Landgoed Gulbergen 2018
Bestemmingsplan - Gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten
Vastgesteld op 25-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplanLandgoed Gulbergen 2018 met identificatienummer
NL.IMRO.0820.BPLandgGulberg2018-D003 van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 afhankelijke woonruimte
Een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.6 agrarisch bedrijf
Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bedrijfsvloeroppervlakte
De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.9 bestaande afmetingen
De afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
1.10 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijgebouw
Een al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.13 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.14 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.15 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.19 dagrecreatie
Activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie die plaatsvinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
1.20 dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.21 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 erf
De grond deel uitmakend van een bouwperceel, behorend bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.23 extensief dagrecreatief medegebruik
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.24 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 glastuinbouwbedrijf
Agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.
1.26 groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden.
1.27 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.28 intensieve veehouderij
Veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.
1.29 landschappelijke inpassing
Het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context/karakteristiek van het landschap, bijvoorbeeld door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting.
1.30 nok
Het snijpunt van twee hellende dakvlakken;
1.31 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.32 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.33 peil
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.34 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.35 recreatiewoning
Een gebouw of woning bedoeld voor tijdelijk recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.36 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.37 stationaire motorenshow
Een evenement gericht op het tentoonstellen alsmede demonstreren van (onderdelen) van motoren, motoraccessoires en modelmotoren alsmede de verkoop van deze goederen.
1.38 tuinbeurs
Een evenement bestaand uit een opstelling van tenten en kramen, waarbij informatie wordt gegeven over ontwikkelingen op tuingebied. Dit gaat gepaard met de verkoop van planten en tuinartikelen in de ruimste zin van het woord.
1.39 veehouderij
Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.40 verblijfsrecreatie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning c.q. hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
1.41 water
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droog vallen.
1.42 waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.43 woning
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken alsmede daarmee vergelijkbare bouwdelen buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.00 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:
- a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
- b. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- voor of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
- c. voor detailhandel;
- d. voor woondoeleinden, waaronder gebruik als afhankelijke woonruimte (in vrijstaand bijgebouw), met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
- e. voor verblijfsrecreatie;
- f. als seksinrichting;
- g. voor horeca;
- h. voor zorgverlenende nevenactiviteiten.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Bos' en/of 'Natuur', mits:
- a. ter plaatse het gebruik van de gronden ten behoeve van agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- b. in het besluit tot wijziging in de bestemming:
- 1. 'Bos' artikel 5 van deze regels op de gronden van toepassing wordt verklaard;
- 2. 'Natuur' artikel 6 van deze regels op de gronden van toepassing wordt verklaard.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
en:
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. voor bedrijfsgebouwen geldt het volgende:
bedrijfsgebouwen | |
max. oppervlakte (per bouwvlak) | volledig bouwvlak |
max. goothoogte | 4 m |
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. per bouwvlak is ten hoogste 1 nutsbedrijf toegestaan;
- b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- c. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- d. detailhandel is niet toegestaan;
- e. horeca is niet toegestaan;
- f. vuurwerkopslag is niet toegestaan.
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 sub b onder 2 teneinde afrasteringen met een maximale hoogte van 2 m toe te kunnen staan op een geringere afstand dan 10 m van de bestemmingsgrens mits de landschappelijke- en natuur waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken binnen deze bestemming:
- a. voor verblijfsrecreatie anders dan het recreatief verblijven in de bestaande recreatiewoning;
- b. voor permanente bewoning van de bestaande recreatiewoning;
- c. voor tuin, waaronder onder andere wordt verstaan het aanbrengen van (terras)verhardingen;
- d. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. voor lawaaisporten.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:
- a. voor verblijfsrecreatie;
- b. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. voor lawaaisporten.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Recreatie - Golfterrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken binnen deze bestemming:
- a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. voor verblijfsrecreatie;
- c. voor horeca- en detailhandelactiviteiten;
- d. voor lawaaisporten;
- e. voor het wijzigen van het bodemprofiel;
- f. voor het graven in de bodem;
- g. voor het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- h. voor het funderen van bebouwing;
- i. voor het verwijderen van houtopstanden;
- j. voor de aanleg van parkeervoorzieningen.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde in 8.2.1 zijn ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gebouwen toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bebouwde oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m²;
- b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone', zijn geen bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen toegestaan.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden:
- a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als ligplaats voor woonboten.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken binnen deze bestemming:
- a. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
- b. voor detailhandel;
- c. voor verblijfsrecreatie;
- d. als seksinrichting;
- e. als afhankelijke woonruimte (in vrijstaand bijgebouw);
- f. voor horeca;
- g. voor zorgverlenende nevenactiviteiten.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
- 1. De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
- 2. De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
12.2 Bouwregels
Op of in de in 12.1 onder 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Leiding - Hoogspanningsverbinding
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Leiding - Leidingstrook
14.1 Bestemmingsomschrijving
- 1. De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van leidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
- 2. De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
14.2 Bouwregels
Op of in de in 14.1 onder 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken toekomstige leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant dan wel de beheerder van de leidingstrook of een onafhankelijke deskundige op het gebied van externe veiligheid. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie Hoog
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Binnen het gebied ‘Waarde - Archeologie hoog' als bedoeld in lid 15.1 is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
- a. gebouwen of de uitbreiding van bestaande gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- b. bouwwerken ten dienste van de in lid 15.1 genoemde doeleinden en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld en met ten hoogste 500 m².
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.
15.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover:
- 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
- 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
- b. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- c. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6 Omgevingsvergunning voor slopen van een bouwwerk
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig te wijzigen dat het bestemmingsvlak:
- 1. naar omvang verkleind, dan wel
- 2. wordt verwijderd, dan wel
- 3. van bestemming wijzigt in ‘Waarde - Archeologisch waardevol' dan wel 'Waarde - Archeologiemiddelhoog',
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen.
Artikel 16 Waarde - Archeologie Middelhoog
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
Binnen het gebied ‘Waarde - Archeologie middelhoog' als bedoeld in lid 16.1 is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
- a. gebouwen of de uitbreiding van bestaande gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- b. bouwwerken ten dienste van de in lid 16.1 genoemde doeleinden en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld en met ten hoogste 2.500 m².
16.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 16.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover:
- 1. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
- 2. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
- b. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- c. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld sub a wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Omgevingsvergunning voor slopen van een bouwwerk
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
- 1. naar omvang wordt verkleind, dan wel
- 2. wordt verwijderd, dan wel
- 3. van bestemming wijzigt in ‘Waarde - Archeologisch waardevol' dan wel ‘Waarde - Archeologiehoog',
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen.
Artikel 17 Waarde - Archeologisch Waardevol
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologisch waardevol' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
- a. gebouwen of de uitbreiding van bestaande gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- b. bouwwerken ten dienste van de in lid 17.1 genoemde doeleinden en ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld en met ten hoogste 500 m².
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd ter plaatse van of binnen een afstand van 30 m tot gebieden, die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - archeologisch monument', zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.
17.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, mits uit archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag niet onevenredig worden geschaad.
- b. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
- c. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
- 1. naar omvang wordt verkleind, dan wel
- 2. wordt verwijderd, dan wel
- 3. van bestemming wijzigt in ‘Waarde - Archeologie hoog' dan wel 'Waarde - Archeologiemiddelhoog',
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen.
Artikel 18 Waterstaat - Waterlopen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
20.1 milieuzone - geurzone
20.2 overige zone - beperking veehouderijen
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperking veehouderijen' is vestiging van en/of omschakeling naar veehouderijen niet toegestaan.
20.3 overige zone - groenblauwe mantel
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
20.4 overige zone - regionale waterberging
20.5 overige zone - reservering waterberging
Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - reservering waterberging' voor de aanleg en behoud van waterbergend vermogen van het gebied.
20.6 overige zone - behoud en herstel watersystemen
20.7 overige zone - Natuur Netwerk Brabant
20.8 overige zone - ecologische verbindingszone
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.
20.9 vrijwaringszone - straalpad
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- a. het gebruiken, waaronder mede begrepen het doen of laten gebruiken, van (vrijstaande) bijgebouwen bij woningen voor zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte;
- b. het gebruiken, waaronder mede begrepen het doen of laten gebruiken, van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan met omgevingsvergunning kan worden afwijken, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:
- a. hierdoor geen onevenredig afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefklimaat en/of de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving en sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- b. wordt voldaan aan de artikelen 20.3 en 20.7.
Met dien verstande dat deze algemene afwijkingsbevoegdheid niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsbevoegdheid
23.1 Algemeen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemmingen te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en wordt voldaan aan artikel 20.7.
Met dien verstande dat deze algemene wijzigingsbevoegdheid niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'.
23.2 wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone -wijzigingsbevoegdheid' wijzigen in de bestemming 'Verkeer', voor de aanleg en instandhouding van een ontsluitingsweg, bestaande uit ten hoogste vier rij- c.q . opstelstroken. Een en ander mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de kwaliteit van de openbare ruimte;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 5. het milieu;
- 6. de kwaliteiten van het landschap, waarbij:
- a. de groene en recreatieve kwaliteiten worden verbeterd en een juiste invulling wordt gegeven aan de balans tussen rood en groen;
- b. behoud en versterking van de bestaande waardevolle ruimtelijke en visueel landschappelijke kenmerken voorop staat;
- c. de ontsluitingsweg:
- in zijn geheel en in één stijl en opbouw dient te worden uitgevoerd;
- het karakter van een kenmerkende laan in een beekdal dient te krijgen, met een profiel dat direct is afgeleid van de bestaande lanen in het plangebied;
- waar deze parallel aan de A270 loopt met een voldoende dichte beplantingsstrook met streekeigen bosplantsoen van de A270 gescheiden dient te worden;
- vanuit verkeersveiligheid doorgetrokken dient te worden tot aan de Schoutse Vennen ter hoogte van de bestaande bocht in deze weg;
- eenduidig en landschappelijk alsmede verkeerskundig verantwoord aansluit op de wegenstructuur van Brandevoort als beeldbepalende entree naar het landgoed Gulbergen;
- 7. de aanwezige ecologische waarden ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid, waarbij rekening dient te worden gehouden met:
- a. aanwezige beschermde soorten;
- b. aantasting NNB en bijbehorende compenstatie;
- c. nabijheid van Natura 2000-gebied;
- 8. voor het aspect water de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
- a. het regenwater afkomstig van verharding wordt geïnfiltreerd in de bodem zodat de grondwateraanvulling toeneemt zonder dat dit leidt tot grondwateroverlast;
- b. aanwezig oppervlaktewater wordt ingezet voor waterberging waardoor de afvoerpiek naar de rivieren en beken wordt verkleind;
- c. waterberging zoveel mogelijk wordt gecombineerd met de inrichting van zones voor flora en fauna met recreatief medegebruik;
- d. bij de inrichting van waterpartijen nadrukkelijker rekening wordt gehouden met flora, fauna en recreatief medegebruik.
Bij de invulling van de aspecten natuur en landschap dient rekening te worden gehouden met de memo “LG Gulbergen – uitgangspunten wijz bvh” die als bijlage 1 bij de toelichting is gevoegd.
23.3 Archeologie
- a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
- 1. naar ligging wordt verschoven, dan wel
- 2. naar omvang wordt vergroot,
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
- b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen.
Artikel 24 Overige Regels
24.1 Voorrangsregels
24.2 Parkeren
In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of gewijzigd gebruik) dient op het eigen bouwperceel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de extra parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling op te vangen, waarbij moet worden uitgegaan van de parkeerkencijfers zoals aangeven in het ASVV2012 uitgegeven door het CROW.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplanLandgoed Gulbergen 2018'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ongeveer 10 jaar geleden is gestart met het ontwikkelen van plannen voor een recreatieve invulling van de voormalige stortplaats Gulbergen en het ontwikkelen van het Landgoed Gulbergen. Deze ontwikkelingen betroffen onder andere de aanplant van nieuwe bossen en de ecologische verbindingszone (EVZ) Hooidonksche beek. Verder lagen er plannen voor onder meer de ontwikkeling van intensieve recreatie in het gebied Mierlosedijk - Vaarle en voor een evenemententerrein.
