Buitengebied, herziening Oirschotse Heide, militair oefenterrein
Bestemmingsplan - Gemeente Oirschot
Vastgesteld op 18-06-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPBGOirschotsehei-VAST met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.2 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Oirschotse Heide, militair oefenterrein' van de gemeente Oirschot.
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Oirschotse Heide, militair oefenterrein' van de gemeente Oirschot.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aardkundige waarden:
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals bodemopbouw/- samenstelling, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.7 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik in deze bodem, en die als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaande situatie:
- a. ten aanzien van bebouwing:
legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde en onherroepelijk geworden vergunning; - b. ten aanzien van gebruik:
het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan in werking is getreden.
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bivakterrein:
een plek, waar een troepenmacht te velde in de open lucht legert.
1.13 bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en recreatie.
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 caravan:
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.20 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.21 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.22 ecologische verbindingszone:
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.
1.23 evenement:
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen. Het betreft een gebeurtenis die aaneengesloten plaatsvindt met een maximum duur van drie dagen.
1.24 extensief recreatief medegebruik:
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, survivaltochten, picknicken, natuurgerichte recreatie en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.
1.25 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 groenblauwe mantel:
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
1.28 grondwateronttrekking:
het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting.
1.29 infrastructurele voorzieningen:
ontsluitingswegen en kavelpaden.
1.30 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.31 landschapselementen:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.
1.32 landschapswaarden / landschappelijke waarden:
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.33 natuurwaarden of ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.
1.34 normaal onderhoud:
het normale onderhoud van agrarische gronden, bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, zoals het beweiden en maaien van graslanden, het ploegen, eggen en inzaaien van akkers, het schonen van sloten en greppels, alsmede het regulieren onderhoud van bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, waaronder het kappen van bomen ter uitvoering van een goedgekeurd beheersplan.
1.35 ondergronds:
beneden het peil.
1.36 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken, voer- en vaartuigen, arken, caravans, stacaravans en tenten voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.37 onttrekkingsinrichting:
inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grondwater.
1.38 overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.39 perceelsgrens:
de grens van het kadastrale perceel.
1.40 recreatie:
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.
1.41 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.42 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.43 stacaravan:
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemekt als stacaravan.
1.44 vrije veld:
open of onbebouwd gebied waar troepen zich kunnen verplaatsen zonder beperkingen of obstakels die de beweging of het zicht belemmeren.
1.45 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen en dergelijke.
1.46 werk:
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 peil:
- 1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- 2. indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - Militair Terrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het houden van militaire oefeningen;
- b. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
- c. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. wegen, paden en overige infrastructurele voorzieningen;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. bivakterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bivakterrein';
- i. een verzamelgebied met opstelplekken voor militaire voertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verzamelgebied'.
- j. beeldende kunstwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - timetube' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - prinsentent';
- k. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
- l. behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuur netwerk brabant';
alsmede:
- m. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en ecologische waarden zoals bos- en heidegebieden en behoud van biotopen van amfibieën, bosvogels en plantengemeenschappen;
met daaraan ondergeschikt:
- n. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde sub 3.2.2 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt verhoogd tot 5 m, indien dit noodzakelijk is voor het landsbelang en er geen aantasting plaatsvindt van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur (Natuurnetwerk Brabant).
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Leiding
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse brandstofleiding met de hartleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof';
- b. een ondergrondse waterleiding met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.
4.2 Bouwregels
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden opgericht.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Leiding - Hoogspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een maximum spanning van 150 kV met de daarbij behorende:
- a. belemmeringenstrook;
- b. voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
5.2 Bouwregels
Op de voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter ten dienste van de in lid 5.1 bedoelde bestemming worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
- b. hieromtrent schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de ondergrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Aardkundig Waardevol Gebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de aardkundige waarden zoals die beschreven zijn in Bijlage 2 Aardkundig waardevol gebied van de regels.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologisch Rijksmonument
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch rijksmonument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Oirschot te worden ingediend.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het bouwen van werken en werkzaamheden is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Oirschot te worden ingediend.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 1 (Gebied Met Archeologische Waarde)
8.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie 1 (gebied met archeologische waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de op of in de grond aanwezige zeer hoge archeologische waarden.
- b. Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2 (Gebied Met Hoge Archeologische Verwachting)
9.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie 2 (gebied met hoge archeologische verwachting)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de op of in de grond aanwezige hoge archeologische waarden.
- b. Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3 (Gebied Met Hoge Archeologische Verwachting)
10.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Waarde - Archeologie 3 (gebied met hoge archeologische verwachting)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de op of in de grond aanwezige hoge archeologische waarden.
- b. Indien een bouwwerk wordt gebouwd, of een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden worden uitgevoerd binnen verschillende archeologische dubbelbestemmingen op een bouwperceel, gelden de meest strenge regels voor het hele bouwperceel.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waterstaat - Attentiezone Waterhuishouding
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Attentiezone waterhuishouding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de waterhuishouding. Het oprichten van bebouwing, voor zover dit is toegelaten volgens de krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen en planregels, is uitsluitend toegestaan indien functies en activiteiten geen negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
11.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijne, en werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Algemeen
13.2 Afwijking maten
In die gevallen, waarin de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan voor de bestaande feitelijke situatie, uitgezonderd in geval van nieuwbouw.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in elk geval verstaan:
- a. het gebruik van bouwwerken voor bewoning;.
- b. het gebruik van gronden in strijd met de op grond van dit plan geldende bestemming.
- c. de nieuwvestiging van mestbewerking, de uitbreiding van de bestaande gebruiksoppervlakte van mestbewerking en de toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte voor mestbewerking.
14.2 Parkeernormen
Bij het verwezenlijken van respectievelijk het gebruiken van gronden in overeenstemming met de functies die op de voor deze bestemming aangewezen gronden zijn toegestaan, dient binnen het plangebied te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
14.3 Voorwaardelijke verplichtingen
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 luchtvaartverkeerzone
15.2 Groenblauwe mantel
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' gelden de volgende regels:
- a. van toepassing is het bepaalde in de artikel 3.
15.3 Natuur Netwerk Brabant
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuur netwerk Brabant' gelden de volgende regels:
- a. van toepassing is het bepaalde in de artikelen 3.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. in deze regels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, tenzij in de bestemming reeds een ontheffingsmogelijkheid voor de maatvoering is opgenomen;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
17.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, indien dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
17.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de de ecologische hoofdstructuur ten behoeve van beekherstel en herstel van natte natuurparels, waterberging, ecologische verbindingszones, waterzuiveringsgebieden wijzigen in de bestemming 'Natuur' en/of de bestemming 'Water', indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied.
Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:
- a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en van in de omgeving aanwezige functies;
- b. de ontwikkeling van deze natuurgebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
- c. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein in te richten als natuurgebied;
- d. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor natuurontwikkeling
- e. er wordt geen afbreuk gedaan aan dan wel er vindt geen aantasting plaats van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.
17.3 Wijzigingsbevoegdheid toevoegen bestemming Waarde - Archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van toevoeging van de bestemming 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied', 'Waarde - Archeologie 1 (gebied met archeologische waarde)', 'Waarde - Archeologie 2 (gebied met hoge archeologische verwachting)', 'Waarde - Archeologie 3(gebied met hoge archeologische verwachting)', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk dan wel noodzakelijk is, mits vooraf terzake advies is ingewonnen bij een deskundige op het gebied van archeologie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangs- bepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Oirschotse Heide, militair oefenterrein'.
Hoofdstuk 1 Aanleiding
1.1 Aanleiding
Rijksvastgoedbedrijf heeft het voornemen het gebied van de Oirschotse Heide en omgeving her in te richten, zodanig dat zowel Defensie het Compagnie oefenterrein (COT) voor haar activiteiten kan blijven benutten alsook het recreatief gebruik in het gebied gewaarborgd blijft. Aanleiding voor deze herinrichting is de nieuwe manier van oefenen van Defensie. Het huidige gebruik van het COT wijzigt niet, het blijft een militair oefenterrein; het gaat met name om het vergroten van de bochtstralen en/of verbreden van de aanwezige zandbanen. Daarnaast dient het gebied van de Oirschotse Heide zodanig ingericht te worden dat de verschillende soorten recreatieve medegebruikers, door middel van logische zonering en geleiding, veilig gebruik kunnen blijven maken van de Oirschotse Heide. De aanwezige routes voor mountainbikers (ATB), ruiters en menners, wandelaars en hardlopers worden in dit kader voorzien van routepaaltjes, zodat het vrij struinen in het gebied wordt verminderd. Voornamelijk gebruiksvormen die een hogere snelheid hebben, vormen een gevaar voor het militaire gebruik van de Oirschotse Heide en dienen gezoneerd te worden aan de hand van vastgelegde routes.
Tevens wil het Rijksvastgoedbedrijf de cultuurhistorie en de natuur in het gebied versterken. Hierbij wordt opgemerkt dat er geen bebouwing wordt toegevoegd in het gebied.
Voor een deel van het plangebied is geen vigerend bestemmingsplan aanwezig. Daarnaast dienen, conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro), de gronden die gebruikt worden als militair oefenterrein de bestemming Maatschappelijk - militair oefenterrein te krijgen.
Vanuit dit kader is onderhavig bestemmingsplan opgesteld en wordt het COT Oirschotse Heide binnen de gemeente Oirschot planologisch vastgelegd.
1.2 Plangebied
De Oirschotse Heide ligt op de Midden-Brabantse dekzandrug die circa 10.000 jaar geleden is ontstaan door grote zandverplaatsingen tijdens de laatste ijstijd. Lange tijd maakte het gebied deel uit van een aaneengesloten landschap van hogere 'woeste gronden', dekzandruggen met heidevelden. De 'woeste gronden' waren voornamelijk open gebieden in tegenstelling tot de gronden om de dorpen en de beekdalen die dichter beplant waren. Door ontginningen van de heidegebieden en ruilverkaveling is dit beeld langzaam omgedraaid. De open heidegronden en zandverstuivingen werden een stuk kleiner en beplant met bossen. Door de bebossing is de dekzandrug nu goed herkenbaar in het landschap.
De Oirschotse Heide is een groot heide- en stuifzandgebied dat gedeeltelijk is begroeid met grove dennenbomen en circa 1.400 hectare beslaat. Het gebied heeft al meer dan een eeuw een militaire functie. Ooit was hier een oud-Hollands legerkamp en al vroeg was er een legerplaats dat geleidelijk groter en intensiever gebruikt werd. Een groot deel van de Oirschotse Heide is nog steeds in gebruik als militair oefenterrein en beperkt toegankelijk voor recreatief gebruik. Defensie beheert het terrein met zorg om zo de natuurlijke waarden in stand te houden.
Het plangebied voor COT Oirschotse Heide beslaat het gehele bos- en heidegebied vanaf de Dennendijk tot aan de Eindhovensedijk, aan de zuidoostkant van de gemeente Oirschot. De Oirschotse Heide is op verschillende kadastrale percelen gelegen, die in eigendom zijn van Defensie en de gemeente Oirschot.
De Oirschotse Heide grenst grotendeels aan agrarische gronden. Dit betreft de Noord-, Oost- en Zuidzijde van het plangebied. Aansluitend aan deze agrarische gronden zijn enkele kernen gelegen, zoals Oostelbeers, Oirschot en Wintelre. Aan de oostzijde grenst het plangebied direct aan de Generaal-Majoor De Ruyter van Steveninckkazerne. Op circa 300 meter ten noorden van het plangebied ligt de A58. Tevens is de Oirschotse Heide op circa 2,6 kilometer van Eindhoven Airport gelegen.
Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Bij de inwerkingtreding van dit bestemmingplan komen (delen van) onderstaande bestemmingplannen te vervallen. Voor een deel van het plangebied is geen vigerend bestemmingsplan aanwezig.
Bestemmingsplan | Vastgesteld door de gemeenteraad |
Buitengebied 1986 | 20 september 1988 |
Buitengebied fase II 2013 | 16 december 2014 |
Buitengebied, correctieve herziening | 21 november 2017 |
Van het bestemmingsplan Buitengebied is op www.ruimtelijkeplannen.nl een geconsolideerde versie 2020 gepubliceerd.
1.4 Planopzet En Leeswijzer
1.4.1 Planopzet
Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee onderdelen:
- een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn weergegeven. Deze bestemmingen (met eventuele specifieke aanduidingen) zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
- de planregels waarin het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden en bouwwerken juridisch zijn geregeld. Deze regels zijn in de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" (SVBP2012) zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en de slotbepaling).
Deze twee onderdelen dienen in samenhang te worden bekeken en zijn juridisch bindend. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de verantwoording als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro zijn opgenomen. Ook maken de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro deel uit van de toelichting.
1.4.2 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied van het terrein en geeft een beschrijving van de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft in hoofdlijnen de beleidscontext op zowel rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau, die een relatie heeft met de voorgenomen ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 wordt op diverse milieu- en omgevingsaspecten ingegaan. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 worden zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Plansituatie
In de voorgenomen situatie zal het plangebied heringericht worden. De herinrichting is gericht op aanpassingen aan de aanwezige zandbanen voor het militaire gebruik, recreatieve wegen en paden, natuur en erfgoed. Met deze herinrichting kan Defensie het Compagnie oefenterrein (COT) voor haar activiteiten blijven benutten en blijft het recreatief gebruik in het gebied gewaarborgd.
Op dit moment is de toekomstige herinrichting van het plangebied niet definitief. Onderstaande beschrijving met afbeeldingen is indicatief. In een volgende fase vindt de definitieve uitwerking plaats van de herinrichting. Hierbij wordt nadrukkelijk gekeken naar de aanwezige waarden in het gebied om zo min mogelijk 'schade' aan te brengen als gevolg van de voorgenomen herinrichting.
2.1 Militair Gebruik
De militaire oefeningen vinden plaats binnen het gehele oefenterrein, maar zullen voornamelijk geconcentreerd worden in de centrale activiteitenzone. Bij de herinrichting van de Oirschotse Heide wordt de zuidelijke oefenbaan enkele meters naar het noorden verschoven, zodat er minder overlast is van stuivend zand tijdens oefeningen voor direct aanwonenden. Tevens worden, waar nodig, de bestaande oefenbanen verbreed en/of bochtstralen vergroot, zodat deze oefenbanen ook in de toekomst geschikt blijven voor diverse soorten oefeningen met legervoertuigen. De hoofdroutes hebben een breedte van 6 of 8 meter.
