6. f. voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen patiowoningen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen in niet minder dan 6 bouwstroken worden gebouwd, waarvan niet minder dan 80% noord-zuid is georiënteerd;
    2. 2. de voorgevellijn van vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen verspringt ten minste 1 m ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen;
    3. 3. de afstand van een vrijstaand en een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de voorste of de achterste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 17 m;
    4. 4. de afstand van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
    5. 5. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m;
    6. 6. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m en de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen niet meer dan 10 m;
  7. g. voor het bouwen van patiowoningen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de diepte van een patiowoning bedraagt maximaal 20 m;
    2. 2. de breedte van een patiowoning bedraagt maximaal 15 m;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 m, met dien verstande dat een dakopbouw van maximaal 36 m² tot een bouwhoogte van 7 m is toegestaan;
    4. 4. de oppervlakte van de patio bedraagt minimaal 25 m²;
  8. h. voor aaneengebouwde woningen en patiowoningen mogen per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  9. i. voor halfvrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  10. j. voor vrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein;
  11. k. op eigen terrein wordt voorzien in niet minder dan 1,5 m³ waterberging.

10.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 11 Wonen - Uit Te Werken - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. tuinen, erven en verhardingen;
  8. h. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - zichtlijn' de instandhouding van de zichtlijn op de abdij Mariënkroon.

11.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de in lid 11.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' zijn de bestemmingen Wonen en Tuin niet toegestaan;
  3. c. woningen mogen worden gebouwd;
    1. 1. in stroken: uitsluitend grondgebonden;
    2. 2. in het hof: grondgebonden en gestapeld;
  4. d. het aantal woningen mag niet minder bedragen dan 130;
  5. e. woningen mogen worden gebouwd op bouwpercelen in stroken of een hof met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. het aantal woningen gebouwd in stroken mag niet minder bedragen dan 90;
    2. 2. het aantal woningen gebouwd in een hof mag niet minder bedragen dan 40;
    3. 3. een hof wordt aan ten minste drie zijden door de bestemming Groen omsloten;
  6. f. van de woningen mag worden gebouwd:
    1. 1. vrijstaand: niet meer dan 30%;
    2. 2. halfvrijstaand: niet meer dan 25%;
    3. 3. aaneengebouwd: niet meer dan 60%;
    4. 4. gestapeld: niet meer dan 10%
  7. g. voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen patiowoningen zijnde, in stroken gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen in niet minder dan vier noord-zuid georiënteerde bouwstroken worden gebouwd;
    2. 2. het aantal meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen per bouwstrook mag niet meer bedragen dan 50%;
    3. 3. het aantal meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen in één rij niet meer mag bedragen dan 7;
    4. 4. de afstand van een vrijstaand en een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de voorste of de achterste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 15 m en niet minder dan 2 m;
    5. 5. de afstand van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 5 m en niet minder dan 2 m;
    6. 6. de voorgevellijn van vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen verspringt ten minste 1 m ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen;
    7. 7. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m;
    8. 8. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m en de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet meer dan 10 m;
  8. h. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen patiowoningen zijnde, in een hof gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen in het hof mogen in niet minder dan 5 bouwblokken worden gebouwd;
    2. 2. niet meer dan 35% van de woningen in het hof mag worden georiënteerd op de buitenzijde van het hof;
    3. 3. niet minder dan 65% van de woningen in het hof wordt geörienteerd op de binnenzijde van het hof;
    4. 4. de centraal openbaar toegankelijke ruimte aan de binnenzijde van het hof wordt aan vier zijden voor niet minder dan 65% van de omtrek van de openbaar toegankelijke ruimte omsloten door de voorzijde van hoofdgebouwen;
    5. 5. de oppervlakte van de centraal openbaar toegankelijke ruimte aan de binnenzijde in het hof mag niet minder bedragen dan 900 m²;
    6. 6. het aantal meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen in één rij niet meer mag bedragen dan 8;
    7. 7. de voorgevel van een hoofdgebouw op een bouwperceel aan de buitenzijde van het hof wordt op 2 meter van de voorste perceelsgrens gebouwd;
    8. 8. een hoofdgebouw op een bouwperceel aan de binnenzijde van het hof wordt in de voorste perceelsgrens gebouwd;
    9. 9. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m;
    10. 10. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m;
    11. 11. de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  9. i. voor het bouwen van patiowoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. de diepte van een patiowoning bedraagt maximaal 20 m;
    2. 2. de breedte van een patiowoning bedraagt maximaal 15 m;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 m, met dien verstande dat een dakopbouw van maximaal 36 m² tot een bouwhoogte van 7 m is toegestaan;
    4. 4. de oppervlakte van de patio bedraagt minimaal 25 m²;
  10. j. voor aaneengebouwde woningen en patiowoningen mogen per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  11. k. voor halfvrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  12. l. voor vrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein;
  13. m. voor gestapelde woningen mogen per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 0,8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte;
  14. n. op eigen terrein wordt voorzien in niet minder dan 1,5 m³ waterberging.

