KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapwaarden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Buitenplaats
Artikel 12 Maatschappelijk - Militair Oefenterrein
Artikel 13 Natuur
Artikel 14 Recreatie
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 19 Leiding - Brandstof
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningverbinding
Artikel 22 Leiding - Riool
Artikel 23 Leiding - Sabic
Artikel 24 Leiding - Water
Artikel 25 Waarde - Archeologie
Artikel 26 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 27 Waarde - Ecologie
Artikel 28 Waarde - Natte Natuurparel
Artikel 29 Waarde - Natura 2000
Artikel 30 Waterstaat - Inundatiegebied
Artikel 31 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 33 Algemene Bouwregels
Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 35 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 37 Algemene Procedureregels
Artikel 38 Overige Regels
Artikel 39 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 40 Sloopvergunning
Artikel 41 Anti-dubbeltelbepaling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 42 Overgangsrecht
Artikel 43 Slotregels

Buitengebied 2010

Bestemmingsplan - Oirschot

Vastgesteld op 29-09-2010 - deels onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Toelichting

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0823.BPBGfase12010-VG03 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;


2 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010, bestuurlijke lus' van de gemeente Oirschot;

3 AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

7 aan-huis-verbonden bedrijf:

bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 (op basis van VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering), dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

8 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

9 aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals bodemopbouw/- samenstelling, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

10 achtergevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn ter hoogte van de achtergevel en het verlengde hiervan van een hoofdgebouw, zonder aan- en uitbouwen.

11 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht.

12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Onder agrarische bedrijven zijn tevens begrepen boomteeltbedrijven en paardenhouderijen.

13 agrarisch-technisch hulpbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of medisch verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

14 agrarisch-verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden.

Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.

15 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17 bebouwingscluster:

een vlakvormige verzameling van gebouwen.

18 bebouwingsconcentratie:

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

19 bebouwingslint:

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies.

20 bebouwingspercentage:

een opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

21 bed and breakfast:

bed & breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken.

Typerend voor bed & breakfast is:

  • bed & breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van keuken en eventueel sanitair van de woning;
  • bed & breakfast moet binnen de bestaande bebouwing of vervangende nieuwbouw gerealiseerd worden, mits de daartoe maximale m2 niet wordt overschreden.

22 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan (o.a. statisch opslag), installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten en daaronder niet begrepen.

23 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

24 bedrijfsmatige exploitatie:

Het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatie verblijven, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

25 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

26 beperkt kwetsbaar object:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en/of bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen;
  3. c. hotels en restaurants;
  4. d. winkels;
  5. e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  6. f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  7. g. bedrijfsgebouwen;
  8. h. objecten die met de onder a tot en f genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  9. i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

27 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals dit besluit laatstelijk is gewijzigd bij het Besluit van 9 september 2008, Stb. 380.

28 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

29 beschermd dorpsgezicht De Bollen:

het bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 28 maart 1991 aangewezen beschermd dorpsgezicht De Bollen als bedoeld in de Monumentenwet.

30 bestaande situatie:

t.a.v. bebouwing:

  • legale bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik:

  • het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

31 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

32 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

33 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

35 boerderijterras:

een terras bij een boerderij waar (lokale) producten genuttigd kunnen worden.

36 boerderij(gebouw):

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;

37 boomteelt / sierteeltbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.

38 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en recreatie.

39 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

40 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

41 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

42 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

43 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

44 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

45 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

46 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

47 camping:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

48 caravan:

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

49 chalet:

een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of ander bouwsel op wielen zijnde, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen.

50 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

51 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:

een gebouw dat is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan en overige gemeentelijke en rijksmonumenten.

52 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

53 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

54 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

55 diepwoelen:

het lossteken van de ondergrond, waarbij de bovengrond niet naar beneden wordt gewerkt.

56 diepploegen:

grondbewerking dieper dan 0.5 m, waartoe wordt gerekend het vermengen, woelen en keren van (alle) lagen in het bodemprofiel.

57 duurzame locatie intensieve veehouderij:

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is het te laten uitgroeien tot een bouwvlak van maximaal 2,5 hectare ten behoeve van intensieve veehouderij.

58 ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.

59 educatieve viskwekerij:

een bedrijf waar vis wordt gekweekt en waar daarnaast inkomsten worden gehaald uit educatieve activiteiten, bestaande uit excursies op het gebied van viskwekerij en natuur.

60 evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen. Het betreft een gebeurtenis die aaneengesloten plaatsvindt met een maximum duur van drie dagen.

61 extensief recreatief medegebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, survivaltochten, picknicken, natuurgerichte recreatie en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

62 extensiveringsgebied:

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, her- of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is.

63 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

64 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

65 gekoppeld agrarisch bouwvlak:

een gekoppeld agrarisch bouwvlak bestaat uit een onderling niet aaneengesloten perceel dat door de aanduiding "relatie" tezamen worden aangemerkt als zijnde één agrarisch bouwvlak;

66 geluidgevoelige functies:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

67 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen die dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

68 gemengde bedrijven:

agrarische bedrijven met een grondgebonden en een intensieve veehouderijtak.

69 geomorfologisch:

de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen.

70 glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf, waarin de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen.

71 groepsaccommodatie:

een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf door meerdere personen in groepsverband, in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.

72 grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt-, en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden.

73 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een ander bedrijf.

74 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

75 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

76 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

77 horecabedrijf:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

  1. a. horecabedrijf categorie A

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

  1. b. horecabedrijf categorie B

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

  1. c. horecabedrijf categorie C

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria of shoarmazaak.

  1. d. horecabedrijf categorie D

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;

  1. e. horecabedrijf categorie E

een ondergeschikte horecafunctie die tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide geringe etenswaren alsmede het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken;

78 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

79 hovenier:

een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.