Om te zorgen voor een goed overzicht bij kruisingen van zandbanen wordt beplanting verwijderd. De zandweg op de grens van bos en agrarische percelen lopende vanaf de Oirschotsedijk/Wintelresedijk naar de kazerne zal worden afgewaardeerd voor militair gebruik, wat de vermindering van stofoverlast ten goede komt.
Er komen vier nieuwe bivakken. Eén in het noorden en drie in het zuidwesten. Deze bivakterreinen zijn, net als andere bivaklocaties op het oefenterrein, bedoeld voor de opbouw van tenten en het stallen van voertuigen tijdens oefeningen. Twee huidige bivaklocaties komen te vervallen.
Tot slot ligt aan de westzijde van het oefenterrein een verzamelgebied met opstelplekken voor militaire voertuigen.
Overzicht militair gebruik in de nieuwe situatie (indicatief). Vervallen bivakterreinen zijn niet weergegeven.
2.2 Recreatief Gebruik
Conform de 'beleidsregel recreatief medegebruik van defensieterreinen' is recreatief medegebruik uitsluitend toegestaan indien het niet belemmerend is voor het militaire gebruik en het medegebruik plaatsvindt op gemarkeerde routes.
In het gebied zijn reeds wandel-, fiets-, ATB- en ruiterpaden aanwezig. Om recreatieve medegebruikers veilig gebruik te kunnen laten maken van de aanwezige paden van de Oirschotse Heide, is een logische zonering en geleiding noodzakelijk. In dit kader worden de aanwezige paden voorzien van routemarkeringen. Deze routemarkeringen worden uitgevoerd in één terughoudende huisstijl voor de bebording die past bij het boskarakter (natuurlijke materialen en kleuren).
Wandelen en hardlopen
Het wandelroutenetwerk wordt uitgedund en verbeterd. Op de Oirschotse Heide worden met behulp van routemarkeringen en nieuwe wandelknooppunt-borden, als onderdeel van het nieuwe wandelroutenetwerk, doorgaande wandelroutes in zowel oost-west als noord-zuid richting aangegeven. Daarnaast worden bestaande paden ingezet voor het uitzetten van hardlooproutes.
Deze wandel- en hardlooproutes vermijden de hoofdroutes, maar waar mogelijk ook de ATB- en ruiterpaden, zodat de veiligheid voor wandelaars kan worden gegarandeerd en het wandelgemak wordt verhoogd. Deze doorgaande routes liggen langs interessante locaties en landschappen van de Oirschotse Heide.
Overzicht wandelroutenetwerk (indicatief)
Fietsen en ATB
Om een doorlopend fietsroutenetwerk te behouden, blijven de bestaande fietsroutes rondom de Oirschotse Heide op een logische wijze met elkaar verbonden door de fietspaden op de Oirschotse Heide uit te voeren in een halfverharding met een breedte van 3 meter. Hierdoor zijn ze goed herkenbaar en zijn ze ook geschikt voor rolstoelgebruikers. Het betreft 2 fietspaden in noord-zuidrichting en 1 fietspad in oost-westrichting. De Wintelresedijk blijft als historische structuur intact en wordt afgewaardeerd tot een recreatieve route met veiligheid voorop. Tevens ligt er een plan gereed voor de uitvoering van het doorgaande fietspad tussen het beekdal van de Kleine Beerze en Hoogeind (buiten plangebied). Deze wordt als oost-westroute over de bestaande paden van de Oirschotse Heide verder uitgebreid richting de Eindhovensedijk aan de noordzijde van het plangebied. Het streven is om deze fietsroute te koppelen aan de ligging van kamp Willem I, die voor bezoekers beter beleefbaar wordt gemaakt.
Overzicht fietsroutenetwerk (indicatief)
Op dit moment is een aantal ATB-routes (mountainbike) aan de west- en noordzijde van het gebied aanwezig. Deze routes zijn vanuit Oirschot en Oostelbeers goed te bereiken. Ook voor de ATB-fietsers wordt een gemarkeerd routenetwerk (single-track) uitgezet over bestaande paden op de Oirschotse Heide, waarbij conflicten met de oefenbanen zoveel als mogelijk vermeden worden. Hierbij wordt gekeken naar bestaande paden die gebruik maken van het bestaande reliëf en de ATB-fietser uitdagende en afwisselde routes bieden. Tevens zijn deze routes zodanig gekozen dat ze niet in conflict komen met de militaire oefenbanen. Daarnaast is rekening gehouden met de aanwezige natuurwaarden en het erfgoed bij het bepalen van de ATB-routes.
Overzicht inrichting ATB netwerk (indicatief)
Ruiter en mennergebruik
In de omgeving van de Oirschotse Heide zijn 4 maneges gelegen. In de huidige situatie is in het westelijk deel van de Oirschotse Heide vrij ruitergebruik op de wegen en paden toegestaan. Dit is echter een onwenselijke situatie en daarom worden vanuit deze maneges eveneens over reeds bestaande paden gemarkeerd ruiter- en menroutes uitgezet. Er worden in dit routenetwerk wel een aantal aanpassingen gedaan om de veiligheid tussen de verschillende gebruikers van de Oirschotse Heide te vergroten.
Overzicht ruiter- en mennetwerk
Parkeren
Om het recreatief parkeren bij de Oirschotse Heide in goede banen te leiden worden de plekken waar nu 'wildparkeren' plaatsvindt, omgezet naar kleinschalige parkeerplekken (maximaal 6 parkeerplaatsen) en zullen landschappelijk ingericht worden door middel van halfverharding. Deze parkeerplaatsen zijn ook beschikbaar voor mindervaliden.
2.3 Natuur
De Oirschotse Heide bestaat uit een gebied met veel aanwezige natuurwaarden. Er is hier in de afgelopen jaren specifiek ingezet op de heidegebieden en het vergroten van het oppervlakte van de heide door de heidegebieden te verbinden middels een ecologische heidecorridor. Honden moeten in het hele gebied aan de lijn om verstoring van aanwezige natuurwaarden (flora en fauna) te voorkomen.
In lijn met het huidige natuurbeleid van Defensie, gemeente Oirschot en het Brabants Landschap wordt doorlopend aandacht besteed aan natuurontwikkeling- en verbetering van de Oirschotse Heide. Hierbinnen valt een verdere versterking van natuurbiotopen. Concreet betekent dit dat de in het verleden ingezette verbeteringen nu en in de toekomst verder worden ontwikkeld. Het betreft de volgende elementen:
- De heidecorridor is weer opengemaakt en wordt compleet gemaakt op het Defensieterrein.
- De vennen op de landgoederen zijn hersteld (Brabants Landschap).
- De vennen op het Defensieterrein zijn goed in beeld gebracht. Door herstel van deze vennen blijven de natuurwaarden behouden en kunnen waar mogelijk ook versterkt worden.
- Er is aangepast bosbeheer opgestart om het bos minder monotoon te ontwikkelen.
- Waterschap en de gemeente zijn al bezig met droogte-aanpak door het deels dempen van sloten en greppels. Voor defiensie is dit een aandachtspunt.
Voor de natuur van de Oirschotse Heide is het belangrijk dat er een zonering wordt aangehouden tussen rust en drukker gebruik. Het drukkere militaire gebruik vindt met name in het midden plaats en de extensieve recreatie aan de randen. Verder is het streven om het bosgebied ten noorden van kamp Willem I interessanter en afwisselender te maken voor natuur en wandelrecreatie. Hiervoor kunnen de ontginningspatronen (bospaden) gebruikt worden en kan afwisseling worden bereikt door gevarieerde open plekken te creeren en naaldbos om te zetten naar een mix van naald- en loofbos. Daarnaast wordt meer aandacht besteed aan de unieke kwaliteiten van de Oirscotse Heide, zoals de stuifzandontwikkeling Straatsche heide.
Streefbeeld natuur
2.4 Erfgoed
Het gebied kent een rijke en lange geschiedenis en herbergt tal van archeologische en cultuurhistorische relicten. Het streven is om deze, voor zover mogelijk, zichtbaar en beleefbaar te maken voor bezoekers.Het gaat daarbij onder andere om Kamp Willem I en de voormalige kapel met barakken (tot jaren '60 vorige eeuw) bij Witte Bergen (oude kamp).
Kamp Willem I heeft momenteel nog geen monumentenstatus. Het advies loopt om het aan te dragen als archeologisch rijksmonument. Dit is onderdeel van het beleefbaar en zichtbaar maken van erfgoed rond kamp Willem I.
Overzicht erfgoed
In samenwerking met de gemeente Oirschot, Defensie, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en lokale heemkundekringen is voor Kamp Willem I reeds een apart traject opgestart. Dit heeft geresulteerd in de realisatie van de zogenaamde Timetube en de Prinsentent. De Timetube bestaat uit een lijn van circa 2 kilometer lang bestaande uit 46 aluminium poorten van 3,10 meter hoog die op een onderlinge afstand van 30 meter staan. De meest westelijke poort is 6 meter hoog. Ten zuiden van de Timetube staat de Prinsentent met een hoogte maximaal 5,80 meter.
![]() | ![]() |
Impressie Timetube en Prinsentent
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (vastgesteld op 11 september 2020) is de rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en opvolger van de SVIR. Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationaal belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:
- 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
- 2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
- 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
- 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur. In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
ad 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan Nederland zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met internationale partners, Het Rijk zet in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de Nederlandse economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Het Rijk zet daarbij in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat Nederland niet langer afhankelijk is van eindige, fossiele bronnen.
Ad 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. Er wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locaties bevinden zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd. De COVID-19 crisis onderstreept extra het grote belang van een goede inrichting van de openbare ruimte.
Ad 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen
Nederland gaat voor een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Dat draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor vitale landbouw. Met gezonde ondernemingen die een goed economisch perspectief hebben en werken in en aan een gezonde omgeving. In het landelijk gebied spelen veel nationale belangen die ruimte vragen, waaronder de ontwikkeling van een duurzame (kringloop)landbouw voor voedsel en agroproductie, het waarborgen van de waterveiligheid en klimaatbestendigheid, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende zoetwater en een goede kwaliteit van oppervlakte- en grondwater. Maar ook het behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten, de productie en transport van hernieuwbare energie en het verbeteren en beschermen van de biodiversiteit hebben ruimte nodig. Het versterken van onze natuur is mede vanwege de stikstofcrisis een urgente opgave. Deze verschillende, toenemende en deels strijdige claims op de fysieke leefomgeving vragen om nadere afweging zowel nationaal als in regionale en lokale gebiedsprocessen.
Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Afwegen met NOVI
De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:
- We werken als één overheid, samen met de samenleving.
- We stellen de opgave(n) centraal.
- We werken gebiedsgericht.
- We werken permanent en adaptief aan de opgaven.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, passen binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk dat in de NOVI wordt beschreven. Het rijk zet in op een toekomstbestendig landelijk gebied, waar recreatie, erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten en andere gebruiksfuncties hand in hand gaan. De ontwikkelingen op de Oirschotse Heide passen binnen dit toekomstbeeld, waarbij recreatie, het gebruik van het terrein door defensie en het beschermen en waarderen van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten samen worden gebracht.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (barro)
Een aantal kaderstellende ruimtelijke ordeningsaspecten op nationaal niveau wordt geborgd in het Barro. Die aspecten onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende randvoorwaarden. Kaartbeelden en tabellen die daarbij van belang zijn, zijn in de ministeriële regeling Rarro opgenomen.
In het Barro is onder meer het beschermingsregime van de gebieden behorende tot het natuurnetwerk Nederland (NNN/EHS) vastgelegd. Hierin wordt gesteld dat er binnen dit gebied in principe geen activiteiten mogelijk zijn die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden.
In het Barro is echter een uitzondering gesteld, namelijk dat gebieden die in het Rarro zijn aangewezen als militaire terreinen, geen onderdeel vormen van het NNN. Specifiek is een deel van de Oirschotse Heide aangewezen als 'militaire terrein dat geen onderdeel vormt van het natuurnetwerk Nederland'. Deze gebieden zijn daarmee uitgesloten van het NNN-beschermingsregime. Wel is in het Barro gesteld dat bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een militair terrein voor die gronden de bestemming "Maatschappelijk – militair terrein" opgenomen moet worden en dat er geen bestemmingen mogen worden opgenomen die een belemmering kunnen vormen voor de functionele bruikbaarheid van dat terrein.
Aanwijzing Oirschotse Heide als 'militaire terrein dat geen onderdeel vormt van het natuurnetwerk Nederland' (Rarro, bijlage 18.1).
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
Het deel van de Oirschotse Heide waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen plaatsvinden, is vrijgesteld van het NNN-beschermingsregime uit het Barro, vanwege de aanwijzing als 'Militair terrein geen onderdeel Natuurnetwerk Nederland'. In de regels van voorliggend bestemmingsplan is voor de gronden met de aanwijzing 'militair terrein' de bestemming 'Maatschappelijk – Militair terrein' opgenomen. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met het Barro.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie de Kwaliteit van Brabant (2018)
De provincie streeft er naar volgens de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet te werken, daarom is in december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de provincie Brabant voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Het gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie.
Om Brabant in de toekomst welvarend, verbonden en klimaatproof te laten zijn, onderscheidt de provincie Brabant vier hoofdopgaven die nauw met elkaar samenhangen en die op elkaar inwerken:
- Werken aan de Brabantse energietransitie;
- Werken aan een klimaatproof Brabant;
- Werken aan de slimme netwerkstad;
- Werken aan een concurrerende, duurzame economie.
Daarnaast heeft de provincie Brabant één basisopgave waarbinnen deze vier hoofdopgaven vorm moeten krijgen. Deze basisopgave is werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. In 2030 heeft Brabant een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat voor alle aspecten voldaan wordt aan
de wettelijke normen. Natuurgebieden zijn ingericht, de afname van biodiversiteit is naar een positieve
trend omgebogen, waardevolle cultuurhistorische landschappen zijn behouden en er is breed draagvlak voor de nieuwe energie- en klimaatadaptieve landschappen door de ontwerpende aanpak.
