Vendreef 2, Vlijmen
Bestemmingsplan - Gemeente Heusden
Vastgesteld op 18-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Vendreef 2, Vlijmen met identificatienummer NL.IMRO.0797.vendreef2-VG01 van de gemeente Heusden
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.4 afhankelijke woonruimte
een (gedeelte van een) gebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van het huishouden uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is
1.5 agrarisch-technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking
1.6 agrarisch bedrijf
bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren;
1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde
1.8 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is
1.11 bestaand
- bij bouwwerken: op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.14 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning
1.15 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
1.16 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt is of geschikt te maken is
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
1.21 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond
1.24 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied
1.25 ecologische hoofdstructuur (EHS)
samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.27 gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, welke niet door gebouwen mag worden overschreden
1.28 groene hoofdstructuur (GHS)
een samenhangend netwerk van alle natuur- en bosgebieden, landbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden
1.29 grondveredelingsbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het zeven en mengen van zand en grond met onder meer droge mest en kalk
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken
1.31 landschappelijke inpassing
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten
1.32 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband
1.33 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar
1.34 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de lijst van de bedrijven, bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals deze is opgenomen als bijlage, behorende bij deze regels
1.35 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
1.36 voorgevel
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel is er slechts sprake van één voorgevel)
1.37 voorgevellijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen
1.38 water
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen
1.39 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding
Artikel 2 Wijze Van Meten
- a. Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- 1. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk; - 2. bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen; - 3. bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming; - 4. bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; - 5. breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren; - 6. dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak; - 7. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; - 8. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; - 9. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; - 10. peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
- 1. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
- b. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
- c. Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
- b. het behoud en het herstel van de visuele openheid met landschappelijke waarden, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid';
- c. extensief recreatief medegebruik;
- d. hobbymatig houden van dieren en/of het telen van gewassen;
- e. inritten ten behoeve van het aangrenzende bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
- f. parkeer- en rangeerterrein en opslag ten behoeve van het aangrenzende bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeren, rangeren, opslaan';
met de daarbij behorende:
- g. paden en wegen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
- i. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- j. tuinen, erven en verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een grondveredelingsbedrijf;
- b. een bedrijfswoning;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. tuinen, erven en verhardingen;
- e. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen;
- f. water en waterhuishoudkundige doeleinden.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:
- a. voor een verantwoorde en evenwichtige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het landschappelijk en stedenbouwkundig beeld;
- b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijgebouwen bij de bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m²;
- 2. er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
- b. Indien de kwaliteitsverbetering zoals voorgeschreven onder a niet of niet geheel uitvoerbaar blijkt te zijn voor initiatiefnemer, dan kan met het verzoek om afwijking van het plan slechts worden ingestemd indien een passende financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsfonds is verzekerd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een ander type bedrijf, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Het andere bedrijf betreft een categorie 1- of 2-bedrijf zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven.
- b. Het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven, zelfstandige kantoorvoorziening en een zelfstandige detailhandelsvoorziening van meer dan 200 m².
- c. De aanduiding 'speciefieke vorm van bedrijf - parkeren, rangeren, opslag' ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch' vervalt en het betreffende gebruik wordt ter plaatse beëindigd.
- d. Er is sprake van een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van de bodem en/of water en/of natuur en/of landschap en/of cultuurhistorie van het gebied, waarbij wordt getoetst aan de ontwerprichtlijnen uit hoofdstuk 4 van de Ontwikkelingsvisie buitengebied, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 juli 2010 en aanvrager zich jegens de gemeente heeft verplicht om deze kwaliteitsverbetering uit te voeren en in stand te houden.
- e. Indien de kwaliteitsverbetering zoals voorgeschreven onder d niet of niet geheel uitvoerbaar blijkt te zijn voor initiatiefnemer, dan kan met de wijziging worden ingestemd indien een passende financiële bijdrage in het gemeentelijke landschapsfonds is verzekerd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
6.2 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
- a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
- b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 meter onder peil.
6.3 Bouwen langs wegen
- a. Op de gronden buiten de bebouwde kom, gelegen binnen 15 meter uit de as van elke rijbaan van overige ontsluitingswegen mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing, mits;
- 1. door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord;
- 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat kan worden voldaan aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
- c. het innemen van een standplaats ten behoeve van het plaatsen van een caravan.
7.2 Niet strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het plan wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van 'bed & breakfast', mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
- a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdbebouwing en de daaraan gebouwde of vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
- b. het aantal personen ten behoeve van wie de recreatieve verblijfsvoorzieningen wordt uitgeoefend mag niet meer bedragen dan 10;
- c. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m² van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein;
7.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1
onder b en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
- a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
- d. het bevoegd gezag de omgevingsvergunning intrekt indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Overige zone - attentiegebied nnb
8.2 Overige zone - cultuurhistorisch vlak
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.
