KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Aard En Omvang Van Het Plan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal/regionaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek Planeffecten
4.1 Bodem
4.2 Water
4.3 Archeologie
4.4 Geur
4.5 Natuur En Soorten
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.10 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Omgeving
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Vaststelling
7.3 Beroep

Koestraat 31

Bestemmingsplan - Gemeente Oirschot

Vastgesteld op 15-11-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Koestraat 31 met identificatienummer NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST van de gemeente Oirschot;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 Verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 Aan-huis-verbonden bedrijf

bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 (op basis van VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering) , dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.7 Afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waarin, uit het oogpunt van mantelzorg, één of meer personen zijn ondergebracht;

1.8 Archeologische waarden

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.9 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 Bebouwingspercentage

een in de regels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.11 Bed and breakfast

een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning of in een bij de woning horend bijgebouw, en ondergeschikt is aan de woonfunctie;

1.12 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 Bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 Begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen;

1.15 Beschermd dorpsgezicht

het gebied als bedoeld in het register van beschermde dorpsgezichten, aangewezen bij beschikking van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening no. 139.680, d.d. 3 oktober 1967;

1.16 Bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.17 Bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bijbehorend bouwwerk;

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 Bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.21 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 Bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 Carport

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot de vergroting van het woongenot van het gebouw en dat minimaal aan twee zijden open is, met uitzondering van een carport welke wordt gebouwd tegen een gebouw op het belendende perceel;

1.26 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.27 Dak

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk;

1.28 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, niet zijnde motorbrandstoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 Eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 Functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.31 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 Hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.33 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.34 Kapvorm

de vorm van de dakconstructie, waarbij de volgende kapvormen worden weergegeven door onderstaande plaatjes:

1.35 Maaiveld

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;

1.36 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.37 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals waterlopen, retentievoorzieningen, bergbezinkbassins e.d.;

1.39 Werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.40 Woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.41 Wooneenheid

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

gevellijn:

te meten vanaf de naar de weg gekeerde zijde van de aangeduide lijn.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  2. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. ter plaatse van de aanduigingen 'overige zone - beschermd doprsgezicht' en 'overige zone - historisch stedenbouwkundig waardevol gebied' tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied voorkomende cultuurhistorische waarden.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats;
  2. b. de afmetingen; en/ of
  3. c. de kapvorm en/ of de dakhelling;

van bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de verbeelding aangeduide rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Sloopregeling beeldbepalende panden en gemeentelijke monumenten

3.6 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

5.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

5.2 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het in 5.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

5.3 Overige zone - beschermd dorpsgezicht

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beschermd dorpsgezicht' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in het aanwijzingsbesluit van oktober 1967 aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied.

5.4 Overige zone - historisch stedenbouwkundig waardevol gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - historisch stedenbouwkundig waardevol gebied' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

Een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden verleend voor het afwijken van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen en anders dan genoemd onder lid a en b, en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

7.1 Plaats bestemmingsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 8.1, sub a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder lid 8.1, sub a met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Koestraat 31 van de gemeente Oirschot.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Oirschot.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Oirschot wil medewerking verlenen aan de mogelijkheid om ter plaatse van de Koestraat zeven aaneengesloten woningen te realiseren. Nu zijn er zes woningen gelegen. Het bestemmingsplan maakt een extra woning ter plaatse niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST_0001.png"

Figuur 1.1: Uitsnede plankaart Centrum Oirschot

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST_0002.png"

Figuur 1.2: Weergave locatie nieuwe woning

1.2 Ligging En Begrenzing

De beoogde extra woning wordt toegevoegd op de grens van de Koestraat en de Kloosterstraat. Het perceel is nu in gebruik als privé parkeerterrein. De wens is om verdichting te realiseren op deze plek, middels verlenging van de bestaande rijwoningen met een woning.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Op de locatie vigeert het bestemmingsplan Centrum Oirschot, dat is vastgesteld op 30 september 2008. In dit bestemmingsplan heeft de hele locatie de bestemming Wonen, het aantal woningen is vastgelegd binnen dit bestemmingsplan. Het aantal woningen dat ten tijde van tervisielegging van het plan gebouwd was is toegestaan. Nu bestaat de wens een extra woning te bouwen op het hoekperceel van de Koestraat en de Kloosterstraat. Dit perceel heeft al wel de bestemming Wonen, maar een extra woning is niet toegestaan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Aard En Omvang Van Het Plan