Bij het werken aan een veiligere leefomgeving gaat het om het terugbrengen van risico’s tot een acceptabel niveau en het continu zo goed mogelijk voorbereid zijn op calamiteiten. De aanpak van waterveiligheid vanwege de klimaatveranderingen is dusdanig veelomvattend dat hiervoor een aparte hoofdopgave is benoemd.
Gezondheid is meer dan alleen “ziekte voorkomen”. Gezondheid gaat juist om “quality of life”, welzijn en het bevorderen van gezondheid. Bijvoorbeeld door een gezonde levensstijl te bevorderen door bij de (her)inrichting van de omgeving meekoppelkansen te benutten en uit te nodigen tot beweging door meer groen, of meer voorzieningen voor buitenrecreatie.
De basis wordt op orde gebracht en gehouden zodat het in Brabant -ook in de toekomst- goed wonen, werken en verblijven is. Vanuit alle opgaven wordt daarom gewerkt aan een goede omgevingskwaliteit; zowel in de bebouwde als de onbebouwde omgeving. Een aantrekkelijk landschap is essentieel voor een goede omgevingskwaliteit. Belangrijke dragers van het landschap zijn de natuurlijke, cultuurhistorische en aardkundige structuren en elementen. Het landschap vertelt het verhaal van Brabant en draagt daarmee in sterke mate bij aan de Brabantse identiteit.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De ontwikkeling van de Oirschotse Heide is in lijn met de provinciale Omgevingsvisie. Door landschap en natuurontwikkeling wordt de omgevingskwaliteit versterkt. Daarnaast wordt de gezondheid bevorderd, door het aanleggen van fiets- en wandelpaden. Ook aan het aspect veiligheid vanuit de mix tussen het recreatieve gebruik en de functie als militair terrein wordt aandacht besteed.
3.2.2 Interim omgevingsverordening (geconsolideerd 2022)
In het kader van de Omgevingswet heeft de provincie Noord-Brabant een interim omgevingsverordening opgesteld, waarin alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving bij elkaar staan. Deze interim omgevingsverordening, geconsolideerd in april 2022, vervangt de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen. De definitieve omgevingsverordening wordt vastgesteld voordat de Omgevingswet in werking treedt.
De Verordening stelt dat de provincie bij de ontwikkeling van een plan vraagt om in de toelichting van een bestemmingsplan de ontwikkeling te verantwoorden. De Oirschotse Heide ligt in een aantal aangewezen gebieden waar vanuit de omgevingsverordening instructieregels voor gelden.
Aardkundig waardevol gebied
De Oirschotse Heide is deels gelegen in een Aardkundig waardevol gebied. Een bestemmingsplan van toepassing op Aardkundig waardevol gebied is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken zoals beschreven in de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant en stelt regels ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Dit is geborgd in de regels van onderhavig bestemmingsplan.
![]() | ![]() |
Aardkundig waardevolg gebied
NatuurNetwerk Brabant (NNB)
Gebieden die in het Rarro zijn aangewezen als militaire terreinen vormen geen onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Specifiek is een groot deel van de Oirschotse Heide aangewezen als 'militaire terrein dat geen onderdeel vormt van het natuurnetwerk Nederland'. Deze gebieden zijn daarmee uitgesloten van het NNN-beschermingsregime.
Een deel van de Oirschotse Heide is aangewezen als onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant. Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken. Dit is geborgd in de regels van onderhavig bestemmingsplan. Een bestemmingsplan kan bepalen dat het oprichten van kleinschalige bebouwing en bouwwerken ten behoeve van de natuurfunctie of het recreatieve medegebruik daarvan zijn toegestaan, als dit geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant.
![]() | ![]() |
NatuurNetwerk Brabant
Daarnaast zijn die gebieden ook aangemerkt als Attentiezone waterhuishouding. Een bestemmingsplan van toepassing op Attentiezone waterhuishouding strekt tot bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
![]() | ![]() |
Attentiezone waterhuishouding
Landelijk gebied
Het gehele plangebied is gelegen in de aanduiding 'Landelijk gebied'. In een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in 'Landelijk gebied' dient die ruimtelijke ontwikkeling gepaard te gaan met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:
- de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
- het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
- het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
- het wegnemen van verharding;
- het slopen van bebouwing;
- de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
- het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.
![]() | ![]() |
Landelijk gebied
Groenblauwe mantel
Het gehele plangebied is tevens onderdeel van de 'Groenblauwe mantel'. Dit zijn gebieden die de verbinding vormen tussen het Natuur Netwerk Brabant en het Landelijk gebied. Het beleid in de 'Groenblauwe mantel' is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Binnen de 'Groenblauwe mantel' is volop ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties zoals landbouw en recreatie, met een meer extensief karakter en als die bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap. Een bestemmingsplan van toepassing op de Groenblauwe mantel:
- strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken;
- stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied;
- borgt dat een ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken.
![]() | ![]() |
Groenblauwe mantel
Conclusie
De ontwikkelingen die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, passen binnen de kaders van de interim omgevingsverordening Noord-Brabant. De bescherming van de Aardkundige waarden en het NatuurNetwerk Brabant zijn geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. De ontwikkelingen die zijn voorzien, tasten de aanwezige waarden niet aan. Daarnaast ziet het plan toe op een verbetering van de landschappelijke kwaliteiten door het herstel van cultuurhistorische waardevolle terreinen, het versterken van landschapselementen en het verbeteren van de reeds aanwezige, extensieve recreatieve mogelijkheden. Daarmee voorziet het plan ook in de bescherming en versterking van de Groenblauwe mantel.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Strategische Kempenagenda 2019 - 2025
Samen met de raden van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden heeft de gemeente Oirschot de Strategische Kempenagenda 2019 - 2025 opgesteld. De Strategische Kempenagenda is vastgesteld op 17 december 2019. De Strategische Kempenagenda dient als eerste aanzet tot een strategische samenwerking op regionaal niveau.
In de eerste stap hebben de gemeenten een gezamenlijke visie opgesteld, waar de gemeenten samen aan willen werken. De Kempengemeenten hebben geconstateerd dat door afstemming van het onderlinge beleid en samenwerking de essentiële oude natuur-, cultuurhistorische en culturele waarden van het landschap behouden moet blijven, waarbij tegelijkertijd wonen, bedrijvigheid, recreatie en energiewinning ruimte krijgt.
Aan de hand van deze gezamenlijke visie hebben de gemeenten vijf thema's ontwikkeld:
- Transitie van het landelijke gebied
- Energietransitie
- Mobiliteit
- Wonen
- Economie
Transitie van het landelijk gebied
Op het gebied van de transitie van het landelijke gebied zal er geïnventariseerd worden welke regionale kansen en bedreigingen een rol spelen voor het versterken van de ruimtelijke opgaves in het buitengebied. Grensoverschrijdende projecten worden in kaart gebracht, met als doel om beter zich te krijgen op de gezamenlijke projecten die horen bij de Kempische uitgangspunten. De gemeenten gaan zich aan de hand van deze werkwijze inzetten om gezamenlijk het natuurnetwerk te optimaliseren en versterken.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De herontwikkeling van de Oirschotse Heide sluit aan bij het uitgangspunt om binnen de regio het natuurnetwerk te optimaliseren en versterken. Het behoud en versterken van de aanwezige natuurwaarden is een belangrijk thema binnen de beoogde herontwikkeling. De beoogde herontwikkeling is daarom in lijn met de Strategische Kempenagenda.
3.3.2 Waterbeheerprogramma 2022 - 2027
Het Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 is het integrale uitvoeringsplan van Waterschap De Dommel waarin de beleidskaders voor de watersystemen van Midden-Brabant uiteengezet worden. Het Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 biedt kaders voor de verbetering van waterkwaliteit, normering van wateroverlast en optimalisatie van de grondwaterbalans. Aan de hand van deze kader zijn er drie doelen opgesteld:
- Droge voeten: zo veel mogelijk voorkomen van wateroverlast.
- Schoon water: werken aan de ecologische kwaliteit van het water in beken, sloten en ondiepe grondwater in het gebied.
- Voldoende water: voldoende water beschikbaar hebben voor lange periodes van droogte.
Waterschap De Dommel streeft ernaar om in 2050 een watersysteem te creëren die toekomstbestendig is. Een toekomstbestendig watersysteem houdt in dat het watersysteem robuust, flexibel en in balans is met de omgeving en zorgt voor een goede waterkwaliteit.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
Met de herontwikkeling van de Oirschotse Heide wordt er geen inbreuk gedaan op het beleid uit het Waterbeheerprogramma. De herontwikkeling is gezien het bovenstaande niet strijdig met het Waterbeheerprogramma van het Waterschap De Dommel.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie gemeente Oirschot
De omgevingsvisie gemeente Oirschot (vastgesteld op 29 september 2017) is tot stand gekomen in samenspraak met de Oirschotse inwoners en ondernemers, waarbij de ontwikkeling van kwaliteit centraal staat. In deze samenwerking hebben inwoners en ondernemers de mogelijkheid gekregen om knelpunten, wensen en/of initiatieven aan te dragen bij de gemeente. Samen wordt ernaar gestreefd om de gemeente voor zowel bezoekers als bewoners aantrekkelijk te houden. Deze opvatting vormt de basis voor de kernboodschap die de gemeente Oirschot heeft opgesteld:
“Oirschot: Monumentaal, Ondernemend en Groen: daar voelt de MENS zich thuis”
Op basis van de opgenomen wensen en de kernboodschap heeft de gemeente Oirschot acht thema's ontwikkeld die de basis vormen van de omgevingsvisie:
- 1. Natuur, landschap & cultuurhistorie: de gemeente Oirschot blijft het cultuurhistorisch erfgoed ontwikkelen, zodat het een blijvende economische en maatschappelijke waarde houdt. Daarnaast moet de kwaliteit van de natuur, biodiversiteit en het landschap beschermd, hersteld en ontwikkeld worden.
- 2. Landbouw: de landbouw dient gebaseerd te zijn op duurzaamheid en gebruik te maken van innovatieve vormen van landbouw.
- 3. Recreatie: de recreatief-toeristische potentie van zowel het buitengebied als de kernen moeten optimaal benut worden door enerzijds in te zetten op sterke waarden als landschap, natuur en cultuurhistorie, gastvrijheid en beleving, en anderzijds het stimuleren van kwalitatief hoogwaardige recreatiebedrijven.
- 4. Veilige en gezonde woon- en leefomgeving: de gemeente Oirschot zal de huidige en toekomstige bewoners voorzien van een passende woningvoorraad. Daarnaast streeft de gemeente met dit thema naar de bevordering van een gezonde en veilige leefomgeving, met een uitnodiging tot gezond gedrag waar de omgeving uitgenodigd wordt tot bewegen en ontmoeten.
- 5. Economie en werkgelegenheid: de gemeente Oirschot wil een goede basis leggen voor werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen.
- 6. Energie, klimaat, water en milieu: op het gebied van energie, klimaat, water en milieu wil de gemeente Oirschot in 2040 een klimaatbestendige en energie neutrale gemeente zijn. De gemeente zet zich daarom in om milieuoverlast zoveel mogelijk te beperken.
- 7. Mobiliteit en bereikbaarheid: de gemeente Oirschot wil de komende jaren het (recreatief) wandel- en fietsnetwerk verbreden. Op dit moment ontbreken er nog enkele schakels binnen het fietsroutenetwerk van de gemeente.
- 8. Basis voorzieningen: de gemeente Oirschot wil haar inwoners een goede kwaliteit van leven aanbieden, met een toegankelijk voorzieningenniveau en toekomstbestendige openbare ruimtes.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De herontwikkeling van de Oirschotse Heide sluit aan bij de doelstellingen die binnen drie thema's gesteld zijn: natuur, landschap en cultuurhistorie, recreatie en mobiliteit en bereikbaarheid. Binnen deze thema's worden doelstellingen gesteld om cultuurhistorisch erfgoed, natuur, landschap, recreatie en mobiliteit verder te ontwikkelen binnen de gemeente. De herontwikkeling van de Oirschotse Heide sluit hierbij aan en faciliteert bij het behalen van de gemeentelijke doelstellingen.
3.4.2 Toekomstvisie Oirschot 2030
De toekomstvisie Oirschot 2030 (vastgesteld in april 2011) vormt de start van het toekomstvisietraject van de gemeente Oirschot. Aan de hand van de drie gestelde ambities wordt er vorm gegeven aan de toekomstvisie:
- De gemeente Oirschot dient zicht te ontwikkelen tot een kwalitatief groene gemeente: de gemeente Oirschot stuurt hierbij op de kwaliteit van wonen, leven en bedrijvigheid. De gemeente heeft aandacht voor het behoud van de landschappelijke waarden, waarbij tegelijkertijd de ontwikkeling van bedrijvigheid niet ten koste mag gaan van het aanwezige groen.
- De gemeente Oirschot stuurt bewust op samenhang met de omgeving: de gemeente zet zich in om door middel van bestuurlijke participatie het profiel van de gemeente scherp te houden.
- De gemeente Oirschot ontwikkeld een zelfredzame samenleving: de gemeente streeft ernaar dat de opgaven uit de Toekomstvisie in een gezamenlijkheid met de samenleving wordt opgepakt.
Het uiteindelijk doel van de gemeente Oirschot is om op deze manier de samenleving in beweging brengen, sturing geven aan de volgende generaties en een bijdrage leveren aan een heldere positionering van de gemeente naar buiten toe. Hierdoor zal in 2030 moet het wonen, leven en werken in de gemeente Oirschot gekenmerkt worden door de combinatie van cultuurhistorie, groene omgeving en verbinding met de top-technologische regio.
Relatie met het voorliggende bestemmingsplan
De herontwikkeling van de Oirschotse Heide sluit aan bij de eerste ambitie uit de toekomstvisie. In de eerste ambitie is gesteld dat de gemeente zich wil ontwikkelen tot een kwalitatief groene gemeente. Met de beoogde herontwikkeling van de Oirschotse Heide zal de natuur- en landschapskwaliteit worden verbeterd. Het plan zal een belangrijke bijdrage leveren aan het creëren van een kwalitatief groene gemeente. De voorgenomen herontwikkeling is dan ook in lijn met de toekomstvisie van de gemeente Oirschot.