80 hydrologische waarden:

waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

81 inpandige statische opslag:

het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf.

82 intensieve veehouderij:

dit is een agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met uitzondering van grondgebonden melkveehouderijen.

83 kampeerboerderij:

het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarisch bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf.

84 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

85 kampeerplaats:

standplaats voor één of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen (één kampeermiddel en één bijtent).

86 kantine:

verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen.

87 kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of hoogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas.

88 kernrandzone:

een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

89 kwekerij:

een bedrijf waarin gewassen worden geteeld, waarbij de productie gedeeltelijk plaatsvindt in kassen bij het bedrijf.

90 kwetsbaar object:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen of;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of;
  4. d. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en
  5. e. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

91 landbouwontwikkelingsgebied:

een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij.

92 landschapscamping:

Een landschapscamping heeft maximaal zestig kampeerplaatsen met een beperkte dichtheid, op aan de landbouw te onttrekken grond en aansluitend bij bestaande of voormalige (agrarische) bouwvlakken. De gemiddelde grootte van een standplaats dient minimaal 300 m2 (bruto) te zijn. Bij de inrichting van dergelijke campings moeten de natuur- en landschapswaarden worden verhoogd door een passende, robuuste en duurzame beplanting op en rond het kampeerterrein. De oppervlakte voor de nieuwe natuur dient tenminste drie maal zo groot te zijn als de oppervlakte voor de standplaatsen.

93 landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

94 landschapswaarden / landschappelijke waarden:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

95 lawaaisport:

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hieronder niet verstaan.

96 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.

97 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

98 manege:

een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.

99 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

100 minicamping:

een kleinschalig kampeerterrein met minimale voorzieningen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning.

101 monumentencommissie:

een commissie van advies en bijstand voor burgemeester en wethouders over aanvragen monumentenvergunning en over de selectie en aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Tevens adviseert zij over de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in de bij de regels behorende bijlage 2 "Monumenten, beeldbepalende panden en karakteristieke gebouwen".

102 natuurwaarden of ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

103 nevenactiviteiten:

het ontplooien van activiteiten op een (agrarisch) bouwvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de (agrarische) bedrijfsvoering betreffen.

104 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen.

105 nieuwvestiging agrarisch bedrijf:

de vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw bouwvlak, als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf, daar waar nog geen bouwmogelijkheden aanwezig zijn.

106 omschakeling agrarisch bedrijf:

het geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm in een andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik in een agrarische bedrijfsvorm.

107 ondergeschikte activiteit:

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

108 ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

109 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

110 ondergronds:

beneden het peil.

111 onderkomens:

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

112 overkapping / carport:

een dakconstructie, vrijstaand, zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw en die strekt tot vergroting van het woongenot van belendende gebouwen.

113 paardenhouderij:

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan.

114 permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen buiten het zomerseizoen in een kalenderjaar gedurende meer dan 60 nachten, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

115 pension:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

116 recreatie:

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.

117 recreatiebedrijf:

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft.

118 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

119 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie.

120 recreatiewoning / -chalet:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft.

121 Regeling Beëindiging Veehouderijtakken:

Beleidsregel Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, Staatscourant 20 juli 2004, nr. 136, met het doel het mestoverschot te doen verminderen en een versterking van de samenhang tussen het mestbeleid en de reconstructie in de concentratiegebieden, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

122 Regeling Ruimte voor Ruimte:

De in paragraaf 3.6.2. van het Streekplan (Het door Provinciale Staten van Noord-Brabant bij besluit van 22 februari 2002, nummer 10/02 E, overeenkomstig artikel 4 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, vastgesteld plan "Brabant in Balans", partieel herzien door Provinciale Staten van Noord-Brabant bij besluit van 3 december 2004) opgenomen regeling die het mogelijk maakt om op planologisch aanvaardbare plaatsen een ruimte voor ruimtekavel te ontwikkelen in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen die op en na 10 september 1999 in gebruik waren voor de intensieve veehouderij, in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse.

123 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

124 stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemekt als stacaravan.

125 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig

zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

126 statische opslag:

het in een gebouw brengen van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten en caravans. Deze opslag mag niet uitmonden in een soort dependance van een niet-agrarisch bedrijf of gebruikt worden ten behoeve van de handel.

127 streekgebonden producten:

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd.

128 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeientafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten.

Onder teeltondersteunende voorzieningen vallen:

  1. a. teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas;

  1. b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, zoals folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik;

  1. c. permanente teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, zoals bakken op stellingen (aardbeien) en containervelden. De voorzieningen hebben geen directe relatie met het grondgebruik.

129 Hoeveproducten:

Hoeveproducten worden geproduceerd en/of verwerkt op een actief land- of tuinbouwbedrijf van een land- of tuinbouwer in hoofd- of bijberoep. De producten worden hoofdzakelijk ter plaatse of via korte keten, al dan niet rechtstreeks aan de consument of verbruiker verkocht.

130 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

131 toeristenpoort:

in een draagkrachtig gebied, op een strategische plaats aan een toeristisch-recreatieve route gelegen transferium waar parkeerruimte wordt geboden en waar kleinschalige, overwegend dagrecreatieve, activiteiten worden ontplooid over het Oirschotse toeristisch-recreatieve product, waar ondergeschikte horeca deel van uitmaakt. De poort maakt deel uit van een netwerk van poorten.

132 trekkershut:

een houten kleine vrijstaande blokhut, zonder eigen sanitaire voorzieningen, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet is vereist en dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben. We spreken van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie.

133 tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.

134 tunnel- of boogkas

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

135 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

136 verblijfsrecreatie:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccomodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonbedrijf elders hebben.

137 verbrede landbouw:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering.

138 verkoopvloeroppervlakte:

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel. (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte)

139 verwevingsgebied:

een op de kaart ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.