De Koestraat is gelegen in het centrum van Oirschot. Aan deze smalle straat is een gevarieerd bebouwingsbeeld te zien. De straat kent een compacte stedelijke uitstraling. De woningen liggen dicht tegen de straat aan en er is beperkte ruimte tussen de woningen. Het perceel waar de nieuwe woning gerealiseerd moet worden, ligt in het verlengde van een enkele rij woningen. Het blok met rijwoningen eindigt met een perceel dat in gebruik is als privé parkeerterrein. Deze grond is beoogd voor de realisatie van een nieuwe woning. Het hele gebied tussen de Kloosterstraat en de markt en de parkeerplaats aan het Princéehof is een herontwikkelingslocatie. Een deel van dit project is reeds gerealiseerd, een deel moet nog gerealiseerd worden. Verdichting aan de Koestraat past in het algemene beeld van inbreiding in de kern van Oirschot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST_0003.png"

Figuur 2.1: Zijaanzicht locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST_0004.png"

Figuur 2.2: Vooraanzicht locatie

Het plan is gelegen op een inbreidingslocatie in de kern Oirschot.

Bij het ontwerp van het plan is met de volgende zaken rekening gehouden:

  • de nieuwe woning sluit aan op de bestaande bebouwing in de Koestraat;
  • de voorgevel moet in lijn met de voorgevels van de reeds bestaande woningen worden gebouwd;
  • de woning is gesitueerd richting Koestraat. De zijde aan de Kloosterstraat is een zijkant en wordt ook als zodanig vorm gegeven;
  • de toekomstige ontwikkeling dient qua sfeer, aard en schaal aan te sluiten bij de bestaande woonomgeving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal/regionaal Beleid

3.1.1 Verordening Ruimte

Kader

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening Ruimte is op 1 maart 2011 in werking getreden en voor het laatst gewijzigd in 2014. De nieuwe versie is per 15 juli 2015 in werking getreden.

Een relevant uitgangspunt van de Verordening Ruimte is dat getracht moet worden zo veel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen, dan wel in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Met bestaand stedelijk gebied wordt reeds bestaande bebouwing bedoeld, maar ook bijvoorbeeld inbreidingslocaties. Zoekgebieden zijn die gebieden waar, indien er toch uitbreiding noodzakelijk is, uitbreiding als verantwoord wordt beschouwd.

Oirschot verwacht de periode 2014-2020 nog een groei van 560 woningen te moeten realiseren. Deze verwachting komt voort uit de bevolkingsgroeiprognoses, zoals deze regionaal zijn vastgelegd. Over het aantal te realiseren woningen zijn afspraken gemaakt in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) voor de regio Zuidoost-Brabant, waar de gemeente Oirschot onderdeel van uit maakt. Deze plannen zijn vervat in het woningbouwprogramma van de gemeente Oirschot voor de periode 2013-2020.

Het plan aan de Koestraat geeft invulling aan de wens voor inbreiding in het stedelijk gebied.

Voor de ontwikkeling van deze locatie hoeft niet naar de ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling gekeken te worden, omdat er geen sprake is van een planmatige uitbreiding (minder dan zes woningen). Dat is ook niet nodig, omdat bij dergelijke kleine projecten sprake is van een behoefte, deze projecten worden immers op individueel verzoek, dus op basis van behoefte geïnitieerd. Daarmee is het doorlopen van de eerste trede van de ladder niet langer noodzakelijk. De tweede trede van de ladder geeft aan dat er bij voorkeur in bestaand stedelijk gebied ontwikkeld moet worden. Het plangebied Koestraat ligt in bestaand stedelijk gebied (zie afbeelding 3.1). Het betreft hier een herontwikkelingslocatie. De locatie is eerder altijd in gebruik geweest voor stedelijke doeleinden, in de vorm van aan wonen gelieerde functies.

Geconcludeerd kan worden dat in lijn met de ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling de ontwikkeling passend is op deze locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST_0006.png"

Figuur 3.1: Uitsnede plankaart Verordening Ruimte provincie Noord-Brabant met globale duiding van het plangebied bij de zwarte pijl.

Conclusie

Het plangebied kent reeds een stedelijke vorm van gebruik en is ook als zodanig aangeduid binnen de Verordening Ruimte. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciale beleid.

