Bestemmingsplan Heikant 20, Kern Diessen
Bestemmingsplan - Hilvarenbeek
Vastgesteld op 14-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan “Heikant 20, kern Diessen" van de gemeente Hilvarenbeek;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0798.BPheikant20-VG01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 verbeelding
de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan met het identificatienummer NL.IMRO.0798.BPheikant20-VG01;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.8 aan huis verbonden beroep
een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijgehorende bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.9 achtererf
gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelsgrens.
1.10 achtergevel
de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
1.11 achtergevellijn
denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.12 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.13 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.16 bestaand
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak die op de verbeelding is aangegeven;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, en in bouwkundig, ruimtelijk, functioneel, architectonisch of stedenbouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag
een boven het peil gelegen een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.23 (bouw)perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 (bouw)perceelsgrens
de grens van een (bouw)perceel;
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.28 gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.30 gevellijn
de op de verbeelding aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.32 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.33 huishouden
de bewoning van een woning door:
- een persoon;
- meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.34 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.35 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.36 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.37 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.38 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.39 prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;
1.40 seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seksen/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.41 uitbouw
een gebouw dat is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.42 uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.43 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;
1.44 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden, die op de verbeelding zijn aangegeven als "Agrarisch", zijn bestemd voor:
- a. de duurzame uitoefening van het agrarisch bedrijfsvoering, met de daarbij behorende voorzieningen;
- b. het gebruik van tijdelijke tunnels met een hoogte van maximaal 1,5 m die dienen ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt, en gedurende maximaal acht maanden per jaar (afhankelijk van de teelt) worden aangebracht;
- c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden;
- d. extensieve dagrecreatie.
3.2 Bouwregels
Op de tot "Agrarisch" bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan:
- a. bouwwerken geen gebouw zijnde met een hoogte van niet meer dan 3 m;
- b. terreinafscheidingen met een hoogte van niet meer dan 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze bestemmingsplanregels, wordt tevens verstaan het gebruik van de in 3.1 bedoelde gronden en/of opstallen:
- a. voor de nieuwvestiging van en de omschakeling naar de glastuinbouw;
- b. voor woondoeleinden;
- c. als staanplaats voor onderkomens, c.q. voor kamperen.
- d. als lig- en/of speelweide;
- e. als volkstuin;
- f. als wedstrijd- of sportterrein ;
- g. voor militaire doeleinden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Onder een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze bestemmingsplanregels wordt tevens verstaan het doen of laten uitvoeren van de volgende werken en/of werkzaamheden op of in de in het eerste lid bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders:
- a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
- b. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
3.4.2 Onder een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze bestemmingsplanregels, wordt tevens verstaan het doen of laten uitvoeren van de volgende werken en/of werkzaamheden op of in de in 3.4.1 bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders:
- a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem, dan wel het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m;
- b. het opslaan of ingraven van materialen;
- c. het diepwoelen of -ploegen van de bodem, dieper dan 0,5 m;
- d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
- e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
3.4.3 Het onder 3.4.1 en 3.4.2 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
- a. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de betrokken gronden en/of geschieden in het kader van de bestendige agrarische bedrijfsvoering;
- b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds aanlegvergunning was verleend;
- c. die zijn aan te merken als een vorm van "bestaand gebruik" in de zin van artikel 11.2 van deze bestemmingsplanregels (Overgangsbepaling).
3.4.4 Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, dienen de procedureregels conform artikel 10 in acht genomen te worden.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen:
met eventueel daarbijhorende:
- b. aan huis verbonden beroepen;
met bijbehorende:
- c. hoofdgebouwen
- d. bijgebouwen;
- e. aanbouwen;
- f. overkappingen;
- g. erven en tuinen;
- h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
- b. het aantal hoofdgebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedragen;
- c. hoofdgebouwen dienen uitgevoerd te worden met kap;
- d. behoudens afwijking zoals bedoelt in 4.3 mag de goothoogte van hoofdgebouwen niet minder dan 2,2 m en niet meer dan 4,5 m bedragen;
- e. behoudens afwijking zoals bedoelt in 4.3 mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 8 m bedragen;
- f. hoofdgebouwen mogen worden uitgebreid met dien verstande dat de inhoud na uitbreiding niet meer dan 600 m³ mag bedragen;
- g. hoofdgebouwen dienen voorzien te zijn van een kap met een dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 55°.
4.2.2 Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- a. aan- en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
- b. de oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen.
- c. naast de onder b toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, is per bouwperceel niet meer dan één carport toegestaan, met een oppervlakte van niet meer dan 25 m² en een hoogte van niet meer dan 2,75 m;
- d. bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand gebouwd worden;
- e. bijgebouwen dienen gesitueerd te worden achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
- f. de bebouwing dient zo veel mogelijk te worden geconcentreerd; de afstand van bijgebouwen tot het hoofdgebouw mag in ieder geval niet meer dan 40 m bedragen;
- g. bijgebouwen dienen voorzien te worden van een kap;
- h. aangebouwde bijgebouwen van ondergeschikte betekenis, zoals een tussenlid, mogen met platdak worden uitgevoerd;
- i. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 2,75 m bedragen;
- j. de nokhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen.
4.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
bouwwerk, geen gebouwen zijnde | hoogte maximaal |
vrijstaande antennemast licht- en andere masten terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn pergola's overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 18 m 8 m 2 m 2,75 m 1 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Hogere goot- en bouwhoogte
Burgemeester en Wethouders zijn (voorts) bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.2.1, onder d en e, ten behoeve van de bouw van een hoofdgebouw met een hogere goot- c.q. bouwhoogte, met dien verstande dat:
- a. de hogere goothoogte niet meer dan 6 m en de hogere bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
- b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning een belangenafweging dient plaats te vinden waarbij enerzijds betrokken wordt de (architectonische) noodzaak van deze hogere goot- en/of nokhoogte en anderzijds de mate waarin de omringende landschappelijke, abiotische en/of natuur(wetenschappelijke), agrarische, recreatieve waarden c.q. belangen en/of belangen van derden door toepassing van de afwijking (kunnen) worden geschaad.