8.3 Overige zone - groenblauwe mantel
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- b. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
- c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 meter;
- 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 meter;
- 3. ten behoeve van windturbines tot niet meer dan 20 meter;
- 4. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 meter;
- d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Afwijken Wro
Met betrekking tot de voorbereiding van afwijken bij een omgevingsvergunning en het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door het bevoegd gezag, geldt de volgende procedure:
- a. het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad en van dit voornemen wordt tevens langs elektronische weg kennisgegeven;
- b. het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage op het gemeentehuis;
- c. gedurende de periode van de ter-inzage-legging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het bevoegd gezag;
- d. na afloop van de termijn van de terinzagelegging beslist het bevoegd gezag omtrent het afwijken bij een omgevingsvergunning respectievelijk nadere eisen.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Parkeren
De regels deel uitmakende van het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren Heusden" (NL.IMRO.0797.BPParapluParkeren-VG01), vastgesteld op 18 september 2018, zijn mede van toepassing op dit plan en dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Vendreef 2, Vlijmen'
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Vendreef 2, Vlijmen" van de gemeente Heusden.
1.1 Aanleiding En Doel
Aan de Middelweg te Nieuwkuijk is het bedrijf Peter Dekkers Grondwerken gevestigd. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het aanleggen van tuinen, parken, sportvelden en openbare ruimten.
Het bedrijf wil zich gaan toeleggen op het veredelen van grond, waarbij teelaarde wordt gemengd met andere grondsoorten en/of droge meststoffen, voor verwerking op locatie. Omdat de grondveredeling een behoorlijk ruimtebeslag vraagt, is de huidige bedrijfslocatie te klein. De vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie Vendreef 2 in het buitengebied ten zuiden van Vlijmen is qua omvang en ligging gunstig om het bedrijf naartoe te verplaatsen.
Het vigerende bestemmingsplan "Heusden Buitengebied" en bijbehorende partiële herzieningen staan de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf ter plaatse niet toe. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vlijmen, sectie P, nummers 832, 833 en 835. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 2,5 hectare.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeren het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied", vastgesteld door de gemeenteraad op 12 december 2012, en verschillende reparatieplannen en partiële herzieningen. De meest recente partiële herziening betreft het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 3de herziening", vastgesteld door de gemeenteraad op 27 september 2016. Onderstaande afbeeldingen geven uitsneden van beide bestemmingsplannen. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING BESTEMMINGSPLAN "HEUSDEN BUITENGEBIED"
UITSNEDE VERBEELDING BESTEMMINGSPLAN "HEUSDEN BUITENGEBIED, 3DE HERZIENING"
Omdat het bestemmingsplan "Heusden Buitengebied, 3de herziening" een geconsolideerde planregelset bevat, volstaat toetsing aan die betreffende planregels.
De gronden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch', onder meer bedoeld voor grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten. Binnen het plangebied ligt voorts een bouwvlak met een oppervlakte van circa 1,3 hectare, waarbinnen een agrarisch bedrijf gevestigd mag worden.
Voorts gelden de volgende gebiedsaanduidingen:
- 'overige zone - attentiegebied ehs': bevat regels ter voorkoming van verlaging van de grondwaterstand in het nabijgelegen Natuurnetwerk Brabant (voorheen ecologische hoofdstructuur (ehs));
- 'overige zone - beperkingen veehouderij': voorkomt uitbreiding van bebouwing van veehouderijen;
- 'overige zone - cultuurhistorisch vlak': bevat regels voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden;
- 'overige zone - groenblauwe mantel': bevat algemene regels voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden
- 'overige zone - openheid': bevat regels voor het beoordelen van de effecten op de openheid van het landschap bij bepaalde werken en werkzaamheden.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
2.1 Geschiedenis
Het plangebied en de omgeving kennen een relatief jonge geschiedenis van betrokkenheid van de mens. Die geschiedenis begint aan het einde van de negentiende eeuw toen het laaggelegen, moerassige gebied van het Vlijmensche Ven voor de landbouw werd ontgonnen. Hiertoe werd in het gebied een fijnmazig en regelmatig patroon van slootjes en weteringen aangelegd om het gebied voldoende droog te leggen. Gedurende de twintigste eeuw werd dit patroon nog verder verdicht. Het gebied bleef nog lang onbebouwd.
In de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw vond een flinke schaalvergroting plaats, met name ten zuiden van de Vlijmensche Vensche Hoofdloop. In die periode werd ook de Vendreef aangelegd en werden diverse veehouderijen gesticht, onder andere de veehouderij binnen onderhavig plangebied.