11.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 12 Wonen - Uit Te Werken - 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Uit te werken - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  3. c. garageboxen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. tuinen, erven en verhardingen;
  9. i. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - zichtlijn' de instandhouding van de zichtlijn op de abdij Mariënkroon.

12.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de in lid 12.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1' zijn de bestemmingen Wonen en Tuin niet toegestaan;
  3. c. woningen mogen worden gebouwd:
    1. 1. in stroken: uitsluitend grondgebonden;
    2. 2. in het hof: grondgebonden en gestapeld;
  4. d. het aantal woningen mag niet minder bedragen dan 135;
  5. e. woningen mogen worden gebouwd op bouwpercelen in stroken of een hof met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. het aantal woningen gebouwd in stroken mag niet minder bedragen dan 100;
    2. 2. het aantal woningen gebouwd in een hof mag niet minder bedragen dan 35;
    3. 3. een hof wordt aan ten minste drie zijden door de bestemming Groen met de aanduiding 'waterberging' omsloten;
  6. f. van de woningen mag worden gebouwd:
    1. 1. vrijstaand: niet meer dan 30%;
    2. 2. halfvrijstaand: niet meer dan 25%;
    3. 3. aaneengebouwd: niet meer dan 60%;
    4. 4. gestapeld: niet meer dan 10%;
  7. g. voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen patiowoningen zijnde, in stroken gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen in niet minder dan 3 bouwstroken worden gebouwd, waarvan niet minder dan 50% noord-zuid is georiënteerd;
    2. 2. het aantal meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen per bouwstrook mag niet meer bedragen dan 50%;
    3. 3. het aantal meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen in één rij niet meer mag bedragen dan 7;
    4. 4. de afstand van een vrijstaand en een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de voorste of de achterste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 15 m en niet minder dan 4 m;
    5. 5. de afstand van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 5 m en niet minder dan 2 m;
    6. 6. de voorgevellijn van vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen verspringt ten minste 1 m ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen;
    7. 7. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m;
    8. 8. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m en de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet meer dan 10 m;
  8. h. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen patiowoningen zijnde, in het hof gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen in het hof mogen in niet minder dan 4 bouwblokken worden gebouwd;
    2. 2. niet meer dan 15% van de woningen in het hof mag worden georiënteerd op de buitenzijde van het hof;
    3. 3. niet minder dan 90% van de woningen in het hof wordt geörienteerd op de binnenzijde van het hof;
    4. 4. de centraal openbaar toegankelijke ruimte aan de binnenzijde van het hof wordt aan vier zijden voor niet minder dan 85% van de omtrek van de openbaar toegankelijke ruimte omsloten door de voorzijde van hoofdgebouwen;
    5. 5. de oppervlakte van de centraal openbaar toegankelijke ruimte aan de binnenzijde in het hof mag niet minder bedragen dan 2.500 m²;
    6. 6. de voorgevel van een hoofdgebouw op een bouwperceel aan de buitenzijde van het hof wordt op 2 meter van de voorste perceelsgrens gebouwd;
    7. 7. een hoofdgebouw op een bouwperceel aan de binnenzijde van het hof wordt in de voorste perceelsgrens gebouwd;
    8. 8. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m;
    9. 9. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m;
    10. 10. de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  9. i. voor het bouwen van patiowoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. de diepte van een patiowoning bedraagt maximaal 20 m;
    2. 2. de breedte van een patiowoning bedraagt maximaal 15 m;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 m, met dien verstande dat een dakopbouw van maximaal 36 m² tot een bouwhoogte van 7 m is toegestaan;
    4. 4. de oppervlakte van de patio bedraagt minimaal 25 m²;
  10. j. voor aaneengebouwde woningen en patiowoningen mogen per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  11. k. voor halfvrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  12. l. voor vrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein;
  13. m. voor gestapelde woningen mogen per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 0,8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte;
  14. n. op eigen terrein wordt voorzien in niet minder dan 1,5 m³ waterberging.