In 2008 is het bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen' vastgesteld door de raad van de gemeente Nuenen. Hierin waren de recreatieve plannen opgenomen. Vervolgens hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bij besluit van 19 mei 2009 dit bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd. De Raad van State heeft op 13 juli 2011 een uitspraak gedaan inzake de tegen het goedkeuringsbesluit ingestelde beroepen. Een aantal recreatieve ontwikkelingen is door de onthouding van goedkeuring en de uitspraak van de Raad van State planologisch niet mogelijk gemaakt.
In het gebied vigeren nu diverse bestemmingsplannen. Het meest recente vigerende bestemmingsplan ter plaatse is inmiddels bijna 10 jaar oud. Conform de wettelijke verplichtingen is actualisatie nodig. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in deze actualisatie. Dit plan is conserverend van aard, hetgeen betekent dat hierin geen ontwikkelingen opgenomen zijn. Immers, de ontwikkelingen zijn op dit moment onvoldoende concreet om in een bestemmingsplan te kunnen opnemen. Wanneer de ontwikkelingen wel voldoende concreet zijn, zal hier te zijner tijd een separaat bestemmingsplan voor worden opgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Landgoed Gulbergen, in totaal 325 hectare groot, wordt in grote lijnen begrensd door:
- De rijksweg A270 Eindhoven-Helmond aan de noordzijde.
- De Collse Hoefdijk en het bestaande industrieterrein Eeneind aan de westzijde.
- Een gedeelte van het Eindhovensch Kanaal aan de zuidzijde.
In de onderstaande afbeelding is de grens van dit bestemmingsplan opgenomen.
Plangrens
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
In 2006 heeft de raad van Nuenen c.a. het Integraal Ontwikkelingsplan Landgoed Gulbergen vastgesteld. Dit plan vormde de basis voor een nieuw bestemmingsplan Landgoed Gulbergen voor het grondgebied van gemeente Nuenen c.a. Het bestemmingsplan Gulbergen 2008 is op 2 oktober 2008 door de raad van de Gemeente Nuenen c.a. vastgesteld.
Afbeelding "Bestemmingsplan Gulbergen 2008"
Vervolgens hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bij besluit van 19 mei 2009 dit bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd. Onder andere werd goedkeuring onthouden aan het recreatief ontwikkelingsgebied Vaarle-Mierlosedijk (bestemming 'Recreatie, intensieve recreatie – uit te werken') en het centrale parkeerterrein (bestemming 'Recreatie - evenemententerrein'). Daarnaast werd de mogelijkheid geschrapt om op de voor golf bestemde gronden een 'Centrum voor sport en vrije tijd (wijzigingsbevoegdheid)' te realiseren.
De Raad van State heeft op 13 juli 2011 een uitspraak gedaan inzake de tegen het goedkeuringsbesluit ingestelde beroepen. In deze uitspraak ziet de Afdeling aanleiding om goedkeuring te onthouden aan onder meer het plandeel met de bestemming 'Recreatie - evenemententerrein'.
Voor de gedeelten waaraan goedkeuring is onthouden, alsmede de gedeelten die door de Afdeling Bestuursrechtspraak worden vernietigd, herleeft het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Landelijk gebied 1974'.
Inmiddels zijn er alweer (bijna) 10 jaar vestreken en dient het bestemmingsplan conform de actualisatieplicht te worden geactualiseerd. Aangezien nog niet alle ontwikkelingen rondom de recreatieve invulling van de voormalige stortplaats Gulbergen en het ontwikkelen van het Landgoed Gulbergen concreet genoeg zijn, is gekozen voor een conserverende actualisatie van de onderdelen waaraan destijds goedkeuring is onthouden dan wel zijn vernietigd.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is de huidige situatie van het Landgoed Gulbergen opgenomen en is aangegeven welke onderdelen in en onderhavige bestemmingsplan zijn meegenomen. De verschillende niveaus van het beleidskader zijn beschreven in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 komen de milieu- en omgevingsaspecten aan bod. In hoofdstuk 5 is een omschrijving van de planopzet opgenomen. Hierin worden onder andere de verschillende bestemmingen beschreven. Hoofdstuk 6 bevat de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Landgoed Gulbergen Anno 2018
2.1 Huidige Situatie
Landgoed Gulbergen is in totaal 325 ha groot. Het huidige grondgebruik binnen dit gebied is divers. Het oosten van het gebied is overwegend in agrarisch gebruik (buurtschap Vaarle e.o.). Het gebied wordt gekenmerkt door agrarisch gebruik, in een relatief kleinschalig landschap. In de nattere gebieden, zoals het beekdal van de Hooidonksche Beek, overheersen de graslanden. Deze beek vormt de ecologische verbindingszone (evz) binnen het landgoed.
Afbeelding: geraliseerde ecologische verbindingszone Hooidonksche beek
Op de drogere gronden wisselen graslanden en bouwlanden elkaar meer af. In het westen liggen de bos- en heideterreinen van de Refelingsche Heide en de Collsche Heide, met daaraan grenzend industrieterrein Eeneind II. De boszone is toegankelijk door een recreatieve padenstructuur. In dit gedeelte worden een aantal keren per jaar kleinschalige evenementen georganiseerd. Het gebied wordt doorsneden door de spoorlijn Eindhoven-Venlo.
Afbeelding: Luchtfoto huidige situatie Landgoed Gulbergen
Ten zuiden van deze spoorlijn ligt de voormalige stortplaats Gulbergen. Op de uitlopers van de stort is een golfbaan gelegen. De stortactiviteiten zijn inmiddels geheel beëindigd. Voor een deel zijn deze gronden ingericht als accommodatie van Golf de Gulbergen. De golfbaan omvat op dit moment 27 holes (een 18 holes baan par 70 en een 9 holes oefenbaan par 62). Centraal in dit golflandschap ligt het golfpaviljoen. In dit golfpaviljoen zijn naast de benodigde kleed- en wasvoozieningen ook een golfshop, een restaurant en vergaderaccomodatie gehuisvest. Golf de Gulbergen trekt op jaarbasis circa 70.000 bezoekers. De golfbaan ligt gedeeltelijk binnen de plangrens van dit bestemmingsplan en voor een deel binnen het bestemmingsplan Buitengebied Geldrop-Mierlo voor het grondgebied van de gemeente Geldrop-Mierlo.
De overige gronden van de voormalige stortplaats zijn weliswaar afgedekt, maar van hergebruik is nog geen sprake. Eveneens ten zuiden van de spoorlijn, binnen het grondgebied van de gemeente Geldrop-Mierlo, ligt de dierenpark “Dierenrijk”. Dit dierenpark is in het zuidelijke deel van Landgoed Gulbergen gelegen en wordt geëxploiteerd door Libéma. In het park worden verschillende leefgebieden onderscheiden: cultuurlandschap, oerbos, Alpen, hoge noorden, strand en zee, moerasgebieden en het mediterrane zuiden. Nabij de entree van het park ligt het dorpsplein met een binnen- en buitenspeeltuin en een kinderboerderij. Het park heeft een eigen parkeervoorziening. Op jaarbasis bezoeken circa 200.000 mensen dit park. Het Eindhovensch Kanaal, de zuidelijke begrenzing van Landgoed Gulbergen, vormt een belangrijke ecologische schakel tussen de stroomgebieden van de Aa en de Dommel.
2.2 Veranderingen Ten Opzichte Van Het Vigerend Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen 2018' is met name een actualiserend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Wel heeft een aantal veranderingen in het gebied plaatsgevonden die leiden tot wijziging in onderhavig bestemmingsplan. Deze veranderingen zijn hieronder aangegeven.
2.2.1 Grenscorrectie gemeente Helmond
Als gevolg van een grenscorrectie is een aantal gronden inmiddels binnen de gemeente Helmond gelegen. De plangrens op de verbeelding 'Landgoed Gulbergen', vastgesteld d.d. 2 oktober 2008 is conform de tekening d.d. 2 februari 2011 aangepast. Als gevolg van de aanpassing van de plangrens komen de bestemmingen 'Bedrijfsdoeleinden (uit te werken ex artikel 11 WRO)' en 'Groendoeleinden (uit te werken ex artikel 11 WRO)' te vervallen.
2.2.2 Goedkeuring onthouden
Aan de gronden, zoals onderstaand afgebeeld, is in het bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen', vastgesteld d.d. 2 oktober 2008 goedkeuring onthouden.
Uitsnede verbeelding - gronden waaraan goedkeuring is onthouden (blauwe lijn met aanduiding go)
Als gevolg van het onthouden van goedkeuring aan het vigerend bestemmingsplan vigeert ter plaatse het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1974', dat aan de gronden de bestemming 'Agrarische doeleinden' heeft toegekend.
Deze bestemming is in het onderhavige bestemmingsplan doorvertaald in de bestemming 'Agrarisch'.
2.2.3 Vernietiging door ABRvS
De gronden, zoals onderstaand afgebeeld, uit het bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen', vastgesteld d.d. 2 oktober 2008 zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. Ook ter plaatse van deze gronden vigeert het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1974', dat aan de gronden de bestemmingen 'Landschappelijk waardevol agrarisch gebied' en 'Agrarische doeleinden' heeft toegekend.
Uitsnede verbeelding - gronden vernietigd door ABRvS (gele stippellijn)
Deze bestemmingen zijn in het onderhavige bestemmingsplan doorvertaald in de bestemming 'Agrarisch'.
2.2.4 Vaarle 8
Op de locatie Vaarle 8 is een agrarische bedrijf (tuinbouw, met bedrijfswoning) aanwezig. Het bedrijf houdt zich bezig met tuinontwerp en onderhoud en heeft nog een huiskavel met akkerbouw.
Ook deze locatie is gelegen ter plaatse van de gronden waaraan goedkeuring is onthouden. In het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1974', is aan de gronden de bestemming 'Agrarische doeleinden A' toegekend.
De gronden hebben in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' gekregen, voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tuinontwerpbedrijf' en een bouwvlak van ca. 0,5 ha.
2.2.5 Schoutse Vennen 15
Betreffende gronden zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State vernietigd. Ter plaatse vigeert derhalve nog steeds de bestemming uit het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1974', waarin aan de gronden de bestemming 'Agrarische doeleinden A' is toegekend.
De panden waren dusdanig slecht dat Beheermaatschappij Gulbergen alle panden inmiddels heeft laten slopen. De bestemming 'Agrarisch' wordt gehandhaafd, zonder bouwvlak.
2.2.6 Ontsluitingsweg
In het vigerende bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen' is een mogelijk tracé voor een ontsluitingsweg opgenomen middels een aanduiding 'toegangsweg, respectievelijk ontsluitingsweg'. Aan de gronden ter plaatse van deze aanduiding is deels goedkeuring onthouden.
Dit mogelijke tracé is ook in het onderhavige bestemmingsplan meegenomen. Rechtstreeks voor het deel gelegen binnen de bestemming 'Bos', dat reeds in 2009 door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. En middels een wijzigingsbevoegdheid voor het deel van het tracé dat gelegen is binnen de bestemming 'Agrarisch' (voorheen 'Recreatie - evenemententerrein'), waaraan goedkeuring is onthouden.
Deze gronden zijn, zoals het gehele plangebied, conform de Verordening Ruimte 2014 gelegen binnen de Groenblauwe mantel, derhalve is artikel 6.17 Wegen van toepassing.
In overleg met de provincie is in dit kader een separate memo opgesteld, die als bijlage 1 is bijgevoegd. Deze memo behandelt artikel 6.17 Wegen, geeft verder invulling aan dit artikel en vertaald dit vervolgens door naar de wijzigingsbevoegdheid, die middels de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid' is opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
2.2.7 Eeneind
Betreffende gronden zijn in het vigerende bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen' bestemd als 'Wonen-W', aanduiding W1 (type 1). Deze gronden worden geregeld in het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein. De plangrens wordt aangepast op de verbeelding.
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 2008
Uitsnede verbeelding onderhavig bestemmingsplan 2018
2.2.8 Ruilen percelen 'Agrarisch' en 'Bos'
De gronden, zoals onderstaand afgebeeld, zijn in het vigerende bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen' per abuis verkeerd bestemd. In onderhavig bestemmingsplan zijn de gronden van bestemming gewisseld, conform de werkelijke situatie en is de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in 'Bos' en 'Bos' in 'Agrarisch'.
Uitsnede verbeelding - te ruilen percelen
2.2.9 Tuincentrum Intratuin
Betreffende gronden zijn in het bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen' bestemd als 'Detailhandel, Tuincentrum'. Aan deze bestemming is echter goedkeuring onthouden en de gronden zijn inmiddels juridisch geregeld in het bestemmingsplan 'Tuincentrum Eeneind'.