140 volkstuin:

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoeve.

141 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfs-economisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

142 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.

143 voormalige agrarische bedrijfslocatie:

een agrarisch of niet-agrarisch bouwvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.

144 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van watergangen e.d.

145 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

146 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende voorschriften inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

147 Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

148 Wet ruimtelijke ordening:

wet van 20 oktober 2006, Stb. 566, houdende vaststelling van nieuwe voorschriften over de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Wisselteelt:
Het ter voorkoming van uitputting van de grond wisselen van opeenvolgende teelten. Hierbij mag één gewas gedurende een termijn van maximaal vijf jaar op één perceel aanwezig zijn. Tussen de teelten door geldt een rusttermijn van één jaar.

149 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, een en ander met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen (bergingen en garages).

150 Woningwet:

wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

151 woonunit:

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen.

152 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. c. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. d. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

  1. f. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

  1. g. de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

  1. h. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. i. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

  1. j. peil:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
  1. a. ondergrondse bouwwerken:

de diepte van toegestande diepte van 5 meter wordt gemeten vanaf het peil.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een bouwperceel waarop bebouwing, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, aanwezig is, ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw onevenredig wordt aangetast.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

3.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder h toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;

3.4.2 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van de bouwhoogte tot een maximum van 12 meter.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;
  2. b. detailhandel, behoudens voor zover als nevenactiviteit toegestaan in artikel 3.1.2 (tuincentrum), dan wel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf;
  3. c. een manege;
  4. d. een paardenhouderij met een onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  5. e. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  6. f. een paardenhouderij met onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  7. g. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  8. h. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  9. i. het plaatsen van woonunits voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  10. j. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;
  11. k. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;
  12. l. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  13. m. als wedstrijd/sportterrein;
  14. n. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    1. 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    2. 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in artikel 3.1.2.
  15. o. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen.

3.5.2 Onder strijdig gebruik met de bestemming genoemd in de artikelen 3.5.1, 3.6.4 en 3.6.5 valt het gebruik van de gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning; hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door één huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten en bed & breakfast voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

3.7 Aanlegvergunning

3.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de kenmerkende landschapselementen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex', ' openheid', 'waardevol landschapselement' en 'dorpsrand':

  1. a. op alle gronden:
    1. 1. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
    2. 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    4. 4. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
  2. b. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'reliëf':
    1. 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
  3. c. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'akkercomplex':
    1. 1. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    2. 2. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
  4. d. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex':
    1. 1. het beplanten van gronden met houtgewas, met uitzondering van het beplanten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt ;
  5. e. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':
    1. 1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.
  6. f. en voorts voor zover het gronden betreft, gelegen binnen een straal van 250 meter, gemeten vanuit de aanduiding 'dorpsrand':
    1. 1. het beplanten van gronden met houtgewas in het kader van boomteelt, sierteelt en fruitteelt.

3.7.2 Het artikel 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;
  2. b. die het normale onderhoud betreffen;
  3. c. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  4. d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  5. e. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen.

3.7.3 De onder artikel 3.7.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 3.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapwaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een bouwperceel waarop bebouwing, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, aanwezig is, ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw onevenredig wordt aangetast.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

4.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder h toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;


4.4.2 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder b, teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken buiten het bouwvlak toe te staan, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken bedraagt maximaal 2,5 m;
  2. b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;
  3. c. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  4. d. er is geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. a. het het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;
  2. b. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf;
  3. c. een manege;
  4. d. een paardenhouderij met een onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  5. e. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  6. f. een paardenhouderij met onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  7. g. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  8. h. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  9. i. het plaatsen van woonunits voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  10. j. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;
  11. k. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;
  12. l. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  13. m. als wedstrijd/sportterrein;
  14. n. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    a. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf, dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    b. dit plaatsvind t ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in artikel 4.1.2.
  15. o. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen;
  16. p. boomteelt ter plaatse van het akkercomplex de Boterwijk.

4.6 Ontheffing van de gebruiksregels

4.7 Aanlegvergunning

4.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, en boomteelthekken buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;
  2. b. ter plaatse van de aanduidingen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex' en 'waardevol landschapselement' en 'dorpsrand':
    1. 1. op alle gronden:
      a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
      b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
      c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
      d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
      e. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;
    2. 2. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'reliëf':
      a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
    3. 3. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex':
      a. het beplanten van gronden met houtgewas, met uitzondering van het beplanten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt;
    4. 4. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'akkercomplex':
      a. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
      b. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
    5. 5. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':
      a. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.
    6. 6. en voorts voor zover het gronden betreft, gelegen binnen een straal van 250 meter, gemeten vanuit de aanduiding 'dorpsrand':
      a. het beplanten van gronden met houtgewas in het kader van boomteelt, sierteelt en fruitteelt.

4.7.2 Het in artikel 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;
  2. b. die het normale onderhoud betreffen;
  3. c. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  4. d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  5. e. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


4.7.3 De onder artikel 4.7.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 4.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een bouwperceel waarop bebouwing, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, aanwezig is, ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw onevenredig wordt aangetast.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

5.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder b, teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en/of boomteelthekken buiten het bouwvlak toe te staan, met dien verstande dat:

  1. a. de maximale hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en boomteelthekken 2,5 meter is;
  2. b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;
  3. c. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven;
  4. d. het oprichten hiervan geen onevenredige effecten heeft op de natuur- en/of landschapswaarden.


