KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Leiding - Water
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestemmingsplan Heusden Buitengebied
2.2 Bestemmingsplan Buitengebied Vlijmen
2.3 Verordening Ruimte Noord-brabant 2014
2.4 Ontwikkelingsvisie Buitengebied
2.5 Uitgangspunten Voor Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Gevolgen Van De Herziening
3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
3.3 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Plansystematiek
4.2 Opbouw Regels

Bestemmingsplan Vaartweg

Bestemmingsplan - gemeente Heusden

Vastgesteld op 23-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. a. plan:
    het bestemmingsplan Vaartweg met identificatienummer NL.IMRO.0797.PHHBG1-VG01 van de gemeente Heusden;
  2. b. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
  3. c. aanduiding:
    een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  4. d. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  5. e. aardkundige waarden:
    landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, (grond)waterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
  6. f. abiotische waarden:
    het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);
  7. g. archeologisch onderzoek:
    onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
  8. h. archeologische verwachtingswaarden:
    gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
  9. i. archeologische waarden:
    waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
  10. j. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  11. k. bestaand:
    1. 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
    2. 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
  1. l. bestemmingsgrens:
    de grens van een bestemmingsvlak;
  2. m. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  3. n. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  4. o. bouwwerk:
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
  5. p. cultuurhistorische waarde:
    de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
  6. q. deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
    een door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon of organisatie die beschikt over de in de beroepsgroep geldende kwalificaties;
  1. r. erkende partij:
    een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
  1. s. functie:
    doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
  2. t. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  3. u. hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen:
    teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
  4. v. hoofdfunctie:
    een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
  5. w. hoofdgebouw:
    een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
  6. x. houtteelt:
    de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
  7. y. hydrologische waarde:
    gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied;
  8. z. kas:
    agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;
  9. aa. kelder:
    een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk;
  10. ab. lage (teelt)ondersteunende voorzieningen:
    (teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 m Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton of anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen), insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten;
  11. ac. landschapselementen:
    ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;
  12. ad. landschapswaarden:
    de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking;
  13. ae. molen:
    inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht;
  14. af. molenbedrijf:
    bedrijf gericht op het gebruik van een molen als zodanig;
  15. ag. natuurwaarden:
    de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);
  16. ah. opgraving:
    de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
  17. ai. perceelsgrens:
    de grens van een perceel;
  18. aj. prostitutie:
    het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
  19. ak. raamprostitutie:
    een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
  20. al. seksinrichting:
    een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  21. am. (teelt)ondersteunende voorzieningen:
    (teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;
  22. an. (teelt)ondersteunende kas:
    een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 m);
  23. ao. tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:
    teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, regenkappen, palen, vraatnetten en boomteelthekken;
  24. ap. waterhuishoudkundige voorzieningen:
    voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
  25. aq. werk:
    een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
  26. ar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
  3. c. oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  1. d. peil:
    1. 1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. het behoud en het herstel van de visuele openheid met landschappelijke waarden, ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
  3. c. hobbymatig houden van dieren en/ of het telen van gewassen;

met de daarbij behorende:

  1. d. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  2. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
  3. f. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
  4. g. tuinen, erven en verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Leiding - Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse watertransportleidingen;
  2. b. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.

4.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse afvalwatertransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

  1. a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
  2. b. het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of deze waarden weliswaar aanwezig zijn, maar deze niet worden geschaad, met dien verstande dat een geen archeologisch onderzoek is vereist in het geval dat:

  1. a. een bouwplan voor gebouwen en/of bouwwerken geen grotere oppervlakte heeft dan 5.000 m2 dan wel waarbinnen de bodem tot ten hoogste 50 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
  2. b. een gebouw of ander bouwwerk wordt gebouwd op een bestaande fundering en er buiten 1 m uit deze fundering geen bodemverstoring plaats vindt.

5.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat dit niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  2. b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, mag slechts worden afgeweken met een omgevingsvergunning indien aan de vergunning een, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een erkende partij die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en onder toezicht van de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  3. c. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 5.3, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Waarde - archeologie 4 wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

7.2 Bouwen langs wegen

  1. a. Op de gronden buiten de bebouwde kom, gelegen binnen de volgende afstanden:
    1. 1. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
    2. 2. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;

mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd;

  1. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing , mits;
    1. 1. door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord;
    2. 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het innemen van een standplaats ten behoeve van het plaatsen van een caravan.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 overige zone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - boringsvrije zone' zijn de gronden mede aangewezen ten behoeve van het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.

9.2 overige zone - attentiegebied ehs

9.3 overige zone - cultuurhistorisch vlak

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.