3.4.3 Landschapskwaliteitsplan
Het landschapskwaliteitsplan is op 19 oktober 2021 vastgesteld door de gemeenteraad. Het doel van het landschapskwaliteitsplan is het bieden van een integrale visie op het landschap van de toekomst. Een visie waarin ruimte wordt geboden aan een veranderend gebruik en tegelijkertijd de cultuurhistorische kernwaarden bewaken. Het landschapskwaliteitsplan beschrijft de ambitie en gewenste ontwikkelrichting voor de komende twintig jaar, met betrekking tot het landschap en de samenhang tussen de verschillende opgaven. Het landschapskwaliteitsplan bouwt voort op, onder andere, het Landschapsbeleidsplan (1999) en de Uitvoeringsnota Buitengebied in Ontwikkeling (2010) en geeft richting aan een gemeenschappelijk en breed gedragen toekomstbeeld.
Oirschot ligt zowel in het hart van het Van Gogh Nationaal Park als ook de Brabantse Kempen, een gebied rijk aan prachtige landschappen en cultuurhistorie. De waardering voor dit karakteristieke Oirschotse landschap is groot. De rijke cultuurhistorie en talrijke en diverse natuurgebieden zijn van groot belang voor de identiteit, leefbaarheid en vrijetijdseconomie van Oirschot.
Tegelijkertijd staat het Oirschotse landschap onder druk. Naast de wens voor het behouden van ruimte voor natuur en water, vragen de aanstaande transities op het gebied van energie, landbouw en klimaatadaptatie ook om ruimte in het landschap. De gemeente staat aan de vooravond van het maken van keuzes ten aanzien van de inpassing en combinatie van zowel huidige als nieuwe ruimtegebruiksfuncties in het landschap.
In dit kader heeft de gemeente het landschapskwaliteitsplan opgesteld dat zowel robuust als flexibel is, ruimte biedt aan een veranderend gebruik maar tegelijkertijd de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kernwaarden bewaakt.
Op de landschapsvisiekaart zijn vier hoofdstructuren van Oirschot te herkennen: het beekdal van de Beerze, de oude cultuurgronden, de heidelandschappen en de jonge en grootschalige landbouwgronden. Daarnaast komen de zes benoemde speerpunten, een veerkrachtige natuur, een robuust landschap, een gekoesterd historisch cultuurlandschap, een ondernemend landschap, een vrijetijdslandschap van formaat, en ruimte voor wonen gezamenlijk terug in deze kaart.
![]() | ![]() ![]() |
Landschapsvisiekaart
De realisatie van de visie vraagt een gebiedsgerichte aanpak. In het landschapskwaliteitsplan worden 16 deelgebieden onderscheiden, waaronder het militaire oefenterrein Oirschotse Heide.
Op de Oirschotse Heide komen veel gebruikers samen. Het gebied, zo'n 1.500 ha groot, wordt intensief gebruikt om te wandelen, te fietsen, paard te rijden, maar het overgrote deel is oefenterrein voor defensie. De functie als oefenterrein zorgt ervoor dat de Oirschotse Heide qua gebruik verregaande restricties kent. Het zichtbaar en beleefbaar maken van erfgoedwaarden en het behoud en versterken van de natuurwaarden op de Oirschotse Heide is een belangrijk speerpunt. De Loopgraaf voor de Vrede, die eind 2020 is opgeleverd, is een voorbeeld van recreatief medegebruik van het oefenterrein. Er liggen ook concrete kansen voor het ontwikkelen van erfgoed, waaronder het beleefbaar maken van het historisch legerkamp van Willem I en een mogelijk nieuwe (horeca)functie in het Poortgebouw. Dit is mogelijk door de realisatie van een fietsverbinding vanaf de Groene Corridor (Eindhovensedijk) door het oefenterrein van defensie, langs het historisch legerkamp richting het beekdal van de Kleine Beerze.
De Oirschotse Heide heeft al bijna twee eeuwen een militaire functie. Van oudsher werden militaire terreinen vooral gevestigd op dit soort ‘woeste gronden’. De resten van het kamp van Willem I in Oirschot zijn uitermate waardevol; er zijn maar twee kampen uit deze periode in Nederland (Cultuurhistorische Inventarisatie Erfgoedkaart Oirschot, 2018). In 1834 werd het kamp nabij Oirschot ontruimd en van heide omgevormd tot bos en akkerland. Op het eerste oog lijkt er weinig te herinneren aan het kamp, maar onder de grond is dat anders. Ondanks het tijdelijke karakter van het kamp (het bestond vooral uit tenten) en grondverstoringen door latere akkerbouw zijn veel ‘zachte’ sporen goed bewaard gebleven. Het is historisch uniek en recreatief waardevol om deze ‘Linnen Stad’ weer beleefbaar te maken en om te vormen tot een recreatieve knoop.
In de vorige eeuw vestigde defensie er de legerplaats Oirschot, tegenwoordig de generaal majoor De Ruyter van Steveninck kazerne. In het gemeentelijk erfgoedbeleid ‘erfgoed als identiteit’ wordt aangegeven dat het belangrijk is dat het erfgoed zichtbaar en beleefbaar is. Op deze manier kan erfgoed duurzaam worden ontwikkelt en behouden voor toekomstige generaties. De erfgoedstrategie voor de komende jaren is om verschillende erfgoedprojecten onder de paraplu van ‘landschap van bezinning’ te ontwikkelen. Deze erfgoedlocatie past daar naadloos in. De gemeente ziet kansen om productiebossen om te vormen naar heidevelden die de contouren van het historisch legerkamp inzichtelijk maken.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Voor het plangebied is een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1).
Het plangebied ligt in de Roerdalslenk in het centrale dekzandgebied. Gedurende de ijstijden (glacialen) van het Midden- en Laat-Pleistoceen (Elsterien, Saalien en Weichselien) werd de Roerdalslenk geleidelijk opgevuld met afzettingen van meer lokale oorsprong (Formatie van Boxtel). Deze afzettingen kunnen globaal worden onderverdeeld in Brabants leem, fluvioperiglaciale afzettingen (smeltwaterafzettingen) en eolische afzettingen (löss en dekzand). In de laatste fase van de laatste ijstijd hebben zich in laagtes kleine vennetjes gevormd, welke later zijn afgedekt door Jong dekzand II. De datering van deze begraven vennen is niet onderzocht, maar op basis van de stratigrafische ligging wordt vermoed dat de vennen dateren uit het Bølling-interstadiaal (13.000-12.000 jaar BP) en/of het Allerød-interstadiaal (11.800-11.000 jaar BP). Tot in de late middeleeuwen en mogelijk zelfs nog in de nieuwe tijd hebben zandverstuivingen plaatsgevonden. Met name in het westen en centrale deel van het plangebied komen jonge stuifduinen voor. In het dekzand hebben zich haar- en veldpodzolgronden ontwikkeld. In de stuifduinen en uitgeblazen delen komen duinvaaggronden voor.
De randen rond de vennen zijn uitermate interessant voor jager-verzamelaars. Dit is terug te zien in de vele vondsten uit het laat-paleolithicum en mesolithicum die zijn gedaan langs de zuidelijke grens van het plangebied, waar de pleistocene vennen aan het oppervlak liggen. Tot in de ijzertijd werd er nog wel gewoond op de schrale gronden, maar deze werden na deze periode verlaten.
Het plangebied is lang een uitgestrekt heidegebied geweest en in 1832 werd in het westelijk deel een legerkamp ingericht. Dit vanwege de ruimte en de ligging nabij de Belgische grens. In 1834 is het kamp verlaten en in 1836 volledig afgebroken. Op de eerste Topografische Militaire Kaart uit 1840 is in het westen van het deelgebied het Kamp bij Oirschot voor 12e Bat aangegeven. Dit betrof een Nederlands legerkamp. Onder andere de Tiendaagse Veldtocht is van hieruit ondernomen. Daarmee is vastgesteld dat deze locatie zeer belangrijk is voor de Nederlandse (en Belgische) geschiedenis.
Ligging van het plangebied op de Militaire Topografische Kaart uit 1840 (Topotijdreis 2022)
Op basis van historisch kaartmateriaal en bekende vondsten kon de inrichting van het kamp redelijk nauwkeurig worden gereconstrueerd. Het onderzoek heeft uitgewezen dat grote delen van het kamp zeer goed bewaard zijn gebleven. De aanplant en het beheer van het bos en de aanleg van paden heeft slechts in beperkte mate tot aantasting van de archeologische resten geleid. Er is in de meeste bospercelen sprake van aan het oppervlak zichtbare elementen en grondsporen. De vondsten bevinden zich veelal direct onder een dunne strooisellaag. De ruimtelijke spreiding van de vondsten weerspiegelt de activiteiten die in de verschillende zones van het kamp hebben plaatsgevonden, zoals verblijf, koken, eten, sanitair, hygiëne, ontspanning en handel. Ten behoeve van de bescherming van het terrein is het opgedeeld in twee zones: de zone van het kampement en de omliggende activiteitenzone. Binnen de activiteitenzone vallen onder andere het marktveld en de ziekenboeg. Geconcludeerd kan worden dat de resten van het kamp van Oirschot uitermate waardevol zijn.
In de Tweede Wereldoorlog kreeg het plangebied opnieuw een militaire functie. Ditmaal werd er in het oosten een munitiedepot ingericht voor vliegveld Eindhoven, gelegen op circa 3 km ten zuidoosten van hetplangebied. Direct ten noordwesten van het plangebied is een schijnvliegveld ingericht. Vanaf september 1944 lag het plangebied in de frontlinie met als gevolg dat er na de oorlog diverse ongelukken zijngebeurd met onontplofte munitie in het plangebied. Al in 1945 is besloten om hier een militairopleidingskamp in te richten. Dit is direct ten oosten van het plangebied aangelegd, terwijl de heide in gebruik werd genomen als oefenterrein. Dit gebruik, met name de tankbanen, de bivakken en free-for-allzone, hebben geleid tot verstoringen van het oorspronkelijke bodemprofiel.
De gespecificeerde archeologische verwachting is hoog voor vindplaatsen uit het paleolithicum – neolithicum binnen een straal van 300 m rond de begraven vennen op een niveau dat gelijk of maximaal 1 m hoger lag dan het niveau van de top van de begraven vennen. De hoge verwachting voor vindplaatsen uit het laat paleolithicum geldt daarmee voor een niveau van 1,5 tot 2,5 m -mv. Langs de zuidelijke grens geldt de hoge verwachting op vindplaatsen uit deze periode vanaf het maaiveld, aangezien hier bekende vindplaatsen vanaf het maaiveld liggen.
Er geldt een middelhoge verwachting voor resten van nederzettingen uit het neolithicum tot en met de ijzertijd en een hoge verwachting voor verdedigingswerken uit de nieuwe tijd. Dit geldt voor de locatie van het legerkamp uit 1832 en voor het munitiedepot uit 1940. Ook de locaties van de vliegtuigcrashes hebbeneen hoge archeologische verwachting. Voor nederzettingen en grafvelden uit de Romeinse tijd – nieuwe tijd geldt een lage verwachting.
![]() | ![]() |
Advieskaart archeologie
Conclusie
Er wordt geadviseerd om bij bodemverstorende activiteiten binnen een zone met een hoge verwachting voor resten uit het paleolithicum - neolithicum een vervolgonderzoek door middel van een verkennend of karterend booronderzoek uit te laten voeren, afhankelijk van eventueel bekende waarde in het gebied.
Daarnaast wordt geadviseerd om bij bodemverstorende activiteiten op de locatie van het legerkamp uit de 19e eeuw, de vliegtuigcrashes en het munitiedepot vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een gravend onderzoek. Voor de locaties die tot 2 m -mv verstoord zijn en buiten de hoge verwachting op het paleolithicum – neolithicum liggen geldt een lage verwachting. Geadviseerd wordtt om deze delen vrij te geven voor archeologisch vervolgonderzoek.
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. Daarom wordt er op gewezen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016.
4.2 Ecologie
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met natuurwetgeving. Derhalve is het belang om na te gaan of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op de beschermde natuurwaarden. Door de voorgenomen ingreep is mogelijk sprake van negatieve effecten op beschermde soorten of kwalificerende waarden van Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) of effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland.
In mei 2022 zijn twee onderzoeken uitgevoerd. Het eerste onderzoek is gericht op het in beeld brengen van de mogelijke effecten op beschermde gebieden en houtopstanden (zie Bijlage 2). In het tweede onderzoek is gekeken naar het voorkomen van beschermde soorten door potentiekaarten op te stellen en mogelijke effecten op de soorten in beeld te brengen (zie Bijlage 3).
4.2.1 Gebiedsbescherming en houtopstanden
Natura 2000
Aanwezigheid Natura 2000-gebieden en relevante natuurwaarden
De grens van het plangebied is gelegen op circa 530 meter van het Natura 2000 gebied “Kempenland-West”. De Natura 2000-gebieden “Kampina & Oisterwijkse Vennen” en “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux” liggen op respectievelijk 6 en 8 km afstand van het plangebied. Op basis van de afstand van het plangebied tot de Natura 2000-gebieden en de gestelde reikwijdtes is alleen het effect van stikstofdepositie relevant. In de drie voorgenoemde gebieden zijn stikstofgevoelige natuurwaarden aanwezig en is sprake van een overbelaste situatie.
Ligging Natura 2000-gebieden (groen) in de omgeving van het plangebied (binnen rode cirkel).
Effecten, toetsing en conclusie
Voor zowel de gebruiksfase als de aanlegfase is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.2.4).
Houtopstanden
Bescherming van houtopstanden
De bescherming van houtopstanden is geregeld in hoofdstuk 4 van de Wnb. In artikel 4.1 zijn aangegeven welke houtopstanden zijn vrijgesteld. Op basis van de beschikbare informatie is niet vast te stellen in hoeverre sprake is van uitzonderingssituaties, maar op basis van de genoemde uitzondering is de kans klein dat grote delen van de houtopstanden binnen de plangrens zijn vrijgesteld.