Deze gronden komen daarmee buiten het plangebied te liggen. Voor wat betreft de plangrens van onderhavig bestemmingsplan wordt aangesloten bij het bestemmingsplan 'Tuincentrum Eeneind', het bestemmingsplan 'Eeneind' en het bestemmingsplan 'Brandstofverkooppunt annex garagebedrijf aan de Collse Hoefdijk'. De woningen aan de Parallelweg 11 - 15 vallen buiten het plangebied.
2.2.10 Omgevingsvergunning 'Schoutse Vennen ongenummerd voor evenement Bloem en Tuin'
In mei 2015 is de omgevingsvergunning “Schoutse Vennen ongenummerd voor evenement Bloem en Tuin” verleend. De voor deze omgevingsvergunning opgestelde ruimtelijke onderbouwing is als bijlage 2 bijgevoegd.
De gronden zijn gelegen binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' en 'Bos”. In de regels en op de verbeelding van deze bestemmingen is geregeld dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' een tuinbeurs is toegestaan.
Tevens vindt elk jaar een stationaire motorenshow plaats op het weiland nabij Schoutse Vennen 15. Dit perceel wordt tijdens Bloem en Tuin als parkeerplaats gebruikt. Deze activiteit is middels de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stationaire motorenshow' juridisch geregeld in het bestemmingsplan, gekoppeld aan een aantal voorwaarden.
2.2.11 Recreatiewoning
Ter hoogte van de locatie Gulberg 4 is een recreatiewoning gelegen binnen de bestemming 'Bos'. Deze recreatiewoning is reeds vele jaren aanwezig op deze locatie, maar in het verleden per abuis niet in het bestemmingsplan geregeld.
De recreatiewoning, waarvoor op 18 juni 1985 een bouwvergunning is verleend, is geregeld middels de aanduiding 'recreatiewoning', waarbij wordt aangesloten op de vigerende regeling voor recreatiewoningen, zoals die reeds is opgenomen in de bestemming 'Bos'.
2.2.12 Hondenvereniging handhaven
De in het plangebied aanwezige hondenvereniging dient te worden gehandhaafd. De hondenvereniging is gelegen binnen de bestemming 'Bos' en wordt binnen deze bestemming juridisch als volgt geregeld:
- een trainingsterrein voor politiehonden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondenvereniging'.
Voor wat betreft de regeling wordt aangesloten bij de regeling uit het vigerende bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen' uit 2008: “In een zone van 20 meter rondom deze aanduiding wordt een opstelplaats voor maximaal twee (opslag)containers, strikt ten dienste voor de verenigingsactiviteiten, toegestaan van maximaal 36 m². De maximale oppervlakte van de containers bedraagt gezamenlijk 32 m² met een maximale bouwhoogte van 3,00 meter."
2.2.13 Alternatieve leidingentracé rond Helmond/Brandevoort
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft op 12 oktober 2012 de Structuurvisie Buisleidingen vastgesteld. Deze Structuurvisie geeft aan langs welke hoofdverbindingen in de toekomst nog nieuwe buisleidingen van nationaal belang voor gevaarlijke stoffen gelegd kunnen worden. Het Rijk wil langs deze verbindingen ruimte hiervoor vrijhouden (buisleidingen-stroken).
In de vastgestelde Structuurvisie Buisleidingen lopen twee mogelijke tracés door Zuidoost Brabant : één noordelijk en oostelijk van Helmond (tracé 1) en één via Helmond maar met een ombuiging buiten Brandevoort om (tracé 2a). Omdat het tracé 2a later is toegevoegd is deze als indicatief opgenomen.
Een deel van het tracé 2a is binnen het plangebied gelegen. Deze reservering is in het plangebied opgenomen binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'.
2.3 Ontwikkelingen
2.3.1 Ondertunneling spoor
De ondertunneling komt voort uit de planvisie van Attero. Deze tunnel ontsluit het gebied op een veilige manier voor langzaam verkeer. Tevens ontstaat er een ondertunneling voor fauna in de nacht. De bouw wordt als zelfstandige procedure (Omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing) ter besluitvormig gebracht omdat nu nog niet duidelijk is wat de consequenties zijn.
2.3.2 Fietspad Eindhoven - Helmond
De Metropool Regio Eindhoven (MRE) is bezig met de ontwikkeling van een doorgaande fietsroute, die Helmond en Eindhoven met elkaar moeten verbinden, via Nuenen. De fietsroute komt grotendeels direct langs het spoor te liggen en is reeds mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen', zoals ook blijkt uit de onderstaand nader toegelichte uitgevoerde planstudie.
Afbeelding ligging fietspad Eindhoven - Helmond
Door Oranjewoud is in 2012 een planstudie uitgevoerd naar deze fietsverbinding tussen Eindhoven en Helmond. De planstudie gaat niet in op de volledige fietsverbinding, maar alleen het deel op grondgebied van Eindhoven, Nuenen en Geldrop Mierlo. De planstudie is als bijlage 3 bijgevoegd. Uit paragraaf 3.1.2 blijkt dat het trace van het fietspad past binnen het bestemmingsplan en de genoemde in voorbereiding zijnde wijziging. Wel dient rekening gehouden te worden met de aanwezige gasleiding en eventuele omgevingsvergunningen die benodigd zijn.
Naast de planstudie is een natuurtoets uitgevoerd, die betrekking heeft op het deel van het fietspad vanaf Mierlo (Vaarleseweg) richting Nuenen (Collse Hoefdijk), is als bijlage 4 bijgevoegd. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn vanuit de Flora- en faunawet, sinds 1 januari 2017 vervangen door de Wet natuurbescherming. Bij de aanloop naar de realisatiefase dient echter rekening gehouden te worden met het voorkomen van de alpenwatersalamander, poelkikker en zwaarder beschermde plantensoorten. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van broedvogels, konijnen en de vos in het plangebied.
De fietsverbinding is binnen onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bos', 'Natuur' en 'Verkeer -Railverkeer'.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Voor het plangebied zijn diverse beleidsstukken relevant. Het gaat hierbij om europees, nationaal , provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Dit hoofdstuk bespreekt de hoofdlijnen van de beleidskaders die specifiek zijn voor deze ontwikkelingen op Landgoed Gulbergen 2018.
3.2 Europees Beleid
3.2.1 Verdrag van Malta, Wet op de archeologische monumentenzorg en Nota Belvedère
Kader
Het Europese Verdrag van Malta beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In april 1992 werd de verdragstekst door de leden van de Europese ministerraad ondertekend. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologisch erfgoed, al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Daarom moet vaak vooraf onderzoek gedaan worden naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
De Wet op de archeologische monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. In deze wet worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het wordt verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke ordeningsplannen.
Eind jaren '90 is de Nota Belvedère uitgebracht waarin bijzondere aandacht wordt gevraagd voor cultuurhistorie. Uitgangspunt van de nota is 'behoud door ontwikkeling'. In de nota zijn belangrijke cultuurhistorische gebieden afgebakend. Binnen deze gebieden bestaat de mogelijkheid tot het verkrijgen van subsidie.
Beschouwing
In het plangebied zijn naar verwachting archeologische waarden aanwezig. De gemeenten hebben een gemeentelijke archeologische beleidskaart opgesteld. Dit vormt de basis voor de te doorlopen procedure voor wat betreft archeologie. Echter ook op delen van het stort is een archeologisch middelhoge verwachting aangeduid, echter door de ligging van de stort ter plaatse, met een eigen beschermingsregime vanuit milieukundig oogpunt, is behoud in situ hier gegarandeerd. De beleidskaarten gaan uit van behoud in situ, maar duiden de noodzaak van archeologisch onderzoek in geval van bodemverstoring.
Conclusie
Aangezien het plan een conserverend karakter heeft, worden in het kader van dit plan geen werkzaamheden verricht waarvoor archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Wel is er recentelijk archeologisch onderzoek uitgevoerd dat in het onderhavige bestemmingsplan is doorvertaald. In paragraaf 4.10 zal dit nader worden toegelicht.
3.3 Rijksbeleid
3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Kader
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Met de SVIR wordt een andere koers ingezet in het nationale ruimtelijk beleid. Er is nu vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale benadering met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten.
De SVIR gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Deze doelen zijn vertaald in nationale belangen, zie 3.3.2.
Beschouwing
Voor de provincies Brabant en Limburg zijn enkele belangrijke gebieden genoemd. De Brainport regio is genoemd als belangrijk economisch gebied. Het verbeteren van het vestigingsklimaat is deze regio wordt gezien als een belangrijke opgave. Het vestigingsklimaat voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers behoeft versterking met hoogwaardige woonmilieus, stedelijke voorzieningen en grensoverschrijdende verbindingen. Ook de diversiteit aan toegankelijke groengebieden rond de steden en een robuust netwerk voor natuur vormen voor deze regio een belangrijke vestigingsfactor. Landgoed Gulbergen draagt bij aan de ontwikkeling van toegankelijke groengebieden rond de stad.
Conclusie
Hoewel de Rijks Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen directe doorvertaling kent naar het Landgoed Gulbergen, draagt de ontwikkeling van dit gebied als recreatief uitloopgebied wel bij aan het versterken van het vestigingsklimaat in de regio Eindhoven. Aangezien het plan een conserverend karakter heeft, vormt dit geen belemmering voor de totstandkoming van dit plan.
3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Kader
De nationale belangen die juridisch moeten doorwerken in ruimtelijke plannen van provincies en gemeenten worden vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro). Het Barro is in 2011 deels inwerking getreden.
In het Barro zijn de onderwerpen mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken reeds opgenomen.
Beschouwing
Op 1 oktober 2012 is een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Conclusie
Er worden met het plan geen rijksbelangen geschaad.
3.4 Provinciaal Beleid
3.4.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (2012 / 2014)
Kader
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze vastgesteld op 1 oktober 2010. Hierin is het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) beschreven. De structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft een kader voor de ruimtelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant. De huidige structuren worden hierin beschreven en tevens wordt een doorkijk gegeven naar de gewenste situatie op de (middel)lange termijn. Bij de beschrijving van de huidige structuren wordt een onderscheid gemaakt tussen groenblauwe structuur, landelijk gebied, stedelijk gebied en infrastructuur.
Op 2 juli 2013 stelden GS de Ontwerpstructuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014 vast. De commissie Transitie stad en platteland heeft dit ontwerp 30 augustus vrijgegeven voor inspraak. Het gaat hier niet om een nieuwe visie. Hier is bewust voor gekozen omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Op onderdelen vindt er bijsturing plaats.
De wijzigingen die in de ontwerpherziening zijn verwerkt zijn het gevolg van de volgende besluiten:
- transitie van stad en platteland, een nieuwe koers (PS december 2011)
- structuurvisie deel D Brainport-Oost (PS juni 2011) en deel E Grenscorridor (PS juni 2012)
- intrekken van de reconstructie- en gebiedsplannen (PS maart 2012)
- Brabant: Uitnodigend Groen 2012-2022 (PS september 2012)
- startnotitie Samenhangend beleid voor de Ondergrond (december 2012)
- transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020 (PS maart 2013)
- investeringsagenda Agenda van Brabant (PS december 2010 en PS juni 2013)
Beschouwing
Landgoed Gulbergen is conform de eerste aangehaalde structuurvisie (in werking d.d. 1 januari 2011) gelegen in de groenblauwe structuur. Hier ligt de nadruk op natuurbehoud en natuurontwikkeling. Hierbinnen wordt een onderscheid gemaakt tussen het kerngebied groenblauw en de groenblauwe mantel. Landgoed Gulbergen ligt geheel in de groenblauwe mantel.
In de partiële herziening van de structuurvisie is Landgoed Gulbergen opgenomen als geledingszone tussen Helmond en Eindhoven. De provincie zet hier in op behoud en ontwikkeling van groene de groene geledingszones tussen de grote stedelijke kernen. De geledingszones hebben als doel de openheid tussen de stedelijke gebieden te garanderen. Dit wil de provincie bereiken door in te zetten op de verbetering van de groene en recreatieve kwaliteiten van deze gebieden. Dit draagt bij aan een gezond, schoon en aantrekkelijk vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant.