9.4 overige zone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden.

9.5 vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  2. b. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
    2. 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    3. 3. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 m;
    4. 4. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Vaartweg'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Heusden Buitengebied' is op 18 december 2012 door de gemeenteraad van Heusden vastgesteld.

Het betreft een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan met enkele particuliere initiatieven wat voldoet aan de landelijke regels voor ruimtelijke plannen. De raad heeft met dit plan gezorgd voor een digitaal raadpleegbaar plan. Het plan voorziet in een ruimtelijk kader voor een periode van 10 jaar. Voor het grootste deel van het plangebied is er vooralsnog geen aanleiding om dit plan te wijzigen. Toch vereisen enkele omstandigheden een herziening van het bestemmingsplan.

Een aantal percelen aan de Vaartweg ten zuiden van Nieuwkuijk zijn in het bestemmingsplan Heusden Buitengebied bestemd als 'Natuur', terwijl het huidige grondgebruik agrarische cultuurgrond is. Het doel van deze herziening is dan ook om recht te doen aan deze bestaande situatie door het opnemen van een agrarische bestemming voor deze percelen.

Het voorliggende bestemmingsplan Vaartweg voorziet daarin.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Een aantal percelen zijn in het bestemmingsplan Heusden Buitengebied bestemd als 'Natuur', terwijl het huidige grondgebruik agrarische cultuurgrond is. Het betreft de kadastrale percelen gemeente Vlijmen, sectie P nummers 283 (deels), 349, 350, 351, 353, 389, 390, 786, en 787.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PHHBG1-VG01_0001.png"

Ligging percelen

2.1 Bestemmingsplan Heusden Buitengebied

De percelen zijn in het bestemmingsplan Heusden Buitengebied (vastgesteld 18 december 2012) ten bestemd als 'Natuur' met de nadere gebiedsaanduidingen 'boringsvrije zone', 'vrijwaringszone-molenbiotoop', attentiegebied EHS', 'groenblauwe mantel' en 'cultuurhistorisch vlak'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PHHBG1-VG01_0002.png"

Bestemmingsplan Heusden Buitengebied met begrenzing plangebied (rode lijn)

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. 1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur/landschapselementen/bos en de bijbehorende groeiplaats;
  2. 2. extensief agrarisch gebruik;
  3. 3. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
  5. 5. extensief recreatief medegebruik;
  6. 6. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;
  7. 7. herstel van het hydrologisch systeem.

Agrarisch gebruik is op grond van de bestemming 'Natuur' niet toegestaan.

2.2 Bestemmingsplan Buitengebied Vlijmen

In het bestemmingsplan Buitengebied Vlijmen (vastgesteld 22 april 1991 en goedgekeurd op 10 december 1991) is een bestemming 'Agrarisch gebied' met hoge landschappelijke waarden (lo+h) en tevens een deel kernrandgebied (lo+h+kr) opgenomen voor de betreffende percelen. De volgende werken en werkzaamheden zijn toegestaan (artikel 5 lid C. onder II. e.):

  • éénrijige populieren of wilgen, geen knotwilgen zijnde;
  • vruchtbomen en windschermen rond boomgaarden;
  • kweekgoed;
  • houtopstanden aan te merken als meerjarige gewassen bedoeld voor houtteelt en houtwinning;
  • fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstboom.

De volgende werken en werkzaamheden zijn niet toegestaan:

  1. 1. het vellen of rooien van houtopstanden;
  2. 2. het aanbrengen van hakhoutwallen en andere aaneengesloten houtopstanden.

Op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied Vlijmen is agrarisch grondgebruik toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0797.PHHBG1-VG01_0003.png"

Bestemmingsplan Buitengebied Vlijmen met begrenzing plangebied (rode lijn)

2.3 Verordening Ruimte Noord-brabant 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening Ruimte 2014 in werking is getreden. De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. In de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014 zijn de betreffende percelen voorzien van de aanduidingen:

Attentiegebied ecologische hoofdstructuur

Voor deze gronden zijn geen fysieke ingrepen mogelijk met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur. Nadere regels dienen gesteld te worden ten aanzien van de volgende werken en werkzaamheden:

  • het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
  • het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • het buiten een agrarisch bouwblok aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

Groenblauwe mantel

De gronden dienen mede tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied. Regels dienen opgenomen te worden ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden.

Cultuurhistorisch vlak

Bescherming dient plaats te vinden van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de gebieden.