Circa tien jaar geleden is het plan opgepakt om delen van het Vlijmensche Ven weer een natuurbestemming te geven, met name de gebieden ten noorden van de Vlijmensche Vensche Hoofdloop. Hiertoe werd de bodem over grote delen van het gebied weer verlaagd en verarmd door het verwijderen van de voedselrijke humuslaag, en werd de grondwaterstand omhoog gebracht om weer een moerassig karakter te krijgen. In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van omzetting van agrarische grond naar natuurgebied.
Onderstaande afbeeldingen tonen de ontwikkeling van het gebied.
TOPOGRAFISCHE ONTWIKKELING PLANGEBIED EN OMGEVING
2.2 Wijdere Omgeving
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Het plangebied is onderdeel van het Vlijmensche Ven, het gebied tussen de ringdijk ten zijden van de kern Vlijmen en het Drongelens Kanaal. Het gebied heeft een zeer open karakter en een grootschalige verkaveling, en is tot voor kort nagenoeg volledig in gebruik geweest voor de beweiding van koeien en de teelt van maïs.
Het gebied dat grofweg ten noorden van de Vlijmensche Vensche Hoofdloop ligt krijgt - zoals vermeld - momenteel zijn oorspronkelijke natuurfunctie terug, door het aanbrengen van vochtig hooiland en kruidenrijk grasland.
Het gebied wordt doorsneden door de Vendreef, waaraan enkele agrarische bedrijven liggen die voornamelijk op de melkproductie gericht zijn. Enkele melkveehouderijen, waaronder die binnen onderhavig plangebied, hebben hun agrarische activiteiten recent beëindigd.
2.3 Directe Omgeving En Plangebied
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
2.3.1 Bebouwing en functies
De voormalige melkveehouderij binnen het plangebied is onderdeel van een cluster van (voormalige) veehouderijen in het open landschap.
Zoals vermeld zijn de agrarische activiteiten al enkele jaren geleden beëindigd. Het bedrijf omvatte circa 2.600 m² bedrijfsopstallen en circa 2.000 m² verharding.
Op de luchtfoto is te zien dat de daken van de stallen gehaald zijn. Inmiddels zijn ook de muren en overige delen van de stallen verwijderd. De voormalige bedrijfswoning is behouden.
2.3.2 Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten door de Vendreef, een landbouwweg met een beperkte doorgaande functie tussen Vlijmen en Cromvoirt. Er is sprake van één inrit naar het perceel.
2.3.3 Groen en water
Het gebied heeft een zeer open karakter met een rationeel slotenpatroon dat haaks op de Vendreef ligt. Langs de zuidzijde van de Vendreef staat een eenzijdige beplanting van eiken. Voorts is er langs en op de agrarische percelen een beperkte hoeveelheid opgaande beplanting aanwezig. Opvallend hierbij is dat de achterkanten van de bedrijfspercelen een directe relatie met het open agrarische achterland hebben. De erfbeplanting binnen het plangebied is door achterstallig onderhoud flink doorgeschoten.
Langs de Vendreef ligt een smalle greppel. Op de zijdelingse perceelgrenzen liggen waterlopen met een B-status.
Hoofdstuk 3 Plan
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
3.1 Bedrijfsplan
Het bedrijf Peter Dekkers Grondwerken, gevestigd aan de Middelweg 36 te Nieuwkuijk, verzorgt thans voornamelijk grond- en graafwerkzaamheden voor de aanleg van onder meer parken, sporttereinen en natuurgebieden.
Het bedrijf heeft recent een systeem ontwikkeld voor het aanlegen van een bodemlaag waarin de grondwaterstand eenvoudig geregeld kan worden - een noviteit! Dit systeem is uitermate geschikt voor de aanleg van parken, stedelijk groen en sportvelden. Bij de aanleg wordt een cunet gegraven dat voorzien wordt van een folielaag en waarop voorts een laag zand of grond met de gewenste samenstelling wordt aangebracht. Dat samenstellen van zand en grond wordt grondveredeling genoemd.
Het grondveredelingsproces bestaat uit het zeven en mengen van verschillende soorten zand en grond. Daarnaast kan droge mest of kalk worden toegevoegd. Het zeven en mengen moet onder droge omstandigheden en derhalve inpandig plaatsvinden. De opslag van grondstoffen en gereed product vindt plaats in afgedekte depots op het bedrijfsterrein.