4.3.2 Zwembad
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.2 voor de aanleg van een zwembad met inachtneming van de volgende regels:
- a. de afstand van het zwembad tot een perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
- b. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer dan 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwperceel en in ieder geval niet meer dan 100 m² bedragen;
- c. bij een eventuele gehele of gedeeltelijke overkapping van het zwembad, dient daarbij hetgeen hiervoor omtrent het bouwen van bijgebouwen is bepaald in acht genomen te worden;
- d. bij het afwijken voor de aanleg van een zwembad dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij met name betrokken wordt de mate waarin de belangen van derden door toepassing van de afwijking (kunnen) worden geschaad;
- e. het zwembad dient gesitueerd te worden achter de van de weg afgekeerde gevel van de betrokken woning en op een afstand van niet meer dan 50 m daarvan;
- f. bij het afwijken zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van het zwembad alsmede met betrekking tot te treffen voorzieningen ter afscherming van het zwembad, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken dan wel voor een verantwoorde en evenwichtige inpassing van het zwembad in de omgeving;
- g. bedrijfsmatige exploitatie van het zwembad wordt aangemerkt als een verboden gebruik in de zin van artikel 7 van deze bestemmingsplanregels.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik van aanbouwen voor wonen
Bijgebouwen, die als zodanig aan de woning zijn aangebouwd, mogen voor wonen gebruikt worden, met dien verstande dat:
- a. deze bijgebouwen in dat geval geacht worden deel uit te maken van de woning;
- b. in verband met het bepaalde onder 4.2.1, de in deze regels opgenomen inhouds-, breedte- en dieptemaat voor woningen in dat geval van toepassing is op de woning inclusief dergelijke aanbouwen;
- c. overigens de in dit plan opgenomen bouwregels voor bijgebouwen van kracht blijven.
4.4.2 Verboden gebruik
Onder een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7 van deze regels, wordt mede verstaan het gebruik van:
- a. gronden en/of opstallen als staanplaats voor onderkomens, uitgezonderd kampeermiddelen in de vorm van caravans, kampeerauto's en tenten, indien gelijktijdig niet meer dan één caravan, één kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt/worden geplaatst, mits geplaatst achter de van de weg afgekeerde gevel van de woning, en deze niet wordt/worden gebruikt voor bewoning, een en ander behoudens afwijking overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4;
- b. gronden voor recreatieve doeleinden;
- c. gronden en/of opstallen voor detail- of groothandel;
- d. gronden en/of opstallen voor bedrijfsdoeleinden, behoudens afwijking voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep;
- e. het opslaan van materieel, materialen of voorwerpen ten dienste van enige tak van handel of bedrijf;
- f. het gebruik van bijgebouwen voor wonen, behoudens het bepaalde in artikel 4.4.1.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Aan huis gebonden beroep
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.4 ten behoeve van de uitoefening van een "aan huis gebonden beroep" in een hoofdgebouw en/of daarbij behorende bijgebouwen, mits:
- a. de woonfunctie van het perceel daarbij gehandhaafd blijft, met dien verstande dat deze woonfunctie in ieder geval geacht wordt gewaarborgd te blijven indien maximaal 40% van de oppervlakte van het hoofdgebouw (inclusief bijgebouwen) met een maximum van 50 m² voor het aan huis gebonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
- b. de bebouwing blijft voldoen aan de inrichtingseisen van de woning, zoals gesteld in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit, zoals deze golden op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
- c. geen gebruik plaatsvindt dat vergunning- of meldingsplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer (dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van deze wet), tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteiten over en weer geen overwegende bezwaren van milieuhyginische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de belendende woon- en/of bedrijfsbebouwing en -bestemmingen;
- d. geen horeca of (detail- of groot)handel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het aan huis gebonden beroep;
- e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten, dat extra maatregelen, zoals extra parkeersvoorzieningen, noodzakelijk zijn;
- f. het niet betreft activiteiten die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend, zoals de vestiging van een kappersbedrijf of videotheek.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 bestaande afmetingen, afstanden en percentages
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken en/of het bebouwingspercentage, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand en/of bebouwingspercentage in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
6.2 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
6.3 Overschrijding van gevellijnen
Gevellijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en overkappingen, mits:
- a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,1 m mag bedragen;
- b. de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 3 meter;
- c. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
- een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
- de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens mi-
- nimaal 1 m dient te bedragen;
- een erker aan de zijgevel tenminste 3 m achter de gevellijn dient te liggen;
- d. de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt;
- e. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 7 Algemene Gebruiksbepaling
7.2 Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo);
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
- f. een gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk in of krachtens deze regels is toegestaan;
7.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1 onder f voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
- a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- b. het gebruik beperkt blijft tot de in hoofdstuk 2 genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m²;
- c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
7.4 Burgemeester en wethouders trekken de afwijking verleend op grond van artikel 7.3, in, indien de ten tijde van het afwijken bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 8 Algemene Afwijkingssregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:
- a. het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is;
- b. het afwijken van gevellijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
11.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
11.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht voor gebruik
11.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Heikant 20, kern Diessen".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ………..
De voorzitter, De griffier,
…………….. ……………..
Bijlage 1 Reacties Vooroverleg
Bijlage 1 reacties vooroverleg