3.2 Gemeentelijk Beleid

3.2.1 Algemeen

In deze paragraaf is het beleid van de gemeente Oirschot en de relatie tot het voorgenomen plan weergegeven. Er zijn drie relevante beleidsstukken weergegeven.

3.2.2 Woonvisie 2009-2013

De gemeente heeft ten aanzien van woningbouw twee relevante beleidsvisies. Het woningbouwprogramma wordt bepaald in de woonvisie 2009-2013.

Hierin staat de volgende missie omschreven: “De gemeente Oirschot wil bouwen aan een leefomgeving waar alle inwoners van Oirschot kunnen wonen, met een gevarieerd woningaanbod, passend bij de gewenste sociale en demografische opbouw van de samenleving, waar nodig met respect voor en afgestemd op de fysieke omgeving en rekening houdend met historische en culturele waarden en identiteit van de vier kernen.”

Deze missie is vertaald naar de volgende beleidsdoelen:

  • evenwicht brengen in woningvraag en -aanbod;
  • adequaat huisvesten van de verschillende doelgroepen;
  • starters en senioren vormen de belangrijkste doelgroepen;
  • versterken van het goede woon- en leefklimaat;
  • leefbaarheid en vitaliteit van de kernen zoveel mogelijk behouden en versterken;

Inbreiding in bestaande kernen draagt bij aan de versterking van een goed woon- en leefklimaat en de leefbaarheid en vitaliteit van de kernen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek Planeffecten

Het plangebied is gelegen in de bebouwde kom van Oirschot. Er is hier sprake van een inbreidingslocatie. De locatie is op diverse milieu-effecten beschouwd. De resultaten van deze beschouwing zijn hieronder weergegeven.

4.1 Bodem

4.1.1 Historisch vooronderzoek

Er is geen aanleiding om aan te nemen dat er verontreiniging op de locatie aanwezig is. De locatie heeft al de bestemming Wonen met daarop een bouwvlak en is al jaren in gebruik als tuin/zij-erf. Echter omdat het aantal woningen dat ten tijde van de tervisielegging aanwezig was is vastgelegd, is een extra woning aan de Koestraat planologisch niet mogelijk. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de locatie vervuild is. De locatie is volledig verhard met klinkerverharding. Er wordt vooralsnog geen historisch bodemonderzoek uitgevoerd, omdat de functie en het gebruik van de locatie al in overeenstemming zijn met het toekomstige gebruik.

4.1.2 Conclusie

Vanuit bodem zijn er geen belemmeringen voor het plan.

4.2 Water

4.2.1 Beleidsuitgangspunten waterschap

De locatie is gesitueerd in stroomgebied de Beerze van waterschap De Dommel. Binnen en in de directe omgeving van de locatie zijn geen oppervlaktewateren gelegen. Het Wilhelminakanaal ligt op enige afstand.

In het Waterbeheerplan 2010-2015 “Krachtig water” zijn de doelen van het waterschap opgenomen en is aangegeven hoe het waterschap deze wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. De doelen en inspanningen zijn gericht op de volgende thema's:

  • droge voeten;
  • voldoende water;
  • natuurlijk water;
  • schoon water;
  • schone waterbodem;
  • mooi water.

Met als basis het Waterbeheerplan heeft het waterschap de Handreiking Watertoets d.d. februari 2015 opgesteld. Daarin zijn de uitgangspunten benoemd voor het invullen van de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten.

Conform de Handreiking geldt voor de afvoer van hemelwater het uitgangspunt 'hydrologisch neutraal ontwikkelen'. Dit houdt in dat het hemelwater dat op daken en verhardingen valt, niet versneld mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor behandeling van dit water geldt de waterkwantiteitstrits, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 5 het minst wenselijk is:

  1. 1. hergebruik;
  2. 2. vasthouden / infiltreren;
  3. 3. bergen;
  4. 4. afvoeren naar oppervlaktewater;
  5. 5. afvoeren naar de riolering.

De initiatiefnemer dient de trits te doorlopen en te beargumenteren voor welke optie wordt gekozen. 'Vasthouden' betekent infiltratie in de bodem. Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is afvoer naar een oppervlaktewater / riolering mogelijk. In dit geval kan een compenserende berging noodzakelijk zijn. Bij een compenserende berging kan worden gedacht aan een vijver, een infiltratievoorziening of buffersloot met een geknepen afvoer naar een watergang. Gemeenten stellen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid eisen aan de afvoer van hemelwater.