Peter Dekkers Grondwerken wil zich in de toekomst uitsluitend gaan toeleggen op de grondveredeling. Hiervoor is een flink bedrijfsperceel nodig, voor onder meer gebouw en opslag. Omdat er sprake is van de verwerking van mest - hetgeen een beperkte geurbelasting geeft - is situering van het bedrijf in agrarisch gebied noodzakelijk. De huidige situatie aan de Middelweg is onvoldoende groot en ligt nabij bedrijven en woningen.
De voormalige agrarisch bedrijfslocatie Vendreef 2 heeft voldoende omvang voor Peter Dekkers Grondwerken en ligt op grote afstand van de bebouwde kom. Deze locatie vormt een geschikte plek voor de verplaatsing van het bedrijf.
Het bedrijf zal maximaal circa 20.000 m³ grondstoffen per jaar verwerken tot veredelde grond. Het bedrijf biedt ruimte aan 4 tot 6 arbeidsplaatsen.
3.2 Inrichtingsplan
Bijlage 1 bevat de inrichtingsschets op hoofdlijnen van het plangebied.
Het inrichtingsplan bestaat uit:
- 1. het oprichten van bedrijfshal A voor het grondveredelingsproces;
- 2. het oprichten van bedrijfshal B voor de opslag van materieel, kantoor en personeelsruimten;
- 3. het aanbrengen van sleufsilo's voor de opslag van de grondstoffen (onder meer zand/grond, droge mest, kalk);
- 4. het aanleggen van een buitenterrein voor transporten tussen de sleufsilo's en bedrijfshallen;
- 5. het hergebruiken van de bestaande bedrijfswoning en het realiseren van een nieuw bijgebouw bij de bedrijfswoning;
- 6. het aanleggen/verplaatsen van twee inritten (bedrijf en bedrijfswoning);
- 7. het aanbrengen van een flinke landschappelijke inpassing in de vorm van groen, een grondwal en oppervlaktewater.
Kenmerkend voor de agrarische bedrijven in het Vlijmensch Ven is de opbouw van het perceel. Langs de weg is veelal een onbebouwde zone van zo'n 15 tot 25 meter waar de tuin, de parkeervoorzieningen en/of de terreinverharding liggen. De bedrijfswoning met de bijbehorende tuin staat vóór op het perceel met daarachter en daarnaast de grootschalige bedrijfsbebouwing. De buitenopslag in de vorm van (sleuf)silo's bevindt zich vaak weer achter de bedrijfsbebouwing, uit het zicht vanaf de openbare weg. Vanaf het werkperceel is vaak een directe en open relatie met het agrarische achterland.
Binnen het plangebied is gekozen voor dezelfde perceelindeling. In de zuidwesthoek van het perceel staat de bedrijfswoning met een bijgebouw op een afstand van circa 25 meter tot de Vendreef. Daarnaast staan de twee bedrijfshallen. Deze staan op een afstand van circa 35 meter tot de rand van de weg. Daarachter vindt de opslag in de sleufsilo's plaats. Er ligt zodoende een brede, open bufferzone tussen de openbare weg en het bedrijfsperceel. Rondom de bedrijfshallen ligt het terrein voor parkeren en rangeren.
3.2.1 Bedrijfshal A
In bedrijfshal A worden de volgende handelingen verricht:
- het opslaan en drogen van aangeleverde grond;
- het trommelen en zeven van de aangeleverde grond (er zullen geen puin en stenen worden gezeefd);
- mengen van de diverse grondsoorten al of niet met mest of kalk;
- het opslaan van het gerede product.
De bedrijfshal krijgt een bijzondere vormgeving, waarbij de constructie aan de buitenzijde van het gebouw wordt gerealiseerd. Hiermee ontstaat in het gebouw een volledig gladde werkruimte, waardoor het schoonspuiten ervan eenvoudig is en het gebouw snel gereed gemaakt kan worden voor een nieuwe partij te veredelen grond (met een andere samenstelling).
Bedrijfshal A heeft een oppervlakte van circa 875 m². De goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 8,8 meter respectievelijk 10,5 meter. De bouwhoogte van de constructie bedraagt 11,5 meter. Deze hoogten zijn nodig voor het manoeuvreren van de kraan waarmee de grondstoffen worden bewerkt. De constructie van het gebouw aan de buitenzijde maakt dat de hoogten van het gebouw beperkter zijn dan in het geval van een inwendige constructie.
De conctructie van de hal bestaat uit gegalvaniseerd staal dat meekleurt met de lucht en daardoor deels wegvalt tegen de achtergrond.
De onderste vier meter van de gevels bestaan uit beton. Daarboven wordt een semitransparante gevelbekleding aangebracht. Tegen de voorgevel van het gebouw komt een strook van gras en klimop, waarbij het eigen eb- en vloedsysteem (zie paragraaf 3.1) wordt toegepast. Hiermee wordt de harde gevel van de hal verzacht.