5.4.3 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a en onder g voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor vee ten dienste van het agrarisch bedrijf, buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  1. a. de maximale bouwhoogte 3 m bedraagt;
  2. b. de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt;
  3. c. maximaal één schuilgelegenheid mag worden opgericht op een perceel van minimaal 1 ha;
  4. d. de schuilgelegenheid gesitueerd dient te worden binnen 25 m vanaf de bosrand, houtsingel of houtwal óf binnen 100 m van een openbare weg.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.5.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming te verrichten gebruik en plaatsvindt binnen het bouwvlak en niet (brand)gevaarlijk is;
  2. b. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische producten van het eigen bedrijf;
  3. c. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  4. d. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  5. e. een manege
  6. f. een paardenhouderij met onevenredige publieks- en verkeersaantrekkende werking;
  7. g. woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  8. h. het plaatsen van woonunits voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  9. i. het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en/of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;
  10. j. voor het beproeven van of racen/crossen met motoren of voertuigen;
  11. k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  12. l. als wedstrijd/sportterrein, met uitzondering van wedstrijden dan wel evenementen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - africhtstal". Ter plaatse van deze aanduiding zijn maximaal 12 evenementen per kalenderjaar toegestaan;
  13. m. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    1. 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf danwel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    2. 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een daartoe specifiek toegestane nevenactiviteit zoals opgenomen in artikel 5.1.2.


5.5.2 Onder strijdig gebruik met de bestemming genoemd in de artikelen 5.5.1 en 5.6.4 valt het gebruik van de gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning; hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door één huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten en bed & breakfast voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping,

5.6 Ontheffing van de gebruiksregels

5.7 Aanlegvergunning

5.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, buiten het bouwvlak voor de termijn dat de teelt dit vereist met een maximum van 6 maanden;
  2. b. ter plaatse van de aanduidingen 'aardkundig waardevol gebied', 'reliëf', 'akkercomplex' en 'waardevol landschapselement':
    1. 1. op alle gronden:
      a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
      b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
      c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
      d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
      e. het wijzigen van de waterhuishouding door draineren, vergraven, diepploegen of bemalen van gronden;
    2. 2. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'reliëf':
      a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
    3. 3. op gronden met de aanduiding 'akkercomplex':
      a. het beplanten van gronden met houtgewas, met uitzondering van het beplanten van houtgewas in het kader van agrarische wisselteelt;
    4. 4. op gronden met de aanduiding 'aardkundig waardevol gebied' en 'akkercomplex':
      a. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
      b. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren van gronden;
    5. 5. op gronden met de aanduiding 'waardevol landschapselement':
      a. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting daarvan tot gevolg kunnen hebben.


5.7.2 Het in artikel 5.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke plaatsvinden op het agrarisch bouwvlak;
  2. b. welke het normale onderhoud betreffen;
  3. c. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  4. d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  5. e. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


5.7.3 De onder artikel 5.7.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 5.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Ontheffing van de bouwregels

6.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 6.2.1 onder c, 6.2.2 onder d en 6.2.3 onder b en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald in artikel 6.2.2 onder d niet wordt overschreden.


6.3.2 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.5 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van een antennemast wordt verhoogd tot maximaal 15 m.


6.3.3 De in artikel 6.3.1 en 6.3.2 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie; en
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van vrijstaande hoofdgebouwen (bedrijfsgebouwen) en bijgebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik van een (gedeelte) van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;
  3. c. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en niet (brand)gevaarlijk is;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse aangeduid;
  5. e. het gebruik van gronden voor recreatie;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel ter plaatse van de bedrijven met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf – dierenwinkel en horeca', 'tuincentrum' en 'verkooppunt motorbrandstof met LPG';
  7. g. het gebruik van bouwwerken voor wonen behoudens de toegestane bedrijfswoningen;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  9. i. maneges zijn niet toegestaan.


6.4.2 Onder strijdig gebruik met de bestemming genoemd in het artikel 6.4.1 valt het gebruik van de gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning; hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door één huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten en bed & breakfast voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping,

6.5 Ontheffing van de gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder strijdig gebruik met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden of bouwwerken, voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. b. als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het winnen van bosstrooisel of mos;
  4. d. militaire doeleinden;
  5. e. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  6. f. lawaaisporten;
  7. g. verblijfsrecreatie.

8.4 Ontheffing van de gebruiksregels

8.4.1 Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing van het bepaalde in artikel 8.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.


8.4.2 De in artikel 8.4.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en / of natuurwaarden van de gronden.

8.5 Aanlegvergunning

8.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen of rooien van houtopstanden dan wel zodanig handelingen te verrichten die ernstige schade aan houtopstanden kunnen veroorzaken;
  2. b. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  3. c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  4. d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  5. e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  6. f. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.


8.5.2 Het in artikel 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. d. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


8.5.3 De onder artikel 8.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 8.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een bouwperceel waarop bebouwing, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, aanwezig is, ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het pand onevenredig wordt aangetast.

9.4 Ontheffing van de bouwregels

9.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 9.2.2 en 9.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind .q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald in artikel 9.2.2 onder d niet wordt overschreden.


9.3.3 De in artikel 9.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie; en
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.5.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming, in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gericht gebruik;
  2. b. het gebruik van de gronden voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide horeca-activiteit;
  3. c. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen, behoudens de toegestane bedrijfswoningen;
  7. g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

9.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

10.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een bouwperceel waarop bebouwing, opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, aanwezig is, ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het pand onevenredig wordt aangetast.

10.4 Ontheffing van de bouwregels

10.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 10.2.2 en 10.2.3 en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind .q. vergroot, mits het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast en mits de maximaal toegestane inhoudsmaat voor een bedrijfswoning zoals bepaald in artikel 10.2.2 onder d niet wordt overschreden.


10.3.2 De in artikel 10.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
    en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.5.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan
  3. c. de per perceel aangeduide maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen, behoudens de toegestane bedrijfswoningen;
  8. h. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  9. i. het houden van evenementen.

10.6 Ontheffing van de gebruiksregels

10.7 Aanlegvergunning

11.7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
  2. b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
  5. e. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.