Bij de inrichting, bouwen en beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de waterkwaliteitstrits, 1. schoonhouden 2. scheiden 3. zuiveren, dienen de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoonhouden) te worden onderzocht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan zorgvuldige materiaalkeuze (pakket duurzaam bouwen), geen blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan hemelwater en een verantwoord beheer van de openbare ruimte (weg- en groenbeheer).

Vanaf 1 maart 2015 geldt een nieuwe bergingsnorm voor de toename aan verhard oppervlak conform de bepalingen uit de Keur 2015.

Keur: Artikel 3.6 Verbod afvoer door verhard oppervlak. Het is verboden zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen.

Algemene regels: Art. 15 Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de Keur, voor het afvoeren van hemelwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

  • Het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m2 is, of;
  • De toename van verhard oppervlak maximaal 2.000 m2 is, of;
  • De toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak.
  • De toename van verhard oppervlak tussen 2.000 m2 en 10.000 m2 is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale compensatie conform de rekenregel: Benodigde compensatie (in m3) = Toename verhard oppervlak (in m2) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m).

De locatie van de Koestraat is al volledig verhard. Er is dus geen sprake van een toename van verharding het is zelfs zeer goed denkbaar dat in de toekomstige situatie de verharding afneemt, doordat een deel van het perceel ingericht zal worden als tuin. Voor de afvoer van hemelwater wordt gekozen voor het afwateren op het bestaande systeem in de Koestraat.

Volgens de Verordening Water Noord-Brabant 2009 ligt het plangebied niet binnen een natte natuurparel, beschermingszone waterhuishouding of attentiegebied natte natuurparel. Ook ligt het gebied niet binnen een Keurbeschermings- of –attentiegebied. Daarnaast ligt het gebied volgens de Provinciale Milieu Verordening Noord-Brabant 2010 niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied ten behoeve van een drinkwaterwinning. Vanuit de watergerelateerde beschermingsgebieden zijn dus geen belemmeringen aanwezig voor de ontwikkeling van het gebied.

4.2.2 Conclusie

Doordat er sprake is van een netto afname van het verhard oppervlak kan worden gesteld dat voldaan wordt aan de eisen.

4.3 Archeologie

4.3.1 Beschrijving resultaten

Op basis van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Oirschot heeft het gebied een archeologische hoge verwachting. Dit blijkt uit de uitsnede uit de betreffende kaart. De kleur rood representeert een archeologische waardevol gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0823.BPOIKoestraat31-VAST_0007.png"

Figuur 4.1: Uitsnede archeologische verwachtingswaardekaart

4.3.2 Advies

De locatie is al geruime tijd in gebruik als parkeerplaats bij de bestaande woning en als tuin. De functie van de betreffende locatie is wonen. Het bestemmingsplan Centrum Oirschot laat gebruik van het gehele perceel wonen en woonbebouwing toe, enkel de toevoeging van een extra wooneenheid is niet toegestaan. Door het huidige gebruik hebben reeds bodemverstorende activiteiten plaatsgehad. Het is om die reden niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren.

Mochten tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische waarden worden aangetroffen dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

Melding van archeologische waarden dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden bij de minister. Met betrekking tot deze aanbevelingen dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag in kwestie, de gemeente Oirschot.

4.4 Geur

Het plangebied is gelegen in een woonwijk. Er zijn geen geurhinder veroorzakende bedrijven in de nabijheid van het plangebied gelegen. Geur is dan ook geen aandachtspunt binnen het plan.

4.5 Natuur En Soorten

De locatie is gelegen in de Koestraat in het stedelijk gebied van Oirschot. Er is reeds de mogelijkheid om te bouwen op de locatie, maar de toevoeging van een extra wooneenheid is niet toegestaan. De locatie is volledig verhard en daarmee niet geschikt als verblijf of foerageerplek voor beschermde soorten. Er zijn op de locatie geen beschermde soorten aanwezig.

4.5.1 Gebiedsbescherming

Naast soortenbescherming is ook gekeken naar gebiedsbescherming.