Het is niet toegestaan om houtopstanden te kappen zonder dit te melden bij de provincie (artikel 4.2, lid 1 en 2 Wnb). De provincie kan bijzondere bossen en houtopstanden aanwijzen, in dat geval is kap verboden (artikel 4.2, lid 3 Wnb ). In de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant zijn geen specifieke gebieden aangewezen in het kader van kap.
Na de kap moeten bomen herplant worden (artikel 4.3 Wnb). De eisen die de provincie stelt aan een bosbouwkundige verantwoorde herplant zijn de volgende (artikel 2.63 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant) zijn:
- “de oppervlakte van de herbeplanting is tenminste even groot als de oppervlakte van de gevelde houtopstand;
- de nieuwe houtopstand kan, gelet op de bodemkwaliteit en de waterhuishouding ter plaatse, uitgroeien tot een volwaardige en duurzame houtopstand;
- de nieuwe houtopstand kan binnen een periode van 5 à 10 jaar een gesloten kronendak vormen;
- het gebruik van sierheesters, tuinsoorten en soorten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een gevaar vormen voor de natuurlijke biodiversiteit ter plaatse, is niet toegestaan;
- herplant binnen Natura 2000 gebieden vindt plaats op een wijze en met soorten die de natuurlijke kenmerken en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, Wet natuurbescherming niet aantasten;
- de herbeplante houtopstand kan op termijn tenminste vergelijkbare ecologische en landschappelijke waarden vertegenwoordigen.”
Effecten
Het bestemmingsplan voorziet in positieve en negatieve gevolgen voor de bossen en houtopstanden. Hoewel geen grootschalige kap van bomen is voorzien, kan het militaire gebruik wel leiden tot kap. Daarnaast kan natuurontwikkeling, in het bijzonder het realiseren van een heidecorridor, leiden tot kap. Daarnaast is ook voorzien in extra bebossing aan de zuidzijde van het plangebied tussen de Wintelresedijk en Eindhovensedijk.
Toetsing en conclusie
Zoals hiervoor aangegeven voorziet het plan in ontwikkelingen die positief en negatief voor houtopstanden uitpakken. Op het moment dat in totaal wordt voorzien in een neutraal of positief effect op het totale oppervlak van houtopstanden, wordt voldaan aan de eisen die in de wet staan. In principe is in het plangebied voldoende ruimte om beperkte oppervlaktes te kappen en dit ook terug te planten. Mogelijk dat de huidige bebossing voldoende is, maar met name de negatieve effecten zijn niet bekend. Voor het bestemmingsplan is relevant dat in principe geen belemmering voorzien is voor uitvoering. Alleen is het belangrijk dat het totale oppervlak van bos niet afneemt en dat ook wordt voldaan aan de overige voorwaarden van artikel 2.63 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Natuur Netwerk Brabant (NNB)
Het westelijke deel van het plangebied is gelegen binnen Natuurnetwerk Nederland (NNN), in Noord-Brabant opgetekend als Natuur Netwerk Brabant (NNB) (zie paragraaf 3.2.2). Militaire oefenterreinen maken geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (zie paragraaf 3.1.2).
Aanwezigheid ecologische waarden en kenmerken
Ecologische waarden en kenmerken zijn in Noord-Brabant gedefinieerd als aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde. De volgende afbeelding geeft de aanwezigheid van de aanwezige natuurbeheertypen. De doelen zijn opgenomen in een ambitiekaart, die hetzelfde is als de huidige. De overige ecologische waarden en kenmerken zijn waar relevant beschreven.
![]() | ![]() ![]() |
Aanwezigheid van natuurbeheertypen in het plangebied en directe omgeving (Bron: IOV).
Effecten
In onderstaande tabel zijn zowel de effecten als de beoordeling per toetsingscriterium aangegeven. Tijdelijke effecten zijn minder relevant en hierin niet meegenomen omdat voor NNN gekeken wordt naar functieverandering dat wil zeggen permanente effecten.
Tabel 1: Beschrijving van de ecologische waarden en kwaliteiten en effecten.
Ecologische waarden en kwaliteiten | Effect | Beoordeling | |
Natuurdoelen en natuurkwaliteit | Het plan voorziet enerzijds in ontwikkeling van natuur en anderzijds in andere ontwikkelingen. Met name de heidecorridor is een positieve ontwikkeling. Bij de aanleg van nieuwe voorzieningen is sprake van ruimtebeslag. De precieze locaties van deze voorzieningen zijn nog niet bekend. Het is daarom ook niet bekend in hoeverre er sprake is van winst of verlies in natuur als gevolg van de totale ontwikkeling. | Negatieve effecten zijn niet op voorhand uit te sluiten. | |
Geomorfologische processen | De geomorfologische processen in het gebied veranderen niet, men gaat op dit punt geen wijzigingen aanbrengen. | Negatieve effecten zijn uitgesloten. | |
Waterhuishouding | De waterhuishouding verandert niet. In het plangebied wordt geen grondwater onttrokken voor de werkzaamheden en er vinden geen wijzingen plaats aan de bestaande waterlichamen. | Negatieve effecten zijn uitgesloten. | |
Kwaliteit van bodem, water en lucht | De kwaliteit van bodem, water en lucht verandert niet. In het plangebied vinden geen wijzingen plaats die invloed hebben op dit punt. | Negatieve effecten zijn uitgesloten. | |
Rust, mate van stilte | De rust en mate van stilte verandert niet. Een toename van recreanten is niet te verwachten. De gevoelige gebieden worden ontzien. Tevens wordt op gevoelige locaties meer rust gecreëerd. Ter plaatse van het landgoed/natuurgebieden Brabants Landschap is de route aangepast om de rust en natuurwaarden hier te beschermen. | Mogelijk positief effect door het aanpassen van de route op gevoelige locaties. | |
Donkerte | De donkerte in het gebied verandert niet. Verlichting wordt niet aangebracht. | Negatieve effecten zijn uitgesloten. | |
Openheid | Zie volgende punt: plaatselijk verandert de openheid, maar dit wordt ingepast in de huidige landschapsstructuur. | Negatieve effecten zijn uitgesloten. | |
Landschapsstructuur | In lijn met het huidige natuurbeleid van Defensie, gemeente Oirschot en het Brabants Landschap is er doorlopende aandacht voor natuurontwikkeling en - verbetering op de Oirschotse Heide. Hierbinnen valt een verdere versterking van natuurbiotopen. Verschillende maatregelen zijn genomen ter verbetering van het landschap: De heidecorridor is opengemaakt, vennen op de landgoederen zijn hersteld, aangepast bosbeheer is gestart om het bos minder monotoon te maken, sloten en greppels worden deels gedempt om droogte aan te pakken. Op dit punt krijgt het gebied een positieve impuls, alles wordt hierop ingepast. | Positief effect. | |
Belevingswaarde | De belevingswaarde van het gebied blijft gelijk, recreatie wordt alleen gereguleerd. | Negatieve effecten zijn uitgesloten. | |
Verandering omgevingsfactoren actuele en potentiële natuurwaarde | Zie “Landschapsstructuur”. Het gebied wordt ingericht op het halen van de beoogde natuurdoelen. De omgevingsfactoren die nodig zijn voor de actuele en potentiële natuurwaarden veranderen naar een situatie als aangegeven in onderstaande afbeelding. De omgevingsfactoren voor het halen van dit streefbeeld worden gecreëerd als deze nog niet aanwezig zijn.![]() | Positief effect. | |
Aaneengeslotenheid en robuustheid | Het NNN zal door de wijziging van de paden en de militaire oefenbanen niet verkleinen. De omgeving is in de huidige situatie ook versnipperd door de huidige padenstructuur. De verwachting is dat de beoogde ontwikkeling leidt tot vergelijkbare versnippering als de huidige situatie. Om tot een definitief oordeel over aaneengeslotenheid en robuustheid te komen is het nodig om wel de definitieve padenstructuur te beoordelen. | Negatieve effecten zijn niet op voorhand uitgesloten. | |
Essentiële verbindingen | Het plan leidt tot het verbeteren van essentiële verbindingen. | Positief effect. | |
Oppervlak | De omvang van het NNN neemt niet af: paden worden niet uit het NNN gehaald. | Geen effect. | |
Aantasting huidige waarden ecosysteem & Aantasting potentiële natuurwaarde | Op basis van voorgaande aspecten is de conclusie op dit punt als volgt: het plan voorziet in positieve en negatieve effecten ten aanzien van natuur. Hoewel natuur een belangrijke rol krijgt in de ontwikkeling is er ook sprake van een verandering van militair gebruik en recreatie. Het is belangrijk dat de effecten van de verstoring worden afgezet tegen de te ontwikkelen natuur om te zien wat het per saldo oplevert. Het is mogelijk dat voor natuur per saldo sprake is van een positief effect, maar dit is nog niet inzichtelijk gemaakt. Waarschijnlijk is een eventueel negatief effect met geringe wijzigingen te beperken of de afname te salderen door realisatie van meer natuur binnen de plangrens. | Het is noodzakelijk om winst en verlies voor natuur gedetailleerd inzichtelijk te maken voor het bestemmingsplan. De verwachting is dat het binnen de plangrens mogelijk is om per saldo een meerwaarde voor natuur te creëren. |
Toetsing en conclusie
Zoals hiervoor aangegeven voorziet het plan in ontwikkelingen die positief en negatief voor natuur uitpakken. Op het moment dat in totaal wordt voorzien in een positief effect op het NNB, kan saldobenadering worden toegepast conform artikel 3.20 van de Interim omgevingsverordening. Om te voldoen aan lid 1 van artikel 3.20 is het nodig om voldoende inzichtelijk te maken dat de combinatie van onderling samenhangende plannen, projecten of handelingen waarvan één of enkele afzonderlijk een negatief effect hebben op het Natuur Netwerk Brabant in de gecombineerde uitvoering leidt tot een verbetering van de kwaliteit of kwantiteit van het Natuur Netwerk Brabant als geheel. Het is hierbij ook nodig (artikel 3.20, lid 2) om een visie op de ontwikkelingen te geven. Deze is echter al grotendeels beschikbaar in de vorm van het rapport van BoschSlabbers (2020), maar moet conform artikel 3.20, lid 3 nog aangevuld worden met een meer grondige afweging van winst en verlies.
Als er sprake is van een neutraal of positief effect dan zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. In dit geval betekent het dat de kwaliteit en de omvang van het NNN niet achteruitgaat of vergroot.
Mocht er sprake zijn van negatieve effecten als gevolg van de herinrichting van het terrein voor militair gebruik dan worden er mitigerende maatregelen getroffen en ontheffingen aangevraagd. Als er sprake is van negatieve effecten als gevolg van het recreatief gebruik dan gaat de natuur voor en worden routes omgelegd.
De kwaliteit verbetert voor delen waarvoor in het bestemmingsplan is opgenomen dat gevoelige delen worden ontzien door recreatie. Delen van de natuur die door ontwikkelingen in oppervlakte afnemen, kunnen in andere delen van het plangebied teruggebracht worden, bijvoorbeeld daar waar de heidecorridor wordt aangelegd. Binnen de plangrens zijn voldoende mogelijkheden om verlies aan natuur terug te brengen.
4.2.2 Soortbescherming potentiekaarten
Om mogelijke effecten op soorten in beeld te brengen zijn potentiekaarten opgesteld. De ontwikkelingsplannen voor de Oirschotse Heide zijn nog niet concreet genoeg voor een volledige toetsing. Maar bij concretisering van de ontwikkelingen kunnen de kaarten worden gebruikt om de consequenties voor beschermde soorten en de relevante voorwaarden vanuit soortbescherming in beeld te brengen. De potentiekaart in combinatie met de ontwikkeling geven de voorwaardelijke bepaling waaraan moet worden voldaan.
Potentiekaarten
Voor het opstellen van de potentiekaarten is gebruik gemaakt van de gegevens uit de NDFF, terreintypes uit de Top10NL, beheertypes uit het Natuurbeheerplan Brabant en gebouwen uit de BAG. Vervolgens zijn de kaarten geverifieerd tijdens een veldbezoek en waar nodig aangepast. De definitieve potentiekaarten zijn te vinden in Bijlage 3.
Voorwaardelijke bepalingen
De planbeschrijving, maar ook de beschikbare soortinformatie, is nog niet concreet genoeg om volwaardig de effecten te kunnen beschrijven. Daarmee is het dus ook niet mogelijk om concrete maatregelen te nemen. Daarom is het belangrijk om in beeld te brengen hoe effecten te voorkomen zijn en ook te beoordelen of dit mogelijk is binnen het bestemmingsplan. De tabel hieronder geeft een overzicht voor maatregelen binnen het bestemmingsplan, hiermee zijn dit voorwaardelijke bepalingen geworden.
Tabel 2: Overzicht van de relevante soorten en te nemen maatregelen op basis van de kaarten
Conclusie
In het algemeen is het wel relevant dat voorafgaand aan elke ontwikkeling eerst een specifiek onderzoek moet worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Afhankelijk van de locatie en de ontwikkeling kan dit variëren van een habitatgeschiktheidsbeoordeling tot soortspecifiek onderzoek. De definitieve maatregelen zijn afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek. In het algemeen geldt dat binnen het plan voorzien is in voldoende ruimte voor natuur en daarmee ook voor voldoende leefgebied voor de meeste soorten. Daarmee is het plan vergunbaar. Het kan echter wel zijn dat extra maatregelen moet worden genomen voor specifieke functies of verlies van verblijfplaatsen van beschermde soorten. De maatregelen in bovenstaande tabel richten voornamelijk op de specifieke maatregelen die binnen het bestemmingsplan geadviseerd worden om effecten op individuen en leefgebieden te voorkomen.
4.2.3 Quickscan Soortbescherming - Wet natuurbescherming
In het kader van het onderdeel soortbescherming, onderdeel van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb), zijn voor het bestemmingsplan de belangrijkste gegevens uitgewerkt door middel van het maken van potentiekaarten en opstellen van voorwaardelijke bepalingen (zie paragraaf 4.2.2).
Vervolgens is in april 2023 een quickscan soortbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 4) om te beoordelen of de voorgenomen werkzaamheden en gebruik mogelijk leidt tot een conflict met het onderdeel soortbescherming van de Wnb.