11.7.2 Het in artikel 11.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning.
  4. d. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


11.7.3 De in artikel 11.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden.

Artikel 11 Maatschappelijk - Buitenplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten gebouwen op een buitenplaats waarop een cultuurhistorisch waardevol pand, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, aanwezig is ten einde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het pand onevenredig wordt aangetast.

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.4.1 In aanvulling op artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- en verwerken van producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een sexinrichting;
  4. d. bewoning van de vrijstaande bijgebouwen;
  5. e. het gebruik van een (gedeelte) van de woning of bijgebouw voor nevenactiviteiten;
  6. f. voor evenementen.


11.4.2 Onder strijdig gebruik met de bestemming genoemd in de artikelen 11.4.1 en 11.5.5 valt het gebruik van de gebouwen voor permanente bewoning; hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door één huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor bed & breakfast voorzieningen.

11.5 Ontheffing van de gebruiksregels

11.6 Aanlegvergunning

11.6.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. b. aanbrengen van verhardingen;
  3. c. het vellen of rooien van houtopstanden dan wel zodanig handelingen te verrichten die ernstige schade aan houtopstanden kunnen veroorzaken, met uitzondering van het vellen of rooien van houtopstanden in het kader van de op houtproductie gerichte bedrijfsvoering van de buitenplaats;
  4. d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  5. e. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  6. f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  7. g. het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van beplanting tot gevolg kunnen hebben.


11.6.2 Het in artikel 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud treffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning.


11.6.3 De onder artikel 11.6.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 12 Maatschappelijk - Militair Oefenterrein

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Ontheffing van de bouwregels

12.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 12.2.3 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt verhoogd tot 5 m wanneer dit noodzakelijk is voor het landsbelang.

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.4.1 In aanvulling op het bepaald in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting.

12.5 Ontheffing van de gebruiksregels

12.5.1 Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing van het bepaalde in artikel 12.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.3.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming, in ieder geval begrepen:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  3. c. lawaaisporten, behoudens lawaaisporten ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein';
  4. d. recreatie;
  5. e. publieksaantrekkende dagrecreatie.

13.4 Aanlegvergunning

13.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen en rooien van houtgewas;
  2. b. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 10 m² en wegen;
  3. c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en ophogen van gronden;
  4. d. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  5. e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  6. f. uitvoeren van andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
  7. g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  8. h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.


13.4.2 De onder artikel 13.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden zoals bedoeld in artikel 13.1.1 niet onevenredig aangetast worden.


13.4.3 Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  4. d. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


13.4.4 De onder artikel 13.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 13.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

14.3.1 In aanvulling op artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en (brand)gevaarlijke materialen;
  2. b. het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken voor andere doeleinden dan de per perceel aangeduide recreatieve voorzieningen;
  3. c. het gebruik van gronden en gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel gericht op de bestemming;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van een kampeerterrein, recreatiewoning, vakantiecentrum en/of een bungalowterrein maximaal 45 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van een kampeerboerderij en/of groepaccommodatie maximaal 7 aaneengesloten overnachtingen zijn toegestaan;
  7. g. het houden van evenementen.

14.4 Ontheffing van de gebruiksregels

14.5 Aanlegvergunning

14.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. a. het verwijderen, rooien en/of kappen van houtwallen en/of houtsingels en/of andere houtopstanden;
  2. b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
  5. e. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben.


14.5.2 Het in artikel 14.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning;
  4. d. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


14.5.3 De onder artikel 14.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 14.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.3.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  2. b. verkoop van motorbrandstoffen;
  3. c. het houden van evenementen;
  4. d. het inrichten van wegen voor een andere aanduiding 'specifieke vorm van verkeer' zoals omschreven in artikel 15.1.1.

15.4 Ontheffing van de gebruiksregels

15.5 Aanlegvergunning

15.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'waardevol landschapselement':

  1. a. het aanleggen, verbreden en verharden van (onverharde)wegen, (zand)paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen op of in de gronden met de bestemming “Verkeer” nader aangeduid als “onverharde weg”.
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transportleidingen, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. d. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardenbakken;
  5. e. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  6. f. het dempen van bermsloten.


15.5.2 Het in artikel 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale beheer en onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor ontheffing is verleend op basis van artikel 16.6 van deze regels;
  3. c. waarvoor op het tijdstip van het van kracht van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  4. d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan op basis van een verleende vergunning.

15.5.3 De onder artikel 15.5.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 15.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

15.5.4 De onder artikel 15.5.1 sub b bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, als beschreven in artikel 15.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

15.6 Ontheffing omzetting 'specifieke vorm van verkeer'

15.6.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15.1.1, voor het omzetten van de navolgende aanduidingen:

aanduiding omzetting in
'specifieke vorm van verkeer- hoofdverkeersweg' 'specifieke vorm van verkeer- interlokale wegen'
'specifieke vorm van verkeer- interlokale wegen' 'specifieke vorm van verkeer- hoofdverkeersweg'
'specifieke vorm van verkeer- ontsluitingswegen'
'specifieke vorm van verkeer- ontsluitingswegen' 'specifieke vorm van verkeer- interlokale wegen'
'specifieke van verkeer- onverharde en semi verharde wegen'
'specifieke vorm van verkeer- onverharde en semi verharde wegen' 'specifieke vorm van verkeer- ontsluitingswegen'

15.6.2 De in artikel 15.6.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend indien noodzakelijk vanuit verkeersdoeleinden, zoals verkeersveiligheid en ontsluiting.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Ontheffing van de bouwregels

17.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van:

  1. a. het bepaalde in artikel 17.2.1 onder d toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verkleind c.q. vergroot, mits het landelijk karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. het bepaalde in artikel 17.2.2 onder a toestaan algehele herbouw van een woning buiten de bestaande funderingen toe te staan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
    2. 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
    3. 3. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de directe omgeving aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
    4. 4. er wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.