3.2.2 Bedrijfshal B
In bedrijfshal B wordt het materieel geparkeerd, zodat het droog en veilig kan staan. Het materieel bestaat uit onder meer twee graafmachines, twee loaders, een minitractor en een minigraver.
Bedrijfshal B heeft dezelfde uiterlijke vormgeving als bedrijfshal A, maar is een maatje kleiner. De goot- en nokhoogte van het gebouw bedragen respectievelijk maximaal 7 en maximaal 8,5 meter. De constructie reikt tot maximaal 9,5 meter hoogte. De oppervlakte van bedrijfshal B bedraagt 660 m².
Vóór de bedrijfshal wordt een uitbouw over twee bouwlagen geplaatst, ten behoeve van het kantoor en de personeelsruimten (met onder meer een kantine en kleedruimten). Deze 'uitbouw' staat enigszins los van de bedrijfshal, maar wordt met een overdekte 'tussenstraat' met de hal verbonden. Deze tussenstraat zorgt voor een geluiddempende werking en laat licht toe in het gebouw.
3.2.3 Sleufsilo's
In de sleufsilo's op het terrein zullen de volgende hoeveelheden grondstoffen worden opgeslagen:
- maximaal 2.500 m³ schone grond, zonder toevoeging van chemicaliën;
- maximaal 40 ton kalk;
- maximaal 75 m³ mest van verschillende herkomst, zoals droge kippenmest, koeienmest en paardenmest. De mest moet onder droge condities worden opgeslagen, omdat anders verwerking/vermenging niet mogelijk is;
- maximaal 100 m³ aan overige grondstoffen, zoals schone compost en turf.
De sleufsilo's worden uitgevoerd in beton en hebben een oppervlakte van circa 1.300 m² en een maximale hoogte van 4 meter.
3.2.4 Buitenterrein
Tussen de bedrijfsgebouwen en de sleufsilo's wordt verharding aangebracht voor de transporten van de grondstoffen en eindproducten van en naar de sleufsilo's en de verwerkingshal A. Ten behoeve van dit bedrijf wordt ook 3.575 m² verharding buiten de bedrijfsbestemming toegestaan. In het geval er een functieverandering gaat plaatsvinden, moet deze verharding weer worden verwijderd.
De totale oppervlakte van het nieuwe bedrijf bedraagt 8.575 m².
3.2.5 Bedrijfswoning
De bestaande agrarische bedrijfswoning wordt hergebruikt als bedrijfswoning bij het nieuwe bedrijf. De inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
Bij de bedrijfswoning wordt een nieuw bijgebouw gebouwd met een oppervlakte van maximaal 100 m².
De gronden rondom de bedrijfswoning worden ingericht als tuin.
3.2.6 Landschappelijke inpassing
Het bedrijf zal op een gebiedseigen wijze landschappelijk worden ingepast. In de zone rondom het bedrijf wordt opgaand groen aangebracht en worden voorzieningen ten behoeve van de waterberging gerealiseerd. De landschappelijke inpassing is uitgewerkt in een beplantingsplan (zie paragraaf 3.3).
3.3 Beplantingsplan
3.3.1 Beplantingsplan
Het gebied Vlijmensch Ven, waarvan het bedrijfsperceel onderdeel is, heeft een grootschalig en robuust karakter met een grote openheid en lange lijnen. Het is wenselijk dat de landschappelijke inrichting aansluit bij deze gebiedskarakteristiek.
Het feitelijke bedrijfsperceel met bebouwing, opslag en terreinverharding ligt op een afstand van de weg waardoor er een gazonstrook van circa 25 meter tussen het perceel en de weg ligt. De bestaande smalle sloten langs de Vendreef worden behouden. In deze zone worden solitaire bomen en boomgroepen aangeplant om de bebouwing vanaf de weg enigszins te camoufleren. Aan weerszijden van de entree naar het bedrijfsterrein komt een groep van drie meerstammige, transparante bomen (bijv. krentenboompjes) te staan om de entree te markeren. Verder komen in deze strook enkele solitaire lindebomen. Een (beuken)haag, in aansluiting op de hagen van het buurperceel Vendreef 4, neemt de parkeerplaatsen voor het kantoor uit het zicht.
Aan de noordoostzijde van het bedrijfsterrein wordt een lage aarden wal (max. 1 m) aangebracht. In lijn met de haakse verkavelingsrichting van dit deel van het Vlijmensch Ven wordt een houtsingel op de aarden wal aangeplant. Hiermee wordt het zicht op het bedrijfsterrein weggenomen. De singel bestaat uit gebiedseigen soorten (linde, es, eik) met enkele groenblijvende struiken (hulst). Verder is gekozen voor soorten die geen doorns hebben. Vanuit de bedrijfsvoering zijn berken niet wenselijk. Deze houtwal kan een belangrijke ecologische functie gaan vervullen.