Het eerste doel is om te bepalen of de werkzaamheden en het gebruik kunnen leiden tot het overtreden van verbodsbepalingen uit de Wnb. Het tweede doel is het bepalen van de onderzoeksinspanning naar beschermde soorten, indien verbodsbepalingen worden overtreden.
Flora
De drijvende waterweegbree is vooral waargenomen in de Kleine Beerze. Waterlopen zijn in potentie geschikt. De drijvende waterweegbree is echter wel een soort die alleen onder specifieke omstandigheden voorkomt en wordt derhalve niet in alle waterlopen verwacht.
Essentiële functies van andere beschermde soorten flora, zoals de Kartuizer anjer en het kluwenklokje, zijn uitgesloten binnen het plangebied.
Broedvogels met jaarrond beschermd nest
In de directe omgeving van het plangebied zijn waarnemingen bekend van boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, ooievaar, ransuil, roek, sperwer, steenuil en wespendief (NDFF). Het plangebied vormt mogelijk essentiële functies als broed- en roestplaatsen van boomvalk, buizerd, havik, sperwer, ransuil en wespendief. Essentiële functies van andere soorten broedvogels met jaarrond beschermde nesten zijn uitgesloten binnen het plangebiedgebied.
Grondgebonden zoogdieren
Het plangebied vormt mogelijk essentiële verblijffuncties voor boommarter, das en eekhoorn. Essentiële functies van andere beschermde soorten grondgebonden zoogdieren, zoals de steenmarter, zijn uitgesloten binnen het plangebied.
Vleermuizen
Voor vleermuizen geldt dat mogelijk sprake is van verschillende functies in het plangebied:
- Verblijfplaats: verblijfplaatsen bevinden zich in bebouwing of bomen met holtes. Bebouwing is verspreid om enkele locaties aanwezig en de sloop van bebouwing is niet voorzien.
- Foerageergebied: vleermuizen foerageren in gebieden met veel insecten. Foerageergebieden kunnen boven wateren liggen, maar ook bospaden, langs de randen van graslanden en open plekken zijn geschikt. Een groot deel van het plangebied is geschikt als foerageergebied. In het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien die foerageergebieden wezenlijk aantasten. De aanwezigheid van foerageergebieden is in dit geval niet onderscheidend.
- Vliegroute: vliegroutes liggen langs lijnvormige landschapselementen. In het plangebied zijn dit de bomenlanen, bospaden en bosranden. Deze zijn echter in een dusdanig fijnmazig netwerk aanwezig, dat eventueel verlies wordt opgevangen door omliggende gebieden. Bovendien zijn geen ontwikkelingen voorzien die vliegroutes wezenlijk aantasten. De aanwezigheid van vliegroutes is in dit geval niet onderscheidend.
In de omgeving van het plangebied zijn waarnemingen bekend van franjestaart, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en ruige vleermuis (NDFF). Het plangebied ligt binnen het verspreidingsgebied van meervleermuis en watervleermuis (verspreidingsatlas.nl).
Met uitzondering van laatvlieger en meervleermuis gebruiken de overige zes soorten vleermuizen boomholten of ruimten achter loszittend schors als verblijfplaats. Laatvlieger en meervleermuis zijn voor hun verblijfplaatsen afhankelijk van bebouwing en grotten. Foerageren doen alle soorten verschillend: in bosranden, in boomkronen of boven akkers, heiden, wateren en weilanden. Lijnvormige elementen zoals bomenrijen, bosranden en watergangen vormen potentiële vliegroutes tussen foerageergebieden en verblijfplaatsen.
Reptielen
In het plangebied en de omgeving zijn waarnemingen van hazelworm en levendbarende hagedis bekend (NDFF). Het plangebied ligt niet binnen het verspreidingsgebied van andere beschermde soorten reptielen (verspreidingsatlas.nl).
De bossen, heiden en overgangen hiertussen vormen geschikt leefgebied levendbarende hagedis en hazelworm. Met name de vochtigere delen hierin zijn extra geschikt.
Amfibieën
Binnen het plangebied ligt één poel in de heide. Het betreft een relatief ondiepe poel die vermoedelijk jaarlijks droogvalt. Net buiten het plangebied liggen meerdere poelen van verschillende afmetingen en in verschillende landschapstypen. Door de verschillen in omvang zijn er poelen die jaarrond water voeren en poelen die jaarlijks opdrogen. Hierdoor is voor iedere soort een potentieel geschikte poel aanwezig. Tijdens het veldbezoek zijn eieren van heikikker aangetroffen in één poel en in een andere poel zijn enkele tientallen alpenwatersalamanders aangetroffen.
In het plantgebied vormen hoofdzakelijk de eerste honderden meters rondom de poelen geschikt landbiotoop voor de verschillende soorten amfibieën. Door de aanwezigheid van zowel bos, heiden als open zand is voor alle soorten landbiotoop aanwezig. Het betreft alpenwatersalamander, heikikker, kamsalamander, poelkikker, rugstreeppad en vinpootsalamander.
Vissen
In het plangebied en de omgeving zijn waarnemingen van kwabaal bekend (NDFF). Het plangebied ligt niet binnen het verspreidingsgebied van andere beschermde soorten vissen (verspreidingsatlas.nl).De kwabaal leeft in rivieren, beken en meren. In stromende wateren paait de soort in de luwe gedeelten of in de overstromingsvlakten. Binnen het plangebied ontbreken geschikte watertypen zoals stromende beken of overstromingsvlakten waarin de soort zich voortplant.
Ongewervelden
In de omgeving van het plangebied zijn van beekrombout, bosbeekjuffer, bruine eikenpage, gevlekte witsnuitlibel, grote vos, grote weerschijnvlinder, kleine ijsvogelvlinder, teunisbloempijlstaart en vermiljoenkever bekend (NDFF). Het plangebied ligt binnen het verspreidingsgebied van gentiaanblauwtje en kommavlinder (verspreidingsatlas.nl).
In het plangebied vormen de bosranden en heiden met jonge eikenopstand geschikt leefgebied voor de bruine eikenpage. De eikenopstand in de bossen zijn ongeschikt door het ontbreken van open plaatsen en nectarbronnen. De poel in het projectgebied vormt potentieel leefgebied voor de gevlekte witsnuitlibel. De bosranden en randen van de heide vormen potentiële groeiplaatsen van de waardplanten van de teunisbloempijlstaart. Deze locaties vormen potentieel leefgebied aanwezig voor de teunisbloempijlstaart.
In het plangebied ontbreken stromende wateren en vochtige loofbossen. Potentieel leefgebied voor de beekrombout, bosbeekjuffer, grote vos, grote weerschijnvlinder en kleine ijsvogelvlinder is uitgesloten. De heide in het plangebied is dicht begroeid met heide of grassen. Hierdoor ontbreekt geschikt leefgebied van het gentiaanblauwtje en kommavlinder.
Conclusie
Overtredingen van de verbodsartikelen Art 3.1, lid 1 en 2, Art. 3.5, lid 1 en 2 en Art. 3.10 lid 1a en 1b uit de Wnb zijn niet volledig uitgesloten. Daarom is soortgericht onderzoek naar de gebruiksfuncties van boomvalk, buizerd, havik, sperwer, ransuil, wespendief, franjestaart, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis, heikikker, kamsalamander, poelkikker, rugstreeppad, vinpootsalamander, drijvende waterweegbree, boommarter, das, eekhoorn, hazelworm, levendbarende hagedis, bruine eikenpage en gevlekte witsnuitlibel mogelijk noodzakelijk.
Om de aan- dan wel afwezigheid van essentiële onderdelen van het functioneel leefgebied aan te tonen van de soorten, waarvoor geen mitigerende maatregelen of voorstel mogelijk is, dient soortgericht onderzoek uitgevoerd te worden op basis van de vigerende onderzoeksprotocollen.
Op basis van de resultaten van het soortgericht onderzoek en de te hanteren mitigerende maatregelen volgt of voor welke overtredingen van de verbodsbepalingen een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.
4.2.4 Stikstofdepositie
De voorgenomen herinrichting kan effect hebben op de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden. Voor de herinrichting van de Oirschotse Heide zijn stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd om de depositie in de Natura 2000-gebieden inzichtelijk te maken.
Methode
De belasting van de Natura 2000-gebieden rondom de emissiebronnen is berekend met behulp van een verspreidingsmodel. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van de online-applicatie Aerius-Calculator (versie 2023.0.1). Aerius-Calculator is een rekenprogramma om de verspreiding van stoffen in de lucht te simuleren. Daarnaast berekent het model hoeveel van die stoffen per hectare terechtkomt (depositie).
Uitgangspunten
In de gebruiksfase van dit project kan mogelijk NOx en NH3 uitgestoten worden vanwege de verkeersaantrekkende werking van het project. Het gaat hierbij niet om het gebruik van de militaire voertuigen, want dat wijzigt niet op het oefenterrein, maar uitsluitend om het verkeer dat van en naar de parkeerplaatsen rijdt. Het verkeer dat rijdt over het omliggend wegennet veroorzaakt stikstofuitstoot. Vanwege het project veranderen verkeersintensiteiten op bepaalde wegdelen, hierdoor verandert ook de hoeveelheid NOx en NH3 die wordt uitgestoten en locatie waar wordt uitgestoten. Om te bepalen of deze verandering een effect heeft op de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden is een verschilberekening uitgevoerd tussen de autonome situatie en de plansituatie. Het verkeer is meegenomen over verschillende routes vanaf de projectlocatie totdat het opgaat in het autonome verkeer.
In de realisatiefase wordt de stikstofdepositie bepaald door inzet van materieel (graafmachines, kranen e.d.) en aan- en afrijdend bouwverkeer.
In Bijlage 5 zijn de gehanteerde uitgangspunten en resultaten van de stikstofdepositieberekeningen opgenomen.
Conclusie
Voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase van de herinrichting van de Oischotse Heide bedraagt de stikstof depositie volgens de rekenresultaten 0,00 mol/ha/jaar. Hiermee is dus geen sprake van een tijdelijke toename van stikstof depositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
Een nadere ecologische beoordeling is niet noodzakelijk. Voor dit project is geen vergunning volgens de Wet natuurbescherming nodig voor het aspect stikstofdepositie.
4.3 Water
Voor de beoogde herinrichting van de Oirschotse Heide is een waterparagraaf opgesteld waarin de watertoets is doorlopen (zie Bijlage 6). Het doel van de watertoets is in een vroeg stadium waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij ruimtelijke plannen. Er wordt met name ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen. Waterbeheerders worden in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming om zo een duurzame omgang met hemel-, grond- en oppervlaktewater te waarborgen en “water” mee te laten wegen in het planproces. In de watertoets kijken we naar de volgende aspecten: hemelwater; oppervlaktewater; grondwater en vuilwater en droogweerafvoer waarvan het resultaat wordt vastgelegd in deze waterparagraaf.
Huidige situatie
Hoogteligging
In het plangebied varieert de hoogteligging volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN4) tussen NAP +22.19 m in het zuidwesten van het plangebied en NAP +17.46 m in het noord-noordoosten van het plangebied. Hierbij is er weinig hoogteverschil tussen het plangebied en aangrenzende kavels.
Bodemopbouw
Het plangebied vindt de oorsprong in de ijstijd waarbij er zand vanaf de droog liggende Noordzee en nabijgelegen rivieren het gebied in is gewaaid. Hierdoor is een deklaag van zand gecreëerd. Er zijn verschillende formaties in het plangebied, waarbij de bovenste drie formaties (tot een diepte van 90.50 m onder NAP) voornamelijk bestaan uit zand, grof zand en grind.
Vanuit DINOloket worden hieronder twee boorprofiel weergegeven (B51B0192 en B51B0432). Andere boormonsters in de nabije omgeving laten een soortgelijke bodemopbouw laten zien. De bodemopbouw bestaat uit zand van de fijne categorie nabij het maaiveld (0.0 m -mv tot -1.0 m -mv), waarna zand volgt van de midden categorie (-1.0 m -mv tot -2.0 m -mv), gevolgd door zand en zandige klei hieronder (-2.0 m -mv en verder).
Grondwaterstand
De grondwaterstand en de fluctuatie hiervan zijn van grote betekenis voor de water- en luchthuishouding van de grond en spelen een rol in de beoordeling van de gebruikswaarde van de grond voor de aanleg van wegen, gebouwen en groenvoorzieningen. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) is met name belangrijk om infiltratiekansen te identificeren. De Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) is vooral van toepassing op de kans op verdroging.
Om het grondwaterstandverloop te kunnen beschrijven, is gebruik gemaakt van een isohypsenkaart gegenereerd door Grondwatertools. Deze laat een grondwaterstand zien tussen 15.0 en 19.0 m +NAP. Hierbij wordt de hoogste grondwaterstand gezien in het oosten van het plangebied en de laagste in het zuidwesten.
Naast de isohypsen kaart is er gebruik gemaakt van peilbuizen in of rondom het plangebied. Deze laten een gemiddeld hoogste grondwaterstand zien variërend tussen 18,67 en 18,86 m +NAP. Dit komt neer op een GHG tussen 1,42 m en 3,15 m -mv.
Oppervlaktewater
Binnen de plangrens bevinden zich geen A-watergangen, deze liggen echter wel in de nabije omgeving aan de zuid-, west- en noordkant van het plangebied. Er zijn wel enkele B-watergangen aanwezig, deze bevinden zich met name aan de noordnoordoost kant van het plangebied. Daarnaast bevinden er zich enkele kleine plassen binnen het plangebied. De insteek hiervan ligt op ongeveer 19.00 m +NAP.
Toekomstige situatie
Verhard oppervlak en bergingsopgave
Onderstaande tabel laat de theoretische bergingseis zien als gevolg van toename in verhard oppervlak door het aanleggen van (halfverharde) fietspaden en parkeerplekken.
Tabel 3: te bergen oppervlaktes
Voor de invulling van de bergingseis is de volgende uitwerking voorzien:
- Water dat niet tijdig door de half verharding van de fietspaden kan infiltreren watert af naar de zijkant waarna het in de zandige ondergrond zal infiltreren. Omdat het langgerekte verhardingsvlakken zijn wordt verwacht dat plasvorming heel minimaal is.