12.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 13 Wonen - Uit Te Werken - 4

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Uit te werken - 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  3. c. garageboxen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. tuinen, erven en verhardingen;
  9. i. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de in lid 13.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. in het uitwerkingsplan mogen de bestemmingen Tuin, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen worden opgenomen;
  2. b. woningen mogen worden gebouwd;
    1. 1. in stroken: uitsluitend grondgebonden;
    2. 2. in het hof: grondgebonden en gestapeld;
  3. c. het aantal woningen mag niet minder bedragen dan 70;
  4. d. woningen mogen worden gebouwd op bouwpercelen in stroken of een hof met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. het aantal woningen gebouwd in stroken mag niet minder bedragen dan 25;
    2. 2. het aantal woningen gebouwd in een hof mag niet minder bedragen dan 45;
    3. 3. een hof wordt aan ten minste drie zijden door de bestemming Groen met de aanduiding 'waterberging' omsloten;
  5. e. van de woningen mag worden gebouwd:
    1. 1. vrijstaand: niet meer dan 30%;
    2. 2. halfvrijstaand: niet meer dan 25%;
    3. 3. aaneengebouwd: niet meer dan 60%;
    4. 4. gestapeld: niet meer dan 10%;
  6. f. voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen patiowoningen zijnde, in stroken gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen in niet minder dan 3 bouwstroken worden gebouwd, waarvan niet minder dan 75% oost-west is georiënteerd;
    2. 2. het aantal meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen per bouwstrook mag niet meer bedragen dan 50%;
    3. 3. het aantal meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen in één rij niet meer mag bedragen dan 5;
    4. 4. de afstand van een vrijstaand en een halfvrijstaand hoofdgebouw tot de voorste of de achterste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 15 m en niet minder dan 3;
    5. 5. de afstand van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet meer bedragen dan 5 m en niet minder dan 3 m;
    6. 6. de voorgevellijn van vrijstaande en halfvrijstaande hoofdgebouwen verspringt ten minste 1 m ten opzichte van de aan weerszijden gelegen niet aaneengebouwde hoofdgebouwen;
    7. 7. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m;
    8. 8. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m en de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet meer dan 10 m;
  7. g. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, geen patiowoningen zijnde, in het hof gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen in het hof mogen in niet minder dan 4 bouwblokken worden gebouwd;
    2. 2. niet meer dan 35% van de woningen in het hof mag worden georiënteerd op de buitenzijde van het hof;
    3. 3. niet minder dan 60% van de woningen in het hof wordt geörienteerd op de binnenzijde van het hof;
    4. 4. de centraal openbaar toegankelijke ruimte aan de binnenzijde van het hof wordt aan vier zijden voor niet minder dan 65% van de omtrek van de openbaar toegankelijke ruimte omsloten door de voorzijde van hoofdgebouwen;
    5. 5. de oppervlakte van de centraal openbaar toegankelijke ruimte aan de binnenzijde in het hof mag niet minder bedragen dan 700 m²;
    6. 6. het aantal meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen in één rij niet meer mag bedragen dan 7;
    7. 7. de voorgevel van een hoofdgebouw op een bouwperceel aan de buitenzijde van het hof wordt op 2 meter van de voorste perceelsgrens gebouwd;
    8. 8. een hoofdgebouw op een bouwperceel aan de binnenzijde van het hof wordt in de voorste perceelsgrens gebouwd;
    9. 9. de maximale diepte van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m;
    10. 10. de breedte van een vrijstaand hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 15 m;
    11. 11. de breedte van een halfvrijstaand of een aaneengebouwd hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  8. h. voor het bouwen van patiowoningen gelden de volgende regels:
    1. 1. de diepte van een patiowoning bedraagt maximaal 20 m;
    2. 2. de breedte van een patiowoning bedraagt maximaal 15 m;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,3 m, met dien verstande dat een dakopbouw van maximaal 36 m² tot een bouwhoogte van 7 m is toegestaan;
    4. 4. de oppervlakte van de patio bedraagt minimaal 25 m²;
  9. i. voor aaneengebouwde woningen en patiowoningen mogen per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  10. j. voor halfvrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 1,0 parkeerplaats in de openbare ruimte;
  11. k. voor vrijstaande woningen mogen per woning niet minder dan 2,0 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein;
  12. l. voor gestapelde woningen mogen per woning niet minder dan 1,8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan niet minder dan 0,8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte;
  13. m. op eigen terrein wordt voorzien in niet minder dan 1,5 m³ waterberging.