Ook is Landgoed Gulbergen grotendeels aangeduid als mozaïeklandschap. Hier kunnen verschillende functies met elkaar mengen zodat afwisseling en kleinschaligheid elkaar versterken. De stad (rood) staat niet tegenover het land (groen), maar zij ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde “stadteland”.
Nieuwe stedelijke ontwikkelingen spelen in op de karakteristieken van de verschillende Brabantse landschappen.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, waarin nadrukkelijk rekening is gehouden met het behoud en de ontwikkeling van groene geledingszones tussen de grote stedelijke kernen. Dit wil de provincie bereiken door in te zetten op de verbetering van de groene en recreatieve kwaliteiten van deze gebieden. Waarmee ook in onderhavig bestemmingsplan rekening is gehouden.
3.4.2 Verordening Ruimte 2014
Kader
De provincie Noord-Brabant heeft op 8 juli 2017 de Verordening Ruimte 2014, actualisatie 2017 vastgesteld. Op de verbeelding van de Verordening zijn voor de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten aanduidingen met betrekking tot stedelijke ontwikkelingen, natuur en landschap, water en agrarische ontwikkelingen opgenomen. Deze aanduidingen zijn overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.
Onderstaand worden de genoemde onderdelen van de Verordening Ruimte beschreven.
Beschouwing
Integratie stad land
In de Verordening Ruimte 2014 is Landgoed Gulbergen aangeduid met 'integratie stad land'.
Binnen deze aanduiding geldt het volgende:
Een bestemmingsplan voor een stedelijke ontwikkeling dient erop in te gaan dat:
- deze in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling in het gebied zelf of de naaste omgeving;
- deze geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of een uit te breiden
middelzwaar- en zwaar bedrijventerrein;
De toelichting bij een bestemmingsplan zoals hiervoor bedoeld bevat een verantwoording waaruit blijkt dat:
- toepassing is gegeven aan het vereiste van zorgvuldig ruimtegebruik;
- de stedelijke ontwikkeling past binnen het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied en tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit.
Een bestemmingsplan strekt ertoe dat:
- de stedelijke ontwikkeling aansluit bij het bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing;
- bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting van de stedelijke ontwikkeling rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen;
- is verzekerd dat de beoogde stedelijke ontwikkeling in omvang en ruimtelijke kwaliteit evenredig is met de beoogde groene en blauwe landschapsontwikkeling.
Het gehele Landgoed Gulbergen is voorzien van de aanduiding 'integratie stad land'. Conform de Verordening Ruimte 2014 is onder specifieke voorwaarden hier een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk in samenhang met een groene en blauwe landschapsontwikkeling. Het doel hierbij is dat er in het landschap nieuwe kwaliteiten ontstaan of bestaande landschapskwaliteiten worden versterkt. De in de Verordening gestelde voorwaarden maken het mogelijk dat per gebied maatwerk wordt geleverd ten aanzien van de vorm waarin zo'n samenhangende gebiedsontwikkeling gestalte kan krijgen, bijvoorbeeld in het onderhavig geval intensieve recreatieve mogelijkheden ter plaatse van Landgoed Gulbergen. Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan met een conserverend karakter. Indien intensieve recreatieve mogelijkheden voldoende concreet zijn dan worden deze via een separate planologische procedure geregeld. Uiteraard moet dan bij de uitwerking rekening worden gehouden met overige bepalingen van deze Verordening, zoals (attentiegebieden van) de ecologische hoofdstructuur, aangewezen waterbergingsgebieden of cultuurhistorische waarden, zoals deze ook reeds zijn vertaald in het onderhavige bestemmingsplan.
Agrarisch
In de Verordening Ruimte 2014 wordt het volgende onderscheid gemaakt in agrarische bedrijven:
- (vollegrond) teeltbedrijven: agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouw-sector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
- veehouderij: agrarisch bedrijf gericht op fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren;
- glastuinbouwbedrijven: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
- overige agrarische bedrijven: agrarisch bedrijf dat niet binnen de definitie van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt. Hieronder worden ook de paardenhouderijen begrepen.
De Verordening maakt daarbij binnen veehouderijbedrijven niet langer een onderscheid tussen de grondgebonden veehouderij en de intensieve veehouderij. Voor de toelaatbare ontwikkelingen bij agrarische bedrijven zijn in de Verordening verder enkele zoneringen relevant:
- de aanduidingen Groenblauwe mantel en Gemengd landelijk gebied;
- de aanduiding Beperkingen veehouderij.
Voor het plangebied zijn alleen de aanduidingen Groenblauwe mantel en Beperkingen veehouderij (komt in grote lijn overeen met wat voorheen de extensiveringsgebieden waren en stelt extra eisen aan de grondgebondenheid van veehouderijen) relevant, die beide voor nagenoeg het gehele plangebied gelden en in het voorliggende bestemmingsplan zijn overgenomen.
Ten aanzien van eventueel toelaatbare ontwikkelingen bij agrarische bedrijven wordt daarnaast opgemerkt dat onderhavig bestemmingsplan slechts de onderstaande mogelijkheden voor de locatie Vaarle 8 biedt, zoals deze reeds op de locatie mogelijk en aanwezig zijn. Zo zijn bijvoorbeeld intensieve veehouderijen niet toegestaan, alsmede nieuwbouw van bedrijfsgebouwen.
Vaarle 8 betreft zoals reeds opgemerkt in paragraaf 2.2.4 een bedrijf dat zich bezig houdt met tuinontwerp en onderhoud en daarnaast nog een huiskavel met akkerbouw. Ter plaatse is de bestemming 'Agrarisch' gehandhaafd en voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tuinontwerpbedrijf' en een strak bouwvlak van ca. 0,5 ha.
Gelet op het bovenstaande zijn de voorwaarden opgenomen ten aanzien van veehouderijen in de Verordening Ruimte, zoals onderstaand opgesomd, niet relevant:
- uitbreiden van de bebouwing binnen een bouwvlak;
- vergroten van agrarische bouwvlakken en omschakeling;
- nieuwe agrarische bouwvlakken;
- gebruikswijzigingen en aantal bouwlagen;
- onderscheid (grondgebonden) veehouderij en intensieve veehouderij.
Op deze aspecten zal dan ook in het kader van onderhavig bestemmingsplan niet nader worden ingegaan.
Natuur, landschap en water
In de Verordening Ruimte 2014 zijn, binnen de plangrenzen van het plangebied, aanduidingen opgenomen voor de ecologische hoofdstructuur, de Groenblauwe mantel, Regionale waterberging en Reservering waterberging en Behoud en herstel van watersystemen. Voor deze besluitgebieden zijn in de Verordening regels opgenomen. Onderstaand worden deze per aanduiding nader toegelicht.
Ecologische hoofdstructuur (inmiddels Natuurnetwerk Nederland - NNN)
In de Verordening ruimte 2014 is een deel van het het plangebied aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Een bestemmingsplan dat gelegen is binnen de EHS dient betrekking te hebben op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en regels te bevatten ter bescherming van de ecologische waarden, waarbij rekening dient te worden gehouden met de aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de gebieden die behoren tot de EHS overwegend bestemd als 'Bos' en 'Natuur' en is een aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant' opgenomen. De EHS is ook gelegen binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Verkeer - Railverkeer' en 'Wonen', maar op deze bestemmingen is de aanduiding niet gelegd.
Binnen de bestemmingen 'Bos' en 'Natuur' is het bestaande gebruik (natuur, water en extensieve recreatie) en ontwikkeling van natuurwaarden toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen zijn binnen deze bestemmingen niet toegestaan.
Groenblauwe mantel
De aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' is over het gehele plangebied gelegen. De mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de Groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies, of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. De versterking van de binnen de Groenblauwe mantel aanwezige leefgebieden voor plant- en diersoorten vraagt daarbij specifieke aandacht. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Ontwikkelingen passen qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de Groenblauwe mantel en houden rekening met omliggende waarden. Dit wordt betrokken bij de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Een (verdere) ontwikkeling van kapitaalintensieve functies, zoals stedelijke ontwikkelingen, (bezoekers)intensieve recreatie en concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties zijn strijdig met de doelen die in de groenblauwe mantel worden nagestreefd. De ontwikkelingsmogelijkheden voor deze intensievere functies zijn dan ook beperkt. Recreatieve ontwikkelingen zijn mogelijk, zeker als daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van natuur, water en landschap.
Voor gebieden die aangewezen zijn als Groenblauwe mantel dienen in het bestemmingsplan regels te worden opgenomen die zich strekken tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Daarnaast dienen deze regels gericht te zijn bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan met een conserverend karakter. Indien intensieve recreatieve mogelijkheden voldoende concreet zijn dan worden deze via een separate planologische procedure geregeld. Uiteraard moet dan bij de uitwerking rekening worden gehouden met overige bepalingen van deze Verordening, zoals (attentiegebieden van) de ecologische hoofdstructuur, aangewezen waterbergingsgebieden of cultuurhistorische waarden, zoals deze ook reeds zijn vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. Daarnaast zijn alle noodzakelijk regels zoals opgenomen in de Verordening Ruimte 2014 doorvertaald in de artikelen 20.3 t/m 20.7.
Regionale waterberging
Dit gebied is - bij dreigende wateroverlast - van belang voor waterberging (regionale waterberging). Deze gebieden liggen vooral langs het beek- en waterloopsysteem van Noord-Brabant. De ontwikkeling van functies wordt in deze gebieden afgestemd op de waterbergende functie. Dit betekent dat de geschiktheid van het gebied voor waterberging niet verloren mag gaan.
In het onderhavige bestemmingsplan is in de noordzijde van het plangebied een waterbergende functie gelegen binnen de bestemming 'Natuur'. Tevens zijn de gronden voorzien van de aanduiding 'overigezone - regionale waterberging'.
Reservering waterberging
Dit gebied is - bij dreigende wateroverlast - van belang voor hoogwaterbescherming (ruimte voor de rivier). Het grootste deel van deze gebieden ligt binnen de groenblauwe structuur, een deel heeft een overlap met de agrarische structuur. Binnen de gebieden voor waterberging kunnen andere functies zoals grondgebonden landbouw, extensieve recreatie en natuurontwikkeling zich blijvend ontwikkelen mits ze afgestemd zijn op de beoogde waterfuncties.
Voor deze gebieden dient in het bestemmingsplan te worden geregeld dat de gebieden beschikbaar dienen te zijn voor het waterbergend vermogen van het gebied. het reserveringsgebied is gelegen binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bos', 'Natuur' en 'Water'. Deze gebieden zijn reeds geschikt voor waterberging en daarom ook reeds voorzien van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging'.
Behoud en herstel van watersystemen
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' betreft de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen het doel. Hierbij dient het gebied een breedte te hebben van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop; de Hooidonksche beek. De ecologische verbindingszone (EVZ) Hooidonksche beek is reeds aangelegd en tevens voorzien van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant' in het onderhavige bestemmingsplan. De revisietekening is als bijlage 5 bijgevoegd.
Bevordering van ruimtelijke kwaliteit
In artikel 2.2 van de Verordening Ruimte 2014 heeft de provincie de verplichting voor gemeenten opgenomen om een kwaliteitsbeleid voor het landschap te voeren. Dit principe houdt, kort samengevat, in dat er ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden geboden, mits deze gepaard gaan met maatregelen die de kwaliteit van landschap, bodem, water, natuur of cultuurhistorie of van de extensieve recreatie mogelijkheden van het gebied versterken.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan met een conserverend karakter. Indien intensieve recreatieve mogelijkheden voldoende concreet zijn dan worden deze via een separate planologische procedure geregeld. Uiteraard moet dan bij de uitwerking rekening worden gehouden met overige bepalingen van deze Verordening, zoals (attentiegebieden van) de ecologische hoofdstructuur, aangewezen waterbergingsgebieden of cultuurhistorische waarden, zoals deze ook reeds zijn vertaald in het onderhavige bestemmingsplan.
Conclusie
Bovenstaand is per onderdeel en van toepassing zijnde aanduiding aangegeven wat de consequenties zijn voor het onderhavige bestemmingsplan en waar in de regels en op de verbeelding de doorvertaling vanuit de Verordening Ruimte 2014 heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan zijn de regels zoals opgenomen in de Verordening Ruimte 2014 voor het plangebied op de correcte wijze doorvertaald.