17.3.2 De in artikel 17.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.4.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  2. b. het gebruik van een (gedeelte) van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten;
  3. c. het gebruik van een (gedeelte) van de woning of bijgebouw voor nevenactiviteiten;
  4. d. het gebruik van gronden als standplaats van kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  7. g. het gebruik van gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij het inpandige berging in ten tijde van het in ontwerp ter visie gelegde bestemmingsplan bestaande en vergunde gebouwen, van toercaravans, kampeerauto's, boten en vouwwagens betreft.


17.4.2 Onder strijdig gebruik met de bestemming genoemd in de artikelen 17.4.1 onder d, 17.5.4 en 17.5.5 valt het gebruik van de gebouwen en kampeermiddelen voor permanente bewoning; hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor bewoning door één huishouden langer dan 30 dagen aaneengesloten voor trekkershutten en bed & breakfast voorzieningen, vakantiewoningen/ -appartementen en groepsaccomodaties/kampeerboerderij en langer dan 60 dagen aaneengesloten voor kleinschalig kamperen/minicamping,

17.5 Ontheffing van de gebruiksregels

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

18.3.1 In aanvulling op het bepaalde in artikel 7.10 Wro, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, buiten het daartoe met een aanduiding 'opslag' aangeduide terrein;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  4. d. het gebruik van gronden als standplaats van kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van gebouwen en bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij het inpandige berging in bestaande gebouwen van toercaravans, kampeerauto's, boten en vouwwagens betreft.

18.4 Ontheffing van de gebruiksregels

18.4.1 Burgemeester en wethouders verlenen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing van het bepaalde in artikel 18.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 19 Leiding - Brandstof

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.2.1 In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

19.3 Ontheffing van de bouwregels

19.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 19.2.1 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

19.4 Aanlegvergunning

19.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
  2. b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  3. c. het indrijven van voorwerpen;
  4. d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.


19.4.2 Het in artikel 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.


19.4.3 De in artikel 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.


19.4.4 Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

20.2.1 In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

20.3 Ontheffing van de bouwregels

20.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 20.2.1 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

20.4 Aanlegvergunning

20.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  2. b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. c. het verrichten van grondroeractiviteitenanders dan normaal spit- en ploegwerk;
  4. d. het diepploegen;
  5. e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  7. g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  8. h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  9. i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair

20.4.2 Het in artikel 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.


20.4.3 De in artikel 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.


20.4.4 Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningverbinding

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.2.1 In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, waaronder tevens zijn begrepen hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van:

  1. a. 60 meter voor de 380 kV hoogspanningslijn Geertruidenberg - Eindhoven;
  2. b. 30 meter voor de 150 kV hoogspanningslijn Best - Tilburg Noord.

21.3 Ontheffing van de bouwregels

21.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 21.2.1 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van de regels worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

21.4 Aanlegvergunning

21.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van opgaande beplantingen.


21.4.2 De in artikel 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.


21.4.3 Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de leiding.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.2.1 In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

22.3 Ontheffing van de bouwregels

22.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 22.2.1 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze ontheffing worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

22.4 Aanlegvergunning

22.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
  2. b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  3. c. het indrijven van voorwerpen;
  4. d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  5. e. het vellen of rooien van houtgewas;
  6. f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

22.4.2 Het in artikel 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.


22.4.3 De in artikel 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.


22.4.4 Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

Artikel 23 Leiding - Sabic

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.2.1 In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

23.3 Ontheffing van de bouwregels

23.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 23.2.1 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze ontheffing worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

Het vermelde advies betreft mede de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

23.4 Aanlegvergunning

23.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  2. b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. c. het verrichten van grondroeractiviteiten anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  4. d. het diepploegen;
  5. e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  7. g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  8. h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  9. i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.


23.4.2 Het in artikel 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.


23.4.3 De in artikel 23.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.


23.4.4 Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

Het vermelde advies betreft mede de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Bouwregels

24.2.1 In afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk van deze regels mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

24.3 Ontheffing van de bouwregels

24.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 24.2.1 en toestaan dat bouwwerken overeenkomstig dit hoofdstuk van deze ontheffing worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

24.4 Aanlegvergunning

24.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
  2. b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  3. c. het indrijven van voorwerpen;
  4. d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.


24.4.2 Het in artikel 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.


24.4.3 De in artikel 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.

24.4.4 De in artikel 24.4.1 genoemde vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de ondergrondse leiding.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

25.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van het bouwen binnen een bouwvlak.

25.3 Ontheffing van de bouwregels

25.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 25.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

25.4 Aanlegvergunning

25.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van de gronden vanaf 0,50 m;
  2. b. het ophogen van gronden;
  3. c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  4. d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  5. e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  6. f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  7. g. het omzetten van gras-of akkerland in een teelt waarbij de grond wordt afgevoerd, waarvan uitgezonderd boomteelt met een maximale bewerkingsdiepte van 0,50 meter;
  8. h. op de gronden waar artikel 34.5. van toepassing is geldt een maximale bewerkingsdiepte als bedoeld in sub a en sub g van dit lid van 0,40 meter.


25.4.2 Het in artikel 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,40 m worden geroerd;
  2. b. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. c. waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is;
  4. d. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.


25.4.3 De in artikel 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

25.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  1. a. het toevoegen van de bestemming Archeologisch waardevol gebied, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  2. b. het verwijderen van de bestemming Archeologisch waardevol gebied, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

25.6 Advies

25.6.1 Een ontheffing als bedoeld in artikel 25.3.1, een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 dan wel een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 25.5.1 wordt slechts verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de regio-archeoloog.

Artikel 26 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.2 Bouwregels

26.3 Aanlegvergunning

26.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  2. b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het vellen en rooien van houtgewas;
  4. d. het aanbrengen van hoog opschietende beplanting.