13.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. b. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  3. c. indien uit het in lid 14.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel gemeentelijk archeologie hiertoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 geerpark-1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding geerpark - 1 mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 75.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstand-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

17.2 Woningtype

Van de binnen het plangebied Geerpark te realiseren woningen dient minimaal 15% en maximaal 30% te worden gebouwd als sociale huurwoning.

17.3 Aantal woningen

Het aantal woningen binnen het plangebied Geerpark mag, ongeacht het elders in dit bestemmingsplan is bepaald, in totaal niet meer bedragen dan 800.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  3. c. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).

18.2 Niet strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van 'bed en breakfast', mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

  1. a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen en de bijbehorende bijgebouwen;
  2. b. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10;
  3. c. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m2 van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein.

18.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels ten aanzien van:

  1. a. het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  2. b. de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat :
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, de bouwhoogte mag worden vergroot tot niet meer dan 40 m;
    2. 2. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 m;
  3. c. van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

20.1 Wijzigen bestemmingsgrenzen Verkeer en Verkeer- Verblijf

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen;
  2. b. de aansluiting van wegen onderling;
  3. c. de aanleg en realisering van parkeervoorzieningen;

indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

Artikel 21 Van Toepassing Verklaring

Het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, blijft van toepassing, met dien verstande dat:

  1. a. ter plaatse van de in het Geerpark planherziening 1opgenomenbestemmingen, de verbeelding van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, volledig (dus inclusief alle ter plaatse geldende aanduidingen) wordt vervangen;
  2. b. de regels van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, als volgt worden gewijzigd:
    1. 1. de tekstdelen welke in dit plan met vet zijn weergegeven, worden aan de regels van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, toegevoegd;
    2. 2. de tekstdelen welke in dit plan zijn doorgehaald, worden uit de regels van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, verwijderd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 22.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 22.1 onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het in lid 22.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 22.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het in lid 22.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Geerpark'.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 26 maart 2013 is het bestemmingsplan Geerpark vastgesteld. Gekoppeld aan dit bestemmingsplan, is eveneens het exploitatieplan Geerpark (en 1e herziening) vastgesteld.

In het bestemmingsplan is een deel van het plangebied gedetailleerd bestemd (fase 1). Door gewijzigde inzichten en marktomstandigheden wordt dit als knelpunt ervaren.

Om die reden heeft een heroriëntatie plaatsgevonden op het bestemmingsplan om voldoende in te kunnen spelen op de markt, zodat flexibiliteit in de planontwikkeling mogelijk is. De oorspronkelijke ruimtelijke structuur is in dit plan in tact gebleven. Tot slot worden enkele ondergeschikte wijzigingen verwerkt.