De achterste perceelgrens wordt vrij gehouden van opgaande beplanting om de directe relatie met het open agrarische achterland te behouden. Ook tussen de houtwal en de bebouwing blijft een zicht naar het open achterland behouden.
De tuin bij de bedrijfswoning wordt afgeschermd door middel van een taxushaag van 2 meter hoog aan de westzijde en een grotendeels groenblijvende struweelsingel met hulst en taxus aan de zijde van het bedrijf. Deze zal een uitgroeihoogte van circa 3 meter krijgen. Vanuit de woning is een vrij zicht op het achterland.
Achter het bedrijfsperceel en de tuin wordt een waterpartij met natuurvriendelijke oevers aangelegd. Deze poel dient als waterberging en biedt een potentiële biotoop voor waterminnende soorten.
3.3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap
In de algemeen geldende regels van de provinciale Verordening ruimte (paragraaf 4.2.2.3) is een verplichting opgenomen ten aanzien het leveren van een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap in relatie tot voorliggend bestemmingsplan, waarbij gebruik is gemaakt van de "Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap" (2011). Aan de orde komen:
- mate van kwaliteitsverbetering;
- wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie);
- zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering).
3.4 Verkeer En Parkeren
3.4.1 Verkeersgeneratie
De vestiging van het grondveredelingsbedrijf leidt tot een bepaalde verkeersgeneratie. Omdat er geen gegevens bekend zijn van het voormalige agrarische bedrijf, wordt in deze paragraaf uitsluitend de verkeersgeneratie van het nieuwe bedrijf beoordeeld. Er is daarbij een berekening gemaakt op basis van algemene kencijfers (CROW) en op basis van de verwerkte hoeveelheid grond.
Kencijfers CROW
De digitale publicatie "ASVV 2012" (CROW, 30 oktober 2012) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. In de publicatie wordt onderscheid gemaakt in verschillende stedelijkheidsgraden en deelgebieden. Voor de gemeente Heusden is de stedelijkheidsgraad "weinig stedelijk" van toepassing. Het plangebied ligt in het deelgebied "buitengebied".
Het grondveredelingsbedrijf is te kenmerken als een arbeidsextensief/bezoekersextentief bedrijf. Het kencijfer voor dit type bedrijf bij de genoemde stedelijkheidsgraad bedraagt 3,9 tot 5,7 motorvoertuigbewegingen per 100 m² bvo per etmaal. Dit is inclusief vrachtverkeer en 5% bezoekersaandeel.
De verkeersgeneratie van het bedrijf (maximaal 2.000 m² bvo) bedraagt 78 tot 114 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Praktijkcijfers
In de praktijk zal de verkeersgeneratie van het bedrijf lager zijn dan middels de kencijfers berekend. Ten behoeve van de beoordeling van het geluid op de omliggende woningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.1.2). Daaruit volgt dat in de representatieve bedrijfssituatie sprake is van maximaal 34 voertuigbewegingen van vrachtwagen, graafmachines en tractors per etmaal.
Het bedrijf heeft 4 tot 6 werknemers. Het aantal personenautobewegingen bedraagt (4 x 6 =) 24 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
De totale, maximale verkeersgeneratie bedraagt 58 motorvoertuigbewegingen per etmaal, waarvan 58,6% als gevolg van vrachtverkeer. De verkeersgeneratie is daarmee in de praktijk lager dan conform algemene kencijfers.
3.4.2 Verkeersafwikkeling
De verkeersafwikkeling zal plaatsvinden via de Vendreef. De Vendreef betreft een landbouwweg met een relatief lage verkeersintensiteit. De weg heeft voldoende technische capaciteit om het extra verkeer te kunnen verwerken.
3.4.3 Parkeren
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor een goed functioneren van het bedrijf en voorkomt overlast voor de omgeving. Voor het berekenen van het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de normen in de "Nota Parkeernormen Heusden 2016" (17 mei 2016).
Voor een arbeidsextensief/bezoekersextensief bedrijf in het gebied "rest bebouwde kom en buitengebied" bedraagt de norm 1,0 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Uitgaande van 2.000 m² bvo moeten 20 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het terrein biedt hiervoor voldoende ruimte.
Opgemerkt wordt dat er bij een volledige bedrijfsbezetting maximaal 6 personen op het bedrijfsperceel aanwezig zijn. Het feitelijke aantal benodigde parkeerplaatsen is daardoor minder dan het berekende aantal.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.