Regulier agrarisch grondgebruik ter plaatse van deze percelen is mogelijk op basis van de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014. Voor specifieke werken en werkzaamheden zijn reeds in het bestemmingsplan Heusden Buitengebied beschermende regelingen opgenomen, door middel van gebiedsaanduidingen. Deze worden één op één overgenomen.

2.4 Ontwikkelingsvisie Buitengebied

De gemeente Heusden heeft een integrale Ontwikkelingsvisie opgesteld voor het buitengebied. Deze is op 20 juli 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Vertaling heeft plaatsgevonden in het bestemmingsplan Heusden Buitengebied. Aangewezen gebieden, waaronder de betreffende percelen met hoge landschapswaarden, zijn voorzien van een nadere aanduiding 'openheid' in het bestemmingsplan. Het aanbrengen van opgaande beplanting kan invloed hebben op de openheid en is daarom gekoppeld aan een vereiste van een omgevingsvergunning. Deze werkzaamheden zijn dus niet bij voorbaat onverenigbaar met de bestemming, maar daarvoor is wel een nadere afweging noodzakelijk.

2.5 Uitgangspunten Voor Het Bestemmingsplan

Gelet op het huidige gebruik van de gronden als agrarische cultuurgrond, de gebruiksmogelijkheden op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan en gelet op het feit dat er geen beperkingen gelden op basis van provinciale regelgeving (Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014) kan een agrarische bestemming worden opgenomen met een nadere aanduiding 'openheid', voor de betreffende percelen (gemeente Vlijmen, sectie P nummers 283 (deels), 349, 350, 351, 353, 389, 390, 786 en 787).

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Gevolgen Van De Herziening

De herziening is in lijn met het van toepassing zijnde provinciaal beleid (Verordening Ruimte 2014) en het gemeentelijk beleid (Ontwikkelingsvisie Buitengebied). De verandering van de bestemming heeft verder geen gevolgen voor de uitvoeringsaspecten, zoals bodemkwaliteit, archeologie, milieuhinder, water en dergelijke.

3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Aangezien deze herziening slechts een geringe aanpassing van de vigerende bestemmingsregeling betreft, wordt conform de gemeentelijke inspraakverordening, afgezien van een ter inzage legging van een voorontwerp.

3.3 Economische Uitvoerbaarheid

In artikel 6.12 Wro is bepaald dat een exploitatieplan vastgesteld dient te worden voor gronden waarvoor men voornemens is een bouwplan op te stellen. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is het bouwplan gedefinieerd.
In het onderhavige bestemmingsplan is geen bouwplan voorzien als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.

De kosten voor de bestemmingsplanwijziging komen ten laste van de gemeente Heusden. De financiële uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd.

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

4.1 Plansystematiek

In dit nieuwe bestemmingsplan zijn begrippen en termen gehanteerd die zijn voorgeschreven door de Wro, het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) en SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen) en door de (Invoeringswet) Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) per 1 oktober 2010.

4.2 Opbouw Regels

Het hoofdstuk inleidende regels omvat de artikelen met betrekking tot de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. In artikel 1 'begrippen' worden begrippen uit de planregels verklaard. In artikel 2 'wijze van meten' wordt beschreven hoe de maatvoering (bijvoorbeeld de goothoogte en de bouwhoogte) moet worden gemeten. In de bestemmingsregels zijn de regels voor de bestemming Agrarisch, Leiding -Water en Waarde - Archeologie 4 opgenomen.

Agrarisch
Binnen deze bestemming zijn agrarische doeleinden toegestaan, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen.

Leiding - Water en Waarde - Archeologie 4

De bestemmingen Leiding - Water en Waarde - Archeologie 4 en bijbehorende regelingen zijn één op één overgenomen uit het bestemmingsplan Heusden Buitengebied.

Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

Het artikel "Anti-dubbeltelregel" bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Deze regel met deze formulering is verplicht gesteld in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

Algemene bouwregels
In dit artikel is vastgelegd dat bestaande, legaal tot stand gekomen bebouwing is toegestaan, ook als deze in strijd is met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene gebruiksregels
In deze bepalingen zijn enkele gebruiksvormen aangegeven, die in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt. Het gebruiksverbod zelf is geregeld in artikel 7.10 van de Wro.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene mogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken.

Procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen bij toepassing van nadere eisen. De procedureregels vloeien voort uit de bepaling in artikel 3.6, lid 5 Wro: 'belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen afwijking bij een omgevingsvergunning of nadere eis naar voren te brengen'.

Overgangs- en slotregels
In de overgangsbepalingen is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Deze bepalingen met deze formulering zijn verplicht gesteld in het Bro.

In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.