Deze toelichting gaat alleen kort in op de aanleiding(en) voor de herziening van het bestemmingsplan en de gevolgen hiervan voor de regels en de verbeelding. Verder blijft onverkort van toepassing de uitgebreide toelichting, behorende bij het op 26 maart 2013 vastgestelde bestemmingsplan Geerpark.

Vanwege deze voorgestelde aanpassingen aan het bestemmingsplan Geerpark moet het exploitatieplan eveneens worden aangepast.

Plansystematiek

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden (vastgesteld op 26 maart 2013). Het bestemmingsplan Geerpark blijft van kracht. Deze herziening is een aanvulling op het bestemmingsplan Geerpark. Deze aanvulling bestaat uit een verbeelding en een set regels. De regels zijn volledig uit het bestemmingsplan Geerpark overgenomen. De aanvullingen en aanpassingen op het bestemmingsplan Geerpark zijn gemarkeerd of met doorhalingen aangegeven. De regels zijn van toepassing op het totale gebied van het bestemmingsplan Geerpark van 26 maart 2013. Om deze reden valt het hele plangebied ook onder deze herziening. De regels vervangen dus eigenlijk de regels van het bestemmingsplan Geerpark en kunnen worden gelezen in samenhang met de verbeelding van het bestemmingsplan Geerpark en de verbeelding van deze herziening.

De verbeelding bevat naast de plancontour die het gehele plangebied omvat, een aantal bestemmingen, die ook in het moederplan zijn opgenomen, en aanduidingen, die deels ook nieuw zijn. De bestemmingen en aanduidingen geven de veranderingen op de verbeelding weer ten opzichte van het bestemmingsplan Geerpark van 26 maart 2013. Ter plaatse waar een (gekleurde) bestemming in de verbeelding is opgenomen, wordt de bestemming uit het bestemmingsplan van 26 maart 2013 vervangen door deze bestemming, inclusief nieuwe aanduidingen waar deze aan de orde zijn.

In de regels van dit bestemmingsplan is artikel 21 toegevoegd, waarin het voorgaande juridisch als volgt is verwoord en vastgelegd:

Het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, blijft van toepassing, met dien verstande dat:

  1. a. ter plaatse van de in het Geerpark planherziening 1opgenomenbestemmingen, de verbeelding van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, volledig (dus inclusief alle ter plaatse geldende aanduidingen) wordt vervangen;
  2. b. de regels van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, als volgt worden gewijzigd:
    1. 1. de tekstdelen welke in dit plan met vet zijn weergegeven, worden aan de regels van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, toegevoegd;
    2. 2. de tekstdelen welke in dit plan zijn doorgehaald, worden uit de regels van het bestemmingsplan Geerpark van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2013, verwijderd.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving En Wijzigingen

2.1 Fase 1

Het kader voor de ontwikkeling Geerpark wordt gevormd door het door gemeente opgestelde Masterplan (oktober 2012), bestaande uit het stedenbouwkundig plan en een beeldkwaliteitsinstrumentarium, aangevuld met de ruimtelijke onderbouwing Mommersteeg.

Het Masterplan en de daarin opgenomen uitgangspunten vormden de basis voor het toekennen van bestemmingen.

In het bestemmingsplan Geerpark is een gedeelte gedetailleerd (fase 1) bestemd. Het betreft een woonveld met circa 125 woningen aan de oostzijde van Geerpark en het gedeelte Mommersteeg. Hier zijn bestemmingen Wonen, Tuin en Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen en bouwvlakken waarbinnen het hoofdgebouw gerealiseerd moet worden.

De huidige planopzet voor deze gebieden is onvoldoende flexibel om gedurende de ontwikkeling in te kunnen spelen op voortschrijdende inzichten.