Voor onderhavig plan is het belang "Natuurnetwerk Nederland" aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Zoals hiervoor als aangegeven is het nationale belang "Natuurnetwerk Nederland" aan de orde. Conform titel 2.10 van het Barro wordt in de provinciale Verordening een exacte begrenzing van het natuurnetwerk opgenomen en worden in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden regels gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
Een toetsing een aan de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant is in paragraaf 4.2.2 opgenomen.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Analyse
In grote delen van Nederland - waaronder Midden-Brabant - is grote behoefte aan grondstoffen en bouwmaterialen voor onder meer nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen. Peter Dekkers Grondwerken levert veredelde gronde voor de aanleg van openbare groen, parken en sportterreinen, en voorziet daarmee deels in de landelijke/regionale behoefte.
Gezien de omvang en kenmerken van de bedrijfsactiviteiten is vestiging op een regulier bedrijventerrein in de regio niet mogelijk. Het gebied rond Vlijmen bevat zeer goede grondstoffen. Verplaatsing van het bedrijf naar een locatie buiten deze regio is niet wenselijk, omdat het kostenverhogend is en meer belastend voor het milieu. Derhalve wordt gebruik gemaakt van een voormalige agrarische bedrijfslocatie.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
4.2 Provinciaal Niveau
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
- Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
- Verordening ruimte 2014.
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.
Het plangebied ligt binnen de 'groenblauwe mantel', die overwegend bestaat uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. Ontwikkelingen moeten qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel passen en rekening houden met omliggende waarden. Dit wordt betrokken bij de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit.
Analyse
Het plan omvat de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf op een voormalige bedrijfslocatie. De nieuwe functie is qua invloed op de omgeving (zowel ruimtelijk als milieutechnisch) beperkter dan het voormalige agrarische bedrijf. Bovendien is spraek van een ruime landschappelijke inpassing dor middel van nieuw groen.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant
4.3 Gemeentelijk Niveau
4.3.1 Structuurvisie Gemeente Heusden
De Structuurvisie Gemeente Heusden (2009) geeft de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. Het geeft een afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen.
De Structuurvisie bevat geen beleid over het agrarisch buitengebied en de ontwikkeling van voormalige agrarische bedrijfslocaties. De ruimtelijke afweging kan niet gemaakt worden op basis van dit beleidsdocument.
4.3.2 Ontwikkelingsvisie buitengebied
De Ontwikkelingsvisie buitengebied (2010) heeft als doel als toetsingskader te fungeren voor initiatieven die zich aandienen in het buitengebied en die niet passen in het bestemmingsplan. De ontwikkelingsvisie onderscheidt daarvoor zeven deelgebieden met elk eigen kenmerken. Het plangebied ligt in het deelgebied 'Overlaat'.
In de ontwikkelingsvisie wordt geconstateerd dat de afgelopen jaren zijn er al meerdere (agrarische) bedrijven gestopt met de bedrijfsvoering en dat het aantal agrarische bedrijven in de komende jaren nog verder zal afnemen. De gemeente wil voor functieverandering van agarrische bedrijven ruime mogelijkheden opnemen uit oogpunt van het behoud van een sterke plattelandseconomie, waarbij rekening dient te worden gehouden met de kwaliteiten per deelgebied.
Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat in gebieden waarin het primaat ligt bij de landbouw - zoals het deelgebied Overlaat - meer terughoudend wordt omgegaan met mogelijkheden voor functieverandering om potentiële beperkingen voor agrarische bedrijven te voorkomen.
In geval van functieverandering hanteert de gemeente de versterking van de ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt, bijvoorbeeld door sloop van overtollige gebouwen. Bij voorkeur is er per saldo sprake van een afname van de oppervlakte gebouwen. Ruimtelijke kwaliteit betekent naar de mening van de gemeente in ieder geval een goede inpassing in het omliggende landschap.
Analyse
De Ontwikkelingsvisie biedt in het deelgebied 'Overlaat' ruimte aan de omschakeling naar agrarisch-technische bedrijven, agrarisch verwante bedrijven en opslag van goederen. Overige vormen van bedrijvigheid zijn in beginsel uitgesloten.
Onderhavig plan betekent een afwijking van de Ontwikkelingsvisie, omdat het de vestiging van een niet-agrarisch bedrijf betreft dat niet tot de genoemde categorieën behoort. Deze afwijking wordt als volgt gemotiveerd:
- 1. Het plan geeft invulling aan een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie. Hergebruik van deze locatie ten behoeve van een melkveehouderij of akkerbouwbedrijf is niet meer mogelijk, omdat de omliggende weiden niet meer in eigendom zijn. Hoewel de locatie fysiek ruimte biedt aan een intensieve veehouderij is een dergelijk bedrijf vanuit milieutechnisch oogpunt (geurhinder en stikstofdepositie) ongewenst. Hervestiging zou voorts een flinke investering vragen, omdat de oude stallen bouwkundig onbruikbaar waren.