3.4.3 Structuurvisie Ruimtelijke ordening Brainport Oost
Kader
In de Structuurvisie Ruimtelijke ordening zijn negen provinciale gebiedsontwikkelingen benoemd. Eén daarvan is de gebiedsontwikkeling Brainport Oost, het gebied tussen Eindhoven en Helmond. De provincie vindt deze regio van groot belang en streeft daarom naar een hoogwaardige leefomgeving voor mens, markt en milieu.
Beschouwing
Het doel is om de kwaliteiten van de regio nog verder uit te bouwen, waarmee de betekenis van Regio Eindhoven als toptechnologische regio wordt verbeterd. Om een goed zakelijk vestigingsklimaat te verkrijgen is ook een goed woonvestigingsklimaat benodigd. Dit kan onder andere worden verkregen door het ontwikkelen en verbeteren van goede woonlocaties en recreatiemogelijkheden. Ook het ontwikkelen van groenblauwe kwaliteiten en een goede bereikbaarheid zijn belangrijke aspecten.
De ontwikkeling van een hoogwaardig recreatie- en uitloopgebied tussen Eindhoven en Helmond is één van de hoofddoelstellingen van de structuurvisie Brainport Oost. Dit is nader uitgewerkt in de intergemeentelijke structuurvisie.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die het uitvoeren van dit beleid in de toekomst zullen frustreren.
3.5 Regionaal Beleid
3.5.1 Intergemeentelijke Structuurvisie Rijk van Dommel en Aa
Kader
Het SRE heeft ten behoeve van de gemeenten Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Someren en Son en Breugel een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld voor het Rijk van Dommel en Aa, die door alle 7 de gemeenteraden van de betreffende gemeentes is vastgesteld. Het rijk, de provincie en de waterschappen De Dommel en Aa en Maas participeren hierin. Doel van de ISV is om het gebied te ontwikkelen tot een regionaal landschapspark met een aantrekkelijke landschappelijke inrichting waarin natuur en recreatie belangrijke functies zullen zijn.Op basis van het Wensbeeld, de gemeentelijke en provinciale structuurvisies is de intergemeentelijke structuurvisie (ISV) Rijk van Dommel en Aa opgesteld. De ISV vormt het beleidskader voor het ontwikkeling van het gebied tot een groenblauw regionaal landschapspark waar de bewoners op diverse manieren kunnen recreëren. De ISV bestaat uit de ISV zelf en het daarbij behorende planMER.
Beschouwing
Ligging en kenmerken Rijk van Dommel en Aa
Het Rijk van Dommel en Aa heeft een herkenbare landschappelijke structuur; de beekdalen van de (kleine) Dommel en de Goorloop/Aa met ertussen de hoger gelegen bosgordel. Dit is de ruggengraat van het gebied. De infrastructuur staat hier haaks op. Het hart van het gebied wordt doorsneden door het Eindhovens kanaal, het spoor tussen Eindhoven en Helmond en de A270. Precies in het midden ligt het Landgoed Gulbergen.
Recreatie en toerisme
Het Rijk van Dommel en Aa moet een belangrijke groene en recreatieve bijdrage leveren aan een regio waar het goed wonen, werken en recreëren is. Concrete projecten zijn de aanleg van fietspaden, de realisatie van knooppunten, recreatieve poorten en versterking van het intensieve recreatiegebied Gulbergen.
Recreatiegebied rond Gulbergen
Centraal in het plangebied wordt ruimte geboden aan meer intensieve vormen van recreatie. Het gaat om het gebied rond de Gulberg, waarbij de A270, inclusief een strook ten noorden van deze weg, de noordgrens vormt en Bospark het Wolfsven de zuidgrens. In de huidige situatie bevinden zich hier onder andere al een golfbaan en recreatiepark. Het gebied zal tevens moeten worden ontwikkeld als knooppunt van routes en voorzieningen (parkeren, fietsverhuur, informatiecentrum, horeca, etc). Het recreatieknooppunt ligt centraal in de noord-zuidgerichte zone van robuuste natuur. Nieuwe projecten dienen voldoende rekening te houden met de ecologische doelstellingen van deze zone, hetgeen onder meer als consequentie heeft dat het intensieve recreatiegebied door een forse groene inpassing moet worden geïntegreerd in de natuurkern. Het Bosplan Vaarle is hiervoor een goede eerste aanzet. Met de ligging aan de A270 en de komst van een toekomstig evenementenstation is een goede ontsluiting van dit gebied gegarandeerd, zeker wanneer in de toekomst deze weg zal worden afgewaardeerd en een groot deel van het doorgaande verkeer gebruik zal gaan maken van de nieuwe oost-west verbinding. Rondom dit goed ontsloten recreatieve centrum kan de recreatiedruk geconcentreerd worden waardoor andere gebieden worden ontzien. Nieuwe ontwikkelingen dienen tevens bij te dragen aan een goede recreatieve ontsluiting van het gebied. Voorwaarde voor medewerking aan nieuwe initiatieven is versterking van de groenstructuur en het opheffen van bestaande recreatieve en ecologische barrières.
Conclusie
Bij de ontwikkeling van het Rijk van Dommel en Aa staat het versterken van de natuur en het uitbreiden van de recreatiemogelijkheden centraal. Onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die het uitvoeren van dit beleid in de toekomst zullen frustreren.
3.5.2 Waterbeheerplan "Waardevol Water"
Kader
Het Waterbeheerplan 2016-2021, Waardevol Water, is in 2015 vastgesteld en vanaf 1 januari 2016 in werking getreden. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu en Waterplan en het Stroomgebiedsbeheerplan. Het waterschap wil meer dan voorheen gaan inspelen initiatieven en kansen die zich voordoen in het gebied. Om daarvoor voldoende ruimte te laten, wordt alleen aangegeven wat ze willen bereiken, zonder exact aan te geven hoe ze dat gaan doen. Hiervoor hebben ze vier uitgangspunten geformuleerd die de richting aangeven van de plannen en oplossingen, het betreft:
- 1. De beekdalbenadering. Ook al is de stad heel anders dan het buitengebied, toch maken steden en dorpen deel uit van eenzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan er integraler en effectiever worden gewerkt. Wel is samenwerking met andere overheden, andere waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het ommeland. Water verbindt mensen.
- 2. De gebruiker centraal. De omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt. Ook veranderen de behoeften en belangen van gebruikers. De waarde van water verandert met de maatschappij mee. Daar is oog voor en wordt op ingespeeld.
- 3. Samen sterker. Door de handen ineen te slaan met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven, wordt meer bereikt dan op eigen houtje. Zij aan zij wordt gezocht naar de beste oplossingen en werk van gemaakt. Het waterschap wil inspireren en ruimte geven. Door flexibel te zijn in de samenwerking met ideeën van derden wordt de uitvoeringskracht versterkt.
- 4. Gezonde toekomst. Ook toekomstige generaties wil het waterschap voldoende, veilig en schoon water bieden. Overal in de maatschappij wordt gestreefd naar duurzaamheid. Het denken in kringlopen is daarbij de basis. Het waterschap sluit hierbij aan en ziet dat als een inspirerende uitdaging. Niet alleen voor het waterschap, maar voor iedereen. Mensen bewust maken van de waarde van water om zo tot duurzaam gebruik te komen: ook dat zal de komende jaren in het werk van het waterschap verweven zijn.
Met dit waterbeheerplan geeft het waterschap aan wat ze de komende jaren gaan doen aan droge voeten en schoon, voldoende, natuurlijk en mooi water. Speciale aandacht heeft voldoende water voor landbouw en natuur, wateroverlast en hittestress in het stedelijk gebied, het sluiten van kringlopen, verwijderen van ongewenste stoffen zoals medicijnen en het vergroten van het waterbewustzijn. Het waterschap onderscheidt hierbij vijf waterthema’s:
- Droge voeten: voorkomen van wateroverlast in het beheergebied (onder meer door het aanleggen van waterbergingsgebieden en het op orde brengen van regionale keringen);
- Voldoende water: zowel voor de natuur als de landbouw is het belangrijk dat er niet te veel en niet te weinig water is. Daarvoor reguleert het waterschap het grond- en oppervlaktewater;
- Natuurlijk water: zorgen voor flora en fauna in en rond beken en sloten door deze waterlopen goed in te richten en te beheren;
- Schoon water: zuiveren van afvalwater en vervuiling van oppervlaktewater aanpakken en voorkomen;
- Mooi water: stimuleren dat mensen de waarde van water beleven, door onder meer recreatief gebruik.
Beschouwing
In de waterparagraaf (4.8) wordt nadere invulling gegeven aan het beleid en de uitgangspunten van het Waterschap.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter, waarin uitsluitend de bestaande situatie is vastgelegd. De uitgangspunten, zoals deze zijn genoemd in het Waterbeheerplanplan, zijn met name van belang voor ontwikkellocaties en dienen in dat kader ook verder te worden uitgewerkt.
3.5.3 Keur
De waterschappen stellen regels op om te voorkomen dat dijken en oevers beschadigen. Ook zijn er regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te waarborgen. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in en om waterlopen of dijken, heeft met de Keur te maken.
De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben per 1 maart 2015 een gezamenlijke Keur vastgesteld, waarmee Noord-Brabant breed dezelfde regels gelden.
Bij nieuwe ontwikkelingen is een berging noodzakelijk van 60 mm (was 42 mm) als de ontwikkeling
meer dan 2.000 m² betreft. Alleen bij ontwikkelingen waarbij het bestemmingsplan in 2015 is vastgesteld, of er minder dan 2.000 m² wordt ontwikkelt wordt de eis van 42 mm berging
gehanteerd.
3.6 Gemeentelijk Beleid
3.6.1 Structuurvisie Nuenen
Kader
De gemeente Nuenen is een bruisende gemeente, waar burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen veel initiatieven ontplooien. Om nieuwe ontwikkelingen in goede banen te leiden werkt de gemeente Nuenen aan een groot aantal belangrijke ruimtelijke plannen met grote gevolgen voor de ruimtelijk-functionele structuur van de gemeente. Samenhangend met deze plannen heeft de gemeente een aantal beleidsstukken opgesteld, zoals de Toekomstvisie uit 2006. Daarnaast is Nuenen bezig met enkele thematische en gebiedsgerichte beleidsstukken, zoals het Verkeersstructuurplan.
Om te voorkomen dat binnen de hoeveelheid aan plannen en beleid de samenhang verloren raakt, heeft de gemeente besloten het geheel samen te brengen in één kaderstellend beleidsdocument de Structuurvisie voor Nuenen. Daarmee wordt tevens voldaan aan de verplichting als gevolg van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het document legt de uitgangspunten van de verschillende bestaande beleidsdocumenten op gemeenteniveau vast en vervult een rol als toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen.
Beschouwing
In een Structuurvisie formuleert de overheid haar ruimtelijke beleidsdoelen en geeft inzicht in de wijze waarop deze tot uitvoering worden gebracht. De volgende stappen dienen hiervoor te worden doorlopen:
- opstellen van een ruimtelijk toetsingskader en een visie op hoofdlijnen voor de lange termijn (Ruimtelijk Casco);
- vaststellen van een ruimtelijk-functioneel programma voor de middellange en korte termijn;
- ontwerpen van een ontwikkelingsplan voor de korte termijn;
- beschrijven van een uitvoeringsplan voor de korte termijn.
De ontwikkeling van Landgoed Gulbergen geeft invulling aan de wens van de gemeente Nuenen te streven naar het versterken van de toeristische functie van Nuenen c.a. Zoals de Toekomstvisie stelt, zorgen toeristen immers voor inkomsten, werk en naamsbekendheid. In het projectenplan behorende bij de Structuurvisie is de ontwikkeling van Landgoed Gulbergen opgenomen.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die het uitvoeren van de Structuurvisie in de toekomst zullen frustreren.
3.6.2 Waterplan
De gemeente Nuenen c.a., Waterschap De Dommel, Provincie Noord-Brabant en Brabant Water hebben de intentie uitgesproken samen een Waterplan op te stellen voor het grondgebied van de gemeente Nuenen c.a..