Gelet op de gewenste flexibiliteit is voor de delen van dit gebied (zie onderstaande afbeelding) een globalere regeling opgenomen in deze herziening, passend binnen de uitgangspunten van het Masterplan. De ruimtelijke hoofdstructuur ligt hierbij vast, maar de invulling van de woongebieden is flexibel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.Geerparkph1-VG01_0001.png"

Geldend bestemmingsplan Geerpark met de voor de verbeelding te herziene onderdelen (rood omlijnd)

Woonmilieus

Het Masterplan gaat uit van een aantal onderscheidende woonmilieus, namelijk:

  • In de oksels van de waterslinger ligt in hoven gesitueerde bebouwing. De hofbebouwing is grotendeels omringd door water. De hoven vormen herkenbare eenheden die zich in ordening onderscheiden van de overige bebouwing.
  • Tussen de hoven liggen te verkavelen stroken. De stroken bestaan uit een verzameling individuele bebouwing van bescheiden omvang.
  • Ter plaatse van Mommersteeg is een ensemble voorzien van het monument met daarnaast gesitueerd gestapelde bebouwing van drie tot vier lagen hoog, afgewisseld met grondgebonden woningen. De parkeeropgave kan zowel bovengronds als ondergronds worden ingevuld.
afbeelding "i_NL.IMRO.0797.Geerparkph1-VG01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0797.Geerparkph1-VG01_0003.png"
Indicatieve verkaveling Hoven Indicatieve verkaveling Stroken

Hoven

In de oksels van de waterslinger liggen de hoven, grotendeels omringd door water. De hoven bestaan uit een kern van hoofdzakelijk geschakelde woningen en enkele vrijstaande bouwvolumes. Hoven lenen zich zo mogelijk voor collectief particulier opdrachtgeverschap. De hoven zijn als volgt herkenbaar.

  • De doorgaande erfafscheiding langs de buitenrand (tuinmuur of vegetatiewand) gaat over in de gevels van de woningen.
  • De erfafscheiding en de gevels van de woningen staan in één rooilijn en benadrukken eenheid.
  • De hoven hebben een besloten karakter met een unieke invulling.
  • De inrichting is sober en verwijst naar begroeiing en teelt in het land.
  • Er is in het Masterplan mogelijk één bijzonder hof als besloten waterkamer voorzien. Het waterpeil in dit hof reageert op de hoeveelheid neerslag. Dit kan worden geregeld in de openbare ruimte, waarvan de oppervlakte in de regels is vastgelegd. Nadere uitwerking vindt later plaats.

Stroken

Tussen de hoven liggen orthogonale stroken. Door een informele setting worden de stroken ontdaan van een te rigide lineaire uitstraling en wordt aan de stroken een onderscheidende identiteit gegeven. Ten aanzien van de stroken gelden de volgende uitgangspunten.

  • In de stroken staan woningen niet in één rooilijn, maar verspringen juist.
  • Woningen variëren in één of meerdere aspecten zoals:
    1. 1. ontwerp;
    2. 2. goothoogten;
    3. 3. kapvorm;
    4. 4. materialisering; en
    5. 5. kleur.
  • Woningen zijn omgeven door gevarieerde hagen.

Verwerking in herziening

Voor de te herziene delen is een bestemming Woongebied opgenomen, rekening houdend met de stedenbouwkundige hoofdstructuur. Door de specifieke bouwaanduiding 'stroken' en 'hof' wordt recht gedaan aan de in het masterplan opgenomen woonmilieus.

Hoofdgebouwen kunnen gerealiseerd worden binnen het bouwvlak. Ter plaatse van de bestaande woningen aan de Priemsteeg 2 en Priemsteeg 29 zijn de bouwvlakken teruggelegd om te voorkomen dat hoofdgebouwen dichter op de woningen kunnen worden gebouwd.

2.2 Overige Flexibilisering

Naast de flexibilisering van fase 1 heeft een algemene heroriëntatie plaatsgevonden op het bestemmingsplan om voldoende in te kunnen spelen op de markt, zodat flexibiliteit in de planontwikkeling mogelijk is. Op de volgende onderdelen is het bestemmingsplan aangepast.