- Water dat niet tijdig door de half verharding van de parkeerplaatsen kan infiltreren watert af naar de zijkant van het parkeerterrein. Hiervoor zal een greppel gerealiseerd worden en zal er voldoende afschot gemaakt dienen te worden ter plaatse van de deze parkeerplekken (zie onderstaande figuren). Na afstroming naar de greppel zal het water vervolgens infiltreren in de ondergrond. Voor deze greppels wordt een minimale inhoud van 60 mm voorzien.
![]() |
Schematische weergave parkeervoorziening
![]() |
Dwarsdoorsnede A-A'
Waterketen
Vasthoudend aan de in de Brabant Keur gestelde waterkwantiteitstrits, worden de mogelijkheden doorlopen voor het (afval)water.
Hergebruik
Voor hergebruik van regenwater zijn geen mogelijkheden geïdentificeerd.
Vasthouden/infiltreren
Zoals aangegeven zal infiltreren de primaire verwerkingsmethode voor het hemelwater worden. De zandige ondergrond en lage grondwaterstand laten dit toe.
Bergen
(Tijdelijk) bergen van het hemelwater wordt niet nodig geacht gezien de grote spreiding van de oppervlakte (lange fietspaden met relatief smalle breedte) en de te realiseren greppels rondom de nieuwe parkeerplaatsen.
Afvoeren naar oppervlaktewater
Gezien de geringe hoeveelheid oppervlaktewater en mogelijkheid tot infiltratie zal afvoeren naar het oppervlaktewater niet nodig zijn.
Waterkwaliteit
Al het hemelwater dient bij voorkeur geïnfiltreerd te worden. Hiervoor is het van belang dat de fietspaden en parkeervoorzieningen van milieuvriendelijke materialen worden geconstrueerd (bij voorkeur natuurlijke materialen). Dit voorkomt dat verontreiniging de bodem kan betreden. Door hemelwater van parkeervoorzieningen in een greppel op te vangen wordt eventuele verontreiniging in de slootbodem geconcentreerd.
Ontwateringsdiepten
In onderstaande tabel zijn veel gehanteerde ontwateringsdiepten weergegeven, van waaruit de bouw- en wegpeilen bepaalde dienen te worden. Geadviseerd wordt hier in de ontwikkeling rekening mee te houden, echter zal er gezien de geconstateerde GHG geen noodzaak zijn tot ophoging.
Tabel 4: ontwateringsdiepten
Conclusie
Vanwege de aan te leggen fietspaden en parkeerplekken geldt er een bergingsopgave van 8673 m3. Voor de fietspaden geldt dat het water via de naastgelegen zandige ondergrond kan infiltreren. Voor de parkeerplekken geldt dat een greppel met minimale inhoud van 60 mm dient te worden gerealiseerd. Daarnaast wordt geadviseerd rekening te houden met de beschreven ontwateringsdiepten bij het bepalen van de bouw- en wegpeilen. In dat geval treden er geen belemmeringen op wat betreft het aspect water.
4.4 Bodemkwaliteit
In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen is een historisch vooronderzoek uitgevoerd conform de Nederlandse norm NEN5725 (zie Bijlage 7). Het doel van het historisch vooronderzoek is om (een voldoende beeld van) de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen. Een nadrukkelijke onderzoeksvraag is daarbij of het vooronderzoek voldoende informatie genereert om de gestelde doelstellingen te bereiken en in hoeverre er verkennend of aanvullend bodemonderzoek nodig is om extra benodigde bodeminformatie te verzamelen.
Het historische vooronderzoek betreft een bureaustudie conform het vigerende Nederlandse Protocol voor Vooronderzoek voor Landbouw.
Historisch gebruik
Tot de scope van het onderzoeksgebied behoort het gehele gebied van de Oirschotse Heide. Het onderzoeksgebied is hiermee voldoende afgebakend. In de afgelopen jaren is de functie van de locatie weinig veranderd. Al in 1950 is er een legerkamp op dezelfde locatie als de huidige kazerne bekend. Daarnaast is zichtbaar dat het gebied sinds 1952 een heide- en stuifzandgebied is, waarin door de jaren heen steeds meer paden en wegen zijn aangelegd.
Bodemkwaliteit
Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat het onderzoeksgebied is ingedeeld in zone Landbouw/Natuur. Dit betekent dat zowel de boven- als ondergrond gemiddeld voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde. Op basis hiervan worden maximaal lichte verontreinigingen verwacht in de algemene bodemkwaliteit. Wel zijn in het onderzoeksgebied enkele verontreinigde beïnvloedingen geconstateerd.
Daarnaast blijkt dat nabij en binnen het onderzoeksgebied enkele wegen aanwezig zijn die zijn gefundeerd met zinkassen. Een groot deel van de paden, die mogelijk ook met deze bouwstof verhard zijn, is echter niet onderzocht. Ook blijkt op basis van de PFAS-signaleringskaart dat er nabij het onderzoeksgebied verschillende bronnen aanwezig zijn welke mogelijkerwijs hebben geleid tot een verontreiniging van PFAS in de grond.
Asbest
Voor het onderzoeksgebied is bij de betrokken overheidslichamen en omgevingsdiensten geen asbestkansenkaart aanwezig.
Conclusie
Uit het vooronderzoek is gebleken dat er verschillende aspecten of locatie zijn die van belang kunnen zijn ten aanzien van de bodemkwaliteit:
- Binnen het onderzoeksgebied zijn wegen aanwezig die verdacht zijn op de aanwezigheid van een zinkas houdende fundering.
- Door het gebruik van het gebied als defensie oefenterrein is het niet uit te sluiten dat energetische stoffen uit munitie, gebruikt tijdens oefeningen die decennialang op het terrein hebben plaatsgevonden, hebben geleid tot enige vorm van verontreiniging in de bodem. Door ontbrekende informatie kan er geen uitspraak gedaan worden over de mate van verdachtheid op bodemverontreiniging.
Het onderhavig vooronderzoek heeft voldoende inzichtelijk gemaakt dat er vanuit bodemkwaliteit geen belemmeringen onstaat voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel is er aanleiding om bij toekomstige vergunningplichtige activiteiten, vooral die met grondverzet of enerzinds fysiek contact met de grond, op de desbetreffende locaties een gericht bodemonderzoek uit te laten voeren op het voorkomen van verontreinigingen door zinkassen danwel energetische stoffen.
4.5 Verkeer En Parkeren
De voorgenomen ontwikkeling vraagt naast een goede ruimtelijke afweging ook om het in beeld brengen van de verkeerseffecten. Bij een nieuw bestemmingsplan wordt gesteld dat de effecten van de voorgenomen ontwikkeling voor verkeer goed moeten worden onderbouwd. In de verkeerstoets (zie Bijlage 8) worden de effecten op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), verkeersveiligheid en verkeershinder (leefbaarheid) inzichtelijk gemaakt.
Parkeren
In de huidige situatie zijn er rondom de Oirschotse Heide ongeveer 6 parkeerplaatsen gelegen, waar parkeren niet in vakken plaatsvindt. Tevens wordt er in de berm op diverse locaties geparkeerd, wat niet is toegestaan.
In de praktijk is echter gebleken dat de parkeerlocaties niet evenredig rondom het gebied verdeeld zijn. Om de tekortkoming te herstellen worden er 4 nieuwe kleinschalige parkeervoorzieningen gerealiseerd. In totaal worden er ongeveer 24 formele parkeerplaatsen toegevoegd, wat het totaal aantal parkeerplaatsen op ongeveer 48 parkeerplaatsen brengt. Uit onderzoek is gebleken dat dit aantal voldoende moet zijn om te voldoen aan de parkeerbehoefte. In de toekomstige situatie worden er parkeergelegenheden gerealiseerd aan de Eindhovensedijk, Dennendijk, Wintelresedijk en Oirschotsedijk.
Nieuw te realiseren parkeersplaatsen
Overige verkeersaspecten
Openbaar vervoer
De Oirschotse Heide is niet goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De bushalte Beerschotseweg is gelegen aan de Kempenweg, en is de enige bushalte in de nabijheid van het gebied. Deze halte wordt aangedaan door lijn 142 (Tilburg-Best), welke buiten de spitstijden 1x per uur rijdt en niet in het weekend of op feestdagen.
Verkeersveiligheid
In het inrichtingsplan zijn verschillende maatregelen opgenomen om de verkeersveiligheid tussen de militaire en recreatieve gebruikers van het gebied te verbeteren. De kruisingen van de Wintelresedijk/Oirschotsedijk worden ruimer opgezet, waarbij het zicht verbeterd wordt zodat beide gebruikers van het gebied elkaar beter kunnen zien naderen.
Verder worden de militaire voertuigen zo veel mogelijk gescheiden van het recreatieve verkeer. De banen waar zij gebruik van mogen maken worden aangeduid en zo veel mogelijk rechtgetrokken zodat ze hogere snelheden kunnen behalen, wat vanuit hun oogpunt wenselijk is.
Verkeersgeneratie
Voor de berekening van de verkeersgeneratie van natuur- en recreatiegebieden zijn geen kencijfers of richtlijnen bekend. Voor een drukke dag is uitgegaan van het uitgangspunt dat een parkeerplaats 3x gebruikt wordt per etmaal. Dit betekent dat één parkeerplaats 6 ritten per etmaal genereert. Dit betekent dat op een drukke dag de ontwikkeling van de Oirschotse Heide 144 ritten genereert. Gezien het recreatief karakter van de Oirschotse Heide is het niet de verwachting dat op een werkdag dit aantal ritten wordt behaald. In referentieprojecten wordt voor werkdagen een aanwezigheid van 90% gerekend. Hiermee komt de verkeersgeneratie per werkdag uit op 130 mvt/etmaal.
Verkeersintensiteiten
Om een beeld te krijgen van de verkeersintensiteiten in het gebied rond de Oirschotse Heide is gebruik gemaakt van de modelplots van het BBMA-model met basisjaar 2015. Een belangrijke kanttekening hierbij is het feit dat de gemeente Eindhoven in het kader van de nieuwe verkeersstructuur van Eindhoven Noordwest een aantal wijzigingen heeft doorgevoerd in de verkeersstructuur die ook invloed heeft op de routes tussen Oirschot en Eindhoven. Ten tijde van het basisjaar van het model en de meeste verkeerstellingen was deze wijziging echter nog niet doorgevoerd. Daarom is gekozen voor het hanteren van het model als uitgangspunt, om zo een zo eenduidig mogelijk beeld te krijgen.
Tabel 5: Verkeersintensiteiten voor de huidige situatie, autonome situatie in 2030 en de plansituatie 2030 in mvt/werkdag
Er wordt verwacht dat de verkeersintensiteiten rondom de Oirschotse Heide gaan veranderen in de toekomst. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling van de Oirschotse Heide is dermate klein en het gebied waarover het verkeer zich verspreid is groot waardoor de impact op het omliggende wegennet klein is. Op geen van de onderzochte wegvakken zorgt de ontwikkeling op de Oirschotse Heide voor problematiek in de doorstroming. Het effect van de ontwikkeling op het omliggende wegennet is dus klein.
Conclusie
Rondom de Oirschotse Heide worden 4 nieuwe kleinschalige parkeervoorzieningen gerealiseerd, waardoor er 24 parkeerplaaten in totaal bijkomen. Het is de verwachting dat in de nieuwe situatie wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.
Ten behoeve van de verkeersveiligheid worden de stromen van langzaam verkeer gescheiden van de routes voor militaire voertuigen. Er blijven echter wel een aantal punten waar de beide stromen elkaar kruisen. De kruispunten op de Westelresedijk/Oirschotsedijk met de militaire oefenbanen worden ruimer opgezet en de zichtlijnen worden hier verbeterd. Dit moet de verkeersveiligheid op deze punten verbeteren. Het blijft echter wel een aandachtspunt.
De beoogde plannen voor de Oirschotse Heide kennen op een reguliere werkdag een verkeersgeneratie van 130 mvt/etmaal. Dit bedraagt 90% van de verkeersgeneratie op een drukke (weekend-)dag. Door de verspreide ligging van de verschillende nieuwe parkeerplaatsen is deze verkeersgeneratie sterk verspreid over het omliggende wegennet. De verkeersgeneratie per onderzocht wegvak is dan ook nergens hoger dan 30 mvt/etmaal. Deze geringe toenames van verkeer vallen weg in de reguliere fluctuaties van het verkeer op het omliggende wegennet. Het is dan ook niet de verwachting dat de ontwikkelingen op de Oirschotse Heide tot doorstromings- of afwikkelingsproblematiek gaat leiden.
4.6 Geluidhinder
De ontwikkelingen die plaatsvinden betreffen het aanpassen/verplaatsen van de militaire oefeningen en aanpassingen in de recreatieve activiteiten door verleggen en aanleggen paden e.d.. Daarnaast worden op sommige locaties enkele parkeerplaatsen (5-6) aangelegd.
Een militair oefenterrein (niet zijnde een schietterrein) wat openlijk toegankelijk is voor burgers zoals de Oirschotse Heide is niet vergunningsplichtig in de zin van de Wet milieubeheer. Defensie heeft de terreinen waar geoefend wordt wel opengesteld voor publiek t.b.v. medegebruik en heeft daar een beleidsregel voor opgesteld. Veel gebied valt onder regels waaraan defensie zich ook moet houden voor N2000 en Natuurbeschermingswet. Defensie heeft hier dan ook beheerplannen voor opgesteld.
De verwachting is niet dat de aanpassingen in het oefengebied gaan leiden tot extra geluidsoverlast. Daar waar mogelijk wordt (extra) overlast voor omwonenden zoveel als mogelijk voorkomen, bijvoorbeeld door militairen vanaf de Dennendijk al het pad op te laten rijden i.p.v. te laten wachten op de Dennendijk. In het plan wordt rekening gehouden met afstand houden tot omwonenden en met de inrichting op het beperken van hinder en overlast.
Het geluid vanwege de vliegbewegingen die plaatsvinden, valt onder de luchthavenregeling Oirschot (https://wetten.overheid.nl/BWBR0029849/2010-11-01). Uitgangspunt hierbij is dat hier geen wijzigingen in optreden en hiervoor dus ook geen nader onderzoek noodzakelijk is.