Het gemeentelijk waterplan is de planvorm waar gemeente en Waterschap elkaar vinden op watergebied. Het vertrekpunt voor het Waterplan is altijd de lokale situatie en de lokale problematiek. Met dit vertrekpunt wordt binnen de daartoe gestelde beleidsmatige en wettelijke kaders en de wensen en ambities van de betrokken wateractoren gezocht naar een gemeenschappelijke visie. In het Waterplan is die visie beschreven en vertaald naar heldere doelen voor oppervlaktewater, grondwater, riolering, ecologie, beleving, beheer en onderhoud, etc. De daaruit voortkomende maatregelen zijn opgenomen in een uitvoeringsprogramma. De visie voor water is verder uitgewerkt in de waterparagraaf (4.8), waarbij een onderverdeling is gemaakt in regenwaterstructuur en oppervlaktewater.
Beschouwing
In de waterparagraaf (4.8) wordt nadere invulling gegeven aan de wateraspecten die relevant zijn voor die plan.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter, waarin uitsluitend de bestaande situatie is vastgelegd. De uitgangspunten, zoals deze zijn genoemd in het Waterplan, zijn met name van belang voor ontwikkellocaties en dienen in dat kader ook verder te worden uitgewerkt.
3.6.3 Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg
Door de gemeente Nuenen c.a. is het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorgopgesteld. Dit beleidsplan beschrijft het archeologiebeleid van de gemeente en geeft aan waar archeologische waarden mogelijk in het geding zijn bij ontwikkelingen. Hiervoor is een archeologische beleidskaart opgesteld.
In paragraaf 4.10.1 zal nader op het beleid en de bijbehorende kaart van de gemeente worden ingegaan.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Ruimtelijke ordening en milieu zijn twee beleidsvelden die met elkaar verweven zijn. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt is, het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor het bestemmingsplan dat toetsing dient plaats te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem, hinder van bedrijven en externe veiligheid (een ruimtelijke onderbouwing).
Het bestemmingsplan ‘Landgoed Gulbergen 2018' is met name gericht op beheer van
de bestaande situatie en heeft grotendeels een conserverend karakter. De bestaande
ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied zijn in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd. Voor de gebieden waar het bestemmingsplan een beheerskarakter heeft, hoeven de milieuaspecten niet te worden onderzocht. Wel dient aandacht te worden besteed aan de noodzakelijke planologische aspecten.
4.2 Bodem
Bij nieuwe ontwikkelingen dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden om de bodemgeschiktheid voor de ontwikkeling vast te kunnen stellen. In het onderhavige plan worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten, het is een beheersplan. Als gevolg hiervan is er geen nader bodemonderzoek noodzakelijk.
4.3 Geluid
In het bestemmingsplan zullen rond verstoringsbronnen zoals verkeerswegen (zowel auto- als spoorwegen) en bedrijven, geluids- en milieucontouren gerespecteerd worden. Deze contouren beschermen enerzijds 'de buitenwereld' tegen de overlast die de verstoringsbronnen leveren. Anderzijds voorkomen ze, dat bijvoorbeeld bedrijven belemmerd worden in hun functioneren doordat verstoringsgevoelige activiteiten gevestigd worden binnen deze contouren.
In de Wet geluidhinder is bepaald, dat vaststelling of herziening van een bestemmingsplan gepaard dient te gaan met het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar verkeerslawaai, indien binnen het plan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd (te denken valt aan agrarische bedrijfswoningen, boerderijsplitsing e.d.). Bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij sprake is van een geluidgevoelige bestemming dient getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. De nieuwe Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Conform deze wet geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. Hierbij geldt een aantal randvoorwaarden.
Aangezien het plan een conserverend karakter heeft, worden in het kader van dit plan geen specifieke onderzoeken uitgevoerd. Indien in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied is het mogelijk dat hiervoor een akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Dit zal afhankelijk van de gewenste ontwikkeling en de ligging van de locatie nader bekeken worden.
4.4 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen; deze eisen zijn gebaseerd op Europese regelgeving.
Conform artikel 5.16 van de Wm zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen. In dit artikel is tevens opgenomen dat, zolang normen niet overschreden worden (lid 1 sub a) of plannen "niet in betekenende mate" (nibm) bijdragen (lid 1 sub c), bestuursorganen hun bevoegdheden mogen blijven uitoefenen en de planontwikkeling dus doorgang mag vinden. Om welke bevoegdheden het gaat, is expliciet vastgelegd in de Wm. Om de invloed van het plan te beoordelen is gebruik gemaakt van het "nibm-criterium".
Voor een aantal stoffen in de lucht gelden wettelijke grenswaarden, die zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Voor kleinschalige projecten is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen worden uitgevoerd. In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Ten aanzien van woningbouwlocaties is in de regeling gesteld dat de volgende situaties niet in betekenende mate bijdragen:
- netto niet meer dan 1.500 woningen in geval van één ontsluitingsweg;
- netto niet meer dan 3.000 woningen in geval van twee ontsluitingswegen met
- gelijkmatige verkeersverdeling.
Aangezien het onderhavige bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, worden in het kader van dit plan geen specifieke onderzoeken uitgevoerd. Indien in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied is het mogelijk dat hiervoor een onderzoek naar luchtkwaliteit noodzakelijk is. Dit zal afhankelijk van de gewenste ontwikkeling en de ligging van de locatie nader bekeken worden.
Conform de wetgeving terzake voor elementen in het plan waar ontwikkeling van milieugevoelige functies (in)direct mogelijk gemaakt wordt (bijvoorbeeld rechtstreeks of middels een wijzigingsbevoegdheid), wordt toetsing van de luchtkwaliteit als randvoorwaarde opgenomen. Dit geldt ook voor ontwikkelingen waarbij de concentratie fijn stof (PM10) of NO2. kan toenemen.
4.5 Geurhinder
Momenteel worden richtlijnen gehanteerd waardoor er sprake is van een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.
Binnen het plangebied is nog een agrarisch bedrijf gelegen, op de locatie Vaarle 8. Vaarle 8 betreft zoals reeds opgemerkt in paragraaf 2.2.4 een bedrijf dat zich bezig houdt met tuinontwerp en onderhoud en daarnaast nog een huiskavel met akkerbouw.
In de (directe) nabijheid van het plangebied zijn zowel in de gemeente Nuenen als de naastgelegen gemeente Geldrop-Mierlo geen agrarische bedrijven of veehouderijen gelegen.
De Wet geurhinder en veehouderij is derhalve niet van toepassing.
4.6 Milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies en gevoelige functies op een verantwoorde
afstand van elkaar gesitueerd worden. Dit dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Bij de planontwikkeling dient derhalve rekening te worden gehouden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven, om de kwaliteit van het leefmilieu te garanderen en te bevorderen.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde handreiking Bedrijven en milieuzonering. Hierin wordt per bedrijf aangegeven de milieu-invloed op de omgeving en welke indicatieve afstand hierbij minimaal in acht moet worden genomen. Van deze indicatieve afstand kan worden afgeweken indien op basis van een onderzoek de daadwerkelijke afstand kan worden bepaald. Daarnaast geldt voor inrichtingen waar dieren worden gehuisvest geurspecifieke regelgeving, waarin milieuafstanden zijn bepaald.
Indicatieve afstand op basis van Handreiking Bedrijven en milieuzonering
De richtafstanden opgenomen in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied).
In onderhavig geval is sprake van een rustig buitengebied en gelden voor een dierentuin conform de Bedrijven en milieuzonering 2009 vanuit de VNG de volgende richtafstanden.
Dierentuin SBI 91041 | Geur | Stof | Geluid | Gevaar |
Rustige woonomgeving | 100 | 10 | 50 C | 0 |
Bron: Bedrijven en milieuzonering 2009, VNG
Deze vaste afstand van 100 meter is middels de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' opgenomen in de regels en op de verbeelding, waarbinnen geen nieuwe geurgevoelige objecten mogen worden gebouwd.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (o.a. van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (o.a. l.p.g.- tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen (o.a. aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
In en nabij het plangebied zijn de volgende risicovolle objecten en inrichtingen gelegen:
- routering van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Eindhoven-Venlo;
- routering van gevaarlijke stoffen over de A270 en de Collse Hoefdijk;
- de stationaire inrichtingen* Noordhof DNK (Gulberg 3), Van Gansewinkel Nederland BV (Spaarpot 6, Geldrop), het tankstation met LPG-verkooppunt aan de Collse Hoefdijk en ITW Angelboard (Gulberg 22);
- twee hoogspanningslijnen door het plangebied, op hoofdlijnen parallel gelegen aan de spoorlijn;
- twee hogedruk gasleidingen van de Gasunie, parallel gelegen aan de spoorlijn.
*Het bedrijf Carbiogas BV (Gulberg 7) behoort niet tot de categorie Bevi-bedrijven. Dit betekent dat de wet- en regelgeving voor externe veiligheid niet van toepassing is op dit bedrijf. Het bedrijf is zodoende ook niet als risicobron aangeduid. De bouwtekening behorende bij de verleende vergunning (d.d. 25 augustus 2009) is als bijlage 6 bijgevoegd.
Daarnaast is ook in het plan rekening gehouden met de landelijke Structuurvisie Buisleidingen. In het noordoosten van het plangebied is een strook van 40 meter breed waar geen bebouwing gerealiseerd kan worden, zie paragraaf 2.2.13.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare functies mogelijk. Als gevolg waarvan het groepsrisico ook niet toeneemt en niet hoeft te worden verantwoord.
4.8 Water
Beleid
Gemeentelijk rioleringsplan
Het waterbeleid van de gemeente Nuenen is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk
Rioleringsplan 2010 – 2015. Hierin staan beleidsvoornemens en maatregelen
voor inzameling, transport en (lokale) verwerking van afval-, hemel- en grondwater en het
vormt het beleidskader voor de uitvoering van de ‘verbrede’ watertaken. Naast de zorgplicht
voor stedelijk afvalwater is er ook de zorgplicht voor afstromend hemelwater en grondwater in
gewaarborgd.
Gemeentelijk Waterplan, Waterbeheerplan 2016-2021 ‘Waardevol Water’ en Keur
Voor het van toepassing zijnde beleid wordt verwezen naar de paragrafen 3.5.2 en 3.5.3 voor het regionale beleid en paragraaf 3.6.2 voor het gemeentelijk beleid.
Doorvertaling naar het plangebied
Voorliggend bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter, waarin uitsluitend de bestaande situatie is vastgelegd. De bestaande en de huidige situatie ten aanzien van verhard oppervlak veranderd dan ook niet. Waarbij ten aanzien van een mogelijk tracé voor een ontsluitingsweg het volgende wordt opgemerkt:
- Mogelijk tracé voor een ontsluitingsweg. Ook hiervoor was reeds in het vigerende bestemmingsplan een aanduiding opgenomen, die middels een wijzigingsbevoegdheid is overgenomen in het onderhavige bestemmingsplan, aangezien de reeds eerder uitgevoerde onderzoeken inmiddels zijn verouderd. Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid dient ook het aspect water (hydrologie) te worden onderzocht. In het kader van onderhavig bestemmingsplan is derhalve ook hiervoor geen watertoets doorlopen.
Water binnen plangebied
Onderstaand is de visie voor water verder uitgewerkt, waarbij een onderverdeling is gemaakt in regenwaterstructuur en oppervlaktewater.
Regenwaterstructuur
De uitwerking watervisie maakt maximaal gebruik van de bestaande structuren. Dit betekent dat:
- de stedelijke inbreidingen onderling worden gekoppeld door een regenwaterstructuur;
- het water via de regenwaterstructuur wordt afgevoerd naar het dichtst bijzijnde oppervlaktewater;
- de regenwaterstructuur bestaat uit IT-riolen die zowel kunnen infiltreren als draineren;
- de afvoer naar het oppervlaktewater zorgt voor een kleinere verblijftijd, een betere doorspoeling en daardoor voor een waarschijnlijk betere waterkwaliteit;
- door de regenwaterstructuur te koppelen met de rioolvervanging en wegreconstructies er bestaand oppervlak van het gemengde stelsel kan worden afgekoppeld;
- de belasting met regenwater van het bestaande gemengde stelsel afneemt, hetgeen een verbetering zal geven betreffende water op straat en een vermindering van de vuiluitworp.
Oppervlaktewater
Waterkwaliteit
De voorkeursvolgorde vasthouden, bergen en afvoeren zal ook de waterkwaliteit van het oppervlaktewater positief beïnvloeden. Het streven is erop gericht de waterkwaliteit in 2015 in de gemeente ten minste aan de basiskwaliteit (Maximaal Toelaatbaar Risico oppervlaktewater) te laten voldoen. Voor gebieden met specifieke natuurlijke functies zullen hogere eisen gelden (EVZ, GHS). Dit wordt bereikt door het opheffen van puntbronnen en het terugdringen van diffuse verontreiniging.