Aantal woningen

In diverse bestemmingen zijn minimum en maximum aantallen woningen opgenomen. Gelet op de gewenste flexibiliteit en sturingsmogelijkheden in het exploitatieplan is het minimum en maximum aantal woningen in de bestemmingen komen te vervallen. In het bestemmingsplan is reeds opgenomen dat het totale aantal woningen niet meer dan 800 mag bedragen (artikel 17.3).

Type woningen

Het maximum aantal vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen is in diverse woningen bepaald. Het vastleggen van het aantal vrijstaande en halfvrijstaande wordt als knelpunt gezien en komt om die reden te vervallen.

Goothoogte bijgebouwen

De maximum goothoogte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen is verhoogd van 3 naar 3,5 meter. Dit is noodzakelijk gebleken ten behoeve van verschillende ingediende bouwplannen (eisen van het bouwbesluit en de wens om duurzaamheidsmaatregelen te verwerken in het dak).

Stedenbouwkundige bepalingen

In de bestemming Woongebied is voor het cluster stroken bepaald dat hoofdgebouwen in niet minder dan 7 noord - zuid georiënteerde bouwstroken mogen worden gebouwd en voor het cluster hof dat hoofdgebouwen in het hof in niet minder dan 5 bouwblokken mogen worden gebouwd. Tevens zijn enkele bepalingen opgenomen met betrekking tot de voorgevellijn. Dergelijke bepalingen zijn ook opgenomen in de uit te werken woonbestemmingen. Gelet op de gewenste flexibilisering komen deze bepalingen te vervallen binnen de clusters. De basis van het masterplan is reeds in voldoende mate vastgelegd, bijvoorbeeld door de situering van de clusters, de ligging van de hoofdontsluiting, de groenstructuur en het landschappelijk raamwerk.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Gevolgen Van De Herziening

Alle onderzoeken die in het kader van het bestemmingsplan Geerpark zijn verricht (o.a. verkeersonderzoeken, geluidsonderzoeken en onderzoek luchtkwaliteit), zijn gebaseerd op maximaal 800 te bouwen woningen in Geerpark. Dit maximumaantal wijzigt niet, zodat de resultaten van de eerder genoemde onderzoeken onverkort van toepassing blijven.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 lid 2 sub a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat bij stedelijke ontwikkelingen ook moet worden gekeken naar de regionale behoefte van een project.

De onderligger voor de woningbehoefte is de bevolkings- en woningbehoeftenprognose van de provincie Noord-Brabant van begin 2012. Deze prognose loopt tot en met 2030. Volgens die prognose blijft Heusden qua inwoneraantal groeien en zal de woningvoorraad in de gemeente Heusden relatief zelfs meer moeten groeien; met 3.770 woningen in de periode 2012 - 2030. In 2012 zijn daarvan 143 woningen gerealiseerd, en 2013 nog 66 woningen. De totaal gewenste groei voor 2014 t/m 2030 is daarmee 3.561 (3770-143-66). De beoogde groei van het aantal woningen is vooral om de voorziene eigen bevolkingsgroei op te vangen en het grotere aantal kleine huishoudens, waardoor de woningbezetting daalt. Daarnaast heeft Heusden ook een taak in de regionale woninggroei.

Er is een behoorlijke vraag naar woningen en er is dan ook ruimte om de plannen zoals in Geerpark te ontwikkelen, zij het dat enige flexibiliteit gewenst is.

In sub b. van artikel 3.1.6. lid Bro staat dat de actuele regionale behoefte ook moet worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied (bijvoorbeeld door transformatie). Daar is bij dit project sprake van. Dit bouwplan voldoet aan artikel 3.1.6 lid 2 Bro.

3.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor Geerpark is een exploitatieplan vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt tevens een herziening van het exploitatieplan vastgesteld.

3.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 26 maart 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er is één zienswijze ontvangen. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de bijlage 'Nota zienswijzen en wijzigingen'. Naast de beantwoording van de zienswijze zijn er enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.Ook deze staan in de genoemdenota staan.

Bijlage 1 Nota Zienswijzen En Wijzigingen

Bijlage 1 Nota zienswijzen en wijzigingen