Ter inventarisatie van de geografische ligging van Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten is gebruik gemaakt van de website van het ministerie van EZ. Ruimtelijkeplannen.nl levert op basis van de Verordening Ruimte informatie over de ligging en begrenzing van Nationaal Natuur Netwerk (NNN) en POG.

Het plangebied ligt niet binnen NNN/POG-gebieden. Een externe werking van effecten van de voorgenomen werkzaamheden op nabijgelegen gebieden die onderdeel zijn van EHS en/of POG, zijn gezien de afstand en de aard van de ontwikkeling uit te sluiten. Vanuit dit oogpunt zijn er vanuit het provinciaal beleid geen belemmeringen en geen noodzaak voor een nadere procedure in de vorm van een “nee, tenzij-toets”.

Het plangebied is geen onderdeel van een Natura 2000-gebied of een beschermd natuurmonument. Op basis van de website van het ministerie van EZ, blijkt dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Kampina & Oisterwijkse Vennen) zich bevindt op een afstand van circa 5,1 km ten opzichte van het plangebied.

Gelet op de aard van de geplande ingreep in het plangebied, kunnen negatieve effecten op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden op voorhand worden uitgesloten. Nadere effectbepaling tot de noodzaak van vergunningsplicht van de Natuurbeschermingswet 1998 is niet noodzakelijk.

Aangezien geen houtopstanden groter dan 1000m² of bomenrijen van meer dan 20 bomen gekapt worden, is de Boswet niet van toepassing.

4.5.2 Aanbevelingen

Er zijn geen belemmeringen vanuit natuur- en soortenbescherming voor de realisatie van een extra woning aan de Koestraat

4.6 Geluid

Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van 30 km/u wegen. Voor een 30 km/u weg hoeft geen aanvullend akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Derhalve is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.7 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

Onderhavig plan is van dermate kleine omvang dat het valt onder het NIBM besluit.

4.8 Externe Veiligheid

Er liggen geen kabels of leidingen met een risicocontour binnen het plangebied.

4.9 Bedrijven En Milieuzonering

Er zijn geen bedrijven in de nabijheid van het plangebied gelegen, die mogelijk invloed hebben op de kwaliteit van de woonomgeving.

4.10 Verkeer En Parkeren

Het plan is georiënteerd op de Koestraat. De parkeerbehoefte van de ontwikkeling zal op eigen terrein worden opgevangen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

In deze paragraaf is uiteengezet op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald in de regels. Het doel van dit bestemmingsplan is een regeling te bieden voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling in het plangebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

5.1.1 Verbeelding

De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. De opgenomen verklaring is niet juridisch bindend en is op de verbeelding opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).

.

5.2 Planregels

De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezig en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels.

De regels zijn opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012) en onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

5.2.1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 van de regels komen de regels aan de orde die moeten worden uitgelegd om de volgende regels op de juiste wijze te kunnen interpreteren.

Begrippen

In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

In dit artikel is een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.

5.2.2 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning activiteit bouw. De mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen ten aanzien van een specifieke regel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik.

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen en tevens voor aan-huis-verbonden beroepen. Tevens zijn de gronden bestemd voor bij de woning behorende bijbehorende bouwwerken en carports, tuinen en erven en overige bouwwerken.

5.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregelingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een verbod opgenomen om de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Via de zogenaamde 'toverformule' is ontheffing van het genoemde verbod mogelijk, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om op ondergeschikte punten af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een mogelijkheid om af te wijken van de bestemmingsgrens. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk van de regels is het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Omgeving

Omwonenden zijn geïnformeerd over het initiatief, dit heeft niet gestuit op bezwaren vanuit de omgeving.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De gemeente Oirschot is bereid mee te werken aan de realisatie van de woning. De hieraan verbonden kosten komen in beginsel voor rekening van de verzoeker. Vanwege de eerder met verzoeker gemaakte afspraken inzake de verplaatsing van het ter plaatse gevestigde bedrijf draagt in dit specifieke geval de gemeente deze kosten.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro is het ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan waterschap de Dommel. Het waterschap heeft in het kader van het wettelijk vooroverleg geen opmerkingen over het plan.

7.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Koestraat 31 heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen van 9 juni 2016 tot en met 20 juli 2016. ln die periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Binnen 12 weken na de termijnen van ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Oirschot het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  1. 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  2. 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur- wijzigingen aangebracht.

7.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Koestraat 31 kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen de aangebrachte wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Koestraat 31.