Zoals ook reeds in paragraaf 3.5.3 opgemerkt hebben de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben per 1 maart 2015 een gezamenlijke Keur vastgesteld, waarmee Noord-Brabant breed dezelfde regels gelden. Dit houdt in dat bij nieuwe ontwikkelingen een berging noodzakelijk is van 60 mm (was 42 mm) als de ontwikkeling meer dan 2.000 m² betreft.
Waterkwantiteit
Het afkoppelen mag geen toename van piekafvoeren naar de Hooidonksche beek en de Kleine Dommel tot gevolg hebben. Dit betekent dat maximaal wordt ingezet op tijdelijke berging van de neerslag en het vertraagd afvoeren. Hiervoor wordt de aanwezige berging in het oppervlaktewater benut. De berging in de bodem is relatief klein en bovendien in natte situaties niet beschikbaar vanwege de hoge grondwaterstanden in stedelijk gebied. De waterberging wordt gerealiseerd door het instellen van een flexibel peilbeheer.
Overleg met de waterbeheerder
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. In het kader van het vooroverleg heeft het waterschap gereageerd (d.d. 9 juni 2016 met kenmerk Z39039/U41315). De reactie van het waterschap is verwerkt in onderhavig bestemmingsplan.
4.9 Ecologie
Ten aanzien van het aspect ecologie dienen ten behoeve van het plangebied voor Landgoed Gulbergen benoemd te worden:
- de Wet natuurbescherming (Wnb);
- het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Wet natuurbescherming (Wnb)
De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
De natuurwetgeving kan verdeeld worden in soort- en gebiedsbescherming. De soortbescherming wordt geregeld via de Wet natuurbescherming (hierna Wnb). Daarnaast valt onder deze wet ook de gebiedsbescherming van de Natura 2000-gebieden en de houtopstanden. Gebiedsbescherming van het Natuurnetwerk Nederland verloopt via het planologische spoor.
Soortbescherming
Zoals reeds eerder aangegeven worden met voorliggend plan geen rechtstreekse ontwikkelingen beoogd. Een toets van de aanwezige flora- en faunawaarden is dan ook pas noodzakelijk zodra sprake is van een feitelijke ontwikkeling. Een soort die bij feitelijke ontwikkelingen aandacht moet hebben is de das. De das komt voor in de omgeving van het plangebied. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de recent ontdekte dassenburcht bij Brandevoort in de gemeente Helmond ten oosten van het plangebied. Voor het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing voor de jaarlijkse tuinbeurs (zie bijlage 1 van bijlage 2) is tijdens het veldbezoek specifiek naar sporen van dassen gezocht. Binnen en aan de randen van het plangebied zijn destijds geen burchten, wildwissels of haren aangetroffen. Hoewel de das beperkt voorkomt in dit deel van het plangebied, is aanwezigheid van de soort niet uit te sluiten. Uit het onderzoek blijkt wel dat de gronden (buiten het plangebied van de tuinbeurs die middels een hek het bos isoleert van de omgeving) een integraal deel van het natuurnetwerk (voorheen EHS) uitmaken.
Natura 2000-gebied
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven ligt op een afstand van ongeveer 3,5 km. Aangezien het voorliggend plan geen rechtstreekse ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn effecten op dit gebied uitgesloten.
Houtopstanden
Aangezien de laanbeplanting als gevolg van het onderhavige bestemmingsplan in tact blijft is van compensatie in het kader van de Boswet geen sprake.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Aan de in het plangebied aanwezige gronden gelegen binnen het NNN is reeds in paragraaf 3.4.2 aandacht besteed.
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Voor de aspecten archeologie en cultuurhistorie is naast het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Nuenen ook het recentelijk nog uitgevoerde onderzoek in het kader van archeologie nog relevant.
4.10.1 Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg
Door de gemeente Nuenen c.a. is het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg (27 mei 2010) opgesteld. Dit beleidsplan beschrijft het archeologiebeleid van de gemeente en geeft aan waar archeologische waarden mogelijk in het geding zijn bij ontwikkelingen. Hiervoor is een archeologische beleidskaart opgesteld. Onderstaand is een uitsnede van het plangebied op de beleidskaart weergegeven.
Uitsnede archeologische beleidskaart
Hieruit blijkt dat binnen het plangebied sprake is van archeologische monumenten (groen), een archeologisch waardevol gebied (rood) en gebieden met een hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde alsmede gebieden die reeds verstoord zijn.
Conform het gemeentelijk archeologisch beleid worden de gebieden met een lage verwachtingswaarde alsmede gebieden die reeds verstoord zijn niet geregeld in het bestemmingsplan. Derhalve worden middels het onderhavige bestemmingsplan uitsluitend geregeld de archeologische monumenten inclusief een straal van 30 meter rondom deze archeologische monumenten, het archeologisch waardevol gebied en de gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde middels de aanduiding en dubbelbestemmingen:
- 'specifieke vorm van waarde - archeologisch monument' - de aanwezige archeologische monumenten 2284,2285 en 1037 allen gelegen binnen de bestemming 'Bos';
- Waarde - Archeologisch waardevol - het archeologisch waardevolle gebied en het gebied in een straal van 30 meter rondom de aanwezige archeologische monumenten 2284,2285 en 1037, die zelf rechtstreeks beschermd worden middels artikel 11 van de Monumentenwet;
- Waarde - Archeologie hoog - gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde;
- Waarde - Archeologie middelhoog - gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
4.10.2 Uitgevoerd archeologisch onderzoek
Naast de archeologisch beleidskaart is in het in het recente verleden in het kader van de voorgenomen ontwikkeling van Landgoed Gulbergen tot een regionaal toeristisch-recreatief landschapspark en de aanleg van de ecologische verbindingszone Hooidonksche beek voor grote delen van het plangebied reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd. Onderstaand zijn de conclusies van beide onderzoeken kort op een rij gezet. De onderzoeken zijn tevens als bijlage 7 en 8 bijgevoegd.
Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase)
Door RAAP Archeologisch Adviesbureau is in juli en augustus 2008 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in acht deelgebieden in de gemeente Nuenen c.a. Doel van het bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting en doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, kwaliteit (gaafheid en conservering), datering, omvang en diepteligging van eventueel aan te treffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen inrichtingswerkzaamheden is een advies geformuleerd ten aanzien van de omgang met mogelijke archeologische waarden tijdens de planuitvoering.
De resultaten van het onderzoek zijn van directe invloed op de archeologische verwachting in het gebied en de mate waarin zij bedreigd worden door toekomstige bodemingrepen. Samengevat kan er onderscheid worden gemaakt in:
- Zones met een verploegde bovengrond, waardoor geen intacte vindplaatsen van jager-verzamelaars meer verwacht worden: geen nader onderzoek nodig.
- Zones met een verstoord bodemprofiel, waardoor geen intacte vindplaatsen meer verwacht worden: geen nader onderzoek nodig.
- Zones waar relatief droge bodems verwacht werden, maar in het veld relatief halte beekeerd- of gooreerdgronden zijn aangetroffen of waar ontgronding heeft plaatsgevonden, zodat de archeologische verwachting naar beneden is bijgesteld: geen nader onderzoek nodig.
- Zones waar volgens het bureauonderzoek mogelijk diepere sporen bewaard zijn gebleven, maar waar geen aanwijzingen voor sporen van bewoning zijn aangetroffen en daarom geen aanleiding meer is de aanwezigheid van archeologische testen te verwachten: geen nader onderzoek nodig.
- Zones waar mogelijk diepere grondsporen bewaard zijn gebleven, maar waar onder bepaalde voorwaarden geen verstoring van archeologische resten plaats vindt: geen nader onderzoek nodig, mits geplande en toekomstige werkzaamheden niet dieper reiken dan de bestaande bouwvoor: Indien hieraan niet voldaan kan worden dient nader karterend onderzoek plaats te vinden.
- Zone waarvoor een hoge verwachtlng geldt voor vindplaatsen van jager-verzamelaars: nader onderzoek niet nodig is, mits voorafgaand aan de ophoging geen bodemingrepen plaatsvinden en latere bodemingrepen niet dieper reiken dan het ophogingspakket. Indien hieraan niet voldaan kan worden, wordt aanbevolen alsnog een verkennend veldonderzoek uit te voeren teneinde de archeologische verwachting te toetsen.
- Zone waarvoor een middelhoge verwachting geldt voor vindplaatsen van landbouwers: aanbeveling tot karterend veldonderzoek.
Tot slot geldt dat op het erf van de voormalige Oude Vaarlese Hoef mogelijk diepere funderingsresten bewaard kunnen zijn gebleven. Om hier tegen beperkte kosten inzicht in te krijgen wordt aanbevolen toekomstige werkzaamheden hier archeologisch te begeleiden.
Over het geheel genomen geldt voor dit plangebied dat bodemingrepen niet bedreigend zijn voor eventuele archeologische resten, zolang niet dieper wordt gewerkt dan de bestaande verstoringsdiepte/bouwvoor en wordt daarom ook aanbevolen bij de inrichtingswerkzaamheden zoveel mogelijk met deze diepte rekening te houden.
Resultaten archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden "Ecologische verbindingszone Hooidonksche Beek traject Gulbergen"
In het kader van de aanleg van een Ecologische Verbindingszone in het stroomgebied van de Hooidonksche Beek te Nuenen zijn diverse graafwerken uitgevoerd. De kern van het plangebied is de Hooidonksche Beek die ook bekend staat als de Vaarlese loop en de Luchense Wetering. Het plangebied bevindt zich in een dalvormige laagte tussen de spoorweg Eindhoven – Helmond en de N270 in het noorden; een smal deel loopt door ten zuiden van de spoorweg. De graafwerken bestonden voornamelijk uit het verwijderen van de bovengrond tot een diepte van 20 cm à 30 cm onder het maaiveld. Verder zijn 2 poelen aangelegd, is een bestaande ‘eendenvijver’ heringericht, zijn greppel- en beekoevers afgeschuind en zijn enkele nieuwe greppels gegraven.
Reeds in 2008 is voor het plangebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten bleek dat in het plangebied mogelijk archeologische vindplaatsen voorkomen. Conform het hierop gebaseerde selectiebesluit van de provincie Noord-Brabant zijn de graafwerken intensief en extensief begeleid. De archeologische begeleiding is uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau.
Zowel bij de intensieve als extensieve archeologische begeleiding lag het accent op waardering. Tijdens het veldwerk zijn de graafvlakken geinspecteerd op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. Daarbij is steeds gebruik gemaakt van een metaaldetector voor het opsporen van metaalvondsten.
Tijdens de archeologische begeleiding zijn in de oostzijde van het plangebied 4 vuursteenconcentraties aangetroffen. Alle vindplaatsen liggen op de overgang van een dalvormige laagte naar de aangrenzende hoger liggende gronden. Naast vuursteenartefacten is een scherf grijsbakkend aardewerk uit de Volle of Late Middeleeuwen verzameld en zijn met behulp van een metaaldetector enkele metaalvondsten uit de 19e en 20e eeuw aangetroffen. De vuursteenconcentraties in het plangebied wijzen op het voorkomen van tijdelijke kampementen van jager-verzamelaars. Tenminste één vindplaats dateert uit het Mesolithicum, maar mogelijk stammen alle aangetroffen vuursteenconcentraties uit deze periode. De ligging van de vindplaatsen op de overgang van nat naar droog terrein is typisch voor tijdelijke jachtkampementen.
Uit de landschappelijke ligging van de aangetroffen vindplaatsen blijkt dat daarvoor ook de beperkte reliëfverschillen binnen de dalvormige laagte significant zijn. Op basis van deze situering van de vuursteenvindplaatsen kan de archeologische verwachting voor het plangebied verfijnd worden.
Er zijn geen verdere graafwerken voorzien in het plangebied, zodat er momenteel geen aanleiding is voor verder archeologisch onderzoek. Indien er in de toekomst echter wel graafwerken zouden gebeuren, wordt aanbevolen om archeologisch vooronderzoek uit te voeren in de oostelijke zones van het plangebied die op basis van onderhavig onderzoek een hoge archeologische verwachting krijgen voor het voorkomen van vindplaatsen van jager-verzamelaars.