- 2. De aard van een grondveredelingsbedrijf maakt dat het aan het buitengebied gebonden is.
- 3. Er is sprake van een afname van gebouwen en een ruime landschappelijke inpassing.
- 4. De ontwikkeling is bovendien mogelijk op basis van de provinciale Verordening ruimte.
Conclusie
Met het plan wordt gemotiveerd afgeweken van de Ontwikkelingsvisie buitengebied.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
5.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.3 Externe veiligheid
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.5 Geluid
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.7 Volksgezondheid
5.1.8 Milieueffectrapportage
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.3 Natuurwaarden
5.3 Waterparagraaf
5.3.1 Inleiding
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
5.3.2 Beleid
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
5.3.3 Watersysteem
5.3.4 Hemelwater
Het plan omvat circa 8.575 m² bebouwing en verharding. Toepassing van de eerder genoemd rekenregel geeft een benodigde compensatie van (8575 x 1 x 0,06 =) 515 m³.
Ten behoeve van de benodigde waterberging wordt een waterpartij aangelegd met een voldoende grote inhoud. De GHG bedraagt zoals vermeld 40 cm onder maaiveld. Voor de waterberging is uitgegaan van een waterbergende schijf van 30 cm, zodat er enige marge overblijft bij een zeer extreme regenbui.
De waterpartij heeft een leegloopvoorziening naar de nabijgelegen B-watergang met een diameter van maximaal 4 cm.
5.3.5 Afvalwater
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Huishoudelijk afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater zal op de bestaande riolering in de Vendreef geloosd worden. Dit afvalwater bestaat uit het afvalwater vanuit de woning en de toiletten en voorzieningen in de bedrijfsgebouwen.
Bedrijfsafvalwater
Het water dat gebruikt wordt in het bedrijfsprocees wordt via een slibopvang en olie- en vetafscheider op de nieuwe waterpartij geloosd. Eventueel vindt hergebruik van het water plaats. Er wordt geen bedrijfsafvalwater op de riolering geloosd.
5.3.6 Waterkwaliteit
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
6.1 Behoefte
Voorliggend bestemmingsplan geeft planologische medewerking aan het concrete initiatief van de vestiging van een grondveredelingsbedrijf op een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Gezien de omvang en de milieu-uitstraling is vestiging van het bedrijf op een regulier bedrijventerrein niet mogelijk.
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
6.3 Conclusie
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
7.2 Planregels
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch (artikel 3)
De bestemming 'Agrarisch' heeft een tweeledige functie. De gronden aansluitend op de bedrijfsbestemming mogen worden verhard als parkeer-, rangeer- en opslagruimte ten behoeve van het grondveredelingsbedrijf.
Bedrijf (artikel 4)
Het grondveredelingsbedrijf in de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Binnen deze bestemming is 2.000 m² bebouwing toegestaan. Voorwaarde voor het bouwen en gebruiken van het perceel is het uitvoeren van de als bijlage opgenomen landschapsmaatregelen. Deze bestemming kan worden gewijzigd voor een andere niet-agrarische functie, waarbij het verwijderen van de hiervoor genoemde parkeer-, rangeer- en opslagruimte een van de voorwaarden is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 5) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 6) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 7) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels (artikel 8)
Ter bescherming van de in het gebied voorkomende waarden is een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 9) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene procedureregels (artikel 10)
Dit artikel bevat de procedure voor het toepassen van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 12) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 13) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 8 Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
- 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
- 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
- 3. Vaststelling door gemeenteraad
- 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan
8.1 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 16 april 2019 tot en met 27 mei 2019 ter inzage gelegen. De nota met beantwoording van zienswijzen is opgenomen als bijlage 6.
8.2 Vaststelling Door De Gemeenteraad
In de periode tussen terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan inzake de Programmatische Aanpak Stikstof. Deze uitspraak heeft invloed op voorliggend bestemmingsplan, wat is beschreven in een raadsinformatiebrief dia als bijlage 7 is bijgevoegd. De raadsinformatiebrief heeft aanleiding gegeven tot aanpassing van paragraaf 5.2.3.
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Inrichtingsschets
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna En Voortoets
Bijlage 3 Quickscan flora en fauna en voortoets
Bijlage 4 Aanvullende Voortoets Natura 2000
Bijlage 4 Aanvullende voortoets Natura 2000
Bijlage 5 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 5 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen
Bijlage 6 Nota van Zienswijzen en Wijzigingen