De parkeerplaatsen die aangelegd worden leiden naar verwachting niet tot extra geluidsoverlast. Gezien het beperkt aantal (5 tot 6) is hier geen nadelig effect van te verwachten ten opzichte van de huidige situatie vanwege mogelijk enige verplaatsing/toename in verkeersbewegingen door de herinrichting van het recreatiegebied en de aanleg van parkeerplaatsen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.7 Luchtkwaliteit
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteit is beschreven in titel 5.2 van de Wet milieubeheer en de algemene maatregelen van bestuur inzake de luchtkwaliteitseisen. In de Wet milieubeheer is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.733 auto's dan wel 157 vrachtwagens per weekdagetmaal.
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
De herinrichting van de Oirschotse Heide maakt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk die van grotere omvang is dan wat hierboven is aangegeven. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' verslechtert. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.8 Externe Veiligheid
Bij Externe Veiligheid gaat het om de risico's voor de directe omgeving in het geval dat er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verbonden risico's moeten voor de omgeving binnen de perken blijven. Voor Externe Veiligheid worden twee soorten risico's gehanteerd:
- Het plaatsgebonden risico (PR) dat vooral gericht is op de te realiseren basisveiligheid voor burgers
- Het groepsrisico (GR) stelt de beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgelegd dat voor iedere toename in het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt. Dit is ongeacht of er door de wijziging een norm wordt overschreden.
Voor het plaatsgebonden risico PR zijn risicocontouren (10-6) vastgesteld waarbinnen kwetsbare of beperkt kwetsbare bebouwing niet is toegestaan. Deze contouren liggen:
- Rond inrichtingen waarin opslag/verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- Lange transportroutes (weg, spoor, water en buisleidingen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Analyse
Op basis van de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van de voorgenomen ontwikkeling zich enkele kwetsbare objecten bevinden, namelijk een ziekenhuis, publieksgebouwen, onderwijsinstellingen en overige objecten (zie figuur 28). Het militair oefenterrein betreft echter geen categoriale inrichting vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Bovendien liggen de dichtsbijzijnde kwetsbare objecten op meer dan 400 meter afstand.
In de nabije omgeving van het projectgebied vinden geen risicovolle bedrijfsactiviteiten plaats. De dichtsbijzijnde terreingrens van een risicovolle instelling, dit geval een tankstation van Shell, ligt op circa 450 meter afstand. Tevens zijn er ook geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen in het plangebied aanwezig. Aan de oostzijde van het plangebied loopt een DPO-leiding en aan de westzijde een PRB-leiding. De PRB-leiding kent ook een risicocontour aan weerszijde van de leiding. De beoogde ontwikkelingen vinden echter niet plaats in de nabijheid van deze leidingen. Er zijn geen andere risicocontouren in of rondom het plangebied.
figuur 28: uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied (blauwe stip), kwetsbare objecten (groene figuren), risicovolle bedrijfsactiviteiten (rood omlijnd), transportroutes (geel), buisleidingen (rood gestreept), en risicocontouren (grijs gestreept).
Conclusie
Met de herontwikkeling van de Oirschotse Heide zal er geen sprake zijn van gevaarlijke inrichtingen in de zin van het Bevi. Daarnaast is er geen risico voor de externe veiligheid, omdat er geen ontwikkelingen in de directe nabijheid van gevaarlijke inrichtingen of transportroutes plaatsvinden. Externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
4.9 Niet Gesprongen Explosieven
Vanwege de militaire bestemming van een deel van het plangebied is het belangrijk om vast te stellen dat er geen niet gesprongen explosieven (NGE) in het plangebied aanwezig zijn, die een risico vormen bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
Op de bodembelastingkaart zijn alle verdachte gebieden weergegeven binnen het onderzochte gebied. Alle overige gebieden die niet zijn aangemerkt op de bodembelastingkaart zijn onverdacht en daarmee vrijgesteld van een onderzoeksplicht. Werkzaamheden in de onverdachte gebieden zijn daarmee toegestaan. Hiermee is voor het bestemmingsplan voldaan aan de onderzoeksplicht.
Wel dient te worden opgemerkt dat werkzaamheden in verdachte gebieden niet zonder meer zijn toegestaan. Indien de werkzaamheden, zoals het aanleggen van paden, binnen deze verdachte gebieden plaatsvinden, dient voorafgaand aan de werkzaamheden een NGE onderzoek te worden uitgevoerd.
Bodembelastingkaart Oirschotse Heide en omgeving
Hoofdstuk 5 Planopzet
5.1 Algemeen
De structuur van dit bestemmingsplan dient conform artikel 3.3.2 van het Bro te voldoen aan de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen' (SVBP2012). Dit houdt in dat de verschijningsvorm van dit bestemmingsplan en een aantal van de daarin gehanteerde begrippen zijn gestandaardiseerd.
5.2 Plansystematiek
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de (plan)regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
De toelichting bevat een motivering en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn. Dit bestemmingsplan is redelijk globaal van aard, maar de bouwregels die worden gesteld, zorgen voor een plan dat voldoende rechtszeker is. Inhoudelijk is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Oirschot, zoals dat als geconsolideerde versie op www.ruimtelijkeplannen.nl is gepubliceerd.
5.3 Indeling Planregels
De regels bestaan conform de SVBP2012 uit vier hoofdstukken. Dit zijn de 'Inleidende regels', de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Overgangs- en slotregels'. Meer specifiek kan de inhoud van de artikelen als volgt worden weergegeven.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In Artikel 1 zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Artikel 2 betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande bestemmingen/functies. Alle bestaande legaal aanwezige functies en bouwwerken zijn in voorliggend bestemmingsplan positief bestemd. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven.
Artikel 3. Maatschappelijk - Militair terrein
Deze bestemming betreft grotendeels de gronden die in het Rarro zijn aangewezen als militair gebied. Conform het Rarro dienen deze gronden een bestemming 'Maatschappelijk - Militair terrein' te krijgen en mogen er geen bestemmingen worden opgenomen die het militair gebruik beperken.
Voor een klein deel betreft het gronden die tevens behoren tot het NatuurNetwerk Brabant. Hiervoor is de gebruikelijke bescherming opgenomen.
Artikel 4. Leidingen (diverse)
Deze dubbelbestemming betreft de in het plangebied aanwezige hoofdtransportleidingen.
Deze leidingen zijn overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd. Het betreft een watertransportleiding en een brandstofleiding.
Artikel 5. Leiding - Hoogspanning
Deze dubbelbestemming betreft de in het plangebied aanwezige ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding, inclusief belemmeringenstrook.
Artikel 6. Waarde - Aardkundig
Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van de aanwezige aardkundige waarden in het plangebied; het gaat daarbij om het complex van land- en stuifduinen. Deze zijn aangewezen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Het aardkundig karakter mag niet worden aangetast.
Artikel 7. Waarde – Archeologisch rijksmonument
De voor 'Waarde - Archeologisch rijksmonument' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming het aanwezige rijksmonument. Deze waarden zijn beschermd via een monumentenvergunning en omgevingsvergunning. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem.
Artikel 8. Waarde - Archeologie 1 (gebied met archeologische waarde)
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van aanwezige archeologische waarden. De archeologische verwachtingswaarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem.
Artikel 9: Waarde - Archeologie 2 (gebied met hoge archeologische verwachting)
De voor Waarde – Archeologie 2 (hoog) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van verwachte hoge archeologische waarden ofwel hoge archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingswaarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem. Het gaat hierbij om bouwen/ingrepen groter dan 100 m² en met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m onder maaiveld.
Artikel 10: Waarde – Archeologie 3 (gebied met hoge archeologische verwachting)
De voor Waarde – Archeologie 3 (hoog) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van verwachte hoge archeologische waarden ofwel hoge archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingswaarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem.
Deze zone heeft enkel een verwachting op paleolithische vindplaatsen die dieper dan 1,5 m -mv liggen. Hier is alleen een booronderzoek nodig indien bodemingrepen plaatsvinden die groter zijn dan 100 m² én dieper gaan dan 1,5 m -mv.
Artikel 11. Waterstaat - Attentiezone waterhuishouding
Deze dubbelbestemming is gericht op de bescherming van de waterhuishouding. Het oprichten van bebouwing, voor zover dit is toegelaten volgens de overige krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen en planregels, is uitsluitend toegestaan indien functies en activiteiten geen negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant. De bescherming vloeit voort uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
Artikel 12. Anti-dubbeltelregel: dit artikel voorkomt dubbel gebruik van gronden bij bouwmogelijkheden, in de zin dat dezelfde gronden niet voor verschillende bouwplannen mogen worden meegenomen.
Artikel 13. Algemene bouwregels: hierin zijn opgenomen regels voor het bouwen van reclameaanduidingen Tevens zijn opgenomen regels voor bestaande bouwwerken die afwijken van de maatvoeringsregels in het bestemmingsplan.
Artikel 14. Algemene gebruiksregels: dit artikel bevat onder meer een aantal vormen van gebruik die als strijdig met het bestemmingsplan worden beschouwd. Tevens is een drietal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor bodem, natuur respectievelijk waterberging.
Artikel 15. Algemene aanduidingsregels: in dit artikel zijn aspecten geregeld die een beperking vormen voor de overige regels in het plan. Het gaat daarbij om een luchtvaartverkeerszone, de 'groenblauwe mantel' en de ecologische hoofdstructuur (Natuurnetwerk Brabant).
Artikel 16. Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling zijn een aantal algemene afwijkingen opgenomen van de regels. Het betreft onder meer de 10%-regeling.
Artikel 17. Algemene wijzigingsregels: in dit artikel zijn enkele algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen. Artikel 18 bevat het overgangsrecht dat op basis van het Besluit ruimtelijke ordening standaard in bestemmingsplannen wordt opgenomen. Artikel 19 bevat de slotregel van deze regels.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de planologische planprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht.
Er is bij dit plan geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Er hoeft geen dus exploitatieplan vastgesteld te worden.
Wel zijn er middels een samenwerkingsovereenkomst afspraken gemaakt met de verschillende betrokken partijen (Rijksvastgoedbedrijf / Ministerie van Defensie, Gemeente Oirschot en de Stichting Noord-Brabants Landschap) over de verdeling van de kosten tussen het ministerie en de gemeente. De gemeente acht daarmee het project economisch uitvoerbaar. Voor de grondruil/aankoop wordt een seperate overeenkomst opgesteld.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Participatie
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is voor het project reeds een uitgebreid participatietraject gestart met omwonenden, belanghebbenden, gemeente Oirschot, Defensie en Brabants Landschap. Het doel van het participatietraject was het samenbrengen van de wensen en eisen van alle gebruikers, om op die manier een concept inrichtingsplan op te stellen voor het oefenterrein Oirschotse Heide en omgeving.
De eerste fysieke participatiebijeenkomst heeft plaatsgevonden op 28 november 2019 in Oostelbeers. Bij deze participatiebijeenkomsten waren veel bewoners aanwezig. De bijeenkomst werd ingedeeld in verschillende thema's, gericht op de presentatie van het plan en de beeldvorming rond mogelijke oplossingen. Tevens kregen de aanwezigen de mogelijkheid om vragen te stellen.
In verband met de coronacrisis heeft het vervolg van het participatieproces in een andere vorm plaatsgevonden, via twee online filmpjes over de voorgenomen plannen en een bijbehorde enquête. De vorm van participeren heeft plaatsgevonden in juni 2020. De enquête is ruim tweehonderd keer beantwoordt. De analyse van de resultaten en de beantwoording zijn begin november 2020 gepubliceerd.
Een tweede fysieke participatiebijeenkomst heeft plaatsgevonden op 17 september 2020. Tijdens deze participatiebijeenkomst werd het actuele plan verder toegelicht en uitgediept in diverse themagroepen. Omwonenden van het oefengebied op Eersels grondgebied gaven tijdens deze participatiebijeenkomst aan niet voldoende betrokken te zijn geweest. Op basis van deze input, en na overleg met de gemeente Eersel, is er in oktober 2020 nogmaals een enquête opgesteld. Doormiddel van deze enquête kregen de omwonenden alsnog een reactie geven op het concept inrichtingsplan.
Daarnaast heeft het uiteindelijke herinrichtingsplan voor de Oirschotse Heide in de periode van woensdag 16 juni 2021 tot en met 28 juli 2021 voor alle inwoners en andere belanghebbenden ter inzage gelegen. Tevens hebben exemplaren van het inrichtingsplan fysiek ter visie gelegen bij de balies van de gemeentehuizen in Oirschot en Eersel. Op 21 juni 2022 heeft de gemeenteraad het herinrichtingsplan goedgekeurd.
6.2.2 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van
betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is daartoe verzonden naar de volgende betrokken instanties:
- provincie Noord-Brabant
- Waterschap De Dommel
- gemeente Eersel
- Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
- Het Brabants Landschap
De reacties zijn, voor zover ruimtelijk relevant, in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt.
6.2.3 Zienswijzen
Op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage dient te liggen, waarbinnen eenieder zijn zienswijze kenbaar heeft kunnen maken.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 7 december 2023 zes weken ter inzage gelegen, met de mogelijkheid (schriftelijke) zienswijzen in te dienen.
In een separate zienswijzennota zijn de ingekomen zienswijzen inhoudelijk weergegeven en is een reactie terzake gegeven. Daarnaast komen ook de ambtshalve wijzigingen aan bod. De Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is opgenomen in Bijlage 9.
Bijlage 1 Indicatieve Lijst Nevenfuncties- En Gebruiksfuncties
Bijlage 1 Indicatieve lijst nevenfuncties- en gebruiksfuncties
Bijlage 2 Aardkundig Waardevol Gebied
Bijlage 2 Aardkundig waardevol gebied
Bijlage 1 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 2 Memo Gebiedsbescherming
Bijlage 2 Memo gebiedsbescherming
Bijlage 3 Ecologie-potentiekaarten Beschermde Soorten
Bijlage 3 Ecologie-potentiekaarten beschermde soorten
Bijlage 4 Quickscan Soortbescherming - Wet Natuurbescherming
Bijlage 4 Quickscan soortbescherming - Wet natuurbescherming
Bijlage 5 Memo Stikstofdepositie
Bijlage 5 Memo stikstofdepositie