Aanbevolen wordt in geval van toekomstige graafwerkzaamheden vooronderzoek uit te voeren in de oostelijke zones van het plangebied die op basis van onderhavig onderzoek een hoge archeologische verwachting krijgen voor het voorkomen van vindplaatsen van jager-verzamelaars. Aangezien deze zone net buiten het plangebied is gelegen, is deze aanbeveling niet van toepassing op het onderhavige bestemmingsplan.
4.10.3 Conclusie
De resultaten van het onderzoek van RAAP uit 2008 zijn reeds verwerkt in de archeologische beleidskaart. Uitsluitend de conclusie naar aanleiding van het onderzoek van RAAP uit 2013 ten aanzien van de oostelijke zones en het handhaven van de hoge archeologische verwachting is derhalve van invloed op de begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog.
Als gevolg hiervan zijn de onderstaande dubbelbestemmingen opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan:
Archeologisch waardevolle gebieden en 30 meter rondom archeologische monumenten (Waarde -Archeologisch waardevol)
In deze gebieden is bij eerdere onderzoeken reeds aangetoond dat er concentraties archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 100 m² en dieper gaan dan 0,3 m–mv.
Gebied met een hoge archeologische verwachting (Waarde - Archeologie hoog)
In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, aangetroffen archeologische vondsten of historische informatie een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake kan zijn van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,5 m–mv.
Gebied met een middelhoge archeologische verwachting (Waarde - Archeologie middelhoog)
In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 2.500 m² en dieper gaan dan 0,3 m–mv (0,5 m bij esdek).
4.11 Kabels & Leidingen
De planologisch relevante kabels en leidingen zijn opgenomen in regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Het gaat om een gasleiding en een hoogspanningsverbinding. Ook is in het plan rekening gehouden met de landelijke Structuurvisie Buisleidingen. In het noordoosten van het plangebied is een strook van 40 meter breed waar geen bebouwing gerealiseerd kan worden.
Hoofdstuk 5 Bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het plangebied. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat de bestaande situatie in het bestemmingsplan wordt vastgelegd en geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het plan mogelijk worden gemaakt.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012).
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. De planopzet is hoofdzakelijk gericht op beheer en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande functies is het primaire doel van het bestemmingsplan. Eén en ander komt tot uitdrukking in de regels en blijkt ook uit de verbeelding. Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Hierdoor is het omgevingsrecht drastisch gewijzigd. Veel toestemmingen en vergunningen die voorheen apart geregeld waren, zijn nu opgenomen in de Wabo. In de regels is de terminologie aangepast aan de Wabo. De ontheffing heet nu ‘omgevingsvergunning voor het afwijken’. De bouwvergunning heet ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in ‘omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk’ respectievelijk ‘omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden’.
Met de Wabo is ook het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) in werking getreden. Dit Besluit vervangt grofweg het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb). Wel is er een aantal belangrijke wijzigingen in het vergunningvrij bouwen.
Er zijn nu twee categorieën van omgevingsvergunningvrij bouwen. De eerste categorie is een voortzetting van het Bblb. Deze bouwwerken zijn vergunningvrij, het bestemmingsplan kan hier geen beperkingen aan opleggen. De tweede categorie is nieuw. Deze bouwwerken zijn vergunningvrij voor zover de bestemming van het bestemmingsplan zich er niet tegen verzet. Het Bor hanteert het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’. Dit omvat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
5.1 Onderdelen
Het bestemmingsplan 'Landgoed Gulbergen 2018' bestaat uit een aantal onderdelen:
De toelichting
Een planbeschrijving, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en een korte beschrijving van de handhavings- en uitvoeringsaspecten.
De regels
De bestemmings-, bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn afwijking- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Deze kunnen niet los van de regels worden gelezen.
5.2 Opzet Van De Regels
In het kader van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen dient een vaste volgorde en indeling van het bestemmingsplan aangehouden te worden. Deze is hieronder aangegeven.
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, namelijk de begripsomschrijvingen en de wijze van meten c.q. berekenen.
Artikel 1 - Begrippen
In dit artikel is omschreven wat in onderhavig plan onder een aantal van de in de regels gebruikte begrippen wordt verstaan.
Artikel 2 - Wijze van meten
In dit artikel is vastgelegd hoe bij de toepassing van de bouwregels van onderhavig plan moet worden gemeten.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan of wijziging) toegestaan. Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak, kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.
Binnen iedere bestemming is een aantal algemene voorzieningen toegestaan, zoals tuinen en erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, en nutsvoorzieningen. In ieder bestemming zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de verschillende artikelen van hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
Artikel 19 - Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 20 - Algemene aanduidingsregels
Algemene aanduidingsregels: hierin zijn regels opgenomen die gelden ter plaatse
van de aanduidingen:
- milieuzone - geurzone;
- overige zone - beperking veehouderijen;
- overige zone - groenblauwe mantel;
- overige zone - regionale waterberging;
- overige zone - reservering waterberging;
- overige zone - behoud en herstel watersystemen;
- overige zone - Natuur Netwerk Brabant;
- overige zone - ecologische verbindingszone;
- vrijwaringszone - straalpad.
Artikel 21 - Algemene gebruiksregels
In deze bepaling wordt geregeld wat in ieder geval onder gebruik strijdig met de bestemming wordt verstaan.
Artikel 22 - Algemene afwijkingsregels
Hier is geregeld waarvoor het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen om van het plan af te wijken. Er zijn algemene afwijkingen, en afwijkingen voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte.
Artikel 23 - Algemene wijzigingsbevoegdheid
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de in het plan opgenomen bestemming te wijzigen. Wanneer van deze bevoegdheid gebruik gemaakt kan worden, wordt beschreven in de regels.
Artikel 24 - Overige regels
Deze bepaling regelt de voorrang van dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen op bestemmingen in geval van onderlinge strijdigheid van belangen, alsmede de onderlinge relatie tussen dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. Daarnaast zijn in deze bepaling de parkeerkencijfers (ASVV2012 uitgegeven door het CROW) opgenomen in geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of gewijzigd gebruik).
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Artikel 25 - Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Deze regeling is op grond van de Wro verplicht.
Artikel 26 - Slotregel
Als laatste wordt de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
5.3 Beschrijving Van De Bestemmingen
Op basis van het voorgaande worden de volgende (dubbel)bestemmingen (artikel 3 t/m 18) onderscheiden:
Agrarisch
Agrarische gronden en agrarische bedrijven hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. De gronden zijn uitsluitend bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven. Daarnaast zijn ook extensief dagrecreatief medegebruik, een tuinbeurs, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', een stationair motorenshow, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stationaire motorenshow' en aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan. En is ook het fietspad Helmond-Eindhoven ten noorden van de spoorlijn middels een aanduiding geregeld binnen deze gronden.
Bedrijf
De aanwezige nutsvoorziening binnen het plangebied is middels de aanduiding 'nutsvoorziening' binnen de bestemming 'Bedrijf' planologisch geregeld.
Bos
Bosgebieden hebben de bestemming bos gekregen. Middels deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijft en/of zich verder kan ontwikkelen. Ook het behoud van met het bos samenhangende landschappelijke en natuurwaarden worden middels deze bestemming gewaarborgd.
Binnen deze bestemming worden de volgende doeleinden toegestaan: het behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos, het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, natuurwaarden en waarden van hydrologische betekenis het behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer worden gebouwd. Daarnaast is ter bescherming van de gronden en hun waarden een omgevingsvergunningenstelsel voor het aanleggen opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde.
Tevens is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' een tuinbeurs toegestaan. Daarnaast is ook het fietspad Helmond-Eindhoven ten noorden van de spoorlijn middels een aanduiding geregeld binnen deze gronden.
De in het plangebied aanwezige drie archeologische monumenten zijn ook gelegen binnen de bestemming 'Bos'en geregeld middels de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch monument'.
Natuur
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos en ander natuurgebied, behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, educatief en extensief recreatief medegebruik en een ecologische verbindingszone, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'. Daarnaast is ook het fietspad Helmond-Eindhoven ten noorden van de spoorlijn middels een aanduiding geregeld binnen deze gronden.
Recreatie - Golfterrein
De golfbaan is geregeld middels de bestemming 'Recreatie - Golfterrein'.
Verkeer
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige lokale wegen. Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.
Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige spoorwegen. Binnen deze bestemming zijn railverkeersvoorzieningen toegestaan. De gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de railverkeersdoeleinden. Daarnaast is ook het fietspad Helmond-Eindhoven ten noorden van de spoorlijn middels een aanduiding geregeld binnen deze gronden.
Water
Deze bestemming is toegekend aan al het binnen het plangebied aanwezige open water. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, recreatie, natuur). De waterbestemming is ingetekend aan de hand van de waterlegger van het Waterschap De Dommel. De leggerwaterlopen, grote beken, kanalen, grote vennen en plassen binnen het plangebied worden bijvoorbeeld opgenomen in de bestemming ‘water’.
Binnen deze bestemming is water, ten behoeve van aanvoer en afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, oevers en taluds toegestaan. Daarnaast is de bestemming gericht op het behoud van bijzondere waarden van de oevers en oeverbeplanting. Tot slot zijn groenvoorzieningen, voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals bruggen en steigers en dergelijke en recreatief medegebruik toegestaan. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het water toegestaan.
Wonen
Deze bestemming betreft de verschillende burgerwoningen binnen het plangebied. Het betreft hier het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen.
Binnen deze bestemming zijn woondoeleinden toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen of bedrijven. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.
Leiding - Gas
Binnen het plangebied is een gasleiding gelegen. Deze is door middel van een dubbelbestemming beschermd. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Aan weerszijden van de leidingen is deze dubbelbestemming opgenomen. Aan deze bestemming is een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen. opgenomen. Binnen deze bepaling is aangegeven voor welke werkzaamheden een verbod geldt, en dus een vergunning noodzakelijk is.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
Ter bescherming van hoogspanningsleiding is deze dubbelbestemming opgenomen. Binnen de belemmerende strook van deze leiding mogen geen werkzaamheden worden uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder.
Leiding - Leidingstrook
Binnen deze zone mag niet worden gebouwd, in verband met aan te leggen buisleidingen ter plaatse.
Waarde - Archeologie hoog
Deze gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Bouwen is toegestaan tot een diepte van 0,5 m en een oppervlakte van 500 m². Met een omgevingsvergunning kan hiervan afgeweken worden, mits uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, evenals voor de genoemde sloopwerkzaamheden. Aan een omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften worden verbonden.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
Waarde - Archeologie middelhoog
Deze gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden. Bouwen is toegestaan tot een diepte van 0,3 m en een oppervlakte van 2.500 m². Met een omgevingsvergunning kan hiervan afgeweken worden, mits uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, evenals voor de genoemde sloopwerkzaamheden. Aan een omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften worden verbonden.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
Waarde - Archeologisch waardevol
Deze gronden zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden en gelden tevens voor een straal van 30 meter rondom de archeologische monumenten. Bouwen is toegestaan tot een diepte van 0,3 m en een oppervlakte van 100 m².
Met een omgevingsvergunning kan hiervan afgeweken worden, mits uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, evenals voor de genoemde sloopwerkzaamheden. Aan een omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften worden verbonden.
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
Waterstaat - Waterlopen
Binnen deze bestemming zijn watergangen in het plangebied geregeld.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Inleiding
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
6.1.2 Inspraak en vooroverleg
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 20 mei 2016 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.
Vooroverleg
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg is een reactie ontvangen van de provincie Noord-Brabant, Waterschap De Dommel, Gasunie Transport Services B.V. en Rijkswaterstaat Zuid-Nederland. De reacties zijn samengevat in de Nota Inspraak en vooroverleg die als bijlage 9 is bijgevoegd en verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
6.1.3 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vindt plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 3 november 2017 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Er zijn vier schriftelijke zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat in de Nota van zienswijzen die als bijlage 10 is bijgevoegd en verwerkt in het gewijzigd vast te stellen bestemmingsplan.
6.1.4 Beroep
Na vaststelling van het bestemmingsplan kan binnen zes weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen een wijziging die bij vaststelling van het bestemmingsplan is aangebracht.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet wanneer het kostenverhaal van gemeentelijke kosten anderszins is verzekerd.Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.