26.3.2 Het in artikel 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. b. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. c. met uitzondering voor het vellen van bomen die onder de Boswet vallen


26.3.3 De in artikel 26.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. Alvorens vergunning wordt verleend wordt advies gevraagd bij de gemeentelijke monumentencommissie.

26.3.4 De onder artikel 26.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden, als beschreven in artikel 26.1 en artikel 38.1 (toetsingscriteria aanlegvergunningen), niet onevenredig worden aangetast.

26.4 Sloopvergunning

26.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een sloopvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 26.1.1 bedoelde gronden te slopen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.

26.4.2 Geen sloopvergunning is vereist voor:

  1. a. het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  2. b. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. c. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke bouwvergunning.

Artikel 27 Waarde - Ecologie

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.2 Bouwregels

27.2.1 In afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

27.2.2 Gebouwen mogen niet worden gebouwd;

27.2.3 De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;

27.2.4 Het bepaalde in 27.2.1, 27.2.2 en 27.2.3 geldt niet voor het bouwen binnen een bouwvlak.

27.3 Ontheffing van de bouwregels

27.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 27.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits het behoud en de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone niet in het gedrang komt.

27.4 Aanlegvergunning

27.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;


27.4.2 Het in artikel 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan reeds aanlegvergunning is verleend;
  3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.


27.4.3 De in artikel 27.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van het gebied als ecologische verbindingszone en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Waarde - Natte Natuurparel

28.1 Bestemmingsomschrijving

28.2 Bouwregels

28.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van extensief recreatieve voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

Bij toename van het verhard oppervlakm is "hydrologisch neutraal bouwen" het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde oppervlak . 250 m2 is een advies van de waterbeheerder vereist.

28.5.2 Het bepaalde in 28.2.1 geldt niet voor het bouwen binnen een bouwvlak.

28.3 Ontheffing van de bouwregels

28.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 28.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen sprake is van ondergronds bouwen en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden die de Natte natuurparel moet beschermen.

Alvorens ontheffing wordt verleend dient advies gevraagd te worden aan de waterbeheerder.

28.4 Aanlegvergunning

28.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ontgronden, vergraven en afgraven van de gronden;
  2. b. het ophogen van gronden;
  3. c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  4. d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  5. e. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;
  6. f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.


28.4.2 Het in artikel 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. oppervlaktes kleinder dan 100 m2;
  2. b. welke het normale onderhoud betreffen;
  3. c. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  4. d. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.


28.4.3 De in artikel 28.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 28.1.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

Alvorens een aanlegvergunning wordt verleend dient advies gevraagd te worden aan de waterbeheerder.

Artikel 29 Waarde - Natura 2000

29.1 Bestemmingsomschrijving

29.2 Bouwregels

29.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

29.3 Ontheffing van de bouwregels

29.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 29.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen sprake is van (significant) nadelige effecten op de belangen die door de aanwijzing van het Natura-2000 gebied worden beschermd en vergunning is verkregen op basis van de Natuurbeschermingswet.

29.4 Aanlegvergunning

29.4.1 Voor zover ingevolge de bestemmingen waarmee deze bestemming samenvalt, een aanlegvergunning kan worden afgegeven dient bij de verlening van deze vergunning tevens het volgende criterium in acht te worden genomen:

  1. a. de werken/werkzaamheden mogen geen (significant) nadelige effecten te hebben op de belangen die door de aanwijzing van het Natura-2000 gebied worden beschermd en vergunning is verkregen op basis van de Natuurbeschermingswet.

Artikel 30 Waterstaat - Inundatiegebied

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.2 Bouwregels

30.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de opvang van water, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

30.2.2 Het bepaalde in 30.2.1 geldt niet voor bouwen binnen een bouwvlak.

30.3 Ontheffing van de bouwregels

30.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 30.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van de gronden. Voor de verlening van deze ontheffing wordt advies ingewonnen bij Waterschap De Dommel. Indien sprake is van ondergronds bouwen dient voor het verlenen van deze ontheffing van het Waterschap De Dommel een positief advies te zijn verkregen.

30.4 Aanlegvergunning

30.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ophogen van gronden;
  2. b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage als dit een aantasting van het waterbergend vermogen van de gronden tot gevolg heeft.


30.4.2 Het in artikel 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke het normale onderhoud betreffen;
  2. b. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. c. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwen zijn toegestaan.


30.4.3 De in artikel 30.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 30.1.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

Artikel 31 Waterstaat - Waterbergingsgebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

31.2 Bouwregels

31.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de opvang van water, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

31.2.2 Het bepaalde in 31.2.1 geldt niet voor bouwen binnen een bouwvlak.

31.3 Ontheffing van de bouwregels

31.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 31.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van de gronden. Voor de verlening van deze ontheffing wordt advies ingewonnen bij Waterschap De Dommel. Indien sprake is van ondergronds bouwen dient voor het verlenen van deze ontheffing van het Waterschap De Dommel een positief advies te zijn verkregen.

31.4 Aanlegvergunning

31.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het ophogen van gronden;
  2. b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage als dit een aantasting van het waterbergend vermogen van de gronden tot gevolg heeft.


31.4.2 Het in artikel 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke het normale onderhoud betreffen;
  2. b. die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. c. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak waar gebouwenzijn toegestaan.


31.4.3 De in artikel 31.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 31.1.1 genoemde waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

32.2 Bouwregels

32.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 meter. 32.2.2 Het bepaalde in 32.2.1 geldt niet voor bouwen binnen een bouwvlak.

32.3 Ontheffing van de bouwregels

32.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 37, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 32.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering. Voor de verlening van deze ontheffing wordt advies ingewonnen bij Waterschap De Dommel. Indien sprake is van ondergronds bouwen dient voor het verlenen van deze ontheffing van het Waterschap De Dommel een positief advies te zijn verkregen.

32.4 Aanlegvergunning

32.4.1 Het is verboden om op de voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders:

  1. a. het afgraven of ophogen van gronden;
  2. b. het egaliseren van gronden;
  3. c. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  4. d. het vellen, rooien van bomen en andere houtopstanden;
  5. e. aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.

32.4.2 Het in 32.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  2. b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is verleend;
  3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerking treding van dit plan;

32.4.3 De in 32.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  1. a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  2. b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van de waterstaat en/of de waterkering en de beheerder van de waterkering daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 33 Algemene Bouwregels

33.1 Omschrijving

33.1.1 Ten behoeve van de bescherming van de veiligheid van nieuw op te richten gevoelige bebouwing rondom (vaar)wegen en tevens ter bescherming van de geluidszone rondom wegen.

33.2 Bebouwingsvrije zone voor wegen

33.2.1 Voor de bebouwing van de langs hierna genoemde wegen gelegen gronden moeten in ieder geval de volgende afstanden in acht worden genomen:

  1. a. hoofdverkeersweg: 100 m uit de as van de dichtst bij gelegen rijbaan;
  2. b. interlokale wegen: 30 m uit de as van de rijbaan;
  3. c. ontsluitingswegen: 15 m uit de as van de rijbaan;
  4. d. onverharde en semi-verharde wegen: 10 m uit de as van de rijbaan.


33.2.2 Bij wegen met twee hoofdverkeersbanen wordt de afstand voor bebouwing gemeten vanuit de lijn lopende op gelijke afstand van de assen van beide verkeersbanen.

33.2.3 Bij aansluiting van wegen moeten uitzichthoeken worden vrijgehouden van bebouwing.

33.3 Bebouwingsvrije zone voor vaarwegen

33.3.1 Voor de bebouwing langs het kanaal moet in ieder geval een afstand van 20 m in acht worden genomen.

33.4 Specifieke gebruiksregels

33.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 33.2.1, mits de verkeersveiligheid blijft gewaarborgd en het geen geluidsgevoelige objecten betreft in het kader van de Wet geluidhinder;

33.4.2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 33.3.1, mits de veiligheid voor het vaarverkeer blijft gewaarborgd. Dienaangaande vragen burgemeester en wethouders advies aan Rijkswaterstaat.

Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels

34.1 Luchtvaartverkeerzone

34.2 Archeologische waarden

34.3 Veiligheidszone - leiding Sabic

34.4 Veiligheidszone - LPG

34.5 Veiligheidszone - munitie

34.6 Cultuurhistorie

Artikel 35 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, tenzij in de bestemming reeds een ontheffingsmogelijkheid voor de maatvoering is opgenomen;
  2. b. de bestemmingsplanbepalingen voor het bouwen binnen 5 meter van of in de zijdelingse perceelsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  6. f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  7. g. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat op gronden met de bestemming "agrarisch", "agrarisch met waarden -landschap" en "agrarisch met waarden -natuur en landschap" jaarlijks maximaal 4 evenementen mogen plaatsvinden van maximaal 3 aaneengesloten dagen, mits:
    1. 1. de belangen van omwonenden of omliggende bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
    2. 2. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid;
    3. 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van waarden.

Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is resp. indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

36.1 Wijzigingsbevoegdheid naar Natuur en/of Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming als bedoeld in artikel 3, 4, 5, 8 en 14 ter plaatse van de aanduiding 'robuuste ecologische verbinding' ten behoeve van beekherstel en herstel natte natuurparels, waterberging, ecologische verbindingszones, waterzuiveringsgebieden te wijzigen in de bestemming Natuur of de bestemming Water indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven en van in de omgeving aanwezige functies;
  2. b. de ontwikkeling van deze natuurgebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  3. c. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein in te richten als natuurgebied;
  4. d. bodemonderzoek dient aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor natuurontwikkeling
  5. e. er wordt geen afbreuk gedaan aan, of er vindt geen aantasting plaats van, in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden.

Artikel 37 Algemene Procedureregels

37.1 Procedure bij ontheffing

Indien Burgemeester en Wethouders een ontheffing als bedoeld in deze regels willen verlenen, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen;

  1. a. het ontwerp-besluit tot het verlenen van ontheffing ligt gedurende tenminste vier weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage;
  2. b. Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  4. d. Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die bedenkingen hebben ingediend, de beslissing daarover mede.

Artikel 38 Overige Regels

38.1 Toetsingscriteria aanlegvergunningen

De hierna volgende bepalingen zijn van belang voor de aanlegvergunningvereisten die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen.

Artikel 39 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 artikel 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 40 Sloopvergunning

40.1 Sloopvergunningplichtige activiteiten

40.1.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een pand te slopen opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

40.2 Uitzondering plicht sloopvergunning

40.2.1 Het in artikel 40.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. a. welke het normale onderhoud betreffen;
  2. b. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan reeds sloopvergunning is verleend;
  3. c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.


40.2.2 De in artikel 40.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. a. de instandhouding van het pand geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het pand en de omgeving en/of;
  2. b. het pand niet meer beschikt over de eigenschappen die het pand de cultuurhistorische waarden verschafte;


40.2.3 alvorens een besluit wordt genomen omtrent het verlenen van de vergunning wordt advies gevraagd bij de gemeentelijke monumentencommissie.

Artikel 41 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken

42.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

42.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 42.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 40.1.1 met maximaal 10%.

42.1.3 Artikel 42.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik

42.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

42.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 42.1.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

42.1.3 Indien het gebruik, bedoeld in artikel 42.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

42.2.4 Artikel 42.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregels

43.1.1 Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010".

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 september 2009.

43.1.2 Deze regels, voor zover groen gemarkeerd, worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010, bestuurlijke lus".

Aldus gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van PM

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………